Statenvoorstel nr. PS/2007/55 Rechtspositie Statenleden, Gedeputeerden en Cornrnissieleden 2007
Jaargang
Datum
Ons kenmerk
Inlichtingen bij
2007-9
23 januari 2007
2006/0019050
mevrouw F. Plekenpol, telefoon 038 499 89 07
Aan Provincial Staten
Qnderwerp Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007. Bijlagen
I.
Ontwerpbesluit nr. PS/2007/55 (bijgevoegd).
II.
Modelverordening rechtpositie gedeputeerde, Statenleden en commissieleden (IPO-voorstel) (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder bovengenoemd PS-kenmerk en op aanvraag te verkrijgen via telefoon 038 499 89 07). III. Overzicht wijzigingen Modelverordening rechtspositie, IPO-voorstel; vergelijking oude en nieuwe modelverordening (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder bovengenoemd PS-kenmerk en op aanvraag te verkrijgen via telefoon 038 499 89 07). IV. Notitie modelverordening; brief d.d. 21 augustus 2006 (bij IPO-voorstel) (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder bovengenoemd PS-kenmerk en op aanvraag te verkrijgen via telefoon 038 499 89 07). V. Brief d.d. 8 januari 2007 van het IPO aan het College van Gedeputeerde Staten (IWV 90001/07) (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder bovengenoemd PS-kenmerk en op aanvraag te verkrijgen via telefoon 038 499 89 07). VI. Aangepaste modelverordening versie 5 januari 2007 (met bijhouden wijzigingen) (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder bovengenoemd PS-kenmerk en op aanvraag te verkrijgen via telefoon 038 499 89 07). VII. Aangepaste modelverordening versie 5 januari 2007 (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis onder bovengenoemd PS-kenmerk en op aanvraag te verkrijgen via telefoon 038 499 89 07). VIII. Overzicht wijzingen oude (2006 versie) en nieuwe modelverordening (2007 versie) (bijgevoegd).
1.
Samenvatting
De rechtspositie van Statenleden, gedeputeerden en commissieleden wordt op drie niveaus geregeld: bij wet, AmvB en provinciale verordening. In de Verordening rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieBeden 2003 is binnen de provincie Overijssel hieraan uitvoering gegeven. De huidige regeling is destijds aangepast met de invoering van de dualisering in het provincie bestuur en gewijzigde rechtspositionele regelingen. De afgelopen jaren zijn de rechtspositionele regelingen van bestuurders maar ook de fiscale wetgeving gewijzigd wat een aanpassing van onze provinciale regeling noodzakelijk maakt. In September 2006 is door het IPO aan alle provincies een modelverordening gestuurd als handreiking om tot een uniforme regeling voor provinciaie bestuurders te komen. Sinds de verzending in September hebben zich een aantal (fiscale) wijzigingen voorgedaan die moeten leiden tot een actualisering van de modelverordening. In grote lijnen wordt het door het IPO aangereikte voorstel overgenomen en wordt aangegeven welke wijzigingen per 1 januari 2007 worden voorgesteld. Op detailniveau en daar waar het IPO voorstel aan provincies zelf een keuze laat is hiervan afgeweken. In onderstaande paragrafen wordt aangegeven waar een (afwijkende) keuze van het IPO voorstel is gedaan.
provincie
2
Inleiding en probleemstelling
Aanpassing van onze huidige provinciale verordening is noodzakelijk gezien de gewijzigde rechtspositionele regelingen van bestuurders. Om ook tot een uniforme regeling te komen - wat als een belangrijke aanbeveling vanuit de werkgroep IPO is meegegeven - wordt voorgesteld om de modelverordening te volgen (bestuurlijk commitment). De door het IPO aangedragen modelverordening voldoet aan de gewijzigde regelgeving en heeft ook haar "goedkeuring' van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financien (Belastingdienst). Binnen de fiscale en rechtspositionele grenzen kunnen op onderdelen eigen regels worden opgesteld. Hiervan is slechts beperkt gebruik gemaakt. Verder biedt de modelverordening provincies ook de ruimte om te differentieren. Het gaat daarbij onder andere om de onderwerpen als reis- en onkosten, verstrekking van computerapparatuur. Hieronder worden deze onderwerpen behandeld. Ook wordt aangegeven waar is gekozen voor een afwijking van onze huidige regeling. Verder zijn in onze huidige regeling diverse voorzieningen in een bepaling samengevoegd. In lijn met de modelverordening wordt voorgesteld hiervoor aparte bepalingen te ma ken.
3
Keuzes en wijziging ten aanzien van (model)verordening
3.1. Voorzieningen voor Statenleden 3.1.1 Reiskosten De IPO-modelverordening laat aan provincies de keus om bij de vergoeding van de gemaakte reiskosten te opteren voor het verstekken van een OV-jaarkaart. In lijn met de huidige regeling wordt voor deze verstrekkingmogelijkheid niet gekozen en onze huidige regeling voortgezet. Ook het IPO-voorstel geeft deze keuzemogelijkheid. Dit betekent dat de kosten van openbaar vervoer onder overlegging van het vervoersbewijs - onbelast - worden vergoed. Bij gebruik van het eigen vervoermiddel geldt een kilometervergoeding van € 0,28 (voor 2006; in 2007 €0,37*). Deze kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, het overige is belast.
3.1.2 Verblijfskosten In lijn met de huidige uitvoeringspraktijk biedt de modelverordening voor de vergoeding van de verblijfskosten de mogelijkheid maaltijden en consumpties bij zakelijk verblijf op het provinciehuis te verstrekken. Deze verstrekking is onbelast als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan Staten- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op een gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Per 1 januari 2007 is de maximale bovengrens van 80 maaltijden per kalenderjaar vervallen Ook bij het vergoeden van de verblijfskosten bij dienstreizen is het noodzakelijk dat de bewijsstukken worden overlegd. In onze huidige regeling zijn de bepalingen omtrent de reis- en verblijfskosten in een bepaling samengevoegd. In de nieuwe regeling zijn het afzonderlijke bepalingen.
3.1.3 Cursus, congres, seminars of symposia Op grond van de nieuwe regeling komen kosten voor opleidingen (in de brede zin van het woord) in provinciaal belang die door of namens de provincie worden aangeboden, voor rekening van de provincie. De gemaakte kosten van een statenlid dat wil deelnemen aan een opleiding die niet door of namens de provincie wordt aangeboden, wordt - op grond van een fractiebesluit - tot een maximum vergoed. Het budget wordt weer vastgesteld per fractie. Dat maximum wordt conform de huidige regeling vastgesteld op 5% op de vaste onkostenvergoeding voor werkzaamheden per fractielid.
Op de peildatum 1 januari 2007 is de verhoging van de kilometervergoeding van € 0,28 naar € 0,37 nog niet
geformaliseerd. De verhoging zal terugwerken tot en met 1 januari 2007.
Statenvoorstel nr. PS/2007/55
3.1.4 Computerconfiguratie Op grond van de huidige regeling is het statenlid vrij in de keuze van de werkplekconfiguratie (computer, printer, software en onderhoudscontract). Voor maximaal € 2.800,— kon de configuratie aangeschaft worden. De aanschaf was namens of op naam van de provincie, waarbij de eigendom van de apparatuur gedurende de statenperiode van vier jaren bij de provincie lag. Sinds 1 januari 2005 is het fiscale regiem voor het ter beschikking stellen van computerapparatuur gewijzigd door de afschaffing van de PC prive-regeling en de fiscale bijtelling in geval van beschikbaarstelling van computerapparatuur die niet (nagenoeg) volledig voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt. Onbelaste verstrekking of vergoeding is alleen mogelijk bij geheel of nagenoeg zakelijk gebruik. Er wordt van uitgegaan dat Statenleden en ook gedeputeerden) hieraan niet kunnen voldoen. Dit betekent dat de vergoedingen en/of verstrekking vanuit de provincie belast zijn. In de IPO-modelverordening worden drie verstrekkingsmethoden onderscheiden voor zowel Statenleden als gedeputeerden. Ten eerste kan een computer in bruikleen worden gegeven. Ten tweede kan een tegemoetkoming worden gegeven voor de aanschaf van een computer en als derde optie kan een tegemoetkoming worden verleend voor het gebruik van de eigen computer. Gezien de fiscale wetgeving sinds januari 2007 en om de voorziening voor computerapparatuur praktisch te regelen wordt voorgesteld om Statenleden en gedeputeerden een financiele tegemoetkoming te verstrekken voor de aanschaf van een computer (en bijbehorende configuratie). Van deze tegemoetkoming dient (niet limitatieve opsomming) de computerapparatuur, software, kosten verbonden aan vervangingsapparatuur, fax, modem maar ook een onderhoudscontract - voor de noodzakelijke ondersteuning - aangeschaft te worden. In de afgelopen Statenperiode bedroeg de hoogte van de onbelaste tegemoetkoming € 2.800,—. Rekening houdend met de sterke daling van de prijzen van computerapparatuur is deze vergoeding niet meer markconform. Omdat de vergoeding thans een belaste is, wordt voorgesteld de tegemoetkoming op € 2.800,— te handhaven. Voor Statenleden betekent dit een voorzetting van de huidige lijn en een gewijzigde verstrekkingsmogelijkheid voor gedeputeerden. Nadere modaliteiten zullen - indien nodig ook in overleg met de eenheid Facilitaire Dienstverlening - verder worden afgestemd. Deze zullen worden vormgegeven in door het college vastgestelde uitvoeringsvoorschriften. Het gaat daarbij onder meer om wat de consequenties zijn indien de bestuurder gedurende de Statenperiode vertrekt en de fiscale modaliteiten. Sinds 1 januari 2007 zijn vergoedingen en verstrekkingen voor internetaansluiting onbelast indien het gebruik van de aansluiting voor meer dan 10% zakelijk is. Dit betekent dat de maandelijkse abonnementsvergoeding tot maximaal € 24,50 onbelast is bij een zakelijk gebruik van meer dan 10%. Indien er geen internetverbinding is, worden ook de aanlegkosten onbelast vergoed.
3.1.5 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschikt Nieuw in de regeling - onze huidige regeling voorziet hier niet in - is de voorziening dat op aanvraag van het Statenlid, door Gedeputeerde Staten een lagere vergoeding voor de werkzaamheden worden gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling (uit arbeidsongeschiktheidsregelingen) zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het Statenlid.
3.1.6 Compensatie korting werkloosheidsuitkering Indien iemand tot Statenlid wordt gekozen, zal een eventueel WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het Statenlidmaatschap in aanmerking neemt. Hierdoor zou een negatief inkomenseffect kunnen optreden. De rechtspositionele regelingen voorzien erin dat provincies dit nadeel compenseren. Dit wordt geregeld in het nieuw ingevoerde artikel 11.
3.1.7 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van Provinciale Staten In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden is in het nieuwe artikel 12 geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende Statenlid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de in artikel 3 bedoelde vaste onkosten.
Statenvoorstel nr. PS/2007/55
3.1.8 Wachtgelduitkering bij afteden In onze huidige regeling is voorzien in een wachtgelduitkering voor de duur van maximaal 2 jaren. Voor ieder volledig aaneengesloten jaar ontvangt het Statenlid 1 maand een uitkering. De hoogte bedraagt in het eerste jaar 80% en het tweede jaar 70% van de vergoeding voor de werkzaamheden. Hierbij wordt niet gekeken of het statenlid naast het wachtgeld nog andere neveninkomsten heeft. In lijn met het IPO-voorstel wordt onze wachtgeldvoorziening aangepast. Als gevolg van deze aanpassing wordt een inkomstentoets ingevoerd. Recht op wachtgeld is er alleen indien er sprake is van aantoonbare inkomstenderving. Dat betekent dat alleen aanspraak op wachtgeld bestaat indien het statenlid geen werk of werk met beperkte inkomsten geniet. Gekort worden alle inkomsten die uitgaan boven het wettelijke minimumloon. De duur van de uitkering is gelijk aan onze huidige regeling 2 jaren. In de nieuwe regeling geldt verder een periode van maximaal zes maanden statenlidmaatschap als referte-eis. Voor de maximale uitkeringsduur van twee jaren komen Statenleden in aanmerking die ten minste een voile zittingsperiode (van 4 jaren) Statenlid zijn geweest. Ook rust er op Statenleden een informatieplicht om opgave te doen van deze neveninkomsten of het verrichten van werkzaamheden. Op dezelfde gronden als in de huidige regeling eindigt de uitkering (overlijden, 65 jaar). Verder is er de mogelijkheid om de uitkering op te schorten indien niet wordt voldaan aan de informatieplicht.
3.1.9 Kinderopvang Als gevolg van een wijziging van de Wet Kinderopvang per 1 januari 2007 worden alle vergoedingen voor kinderopvang vanaf genoemde datum door Belastingdienst verstrekt. De bestaande bepalingen in de rechtspositiebesluiten voor Statenleden (en gedeputeerden) op grond waarvan een bijdrage in de kinderopvangkosten kon worden verleend, zijn van rechtswege met ingang van 1 januari 2007 vervallen. De bepalingen zijn hiermee ook uit de modelverordening geschrapt.
1.1.10 Wettelijke regeling van tijdelijke vervanging van bestuurders i.v.m. zwangerschap, bevalling en ziekte Op korte termijn zullen de rechtpositionele voorzieningen bij tijdelijke vervanging van Statenleden i.v.m. zwangerschap, bevalling en ziekte wettelijk zijn verankerd in het Rechtspositiebesluit Statenen commissieleden. Deze voorziening is ook vertaald in de nieuwe modelverordening en zal ook worden overgenomen in onze eigen provinciale verordening.
3.1.11 Tegemoetkoming ziektekostenverzekering Met terugwerkende kracht (vanaf 1 januari 2006) hebben Statenleden recht op een jaarlijkse tegemoetkoming in de ziektekosten. De tegemoetkoming (€ 175,— in 2006) per jaar is gemdexeerd en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. De over de Staten vergoed ing verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage ziektekosten wordt niet vergoed.
3.2. Voorzieningen voor Gedeputeerde Staten 3.2.1 Onkostenvergoeding In de vaste Onkostenvergoeding zit ook een component voor de telefoon kosten. Indien de gedeputeerde een mobiele telefoon in bruikleen krijgt voor de uitoefening van het ambt dan dient - in lijn met de huidige regeling - een korting van 7% op de Onkostenvergoeding plaats te vinden. Dit om een dubbele voorziening (zowel in natura als in geld) te voorkomen.
3.2.2 Reiskosten woon-werkverkeer In lijn met de huidige regeling kan op aanvraag aan de gedeputeerde een OV-jaarkaart worden verstrekt voor het woon-werkverkeer. Per 1 januari 2007 is de normbijtelling voor de verstrekte OVjaarkaart (van € 82,— per jaar bij reizen le klasse) en de eindheffing hierover vervallen.
Statenvoorstel nr. PS/2007/55
Indien gebruik wordt gemaakt van de eigen auto voor dienstreizen dan bedraagt de vergoeding € 0,28 (in 2006; en € 0,37 in 20072) per afgelegde kilometer. Van deze vergoeding is € 0,19 onbelast (het meerdere belast). Indien een OV-jaarkaart is verstrekt worden zakelijke reiskosten met eigen vervoer alleen nog bij hoge uitzondering vergoed, namelijk als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdsverlies kan worden gereisd. Nieuw is dat de regeling verder voorziet in een salderingsmogelijkheid conform het provinciale personeel.
3.2.3 Dienstauto Voor dienstreizen kan de gedeputeerde gebruikmaken van de dienstauto. De auto kan ook worden gebruikt voor woon-werkverkeer en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt (zogenaamde q.q.-functies). In onze huidige regeling is het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer in principe niet toegestaan omdat het onder de toenmalige fiscale regeling werd aangemerkt als privekilometers (met de consequentie van bijtelling indien meer dan 500 km prive wordt gereden). Gezien de gewijzigde fiscale regeling wordt woon-werkverkeer kilometers niet meer aangemerkt als prive maar als zakelijke kilometers. De IPO-modelverordening is hierop aangepast. De dienstauto is niet beschikbaar voor prive gebruik. Als zakelijk gebruik wordt door de fiscus alleen aangemerkt het gebruik voor dienstreizen, woonwerkverkeer en zuivere q.q.-functies. Gebruik van de dienstauto voor overige (on)bezoldigde nevenfuncties zal naar het oordeel van de fiscus worden aangemerkt als prive. Of er sprake is van prive gebruik zal door de Belastingdienst worden beoordeeld. Om een bijtelling van 22% van de cataloguswaarde te voorkomen is een sluitende rittenadministratie noodzakelijk waaruit blijkt dat onder de grens van 500 km gereden is en het ondertekenen van de verklaring 'geen privegebruik'. In de GS-nota van 23 januari 2007 (2007/0015725) is het beleid aangaande het gebruik van de dienstauto geformuleerd.
3.2.4 Opleidingen Kosten voor deelname aan opieidingen door gedeputeerden die in provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. Indien een gedeputeerde wil deelnemen aan een opleiding die niet wordt aangeboden dan wel verzorgd door de provincie, dan komen deze kosten voor rekening van de provincie indien deelname van belang is verband met de uitoefening van het ambt.
3.2.5 Computerconfiguratie Op grond van de huidige regeling ontvangt de gedeputeerde een computer en bijbehorende software en ondersteuning vanuit de provincie. Voorgesteld wordt om aan gedeputeerden, onder dezelfde condities als voor Statenleden, hetzelfde vergoed ing bed rag te verstrekken voor de werkplekconfiguratie Voor de (fiscale) uitwerking en uitvoering wordt verwezen naar paragraaf 3.1.4.
3.2.6 Mobiele telefoon Voor de uitoefening van het ambt wordt aan gedeputeerde op aanvraag een mobiele telefoon voor zakelijk gebruik verstrekt. Op grond van de huidige - fiscale - regeling zal prive gebruik leiden tot een forfaitaire bijtelling. Gedeputeerden hebben schriftelijk ondertekend de mobiele telefoon voor meer dan 90% zakelijk te gebruiken. Sinds de belastingherziening per 1 januari 2007 is er een verruiming van de mogelijkheid om belastingvrij een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking te stellen. Vanaf deze datum zijn de vergoedingen of verstrekkingen voor de telefoon al onbelast indien het gebruik ervan meer dan 10%
Zie opmerkingen bij noot 1.
Statenvoorstel nr. PS/2007/55
zakelijk is. Voorgesteld wordt om in lijn met het huidige beleid het gebruik van de mobiele telefoon te beperken tot zakelijk gebruik. De verstrekking wordt verzorgd door de eenheid Facilitaire Dienstverlening. Hier wordt het huidige (verstrekkingsbeleid) voortgezet.
3.3
Voorzieningen voor commissieleden
3.3.1 Onkostenvergoeding Commissieleden ontvangen voor het bijwonen van een (subjcommissievergadering een vergoeding conform het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden. In de regeling kan worden vastgesteld welke commissie als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden een hogere vergoeding krijgen. Voorgesteld wordt dat bij de instelling van nieuwe commissies - in de zin van artikel 14 Rechtspositiebesluit - door Provinciale Staten de hoogte van de vergoeding te laten bepalen. Verder ontvangen de commissieleden een reis- en verblijfskosten vergoed ing. Voor het vergoeden van de gemaakte kosten dienen de noodzakelijke bewijsstukken worden overlegd.
3.4
Voorzieningen voor Commissaris van de Koningin
3.4.1 Rechtspositie Commissaris van de Koningin
De rechtspositie van de Commissaris is geregeld in de Provinciewet, het Rechtspositiebesluit Commissarissen van de Koningin en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten en circulaires. In onze eigen verordening zijn enkele uitvoeringenbepalingen opgenomen. Deze zijn nu allemaal centraal in een aparte paragraaf opgenomen. In het IPO-voorstel zijn over de rechtspositie van de Commissaris geen bepalingen opgenomen. In de huidige Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2003 is in artikel 31 bepaald op welke wijze door gedeputeerden en de Commissaris van de Koningin gebruik gemaakt kan worden van de dienstauto. De Commissaris kan de dienstauto met chauffeur gebruiken voor dienstreizen, woon-werkverkeer en voor reizen t.b.v. nevenfuncties die hij vervult uit hoofde van het ambt. De Gedeputeerden kunnen op grond van de huidige verordening gebruikmaken van de dienstauto met chauffeur voor dienstreizen en voor reizen t.b.v. nevenfuncties die zij vervullen uit hoofde van hun ambt. De dienstauto is voor gedeputeerden in principe niet beschikbaar voor woon-werkverkeer tenzij aansluitend een functioneel bezoek afgelegd dient te worden. In de IPOmodelverordening aangaande het gebruik van de dienstauto is alleen een bepaling opgenomen voor het gebruik door gedeputeerden en niet voor de Commissaris. Reden hiervoor is dat het IPO niet bevoegd is t.a.v. de rechtspositie van de Commissaris. In de IPO-modelregeling is bepaald dat de dienstauto door Gedeputeerden mag worden gebruikt voor dienstreizen, woon/werkverkeer en voor reizen t.b.v. nevenfuncties uit hoofde van hun ambt. Deze IPO-bepaling is in de nieuwe Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007 overgenomen, waarbij in de GSnota (2007/0015725) het beleid en het gebruik van de dienstauto door gedeputeerden nader is bepaald (uitvoeringsregeling). Daarbij is onder andere een restrictie gesteld bij het gebruik voor woon-werkverkeer. Deze uitvoeringsregeling en de daarop genomen besluiten zijn niet van toepassing voor de Commissaris. Voor de Commissaris geldt een ander regiem.
3.5
Wijze van declareren
In de verordening wordt conform het IPO-voorstel aangegeven op welke betalingswijze de gemaakte kosten gedeclareerd en/of gefactureerd kunnen worden. Ook wordt in deze bepalingen aangeven op welke wijze controle op de gemaakte uitgaven dient plaats te vinden.
3.6 Provinciale regelingen In artikel 44 van de verordening is vastgesteld dat de provinciale bestuurders gehouden zijn te handelen conform het bepaalde in de provinciale gedragscode. Het doel van deze gedragscode is om bestuurders een houvast te bieden bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van het
Statenvoorstel nr. PS/2007/55
bestuur. De code bevat zowel normen over hoe in een bepaalde situatie te handelen als regels over procedures die moeten worden gevolgd. In onze huidige regeling werd in afzonderlijke bepalingen hiernaar verwezen, nu staat het in een artikel. In artikel 45 wordt bepaald dat de provincie zorg draagt voor het afsluiten van de noodzakelijke verzekeringen. Bovengenoemde onderwerpen zijn in onze huidige regeling opgenomen en worden nu ook in het nieuwe voorstel overgenomen.
4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 maart 2007. De bepalingen inzake vergoeding waarneming voorzitterschap van Provinciale Staten werkt terug tot 12 maart 2003. De voorziening bij tijdelijke vervanging van Statenleden i.v.m. zwangerschap, bevalling en ziekte werkt terug tot en met 11 oktober 2006. De bepalingen inzake de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor Statenleden werkt terug tot 1 januari 2006. Met de inwerkingtreding komt de Verordening Rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2003 te vervallen. Gedeputeerde Staten van Overijssel, voorzitter, GJ. Jansen secretaris, H.A. Timmerman
Statenvoorstel nr. PS/2007/55
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2007/55
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 23 januari 2007, kenmerk 2006/0019050; besluiten:
1.
met ingang van 15 maart 2007 de Verordening rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007 vast te stellen;
2.
met ingang van de inwerkingtreding van bovengenoemde regeling komt de Verordening rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2003 te vervallen.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Statenvoorstel nr. PS/2007/55
MODEL VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet; b. Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241; e. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242; d. Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144; e. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; f. statenlid: lid van provinciale staten, niet zijnde gedeputeerde; g. Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424; h. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet; i. provinciesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet. Hoofdstuk II Voorzieningen voor Statenleden Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden Aan het statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 3 Onkostenvergoeding 1. Aan het statenlid wordt een Onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een Onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest. 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen. Artikel 5 Reiskosten (optic 1: geen OV-jaarkaart) 1. Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.
Versie 17 augustus 2006
Artikel 5 Reiskosten (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of vergoeding reiskosten) 1. Het statenlid wordt op aanvraag naar keuze een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt. 2. Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van het eerste lid; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. 3. Aan het statenlid aan wie ingevolge het eerste lid een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als het reizen betreffen, anders dan voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie en die reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken. Artikel 6 Verblijfkosten (optie 1: vrije verstrekking op provinciehuis) 1. Het statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt. 2. Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen dan die voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 6 Verblijfkosten (optie 2: geen vrije verstrekking op het provinciehuis} Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. 2. Het statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap. Artikel 8 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag stellen gedeputeerde staten het statenlid ten laste van de provincie voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten een statenlid op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffmg in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid; b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid,
Versie 17 augustus 2006
ontvangt het statenlid ten laste van de provincie op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke gedeputeerde staten aan Statenleden in bruikleen ter beschikking stellen. 4. Op aanvraag ontvangt het statenlid een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast. 5. Het statenlid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 6. Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen. Artikel 9 Kinderopvang 1. Het statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap noodzakelijke kinderopvang overeenkomstig de ter zake voor het provinciaal personeel geldende kinderopvangregeling. 2. Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag van het statenlid in individuele gevallen waarin de voor het provinciaal personeel geldende kinderopvangregeling niet of niet in redelijkheid voorziet, een bijzondere voorziening treffen, zo nodig in afwijking van genoemde regeling. Artikel 10 Spaarloonregeling Het statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende Spaarloonregeling. Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid Op aanvraag verlagen gedeputeerde staten de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 1. In het geval een statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 2. In het geval dat een statenlid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijsen onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten 1. Een statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van provinciale staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de Onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3. Artikel 14 Ziektekostenvoorziening P.M.
Versie 17 augustus 2006
Artikel 15 Recht op uitkering bij aftreden 1. Een statenlid heeft op aanvraag met ingang van de datum van aftreden recht op een uitkering ten laste van de provincie indien hij direct voor aftreden minimaal 6 maanden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest. 2. Geen recht op een uitkering bij aftreden bestaat indien het statenlid: a. na aftreden zonder onderbreking weer als statenlid optreedt; b. op de datum van zijn aftreden 65 jaar of ouder is; c. van zijn statenlidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X7 van de Kieswet. Artikel 16 Duur van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden wordt toegekend voor een duur gelijk aan de helft van het aantal volledige maanden waarin betrokkene direct voor aftreden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest. 2. De maximumduur van de uitkering bij aftreden is 2 jaar. Artikel 17 Bedrag van de uitkering bij aftreden ; 1. De uitkering bij aftreden bedraagt in het eerste jaar 80% en daarna 70% van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden. 2. Indien de vergoeding voor de werkzaamheden met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt herzien wordt de uitkering bij aftreden met ingang van het tijdstip van die herziening dienovereenkomstig aangepast. Artikel 18 Korting wegens inkomsten 1. Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten worden met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben, voor zoveel die uitgaan boven het bedrag van het minimumloon, inclusief de vakantie-uitkering, voor volwassen werknemers als bedoeld in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 2. Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met ingang van of na het aftreden als statenlid en hogere inkomsten, anders dan ten gevolge van algemene loonsverhogingen, die hij geniet uit activiteiten, ter hand genomen voor het aftreden als statenlid, worden volledig met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan: a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001; b. belastbaar loon uit of in verband met arbeid en c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001; d. een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Versie 17 augustus 2006
4. Het gewezen statenlid is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid, terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten, onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken, een en ander overeenkomstig de hem door gedeputeerde staten gegeven voorschriften. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig voor het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering bij aftreden een vermindering toegepast van een voorlopig bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de even bedoelde termijn. 5. Het gewezen statenlid geeft desgevraagd alle informatie betreffende de ter hand genomen activiteiten en de inkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel en wordt geacht erin toe te stemmen dat alien die daarvoor naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen, hierover desgevraagd alle noodzakelijke informatie verstrekken. Artikel 19 De verplichting om werk te zoeken PM (Het betreft een vergelijkbare bepaling als welke voor gedeputeerden zal worden opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers)1 Artikel 20 Betaling van de uitkering bij aftreden De uitkering bij aftreden wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Artikel 21 Opschorting en einde van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden eindigt: a. op de dag waarop de uitkeringsduur is verstreken; b. met ingang van de maand, volgend op die waarop het gewezen statenlid is overleden; c. met ingang van de maand, volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt; d. met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid weer als statenlid is beedigd; e. met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid als lid van gedeputeerde staten is beedigd. 2. Gedeputeerde staten kunnen de uitbetaling van de uitkering bij aftreden opschorten voor zolang het gewezen statenlid niet heeft voldaan aan zijn in artikel 18, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting. Indien de in artikel 18, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen wordt de uitkering bij aftreden over de tijd van de Opschorting, met inachtneming van artikel 18, alsnog uitbetaald. Artikel 22 Uitkering bij overlijden 1. In geval van overlijden van het statenlid wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden, welke het statenlid laatstelijk genoot over een tijdvak van drie maanden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het inkomen van het statenlid. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie het overleden statenlid ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet. 1
Zie wetsvoorstel 30 424 tot wijziging van o.a. de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Versie 17 augustus 2006
Hoofdstuk IH Voorzieningen voor gedeputeerden Artikel 23 Onkostenvergoeding 1. Aan de gedeputeerde wordt een Onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. In afwijking van het eerste lid is de Onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten x% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien de gedeputeerde op grond van artikel 31 een mobiele telefoon in bruikleen ter besehikking is gesteld. Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer (optie 1: geen OV-jaarkaart) De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of tegemoetkoming in de kosten) De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling naar keuze: a. een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt; b. een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 25 Zakelijke reiskosten (optie 1: zonder OV-jaarkaart) 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 2. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989. Artikel 25 Zakelijke reiskosten (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of vergoeding reiskosten) 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van artikel 24, onderdeel a; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.
Versie 17 augustus 2006
2. Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 24 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd. 3. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989. Artikel 26 Dienstauto 1. De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto. 2. De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt. 3. Indien de gedeputeerde op grond van artikel 24 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto. 4. Indien de gedeputeerde ingevolge artikel 24 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt wordt bij gebruik van een dienstauto voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling een korting op zijn bezoldiging toegepast overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen a en b van het derde lid. 5. Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort. Artikel 27 Verblijfkosten De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 25 volledig vergoed. Artikel 28 Buitenlandse dienstreis 1. Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. 2. Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist. Provinciale staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden. Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congresses seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. 2. De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde.
Versie 17 augustus 2006
Artikel 30 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag worden de gedeputeerde ten laste van de provincie voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming verleend voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid; b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, ontvangt de gedeputeerde ten laste van de provincie op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de gedeputeerden in bruikleen ter beschikking worden gesteld. 4. Op aanvraag ontvangt de gedeputeerde een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast. 5. De gedeputeerde ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 6. Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen. Artikel 31 Mobiele telefoon (optie 1: alleen voor zakelijk gebruik\ 1. Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie. 3. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. Artikel 31 Mobiele telefoon (optie 2: ook voor prive-gebruik\ 1. Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie. 3. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 4. Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor prive-doeleinden wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat voor de loonbelasting tot het loon wordt of zou worden gerekend ingeval alle kosten van de mobiele telefoon voor rekening van de provincie komen. Artikel 32 Spaarloonregeling De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende Spaarloonregeling. Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van: a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; b. verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.
Versie 17 augustus 2006
Artikel 34 Kinderopvang De gedeputeerde ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang die in verband met de vervulling van het ambt van gedeputeerde noodzakelijk is, overeenkomstig de ter zake voor het provinciaal personeel geldende kinderopvangregeling. Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden Artikel 35 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt. 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie a. als statenlid of gedeputeerde; b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd; c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. 4. Gedeputeerde staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste X% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid. Artikel 36 Reis- en verblijfkosten 1. Aan het lid van een commissie dat geen statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. 2. Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 37 Buitenlandse excursie of reis 1. Provinciale staten kunnen een commissie uit provinciale staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden. 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd. 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie. Hoofdstuk V De procedure van declaratie Artikel 38 Betaling van kosten Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door a. betaling uit eigen middelen; of
Versie 17 augustus 2006
b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie; of c. een provinciale creditcard. Artikel 39 Declaratie van vooruit betaalde kosten 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 25, 27, 28, 33 en 36 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. Artikel 40 Rechtstreekse facturering bij de provincie 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 25, 27, 28, 29 en 33 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie. 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 3. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. Artikel 41 Gebruik creditcard 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 25, 27, 28 en 33 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de provinciale creditcard. 2. Een provinciale creditcard wordt de gedeputeerde op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de provincie in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden. 3. De provinciesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van provinciale creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt. 4. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 5. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. 6. Bij beeindiging van het ambt van gedeputeerde wordt de creditcard onverwijld ingeleverd. 7. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de provincie. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de provincie. Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 42 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.
Versie 17 augustus 2006
TOELICHTING ALGEMEEN Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van gedeputeerden, Statenleden en leden van provinciale commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en provinciale verordening. Wettelijk is voor gedeputeerden in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. Wettelijk zal voor Statenleden binnenkort de tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte zijn geregeld.. In de Provinciewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van gedeputeerden, staten- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit gedeputeerden en het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang en de uitkering bij aftreden als statenlid, geldt dat de provincie de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen. Hoofdlijnen provinciale verordening In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van gedeputeerden, Statenleden en leden van provinciale commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de gedeputeerden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de provincie (artikel 43 van de Provinciewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 96 van de Provinciewet opgenomen voor staten- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij provinciale verordening aan staten- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vereist. De verordening bevat bepalingen inzake: de beloning voor de werkzaamheden van staten- en commissieleden (artikelen 2 en 35), waarbij is op te merken dat voor gedeputeerden niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; een vaste algemene Onkostenvergoeding voor gedeputeerden en Statenleden (artikelen 3 en 23); reis- en verblijfkosten van gedeputeerden, staten- en commissieleden, waarbij voor gedeputeerden een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 24 t/m 28, 36 en 37); reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige gedeputeerde (artikel 33) beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan gedeputeerden en Statenleden (artikelen 8, 30 en 31) en faciliteiten in de vorm van deelname van gedeputeerden en Statenleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 29); een aantal secundaire voorzieningen voor Statenleden, zoals een uitkering bij aftreden en overlijden (artikelen 15 t/m 22) en voor zowel gedeputeerden als Statenleden, zoals de Spaarloonregeling (artikelen 10 en 32) en de kinderopvangregeling (artikelen 9 en 34); de procedure van declareren (artikelen 38 t/m 41).
Versie 17 augustus 2006
De arbeidsverhouding van de gedeputeerde en het statenlid Statenleden zijn niet in dienstbetrekking bij de provincie. De provincie is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Statenleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de provincie van de over de statenvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de provincie is vallen Statenleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een statenlid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Gedeputeerden zijn sinds de dualisering van het provinciebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat gedeputeerden direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het provinciebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Gedeputeerden vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na afreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor gedeputeerden geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Gedeputeerden zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de provincie van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. De loon- en inkomstenbelasting Opting in regeling Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de "opting in regeling" genoemd. De administratie van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie en het statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de provincie de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de provincie onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.Ook kan betrokkene tegen een forfaitaire fiscale bijtelling in verband met verondersteld prive-gebruik een OV-jaarkaart voor de zakelijke reizen worden verstrekt of, eveneens tegen een fiscale bijtelling, in verband met prive-gebruik, en kan hij deelnemen in de Spaarloonregeling die er voor het provinciaal personeel is. Fiscale standaardpositie Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. De verstrekking van een OV-jaarkaart behoort dan ook in beginsel tot de te belasten voordelen. Zij kunnen niet deelnemen aan de Spaarloonregeling.
Versie 17 augustus 2006
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De provincie dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen (bijvoorbeeld een OV-jaarkaart) moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het statenlid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3). Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het statenlid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. De vergoedingssystematiek Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de provincie ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de provincie. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren: welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten); welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie; kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt); voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt. Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering bruikleen van computer- en communicatieapparatuur; zakelijk gebruik van dienstauto's; deelname aan cursussen en congressen e.d. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de gedeputeerde of het statenlid maar worden direct door de provincie voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de gedeputeerde of het statenlid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 23 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor Statenleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.
Versie 17 augustus 2006
Controle en Verantwoording Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke Verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door provinciebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiele en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van fimctionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college van gedeputeerde staten. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het statenlid In het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is geregeld dat Statenleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Artikelen 3 en 23 vaste Onkostenvergoeding Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van gedeputeerde c.q. aan het statenlidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: representatie vakliteratuur contributies, lidmaatschappen telefoonkosten bureaukosten, porti zakelijke giften bijdrage aan fractiekosten ontvangsten thuis excursies.
Versie 17 augustus 2006
Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8, 29 en 30). De Onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bij gesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze bartering heeft echter geen betrekking op Statenleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en Statenleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 23 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. In de vaste kostenvergoeding zit ook een component telefoonkosten. Indien de provincie voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een gedeputeerde beschikbaar stelt moet er een korting worden toegepast op die vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de provincie is getroffen. Dat is geregeld in artikel 23, tweede lid. Voor alle gedeputeerden aan wie de provincie een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde korting. Artikel 5 reiskosten Statenleden In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor Statenleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. [Bij keuze voor optie 2: In plaats van vergoeding van reiskosten kan een OV-jaarkaart l e of 2e klasse worden verstrekt. De Belastingdienst heeft de waarde van de OV-jaarkaart voor de loonheffing, afhankelijk van de klasse van openbaar vervoer (l e of 2e klasse) bepaald op € 82 resp. € 54 per jaar mits aannemelijk is dat de kaart mede wordt gebruikt voor zakelijke reizen of woon-werkverkeer. Als een OV-jaarkaart is verstrekt kunnen reiskosten met openbare middelen van vervoer uiteraard niet worden gedeclareerd en worden zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer alleen bij hoge uitzondering vergoed, als reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken.] Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. [Bij keuze voor optie 2: Als een OV-jaarkaart is verstrekt geldt niet de forfaitaire bijtelling maar zal de kaart naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kan alleen dat deel van de reiskosten dat betrekking heeft op het statenlidmaatschap, als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.]
Versie 17 augustus 2006
Artikel 6 Verblijfkosten Statenleden Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. De vergoeding kan worden toegekend als het statenlid een staten- of commissievergadering bijwoont maar ook ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. [Als wordt gekozen voor optie 1: Ook is het mogelijk maaltijden en consumpties bij zakelijk verblijf op het provinciehuis te verstrekken.] Een vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar is onbelast als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan staten- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Voor zover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer dan 80 is (vergoedingen en verstrekkingen samen), moet een normbedrag bij het loon worden geteld. Als de vergoeding of verstrekking gedeeltelijk tot het loon moet worden gerekend kan eindheffing plaatsvinden op basis van het tabeltarief. Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een prive-karakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar is dan onbelast. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 7 en 29 Cursus, congres, seminar of symposium Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele statenlid in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt. De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 8 en 30 Computer en internetverbinding Voor de uitoefening van het statenlidmaatschap en het ambt van gedeputeerde wordt op aanvraag om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het statenlid en de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst is door gedeputeerde staten vastgesteld.
Versie 17 augustus 2006
De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en staten- en commissieleden. Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Er wordt van uitgegaan dat gedeputeerden en Statenleden de computer niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk zullen gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de provincie beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% van de waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de provincie op aanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. het beschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Het belastingnadeel wordt met andere woorden in die 3 jaar gecompenseerd. Daarbij wordt omwille van een uniforme en eenvoudige uitvoering uitgegaan van een voor ieder gelijk belastingnadeel. Dat kan voor Statenleden met een laag belastingtarief een gering voordeel zijn. De vergoeding ter compensatie van het belastingnadeel is overigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. Het is ook mogelijk om een dergelijke vergoeding te geven voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer. Daarbij wordt uitgegaan van ten hoogste de aanschafwaarde van de computer die de provincie ter beschikking stelt. De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de provincie. Gedeputeerde staten stellen hiervoor een voor ieder gelijk vast bedrag vast. Hier is er eveneens van uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. De verstrekte vergoeding is dan ook belast. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Gezien de grote varieteit aan mogelijkheden, de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de verschillende behoeften in provincies zijn er niet allerlei aanvullende regelingen op detailniveau opgenomen, maar is in het zesde lid aan gedeputeerde staten de bevoegdheid gegeven om nadere (huishoudelijke) regels vast te stellen om maatwerk te leveren op het niveau van de individuele provincie. Daarbij kan worden gedacht aan het regelen van de frequentie van het beroep dat op de voorziening kan worden gedaan (bijv. maximering van de vergoeding van aanschaf/gebruik van de PC tot 3 jaar per zittingsperiode), of aan regeling van het moment waarop moet worden gekozen uit de soorten voorzieningen (bruikleen of vergoeding bij aanschaf c.q. gebruik van de eigen PC), bijv. eenmaal bij aanvang van de statenperiode. Artikelen 9 en 34 Kinderopvang Een goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat gedeputeerden en Statenleden hun politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Vanaf 1 januari 2005 is er een wettelijke regeling (Wet kinderopvang). Aan deze wet kunnen ook gedeputeerden en Statenleden aanspraken ontlenen in de vorm van een (inkomensafhankelijke) rijksbijdrage. De rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en Statenleden maken het mogelijk om hen ten laste van de provincie in aanvulling op de rijksbijdrage een tegemoetkoming te verlenen in de kosten van noodzakelijke kinderopvang. De artikelen 9 en 34 voorzien hierin. Daarin is geregeld dat op gedeputeerden en Statenleden de voor het provinciepersoneel geldende kinderopvangregeling van overeenkomstige toepassing is.
Versie 17 augustus 2006
De provinciale kinderopvangregeling voorziet in een (belastingvrije) werkgeversbijdrage van 1/6 deel van de kosten van kinderopvang. De provinciale regeling voorziet vooralsnog ook in een aanvullende werkgeversbijdrage van maximaal 1/6 deel ingeval de werkgever van de partner geen werkgeversbijdrage verstrekt of een bijdrage van minder dan 1/6 deel. De provinciale bijdrage in de kosten van kinderopvang kan aan de gedeputeerde en aan het statenlid dat heeft geopteerd voor de loonbelasting onbelast worden verstrekt. Voor Statenleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd zal de tegemoetkoming bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kunnen de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. In de praktijk zal het kunnen voorkomen dat een statenlid naast de provinciale bijdrage uit hoofde van een andere (hoofd)betrekking een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang ontvangt. Die werkgeversbijdrage heeft dan betrekking op kinderopvang die nodig is i.v.m. de vervulling van die (hoofd) betrekking. De provinciale bijdrage heeft betrekking op kinderopvanguren tijdens het statenwerk. Het tweede lid van artikel 9 biedt gedeputeerde staten de mogelijkheid om aan een statenlid maatwerk te leveren in individuele gevallen waarin de kinderopvangregeling voor het provinciepersoneel niet of niet in redelijkheid voorziet. Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat provinciale staten en gemeenteraden een brede afspiegeling van de bevolking dienen te vormen. Om deze reden moeten drempels om statenlid of raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor staten- en raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een staten- of raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of statenzetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden kunnen provincies hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een statenlid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het statenlid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WWuitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot statenlid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het statenlidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden biedt provincies de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening
Versie 17 augustus 2006
Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten In artikel 75 van de Provinciewet is geregeld dat het voorzitterschap van provinciale staten bij verhindering of ontstentenis van de Commissaris van de Koningin wordt waargenomen door het langstzittende statenlid. Provinciale staten kunnen ook een ander statenlid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende statenlid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de in artikel 3 bedoelde vaste Onkostenvergoeding. Artikel 14 Ziektekostenvoorziening PM Artikelen 15 t/m 21 Uitkering bij aftreden als statenlid De artikelen 15 t/m 21 bevatten een sobere uitkeringsregeling voor Statenleden na hun aftreden. Het betreft een in tijd begrensde overbruggingsregeling ingeval van aantoonbare inkomstenderving. Gezien het specifieke karakter van het politieke ambt van statenlid is de reden (en eventuele verwijtbaarheid) van hun aftreden niet relevant voor het recht op een uitkering. De regeling is bestemd voor Statenleden zonder (ander) betaald werk of met werk met beperkte inkomsten. In verband hiermee is er een strenge kortingsregeling opgenomen die voorkomt dat in de praktijk na aftreden ook Statenleden die daarnaast al een volledige betaalde hoofdbetrekking vervullen en dus niet hoeven te zoeken naar betaald werk, in aanmerking komen voor een uitkering. Gekort worden alle inkomsten die uitgaan boven het wettelijk minimumloon, inclusief vakantieuitkering. Die bedraagt vanaf 1 januari 2006 op jaarbasis € 16.492,90. Als het gaat om nieuwe inkomsten of hogere inkomsten uit bestaande activiteiten worden die steeds volledig gekort (ook al bedragen alle inkomsten tezamen minder dan het wettelijk minimumloon).Inkomsten uit vermogen worden, net als bij andere gewezen politieke ambtsdragers, niet gekort. De uitkering wordt alleen op aanvraag verstrekt. Een statenlid kan dus afzien van het recht op een uitkering als hij vindt dat voor een uitkering, gezien de omvang van eventuele inkomsten uit vermogen, geen reele noodzaak bestaat. De uitkeringsduur is, in overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, bepaald op ten hoogste 2 jaar. Voor deze maximale uitkeringsduur komen diegenen in aanmerking die ten minste een voile zittingsperiode (van 4 jaar) statenlid zijn geweest. In verband hiermee is geregeld dat de uitkeringsduur gelijk is aan de helft van de periode van het statenlidmaatschap. Er geldt een periode van ten minste 6 maanden statenlidmaatschap als referte-eis. Daarmee bedraagt de uitkeringsduur in de praktijk steeds ten minste 3 maanden. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden bedraagt de uitkering in het eerste jaar 80% en daarna 70% van de vergoeding voor de werkzaamheden. De uitkering is geindexeerd: zij is gekoppeld aan de ontwikkeling van de vergoeding voor de werkzaamheden die jaarlijks wordt herzien. [Van gewezen Statenleden die een beroep op de uitkeringsregeling doen mag worden gevergd dat zij zoeken naar betaald werk waardoor zij niet of minder afhankelijk zijn van een uitkering ten laste van de provincie. Er is daarom een verplichting opgenomen om werk te zoeken. Een dergelijke verplichting is sinds kort ook voor leden van gedeputeerde staten opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Die regeling is ontleend aan de verplichtingen en sancties ter zake die voor werkloze werknemers zijn opgenomen in de Werkloosheidswet.
Versie 17 augustus 2006
De regeling voor Statenleden sluit daarop aan. Wie zijn verplichtingen niet nakomt loopt het risico dat het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk vervalt.]2 Artikel 22 Uitkering bij overlijden Bij overlijden van het statenlid bestaat er voor de nagelaten betrekkingen recht op een overlijdensuitkering ter grootte van de vergoeding voor de werkzaamheden welke het statenlid over de laatste drie maanden genoot. Deze voorziening sluit aan bij die voor gedeputeerden. Artikelen 24 en 25 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten Voor gedeputeerden is in artikel 24 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2006 € 0,14 per afgelegde kilometer. [Als gekozen wordt voor optie 2: In plaats daarvan kan de gedeputeerde ook een OV-jaarkaart l e of T klasse worden verstrekt. Voor de fiscale aspecten daarvan wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5.] Ingevolge artikel 25 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2006 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.[Als gekozen wordt voor optie 2: Als een OV-jaarkaart is verstrekt zijn er uiteraard geen reiskosten met openbare middelen van vervoer te declareren. Zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer worden in dat geval alleen bij hoge uitzondering vergoed, als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd.] Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 25, tweede lid [ Als gekozen wordt voor optie 2: artikel 25, derde lid]. Indien voor het provinciaal personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt de salderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. Voorbeeld Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240, bestaande uit: een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400 en een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840. Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast 2
Deze alinea zal in de toelichting worden opgenomen na aanvaarding van wetsvoorstel 30 424 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers waarin de verplichting voor werkloze gedeputeerden is opgenomen om werk te zoeken
Versie 17 augustus 2006
blijft. Indien de werkgever het "bovenmatige9 gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270. Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers. Artikel 26 Dienstauto Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de provincie een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan gedeputeerden. De dienstauto kan ook voor het woonwerkverkeer worden gebruikt In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk. Die korting vindt in dat geval ook plaats als een OV-jaarkaart is verstrekt. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de provinciale kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor prive-gebruik. Artikelen 28 en 37 Buitenlandse dienstreis Bij buitenlandse dienstreizen in het provinciaal belang kunnen de gedeputeerde de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college van gedeputeerde staten over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en Verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) prive-reis. Ook statencommissies maken wel eens in het provinciaal belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten provinciale staten expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de provincie georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van statencommissies. Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikel 31 mobiele telefoon Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gedeputeerde voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) belastingvrij een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de provincie. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de gedeputeerde met de provincie
Versie 17 augustus 2006
sluit. Het model van die overeenkomst is door gedeputeerde staten vastgesteld. [Als gekozen wordt voor optie 2: De mobiele telefoon kan mede voor prive-doeleinden worden gebruikt. In dat geval komen ook de prive-gesprekskosten voor rekening van de provincie. Als het prive-gebruik meer dan 10% is vindt er een fiscale bijtelling plaats. Daarvoor geldt een forfaitair bedrag van € 22,69 per maand (2006). Dit forfaitaire bedrag wordt ingehouden op de bezoldiging van de gedeputeerde zodat er geen fiscale bijtelling hoeft plaats te vinden. De fiscale regeling geldt alleen als de waarde in het economisch verkeer van het prive-gebruik van de mobiele telefoon niet meer is dan € 454 op jaarbasis (2006).Is dat wel het geval dan moet het werkelijke prive-voordeel tot het loon worden gerekend.] In de toelichting op artikel 23 is al ingegaan op de korting op de vaste kostenvergoeding bij beschikbaarstelling van een mobiele telefoon. Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten Sinds de dualisering van het provinciebestuur kunnen personen van buiten provinciale staten tot gedeputeerde worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de provincie zelf wonen. Die zijn op grond van de Provinciewet verplicht om te gaan wonen in de provincie waar zij gedeputeerde zijn geworden. In artikel 33 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de provincie in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast. Artikel 35 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen In dit artikel is het presentiegeld voor leden van provinciale commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor Statenleden en gedeputeerden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 35, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geuidexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de provinciale verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 35, vierde lid. Artikelen 38 t/m 41 De procedure van declaratie In artikel 38 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 39 t/m 41 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten: reis- en verblijfkosten van Statenleden; zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten van leden van provinciale commissies Rechtstreekse facturering bij de provincie Rekeningen kunnen rechtreeks bij de provincie in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:
Versie 17 augustus 2006
deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door Statenleden en gedeputeerden; zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden. Gebruik creditcard Aan gedeputeerden kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de provincie. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen: zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten.
Versie 17 augustus 2006
Vergadering van het bestuur van de vereniging IPO op 7 September 2006 agendapunt 5g, bijlage 2
OVERZICHT WIJZIGINGEN MODELVERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN Ook op dit moment bestaat er een modelverordening van het IPO. Een groot aantal oude modelbepalingen is ook in de nieuwe modelverordening opgenomen. In deze bijlage is aangegeven welke modelbepalingen ongewijzigd zijn gebleven, welke modelbepalingen zijn gewijzigd en welke bepalingen nieuw zijn. Inhoudelijk ongewijzigde modelbepalingen Artikel 2: vergoeding voor de werkzaamheden van het statenlid (verhoging vergoeding in bestuurlijk overleg met minister Remkes door de Werkgroep rechtspositie Statenleden aangekaart) Artikel 3: vaste Onkostenvergoeding Statenleden Artikel 4: berekening en betaling van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde vergoedingen Artikel 5 (beide opties): reiskosten Statenleden Artikel 6 (beide opties): verblijfkosten Statenleden Artikel 7: cursus, congres, seminar of symposium Statenleden Artikel 10: Spaarloonregeling Statenleden Artikel 27: verblijfkosten gedeputeerden Artikel 28: buitenlandse dienstreis gedeputeerden Artikel 29: cursus, congres, seminar of symposium gedeputeerden Artikel 31 (beide opties): mobiele telefoon gedeputeerden Artikelen 35 t/m 37: voorzieningen voor commissieleden Artikelen 3 8 t/m 41: procedure van declaratie Inhoudelijk gewijzigde modelbepalingen Artikel 1: begripsomschrijvingen (toevoeging definities griffier en provinciesecretaris) Artikel 8: computer en internetverbinding Statenleden (afschaffing PC-priveregeling; compensatie belastingnadeel; vergoeding bij aanschaf/gebruik eigen PC; vast vergoedingsbedrag kosten aanleg en abonnement internetverbinding; bevoegdheid GS tot nadere regeling) Artikel 23: vaste Onkostenvergoeding gedeputeerden (geen afwijkende vergoeding voor gedeputeerden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd sinds alle gedeputeerden onder de loonbelasting vallen) Artikel 24 (beide opties): reiskosten woon/werk gedeputeerden (vervallen van de voorwaarde van enkele reisafstand woon/werk van meer dan 10 km; bij gebruik eigen personenauto steeds €0,14 per km) Artikel 25 (beide opties): zakelijke reiskosten gedeputeerden (mogelijkheid van saldering zakelijke reiskosten en reiskosten woon/werk om de fiscale ruimte optimaal te benutten) Artikel 26: dienstauto gedeputeerden (afschaffing compensatie belastingheffing woon/werkkilometers nu deze niet meer onder de belastingheffing vallen) Artikel 30: computer en internetverbinding gedeputeerden (afschaffing PC-priveregeling; compensatie belastingnadeel; vergoeding bij aanschaf/gebruik eigen PC; vast vergoedingsbedrag kosten aanleg en abonnement internetverbinding; bevoegdheid GS tot nadere regeling) Artikel 32: Spaarloonregeling gedeputeerden (geen uitzondering meer voor gedeputeerden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd sinds alle gedeputeerden onder de loonbelasting vallen) Nieuwe modelbepalingen Artikel 9: kinderopvang Statenleden (overeenkomstig die voor het provinciepersoneel, met individuele hardheidsclausule; conform aanbevelingen Werkgroep rechtspositie Statenleden; in veel provincies al geregeld, maar in oude modelverordening P.M.-bepaling) Artikel 11: verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid statenlid (conform nieuwe artikel 11 Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden)
Vergadering van het bestuur van de vereniging IPO op 7 September 2006 agendapunt 5g, bijlage 2
Artikel 12: compensatie korting werkloosheidsuitkering Statenleden (in veel provincies al geregeld, maar in oude modelverordening P.M.-bepaling) Artikel 13: vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten door statenlid (conform nieuwe artikel 7a Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden) Artikelen 15 t/m 21: uitkering bij aftreden als statenlid (conform aanbevelingen Werkgroep rechtspositie Statenleden; veel provincies hebben een - afwijkende - regeling; in oude modelverordening P.M.-bepalingen) Artikel 33: Reis-, pension- en verhuiskosten gedeputeerden (conform nieuwe artikel 18 Rechtspositiebesluit gedeputeerden; sinds de dualisering van het provinciebestuur kunnen personen van buiten de provincie gedeputeerde worden; in dat geval geldt een verhuisplicht en kunnen daarmee samenhangende kosten worden vergoed) Artikel 34: kinderopvang gedeputeerden (overeenkomstig die voor het provinciepersoneel) Geen modelbepaling Toelage voor fractievoorzitters\ pas als dat in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is geregeld (in bestuurlijk overleg met minister Remkes door de Werkgroep rechtspositie Statenleden aangekaart) Ziektekostenvoorziening Statenleden: P.M. zolang BZK hiervoor geen ruimte geeft (in bestuurlijk overleg met minister Remkes door de Werkgroep rechtspositie Statenleden aangekaart) Scholing Statenleden: hieraan blijkt in (bijna alle) provincies geen behoefte te bestaan naast artikel 7 (cursussen en congressen) en de fractievergoeding; hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor de politieke partij Uitkering bij overlijden statenlid: P.M. zolang Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden een overlijdensuitkering van 3 maanden statenvergoeding (zoals momenteel al in veel provincies geregeld) nog niet mogelijk maakt Ouderdomsvoorziening Statenleden: conform de aanbevelingen van de Werkgroep rechtspositie Statenleden is hiervoor geen modelbepaling opgenomen Bezoldiging,vakantie-uitkering en eindejaarsuitkeringgedeputeerden: in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden dwingend en uitputtend geregeld; IPO pleit in reactie op aanbevelingen Commissie Dijkstal voor bezoldiging op 70% van het (verhoogde) ministersalaris Ziektekostenvoorziening gedeputeerden: tot 1 januari 2006 dwingend en uitputtend geregeld in Rechtspositiebesluit gedeputeerden en vanaf 2006 via de Zorgverzekeringswet (vergoeding 6,5% inkomensafhankelijke bijdrage) en via doorwerking CAO Rijk (verhoging nominale eindej aarsuitkering) Wachtgeld enpensioen gedeputeerden: dwingend en uitputtend geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers Uitkering bij overlijden gedeputeerden: dwingend en uitputtend geregeld in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden Levensloopregeling Statenleden en gedeputeerden: voor Statenleden wettelijk slechts geoorloofd als zij hebben geopteerd voor de loonbelasting en de inhoudingsplichtige (provincie) dit mogelijk maakt; past volgens Algemene Vergadering IPO echter niet bij het statenlidmaatschap; gedeputeerde kan recht op deelname levensloopregeling rechtreeks aan de wettelijke en fiscale regelingen ontlenen; opname levensloopverlof echter pas na afloop van de politieke carriere.
Vergadering van het bestuur van de vereniging IPO op 7 September 2006 agendapunt 5g
In t e r p r o v I n c i a a i O v e r Ie g
Paraaf secretaris Datum Inlichtingen bij Doorkiesnummer Bijlagen
21 augustus2006 drs. G. Beukema/mr L.A.C.M. van Wayenburg 070-8881254 twee
Onderwerp
Modelverordening rechtspositie gedeputeerden
Voorstel 1. Instemmen met het hoofdstuk rechtspositie gedeputeerden (hoofdstuk III) in de nieuwe modelverordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden; en 2. de nieuwe modelverordening ter formele vaststelling aan de provincies aanbieden. Toelichting Sinds 2002 bestaat er een modelverordening van het IPO die een handreiking aan de provincies biedt om de rechtspositie van gedeputeerden, staten- en commissieleden nader te regelen binnen de wettelijke en fiscale grenzen. Voor de Statenleden heeft de Algemene Vergadering van het IPO op 29 juni 2006 een nieuwe modelverordening vastgesteld welke voldoet aan de sedert 2002 gewijzigde wettelijke en fiscale regels. Het nieuwe model is de staten van de provincies bij brief van 3 augustus 2006 ter formele vaststelling aangeboden. Ook het hoofdstuk in de oude modelverordening dat de rechtspositie van gedeputeerden regelt behoeft op vele onderdelen aanpassing i.v.m. wijzigingen in fiscale en andere wetgeving. De colleges van gedeputeerde staten is bij brief van 10 april 2006 in verband hiermee een nieuwe modelverordening toegestuurd en is gevraagd om eventuele vragen en opmerkingen bij dit model aan het IPO-secretariaat door te geven. De colleges is in die brief gemeld dat vervolgens het IPO-bestuur de modelverordening, rekening houdend met de gemaakte opmerkingen, definitief zal vaststellen. De helft van de provincies heeft gereageerd op de hen voorgelegde modelverordening.
Inhoudelijke kanttekeningen zijn er niet gemaakt bij het hoofdstuk in de modelverordening dat betrekking heeft op de rechtspositie van gedeputeerden. Wel is door een enkele provincie het voorbehoud gemaakt dat op onderdelen (van ondergeschikt belang) eigen (nadere) regels kunnen worden gesteld die aansluiten op de eigen lokale situatie. Dat hoeft geen probleem te zijn, de modelverordening is en blijft immers een handreiking en deze handreiking biedt ruimte voor lokaal maatwerk. Waar vanuit provincies suggesties zijn gedaan voor de toelichting op de modelverordening zijn die meegenomen. Het EPO-bestuur wordt thans de definitieve versie van de modelverordening voorgelegd (bijlage 1). Die bevat zowel de hoofdstukken die betrekking hebben op de rechtspositie van staten- en commissieleden (waarover de Algemene Vergadering van het IPO zich al heeft uitgesproken) als het hoofdstuk over de rechtspositie van gedeputeerden. Het IPObestuur wordt voorgesteld in te stemmen met het hoofdstuk over de rechtspositie van gedeputeerden en dit ter formele vaststelling aan de provincies aan te bieden. Hierover nog het volgende. De modelverordening bevat een uitvoerige toelichting. De modelverordening en de daarbij behorende toelichting hebben de
-2-
"goedkeuring" van de ministeries van BZK en Financien/Belasting-dienst. In aanvulling op de toelichting bij de modelverordening wordt in deze notitie kort ingegaan op de (belangrijkste) wijzigingen t.o.v. de oude modelverordening. Een groot aantal oude modelbepalingen is ook in de nieuwe modelverordening opgenomen. In bijlage 2 is aangegeven welke modelbepalingen ongewijzigd zijn gebleven, welke modelbepalingen zijn gewijzigd en welke bepalingen nieuw zijn. In de modelverordening zijn de veranderingen in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden en in de fiscale regelgeving meegenomen. Zo is bijvoorbeeld het fiscale regime voor computergebruik flink gewijzigd door afschaffing van de PC prive-regeling en de fiscale bijtelling ingeval van beschikbaarstelling van computerapparatuur die niet (nagenoeg) volledig voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt. Het nieuwe artikel 30 van de modelverordening voorziet (evenals het gelijkluidende artikel 8 voor de Statenleden) in een (belaste) compensatie van het belastingnadeel, een (belaste) vergoeding bij aanschaf of gebruik van de eigen computer voor het ambt van gedeputeerde en in een (belaste) vergoeding van de kosten van aanleg en abonnement voor de internetverbinding. N.a.v. reacties uit provincies is in het voor Statenleden geldende artikel 8 (computer en internetverbinding) aan gedeputeerde staten de bevoegdheid gegeven om desgewenst nadere (huishoudelijke) regels vast te stellen om maatwerk te kunnen leveren op het niveau van de individuele provincie. Ook is in artikel 8 ter vereenvoudiging van de regeling vastgelegd dat gedeputeerde staten voor de internetvoorziening een voor ieder statenlid gelijk vast vergoedingsbedrag vaststellen. In het overeenkomstige, voor gedeputeerden geldende artikel 30 is een en ander op gelijke wijze geregeld. Als gevolg van de dualisering van het provinciebestuur is de gedeputeerde geen lid meer van provinciale staten. De gedeputeerde heeft nu uitsluitend de status van benoemde bestuurder en is aangesteld in openbare dienst. Fiscaal gezien betekent dit dat deze direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting valt. Dit heeft gevolgen voor de bepalingen inzake de vaste Onkostenvergoeding (artikel 23) en
de Spaarloonregeling (artikel 32) die beide nog uitgaan van de situatie waarin de gedeputeerde al dan niet kon opteren voor de loonbelasting. Beide modelbepalingen zijn aangepast. Over de levensloopregeling het volgende. Op 29 juni 2006 heeft BZK de provincies geinformeerd over de betekenis van de levensloopregeling voor politieke ambtsdragers. Gedeputeerden hebben een wettelijk recht op deelname aan de levensloopregeling, Statenleden niet, zij het dat het Statenleden die voor de loonbelasting hebben geopteerd, fiscaal is toegestaan om aan de levensloopregeling deel te nemen als de inhoudingsplichtige (de provincie) die mogelijkheid biedt. De Algemene Vergadering van het IPO heeft op 29 juni 2006 uitgesproken dat een levensloopregeling niet past bij het statenlidmaatschap en heeft dus in de modelverordening niet de mogelijkheid daartoe opgenomen voor Statenleden die voor de loonbelasting hebben geopteerd. BZK is t.a.v. gedeputeerden en Statenleden van oordeel dat het opnemen van levensloopverlof zich lastig laat combineren met deze politieke functie. BZK acht het daarom niet wenselijk dat zij, gezien hun beperkte mandaat- of benoemingsperiode levensloopverlof opnemen Het ligt meer voor de hand dat gedeputeerden die aan de levensloopregeling deelnemen het spaartegoed reserveren voor een eventuele functie na de politieke carriere. Ook bestaat de mogelijkheid het spaartegoed aan te wenden als aanvullende (eenmalige) uitkering na afloop van de wachtgelduitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). In het laatste geval is er geen recht op de levensloopkorting. Gelet hierop is er ook voor gedeputeerden geen (aanvullende) voorziening ter zake in de modelverordening opgenomen. Het recht op deelname aan de levensloopregeling wordt rechtstreeks aan de wettelijke regeling ontleend (Wet arbeid en zorg en Wet op de loonbelasting met uitvoeringsregels). Wat betreft de uitvoering kan, waar mogelijk, worden aangesloten bij de afspraken die er voor het provincie-personeel zijn gemaakt. Nieuw of gewijzigd zijn onder meer het vervallen van de 10 kilometergrens als
-3-
voorwaarde voor de vergoeding van reiskosten woon/werk (artikel 24), de mogelijkheid om de reiskosten woon/werk en voor zakelijke doeleinden fiscaal te salderen (artikel 25) en de verhuiskostenvergoeding (artikel 33). Ook nu is in de modelverordening geen Ziektekostenvoorziening opgenomen. Een en ander is vanaf 2006 dwingend en uitputtend geregeld via de Zorgverzekeringswet (een belaste provinciale vergoeding voor de
inkomensafhankelijke bijdrage van 6,5%) en via de doorwerking van de CAO Rijk (welke voorziet in een compensatie aan rijksambtenaren door verhoging van de nominale eindejaarsuitkering). Het nieuwe artikel 30 treedt (evenals het nieuwe artikel 8 voor Statenleden) met terugwerkende kracht per 1 januari 2005 in werking, het tijdstip waarop het nieuwe fiscale regime voor ter beschikking gestelde computerapparatuur is ingevoerd.
Bijlagen 1. Modelverordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden; en 2. overzicht wijzigingen modelverordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.
Aan de colleges van gedeputeerde staten in de provincies
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk IWV 90001/07
datum 8-01-2007
onderwerp
Modelverordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden
Geachte colleges, Hierbij stuur ik u een geactualiseerde versie van de modelverordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden. Deze nieuwe modelverordening houdt rekening met de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden sedert het moment waarop de Algemene Vergadering van het IPO en het bestuur van het IPO de modelverordening hebben vastgesteld. De Algemene Vergadering van het IPO heeft dat op 29 juni 2006 gedaan voor wat betreft het hoofdstuk dat betrekking heeft op de rechtspositie van de Statenleden. De staten in de provincies zijn hierover ge'Mormeerd bij brief van 3 augustus 2006, IWV 90153/06. Het bestuur van het IPO heeft dat op 7 September 2006 gedaan voor wat betreft het hoofdstuk dat de rechtspositie van gedeputeerden nader regelt. In een aantal provincies hebben provinciale staten inmiddels de verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden officieel vastgesteld. In andere provincies zal die verordening begin 2007, voor de statenverkiezingen, worden vastgesteld. Zoals gezegd heeft zich inmiddels een aantal nieuwe ontwikkelingen voorgedaan die een aanpassing van de eerder vastgestelde modelverordening noodzakelijk maken. Het betrefifen de volgende ontwikkelingen. De wijziging van de Wet kinderopvang waardoor alle vergoedingen voor kinderopvang vanaf het kalenderjaar 2007 door de Belastingdienst/Toeslagen worden verstrekt. De belastingherziening 2007 ('paarse krokodiP) die versoepelingen en verruimingen van regels m.b.t. onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers bevat. De wettelijke regeling van tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers i.v.m. zwangerschap en bevalling of ziekte. De mogelijkheid om Statenleden een tegemoetkoming in de ziektekosten te verstrekken. Op grond van de zo-even genoemde wijziging van de Wet kinderopvang is er geen bestaansrecht meer voor een eigen provinciale kinderopvangregeling. De kinderopvangregeling voor het provinciepersoneel - die van overeenkomstige toepassing is verklaard op gedeputeerden en Statenleden - is inmiddels vervallen. De bestaande bepalingen in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en Statenleden op grond waarvan een bijdrage in de kinderopvangkosten kon worden verleend, zijn van rechtswege met ingang van 1 januari 2007 vervallen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de provincies hierover bij circulaire van 18 december 2006 ge'Mormeerd. In de geactualiseerde versie van de modelverordening zijn de bepalingen ter zake voor gedeputeerden en Statenleden in verband hiermee gesehrapt
Inlichtingen bij Doorkiesnummer Bijlagen
: L.A.C.M. van Wayenburg : 070 888 12 54 : een
-2-
De belastingherziening 2007 heeft vanaf 1 januari 2007 op een aantal onderdelen betekenis voor de rechtspositionele voorzieningen voor gedeputeerden en Statenleden. Voor gedeputeerden kan in de eerste plaats worden gedacht aan de verruiming van de mogelijkheid om belastingvrij een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking te stellen. Vanaf 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen voor de telefoon al onbelast als de werknemer de telefoonaansluiting (daaronder begrepen ook de tweede telefoonaansluiting) voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. In de nieuwe bepaling ter zake in de modelverordening (artikel 31) wordt er nu van uitgegaan dat de mobiele telefoon die de gedeputeerde in bruikleen wordt gegeven voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Uitgangspunt blijft dat het eventuele prive-gebruik van de mobiele telefoon niet uit publieke middelen wordt betaald maar voor rekening van de gedeputeerde komt, ook al is het nu mogelijk om binnen de gestelde fiscale grenzen ook het prive-gebruik onbelast voor rekening van de provincie te nemen. Over de wijze waarop dat zal plaatsvinden zullen in het college van gedeputeerde staten afspraken moeten worden gemaakt. In de nieuwe modelverordening is bepaald dat op de bezoldiging van de gedeputeerde hiervoor een inhouding plaatsvindt en dat gedeputeerde staten de hoogte van de inhouding bepalen. Daartoe kan niet meer worden teruggevallen op de fiscale forfaitaire bedragen omdat die per 1 januari 2007 zijn vervallen. De hoogte van de inhouding zal kunnen worden bepaald aan de hand van een schatting van de kosten van prive-gebruik. Zo nodig kunnen gedeputeerde staten achteraf op basis van de werkelijke kosten een correctie (naar boven of beneden) aanbrengen. Een alternatief kan wellicht zijn dat de gedeputeerde periodiek een rekening krijgt voor het prive-gebruik. Andere voor de modelverordening relevante fiscale wijzigingen per 1 januari 2007 zijn: de normbijtelling voor de verstrekte OV-jaarkaart (van € 54 resp. € 82 per jaar bij reizen per 2e resp. l e klasse) en de eindheffing hierover vervallen; alle maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk belang kunnen onbelast worden vergoed of verstrekt; de bovengrens van 80 maaltijden is vervallen; vergoedingen en verstrekkingen voor de internetaansluiting zijn al onbelast als de werknemer de internetaansluiting voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. In de (toelichting op de) nieuwe modelverordening is met al deze fiscale wijzigingen per 1 januari 2007 rekening gehouden. Op zeer korte termijn zullen de rechtspositionele voorzieningen bij tijdelijke vervanging van Statenleden i.v.m. zwangerschap en bevalling of ziekte wettelijk zijn verankerd in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. Een en ander heeft zijn noodzakelijke vertaling gekregen in de modelverordening. Daarin is ook een uitvoerige toelichting opgenomen. Tenslotte is de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor Statenleden geregeld. De mogelijkheid hiertoe is nu opgenomen in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. In de modelverordening was hiervoor al een artikel gereserveerd. De tegemoetkoming bedraagt € 175 per jaar en wordt in maandelijkse termijnen betaald. In de nieuwe modelverordening zijn ook nog enkele andere, niet inhoudelijke, wijzigingen aangebracht Zo is op grond van juridische overwegingen nu in de modelverordening zelf aangegeven van welke door provinciale staten of gedeputeerde staten ingestelde commissies de leden in aanmerking komen voor een presentiegeld dat uitgaat boven het maximumbedrag dat de minister van BZK heeft vastgesteld en wat de hoogte van dat presentiegeld is. In provincies waarin dit voorkomt moet de naam van de betreffende commissie(s) alsmede de hoogte van het presentiegeld worden ingevuld. Het moet daarbij overigens in alle gevallen gaan om commissieleden als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. Verder is de bepaling inzake bruikleen van of vergoeding voor computerapparatuur verduidelijkt. De nieuwe modelverordening en de toelichting daarop bevatten tenslotte nog een flink aantal redactionele (niet inhoudelijke) tekstwijzigingen. Een compleet en gedetailleerd overzicht van alle wijzigingen to.v. de in 2006 tot stand gekomen modelverordening is al eerder ondershands naar de provincies gestuurd. Op een aantal onderdelen bevat de modelverordening twee opties. Het gaat daarbij om de artikelen 5, 6, 24 en 25 (reis- en verblijfkosten). Ruimte voor maatwerk is ook te vinden in de artikelen 8 en 30 (de mogelijkheid voor gedeputeerde staten om nadere regels op het gebied van computer- en internetgebruik vast te stellen). De modelverordening bevat een P.M.-bepaling, te weten artikel 18. Dat betreft de sollicitatieplicht voor Statenleden die na aftreden een beroep doen op de wachtgeldregeling. Deze bepaling zal moeten aansluiten op die voor andere politieke ambtsdragers, waaronder gedeputeerden. Voor die andere politieke ambtsdragers is een wetsvoorstel in behandeling dat de sollicitatieplicht regelt. Artikel 18 van de modelverordening kan gelijktijdig worden ingevoerd.
-3-
Provincies die nog geen nieuwe verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden hebben vastgesteld kunnen integraal gebruik maken van de geactualiseerde modelverordening. In de andere provincies gaat het om wijziging van de nieuwe verordening overeenkomstig de actualisering die hierboven is geschetst. Hoofdregel is dat de nieuwe verordening voor de toekomst geldt. Uitzonderingen daarop zijn: de bepalingen inzake computer en internetverbinding (artikelen 8 en 30 van de modelverordening) die zullen moeten terugwerken tot en met 1 januari 2005, de datum van invoering van het nieuwe fiscale regime voor ter beschikking gestelde computerapparatuur; de bepaling inzake vergoeding voor waarneming van het voorzitterschap van provinciale staten (artikel 12 van de modelverordening) die zal moeten terugwerken tot en met 12 maart 2003, de datum waarop de dualisering zijn intrede deed bij de provincies; de rechtspositionele voorzieningen bij tijdelijke vervanging van Statenleden i.v.m. zwangerschap en bevalling of ziekte (artikelen 14, tweede lid, onderdeel d, 21, derde lid, en 22 van de modelverordening) die zullen moeten terugwerken tot en met 11 oktober 2006; de bepaling inzake de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor Statenleden (artikel 13 van de modelverordening) die terugwerkt tot en met 1 januari 2006. De terugwerkende kracht is voor de eerste drie gevallen wettelijk verplicht en voor de laatste een mogelijkheid. Toekenning van een tegemoetkoming in de ziektekosten aan Statenleden vanaf 1 januari 2006 ligt in de rede omdat dat ook de datum is waarop het nieuwe ziektekostenstelsel is ingevoerd. De Algemene Vergadering van het IPO heeft uitgesproken dat de (versoberde) wachtgeldregeling voor Statenleden (artikelen 14 tot en met 20 van de modelverordening) zal moeten ingaan vanaf de nieuwe statenperiode in 2007 en dat op zittende Statenleden die na de statenverkiezingen van 2007 niet terugkeren, de oude wachtgeldregeling van toepassing blijft. Statenleden in provincies die nu geen wachtgeldregeling hebben krijgen daardoor bij aftreden aansluitend aan de statenverkiezingen in 2007, niet alsnog wachtgeldaanspraken. De bestaande bepalingen inzake kinderopvang moeten per 1 januari 2007 komen te vervallen. De geactualiseerde modelverordening en de daarbij behorende toelichting zijn besproken met de ministeries van BZK en Financien/Belastingdienst en hebben hun 'goedkeuring'. Met vriendelijke groet, INTERPROVINCIAAL OVERLEG,
drs. G. Beukema, algemeen directeur.
MODEL VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet; b. Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241; c. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242; d. Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144; e. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; f. statenlid: lid van provinciale staten, niet zijnde gedeputeerde; g. Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424; h. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet; i. provinciesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet. Hoofdstuk II Voorzieningen voor Statenleden Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden Aan het statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks jngevolge artikel 2, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. Artikel 3 Onkostenvergoeding 1. Aan het statenlid wordt een Onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks jngevplgeartikel.2, vijixle lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. 2. Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een Onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals djt bedrag jaarlijks jpgeyglge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Evchtspositiebeslult. wordt herzien. Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest. 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen. Artikel 5 Reiskosten (optie 1: geen OV-jaarkaart) 1. Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.
Versie 5 januari 2007
Verwijderd: door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Verwijderd; door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Verwijderd: a " 1 Verwijderd: door de minister I van Binnenlandse Zaken en I Koninkrijksrelaties
f Metopmaak: Rechts: 0,63 I cm | Verwijderd: g
Artikel 5 Reiskosten (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of vergoeding reiskosten) 1. Het statenlid wordt op aanvraag naar keuze een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt. 2. Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van het eerste lid; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. 3. Aan het statenlid aan wie ingevolge het eerste lid een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als het reizen betreffen, anders dan voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie en die reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken. Artikel 6 Verblijfkosten (optie 1: vrije verstrekking op provinciehuis) 1. Het statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt. 2. Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen dan die voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 6 Verbliifkosten (optie 2: geen vrije verstrekking op het provinciehuis) Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Met opmaak: opsommingstekens en nummering
Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. 2. Het statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap. Artikel 8 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag stellen gedeputeerde staten het statenlid ten laste van de provincie voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. 2.. Vooxzoj^r er s^^ beschikking. gesteld^ als bedoeld In het eerste lid. verlenen gedeputeerde staten het statcnlid op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. 3. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de.proymcie ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten een statenlid op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming vooi; de .aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software^)^tegemoetkoming bedraagyier jaar 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste
Verwijderd:: Verwijderd: f Verwijderd:, off gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software Verwijderd: f Voor zover er sprake is van:f een belastrngheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste | j I I j j I
een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid,f ontvangt het statenlid ten laste van de provincie op aanvraag per jaar e
! Verwijderd: n \ Verwijderd: van \ Met opmaak: Rechts: 0,63 ' ! cm i Verwijderd: i
Versie 5 januari 2007
uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke gedeputeerde staten aan Statenleden in bruikleen ter beschikking stellen. 4. Op aanvraag ontvangt het statenlid een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of jter.de lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast. 5. Het statenlid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 6. Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen. l 9 Veryallen
-{ Verwijderd: twe
^ . - Verwijderd: Artikel 9
A M i ,-v 01 i i» ', Artikel 9, Spaarloonregeling_________________________________________________________________________________________________•,
Kinderopvang ^f Het statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van
Het statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1 964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende Spaarloonregeling.
\\ \\ ,,
in verband met de vervuiiing van nold^ditototopvang overeenkomstig de ter zake voor
Artikel lj)Veriajdng vergoeding weAzaamhefen M Op aanvraag verlagen gedeputeerde staten de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke
\\ \ • • | aanwaag van het statenlid in \ ' '• ! mdividuele gevallen waarin de
het provinciaal personeel geldende
« •i i M i • i arbeidsongeschiktheid.
'. « ' I voor het provmciaal personeel - ', \ \ geldende kinderopvangregeling • ', ', i niet of niet in redelijkheid voorziet
Artikel lj Compensatie korting werkloosheidsuitkering \V\\m b;jzonde^ voorziening treffen, -*•_-------* — •---------------*s-----------------------------w--------------------------------------------------------------( , "( , , zo nodig ni atwiiking van 1 . In het geval een statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na , j genoemde regeling. toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het \ \ ', f^et opmaak' uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding \ \ , | opsommingstekens en voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de \ • 'j nummering provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. \ ! Verwijderd: 10 2. In het geval dat een statenlid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijsen onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. Artikel 1^ yergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten 1 . Een statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van provinciale staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de Onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.
f Verwijderd: 3
Artikel 1^3 Ziektekostenvoorziening T L_ Het statenild ontvangt. een tegemQetkomjng.in.de. .kosten van een ziektekosten verzekering van
1 Verwijderd: 4
2 , H ij die geduren de een gedee I te van het kal eoderj aar staten 1 id is geweest onty aiigt de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar eyenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest. 3 . De betaling van de iegemoetkom ing, bedoeld in het eersie lidA,geschiedt in maandeliikse termjjiien, 4. Indien de nominate eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging ondergaat wordt het in het eerste lid genoeinde bedrag naar evcnredigheid gewijzigd.
1 Verwijderd: P.M. 1 Met opmaak: | opsommingstekens en I nummering
J Met opmaak: Rechts: 0,63 ' [ cm 1 Verwijderd: 8
Versie 5 januari 2007
Artikel 1^4 Recht op uitkering bij aftreden 1. Een statenlid heeft op aanvraag met ingang van de datum van aftreden recht op een uitkering ten laste van de provincie indien hij direct voor aftreden minimaal 6 maanden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest. 2. Geen recht op een uitkering bij aftreden bestaat indien het statenlid: a. na aftreden zonder onderbreking weer als statenlid optreedt; b. op de datum van zijn aftreden 65 jaar of ouder is; c. van zijn statenlidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X7 van de Kieswe^. d,isjbejnoet^ statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte. ingevolge artikel X 12 van de Kieswet
i Verwijderd: 5
; Verwijderd:. i Met opmaak: | opsommingstekens en ! nummering
Artikel lj> Duur van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden wordt toegekend voor een duur gelijk aan de helft van het aantal volledige maanden waarin betrokkene direct voor aftreden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest. 2. De maximumduur van de uitkering bij aftreden is 2 jaar.
1 Met opmaak: ! Inspringing:Links: 0,63 cm
Artikel 16 Bedrag van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden bedraagt in het eerste jaar 80% en daarna 70% van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden. 2. Indien de vergoeding voor de werkzaamheden met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt herzien wordt de uitkering bij aftreden met ingang van het tijdstip van die herziening dienovereenkomstig aangepast.
1 Verwijderd:?
Artikel 1J Korting wegens inkornsten 1. Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten worden met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben, voor zoveel die uitgaan boven het bedrag van het minimumloon, inclusief de vakantie-uitkering, voor volwassen werknemers als bedoeld in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 2. Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met ingang van of na het aftreden als statenlid en hogere inkomsten, anders dan ten gevolge van algemene loonsverhogingen, die hij geniet uit activiteiten, ter hand genomen voor het aftreden als statenlid, worden volledig met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan: a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001; b. belastbaar loon uit of in verband met arbeid en c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001; d. een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
I Verwijderd: i
i Verwijderd: 6
\ Met opmaak: Rechts: 0,63 | cm ,\ Verwijderd: 8
Versie 5 januari 2007
4. Het gewezen statenlid is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid, terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten, onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken, een en ander overeenkomstig de hem door gedeputeerde staten gegeven voorschriften. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig voor het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering bij aftreden een vermindering toegepast van een voorlopig bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de even bedoelde termijn. 5. Het gewezen statenlid geeft desgevraagd alle informatie betreffende de ter hand genomen activiteiten en de inkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel en wordt geacht erin toe te stemmen dat alien die daarvoor naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen, hierover desgevraagd alle noodzakelijke informatie verstrekken. | Artikel lj§ De verplichting om werk te zoeken PM (Het betreft een vergelijkbare bepaling als welke voor gedeputeerden zal worden opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers)1
i Verwijderd: 9
I Artikel ^ 9 Betaling van de uitkering bij aftreden De uitkering bij aftreden wordt in maandeiijkse termijnen uitbetaald.
I Verwijderd: 20
I Artikel 20 Qpschorting en einde van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden eindigt: a. op de dag waarop de uitkeringsduur is verstreken; b. met ingang van de maand, volgend op die waarop het gewezen statenlid is overleden; c. met ingang van de maand, volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt; d. met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid weer als statenlid is beedigd; e. met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid als lid van gedeputeerde staten is beedigd. 2. Gedeputeerde staten kunnen de uitbetaling van de uitkering bij aftreden opschorten voor zolang het gewezen statenlid niet heeft voldaan aan zijn in artikel l^, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting. Indien de in artikel l^, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen wordt de uitkering bij aftreden over de tijd van de Opschorting, met inachtneming van artikel 1J, alsnog uitbetaald.
Verwijderd: I
1 Verwijderd:} i Verwijderd: i I Verwijderd: 8
Artikel 2.1 Uitkering bii overliiden 1. In geval van overlijden van het statenlid wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden, welke het statenlid laatstelijk genoot over een tijdvak van drie maanden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het inkomen van het statenlid. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie het overleden statenlid ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.
i Verwijderd: 2
' 1
Zie wetsvoorstel 30 424 tot wijziging van o.a. de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Versie 5 januari 2007
j Met opmaak: Rechts: 0,63 Verwijderd: 8
j
3> Dit artikel is niet van toepassing op een statenlid dat is bcnocmd in de plaats die is opengevallen •* als gevolg van het tijdelijk ontslag van een statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.. ingevoige artikel X 12 van de Kieswet. Anikel 22 yoorzieniiigen bij tjjdelijk ontslag wegens z\vangei^chap en bevalling of ziekle 1. De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 21. 37 en 39 zijn van overeenkomstige « toepassing op net siatenlid aan wie ingevoige artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag Is verleend wegens zwangerschap en^ bevalling of zjekteftm d§L
i Met opmaak: | opsommingstekens en [ nummering
Met opmaak: opsommingstekens en nummering
Hoofdstuk III Voorzieningen voor gedeputeerden Artikel 23 Qnkostenvergoeding 1. Aan de gedeputeerde wordt een Onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks jngevolge artikel 2'i, tweede lid. van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. 2. In afwijking van het eerste lid is de Onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten x% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien de gedeputeerde op grond van artikel 31 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld.
j Verwijderd: door de minister I van Binnenlandse Zaken en ! Koninkrijksrelaties
Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer (optie 1: geen OV-jaarkaart) De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of tegemoetkoming in de kosten) De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling naar keuze: a. een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt; b. een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 25 Zakelijke reiskosten (optie 1: zonder OV-jaarkaart) 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 2. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.
Versie 5 januari 2007
r i Met opmaak: Rechts: 0,63
•' Urn i Verwijderd: 8
-•, I
j I
Artikel 25 Zakelijke reiskosten (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of vergoeding reiskosten) 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van artikel 24, onderdeel a; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 2. Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 24 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd. 3. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989. Artikel 26 Dienstauto 1. De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto. 2. De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt. 3. Indien de gedeputeerde op grond van artikel 24 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto. 4. Indien de gedeputeerde ingevolge artikel 24 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt wordt bij gebruik van een dienstauto voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling een korting op zijn bezoldiging toegepast overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen a en b van het derde lid. 5. Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort. Artikel 27 Verbliifkosten De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 25 volledig vergoed. Artikel 28 Buitenlandse dienstreis 1. Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.
\ Met opmaak: Rechts: 0,63 Verwijderd: 8
Versie 5 januari 2007
2. Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist. Provinciale staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden. Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. 2. De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspeciflcatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde. Artikel 30 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag worden de gedeputeerde ten laste van de provincie voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. ,Y.?S£.£gy4L§OfiIf^ ter_beschikkmg_gestejde.com als bedoeld in het eerste lid, verlenen gedeputeerde staten de gedeputeerde op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal 3. Jndien geen computer, bijbehorende apparatuur en software tejj..lgst.e.. vgn.d4.prQvinc.ie ter beschikking is gesteld, Tverlenen gedeputeerde staten de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming yVOO^de^aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en softwarejDe^tegemoetkoming bedraag^.30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de gedeputeerden ten laste van de provincie in bruikleen ter beschikking worden gesteld. 4. Op aanvraag ontvangt de gedeputeerde een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of ^lerde lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast. 5. De gedeputeerde ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 6. Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen. ^Artikel 31 Mobiele telefoon r 1. Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie. 3. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 4. Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon ^nede gebruikt voor privedoeleinden wordt voor dit prive-gebruik een nader door gedeputeerde staten te bepalen bedrag ingehouden^ Artikel 32 Spaarloonregeling De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende Spaarloonregeling. Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van:
I Verwijderd: Met opmaak: opsommingstekens en nummering Verwijderd: <#>f Verwijderd: wordt , | Verwijderd: verleend , ; Verwijderd:: j Verwijderd: | Verwijderd:, off I <#>gebruik van een eigen j computer, bijbehorende apparatuur I en software. Voor zover er sprake i is van:f j een belastingheffing in verband I met een ten laste van de provincie | ter beschikking gestelde computer, I bijbehorende apparatuur en ! software als bedoeld in het eerste
!I Ud;1f een tegemoetkoming voor de
I i j I I j j
aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid,f ontvangt de gedeputeerde ten laste van de provincie op aanvraag per jaare
i Verwijderd: n j Verwijderd: van | Verwijderd: twe j Verwijderd: Artikel 31 Mobiele I telefoon (optie 1: alleen voor I zakelijk gebruik}^ | Op aanvraag wordt de I gedeputeerde voor de uitoefening I van zijn ambt een mobiele telefoon I in bruikleen ter beschikking 1 gesteld. f I De gedeputeerde ondertekent | daartoe een I bruikleenovereenkomst met de I provincie.f I Gedeputeerde staten stellen het ! model van de I bruikleenovereenkomst vast.f
I Verwijderd: (optie 2: ook voor I prive-gebmik} 1 Verwijderd: voor meer dan 10% " 1 Verwijderd: dat gelijk is aan het I bedrag dat voor de loonbelasting I tot het loon wordt of zou worden I gerekend ingeval alle kosten van I de mobiele telefoon voor rekening \ j van de provincie komen Verwijderd: j Met opmaak: Rechts: 0,63
j cm I Verwijderd: *
Versie 5 januari 2007
a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; b. verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 34 Very alien,
Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden Artikel 3T4 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks jAlifVQfe.MjIkMJl yoprnoemd wordt herzien. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt. 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie a. als statenlid of gedeputeerde; b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd; c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. 4. yyoor leden vail commissies als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissielcden gelden de volgende vergoedingen voor het bijworten van de vergaderingen van de commissie: b. jje leden_yan_ _._v_....: Y%: c. enz. van het In het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding. Reis- en erbliifkosten 1 . Aan het Hd van een commissie dat geen statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. 2. Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 3j3 Buitenlandse excursie of reis 1. Provinciale staten kunnen een commissie uit provinciale staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden. 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd. 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.
Versie 5 januari 2007
Verwijderd: Kinden
Verwijderd: De gedeputeerde ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang die in verband met de vervulling van het ambt van gedeputeerde noodzakelijk is, overeenkomstig de ter zake voor het provinciaal personeel geldende kinderopvangregeling.f i Verwijderd: 5 | Verwijderd: door de minister I van Binnenlandse Zaken en I Koninkrijksrelaties
Verwijderd: Gedeputeerde staten kunnen in arwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste X% van het i in het eerste lid bedoelde bedrag j van de vergoeding, ten aanzien van j Verwijderd: een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en Verwijderd: een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid Met opmaak: opsommingstekens en nummering Met opmaak: Inspringing:l_inks: 0,63 cm Verwijderd: 6 Verwijderd: 7 i Met opmaak: Rechts: 0,63 I cm i Verwijderd: 8
Hoofdstuk V De procedure van declaratie Artikel 3J Betaling van kosten Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door a. betaling uit eigen middelen; of b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie; of c. een provinciale creditcard.
f Verwijderd: i
Artikel 3$ Declaratie van vooruit betaalde kosten 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 25, 27, 28, 33 en 34 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
(Verwijderd: 9 \
j opsommingstekens en \ l,"!£I!^ * ^ { Verwijderd: 6 ^1 Met opmaak: ! opsommingstekens en lJl!£DI!!£Ei
Artikel 39TRechtstreekse facturering bij de provincie 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 25, 27, 28, 29 en 33 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie. 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 3. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.
,.. | Verwijderd: 40
Artikel 4|) Gebruik creditcard _...--{ Verwijderd: i 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 25, 27, 28 en 33 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de provinciale creditcard. 2. Een provinciale creditcard wordt de gedeputeerde op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de provincie in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden. 3. De provinciesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van provinciale creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt. 4. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 5. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. 6. Bij beeindiging van het ambt van gedeputeerde wordt de creditcard onverwijld ingeleverd. 7. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de provincie. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de provincie. Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 4J. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.
, , - | Verwijderd: 2 r--~-
-—- ••••
f Verwijderd: i
Versie 5 januari 2007
";;
, Met opmaak: Rechts: 0,63
Y(f
TOELICHTING ALGEMEEN Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van gedeputeerden, statenleden en leden van provinciale commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en provinciale verordening. Wettelijk is voor gedeputeerden in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. ^Ypor statenleden js^e tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte wetteljjkjieregeld^ lid, en 22 van deze verordening). Yerder zijn er algemene wettelijke voorzieningen voor werkenden die ook gelden voor gedeputeerden en statenleden. Een goed voorbeeld daarvan is de kinderopvang. In de Provinciewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van gedeputeerden, statenen commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit gedeputeerden en het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkosterivergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen,
Verwijderd: Wettelijk zal v i Verwijderd: binnenkort Verwijderd: zijn
1 Verwijderd: een regeling voor
dat de provincie de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.
" 1 Verwijderd: kinderopvang
Hoofdlijnen provinciale verordening In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van gedeputeerden, statenleden en leden van provinciale commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de gedeputeerden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de provincie (artikel 43 van de Provinciewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 96 van de Provinciewet opgenomen voor staten- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij provinciale verordening aan staten- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel jiilnlsterlele goedkeuring ^yereist.
_ - i Verwijderd: de 1 Verwijderd: van de minister van
De verordening bevat bepalingen inzake:
j Binnenlandse Zaken en I Koninkrijksrelaties (BZK)
-
-
de beloning voor de werkzaamheden van staten- en commissieleden (artikelen 2 en 34), waarbij is op te merken dat voor gedeputeerden niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; een vaste algemene Onkostenvergoeding voor gedeputeerden en statenleden (artikelen 3 en 23); reis- en verblijfkosten van gedeputeerden, staten- en commissieleden, waarbij voor gedeputeerden een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 24 t/m 28 >%LerLM)? , ____„__„ reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige gedeputeerde / ,•! i "»"»\ (artikel 33) beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan gedeputeerden en statenleden ., . ^^ ^ - N ~ .i. . i 1 1 i 1 1 1 (artikelen 8, 30 en 31) en facihteiten in de vorm van deelname van gedeputeerden en statenleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 29); een aantal secundaire voorzieningen voor statenleden, zoals een uitkering bij aftreden en overlijden (artikelen 14 t/m 2£) en voor zowel gedeputeerden als statenleden, zoals de Spaarloonregeling (artikelen J> en 32^ de procedure van declareren (artikelen 3J t/m. 4g).
_ , _ . - - - [Verwijderd: 5 r
-^Y^—ff._?...6. (Verwijderd: 7 / f Verwijderd: 5 / f Verwijderd: 2 ,7"; . 1 " " . ', > ' Verwijderd: 10 //, >^~^^ //'//; Xe™Jderd: ende ','',''• kinderopvangregeling (artikelen 9 ,/,/ j en34) v
j j /
( Met opmaak: Rechts: 0,63 _ /rverw-.de|t|! g
•*-'/ VersieS januari 2007
Yl
De arbeidsverhouding van de gedeputeerde en het statenlid Statenleden zijn niet in dienstbetrekking bij de provincie. De provincie is dus niet de werkgever. Dat betekent bij voorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Statenleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de provincie van de over de statenvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de provincie is vallen statenleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een statenlid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Gedeputeerden zijn sinds de dualisering van het provinciebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat gedeputeerden direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het provinciebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Gedeputeerden vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na afreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor gedeputeerden geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Gedeputeerden zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de provincie van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. De loon- en inkomstenbelasting Opting in regeling Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de "opting in regeling" genoemd. De administratie van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie en het statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de provincie de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de provincie onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt, zoals de vaste:.algemene onkostenyergoeclmg. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.Ook kan betrokkene ^deelnemen in de Spaarloonregeling die er voor het provinciaal personeel is. Fiscale standaardpositie Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. De verstrekking van een OV-jaarkaart behoort dan ook in beginsel tot de te belasten voordelen. Zij kunnen niet deelnemen aan de Spaarloonregeling.
forfaitaire fiscale bijtelling in verband met verondersteld privegebruik een OV-jaarkaart voor de zakelijke reizen worden verstrekt of, eveneens tegen een fiscale i bijtelling, in verband met priveI gebruik, en kan hij
i Verwijderd: f
u
JBetroj&enen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De provincie dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47.
Versie 5 januari 2007
Verwijderd: tegen een
; Met opmaak: Rechts: 0,63 ' icm f Verwijderd: 8
12
Verstrekkingen (bijvoorbeeld een OV-jaarkaart) moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het statenlid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3). Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het statenlid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. De vergoedingssystematiek Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de provincie ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de provincie. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren: welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten); welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie; kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt); voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt. Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering bruikleen van computer- en communicatieapparatuur; zakelijk gebruik van dienstauto's; deelname aan cursussen en congressen e.d. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de gedeputeerde of het statenlid maar worden direct door de provincie voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de gedeputeerde of het statenlid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 23 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor statenleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend. , j Met opmaak: Rechts: 0,63 ' [cm , \ Verwijderd: 8
Versie 5 januari 2007
13
Controle en Verantwoording Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke Verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door provinciebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende flnanciele en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college van gedeputeerde staten. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het statenlid In het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is geregeld dat statenleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat jaarlijks wordt bjjgestejyi
i Verwijderd: de minister van I BZK y............
Artikelen 3 en 23 vaste Onkostenvergoeding
..^^^^^_....^^^.-^.-.^^--~-.:
1 Verwijderd: t
Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van gedeputeerde c.q. aan het statenlidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: representatie vakliteratuur contributies, lidmaatschappen telefoonkosten bureaukosten, porti zakelijke giften bijdrage aan fractiekosten ontvangsten thuis excursies.
j Met opmaak: Rechts: 0,63 i cm f Verwijderd: 8
Versie 5 januari 2007
14
Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8, 29 en 30). De Onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bij gesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze bartering heeft echter geen betrekking op statenleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de bartering. De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en statenleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 23 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het | maximumbedrag dat jaarlijks wordt brjgestejji
Verwijderd: de minister van BZK
In de vaste kostenvergoeding zit ook een component telefoonkosten. Indien de provincie voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een gedeputeerde beschikbaar stelt moet er een korting worden toegepast op die vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de provincie is getroffen. Dat is geregeld in artikel 23, tweede lid. Voor alle gedeputeerden aan wie de provincie een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde korting.
j Verwijderd: t
Artikel 5 reiskosten statenleden In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor statenleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt | (in 20Q2: € OJ.72; bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar _ _ _ , - - { Verwijderd: 6 vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte f Verwijderd: 28 v vervoermiddel. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. [Bij keuze voor optie 2: In plaats van vergoeding van reiskosten kan een OV-jaarkaart l e of 2e klasse | worden verstrekt. De verstrekkm^van de OV-jaarkaart jis^ejjptij^n} als.aannemelijk is dat de kaart mede wordt gebruikt voor zakelijke reizen of woon-werkverkeer. Als een OV-jaarkaart is verstrekt kunnen reiskosten met openbare middelen van vervoer uiteraard niet worden gedeclareerd en worden zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer alleen bij hoge uitzondering vergoed, als reizen J & , . . , . . . met het openbaar vervoer met of slechts met aanzienhjk tijdverlies zijn te maken.J
,„.,-- Verwijderd: Belastingdienst ^ ^ v.!1.6.6.?..^..^.^.6. ^ Verwijderd: voor de loonheffing, afhankeiijk van de klasse van openbaar vervoer ( 1 o f y klasse) bepaald op € 82 resp. € 54perjaarmits
Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. [Bij keuze voor | optie 2: Als een OV-jaarkaart is verstrekt^zal de kaart naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kan alleen dat deel van de reiskosten dat betrekking heeft op het statenlidmaatschap, als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.]
{ Verwijderd: geidtnietde Iforfaitairebijtelling maar
i Met opmaak: Rechts: 0,63 2
/ ( cm _^ / /j Verwijderd:
Op peildatum 1Januari 2007 is de. verhoging van dc kiioinetervergoeding van €..0,28 naar € 0,37 nog niet geformaliseerd. De verhoging zal tenigwerken tot en met 1 januari 2006. T.
I Versie 5 januari 2007
-'
15
,
Artikel 6 Verblijfkosten statenleden Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. De vergoeding kan worden toegekend als het statenlid een staten- of commissievergadering bijwoont maar ook ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. [Als wordt gekozen voor optie 1: Ook is het mogelijk maaltijden en consumpties bij zakelijk verblijf op het provinciehuis te verstrekken.] ^ergpeding of verstrekking van niaaltijden^s onbelast als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan staten- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. fils het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een prive-karakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van^naaltijdenjis dan onbelast. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
1 Verwijderd: Een v " 1 Verwijderd: maximaal 80 | Verwijderd: per kalenderjaar j Verwijderd: Voor zover het I aantal maaltijden per kalenderjaar j meer dan 80 is (vergoedingen en I verstrekkingen samen), moet een I normbedrag bij het loon worden j geteld. Als de vergoeding of | verstrekking gedeeltelijk tot het I loon moet worden gerekend kan | eindheffing plaatsvinden op basis | van het tabeltarief. . I Verwijderd: maximaal 80 I Verwijderd: per kalenderjaar
Artikelen 7 en 29 Cursus, congres, seminar of symposium Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan^ individuele statenledenjof^gedejiuteerden in verband met de yeryulling van het statenlidmaatschap .c,.q. het ambt van gedeputeerde op eigen initiatief deeJne^n. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspeciflcatie). Hierbij kan voor statenleden de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.
1 Verwijderd: het
i Verwijderd: e | Verwijderd: t
De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 8 en 30 Computer en internetverbinding Voor de uitoefening van het statenlidmaatschap en het ambt van gedeputeerde wordt op aanvraag om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het statenlid en de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst is door gedeputeerde staten vastgesteld.
j Met opmaak: Rechts: 0,63
U"! f Verwijderd: 8
Versie 5 januari 2007
16
De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en staten- en commissieleden. Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Er wordt van uitgegaan dat gedeputeerden en statenleden de computer niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk zullen gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zijn^ belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de provincie beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% van de waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de provincie op aanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. het beschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Het belastingnadeel wordt met andere woorden in die 3 jaar gecompenseerd. Daarbij wordt omwille van een uniforme en eenvoudige uitvoering uitgegaan van een voor ieder gelijk belastingnadeel. Dat kan voor statenleden met een laag belastingtarief een gering voordeel zijn. De vergoeding ter compensatie van het belastingnadeel is overigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. Het is ook mogelijk om een dergelijke vergoeding te geven voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer. Qok dan, is.de. vergoMlttgMi&^ .wojdLhjiT. van ten hoogste de aanschafwaarde van de computer die de provincie ter beschikking stelt. De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de provincie. Gedeputeerde staten stellen hiervoor een voor ieder gelijk vast bedrag vast. Hier is er^/an uitgegaan dat de internet,aj|||iuiting^oor meer dan 10% zakelijk gebruikt7wordt. De verstrekte vergoeding is |p dat geval onbelast. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Gezien de grote varieteit aan mogelijkheden, de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de verschillende behoeften in provincies zijn er niet allerlei aanvullende regelingen op detailniveau opgenomen, maar is in het zesde lid aan gedeputeerde staten de bevoegdheid gegeven om nadere (huishoudelijke) regels vast te stellen om maatwerk te leveren op het niveau van de individuele provincie. Daarbij kan worden gedacht aan het regelen van de frequentie van het beroep dat op de voorziening kan worden gedaan (bijv. maximering van de vergoeding van aanschaf gebruik van de PC tot 3 jaar per zittingsperiode), of aan regeling van het moment waarop moet worden gekozen uit de soorten voorzieningen (bruikleen of vergoeding bij aanschaf c.q. gebruik van de eigen PC), bijv. eenmaal bij aanvang van de statenperiode. Artikelen 9 en 34 Kinderopvang^Vervalles
lj) Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat provinciale staten en gemeenteraden een brede afspiegeling van de bevolking dienen te vormen. Om deze reden moeten drempels om statenlid of raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Versie 5 januari 2007
17
i Verwijderd: al | Verwijderd: worden
[ Verwijderd: Daarbij wordt u i Verwijderd: eveneens [ Verwijderd: verbind j Verwijderd: niet geheel of [ Verwijderd: is ; Verwijderd: dan ook Verwijderd: Een goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat gedeputeerden en statenleden him politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Vanaf 1 januari 2005 is er een wettelijke regeling (Wet kinderopvang). Aan deze wet kunnen ook gedeputeerden en statenleden aanspraken ontlenen in de vorm van een (inkomensafhankelijke) rijksbijdrage. De rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en statenleden maken het mogelijk om hen ten laste van de provincie in aanvulling op de rijksbijdrage een tegemoetkoming te verlenen in de kosten van noodzakelijke kinderopvang. De artikelen 9 en 34 voorzien hierin. Daarin is geregeld dat op gedeputeerden en statenleden de voor het provinciepersoneel geldende kinderopvangregeling van overeenkomstige toepassing is. f De provinciale kinderopvangregeling voorziet in een (belastingvrije) werkgeversbijdrage van 1/6 deel van de kosten van kinderopvang. | De provinciale regeling voorziet j vooralsnog ook in een aanvullende j werkgeversbijdrage van maximaal j 1/6 deel ingeval de werkgever van j de partner geen j werkgeversbijdrage verstrekt of j een bijdrage van minder dan 1/6 i deel | Verwijderd: f /! De provinciale bijdrage in de ' j kosten van kinderopvang kan aan i de gedeputeerde en aan het j statenlid dat heeft geopteerd voor I de loonbelasting onbelast worden I verstrekt. Voor statenleden die niet I voor de loonbelasting hebben I geopteerd zal de tegemoetkoming I bij de aangifte inkomstenbelasting j als opbrengst moeten worden I verantwoord en kunnen de j gemaakte kosten binnen de j geldende randvoorwaarden f ^ rjn 1 Verwijderd: 1 j Met opmaak: Rechts: 0,63 I cm i Verwijderd: 8
Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor staten- en raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een staten- of raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of statenzetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden kunnen provincies hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel l^Q van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een statenlid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het statenlid.
! Verwijderd: l
Artikel 1£ Compensatie korting^^werkloosheidsuitkering
i Verwijderd: 2
Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WWuitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot statenlid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het statenlidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden biedt provincies de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel y. van de yerordening
_ , , _ - - - Verwijderd: 2
Artikel l^J Vergoeding voor waarneming yoorzitterschap van provinciale staten
Verwijderd: f Verwijderd: 3
In artikel 75 van de Provinciewet is geregeld dat het voorzitterschap van provinciale staten bij verhindering of ontstentenis van de Commissaris van de Koningin wordt waargenomen door het langstzittende statenlid. Provinciale staten kunnen ook een ander statenlid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is in artikel 1^ van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 _..--- { Verwijderd: 3 dagen het betreffende statenlid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de in artikel 3 bedoelde vaste Onkostenvergoeding. Artikel ^3 Ziektekostenyoprziening v
{ Verwijderd: 4 | Verwijderd: PM
Slatenleden hebben recht op een tegemoetkoming in de ziektekosten. Het bedrag van die legemoetkoming Is afgestemd op die voor het proylncjepersoneel. De tegemoetkoming is geindexeerd (door koppeling aan de ontwikkeling van de nominate dndeJaarsuiAeiin^ YMJliksambtenaren). De oX£L.4£.state^ vergoed,
'
Artikelen 14 t/m ^yitkering bi| aftreden als statenlid
{ Verwijderd: s 1 Verwijderd: 1
De artikelen 1^ t/m 2$) bevatten een sobere uitkeringsregeling voor statenleden na hun aftreden. Het betreft een in tijd begrensde overbruggingsregeling ingeval van aantoonbare inkomstenderving. Gezien het specifieke karakter van het politieke ambt van statenlid is de reden (en eventuele verwijtbaarheid) van hun aftreden niet relevant voor het recht op een uitkering.
/ . . , ) — ' I.Y?™??.??!.!..!.
De regeling is bestemd voor statenleden zonder (ander) betaald werk of met werk met beperkte inkomsten. In verband hiermee is er een strenge kortingsregeling opgenomen die voorkomt dat in de 1-1 ^ j i j j- j 11 j- £ u i x-ji 1111 praktijk na aftreden ooki statenleden die daarnaast ali een volledige betaalde hooldbetrekkmg vervullen en dus niet hoeven te zoeken naar betaald werk, in aanmerking komen voor een uitkering.
•
•*"'/' Versie 5 januari 2007
IS
-
r~~~, - - •-~— Met opmaak: Rechts: 0,63 / •j cm >". ;;- --"- " •-'" \ verwijflerci: o
Gekort worden alle inkomsten die uitgaan boven het wettelijk minimumloon, inclusief vakantieuitkering. Die bedraagt vanaf 1 januari 20QZ op jaarbasis € 16^58,37. Als het gaat om nieuwe inkomsten of hogere inkomsten uit bestaande activiteiten worden die steeds volledig gekort (ook al bedragen alle inkomsten tezamen minder dan het wettelijk minimumloon).Inkomsten uit vermogen worden, net als bij andere gewezen politieke ambtsdragers, niet gekort. De uitkering wordt alleen op aanvraag verstrekt. Een statenlid kan dus afzien van het recht op een uitkering als hij vindt dat voor een uitkering, gezien de omvang van eventuele inkomsten uit vermogen, geen reele noodzaak bestaat.
: Verwijderd: 6 1 Verwijderd: 492 } Verwijderd: 90
De uitkeringsduur is, in overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, bepaald op ten hoogste 2 jaar. Voor deze maximale uitkeringsduur komen diegenen in aanmerking die ten minste een voile zittingsperiode (van 4 jaar) statenlid zijn geweest. In verband hiermee is geregeld dat de uitkeringsduur gelijk is aan de helft van de periode van het statenlidmaatschap. Er geldt een periode van ten minste 6 maanden statenlidmaatschap als referte-eis. Daarmee bedraagt de uitkeringsduur in de praktijk steeds ten minste 3 maanden. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden bedraagt de uitkering in het eerste jaar 80% en daaraa 70% van de vergoeding voor de werkzaamheden. De uitkering is geindexeerd: zij is gekoppeld aan de ontwikkeling van de vergoeding voor de werkzaamheden die jaarlijks wordt herzien. [Van gewezen statenleden die een beroep op de uitkeringsregeling doen mag worden gevergd dat zij zoeken naar betaald werk waardoor zij niet of minder afhankelijk zijn van een uitkering ten laste van de provincie. Er is daarom een verplichting opgenomen om werk te zoeken. Een dergelijke verplichting is sinds kort ook voor leden van gedeputeerde staten opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Die regeling is ontleend aan de verplichtingen en sancties ter zake die voor werkloze werknemers zijn opgenomen in de Werkloosheidswet. De regeling voor statenleden sluit daarop aan. Wie zijn verplichtingen niet nakomt loopt het risico dat het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk vervalt.]3 Artikel 2^ Uitkering bij overlijden
1 Verwijderd: 2
Bij overlijden van het statenlid bestaat er voor de nagelaten betrekkingen recht op een overlijdensuitkering ter grootte van de vergoeding voor de werkzaamheden welke het statenlid over de laatste drie maanden genoot. Deze voorziening sluit aan bij die voor gedeputeerden. 1 Met opmaak: Kop 3
wegeiis
ffwaa^^
Vanaf 1 1 okiober 2006 is wettelijk de tijdelijke vervanging. van volksyertegeriwoordigers wegens zwangerschap en bey.al ling of zlejkte..gere.ge^ leden van de Tweede. .?/lJ^rste.j^amer en voor r^ wil maken wordt op diens verzoek tijdelijk ontslag verleend voor een vaste termijn. van 16 weken en wordt in die periode vervangen. Na ailoop van die 16 weken herleefi het staicnlidmaatschap van rechtswege. Er vindt dan geen hernieuwd .onderzoek naar de.geloofsbrjeven plaats en.de eed hoeft niet flv;0li?;!l\vd.te. .worden ai^el^gd en bevalling eiidaania wegens zJete Vervanging is beperkt tot drie perioden van 16 weken. De vervanger wordt tijdelijk maar volwaardig lid van provinciale staten. Betrokkene wordt op dezelfde wijze verkozen en staat dus op dezelfde kandidatenlijst. Er yirsdt onderzoek van de geloofsbrieven plaats en de eed moei worden afgelegd. 3 Deze alinea zal in de toelichting worden opgenomen na aanvaarding van wets voorstel 30 424 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers waarin de verplichting voor werkloze gedeputeerden is opgenomen om werk te zoeken
j Met opmaak: Rechts: 0,63 Verwijderd: 8
Versie 5 januari 2007
19
De rechtspositionele voorzieningen Lv.m. de tijdelijke vervanging van statenleden is geregeld in het Rechtspositiebesluit ..en doorvertaald in de.artikelen 14, tweede lid, onderdeel d, 21, derde lid, en 22 YM.d6jze_verg^ al s tijdel ijke .very anger wordt aangesteid, Voor het vervangen statenlid blijft de imandele rechtspositie zoveel niogelijk dezelfde. Zo blijven bij voorbeeld de vergoeding voor cle werkzaamheden en de voorzieningen voor computer- en commmiicat^ dajadwerk^ periode van tijdelijk ontslag achterwege, DC vaste Onkostenvergoeding vervalt niet in die periode maar word! gehalveerd. De vaste onkostenvergoeding ziet immers voor een deel op uitgaven met een doorlopend karakter, zoals uitgayen voor abonrie- menten, coniribulies e.d. Degene die tii.delijk het wachtgeldaanspraken. Gezien de voorzlenbaar beperkte periode van vervanging konit de vervanger na aftreden hiervoor niet in aanmerking. Een en ander zal overigens niet sue! spelen omdat voor het recht op wachtgeld is vereist dat betrokkene direct voor ailreden minirnaal 6 maanden. statenlid. is geweest. Artikelen 24 en 25 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten Voor gedeputeerden is in artikel 24 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 20(^7 € 0,14 per afgelegde kilometer. [Als gekozen wordt voor optie 2: In plaats daarvan kan de gedeputeerde voor woon/werk en zakelijk verkeer belastingvrij ook een OV-jaarkaart l e of 2e klasse worden verstrekt J Ingevolge artikel 25 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 200^Z € 0^3 74 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zoyer die meer bedraagt dan € 0,19, belast.[Als gekozen wordt voor optie 2: Als een OV-jaarkaart is verstrekt zijn er uiteraard geen reiskosten met openbare middelen van vervoer te declareren. Zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer worden in dat geval alleen bij hoge uitzondering vergoed, als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd.]
i Verwijderd: 6 I Verwijderd: Voor de fiscale I aspecten daarvan wordt verwezen | naar de toelichting bij artikel 5.
j Verwijderd: 6 ( Verwijderd: 28
Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaal wettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 25, tweede lid [ Als gekozen wordt voor optie 2: artikel 25, derde lid]. Indien voor het provinciaal personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt de salderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. Voorbeeld (uitgaande van de oude kUometervergoeding van €0,28) Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240, bestaande uit: een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400 en i Met opmaak: Rechts: 0,63 4
Op peildatimi 1 januari 2007 is de verhoging van de Mometcrvergoediiig van £ 0.28 naar € 0,37 nog niet geformaliseerd. De verhoging z.a1 temgwerken tot en met 1 januari 2006-
Versie 5 januari 2007
Verwijderd:
20
- een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840. Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het "bovenmatige' gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270. Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers. Artikel 26 Dienstauto Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de provincie een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan gedeputeerden. De dienstauto kan ook voor het woonwerkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk. Die korting vindt in dat geval ook plaats als een OV-jaarkaart is verstrekt. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de provinciale kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor prive-gebruik. Artikelen 28 en 3|S Buitenlandse dienstreis
[ Verwijderd: 7
Bij buitenlandse dienstreizen in het provinciaal belang kunnen de gedeputeerde de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college van gedeputeerde staten over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bij voorbeeld de rekening en Verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) prive-reis. Ook statencommissies maken wel eens in het provinciaal belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten provinciale staten expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de provincie georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van statencommissies. I Met opmaak: Rechts: 0,63 [cm
Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als
Versie 5 januari 2007
f Verwijderd: 8
21
opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikel 31 mobiele telefoon Als onderdeel van de bedrij fsvoering Twordt de gedeputeerde op aanvraag voor^akelijk gebruik ^en mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking gesteld. J)e nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst is door gedeputeerde staten vastgesteld. B mobiele telefoon komen ten laste van de provincie, Indien ook prive gebmik wordt gemaakt van deze mobiele telefoon komen die kosien voor rekening van de gedeputeerde. Daartoe wordt op de bezoldiging van de gedeputeerde een bedrag ingehouden dat correspondeert met de.. kosten van prive*JL_Qj^
; Verwijderd: kan 1 Verwijderd: overwegend ] Verwijderd: (90% of meer) I belastingvrij 1 Verwijderd: worden ] Verwijderd: De I abonnementskosten en de ; (zakelijke) gesprekskosten komen ! dan voor rekening van de
(naar boven of beneden) aanbrengen. Bij een verstrekking wordt ervan uitgegaan.dal.een.gedeputeerde.de mobiele telefoon voor meer dan JJi%.YMl.iielMale.£ebojlk.zake belastingvrij ter beschikking kan stellen en zonder gevQlgen voor debejastinghefflng ten aanzien van de gedeputeerde de totale kosien van gebruik van de.mobiele telefoon (zowel zakelijk als prive) voor zijn rekening mag nemen. De provincie betaalt alle kosten van gebruik van de mobiele telefoon en verhaali .mjddeis een Inhouding op de b^ - \ Verwijderd: [Als gekozen wordt I voor optie 2:
In de toelichting op artikel 23 is al ingegaan op de korting op de vaste kostenvergoeding bij beschikbaarstelling van een mobiele telefoon. Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten Sinds de dualisering van het provinciebestuur kunnen personen van buiten provinciale staten tot gedeputeerde worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de provincie zelf wonen. Die zijn op grond van de Provinciewet verplicht om te gaan wonen in de provincie waar zij gedeputeerde zijn geworden. In artikel 33 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de provincie in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast. Artikel 3$ Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen In dit artikel is het presentiegeld voor leden van provinciale commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor statenleden en gedeputeerden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 3V4, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat jaarlijks wj^r^bijggstejy. Het Rechtspositiebesluit statenen commissieleden biedt de mogelijkheid om in de provinciate verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 34? vierde lid.
j Verwijderd: De mobiele I telefoon kan mede voor prive| doeleinden worden gebruikt. In dat j geval komen ook de privej gesprekskosten voor rekening van j de provincie. Als het prive-gebruik I meer dan 10% is vindt er een j fiscale bijtelling plaats. Daarvoor j geldt een forfaitair bedrag van € | 22,69 per maand (2006). Dit j forfaitaire bedrag wordt I ingehouden op de bezoldiging van j de gedeputeerde zodat er geen I fiscale bijtelling hoeft plaats te I vinden. De fiscale regeling geldt I alleen als de waarde in het j economisch verkeer van het priveI gebruik van de mobiele telefoon | niet meer is dan € 454 op jaarbasis | (2006). Is dat wel het geval dan | moet het werkelijke prive-voordeel j tot het loon worden gerekend.] ] Verwijderd: 5
i Verwijderd: 5
- \ Verwijderd: de minister van j BZK i Verwijderd: t i Verwijderd: 5 , j Met opmaak: Rechts: 0,63 j cm
i Verwijderd: f
Versie 5 januari 2007
22
Artikelen 3£t/m ^ De procedure van declaratie
, , 1 Verwijderd: s fverwijderdTT
In artikel 3J zijn de drie wijzen van betalm^ ^ f Verwijderd: 8 aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in "c- !v '-— N achtgenomen moeten worden. \ iVerwi|J er s 9 Verwijderd: 1
Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten: reis- en verblijfkosten van statenleden; zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten van leden van provinciale commissies Rechtstreekse facturering bij de provincie Rekeningen kunnen rechtreeks bij de provincie in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door statenleden en gedeputeerden; - zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten - reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden. Gebruik creditcard Aan gedeputeerden kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de provincie. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen: zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; - reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten.
\ Met opmaak: Rechts: 0,63 ' j cm
/ ,\ Verwijderd: I Versie 5 januari 2007
23
Pagina 17: [1] Verwijderd
LvWayenburg
6-12-20061:38
De provinciale bijdrage in de kosten van kinderopvang kan aan de gedeputeerde en aan het statenlid dat heeft geopteerd voor de loonbelasting onbelast worden verstrekt. Voor statenleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd zal de tegemoetkoming bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kunnen de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. In de praktijk zal het kunnen voorkomen dat een statenlid naast de provinciale bijdrage uit hoofde van een andere (hoofd)betrekking een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang ontvangt. Die werkgeversbijdrage heeft dan betrekking op kinderopvang die nodig is i.v.m. de vervulling van die (hoofd) betrekking. De provinciale bijdrage heeft betrekking op kinderopvanguren tijdens het statenwerk. Het tweede lid van artikel 9 biedt gedeputeerde staten de mogelijkheid om aan een statenlid maatwerk te leveren in individuele gevallen waarin de kinderopvangregeling voor het provinciepersoneel niet of niet in redelijkheid voorziet.
MODEL VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet; b. Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241; c. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242; d. Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144; e. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; f. statenlid: lid van provinciale staten, niet zijnde gedeputeerde; g. Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424; h. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet; i. provinciesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet. Hoofdstuk H Voorzieningen voor statenleden Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden Aan het statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. Artikel 3 Onkostenvergoeding 1. Aan het statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. 2. Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest. 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen. Artikel 5 Reiskosten (optie 1: geen OV-jaarkaart) 1. Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.
Versie 5 januari 2007
Artikel 5 Reiskosten (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of vergoeding reiskosten) 1. Het statenlid wordt op aanvraag naar keuze een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt. 2. Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van het eerste lid; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. 3. Aan het statenlid aan wie ingevolge het eerste lid een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als het reizen betreffen, anders dan voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie en die reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken. Artikel 6 Verblijfkosten (optie 1: vrije verstrekking op provinciehuis) 1. Het statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt. 2. Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen dan die voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 6 Verblijfkosten (optie 2: geen vrije verstrekking op het provinciehuis) Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. 2. Het statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap. Artikel 8 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag stellen gedeputeerde staten het statenlid ten laste van de provincie voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. 2. Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid, verlenen gedeputeerde staten het statenlid op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. 3. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de provincie ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten een statenlid op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.De tegemoetkoming bedraagt per jaar 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste
Versie 5 januari 2007
uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke gedeputeerde staten aan statenleden in bruikleen ter beschikking stellen. 4. Op aanvraag ontvangt het statenlid een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast. 5. Het statenlid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 6. Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen. Artikel 9 Vervallen Artikel 9 Spaarloonregeling Het statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende Spaarloonregeling. Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid Op aanvraag verlagen gedeputeerde staten de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 1. In het geval een statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 2. In het geval dat een statenlid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijsen onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten 1. Een statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van provinciale staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3. Artikel 13 Ziektekostenvoorziening 1. Het statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 175 per jaar. 2. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest ontvangt de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest. 3. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen. 4. Indien de nominale eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging ondergaat wordt het in het eerste lid genoemde bedrag naar evenredigheid gewijzigd.
Versie 5 januari 2007
Artikel 14 Recht op uitkering bij aftreden 1. Een statenlid heeft op aanvraag met ingang van de datum van aftreden recht op een uitkering ten laste van de provincie indien hij direct voor aftreden minimaal 6 maanden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest. 2. Geen recht op een uitkering bij aftreden bestaat indien het statenlid: a. na aftreden zonder onderbreking weer als statenlid optreedt; b. op de datum van zijn aftreden 65 jaar of ouder is; c. van zijn statenlidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X7 van de Kieswet; d. is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet. Artikel 15 Duur van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden wordt toegekend voor een duur gelijk aan de helft van het aantal volledige maanden waarin betrokkene direct voor aftreden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest. 2. De maximumduur van de uitkering bij aftreden is 2 jaar. Artikel 16 Bedrag van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden bedraagt in het eerste jaar 80% en daarna 70% van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden. 2. Indien de vergoeding voor de werkzaamheden met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt herzien wordt de uitkering bij aftreden met ingang van het tijdstip van die herziening dienovereenkomstig aangepast. Artikel 17 Korting wegens inkomsten 1. Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten worden met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben, voor zoveel die uitgaan boven het bedrag van het minimumloon, inclusief de vakantie-uitkering, voor volwassen werknemers als bedoeld in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 2. Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met ingang van of na het aftreden als statenlid en hogere inkomsten, anders dan ten gevolge van algemene loonsverhogingen, die hij geniet uit activiteiten, ter hand genomen voor het aftreden als statenlid, worden volledig met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan: a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001; b. belastbaar loon uit of in verband met arbeid en c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001; d. een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Versie 5 januari 2007
4. Het gewezen statenlid is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid, terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten, onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken, een en ander overeenkomstig de hem door gedeputeerde staten gegeven voorschriften. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig voor het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering bij aftreden een vermindering toegepast van een voorlopig bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de even bedoelde termijn. 5. Het gewezen statenlid geeft desgevraagd alle informatie betreffende de ter hand genomen activiteiten en de inkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel en wordt geacht erin toe te stemmen dat alien die daarvoor naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen, hierover desgevraagd alle noodzakelijke informatie verstrekken. Artikel 18 De verplichting om werk te zoeken PM (Het betreft een vergelijkbare bepaling als welke voor gedeputeerden zal worden opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers)1 Artikel 19 Betaling van de uitkering bij aftreden De uitkering bij aftreden wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Artikel 20 Opschorting en einde van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden eindigt: a. op de dag waarop de uitkeringsduur is verstreken; b. met ingang van de maand, volgend op die waarop het gewezen statenlid is overleden; c. met ingang van de maand, volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt; d. met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid weer als statenlid is beedigd; e. met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid als lid van gedeputeerde staten is beedigd. 2. Gedeputeerde staten kunnen de uitbetaling van de uitkering bij aftreden opschorten voor zolang het gewezen statenlid niet heeft voldaan aan zijn in artikel 17, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting. Indien de in artikel 17, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen wordt de uitkering bij aftreden over de tijd van de Opschorting, met inachtneming van artikel 17, alsnog uitbetaald. Artikel 21 Uitkering bij overlijden 1. In geval van overlijden van het statenlid wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden, welke het statenlid laatstelijk genoot over een tijdvak van drie maanden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het inkomen van het statenlid. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie het overleden statenlid ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet. 1
Zie wetsvoorstel 30 424 tot wijziging van o.a. de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Versie 5 januari 2007
3. Dit artikel is niet van toepassing op een statenlid dat is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet. Artikel 22 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte 1. De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 21, 37 en 39 zijn van overeenkomstige toepassing op het statenlid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit statenlid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is. 2. Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet wordt niet aangemerkt als een aftreden als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 20. Hoofdstuk HI Voorzieningen voor gedeputeerden Artikel 23 Onkostenvergoeding 1. Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 21, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien. 2. In afwijking van het eerste lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten x% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien de gedeputeerde op grond van artikel 31 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld. Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer (optie 1: geen OV-jaarkaart} De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of tegemoetkoming in de kosten) De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling naar keuze: a. een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt; b. een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 25 Zakelijke reiskosten (optie 1: zonder OV-jaarkaart) 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 2. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.
Versie 5 januari 2007
Artikel 25 Zakelijke reiskosten (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of vergoeding reiskosten) 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van artikel 24, onderdeel a; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 2. Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 24 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd. 3. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989. Artikel 26 Dienstauto 1. De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto. 2. De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt. 3. Indien de gedeputeerde op grond van artikel 24 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto. 4. Indien de gedeputeerde ingevolge artikel 24 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt wordt bij gebruik van een dienstauto voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling een korting op zijn bezoldiging toegepast overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen a en b van het derde lid. 5. Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort. Artikel 27 Verblijfkosten De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 25 volledig vergoed. Artikel 28 Buitenlandse dienstreis 1. Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.
Versie 5 januari 2007
2. Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist. Provinciale staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden. Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. 2. De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde. Artikel 30 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag worden de gedeputeerde ten laste van de provincie voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid, verlenen gedeputeerde staten de gedeputeerde op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. 3. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de provincie ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De tegemoetkoming bedraagt 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de gedeputeerden ten laste van de provincie in bruikleen ter beschikking worden gesteld. 4. Op aanvraag ontvangt de gedeputeerde een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast. 5. De gedeputeerde ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 6. Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen. Artikel 31 Mobiele telefoon 1. Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie. 3. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 4. Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon mede gebruikt voor privedoeleinden wordt voor dit prive-gebruik een nader door gedeputeerde staten te bepalen bedrag ingehouden . Artikel 32 Spaarloonregeling De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende Spaarloonregeling. Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van:
Versie 5 januari 2007
a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; b. verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 34 Vervallen
Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden Artikel 34 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 13 voornoemd wordt herzien. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt. 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie a. als statenlid of gedeputeerde; b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd; c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. 4. Voor leden van commissies als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden gelden de volgende vergoedingen voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie: a. de leden van : X%; b. de leden van : Y%; c. enz. van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding. Artikel 35 Reis- en verblijfkosten 1. Aan het lid van een commissie dat geen statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. 2. Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 36 Buitenlandse excursie of reis 1. Provinciale staten kunnen een commissie uit provinciale staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden. 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd. 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.
Versie 5 januari 2007
Hoofdstuk V De procedure van declaratie Artikel 37 Betaling van kosten Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door a. betaling uit eigen middelen; of b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie; of c. een provinciale creditcard. Artikel 38 Declaratie van vooruit betaalde kosten 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 25, 27, 28, 33 en 35 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. Artikel 39 Rechtstreekse facturering bij de provincie 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 25, 27, 28, 29 en 33 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie. 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 3. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. Artikel 40 Gebruik creditcard 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 25, 27, 28 en 33 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de provinciale creditcard. 2. Een provinciale creditcard wordt de gedeputeerde op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de provincie in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden. 3. De provinciesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van provinciale creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt. 4. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 5. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. 6. Bij beeindiging van het ambt van gedeputeerde wordt de creditcard onverwijld ingeleverd. 7. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de provincie. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de provincie. Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 41 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.
Versie 5 januari 2007
10
TOELICHTING ALGEMEEN Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van gedeputeerden, statenleden en leden van provinciale commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en provinciale verordening. Wettelijk is voor gedeputeerden in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. Voor statenleden is de tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte wettelijk geregeld (en nader rechtspositioneel geregeld in de artikelen 14, tweede lid, 21, derde lid, en 22 van deze verordeningX Verder zijn er algemene wettelijke voorzieningen voor werkenden die ook gelden voor gedeputeerden en statenleden. Een goed voorbeeld daarvan is de kinderopvang. In de Provinciewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van gedeputeerden, statenen commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit gedeputeerden en het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de verstrekking van een OV-jaarkaart en de uitkering bij aftreden als statenlid, geldt dat de provincie de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen. H oof d lijn en provinciale verordening In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van gedeputeerden, statenleden en leden van provinciale commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de gedeputeerden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de provincie (artikel 43 van de Provinciewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 96 van de Provinciewet opgenomen voor staten- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij provinciale verordening aan staten- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel ministeriele goedkeuring vereist. De verordening bevat bepalingen inzake: de beloning voor de werkzaamheden van staten- en commissieleden (artikelen 2 en 34), waarbij is op te merken dat voor gedeputeerden niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; een vaste algemene onkostenvergoeding voor gedeputeerden en statenleden (artikelen 3 en 23); reis- en verblijfkosten van gedeputeerden, staten- en commissieleden, waarbij voor gedeputeerden een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 24 t/m 28, 35 en 36); reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige gedeputeerde (artikel 33) beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan gedeputeerden en statenleden (artikelen 8, 30 en 31) en faciliteiten in de vorm van deelname van gedeputeerden en statenleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 29); een aantal secundaire voorzieningen voor statenleden, zoals een uitkering bij aftreden en overlijden (artikelen 14 t/m 21) en voor zowel gedeputeerden als statenleden, zoals de Spaarloonregeling (artikelen 9 en 32); de procedure van declareren (artikelen 37 t/m 40).
Versie 5 januari 2007
11
De arbeidsverhouding van de gedeputeerde en het statenlid Statenleden zijn niet in dienstbetrekking bij de provincie. De provincie is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Statenleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de provincie van de over de statenvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de provincie is vallen statenleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een statenlid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Gedeputeerden zijn sinds de dualisering van het provinciebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat gedeputeerden direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het provinciebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Gedeputeerden vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na afreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor gedeputeerden geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Gedeputeerden zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de provincie van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. De loon- en inkomstenbelasting Opting in regeling Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de "opting in regeling" genoemd. De administratie van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie en het statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de provincie de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de provincie onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt, zoals de vaste algemene onkostenvergoeding. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.Ook kan betrokkene deelnemen in de Spaarloonregeling die er voor het provinciaal personeel is. Fiscale standaardpositie Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. De verstrekking van een OV-jaarkaart behoort dan ook in beginsel tot de te belasten voordelen. Zij kunnen niet deelnemen aan de Spaarloonregeling. Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De provincie dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47.
Versie 5 januari 2007
12
Verstrekkingen (bijvoorbeeld een OV-jaarkaart) moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het statenlid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3). Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het statenlid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. De vergoedingssystematiek Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de provincie ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de provincie. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren: welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten); welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie; kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt); voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt. Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering bruikleen van computer- en communicatieapparatuur; zakelijk gebruik van dienstauto's; deelname aan cursussen en congressen e.d. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de gedeputeerde of het statenlid maar worden direct door de provincie voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de gedeputeerde of het statenlid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 23 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor statenleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.
Versie 5 januari 2007
13
Controle en Verantwoording Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke Verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door provinciebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiele en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college van gedeputeerde staten. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het statenlid In het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is geregeld dat statenleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat jaarlijks wordt bij gesteld. Artikelen 3 en 23 vaste onkostenvergoeding Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van gedeputeerde c.q. aan het statenlidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: representatie vakliteratuur contributies, lidmaatschappen telefoonkosten bureaukosten, porti zakelijke giften bijdrage aan fractiekosten ontvangsten thuis excursies.
Versie 5 januari 2007
14
Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8, 29 en 30). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bij gesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op statenleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en statenleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 23 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat jaarlijks wordt bij gesteld. In de vaste kostenvergoeding zit ook een component telefoonkosten. Indien de provincie voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een gedeputeerde beschikbaar stelt moet er een korting worden toegepast op die vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de provincie is getroffen. Dat is geregeld in artikel 23, tweede lid. Voor alle gedeputeerden aan wie de provincie een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde korting. Artikel 5 reiskosten statenleden In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor statenleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2007: € 0,372 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. [Bij keuze voor optie 2: In plaats van vergoeding van reiskosten kan een OV-jaarkaart l e of 2e klasse worden verstrekt. De verstrekking van de OV-jaarkaart is belastingvrij als aannemelijk is dat de kaart mede wordt gebruikt voor zakelijke reizen of woon-werkverkeer. Als een OV-jaarkaart is verstrekt kunnen reiskosten met openbare middelen van vervoer uiteraard niet worden gedeclareerd en worden zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer alleen bij hoge uitzondering vergoed, als reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken.] Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. [Bij keuze voor optie 2: Als een OV-jaarkaart is verstrekt zal de kaart naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kan alleen dat deel van de reiskosten dat betrekking heeft op het statenlidmaatschap, als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.]
2
Op peildatum 1 januari 2007 is de verhoging van de kilometervergoeding van € 0,28 naar € 0,37 nog niet geformaliseerd. De verhoging zal terugwerken tot en met 1 januari 2006.
Versie 5 januari 2007
15
Artikel 6 Verblijfkosten statenleden Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. De vergoeding kan worden toegekend als het statenlid een staten- of commissievergadering bijwoont maar ook ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. [Als wordt gekozen voor optie 1: Ook is het mogelijk maaltijden en consumpties bij zakelijk verblijf op het provinciehuis te verstrekken.] Vergoeding of verstrekking van maaltijden is onbelast als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan staten- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een prive-karakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van maaltijden is dan onbelast. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 7 en 29 Cursus, congres, seminar of symposium Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan individuele statenleden of gedeputeerden in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap c.q. het ambt van gedeputeerde op eigen initiatief deelnemen. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan voor statenleden de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt. De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 8 en 30 Computer en internetverbinding Voor de uitoefening van het statenlidmaatschap en het ambt van gedeputeerde wordt op aanvraag om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het statenlid en de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst is door gedeputeerde staten vastgesteld.
Versie 5 januari 2007
16
De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en staten- en commissieleden. Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Er wordt van uitgegaan dat gedeputeerden en statenleden de computer niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk zullen gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zijn belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de provincie beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% van de waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de provincie op aanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. het beschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Het belastingnadeel wordt met andere woorden in die 3 jaar gecompenseerd. Daarbij wordt omwille van een uniforme en eenvoudige uitvoering uitgegaan van een voor ieder gelijk belastingnadeel. Dat kan voor statenleden met een laag belastingtarief een gering voordeel zijn. De vergoeding ter compensatie van het belastingnadeel is overigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. Het is ook mogelijk om een dergelijke vergoeding te geven voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer. Ook dan is de vergoeding belast. Daarvoor vindt geen compensatie plaats. Uitgegaan wordt hier van ten hoogste de aanschafwaarde van de computer die de provincie ter beschikking stelt. De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de provincie. Gedeputeerde staten stellen hiervoor een voor ieder gelijk vast bedrag vast. Hier is er van uitgegaan dat de internetaansluiting voor meer dan 10% zakelijk gebruikt wordt. De verstrekte vergoeding is in dat geval onbelast. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Gezien de grote varieteit aan mogelijkheden, de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de verschillende behoeften in provincies zijn er niet allerlei aanvullende regelingen op detailniveau opgenomen, maar is in het zesde lid aan gedeputeerde staten de bevoegdheid gegeven om nadere (huishoudelijke) regels vast te stellen om maatwerk te leveren op het niveau van de individuele provincie. Daarbij kan worden gedacht aan het regelen van de frequentie van het beroep dat op de voorziening kan worden gedaan (bijv. maximering van de vergoeding van aanschaf/gebruik van de PC tot 3 jaar per zittingsperiode), of aan regeling van het moment waarop moet worden gekozen uit de soorten voorzieningen (bruikleen of vergoeding bij aanschaf c.q. gebruik van de eigen PC), bijv. eenmaal bij aanvang van de statenperiode. Artikelen 9 en 34 Kinderopvang Vervallen
Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat provinciale staten en gemeenteraden een brede afspiegeling van de bevolking dienen te vormen. Om deze reden moeten drempels om statenlid of raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Versie 5 januari 2007
17
Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor staten- en raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een staten- of raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of statenzetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden kunnen provincies hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 10 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een statenlid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het statenlid. Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WWuitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot statenlid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het statenlidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden biedt provincies de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening
Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten In artikel 75 van de Provinciewet is geregeld dat het voorzitterschap van provinciale staten bij verhindering of ontstentenis van de Commissaris van de Koningin wordt waargenomen door het langstzittende statenlid. Provinciale staten kunnen ook een ander statenlid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is in artikel 12 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende statenlid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de in artikel 3 bedoelde vaste onkostenvergoeding. Artikel 13 Ziektekostenvoorziening Statenleden hebben recht op een tegemoetkoming in de ziektekosten. Het bedrag van die tegemoetkoming is afgestemd op die voor het provinciepersoneel. De tegemoetkoming is geindexeerd (door koppeling aan de ontwikkeling van de nominale eindejaarsuitkering van rijksambtenaren). De over de statenvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage ziektekosten wordt niet vergoed. Artikelen 14 t/m 20 Uitkering bij aftreden als statenlid De artikelen 14 t/m 20 bevatten een sobere uitkeringsregeling voor statenleden na hun aftreden. Het betreft een in tijd begrensde overbruggingsregeling ingeval van aantoonbare inkomstenderving. Gezien het specifieke karakter van het politieke ambt van statenlid is de reden (en eventuele verwijtbaarheid) van hun aftreden niet relevant voor het recht op een uitkering. De regeling is bestemd voor statenleden zonder (ander) betaald werk of met werk met beperkte inkomsten. In verband hiermee is er een strenge kortingsregeling opgenomen die voorkomt dat in de praktijk na aftreden ook statenleden die daarnaast al een volledige betaalde hoofdbetrekking vervullen en dus niet hoeven te zoeken naar betaald werk, in aanmerking komen voor een uitkering.
Versie 5 januari 2007
18
Gekort worden alle inkomsten die uitgaan boven het wettelijk minimumloon, inclusief vakantieuitkering. Die bedraagt vanaf 1 januari 2007 op jaarbasis € 16.858,37. Als het gaat om nieuwe inkomsten of hogere inkomsten uit bestaande activiteiten worden die steeds volledig gekort (ook al bedragen alle inkomsten tezamen minder dan het wettelijk minimumloon).Inkomsten uit vermogen worden, net als bij andere gewezen politieke ambtsdragers, niet gekort. De uitkering wordt alleen op aanvraag verstrekt. Een statenlid kan dus afzien van het recht op een uitkering als hij vindt dat voor een uitkering, gezien de omvang van eventuele inkomsten uit vermogen, geen reele noodzaak bestaat. De uitkeringsduur is, in overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, bepaald op ten hoogste 2 jaar. Voor deze maximale uitkeringsduur komen diegenen in aanmerking die ten minste een voile zittingsperiode (van 4 jaar) statenlid zijn geweest. In verband hiermee is geregeld dat de uitkeringsduur gelijk is aan de helft van de periode van het statenlidmaatschap. Er geldt een periode van ten minste 6 maanden statenlidmaatschap als referte-eis. Daarmee bedraagt de uitkeringsduur in de praktijk steeds ten minste 3 maanden. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden bedraagt de uitkering in het eerste jaar 80% en daarna 70% van de vergoeding voor de werkzaamheden. De uitkering is geindexeerd: zij is gekoppeld aan de ontwikkeling van de vergoeding voor de werkzaamheden die jaarlijks wordt herzien. [Van gewezen statenleden die een beroep op de uitkeringsregeling doen mag worden gevergd dat zij zoeken naar betaald werk waardoor zij niet of minder afhankelijk zijn van een uitkering ten laste van de provincie. Er is daarom een verplichting opgenomen om werk te zoeken. Een dergelijke verplichting is sinds kort ook voor leden van gedeputeerde staten opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Die regeling is ontleend aan de verplichtingen en sancties ter zake die voor werkloze werknemers zijn opgenomen in de Werkloosheidswet. De regeling voor statenleden sluit daarop aan. Wie zijn verplichtingen niet nakomt loopt het risico dat het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk vervalt.]3 Artikel 21 Uitkering bij overlijden Bij overlijden van het statenlid bestaat er voor de nagelaten betrekkingen recht op een overlijdensuitkering ter grootte van de vergoeding voor de werkzaamheden welke het statenlid over de laatste drie maanden genoot. Deze voorziening sluit aan bij die voor gedeputeerden. Artikelen 14, tweede lid, onderdeel d, 21, derde lid, en 22 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte Vanaf 11 oktober 2006 is wettelijk de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap en bevalling of ziekte geregeld. De wettelijke regeling geldt voor leden van de Tweede en Eerste Kamer en voor raads- en statenleden. Het statenlid dat van deze wettelijke regeling gebruik wil maken wordt op diens verzoek tijdelijk ontslag verleend voor een vaste termijn van 16 weken en wordt in die periode vervangen. Na afloop van die 16 weken herleeft het statenlidmaatschap van rechtswege. Er vindt dan geen hernieuwd onderzoek naar de geloofsbrieven plaats en de eed hoeft niet hernieuwd te worden afgelegd. Een opeenvolging van vervanging bijvoorbeeld wegens zwangerschap en bevalling en daarna wegens ziekte is mogelijk. Er moet dan opnieuw een verzoek worden gedaan. Vervanging is beperkt tot drie perioden van 16 weken. De vervanger wordt tijdelijk maar volwaardig lid van provinciale staten. Betrokkene wordt op dezelfde wijze verkozen en staat dus op dezelfde kandidatenlijst. Er vindt onderzoek van de geloofsbrieven plaats en de eed moet worden afgelegd. 3
Deze alinea zal in de toelichting worden opgenomen na aanvaarding van wets voorstel 30 424 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers waarin de verplichting voor werkloze gedeputeerden is opgenomen om werk te zoeken
Versie 5 januari 2007
19
De rechtspositionele voorzieningen i.v.m. de tijdelijke vervanging van statenleden is geregeld in het Rechtspositiebesluit en doorvertaald in de artikelen 14, tweede lid, onderdeel d, 21, derde lid, en 22 van deze verordening. Dat betreft zowel de aanspraken van het vervangen statenlid als van degene die als tijdelijke vervanger wordt aangesteld. Voor het vervangen statenlid blijft de financiele rechtspositie zoveel mogelijk dezelfde. Zo blijven bijvoorbeeld de vergoeding voor de werkzaamheden en de voorzieningen voor computer- en communicatieapparatuur ongewijzigd. Omdat de reis- en verblijfkosten direct verbonden zijn aan de daadwerkelijke uitoefening van het statenlidmaatschap blijven vergoedingen daarvoor gedurende de periode van tijdelijk ontslag achterwege. De vaste onkostenvergoeding vervalt niet in die periode maar wordt gehalveerd. De vaste onkostenvergoeding ziet immers voor een deel op uitgaven met een doorlopend karakter, zoals uitgaven voor abonne- menten, contributies e.d. Degene die tijdelijk het statenlid vervangt is in de periode van vervanging volwaardig statenlid en de rechtspositionele voorzieningen zijn daarom onverkort van toepassing. Dat geldt alleen niet voor de wachtgeldaanspraken. Gezien de voorzienbaar beperkte periode van vervanging komt de vervanger na aftreden hiervoor niet in aanmerking. Een en ander zal overigens niet snel spelen omdat voor het recht op wachtgeld is vereist dat betrokkene direct voor aftreden minimaal 6 maanden statenlid is geweest. Evenmin komt de vervanger in aanmerking voor de financiele voorzieningen bij overlijden. Artikelen 24 en 25 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten Voor gedeputeerden is in artikel 24 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2007 € 0,14 per afgelegde kilometer. [Als gekozen wordt voor optie 2: In plaats daarvan kan de gedeputeerde voor woon/werk en zakelijk verkeer belastingvrij ook een OV-jaarkaart l e of 2e klasse worden verstrekt.] Ingevolge artikel 25 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2007 € 0,3 74 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.[Als gekozen wordt voor optie 2: Als een OV-jaarkaart is verstrekt zijn er uiteraard geen reiskosten met openbare middelen van vervoer te declareren. Zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer worden in dat geval alleen bij hoge uitzondering vergoed, als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd.] Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 25, tweede lid [ Als gekozen wordt voor optie 2: artikel 25, derde lid]. Indien voor het provinciaal personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt de salderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. Voorbeeld (uitgaande van de oude kilometervergoeding van € 0,28) Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240, bestaande uit: een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400 en 4
Op peildatum 1 januari 2007 is de verhoging van de kilometervergoeding van € 0,28 naar € 0,37 nog niet geformaliseerd. De verhoging zal terugwerken tot en met 1 januari 2006.
Versie 5 januari 2007
20
een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840. Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer.
Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het "bovenmatige' gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270. Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers. Artikel 26 Dienstauto Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de provincie een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan gedeputeerden. De dienstauto kan ook voor het woonwerkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk. Die korting vindt in dat geval ook plaats als een OV-jaarkaart is verstrekt. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenftmctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de provinciale kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor prive-gebruik. Artikelen 28 en 36 Buitenlandse dienstreis Bij buitenlandse dienstreizen in het provinciaal belang kunnen de gedeputeerde de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college van gedeputeerde staten over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en Verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) prive-reis. Ook statencommissies maken wel eens in het provinciaal belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten provinciale staten expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de provincie georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van statencommissies. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als
Versie 5 januari 2007
21
opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikel 31 mobiele telefoon Als onderdeel van de bedrijfsvoering wordt de gedeputeerde op aanvraag voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking gesteld. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst is door gedeputeerde staten vastgesteld. De kosten van het zakelijk gebruik van de mobiele telefoon komen ten laste van de provincie. Indien ook prive gebruik wordt gemaakt van deze mobiele telefoon komen die kosten voor rekening van de gedeputeerde. Daartoe wordt op de bezoldiging van de gedeputeerde een bedrag ingehouden dat correspondeert met de kosten van privegebruik. Gedeputeerde staten stellen dit bedrag vast op basis van een schatting van de kosten van prive-gebruik. Op basis van de werkelijke kosten kunnen gedeputeerde staten achteraf een correctie (naar boven of beneden) aanbrengen. Bij een verstrekking wordt ervan uitgegaan dat een gedeputeerde de mobiele telefoon voor meer dan 10% van het totale gebruik zakelijk gebruikt. Dat betekent dat de provincie de mobiele telefoon belastingvrij ter beschikking kan stellen en zonder gevolgen voor de belastingheffing ten aanzien van de gedeputeerde de totale kosten van gebruik van de mobiele telefoon (zowel zakelijk als prive) voor zijn rekening mag nemen. De provincie betaalt alle kosten van gebruik van de mobiele telefoon en verhaalt middels een inhouding op de bezoldiging de kosten van het prive-gebruik op de gedeputeerde. Zo'n bijdrage van de gedeputeerde heeft fiscaal evenmin gevolgen. In de toelichting op artikel 23 is al ingegaan op de korting op de vaste kostenvergoeding bij beschikbaarstelling van een mobiele telefoon. Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten Sinds de dualisering van het provinciebestuur kunnen personen van buiten provinciale staten tot gedeputeerde worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de provincie zelf wonen. Die zijn op grond van de Provinciewet verplicht om te gaan wonen in de provincie waar zij gedeputeerde zijn geworden. In artikel 33 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de provincie in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast. Artikel 34 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen In dit artikel is het presentiegeld voor leden van provinciale commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor statenleden en gedeputeerden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 34, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat jaarlijks wordt bij gesteld. Het Rechtspositiebesluit statenen commissieleden biedt de mogelijkheid om in de provinciale verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 34, vierde lid.
Versie 5 januari 2007
22
Artikelen 37 t/m 40 De procedure van declaratie In artikel 37 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 38 t/m 40 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten: reis- en verblijfkosten van statenleden; zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten van leden van provinciale commissies Rechtstreekse facturering bij de provincie Rekeningen kunnen rechtreeks bij de provincie in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door statenleden en gedeputeerden; zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden. Gebruik creditcard Aan gedeputeerden kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de provincie. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen: zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten.
Versie 5 januari 2007
23
Bijlage VIII
Overzicht wijzigingen t.o.v. eerder toegestuurde Modelverordening rechtspositie gedeputeerden, Staten- en commissieleden Destijds is de provincies (ondershands) de versie van de Modelverordening rechtspositie gedeputeerden, Staten- en commissieleden (versie van 17 augustus 2006) gestuurd die de instemming heeft gekregen van het IPO-bestuur en van de Algemene Vergadering van het IPO. Er heeft zich sedertdien een aantal ontwikkelingen voorgedaan die moet leiden tot een actualisering van de modelverordening. Dat betreffen de volgende ontwikkelingen: • de wijziging van de Wet kinderopvang waardoor alle vergoedingen voor kinderopvang door de Belastingdienst worden verstrekt. Hierdoor moet de eigen provinciale voorziening vervallen; • de belastingherziening 2007 Cpaarse krokodil')/ wat o.a. gevolgen heeft voor de bepaling inzake bruikleen van mobiele telefoons aan gedeputeerden; • de mogelijkheid om Statenleden een tegemoetkoming in de ziektekosten te verstrekken; • de wettelijke regeling van tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers i.v.m. zwangerschap en bevalling of ziekte. In verband hiermee wordt thans een nieuwe versie van de modelverordening toegestuurd. Alle veranderingen zijn in de tekst terug te vinden. Daarover het volgende. Artikelen 2 en 3 en toelichtinq hierop De wijzigingen zijn van zuiver redactionele aard. Artikelen 8 en 30 en toelichtinq hierop fbruikleen/verqoedinq PC) Het betreffen geen inhoudelijke wijzigingen, maar een verduidelijking van de bestaande voorziening. Er waren vanuit provincies vragen over de interpretatie van de oude tekst. Nu is helderder vastgelegd dat het gaat om hetzij bruikleen van PC met compensatie van het belastingnadeel hetzij vergoeding voor aanschaf/gebruik van de eigen PC zonder compensatie van belasting. De toelichting is verder aangepast i.v.m. de belastingherziening 2007 m.b.t. internetvoorzieningen (al belastingvrij bij meer dan 10% zakelijk gebruik). Artikelen 9 en 34 oud (kinderopvanq) Op grond van de wijziging van de Wet kinderopvang (zie hierboven) is er geen bestaansrecht meer voor een eigen voorziening. De rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en Statenleden zullen een dergelijke voorziening niet meer mogelijk maken. Zie ook de circulaire van BZK van 18/12/2006, kenmerk 2006-0000413365. Artikel 13 (oud 14) en toelichtinq hierop (ziektekostenvoorzieninq Statenleden) In het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden is inmiddels geregeld dat Statenleden (terugwerkend vanaf 1.1.2006) een tegemoetkoming ziektekosten van € 175,— per jaar krijgen. Via de mail is eerder een tekstvoorstel aangereikt. De definitieve versie wijkt daarvan iets af (zie lid 2). Er is nu ook een toelichting. Artikelen 14 (lid 2d). 21 (lid 3) en 22 en toelichtinq hierop Hierin is nieuw geregeld de rechtspositie bij vervanging van Statenleden i.v.m. zwangerschap en bevalling of ziekte. De tekst sluit aan bij die welke zeer binnenkort in het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden is te vinden. Er is een uitvoerige toelichting bijgevoegd. Artikel 23 Het betreffen zuiver redactionele wijzigingen. Artikel 31 en toelichtinq hierop (mobiele telefoon qedeputeerden) Vanaf 2007 is bruikleen van de mobiele telefoon al belastingvrij bij zakelijk gebruik van meer dan 10%. Daarom is er geen aparte optie meer voor bruikleen van het mobiel alleen voor zakelijk gebruik. Artikel 31 ziet nu op beide situaties. Het principe dat privegebruik voor eigen rekening van de gedeputeerde komt, blijft overeind. Nu echter niet meer een inhouding op de bezoldiging daarvoor conform de forfaitaire fiscale bedragen omdat die zijn vervallen. De hoogte van de inhouding kan niet centraal in het model worden geregeld maar zal door Gedeputeerde Staten moeten worden vastgesteld. Het is raadzaam over dit nieuwe punt Gedeputeerde Staten expliciet te laten beslissen in het kader van de besluitvorming over de verordening. Een alternatief kan wellicht zijn dat de gedeputeerde periodiek een rekening krijgt voor het privegebruik. Dat vergt een aangepast artikel 31.
Statenvoorstel nr. PS/2007/55
Artikel 34 (nieuw) en toelichtinq hierop (presentieqeld commissieleden) Naar aanleiding van juridische vragen uit Utrecht is nu in de verordening zelf aangegeven welke commissies meer presentiegeld krijgen dan het door BZK vastgestelde maximumbedrag en is nu aangegeven wat het bedrag van het presentiegeld is. In provincies waarin dit voorkomt moet de concrete naam van de commissies worden ingevuld alsmede het percentage van genoemd maximumbedrag (of eventueel een absoluut bedrag). Het moet daarbij steeds gaan om commissieleden als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden. De wijziging in het eerste lid is van redactionele aard. Alqemene toelichtinq De aanvullingen betreffen een actualisering i.v.m. nieuwe ontwikkelingen en redactionele aanpassingen. Toelichtinq artikel 5 (reiskosten Statenleden) Vooruitlopend op de formalisering is reeds de km-vergoeding van € 0,37 vermeld. De verhoging van € 0,28 naar€ 0,37 volgt na de formalisering daarvan in de Reisregeling binnenland (voor rijksambtenaren). Verder is rekening gehouden met de belastingherziening 2007 m.b.t. de OV-jaarkaart (is nu volledig belastingvrij). Toelichtinq artikel 6 (verb!ijfkosten Statenleden) Rekening is gehouden met de belastingherziening 2007 m.b.t. verstrekking/vergoeding van maaltijden. Toelichtinq artikelen 7 en 29 Betreffen redactionele aanpassingen. De toelichting geldt voor zowel gedeputeerden als Statenleden. Toelichtinq artikelen 14 t/m 20 fuitkerinq bil aftreden) Hierin is het bedrag van het wettelijk minimumloon (op jaarbasis, inclusief vakantie-uitkering) aangepast naar de situatie per 1 januari 2007. Toelichtinq op artikelen 24 en 25 Vooruitlopend op de formalisering is reeds de km-vergoeding van € 0,37 vermeld. De verhoging van € 0,28 naar € 0,37 volgt na de formalisering daarvan in de Regeling rechtspositie gedeputeerden. De salderingsregeling staat bij het Rijk overigens ter discussie. Als die voor rijkspersoneel wegvalt is er voor gedeputeerden alleen een salderingsregeling als er een salderingsregeling voor provinciepersoneel is.
10
Statenvoorstel nr. PS/2007/55