versie: april 2010
5.3.6
Aardappelopslagbestrijding
CONTACTPERSOON: PETER WILTING
5.3.6.1
Problematiek van aardappelopslag
Aardappelopslag is om twee redenen een probleem: 1. het belemmert de groei van het geteelde gewas; 2. het kan ziekten in stand houden of zelfs vermeerderen. Zou men bij de bestrijding alleen naar punt 1 hoeven te kijken, dan was het probleem niet zo groot en zou men met chemische en/of mechanische middelen aardappelopslag kunnen beheersen. De inzet van rijenfrezen of schoffelwerktuigen is alleen effectief ter bestrijding van bovengrondse plantendelen. Chemische bestrijding met voor bieten selectieve middelen is niet afdoende. De inzet van bijvoorbeeld Safari, Frontier Optima en Dual Gold toegevoegd aan het lagedoseringensysteem geeft alleen verbranding van het aardappelloof. De knol kan opnieuw gaan uitlopen. Uit fytosanitair oogpunt, genoemd onder punt 2, is het echter noodzakelijk dat men niet alleen de bovengrondse delen van aardappelopslag goed bestrijdt, maar ook het hele wortelstelsel. Het tweede aspect is zeker belangrijk om de teelt van plant- en pootgoed veilig te stellen. Zo kunnen schimmels, bijvoorbeeld Phytophthora infestans, en virussen op de knol overleven en een primaire bron zijn voor besmetting. Ook aardappelcysteaaltjes (Globodera pallida of G. rostochiensis) kunnen zich blijven vermeerderen. Momenteel is er slechts één werkzame stof effectief tegen aardappelopslag: glyfosaat. De beste manier van aanpak is om aardappelopslag zoveel mogelijk te voorkomen. Allereerst kunnen er een aantal preventieve maatregelen genomen worden. 5.3.6.2
Beperk rooiverlies
De eerste slag kan gemaakt worden bij het rooien. De hoeveelheid achtergebleven knollen kan beperkt worden door aandacht te besteden aan een goede afstelling van de rooier. Hierbij valt te denken aan juiste rooidiepte, fijne steek spijlenmat en het voorkomen van morsen. Ook kan de rassenkeuze een rol spelen. Over het algemeen geven frietrassen bij oogst een grovere sortering dan consumptierassen. 5.3.6.3
Niet-kerende grondbewerking
Ondanks een goede afstelling van de rooier, blijven bij de oogst van aardappelen vaak knollen achter op het land. Deze knollen kunnen overwinteren in de grond. Als een aardappel niet wordt blootgesteld aan 48 vorstgraaduren (bijvoorbeeld temperatuur van -2ºC bij 24 uur) kan men problemen met aardappelopslag verwachten. De mate van bevriezen is mede afhankelijk van grondsoort en de uitgevoerde grondbewerking in het najaar. Door de knollen aan de oppervlakte te houden, kan het effect van de vorst op de aardappel worden vergroot. Om de aardappelen aan de oppervlakte te houden, kan men na de teelt van aardappelen in het najaar een niet-kerende grondbewerking uitvoeren middels cultivateren in plaats van te ploegen. Onderzoek heeft uitgewezen dat een niet-kerende grondbewerking voorafgaande aan de bietenteelt geen invloed heeft op de suikeropbrengsten. Op lichte zavel-, zand- en dalgronden hoeft men de grond in het najaar niet te bewerken en kan men na de winter een hoofdgrondbewerking uitvoeren door te ploegen, te spitten of een niet-kerende grondbewerking (bijvoorbeeld cultivateren) uit te voeren, gevolgd door een zaaibedbereiding. Voor meer informatie kunt u Betatip hoofdstuk 2.1 ‘Grondbewerkingsadvies bij suikerbieten’ raadplegen.
IRS Betatip
37
versie: april 2010
5.3.6.4
Rotatie
Onderzoek van PPO-agv te Lelystad heeft uitgewezen dat een aantal herbiciden in granen en maïs aardappelopslag kunnen onderdrukken, maar niet effectief bestrijden (zie: www.kennisakker.nl). Bij de inzet van de herbiciden Starane en Hussar in wintertarwe werd een afname van het versgewicht van de knollen geconstateerd ten opzichte van onbehandeld. Echter, het aantal gevormde knollen was door de graanherbiciden niet significant lager. De maïsherbiciden Mikado en Callisto gaven een lager versgewicht van de nieuw gevormde knollen en een lagere knolproductie. Omdat er knolvorming optreedt, kunnen (aardappelcyste)aaltjes zich toch vermeerderen, waardoor om fytosanitaire redenen deze strategie geen oplossing biedt. Behandeling met glyfosaat gaf geen knolvorming. 5.3.6.5
Glyfosaat
Aardappelopslag kan men het beste bestrijden door direct in het volggewas een glyfosaatbevattend middel in te zetten. Bij een laat te zaaien gewas kan vóór opkomst of vóór de zaaibedbereiding vroeg uitlopende aardappelen in het voorjaar volvelds bespoten worden. Als dit niet mogelijk is, zal de bestrijding van aardappelopslag in het cultuurgewas moeten plaatsvinden. Uit praktijkdemonstraties in 2002 en 2004 is gebleken dat er goede mogelijkheden zijn om aardappelopslag in suikerbieten effectief te bestrijden. Hierbij zijn drie systemen van toepassen te onderscheiden. a. Gebaseerd op hoogteverschil Bij een toepassing moet de aardappelopslag boven de bieten uitkomen. Met een onkruidstrijker, die voldoende hoog boven de bieten afgesteld staat, kan men een oplossing van glyfosaat aan de aardappelplanten strijken. Let hierbij op dat de strijker niet druipt, waardoor de bieten geraakt worden. Er zijn verschillende strijkers beschikbaar die allemaal goed werk kunnen leveren, mits oordeelkundig gebruikt (zie foto 1 en 2). Raadpleeg voor de juiste verdunning van glyfosaat tabel 1;
Foto 1 en 2.
IRS Betatip
Bij voldoende hoogteverschil tussen opslag en suikerbiet kan met een onkruidstrijker ook de aardappelplanten in de rij bestreden worden.
38
versie: april 2010
b. Gebaseerd op plaats of tijd Bij te weinig hoogteverschil tussen aardappelen en bieten kan men een oplossing zoeken door glyfosaat als strokenbehandeling toe te passen. Hierbij vindt alleen bestrijding van opslag tussen de rijen plaats. Er zijn drie principes: 1. de aardappelen aanstrijken met dweiltjes (zie foto 3) of speciaal doek tussen de rijen;
Foto 3.
2. 3.
Dweiltjes tussen de rijen geven geen volledige bestrijding. Een tweede behandeling met een onkruidstrijker kan ook de opslag in de rij bestrijden.
glyfosaat volvelds toepassen, waarbij een u-profiel de bietenrij afschermt; glyfosaat spuiten tussen de rijen, waarbij de behandelde oppervlakte wordt afgeschermd door een kap (zie foto 4).
Foto 4.
Kappenspuit; het monteren van de machine in de fronthef biedt goed zicht op het werk.
Opmerkingen 1. 2.
Enkele loonwerkers/telers hebben achter de kappen (foto 4) strijkers boven de rijen geplaatst om de grote aardappelplanten in de bietenrij te bestrijden. Strijkers tussen de rij en kappenspuiten geven naast bestrijding van aardappelopslag ook een bestrijding van nog aanwezig onkruid tussen de rij, zoals bijvoorbeeld distels.
IRS Betatip
39
versie: april 2010
3.
Bij gebruik van een u-profiel ter afscherming van de bieten of een kappenspuit moeten de profielen of de kappen door de grond lopen om eventueel bietenbladeren die eronder door gaan, af te snijden. Sommige loonwerkers/telers hebben hiervoor schijven voor de profielen of kappen geplaatst.
Om drift naar de bieten te voorkomen, is spuiten alleen mogelijk met een grove druppel. Harde wind kan ook bij aanwezigheid van een stuifdek spelbreker zijn. Het gevaar bestaat dat druppels van het stuifdek, bijvoorbeeld gerst, kunnen overwaaien naar het gewas. Als bieten bijna doorkomen is het gevaarlijk om glyfosaat te spuiten (bij scheuren in de grond kan glyfosaat het kiempje bereiken). Hoewel suikerbieten veel kunnen compenseren, moet de uitval van bietenplanten tot een minimum beperkt worden. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van werktuigen, waarmee glyfosaatbevattende middelen op een selectieve wijze kunnen worden toegepast. Op de website van het IRS staat een lijst met personen/bedrijven die een werktuig voor aardappelbestrijding beschikbaar hebben (www.irs.nl/pagina.asp?p=1523). Tabel 1. Overzicht en gegevens van werktuigen voor aardappelopslagbestrijding. werktuig
werkingsprincipe
Steketee Multistrike
doek; bietenrij wordt afgeschermd met tunnels
Steketee Multispray MS1
verdunning2 glyfosaat: water
prijs (2007) (€)
3-5
berekende maximumcapaciteit1 (ha/uur) 1 (3 m)
1:2 tot 1:5
wordt op dit moment niet nieuw verkocht
spuit; waarbij een u-profiel de bietenrij afschermt
3-5
1,5
(3 m)
1:50 tot 1:100
3.400 (3 m)
Steketee Multispray MS2
spuit; behandelde oppervlakte wordt afgeschermd door een kap
3-7
2 3
(3 m)
1:50 tot 1:100
4.300 (3 m) 9.500 (6 m)
Agricult Rollmaster
elektrisch aangedreven rol; toprol (reservoir) bevochtigt slijtvaste strijkrol
4-5
1,53
(3 m) (6 m)
1:1 mix van glyfo- 3.900 (3 m) saat met plant9.750 (6 m) aardige antidripolie
Agricult GreenTouch interROW
elektronisch, sensor gestuurde strokenstrijker
5-6
3,5
(3 m) (6 m)
1:6
nog niet bekend nog niet bekend
Agricult GreenTouch TOPcrop
elektronisch, sensor gestuurde strijkboom boven het gewas
5-6
3,5
(3 m) (6 m)
1:6
circa 7.750 (6 m)
Weevers WMonkruidstrijker
dweiltjes tussen de rijen
3-5
12
(3 m) (6 m)
1:4 tot 1:5
6.750 (zelfrijdend) 320 (los element)
Homburg onkruidstrijker
draaiende rol boven gewas
4-5
1,53
(3 m) (6 m)
1:3 tot 1:4
wordt op dit moment niet nieuw verkocht
Zinger onkruidstrijker
stilstaande rol boven het gewas
4-5
1,53
(3 m) (6 m)
1:5 tot 1:10
865 (3 m) 1.810 (6 m)
ZIBO RVS Spuitkap
in breedte verstelbare kap, eenvoudig te monteren op schoffelbalken. Leverbaar met 12 V sproeier + 248 liter tank
1:50 tot 1:100
255 (1 losse kap) 1.495 (tank + spuit)
VSS Agro kappenspuit
spuit; behandelde oppervlakte wordt afgeschermd door een in breedte verstelbare kap
3-7
1:50 tot 1:100
5.030 (3 m) 9.150 (6 m)
Matrot MobilCord
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
1
2
rijsnelheid (km/uur)
2-3
n.b.
(3 m)
n.b.
Maximale capaciteit is berekend op basis van de hoogste rijsnelheid en de werkbreedte. Voor iedere machine is tevens tijd gerekend voor draaien en tanken. Bron: DLV Plant BV - Gewasbescherming in 2008 in de Akkerbouw en Veehouderij en de leveranciers van de werktuigen.
IRS Betatip
40
versie: april 2010
c. Met de hand Bij weinig aardappelopslag kan ook met de hand glyfosaat toegepast worden. Er zijn verschillende gereedschappen op basis van zowel spuiten als strijken, bijvoorbeeld een selector of een onkruidstick. Met deze gereedschappen kan men ook goed werk leveren, mits zorgvuldig gebruikt. De te hanteren dosering is afhankelijk van de aard van de apparatuur, de aangebrachte hoeveelheid spuitvloeistof per plant en de weersomstandigheden, zie tabel 2. Als er veel aardappelopslag op het perceel aanwezig is, kan men kleurstof (signaalrood) aan de oplossing toevoegen. Tabel 2. Overzicht en gegevens van handmatige apparatuur ter bestrijding van aardappelopslag. merk
omschrijving apparatuur
divers Potatokiller/selector Weedhunter SelectieLans
onkruidstick injectiespuit elektronische spuitlans aluminium injectielans van 1 druppel tot nevelshot
verdunning (middel:water) 1:3 tot 1:10 1:5 tot 1:20 1:10 tot 1:33 1:3 tot 1:10
Bron: DLV Plant BV – Handleiding gewasbescherming akkerbouw en veehouderij 2009.
De werking van glyfosaat is optimaal bij groeizaam donker weer. Is het scherp drogend weer, dan kan er een zeer snelle opdroging plaatsvinden van de spuitvloeistof, waardoor er onvoldoende opname door de aardappelen plaatsvindt. Een slechte opname en daardoor een tegenvallende werking, kan ook het geval zijn als aardappelplanten ‘aangebrand’ zijn door herbicidenbespuitingen. Men behaalt de beste bestrijdingsresultaten bij aardappelplanten van 1020 cm hoog. Bij grotere planten en schraal weer wordt geadviseerd de dosering te verhogen en/of plantaardige olie toe te voegen, zie daarvoor de hoogste dosering in tabel 1. Bij de inzet van werktuigen is de bekwaamheid en zorgvuldigheid van de chauffeur zeer belangrijk. Het uiteindelijke bestrijdingsresultaat wordt ook beïnvloed door de weersomstandigheden, de grootte van de aardappelplanten, de afgifte van glyfosaat en de dosering. Mocht de eerste behandeling niet afdoende zijn, dan wordt geadviseerd om een tweede behandeling in tegengestelde rijrichting uit te voeren.
IRS Betatip
41