NUMMER 5-OKTOBER 2013 JAARGANG 10
TA
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
232 En intussen in België… Prof. Dr. S.A.D. Van Garsse
235 Annotatie arrest Doornakkers Prof. mr. J.M. Hebly en mr. G. ’t Hart
233 De uitvoering van overheidsopdrachten in België. Het nieuwe regelgevende kader verkend Mr. J. Debièvre
236 Schorsing van de gunning hangende het hoger beroep? Mr. L.C. van den Berg en L. Knoups
234 Aanbestedingsrecht voor overheden Mr. dr. W.A. Sinninghe Damsté www.TIJDSCHRIFTaanbestedingsrecht.nl
2013/5
Tijdschrift Aanbestedingsrecht (TA) is een uitgave van Sdu Uitgevers bv en verschijnt zesmaal per jaar. Naast dit tijdschrift ontvangen abonnees per e-mail nieuws op het gebied van aanbestedingsrecht en toegang tot www. tijdschriftaanbestedingsrecht.nl. Redactie Mr. A.C.M. Fischer-Braams, advocaat Maasdam Broers Fischer advocaten Mr. drs. T.H. Chen, eigenaar Chen Aanbestedingsadvies Mr. M.M. Fimerius, advocaat Houthoff Buruma Prof. dr. S.A.D. van Garsse, docent faculteit Rechten Universiteit Antwerpen & manager Vlaams Kenniscentrum PPS Mr. A.M.K. Kühler, senior jurist Europa decentraal, Kenniscentrum Europees recht en beleid voor decentrale overheden, Den Haag Prof. mr. E.R. Manunza, hoogleraar Europees en Internationaal Aanbestedingsrecht, afdeling Internationaal en Europees recht (IER), Universiteit Utrecht en bijzonder hoogleraar Internationaal en Europees aanbestedingsrecht vanwege de Nederlandse Vereniging voor Aanbestedingsrecht, bij dezelfde universiteit. Mr. J.F. van Nouhuys (Vz), advocaat Straatman Koster Advocaten B.V. Mr. dr. W.A. Sinninghe Damsté, Corvers Procurement Services B.V. Redactiesecretaris Mr. C.R.V. Lagendijk, advocaat Straatman Koster Advocaten B.V. Vaste medewerkers Mr. A.C.T.M. Martin, medewerker Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn in samenwerking met E.C. Luzac, studerend juridisch medewerker bij Pels Rijcken (Literatuur & Agenda) Mr. drs. T.A.J. Berben, advocaat AKD te Eindhoven (Wet- en Regelgeving) Redactieadres
[email protected] Uitgever Annemarie Arts Sdu Uitgevers Postbus 20025, 2500 EA Den Haag
Ontwerp en vormgeving (M/V) ontwerp, www.mv-ontwerp.nl ISSN 1573-9910 ©Sdu Uitgevers 2013. Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De bij toepassing van art. 16b en 17 Auteurswet wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Pro, Postbus 3060, 2130 KB te Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken op grond van art. 16 Auteurswet dient men zich tevoren tot de uitgever te wenden. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgevers geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen aan Tijdschrift Aanbestedingsrecht impliceert toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van (delen van) Tijdschrift Aanbestedingsrecht in enige vorm. Abonnementen en -administratie Tijdschrift Aanbestedingsrecht verschijnt 6 maal per jaar op papier. Een abonnement op Tijdschrift Aanbestedingsrecht kost per jaar € 150,10 (excl. btw / incl. verzend- en administratiekosten). Voor dit bedrag krijgt u ook toegang tot het digitale archief van Tijdschrift Aanbestedingsrecht op www. tijdschriftaanbestedingsrecht.nl. Toegang tot Tijdschrift Aanbestedingsrecht via de Sdu Tijdschriften App (Stapp, te downloaden in de App Store en via Google Play) maakt ook onderdeel uit van het abonnement. Stapp is geschikt voor zowel iOS (Apple) als Android (Google). Prijswijzigingen voorbehouden. Abonnementen kunnen worden opgegeven bij: Sdu Klantenservice o.v.v. Tijdschrift Aanbestedingsrecht. Postbus 20014, 2500 EA Den Haag; tel: (070) 378 98 80 fax: (070) 378 97 83; e-mail: sdu@
sdu.nl of via www.sdu.nl. Vanwege de aard van de uitgave, gaat Sdu uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht. Wij verwerken uw gegevens voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst en om u, ook per e-mail, op uw vakgebied van informatie te voorzien over uitgaven en diensten van Sdu Uitgevers bv. In iedere e-mail is een afmeldmogelijkheid opgenomen. Als u in het geheel geen prijs stelt op deze informatie, ook niet over producten en diensten van zorgvuldig door Sdu geselecteerde derden, dan kunt u dit schriftelijk melden bij Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag. Abonnementen gelden voor minimaal één jaar en hebben een opzegtermijn van twee maanden. Onze uitgaven zijn ook verkrijgbaar in de boekhandel. Voor informatie over onze leveringsvoorwaarden kunt u terecht op www.sdu.nl. Advertentieacquisitie Sdu uitgevers Prinses Beatrixlaan 116 Postbus 20025, 2500 EA Den Haag tel: (070) 3780350 E-mail:
[email protected] www.sduadverteren.nl Citeertitel: TA jaartal/volgnummer, bv TA 2013/39
INHOUD Inhoudsopgave Tijdschrift AANBESTEDINGSRECHT Nummer 5, jaargang 10, OKTOBER 2013
redactioneel
232 En intussen in België…
156
Prof. Dr. S.A.D. Van Garsse artikel
233 De uitvoering van overheidsopdrachten in België. Het nieuwe regelgevende kader verkend 158 Mr. J. Debièvre BOEKBESPREKING
234 Aanbestedingsrecht voor overheden
170
Mr. dr. W.A. Sinninghe Damsté ANNOTATIE
235 Annotatie arrest Doornakkers
172
Prof. mr. J.M. Hebly en mr. G. ’t Hart aNNOTATIE
236 Schorsing van de gunning hangende het hoger beroep?
176
Mr. L.C. van den Berg en L. Knoups
TASignaleringen Wet- en regelgeving Literatuur Agenda
180 180 182 184
Wetgevingsoverzicht
186
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
155
redactioneel
232 En intussen in België… Prof. Dr. S.a.d. Van Garsse
Nadat in Nederland de Aanbestedingswet 2012 op 1 april van dit jaar in werking trad, gebeurde hetzelfde op 1 juli 2013 in België. Een volledig nieuw juridisch kader kwam na meer dan 10 jaar intensief voorbereiden eindelijk in voege. Met dit nieuwe kader werden eindelijk alle zogenaamde facultatieve bepalingen uit de aanbestedingsrichtlijnen van 2004 omgezet (zoals raamovereenkomsten, de elektronische veiling, het dynamisch aankoopsysteem) en werd het aanbestedingsrecht aangepast aan inzichten en evoluties uit de rechtspraak.
H
et nieuwe basiskader van de Belgische wetgeving is voortaan te vinden in de wet van 15 juni 2006 (tot regeling van de overheidsopdrachten in de klassieke en de bijzondere sectoren), de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten (inzake de rechtsbescherming) en de reeds eerder in werking getreden wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied. Daarnaast werd een hele resem uitvoeringsbesluiten genomen.1
1
Het Koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012 (reeds eerder in werking getreden); het Koninklijk besluit betreffende de mededinging in het raam van de Europese Unie van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten van 28 juni 2013; het Koninklijk besluit tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 en van koninklijke uitvoeringsbesluiten ervan van 2 juni 2013; het Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken van 14 januari 2013; het Koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten speciale sectoren van 16 juli 2012 en ten slotte het Koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 9 augustus 2011. Zoals moge blijken heeft het in de klassieke en de bijzondere sectoren een lange tijd geduurd alvorens het wettelijk kader compleet was (zodat een en ander in werking kon treden).
156
Gebundeld in een codex aanbestedingsrecht geeft dit al snel een duizendtal bladzijden al bij al heel technische aanbestedingsregels wat uiteraard garant staat voor dagen leesplezier. En hoewel de Belgische wetgever een bescheiden poging heeft gedaan om met deze nieuwe wetgeving wat meer soepelheid te brengen, blijven de regels vergeleken met Nederland vrij rigide. Enkele voorbeelden. - Een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (ooit ook wel eens onderhandse procedure genoemd) is in beginsel toegelaten in de klassieke sectoren voor overheidsopdrachten onder 85.000 euro exclusief btw (voorheen 67.000 euro). Een en ander dient in principe wel steeds gepaard te gaan met de organisatie van concurrentie of nog het aanschrijven van diverse marktpartijen. - Een onderhandelingsprocedure met bekendmaking kan voortaan in de klassieke sectoren worden gehanteerd bij opdrachten van leveringen en diensten die de Europese drempel niet bereiken en bij opdrachten van werken die het bedrag van 600.000 euro niet bereiken. Voorheen was in het Belgische recht geen dergelijke drempel gekend en waren de toepassingsgronden voor deze procedure gealigneerd op die van de richtlijnen. - De invoering van een ‘vereenvoudigde onderhandelingsprocedure’ omschreven als “de onderhandelingsprocedure met bekendmaking waarvoor elke belangstellende aannemer, leverancier of dienstverlener een offerte mag indienen”, in feite een procedure zonder voorafgaande fase van prekwalificatie bedoeld voor overheidsopdrachten
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
En intussen in België…
die de Europese drempel niet bereiken en waarbij wel te verstaan een beroep kan worden gedaan op één van de toepassingsgronden voor het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking. Wat de algemene contractsvoorwaarden of algemene uitvoeringsregels betreft (een set van regelen die in beginsel van toepassing zijn op alle overheidsopdrachten) is de Belgische regelgever er dan weer in geslaagd de rigiditeit van het aanbestedingsrecht verder te versterken. Hoewel voortaan een aantal contracten (zoals zogenaamde institutionele PPS-constructies, DBFM-contracten met een duur van meer dan tien jaar, enzovoort), ontsnappen aan de algemene contractsvoorwaarden, moet voortaan bij maar liefst 46 artikelen van de uitvoeringsregels een uitdrukkelijke motivering worden opgenomen indien men van de betrokken artikelen wenst af te wijken; bij gebreke daaraan wordt de afwijking ‘voor ongeschreven gehouden’.2 Het principe ‘comply or explain’ heeft daardoor in Belgisch recht wel heel extreme proporties aangenomen.
worden aangepast (‘gerectificeerd’) omdat – overigens nog voor de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving – was gebleken dat een aantal nieuwe, technische regels maar moeilijk zouden zijn toe te passen, dan wel in feite reeds achterhaald waren. En gelukkig maar, is ook dat zeker niet het einde. Menig Belgisch wetgevingsjurist warmt zich intussen op om ook het komend ‘decennium’3 de toekomstige aanbestedingsrichtlijnen om te zetten. Want eveneens in Brussel werd door de Europese Commissie en haar partners in het wetgevingsproces ongelofelijk hard gewerkt aan de toekomst. Hoewel nog steeds in de steigers zullen de nieuwe aanbestedingsrichtlijnen naar verwachting in het najaar door het Europees Parlement worden gejaagd. En de eigenlijke Belgische aanbestedingspraktijk, zegt u? Ach ja, zoals collega Wedekinds afscheidsoratie ooit titelde: ‘Aanbesteden, het blijft een hele opdracht’.
Hoeft het overigens te verwonderen dat het organiseren van opleidingen om wegwijs te geraken in de nieuwe aanbestedingswetgeving recentelijk in België een ‘booming business’ is geworden? Meer nog: voor aanbestedingsjuristen valt een kentering niet snel te vrezen. Zo staat er intussen in België een heus ‘rectificatiebesluit’ in de steigers. Talloze van de eerder genoemde besluiten zullen 2 Althans dat is het principe. Zie hierover ook de bijdrage van Jens Debièvre in dit nummer.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
Over de auteur Steven Van Garsse is docent faculteit Rechten Universiteit Antwerpen, manager Vlaams Kenniscentrum PPS en lid van de redactie van Tijdschrift Aanbestedingsrecht.
3
Het betreft hier een inschatting die is gebaseerd op de omzetting van de huidige en de vorige aanbestedingsrichtlijnen.
157
artikel
233 De uitvoering van overheidsopdrachten in België. Het nieuwe regelgevende kader verkend Mr. J. Debièvre
Op 1 juli 2013 trad de nieuwe Belgische regelgeving inzake overheidsopdrachten in werking. Alle (overheids) opdrachten en concessies voor openbare werken die zijn gepubliceerd op of na 1 juli 2013 of waarvoor, bij gebrek aan enige voorafgaande bekendmakingsverplichting, de aanvraag tot deelneming is verzonden op of na die datum, zijn onderworpen aan de nieuwe regelgeving. Aanleiding voor de nieuwe regelgeving waren de Europese richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, 2007/66/EG en 2009/81/EG.
1 De nieuwe regelgeving inzake overheidsopdrachten in België Op 1 juli 2013 trad de nieuwe Belgische regelgeving inzake overheidsopdrachten in werking. Het nieuwe, regelgevende kader is opgebouwd als volgt: de Wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006,1 met als belangrijkste uitvoeringsbesluiten: - het Koninklijk Besluit plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 15 juli 2011,2 - het Koninklijk Besluit plaatsing overheidsopdrachten speciale sectoren van 16 juli 2012,3 - het Koninklijk Besluit van 24 juni 2013 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Unie van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten,4 - het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken5 (kortweg: KB Uitvoering), dat hierna wordt besproken; de Wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrach-
ten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied,6 met als belangrijkste uitvoeringsbesluiten: - het Koninklijk Besluit plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012,7 - het bovengenoemde Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken; de Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.8 Alle (overheids)opdrachten en concessies voor openbare werken die zijn gepubliceerd op of na 1 juli 2013 of waarvoor, bij gebrek aan enige voorafgaande bekendmakingsverplichting, de aanvraag tot deelneming is verzonden op of na die datum, zijn onderworpen aan de nieuwe regelgeving.9 6
1
2 3 4 5
Belgisch Staatsblad (BS) 15 februari 2007. Hierna: Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006. Voor opdrachten voor werken is tevens rekening te houden met de wet van 21 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken (BS 6 april 1991), die hierna evenwel onbesproken blijft. BS 9 augustus 2011. Hierna: KB Plaatsing. BS 11 februari 2013. Hierna: KB Plaatsing Nutsectoren. BS 27 juni 2013. BS 14 februari 2013.
158
BS 1 februari 2012. Hierna: Wet Overheidsopdrachten Defensie en Veiligheid 13 augustus 2011. 7 BS 1 februari 2012. Hierna: KB Plaatsing Defensie en Veiligheid. 8 BS 21 juni 2013. Hierna: Wet Rechtsbescherming Overheidsopdrachten. 9 Koninklijk Besluit van 2 juni 2013 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 en van de Koninklijke uitvoeringsbesluiten ervan, BS 5 juni 2013. Voor de (overheids)opdrachten en de concessies voor openbare werken die zowel op Europees als op Belgisch niveau worden bekendgemaakt, geldt als aanvangspunt
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
De uitvoering van overheidsopdrachten in België
Aanleiding voor de nieuwe regelgeving waren de Europese richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (wat de Wet van 15 juni 2006 betreft), 2007/66/EG (wat de Wet van 17 juni 2013 betreft10) en 2009/81/EG (wat de Wet van 13 augustus 2011 betreft). Wat Nederlandse rechtstheoretici en -practici doorgaans frappeert bij het verkennen van de Belgische regelgeving inzake overheidsopdrachten, is het (naar Frans voorbeeld) streven van de regelgever om niet alleen de plaatsing (gunning) maar ook de uitvoering van de opdracht, van het aannemingscontract, in regels te vatten. Om, anders gesteld, de aanbestedende instanties een typecontract op te leggen c.q. voor te houden. Daarom leek het de auteur nuttig dat de lezers van het Tijdschrift Aanbestedingsrecht een eerste kennismaking met de regels inzake de uitvoering van opdrachten in België zou worden aangeboden. Uiteraard kan hierbij noch de volledigheid noch de kritische analyse primeren. Bedoeling is dat de lezers een eerste antwoord op de wat-, wie- en waaromvraag wordt geboden.11 De tekst van het hierna besproken Koninklijk Besluit van 14 februari 2014 (hierna: KB Uitvoering) kan de lezer raadplegen op de webstek van het Belgische Ministerie van Justitie (www. just.fgov.be) onder de hoofding ‘Gecoördineerde wetgeving en wetgevingsindex’.12
2
Historische context KB Uitvoering (kort)
De uitvoeringsregels behoren tot de oudste, Belgische regelgeving inzake overheidsopdrachten. Reeds in 1955, in 1964 en dan weer in 1977 en tot slot in 1996, vaardigde de regelgever typecontracten uit, die normaliter van toepassing waren op de aannemingscontracten voor werken, en later voor leveringen en diensten, gesloten door de Belgische aanbestedende overheden (zgn. toetredingscontract13). Vertrekkende vanuit dit kader, ontwikkelden diverse besturen eigen modelbestekken, toegespitst op een welbepaald type van werk, levering of dienst.14
aannemingsvoorwaarden geheten) als bijlage bij het besluit is gevoegd. Enerzijds bespaart dit ons de eerdere discussie over de rechtsaard van een bijlage aan een koninklijk besluit,15 anderzijds biedt dit een duidelijker en uniformer rechtskader voor de uitvoering van de opdracht.
3 Basisnoties Het KB Uitvoering bevat meer dan 160 artikelen en valt uiteen in een algemeen deel, dat regels bevat voor de uitvoering van werken, leveringen en diensten (hoofdstuk 2) en vier bijzondere delen, die respectievelijk bijzondere regels bevatten voor de uitvoering van werken en promotieopdrachten van werken (hoofdstuk 3), van concessies voor openbare werken (hoofdstuk 4), van leveringen (hoofdstuk 516) en van diensten (hoofdstuk 6). Hierna worden enkele frappante nieuwigheden alsook de voor de Nederlandse lezers belangrijkste bepalingen van het KB Uitvoering toegelicht. Daarbij ligt de nadruk op de algemene uitvoeringsregels. Voorafgaand past het evenwel enkele basisnoties, die mogelijks tot begripsverwarring leiden, nader te bekijken. Wanneer er sprake is van de leidend ambtenaar, wordt bedoeld, de ambtenaar of ieder ander persoon belast met de leiding van en de controle op de uitvoering van de opdracht.17 De borgtocht waarvan sprake is de financiële garantie, gegeven door de opdrachtnemer, als waarborg voor zijn verplichtingen tot de volledige en goede uitvoering van de opdracht.18 Als straf wordt bestempeld, de financiële sanctie ten aanzien van de opdrachtnemer wegens een inbreuk op een wettelijke of reglementaire bepaling of een voorschrift van de opdrachtdocumenten.19 De ambtshalve maatregel is de sanctie toepasbaar op de opdrachtnemer in geval van een ernstige tekortkoming bij de uitvoering van de opdracht.20
Echter, anders dan zijn voorgangers, hanteert het KB Uitvoering niet een tweeledige structuur, waarbij naast de basisregels in het besluit zelf, het typecontract (algemene
De betaling in mindering is de betaling van een deel van de opdracht na verstrekte en aanvaarde prestaties,21 daar waar
de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. 10 De voornoemde richtlijnen zijn evenwel eerst omgezet naar Belgisch recht door aanpassing van de bestaande regelgeving uit 1993. Dat de Wet van 15 juni 2006 pas zeven(!) jaar later in werking is kunnen treden, heeft o.m. te maken met de moeizame (federale) regeringsvorming die ons land kende in de periode 2007-2010. 11 Lees ook: C. De Konicnk, P. Flamey en J. Bosquet, De uitvoering van overheidsopdrachten na het KB van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, RW 2012-13, 1642-1664. 12 Vragen zijn ook steeds welkom op
[email protected]. 13 C. De Konicnk, P. Flamey en J. Bosquet, l.c., 1645, voetnoot 33. 14 Zie bijv. voor de type-bestekken van het Vlaams Ministerie van Openbare Werken en Verkeer, www.wegenenverkeer.be/technische-documenten. html.
15 Zie M.A. Flamme et al, Praktische commentaar bij de reglementering van overheidsopdrachten, Brussel, Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf, 1996-97, II, 7. 16 Nieuw is dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de uitvoeringsregels bij koop (art. 128-135) en huur, huurkoop of leasing (art. 136-144). 17 Art. 2, 7° KB Uitvoering. 18 Art. 2, 8° KB Uitvoering. 19 Art. 2, 12° KB Uitvoering. Als opdrachtdocumenten worden beschouwd: de documenten die op de opdracht toepasselijk zijn, met inbegrip van alle aanvullende en andere documenten waarnaar deze verwijzen. In voorkomend geval omvatten ze de aankondiging van opdracht, het bestek dat de bijzondere bepalingen bevat die op de opdracht toepasselijk zijn en de door de partijen ondertekende overeenkomst (art. 3, 21° Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006). 20 Art. 2, 14° KB Uitvoering. 21 Art. 2, 19° KB Uitvoering.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
159
Artikel
een voorschot de betaling van een deel van de opdracht voorafgaand aan verstrekte en aanvaarde prestaties betreft.22 De oplevering is, analoog met het gemeen bouwen aannemingsrecht, de vaststelling door de aanbestedende overheid dat de door de opdrachtnemer geheel of gedeeltelijk uitgevoerde werken, leveringen of diensten overeenstemmen met de regels van goed vakmanschap evenals met de bepalingen en de voorwaarden van de opdracht.23 Verder moet nog worden meegegeven dat de samenvattende opmeting het opdrachtdocument is waarin de prestaties van een opdracht voor werken over verschillende posten worden gefractioneerd en waarbij voor iedere post de hoeveelheid of de prijsvaststelling wordt vermeld, daar waar het inventaris het opdrachtdocument is waarin hetzelfde is opgenomen voor de prestaties van een opdracht voor leveringen of diensten.24 De rol van de opdrachtdocumenten bij uitvoering is omschreven in artikelen 34 t.e.m. 36 van het KB Uitvoering. Belangrijk te noteren is dat de hierna vermelde bedragen exclusief de belasting over de toegevoegde waarde zijn.25 De dagen waarnaar in termijnbepalingen wordt verwezen, zijn kalenderdagen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeldt.26 Nuttig te weten is dat de percelen met het oog op de uitvoering elk afzonderlijk als een opdracht worden beschouwd, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten.27 Tot slot is bepaald dat, zoals in de gunningsfase, de communicatie tussen het opdrachtgevende bestuur en de opdrachtnemer elektronisch kan verlopen, voor zover dit door partijen wordt toegestaan (in de opdrachtdocumenten, in de offerte of tijdens de uitvoering van de opdracht) en de integriteit en vertrouwelijkheid van de meegedeelde, uitgewisselde en opgeslagen informatie is verzekerd.28
4
Toepassingsgebied KB Uitvoering
Het KB Uitvoering is van toepassing op opdrachten (en concessies voor openbare werken) die worden gesloten in de klassieke sectoren, in de sectoren defensie en veiligheid en in de nutsectoren, met uitzondering van de opdrachten gesloten door (i) aanbestedende entiteiten, dit zijn de privaatrechtelijke personen die bijzondere of uitsluitende rechten29 genieten voor hun activiteiten in de sectoren
22 Art. 2, 20° KB Uitvoering. 23 Art. 2, 15° KB Uitvoering. 24 Art. 2, 21° en 22° KB Uitvoering. 25 Art. 3 KB Uitvoering. 26 Art. 4 KB Uitvoering. 27 Art. 17, §2 KB Uitvoering. Het perceel is immers gedefinieerd als de onderverdeling van een opdracht, die apart kan worden gegund, in principe met het oog op een gescheiden uitvoering (art. 3, 22° Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006). 28 Art. 10 KB Plaatsing. 29 De bijzondere of uitsluitende rechten zijn rechten die voortvloeien uit
160
water, energie, vervoer en postdiensten en als dusdanig onderworpen zijn aan de regelgeving overheidsopdrachten of door (ii) overheidsbedrijven,30 voor die opdrachten die krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie concurrentiële activiteiten van deze overheidsbedrijven betreffen (en dus niet hun openbare diensttaken).31 Het KB Uitvoering is slechts in zijn geheel toepasselijk op opdrachten waarvan het geraamde bedrag hoger is dan dertigduizend euro (> € 30.000).32 Voor opdrachten waarvan het geraamde bedrag ligt tussen achtduizend vijfhonderd euro (in de nutsectoren: zeventienduizend euro) en dertigduizend euro (=< € 30.000 euro >= € 8.500) zijn slechts de zogenoemde ‘harde kern’-bepalingen van het KB Uitvoering van toepassing (waaronder regels met betrekking tot wijziging of overdracht, (remediërings) acties vanwege het opdrachtgevende bestuur, uitvoeringsincidenten, rechtsvorderingen e.d.).33 Onder achtduizend vijfhonderd euro (in de nutsectoren: zeventienduizend euro), dat wil zeggen opdrachten die op basis van factuur, na onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, kunnen worden gesloten, vindt het KB Uitvoering geen toepassing (hier gelden doorgaans de algemene voorwaarden van de opdrachtnemer). Deze voorschriften onderstrepen het belang van de juiste raming van de waarde van de opdracht. Een eerdere bepaling, die het opzettelijk onderschatten van het opdrachtbedrag sanctioneerde door het van rechtswege toepassen van de uitvoeringsregels, is evenwel niet hernomen.34 Sommige opdrachten zijn, ongeacht het bedrag, volledig uitgesloten van het toepassingsgebied.35 Vallen te noteren: sommige opdrachten voor leveringen geplaatst aan de hand van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking,36 financiële diensten,37 juridische diensten een door een bevoegde overheid verleende machtiging op grond van een wettelijke, reglementaire of administratieve bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van de bedoelde nutsactiviteiten aan een of meer entiteiten voorbehouden blijft waardoor de mogelijkheden van andere entiteiten om dezelfde activiteit uit te oefenen wezenlijk nadelig worden beïnvloed. Bijvoorbeeld sommige luchthavenuitbaters of uitbaters van autobuslijnen. 30 Het betreft hier elke onderneming die een nutsactiviteit eropna houdt, waarop aanbestedende overheden (on)rechtstreeks een overheersende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of in de onderneming geldende voorschriften (art. 2, 2° Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006). 31 Verslag aan de Koning, voorafgaand aan het KB Uitvoering, algemene inleiding. 32 Art. 5, §1 KB Uitvoering. 33 Art. 5, §2 KB Uitvoering . het betreft de artikelen 1 tot 9, 13, 17, 18, 37, 38, 44 tot 63, 67 tot 73, 78, § 1, 84, 95, 127 en 160. 34 Cf. art. 3, §2, 4e lid Koninklijk Besluit van 26 september 1996. 35 Art. 6, §1 KB Uitvoering. Dit evenwel voor zover er geen verboden of onbillijke bepalingen worden gebruikt, zoals bedoeld in art. 9, §2-3 KB Uitvoering. 36 Het betreft hier o.m. opportuniteitsaankopen en de aankoop van op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte producten (cf. art. 26, §1, 3° d en e Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006). 37 Zoals gedefinieerd in categorie 6 van Bijlage IIA bij de Wet Overheidsopdrachten van 15 juni 2006 en categorie 12 van Bijlage I bij de Wet
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
De uitvoering van overheidsopdrachten in België
inzake geschillen,38 gezondheids- en sociale diensten,39 opdrachten die betrekking hebben op de oprichting en de werking van een gemengde vennootschap met het oog op de uitvoering van een opdracht (cf. participatieve publiek-private samenwerkingsprojecten) en de promotieopdrachten voor werken, voor zover die bestaan uit de financiering, het ontwerp en de realisatie of renovatie van werken of bouwwerken, met het oog op hun terbeschikkingstelling voor een periode van minimaal tien jaar, en de promotor betaald wordt bij middel van beschikbaarheidsvergoedingen. In het verlengde hiervan zijn, ongeacht het opdrachtbedrag, bepaalde artikelen niet van toepassing op promotieopdrachten voor werken, concessies voor openbare werken en opdrachten van overheidsbedrijven in de nutsectoren.40 Wat de raamovereenkomsten betreft, deze zijn zelf slechts beperkt onderworpen aan de uitvoeringsregels,41 doch de op basis van een raamovereenkomst gesloten opdrachten vallen volledig onder het toepassingsgebied van het KB Uitvoering (voor zover het opdrachtbedrag >= € 8.500). Het bestek kan evenwel steeds de uitvoeringsregels vrijwillig van toepassing verklaren.42 Zoals eerder reeds het geval was,43 is het de aanbestedende dienst toegestaan om in het bestek af te wijken van de bepalingen van het KB Uitvoering, dat wil zeggen geen toepassing ervan te maken dan wel een andersluidende bepaling op te nemen.44 De mogelijkheid tot afwijking valt uiteen in vijf onderscheiden gevallen. Het is absoluut verboden af te wijken van de algemene bepalingen (art. 1-9 KB Uitvoering), van de regels met betrekking tot de wijziging van de opdracht, inzake voorschotten van betaling en met betrekking tot de intrest voor laattijdige betaling en de vergoeding voor de invorderingskosten (art. 37, 38, 67 en 69 KB Uitvoering).45 Het is verboden de betalingstermijnen (art. 95, 27 en 160 KB Uitvoering) te verlengen, tenzij de opdrachtdocumenten uitdrukkelijk voorzien in een langere betalingstermijn én deze afwijking objectief gerechtvaardigd is door de bijzondere aard of eigenschappen van de opdracht én de betalingstermijn in geen geval langer dan zestig dagen is én de verlenging niet kennelijk onbillijk is ten aanzien van de Overheidsopdrachten Defensie en Veiligheid van 13 augustus 2011. 38 Art. 33, §2 Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006: het betreft geschillen die beperkt zijn tot raadpleging en vertegenwoordiging voor rechtbanken en andere instanties van geschillenbeslechting, alsook tot geschillenpreventie. 39 Zoals gedefinieerd in categorie 25 van resp. Bijlage IIA en Bijlage II van de Wetten Overheidsopdrachten van 15 juni 2006 en 13 augustus 2011. 40 Een overzicht wordt gegeven in art. 6, §2 KB Uitvoering. 41 Art. 7 KB Uitvoering. 42 Art. 6, §3 KB Uitvoering. 43 Cf. art. 3 Koninklijk Besluit van 26 september 1996. Zie M.A. Flamme et al, Praktische commentaar bij de reglementering van overheidsopdrachten, Brussel, Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf, 1996-97, II, 55-69. 44 C. De Konicnk, P. Flamey en J. Bosquet, l.c., 1646, nr. 15. 45 Art. 9, §1 KB Uitvoering.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
opdrachtnemer. Het is verboden de verificatietermijnen (art. 95, 120, tweede lid en 150, derde lid KB Uitvoering – voor dit begrip, zie hierna, paragraaf 8) te verlengen tenzij de opdrachtdocumenten uitdrukkelijk voorzien in een langere verificatietermijn én de verlenging niet kennelijk onbillijk is ten aanzien van de opdrachtnemer.46 Er geldt een verbod om kennelijk onbillijke bedingen lastens de opdrachtnemer in te schrijven.47 Van de overige bepalingen van het KB Uitvoering kan steeds worden afgeweken doch voor zover de bijzondere eisen van de betrokken opdracht dit noodzakelijk maken. Bovendien moeten de afwijkingen op de artikelen 10, 12, 13, 18, 25 tot 30, 44 tot 63, 66, 68 tot 73, 78 tot 81, 84, 86, 96, 123 en 154 van het KB Uitvoering uitdrukkelijk gemotiveerd worden in het bestek, zo niet worden zij als niet geschreven beschouwd, tenzij partijen tot ondertekening van een overeenkomst zijn overgegaan en dus de draagwijdte ervan hebben kunnen beoordelen (bij onderhandelingsprocedure of concurrentiedialoog).48 De motivering zal onder meer moeten aantonen dat de afwijking geen (kennelijk) onbillijk karakter vertoont.
5 Enkele algemene regels met betrekking tot de uitvoering Er wordt vooreerst duidelijk gemaakt dat de leidend ambtenaar die vanuit de aanbestedende overheid is aangeduid, over een volledige controlebevoegdheid beschikt, tenzij een beperking hierop wordt betekend aan de opdrachtnemer (of reeds in het bestek is opgenomen). Wordt de leiding en controle echter uitgeoefend door een persoon van buiten de aanbestedende overheid, moet de draagwijdte van diens mandaat in de opdrachtdocumenten, of bij afzonderlijke betekening naderhand, worden meegedeeld aan de opdrachtnemer.49 Dit om discussie over machtsoverschrijding te vermijden. De details met betrekking tot de controle, inzonderheid de keuringen (a priori en a posteriori), dat wil zeggen het nazicht door de aanbestedende overheid of de te verwerken producten,
46 Art. 9, §2 KB Uitvoering. Elk andersluidend beding wordt voor niet geschreven gehouden. 47 Art. 9, §3 KB Uitvoering. In de mate dat het kwestieuze beding de intrestvoet voor betalingsachterstand of de vergoeding van invorderingskosten betreft, wordt het voor niet-geschreven gehouden. Het onbillijk karakter wordt beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden, doch er wordt inzonderheid rekening gehouden met elke aanmerkelijke afwijking van de goede handelspraktijken die in strijd is met de goede trouw en de eerlijke behandeling, de aard van de werken, leveringen of diensten, de vraag of de aanbestedende overheid objectieve redenen heeft om af te wijken van de wettelijke intrestvoet voor betalingsachterstand, de verificatietermijn, de betalingstermijn of vergoeding voor de invorderingskosten. Worden als kennelijk onbillijk bestempeld door de regelgever: contractuele bedingen en praktijken die de betaling van intrest voor betalingsachterstand uitsluiten. Zijn vermoedelijk kennelijk onbillijk: de contractuele bedingen en praktijken die een vergoeding van invorderingskosten uitsluiten. 48 Art. 9, §4 KB Uitvoering. 49 Art. 11 KB Uitvoering.
161
artikel
de uitgevoerde werken, de uit te voeren of uitgevoerde leveringen, of de verleende diensten aan de in de opdracht gestelde voorwaarden beantwoorden, is geregeld in de artikelen 39 t/m 43 van het KB Uitvoering. Wat onderaanneming betreft, wordt bevestigd dat de opdrachtnemer/hoofdaannemer aansprakelijk blijft ten opzichte van de aanbestedende overheid wanneer hij de uitvoering van zijn verbintenissen geheel of gedeeltelijk aan derden toevertrouwt en dat de aanbestedende overheid geen enkele contractuele band heeft met die derden.50 De aanbestedende overheid kan evenwel eisen dat de onderaannemers van de opdrachtnemer (in verhouding tot het deel van de opdracht dat zij zullen uitvoeren) voldoen aan de minimumeisen inzake kwalitatieve selectie (financiële en economische draagkracht en technische en beroepsbekwaamheid), zoals opgelegd in de opdrachtdocumenten en, voor opdrachten voor werken, voldoen aan de bepalingen van de wetgeving houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken.51 Bovendien is het de opdrachtnemer verplicht te werken met welbepaalde onderaannemers wanneer (i) hij voor zijn kwalitatieve selectie gebruik heeft gemaakt van de draagkracht van deze onderaannemers, (ii) hij deze in zijn offerte heeft voorgedragen52 en (iii) de aanbestedende overheid het inzetten van bepaalde onderaannemers oplegt aan de opdrachtnemer.53 Verder wordt hernomen dat het de opdrachtnemer verboden is te werken met ‘uitgesloten’ onderaannemers, dat wil zeggen zij die uitgesloten zijn van de toegang tot de gunningsprocedure (incl. erkenning bij werken) en (nieuw!) zij die bij wege van sanctie als gevolg van het in gebreke blijven bij de uitvoering van een eerdere opdracht door de betrokken aanbestedende overheid voor bepaalde tijd van haar opdrachten worden uitgesloten.54 Als tegenhanger van de bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid in de gunningsfase,55 is hier voorgeschreven dat de opdrachtnemer (incl. t.a.v. zijn onderaannemers) en het opdrachtgevende bestuur die bij de uitvoering van de opdracht (i) kennis hebben van informatie of documenten of (ii) gegevens van gelijk welke aard ontvangen, die als vertrouwelijk worden aangemerkt en met name betrekking hebben op het voorwerp van de opdracht, de vereiste
50 Art. 12, eerste lid KB uitvoering. 51 Wet 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken, BS 6 april 1991. 52 De opdrachtdocumenten kunnen de inschrijver immers verzoeken om in zijn offerte te vermelden welk gedeelte van de opdracht hij voornemens is aan derden in onderaanneming te geven en welke onderaannemers hij voorstelt. 53 Art. 12, tweede lid KB Uitvoering. 54 Art. 48 KB Uitvoering. Voor opdrachten van diensten is nog toegevoegd: de onderaannemer die zich schuldig zou hebben gemaakt aan kartelvorming (art. 9 Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006 en art. 145, §2 KB Uitvoering). 55 Art. 11 Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006 en art. 12 Wet Overheidsopdrachten Defensie en Veiligheid 13 augustus 2011 alsook art. Wet Rechtsbescherming Overheidsopdrachten 17 juni 2013.
162
middelen voor de uitvoering ervan56 en op de werking van de diensten van de aanbestedende overheid, de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat deze informatie, documenten of gegevens aan derden worden medegedeeld die er geen kennis van mogen nemen.57 De aard en omvang van deze maatregelen is niet voorgeschreven, want ze vereisen een beslissing in concreto.
6 Intellectuele-eigendomsrechten Wat het gebruik van de resultaten betreft, zal de aanbestedende overheid, tenzij zij anders bepaald in de opdrachtdocumenten (bestek), niet de intellectuele-eigendomsrechten verwerven die ontstaan, ontwikkeld of gebruikt worden bij de uitvoering van de opdracht.58 Echter, de aanbestedende overheid geniet een gebruikslicentie voor de resultaten die beschermd zijn door het intellectuele-eigendomsrecht voor de in de opdrachtdocumenten vermelde exploitatiewijzen (mogelijkheid tot aanvulling). Daar staat tegenover dat de intellectuele-eigendomsrechten die ontstaan, ontwikkeld of gebruikt worden bij de uitvoering van de opdracht, door de opdrachtnemer niet tegen de aanbestedende overheid kunnen worden aangevoerd voor het gebruik van de resultaten van de opdracht. Het is aan de opdrachtnemer om de nodige stappen te zetten bij derden om de noodzakelijke exploitatierechten en toestemmingen te verkrijgen.59 Wat de domeinnamen betreft die aangemaakt worden in het kader van een opdracht, heeft de aanbestedende overheid het recht om die te registreren en te beschermen.60 Indien enige derde een vordering zou instellen tegen de aanbestedende overheid of de opdrachtnemer met betrekking tot de intellectuele-eigendomsrechten, geldt een plicht tot wederzijdse bijstand. Bovendien staat de opdrachtnemer of de aanbestedende overheid die de rechten van een derde niet heeft geëerbiedigd of die rechten niet aan zijn medecontractant kenbaar heeft gemaakt, borg voor elk verhaal dat een derde tegen deze medecontractant zou stellen (in beginsel, ten belope van het bedrag van de opdracht).
7
Financiële garanties
Ongeacht de aard van de opdracht, sluit de opdrachtnemer de verzekeringen af die (i) zijn aansprakelijkheid inzake arbeidsongevallen dekken, alsook zijn burgerlijke aansprakelijkheid ten aanzien van derden bij de uitvoering van de 56 Incl. elke mededeling aan derden betreffende tekeningen, modellen, knowhow, methoden, uitvindingen toebehorende aan resp. opdrachtgever of opdrachtnemer (art. 18, §2 KB Uitvoering). 57 Art. 18, §1 KB Uitvoering. 58 Art. 19, §1 KB Uitvoering. Uiteraard behoudens het geval waarin de opdracht de creatie, de fabricage, of de ontwikkeling van tekeningen en modellen, alsook van emblemen omvat. 59 Art. 19, §2 KB Uitvoering. 60 Bijzondere regels m.b.t. methodes, knowhow, registraties en sublicenties zijn te vinden in art. 20-22 KB Uitvoering.
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
De uitvoering van overheidsopdrachten in België
opdracht, alsook alle andere verzekeringen die (ii) vereist zijn in de opdrachtdocumenten (de aanbestedende overheid hoeft niet te motiveren waarom een bepaalde verzekering wordt vereist).61
of in de opdrachtdocumenten,67 Het bedrag van de borg kan worden aangepast indien het oorspronkelijk opdrachtbedrag voor meer dan 20 procent toe- of afneemt, bijvoorbeeld ingevolge wijzigingen of afhoudingen.68
In beginsel wordt van de opdrachtnemer vereist dat hij een borgstelling ten belope van in beginsel 5 procent van het oorspronkelijke opdrachtbedrag62 aangaat, ter garantie van de goede uitvoering van de opdracht.63 Wanneer de opdrachtnemer in gebreke blijft bij de uitvoering (cf. art. 44, § 1 KB Uitvoering) kan de aanbestedende overheid ambtshalve de haar toekomende sommen afhouden van de borg. Het KB Uitvoering voorziet evenwel in een aantal uitzonderingen op de plicht tot borgstelling:64 in geval van opdrachten voor leveringen of diensten waarvan de uitvoeringstermijn maximaal 45 dagen bedraagt; welbepaalde dienstenopdrachten (bijv. lucht-, post- en spoorvervoer, juridische diensten en onderwijs); teneinde kleine en middelgrote ondernemingen aan te zetten om in te schrijven op overheidsopdrachten, de opdrachten met een gegund bedrag kleiner dan vijftigduizend euro (< € 50.000; in de nutsectoren < € 100.000). Voor de raamovereenkomsten wordt de borgtocht per gesloten opdracht gesteld, tenzij deze maar één opdrachtnemer kent, waarbij het bestek kan voorzien in een globale borgstelling.
In geval van de aanwezigheid van opties, dat wil zeggen bijkomende elementen die niet strikt noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht en die hetzij op vraag van de aanbestedende overheid, hetzij op initiatief van de inschrijver worden ingediend, zal dit het opdrachtbedrag enkel beïnvloeden indien de optie wordt gelicht bij de sluiting van de opdracht. Bij latere lichting is er geen impact op de omvang van de borgstelling.
De borg moet worden gesteld, op de bij besluit voorziene wijze (bijv. via kredietinstelling of via de Deposito- en Consignatiekas) binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van de sluiting van de opdracht (het bestek kan in een langere termijn voorzien).65 Er is niet langer voorzien in een automatische geldelijke sanctie bij laattijdige borgstelling (dit gaf aanleiding tot heel wat ongenoegen bij opdrachtnemers).66 De borgsteller kan aan het stellen van de borg geen andere voorwaarden verbinden dan die vermeld in dit besluit
61 Art. 24, §1 KB Uitvoering. De opdrachtnemer moet de overheid informeren over het gewaarborgde bedrag en de toepasselijke vrijstellingen. 62 Voor de opdrachten voor leveringen en diensten die geen totale prijs vermelden en behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, stemt de berekeningsbasis van de borgtocht overeen met het geraamde maandelijkse bedrag van de opdracht vermenigvuldigd met zes. 63 De opdrachtgever kan de borg aanspreken bij niet-conforme of ontijdige uitvoering, bij verbreking of ontbinding van de opdracht en zelfs voor elk bedrag dat hem verschuldigd is, ongeacht of de opdrachtnemer een tekortkoming kan worden verweten of niet, bijv. wanneer de opdrachtnemer een onverschuldigde betaling weigert terug te storten (art. 30 KB Uitvoering). 64 Art. 25, §1 KB Uitvoering. 65 Art. 27, §1 KB Uitvoering. 66 Art. 29 KB Uitvoering (ambtshalve maatregelen en afhouding borg + forfaitaire boete van 2% van de door de overheid verschuldigde bedragen). Zie C. De Konicnk, P. Flamey en J. Bosquet, l.c., 1649, nr. 29.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
Het verzoek van de opdrachtnemer om over te gaan tot oplevering wordt gekwalificeerd als verzoek tot vrijgave van de borgtocht. In geval van een voorlopige oplevering zal de eerste helft van de borgtocht worden vrijgegeven, in geval van de (definitieve) oplevering zal de tweede helft hetzij het geheel van de borgtocht worden vrijgegeven, al naargelang al dan niet in een voorlopige oplevering is voorzien.69 Er zijn detailregels bepaald voor werken,70 leveringen71 en diensten.72
8 Betalingen De prijs van de opdracht wordt betaald hetzij ineens na volledige uitvoering ervan, hetzij met betalingen in mindering naargelang de uitvoering vordert en volgens de modaliteiten bepaald in de opdrachtdocumenten (dit laatste is zeker bij werken de gebruikelijke betalingsmethode). De eerdere formalismen zijn behouden in de zin dat de aanbestedende overheid, zodra de uitvoering van een opdracht zodanig is gevorderd dat zij recht geeft op betaling, een proces-verbaal hierover moet opmaken en dat de opdrachtnemer, wil hij kunnen worden betaald, eerst een schuldvordering (factuur) moet indienen.73 Immers, er wordt slechts betaald voor verstrekte én aanvaarde prestaties.74 Hierbij is het belangrijk te noteren dat wanneer op bevel of door toedoen van de aanbestedende overheid, de uitvoering van de opdracht voor een periode van minstens dertig dagen wordt geschorst, de opdrachtnemer een betaling in mindering ontvangt à rato van de uitgevoerde
67 Art. 26, §2 KB Uitvoering. 68 Art. 28 KB Uitvoering. De vraag rijst hoe deze 20%-grens strookt met de 15%-grens bij wijzigingen (zie onder, par. 9)? 69 Art. 33 KB Uitvoering. 70 Art. 93 KB Uitvoering (art. 101 voor promotieopdracht voor werken). 71 Art. 133 en 144 KB Uitvoering. 72 Art. 158 KB Uitvoering. 73 Art. 66, §1 KB Uitvoering. 74 Cf. art. 7 Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006. In afwijking hierop kunnen voorschotten worden toegekend, in zeer specifieke, in art. 67 KB Uitvoering bepaalde gevallen, bijv. leveringen en diensten die op abonnement worden gesloten of een voorafbetaling vereisen of i.g.v. werken, wanneer de uitvoering van de opdracht de aankoop van materieel, machines of gereedschappen noodzaakt.
163
artikel
prestaties.75 De details van de betalingsregels kunnen worden teruggevonden in de artikelen 95 (werken), 103 (promotieopdracht voor werken), 127 (leveringen) en 160 (diensten) van het KB uitvoering. Een belangrijke aanpassing kende de verificatie- en betalingstermijn, met name aan de voorschriften van de Richtlijn 2011/7/EU76 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, die moest worden omgezet naar Belgisch recht per 16 maart 2013.77 Zo wordt voorzien in een verificatietermijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de schuldvordering en de gedetailleerde staat van de gerealiseerde prestaties (bij werken),78 vanaf de dag volgend op de leveringsdatum, voor zover de goederen zijn geleverd en de aanbestedende overheid in het bezit is van de factuur (bij leveringen) of vanaf de beëindiging van de diensten.79 Evenwel is niet voorzien in een sanctie waardoor de termijn zou vervallen. De verificatietermijn is dus niet bepaald op straffe van verval. Binnen deze verificatietermijn moet de aanbestedende overheid: bij werken: de ingediende prestatie nakijken en desgevallend verbeteren, een proces-verbaal opmaken waarin de voor betaling aanvaarde werken en het verschuldigde bedrag worden bepaald en de aannemer schriftelijk hiervan in kennis stellen (met het verzoek aan deze laatste om binnen een periode van vijf(!) dagen een factuur in te dienen); bij leveringen: de formaliteiten betreffende de keuring en/ of de voorlopige oplevering vervullen en aan de leverancier kennis te geven van het resultaat daarvan.80 Deze geschieden voor elke deellevering afzonderlijk; bij diensten: de formaliteiten betreffende de keuring en de voorlopige oplevering vervullen en aan de dienstverlener kennis geven van het resultaat daarvan.81 Bij werken kan de verificatietermijn worden verlengd à rato het aantal dagen dat de termijn van vijf dagen om de factuur in te dienen wordt overschreden.82 Bij leveringen is voorzien dat als de aanbestedende overheid de verificatietermijn overschrijdt, er een financiële sanctie volgt van 0,01 procent van de bedragen waarvan de betaling van de 75 Art. 66, §2 KB Uitvoering. 76 PB L 48 van 23 februari 2011. De Richtlijn is eveneens van toepassing op opdrachten onder EUR 8.500. Zie T. Dang Vu, De nieuwe richtlijn betalingsachterstand handelstransacties en haar omzetting in het Belgische recht: een mogelijkheid tot vooruitgang inzake (betalings)achterstand?, RW 2012-13, 722-738. 77 Hoewel het KB Uitvoering slechts in werking trad op 1 juli 2013, moet worden aangenomen, gelet op de verticale directe werking van de betrokken Richtlijn, dat de hierna besproken voorschriften, in de mate dat zij de bepalingen van de Richtlijn omzetten, reeds vanaf 16 maart 2013 (d.w.z. op opdrachten gesloten op of na die datum) van toepassing zijn (HvJ 24 mei 2012, C-97/11, Amia SpA, overw. 36-37; T. Dang Vu, l.c., 733). 78 Art. 95, §2 KB Uitvoering. 79 Art. 150 KB Uitvoering. 80 Art. 120 KB Uitvoering. 81 Art. 150 KB Uitvoering. 82 Art. 95, §4 KB Uitvoering.
164
voorlopige oplevering afhankelijk is per dag vertraging, met een maximum van 7,5 procent. De betaling van het aan de aannemer verschuldigde bedrag geschiedt dan (voor opdrachten gesloten op of na 16 maart 2013): bij werken: binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn;83 bij leveringen: binnen een termijn van dertig dagen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn(en), voor zover de aanbestedende overheid over de regelmatig opgemaakte factuur beschikt, alsook over de andere, eventueel vereiste documenten;84 bij diensten: binnen een termijn van dertig dagen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn.85 Bij het overschrijden van de betalingstermijn heeft de opdrachtnemer van rechtswege en zonder ingebrekestelling recht op de betaling van een intrest naar rato van het aantal dagen overschrijding86 alsook van zekere invorderingskosten.87 Dit is niet het geval voor de betalingen die betrekking hebben op schadevergoedingen. Het weze herhaald dat bedingen en praktijken die interest wegens betalingsachterstand uitsluiten, kennelijk onbillijk zijn en die bedingen en praktijken die terugvordering van invorderingskosten onmogelijk maken, vermoedelijk kennelijk onbillijk zijn.88 Wanneer door de schuld van de aanbestedende overheid de betaling niet is verricht na verloop van dertig dagen na de gestelde betalingstermijn, kan de opdrachtnemer, indien het bedrag van de achterstallen voldoende belangrijk is, het uitvoeringstempo van de werken, leveringen of diensten vertragen of onderbreken.89 Hierbij heeft de opdrachtnemer, zelfs wanneer hij niet vertraagt/onderbreekt, voor zover hij hierom schriftelijk verzoekt,90 recht op een termijn-
83 Art. 95, §3 KB uitvoering. Een verlengde betalingstermijn van 60 dagen geldt voor opdrachten geplaatst door aanbestedende overheden die gezondheidszorg verstrekken en die specifiek voor dat doel zijn erkend, zij het enkel voor de werken verbonden aan die specifieke activiteit (cf. overw. 26 en art. 4, § 4, van Richtlijn 2011/7/EU). 84 Art. 120 KB Uitvoering. Ook hier geldt een verlengde betalingstermijn van 60 dagen voor verstrekkers van gezondheidszorg. Bij leveringen met huur, huurkoop of leasing worden de huurgelden of huurvergoedingen, eventueel samen met een saldo, betaald op het tijdstip en volgens de bepalingen vermeld in de opdrachtdocumenten (art. 141 KB Uitvoering). Voor de opdrachten gesloten met ingang van 16 maart 2013 wordt de bedoelde intrestvoet vermeerderd met 8 procent (voordien: 7 procent). 85 Art. 160 KB Uitvoering. Ook hier geldt een verlengde betalingstermijn van 60 dagen voor verstrekkers van gezondheidszorg. 86 Art. 69, §1 KB Uitvoering. Deze enkelvoudige intrest is hetzij de door de Europese Centrale Bank voor haar meest recente basisherfinancieringstransacties toegepaste intrestvoet, hetzij de marginale intrestvoet die het gevolg is van variabele rentetenders voor de meest recente basisherfinancieringstransacties van de Europese Centrale Bank. Voor de opdrachten gesloten met ingang van 16 maart 2013 wordt de bedoelde intrestvoet vermeerderd met 8 procent (voordien: 7 procent). 87 Art. 69, §2 KB Uitvoering. 88 Cf. art. 9, §3, eerste lid en derde lid, 2° KB Uitvoering. 89 Art. 70 KB Uitvoering. 90 Art. 53, 1° KB Uitvoering: dit verzoek moet, op straffe van verval, schrif-
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
De uitvoering van overheidsopdrachten in België
verlenging gelijk aan het aantal dagen tussen het verloop van de betalingstermijn en de eigenlijke betalingsdatum. Daarnaast heeft hij recht op een schadevergoeding, indien er werkelijk een vertraging van het uitvoeringstempo of een onderbreking is geweest (en deze tijdig is gemeld aan het opdrachtgevend bestuur91) en voor zover de rekening voor schadevergoeding wordt ingediend uiterlijk negentig dagen volgend op de datum van de betekening van het proces-verbaal van voorlopige oplevering.92 Op grond van artikel 6, §1 van de Wet Overheidsopdrachten van 15 juni 2006 juncto artikel 20 van zowel het KB Plaatsing als het KB Plaatsing Nutsectoren en artikel 7, §1 van de Wet Overheidsopdrachten Defensie en Veiligheid van 13 augustus 2011 juncto artikel 21 van het KB Plaatsing Defensie en Veiligheid moet voor opdrachten met een geraamd bedrag vanaf honderdtwintigduizend euro of met een uitvoeringstermijn van minstens honderdtwintig werkdagen of honderdtachtig kalenderdagen worden voorzien in een prijsherziening, dat wil zeggen een aanpassing van de prijzen van de opdracht op basis van bepaalde economische of sociale factoren, waarbij wordt tegemoetgekomen aan de prijsevolutie van de hoofdcomponenten van de kostprijs.93 Anders dan vroeger kan, maar moet de prijsherziening geen vaste, niet-herzienbare factor bevatten, te bepalen in functie van de specificiteiten van de opdracht.94 Wat onderaannemers betreft, zal de opdrachtnemer bij sluiting van de onderaannemingsovereenkomst de toepasselijke betalingsvoorwaarden moeten meedelen aan zijn onderaannemers. Hierbij heeft de onderaannemer het recht om zich ten aanzien van de hoofdaannemer (opdrachtnemer) op die betalingsvoorwaarden te beroepen om van hem de betaling te vorderen van de sommen, verschuldigd voor de werken, leveringen en diensten ter uitvoering van de opdracht.95 Hetzelfde geldt in de relatie tussen de onderaannemers en dier onderaannemers. Bovendien zal, telkens wanneer de opdracht een prijs-
telijk en met de nodige rechtvaardigingen, vóór het verstrijken van de contractuele termijnen worden ingediend. 91 D.w.z. bij aangetekende brief ten laatste vijftien dagen vóór de dag van vertraging van het uitvoeringstempo of van de daadwerkelijke onderbreking. 92 Art. 53, 2° KB Uitvoering. 93 Deze zijn: de uurlonen van het personeel en de sociale lasten óf in functie van de aard van de opdracht, een of meer relevante elementen zoals materiaalprijzen, grondstofprijzen, wisselkoersen of andere. De prijsherziening steunt op objectieve en controleerbare parameters en maakt gebruik van passende wegingscoëfficiënten en weerspiegelt aldus de werkelijke kostprijsstructuur. In geval van moeilijkheden om een dergelijke prijsherzieningsformule samen te stellen, kan de aanbestedende overheid de gezondheidsindex, de index van consumptieprijzen of een andere passende index hanteren. 94 Artikel 57 van de Wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen, dat voorziet in een vast, niet-herzienbaar gedeelte van 20%, is niet langer van toepassing op de uitvoering van overheidsopdrachten. 95 Art. 15 KB Uitvoering.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
herzieningsclausule bevat, het onderaannemingscontract eveneens een herzieningsformule bevatten, voor zover het bedrag van het onderaannemingscontract groter is dan dertigduizend euro (> € 30.000) of de tijdspanne tussen de datum waarop het onderaannemingscontract wordt gesloten en de aanvangsdatum van de uitvoering van het in onderaanneming gegeven gedeelte van de opdracht, meer dan negentig dagen bedraagt.96
9
Wijziging (incl. overdracht)
Gelet op de kwalificatie van de opdracht als administratieve overeenkomst, is het de opdrachtgever toegestaan eenzijdig de oorspronkelijke opdracht te wijzigen, op voorwaarde dat het voorwerp van de opdracht onveranderd blijft en er voor zover als nodig in een passende compensatie van de opdrachtnemer wordt voorzien.97 Nieuw is dat de wijziging in waarde beperkt is tot maximaal vijftien procent van het oorspronkelijke opdrachtbedrag,98 tenzij het aanvullende werken, leveringen of diensten (waar is voorzien in een vijftigprocentgrens) of de herhaling van soortgelijke werken of diensten of aanvullende leveringen door de oorspronkelijke leverancier betreft, gegund aan de hand van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.99 Bovendien kan slechts worden afgeweken van de ‘essentiële bepalingen en voorwaarden’ van de opdracht op een gemotiveerde wijze en onder de vorm van een wijzigingsbevel (of enig andere eenzijdige beslissing vanwege de aanbestedende overheid) of door een bijakte, dat wil zeggen een overeenkomst tussen de door de opdracht gebonden partijen, waarin de op de opdracht toepasselijke documenten (incl. de offerte) worden aangepast tijdens de uitvoering ervan.100 Andere wijzigingen moeten in beginsel eveneens schriftelijk worden meegedeeld.101 Er wordt hier dus een duidelijk onderscheid gemaakt met de verrekening, zijnde een eenzijdig, door de aanbestedende overheid opgestelde tekst, strekkende tot aanpassing van de samenvattende meetstaat (werken) of de inventaris (leveringen of diensten).102 Ook de herziening moet hiervan worden onderscheiden, dat wil zeggen de aanpassing van
96 Art. 14, §2 KB Uitvoering. De aanbestedende overheid kan dit controleren doch draagt geen enkele verantwoordelijkheid voor de samenstelling van de herzieningsformule in het onderaannemingscontract. 97 Art. 37 KB Uitvoering. 98 Cf. HvJ 19 juni 2008, C-454/06, pressetext Nachrichteagentur, overw. 3537. Zie C. De Konicnk, P. Flamey en J. Bosquet, l.c., 1651, nrs. 40-41. 99 Cf. Art. 26, §1, 2° a) en b) en 3°, b) en c) Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006. 100 Art. 2, 21° KB Uitvoering. 101 Art. 80, §1 KB Uitvoering (werken). Minder belangrijke wijzigingen kunnen bijv. enkel als vermeldingen in het dagboek der werken worden opgetekend. Zie ook art. 121, §1 (leveringen) en 151, §1 (diensten) KB Uitvoering. 102 Art. 2, 18° KB Uitvoering.
165
artikel
de voorwaarden van de opdracht aan bepaalde feiten of omstandigheden die zich in de loop van de uitvoering ervan hebben voorgedaan.103 De kostprijs van de wijzigingen wordt berekend tegen de eenheidsprijzen van de offerte of bij ontstentenis daarvan, aan de hand van overeen te komen eenheidsprijzen. Deze kunnen bij werken echter worden herzien indien zij een zeker belang vertonen.104 Bovendien zal moeten aangegeven worden of en zo ja, in welke mate de wijziging de uitvoeringstermijn der werken of leveringen impacteert.105 Leidt de wijziging tot een vermindering van de oorspronkelijke aannemingssom, heeft de aannemer of leverancier recht op het vorderen van een forfaitaire schadevergoeding van tien procent van deze vermindering, ongeacht het uiteindelijke bedrag van de opdracht.106 Nieuw is dat wordt voorzien in een regeling met betrekking tot de overdracht van de opdracht, dat wil zeggen de overeenkomst waarbij een aannemer, leverancier of dienstverlener-overnemer in de plaats wordt gesteld van de opdrachtnemer-overdrager, of waarbij een aanbestedende overheid-overnemer in de plaats wordt gesteld van de aanbestedende overheid-overdrager.107 Voor een dergelijke overdracht is de instemming van de gecedeerde partij vereist. In elk geval kan deze instemming slechts worden verkregen mits de essentiële voorwaarden van de opdracht behouden blijven. Wanneer de opdracht wordt overgedragen door de opdrachtnemer, moet de overnemer bovendien aan de selectievoorwaarden voldoen om deze instemming te kunnen verkrijgen.108 C. De Konicnk, P. Flamey en J. Bosquet wijzen er terecht op dat de vervanging van de opdrachtnemer door het Hof van Justitie, in zijn pressetext Nachrichteagenturrechtspraak, is beschouwd als een (verboden) wijziging van een essentieel element van de opdracht,109 hetgeen de overdrachtsregeling op dit punt op de helling zet.110 103 Art. 2, 16° KB Uitvoering. 104 Art. 80, §§2-3 KB Uitvoering. Cf. art. 121, §3 (leveringen) en 151, §3 (diensten) KB Uitvoering. 105 Art. 80, §4, 121, §4 en 151, §4 KB Uitvoering. 106 Art. 80, §5 KB Uitvoering. Voor leveringen kan worden verwezen naar art. 117 KB Uitvoering, dat voorziet dat wanneer de opdrachtdocumenten vaste of minimale hoeveelheden vaststellen, de leverancier door de sluiting van de opdracht, het recht verkrijgt die vaste of minimale hoeveelheden te leveren en dat wanneer de aanbestedende overheid de vaste of minimale hoeveelheden vermindert, de leverancier recht op een passende compensatie voor het geleden nadeel. Eenzelfde regel geldt voor diensten (art. 148 KB Uitvoering). 107 Art. 2, 9° KB Uitvoering. 108 Art. 38 KB Uitvoering. 109 HvJ 19 juni 2008, C-454/06, pressetext Nachrichteagentur, overw. 40 en 47, zoals aangehaald in C. De Koninck, P. Flamey en J. Bosquet, l.c., 1652, nrs. 44-45. 110 Art. 72 Voorstel voor een Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende het gunnen van overheidsopdrachten (COM(2011) 896 definitief, 20 december 2011) bevestigt dat de vervanging van de opdrachtnemer wordt geacht een wezenlijke wijziging te zijn tenzij in het geval van rechtsopvolging onder algemene of gedeeltelijke titel in de positie van de aanvankelijke opdrachtnemer ten gevolge van herstructurering van de onderneming of insolventie, door een andere
166
10 Actiemiddelen vanwege de opdrachtgever bij gebrekkige uitvoering De opdrachtnemer wordt voor de uitvoering van de opdracht geacht in gebreke te zijn wanneer de prestaties niet uitgevoerd worden volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten (incl. schending van de wet of het reglement) of wanneer de prestaties niet zodanig vorderen dat zij op de vastgestelde data volledig kunnen worden voltooid of wanneer hij de geldig gegeven schriftelijke bevelen van de aanbestedende overheid niet naleeft.111 Bovendien is hij gehouden onmiddellijk alle personeelsleden te vervangen die, volgens de aanbestedende overheid, de goede uitvoering van de opdracht belemmeren wegens hun onbekwaamheid, hun slechte wil of hun algemeen gekend wangedrag.112 Het in gebreke blijven van de opdrachtnemer wordt vastgesteld in een proces-verbaal, dat hem aangetekend wordt betekend. Hij beschikt dan over een (korte) termijn van vijftien dagen, volgend op de datum van verzending van het proces-verbaal, om zijn verweer te kennen te geven aan het opdrachtgevend bestuur (voor zover hij niet onverwijld overgaat tot het herstellen van de tekortkomingen). Bij gebrek aan (tijdig) verweer, wordt hij geacht in te stemmen met de ingebrekestelling.113 De aanbestedende overheid beschikt vervolgens over een ruim assortiment sancties.114 Zo kan elk bij proces-verbaal vastgestelde, gebrekkige uitvoering worden beboet met een (financiële) straf, indien eenmalig, ten belope van 0,07 procent van de oorspronkelijke aannemingssom met een minimum van € 40 en een maximum van € 400 of, indien dagelijks (dat is wanneer de gebrekkige uitvoering onmiddellijk ongedaan moet worden gemaakt), ten belope van 0,02 procent van de oorspronkelijke aannemingssom met een minimum van € 20 en een maximum van € 200.115 De concrete hoegrootheid is te bepalen in functie van de ernst van de tekortkoming. De opdrachtdocumenten kunnen evenwel voorzien in bijzondere (hogere) strafen voor specifieke gevallen van gebrekkige uitvoering.116 De opdrachtnemer kan een gedeeltelijke teruggave van de straffen vorderen (nieuw !) indien hij een wanverhouding tussen het bedrag ondernemer die voldoet aan de aanvankelijk vastgestelde criteria voor kwalitatieve selectie, mits dit geen andere wezenlijke wijzigingen in de opdracht meebrengt en niet is bedoeld om de toepassing van de richtlijn te omzeilen. 111 Art. 44, §1 KB Uitvoering. 112 Art. 16 KB Uitvoering. 113 Art. 44, §2 KB Uitvoering. 114 Voor de promotieopdrachten voor werken, zie art. 102 KB Uitvoering. 115 De opdrachtnemer die zich schuldig heeft gemaakt aan kartelvorming, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Overheidsopdrachten 15 juni 2006 (art. 10 Wet Overheidsopdrachten Defensie en Veiligheid 13 augustus 2011) kan worden gepenaliseerd middels toepassing van een straf welke het drievoud is van het bedrag dat bij het opdrachtbedrag wordt gevoegd om aan derden een bepaalde winst of voordeel toe te kennen (art. 49, §1, 1° KB Uitvoering). De toepassing van deze straf sluit elke bijkomende schadevergoeding uit. 116 Art. 45, §1 KB Uitvoering.
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
De uitvoering van overheidsopdrachten in België
van de toegepaste straffen en de omvang van de gebrekkige uitvoering kan aantonen en voor zover hij alles in het werk heeft gesteld om de gebrekkige uitvoering zo vlug mogelijk te verhelpen. 117 Los van enige straf, kan de aanbestedende overheid zonder enige ingebrekestelling, door het louter verstrijken van de uitvoeringstermijn, van rechtswege een vertragingsboete opleggen voor het totaal aantal dagen vertraging.118 De berekening van de vertragingsboete geschiedt aan de hand van de formule (werken) of percentages (leveringen en diensten) bepaald in de artikelen 86 (werken), 123 (leveringen) en 154 (diensten) van het KB Uitvoering. Indien de uitvoeringstermijn een gunningscriterium was bij het plaatsen van de opdracht, kan de vertragingsboete worden verhoogd, om speculatie met betrekking tot de uitvoeringstermijn in de offerte en dus oneerlijke concurrentie tegen te gaan.119 Bij diensten is het bovendien mogelijk dat de opdrachtdocumenten de vertragingsboete berekenen op het geheel der diensten, ook al is slechts een beperkt onderdeel ervan laattijdig gepresteerd, in zover dat hierdoor de totaliteit der gepresteerde diensten onbruikbaar wordt (of wanneer de diensten slechts interessant zijn wanneer ze allemaal worden gepresteerd). De opdrachtnemer kan de teruggave van opgelegde vertragingsboetes vorderen, geheel of gedeeltelijk, wanneer hij bewijst dat de vertraging geheel of gedeeltelijk te wijten is, hetzij aan de aanbestedende overheid, hetzij aan onvoorziene omstandigheden voor zover deze zich hebben voorgedaan vóór het verstrijken van de contractuele termijnen (imprevisieleer120).121 Hij kan een gedeeltelijke teruggave vorderen wanneer er, net zoals bij de straffen, een wanverhouding is tussen de boetes en het geringe belang van de te laat uitgevoerde prestaties.122 De opdrachtnemer kan daarenboven voor bepaalde tijd uitgesloten worden van deelneming aan gunningsprocedures ingericht door de betrokken aanbestedende overheid, voor zover hij voorafgaand gehoord wordt en de gemotiveerde beslissing tot uitsluiting schriftelijk wordt betekend.123 In het verlengde hiervan kan de opdrachtnemer die zich schuldig heeft gemaakt aan kartelvorming, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Overheidsopdrachten van 15 juni 2006 (art. 10 Wet Overheidsopdrachten Defensie
117 Art. 51 KB Uitvoering. De voorwaarden en termijnen van art. 50, §3 en 52 KB Uitvoering moeten worden nageleefd. 118 Art. 2, 13° en 46 KB Uitvoering. 119 Art. 86, §6, 123, §1 en 154, tweede lid KB Uitvoering. Zie C. De Konicnk, P. Flamey en J. Bosquet, l.c., 1657, nr. 77. 120 Cf. art. 56 KB Uitvoering. 121 Art. 50, §1, 1° KB Uitvoering. De voorwaarden en termijnen van art. 50, §3 en 52 KB Uitvoering moeten worden nageleefd. De vraag rijst of de regelgever de bedoeling had om de teruggave een quasi-automatisch karakter te verlenen. 122 Art. 50, §1, 2° KB Uitvoering. Deze wanverhouding wordt geacht te bestaan wanneer de waarde van de niet-uitgevoerde prestaties geen 5% bereikt van het totaal bedrag van de opdracht, voor zover de uitgevoerde werken evenwel normaal kunnen worden gebruikt en de opdrachtnemer alles in het werk heeft gesteld om de laattijdige prestaties binnen de kortste tijd te beëindigen. 123 Art. 48 KB Uitvoering.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
en Veiligheid van 13 augustus 2011), worden uitgesloten.124 Het opdrachtgevend bestuur beschikt over een aantal ambtshalve maatregelen om de gebrekkige uitvoering van het administratief contract te remediëren, wanneer de opdrachtnemer niet (tijdig) reageert op de ingebrekestelling wegens gebrekkige uitvoering of wanneer hij (eerder) de gebreken toegeeft125 en het ernstige tekortkomingen betreft.126 De ambtshalve maatregelen zijn onveranderd gebleven: het eenzijdig verbreken van de opdracht,127 de uitvoering in eigen beheer van het geheel of van een deel van de niet-uitgevoerde opdracht, het sluiten van een of meerdere opdrachten voor rekening met een of meerdere derden voor het geheel of een deel van de nog uit te voeren opdracht.128 Er zijn detailregels voor werken,129 leveringen130 en diensten.131 voor werken is specifiek bepaald dat wanneer bedrog of slecht werk wordt vermoed, dit het opdrachtgevende bestuur het recht geeft het uitgevoerde werk geheel of gedeeltelijk te laten slopen en te laten herbouwen. De kosten van sloping en herbouw komen, naargelang het vermoeden bewaarheid wordt of niet voor rekening van de aannemer of voor de aanbestedende overheid.132
11 Klachten en verzoeken vanwege de opdrachtnemer De opdrachtnemer kan zich beroepen op nalatigheden, vertragingen of welke feiten ook (met inbegrip van onvoorziene omstandigheden, zie par. 12) die hij aan de aanbestedende overheid ten laste legt en die voor hem oorzaak zouden zijn van een vertraging of een nadeel, met het oog op het verkrijgen van een of meerdere van de volgende maatregelen:133 de herziening van de opdracht, met inbegrip van de verlenging van de uitvoeringstermijnen; een schadevergoeding, onder meer bij schorsing van de 124 Art. 49, §1, 3° KB Uitvoering. 125 Art. 47, §1 KB Uitvoering. 126 Art. 2, 14° KB Uitvoering. 127 In dit geval verwerft de aanbestedende overheid van rechtswege het geheel van de borgtocht als forfaitaire schadevergoeding (of bij gebrek aan borgstelling een equivalent bedrag). Er kunnen geen vertragingsboetes worden geïnd op de verbroken opdracht(onderdelen). Deze verbreking moet worden onderscheiden van de verbreking wegens overlijden van de opdrachtnemer of wegens misdrijven door deze laatste gepleegd (art. 61-62 KB Uitvoering). 128 Deze maatregelen worden getroffen op kosten en risico van de in gebreke gebleven opdrachtnemer. Wanneer de prijs van de uitvoering in eigen beheer of deze van de nieuwe overeenkomst, welke voor rekening werd gesloten, hoger is dan die van de oorspronkelijke opdracht, draagt de in gebreke gebleven opdrachtnemer de meerkosten. In het tegenovergestelde geval komt het verschil ten goede aan de aanbestedende overheid. Uiteraard vallen de vertragingsboetes en straffen die bij de uitvoering van een opdracht voor rekening worden toegepast, ten laste van de nieuwe opdrachtnemer. 129 Art. 87 KB uitvoering. 130 Art 124 KB Uitvoering. 131 Art. 155 KB Uitvoering. 132 Art. 85 KB Uitvoering. 133 Art. 54 KB Uitvoering.
167
artikel
uitvoering op bevel van de aanbestedende overheid;134 de verbreking van de opdracht. Het voorbereiden of indienen van een klacht of verzoek is geen reden voor de opdrachtnemer om het uitvoeringstempo te vertragen of de uitvoering van de opdracht te onderbreken135 of niet te hervatten, al naargelang.136 Belangrijk te noteren is dat de opdrachtnemer gehouden is, op straffe van verval, om het opdrachtgevend bestuur, ‘ten spoedigste’ (uiterlijk 30 dagen na de gebeurtenis of de kennisneming ervan) en schriftelijk in te lichten over feiten of omstandigheden die hij vaststelt, dewelke het normale verloop van de opdracht verstoren en waarvan de eventuele nadelige gevolgen voor hem reden zou kunnen zijn om een verzoek of een klacht in te dienen.137 Hierbij moet hij bondig aangeven of en zo ja, welke impact deze feiten of omstandigheden (kunnen) hebben op de kostprijs van de opdracht. Deze meldingsplicht geldt evenzeer voor feiten of omstandigheden die reeds (zouden moeten) gekend zijn door de aanbestedende overheid(!). Klachten en verzoeken die steunen op niet tijdig of correct gemelde feiten en omstandigheden zijn van rechtswege onontvankelijk. Tot slot moeten de aan het opdrachtgevend bestuur gerichte klachten en verzoeken, opnieuw op straffe van verval, schriftelijk,138 behoorlijk gerechtvaardigd en becijferd worden ingediend, binnen welbepaalde termijnen139. Het is onnodig te stellen dat het noodzakelijk is dat de opdrachtnemer de nodige waakzaamheid aan de dag legt.
de herziening van de opdracht, met inbegrip van de inkorting van de uitvoeringstermijnen; een schadevergoeding; de verbreking van de opdracht. De gevorderde maatregelen zijn slechts ontvankelijk(!) wanneer de ingeroepen feiten en omstandigheden schriftelijk zijn bekendgemaakt binnen dertig dagen ofwel nadat ze zich hebben voorgedaan, ofwel na de datum waarop de aanbestedende overheid ze normaal had moeten kennen.
12
Onvoorziene omstandigheden
In toepassing van de zogenoemde imprevisieleer140 heeft de opdrachtnemer geen recht op enige wijziging van de contractuele voorwaarden op grond van omstandigheden die vreemd zijn aan de aanbestedende overheid. Echter, de opdrachtnemer kan om een verlenging van de uitvoeringstermijnen verzoeken en zelfs, wanneer hij een zeer belangrijk nadeel heeft geleden (>= 2,5 procent van het initiële opdrachtbedrag en alleszins >= € 100.000), om een andere vorm van herziening141 of de verbreking van de overeenkomst. De onvoorziene omstandigheden betreffen omstandigheden die de opdrachtnemer redelijkerwijze niet kon voorzien bij het indienen van de offerte of bij de sluiting van de opdracht, die hij niet kon ontwijken en waarvan hij de gevolgen niet kon verhelpen (niettegenstaande hij al het nodige daartoe heeft gedaan).
Nieuw is dat de aanbestedende overheid nu uitdrukkelijk beschikt over dezelfde mogelijkheden als in randnummer 24 hierboven aan de opdrachtnemer toegekend (‘spiegelclausule’). Dat wil zeggen dat de aanbestedende overheid zich kan beroepen op nalatigheden, vertragingen of welke feiten ook die het bestuur aan de opdrachtnemer of zijn personeel ten laste legt, en die voor haar oorzaak zouden zijn van een vertraging of een nadeel, met het oog op het verkrijgen van een of meerdere van de volgende maatregelen:
Wanneer de opdrachtnemer een zeer belangrijk voordeel genoten heeft ten gevolge van de onvoorziene omstandigheden, kan de aanbestedende overheid om herziening van de opdracht vragen ten laatste negentig dagen volgend op de datum van de betekening van het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de opdracht.142
134 De opdrachtnemer heeft bijv. recht op schadevergoeding voor de schorsingen op bevel van de aanbestedende overheid die in totaal een twintigste van de uitvoeringstermijn overschrijden en minstens tien werkdagen of vijftien dagen, voor zover de schorsingen niet veroorzaakt zijn door ongunstige weersomstandigheden en plaatsvinden binnen de contractuele uitvoeringstermijn (art. 55 KB Uitvoering). Zie voor werken evenwel art. 89 KB Uitvoering. 135 Behoudens uiteraard wanneer deze schorsing geschiedt op bevel van het opdrachtgevende bestuur. 136 Art. 59 KB Uitvoering. 137 Het kan hier ook (schriftelijke) bevelen vanwege de aanbestedende overheid betreffen. 138 Bij werken volstaat dus de mededeling in dagboek der werken of zelfs in werfverslagen. 139 Art. 53 KB Uitvoering: Bij verzoek om termijnverlenging of de verbreking van de opdracht vóór het verstrijken van de contractuele termijnen. Bij verzoek tot herziening of een schadevergoeding uiterlijk negentig dagen volgend op de datum van de betekening van het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de opdracht (of uiterlijk negentig dagen na het verstrijken van de waarborgperiode wanneer de klachten of verzoeken hun oorsprong vinden in feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de waarborgperiode).
140 De imprevisieleer wordt in het gemeen contractenrecht verworpen in de rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass., 14 april 1994). Cf. L. Cornelis, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, 663, nr. 527; L. VAEL, ‘Enkele beschouwingen betreffende het leerstuk van de onvoorziene omstandigheden (imprevisieleer): omtrent de lotsverbondenheid van contractspartijen bij een gewijzigd contractueel verhoudingskader’ in J. Smits, en S. Stijns (eds.), Remedies in het Belgisch en Nederlands contractenrecht, Antwerpen-Groningen, Intersentia, 2000, 185-186, nr. 8; P. Van Ommeslaghe, ‘Examen de jurisprudence 1974 à 1982, les obligations’, RCJB 1986, 45-48, nr. 7. Echter, dit zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de leer van de overmacht (force majeure), inbegrepen het fait du Prince (art. 1147-1148 B.W.). Cf. S. Stijns, Verbintenissenrecht, Brugge, Die Keure, 2005, 150, nr. 208; W. Van Gerven en S. Stijns, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2006, 170-171; L. VAEL, ‘Overmacht gerelativeerd: hoe blauw zijn de plekken van de schuldeiser ingevolge het zgn. “fait du Prince”?’, noot onder Cass. 13 mei 1996, Rec. Arr. 1998, 95; A. Van Oevelen, ‘Overmacht en imprevisie in het Belgische contractenrecht’, TPR 2008, afl. 2, 605. 141 In geval van herziening van de opdracht in de vorm van een schadevergoeding wordt een franchise toegepast van 17,5 procent van het vastgelegde nadeel. Deze franchise bedraagt maximaal € 20.000 . 142 Art. 60 KB Uitvoering.
168
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
De uitvoering van overheidsopdrachten in België
De vorderingen moeten voldoen aan de hierboven onder paragraaf 9 besproken voorwaarden.
14 Rechtsvorderingen – verkorte verjaringstermijn
13 Oplevering
Iedere dagvaarding voor de rechter met betrekking tot een opdracht op verzoek van de opdrachtnemer wordt, op straffe van verval, aan de aanbestedende overheid betekend uiterlijk dertig maanden volgend op de datum van betekening van het proces-verbaal van de voorlopige oplevering (of wanneer de dagvaarding evenwel zijn oorsprong vindt in feiten of omstandigheden die zijn opgedoken tijdens de waarborgperiode, uiterlijk dertig maanden na het verstrijken van de waarborgperiode). Indien het opstellen van een proces-verbaal niet is opgelegd, neemt de termijn een aanvang vanaf de definitieve oplevering.148 Voorheen bedroeg deze termijn 24 maanden vanaf het proces-verbaal van definitieve oplevering, zodat de huidige regeling doorgaans in een kortere verjaringstermijn voorziet.
De prestaties worden slechts opgeleverd nadat de controles, de keuringen en de voorgeschreven proeven voldoening schenken. Naargelang het geval wordt in een voorlopige oplevering voorzien na afloop van de uitvoering van de prestaties die het voorwerp van de opdracht uitmaken en, bij het verstrijken van de waarborgtermijn, in een definitieve oplevering die de volledige beëindiging van de opdracht aangeeft.143 Wat de raamovereenkomst betreft die met één enkele opdrachtnemer is gesloten, geldt in beginsel de laatste oplevering voor een opdracht die op basis van de raamovereenkomst is gesloten als oplevering ervan. De nodige herstellingen en vervangingen tijdens de waarborgtermijn worden geregeld in artikel 65 van het KB Uitvoering. Wanneer de vastgestelde afwijkingen van niet-essentiële voorwaarden van de opdracht miniem zijn en geen grote hinder kunnen veroorzaken bij het gebruik, bij de verwerking of ten aanzien van de levensduur, kan de aanbestedende overheid de prestaties aanvaarden onder beding van korting wegens minderwaarde.144 Er zijn bijzondere voorschriften voor de oplevering bij werken145, leveringen146 en diensten.147
143 Art. 64 KB Uitvoering. 144 Art. 71 KB Uitvoering. 145 Art. 91 en 92 KB Uitvoering. 146 Art. 128-132 ,134-135 en 142-143 KB Uitvoering. 147 Art. 156-157 KB Uitvoering.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
Over de auteur Jens Debièvre is advocaat aan de balie te Brussel bij Lydian.
148 Art. 73, §2 KB Uitvoering. Echter, wanneer het geschil het voorwerp heeft uitgemaakt van besprekingen tussen de partijen en de beslissing van de aanbestedende overheid hierover minder dan drie maanden vóór het verstrijken of helemaal niet binnen deze termijnen werd betekend, worden deze verlengd tot op het einde van de derde maand die volgt op deze van de betekening van de beslissing.
169
boekbespreking
234 Aanbestedingsrecht voor overheden Mr. dr. W.A. Sinninghe Damsté
Aanbestedingsrecht voor overheden, Naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid M.J.J.M. Essers, Reed Business Education, Amsterdam, 2013, vierde druk. Binnen een half jaar na de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 rolde de vierde druk van deze titel van de drukpers. Dat is op zich al een formidabele prestatie. De auteur is mr. M.J.J.M. Essers, die in onze wereld geen onbekende is. Hij is werkzaam als advocaat en doceert bij verschillende hoogwaardige opleidingen op het gebied van het aanbestedingsrecht.
D
e monografie met zijn meer dan 800 pagina’s wekt ontzag. De grote hoeveelheid materiaal die wordt aangeboden, toont dat de auteur een grondige kennis heeft van ons rechtsgebied. Blijkens de informatie op de achterflap is het boek bedoeld voor juristen, adviseurs van aanbestedende diensten en ondernemers die in de praktijk met aanbestedingen werken. Een monografie dus die gericht is op de rechtspraktijk. Die doelstelling wordt bereikt. Na een algemene oriëntatie van het aanbestedingsrecht in de eerste drie hoofdstukken komen in hoofdstuk 4 specifieke onderwerpen aan de orde zoals dynamisch aankoopproces, prijsvragen voor ontwerpen, concurrentiegerichte dialoog, elektronische veiling, raamovereenkomsten, concessieovereenkomsten, aanbestedingsprocedures speciale sectoren, opdrachten op het gebied van defensie en veiligheid, handhaving en mededinging. Als aanbestedende diensten met deze onderwerpen worden geconfronteerd, zijn zij vaak onzeker omdat daarover weinig echt praktische informatie bestaat. De auteur neemt hen hier op een juiste wijze bij de hand. In hoofdstuk 5 komt het beleid aan bod met veel praktische informatie. Het gehele aanbestedingsproces wordt nog eens doorlopen maar nu vanuit het oogpunt van beleid, onder andere hoe men aspecten van sociaal beleid, milieubeleid en andere politieke doelstellingen kan meenemen bij een aanbesteding. De auteur staat stil bij het belangrijke arrest 170
van het HvJ EU van 10 mei 2012, C-368/10 inzake de aanbesteding van levering en beheer van koffieautomaten door de provincie Noord-Holland. In dit hoofdstuk stelt hij verder aan de orde hoe men intern toezicht kan structureren met als voorbeelden de Aanbestedingsnota van de gemeente Rotterdam, de checklist van de VNG en de werkwijze van rekenkamers van de gemeenten en provincies. Verder wordt aandacht geschonken aan het externe accountantstoezicht en de aanbestedingsaudits. Het komt regelmatig voor dat het toezicht in het totaal van de aanbesteding weinig aandacht krijgt. Verschillende stappenplannen en (stroom)schema’s helpen de lezer verder op weg. Achterin zijn een uitvoerige opgave van Europese en nationale overheidsinformatie opgenomen, gerangschikt naar periode, een overzicht van Europese en nationale jurisprudentie tot begin van dit jaar, een opgave van literatuur gerangschikt naar onderwerp en een trefwoordenregister. Het is jammer dat er bij het drukken van de vindplaatsen van de jurisprudentie kennelijk iets is misgegaan. Zo is C-237/05 afgedrukt als C-237 vs.05. Een puntje van kritiek is misschien verder de behandeling van de jurisprudentie. De auteur beperkt zich vaak tot het citeren van een aantal overwegingen. Bij nationale rechtspraak kan dat soms
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
Aanbestedingsrecht voor overheden
voldoende zijn maar sommige uitspraken van het HvJ EU zijn zo ingewikkeld dat daarmee in een aantal gevallen niet kan worden volstaan omdat anders essentiële elementen verloren dreigen te gaan. Maar dat neemt niet weg dat de vierde druk van Essers’ monografie, net als de derde druk (zie daarover de bespreking in TA nr. 6 dec. 2009, jaargang 6, p. 456) lof verdient. De monografie bevat een grote hoeveelheid praktische informatie over het aanbestedingsrecht die net
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
als de vorige drukken zijn weg naar de rechtspraktijk zeker zal vinden.
Over de auteur Willem Sinninghe Damsté is of counsel bij Corvers Procurement Services BV en redacteur van dit tijdschrift.
171
Annotatie
235 Annotatie arrest Doornakkers Prof. mr. J.M. Hebly en mr. G. ’t Hart
Lange tijd bestond onduidelijkheid over de juiste omgang met het Europese aanbestedingsrecht in relatie tot gebiedsontwikkeling. De auteurs gaan in deze bijdrage in op het procesverloop, waarna de hoofdkenmerken van de gebiedsontwikkeling Doornakkers worden geschetst. Mede aan de hand van de conclusie van de advocaat-generaal zetten zij uiteen waarom de gebiedsontwikkeling Europees had moeten worden aanbesteed. Tot slot komt de onjuiste kwalificatie door de Commissie van de samenwerkingsovereenkomst als concessieovereenkomst voor openbare werken aan bod.
L
ange tijd bestond onduidelijkheid over de juiste omgang met het Europese aanbestedingsrecht in relatie tot gebiedsontwikkeling. Op basis van eerdere rechtspraak over een Franse1 en Duitse2 gebiedsontwikkeling kon weliswaar richting worden bepaald, maar een beoordeling van Nederlandse condities ontbrak vooralsnog. Wij gaan eerst kort in op het procesverloop, waarna de hoofdkenmerken van de gebiedsontwikkeling Doornakkers worden geschetst. Op basis van de criteria van een overheidsopdracht voor werken zetten wij, mede aan de hand van de conclusie van de advocaat-generaal, uiteen waarom de gebiedsontwikkeling naar onze mening Europees had moeten worden aanbesteed. Tot slot komt de onjuiste kwalificatie door de Commissie van de samenwerkingsovereenkomst (waarmee de gebiedsontwikkeling Doornakkers contractueel is ingekaderd) als concessieovereenkomst voor openbare werken aan bod.
Verwerping beroep Onderhavig arrest betreft een zaak over de Nederlandse gebiedsontwikkelingspraktijk die voor de eerste keer ter beoordeling bij het Hof van Justitie is gebracht. Eerdere inbreukprocedures – zoals ten aanzien van Vathorst te Amersfoort en Het Nieuwe Landgoed te Ede – kwamen niet voorbij de precontentieuze fase. Hooggespannen verwachtingen ten spijt is het arrest nogal een anticlimax: het Hof van Justitie wijst het beroep op formele gronden 1 2
HvJ EG 18 januari 2007, zaak C-220/05 (Auroux). HvJ EU 25 maart 2010, zaak C-451/08 (Helmut Müller).
172
af en komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.3 De Commissie heeft de verkeerde richtlijn4 aan de beweerde inbreuk ten grondslag gelegd, waardoor de zaak als een nachtkaars uitging. Waar in het burgerlijk recht het zwaartepunt ligt op het bereiken van overeenstemming over de essentialia van de overeenkomst – en partijen tot dat moment in beginsel vrijheid van handelen hebben zonder jegens elkaar gebonden te zijn5 – ligt bij de toetsing aan het Europese aanbestedingsrecht een andere maatstaf ten grondslag. Doorslaggevend is het moment waarop de aanbestedende dienst besluit of een aanbestedingsprocedure wordt gevolgd, dan wel een onderhands traject wordt ingezet.6 Met andere woorden: niet het slot van de precontractuele fase is bepalend, maar de aanvang daarvan. Op 23 april 2002 besloten burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven twee ontwikkelaars uit te nodigen een plan te presenteren en af te zien van een Europese aanbesteding. De wezenlijke kenmerken van de herontwikkeling werden diezelfde dag vastgesteld door
3 In het licht van een contentieuze inbreukprocedure is een dergelijk formalistische houding begrijpelijk, al staat die enigszins haaks op de gebruikelijke rechtsvormende taakopvatting van het Hof van Justitie teneinde de nuttige werking van het communautaire recht zoveel mogelijk te bevorderen. 4 Richtlijn 2004/18/EG in plaats van de toepasselijke Richtlijn 93/37/EEG. 5 Zie bijv. HR 12 augustus 2005, NJ 2005/467, r.o. 3.6 en 3.7 (CBB/JPO). 6 HvJ EG 5 oktober 2000, zaak C-337/98, pt. 36 en 37 (Cie./Frankrijk). Bij wezenlijke wijziging van de voorgenomen overeenkomst ontstaat overigens een nieuw ijkmoment, zie ook HvJ EG 19 juni 2008, zaak C-454/06, pt. 34 (pressetext Nachrichtenagentur).
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
Annotatie arrest Doornakkers
middel van een gemeentelijke adviesnota en zijn nadien niet meer gewijzigd. Aangezien de Commissie alleen Richtlijn 2004/18/EG aan de beweerde inbreuk ten grondslag legde en de implementatietermijn van die richtlijn pas op 31 januari 2006 verstreek,7 is daarmee voor het Hof van Justitie de kous af. Voor een aanbestedingsrechtelijke beoordeling van de herontwikkeling is de conclusie van de advocaat-generaal dan ook beduidend interessanter.8
Opzet gebiedsontwikkeling Doornakkers Relevant is dat de gemeente besloot een locatie die zij in eigendom had te herontwikkelen.9 De gemeente bepaalde dat de herontwikkeling moest bestaan uit een winkelcentrum, appartementen, een ondergrondse parkeergarage, maatschappelijk vastgoed – een zorgcentrum, een centrum voor spelen, integreren en leren (‘SPIL-centrum’) en een sporthal – alsmede openbaar gebied. Het door de gemeente vastgestelde programma van eisen werd bij gronduitgifte door middel van een bouwplicht aan de ontwikkelaar opgelegd. De ontwikkelaar wenste het ontwikkelrisico voor het totale maatschappelijk vastgoed echter niet te dragen als gevolg waarvan de gemeente de afzet van het SPIL-centrum aan de ontwikkelaar garandeerde en hiertoe aan een woningcorporatie een subsidie verstrekte van € 2,41 miljoen waarmee de corporatie het SPIL-centrum kon verwerven. De sporthal was bestemd voor gebruik door een vereniging. Deze vereniging moet blijkens het standpunt van de Nederlandse regering aan de gemeente worden toegerekend.10 De ontwikkelaar legde verder voor eigen rekening het openbaar gebied aan – in het bijzonder door de aanleg van wegen (inclusief fundering), pleinen, trottoirs, openbaar groen (inclusief groencompensatie), straatmeubilair en straatvoorzieningen – dat eigendom bleef van de gemeente.11 Overheidsopdracht voor werken De in het aanbestedingsrecht geverseerde lezer voelt waarschijnlijk nattigheid bij een dergelijke projectopzet. Wij brengen de criteria voor de kwalificatie als overheidsopdracht voor werken in herinnering.12 Er moet sprake zijn van: (i) een schriftelijke overeenkomst, (ii) onder bezwarende titel, (iii) tussen een aanbestedende dienst en 7 8 9
Art. 80 Richtlijn 2004/18/EG. Concl. A-G M. Wathelet 11 april 2013, zaak C-576/10 (Cie./Nederland). Aan dit initiatief kent de advocaat-generaal als zodanig overigens geen doorslaggevende betekenis toe. 10 Vermoedelijk in de zin dat de vereniging in overwegende mate door de gemeente wordt gefinancierd, aangezien de vereniging als zelfstandige rechtspersoon op grond van art. 2:3 BW niet vanzelfsprekend met de gemeente kan worden vereenzelvigd. Een dergelijke toerekening is niet boven iedere discussie verheven: zie bijv. HvJ EG 15 januari 1998, zaak C-44/96, pt. 39 (Mannesmann). 11 Aangenomen wordt dat de ontwikkelaar in ruil voor deze werkzaamheden aan de gemeente geen exploitatievergoeding, bijvoorbeeld uit hoofde van een exploitatieverordening ex art. 42 WRO (oud), meer verschuldigd was. 12 Art. 1 sub a Richtlijn 93/37/EEG, thans art. 1 lid 2 sub b Richtlijn 2004/18/ EG.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
een aannemer,13 (iv) met betrekking tot (het ontwerp en) de uitvoering van (a) bouwkundige of civieltechnische werkzaamheden,14 (b) een werk15 of (c) het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat voldoet aan door de aanbestedende dienst gestelde eisen.16 Een bezwarende titel vereist dat de aanbestedende dienst een rechtstreeks economisch belang heeft bij de uitvoering van het werk17 en dat de aannemer direct of indirect gehouden is het werk uit te voeren.18 Van een rechtstreeks economisch belang is sprake, indien de aanbestedende dienst eigenaar wordt van het werk19 of daarover vanwege de openbare bestemming krachtens een titel kan beschikken,20 economisch voordeel kan behalen uit het gebruik (bijvoorbeeld door tolheffing) of de toekomstige overdracht (bijvoorbeeld door winstafroming) van het werk, financieel bijdraagt aan de realisatie (bijvoorbeeld door vergoeding van een onrendabele top) of risico’s loopt bij economische mislukking van het werk (bijvoorbeeld door afname van onverkocht vastgoed).21
Beoordeling gebiedsontwikkeling De advocaat-generaal pelt de herontwikkeling op basis van bovenstaande criteria nauwgezet af. De gemeente bond de ontwikkelaar door middel van een samenwerkingsovereenkomst aan haar programma van eisen (PvE) en legde een bouwplicht op dat PvE te realiseren. Hierin ligt besloten dat sprake was van een schriftelijke overeenkomst tussen een aanbestedende dienst en een aannemer met betrekking tot de uitvoering van een werk.22 Door middel van het PvE stelde de gemeente gedetailleerde eisen aan het werk, onder meer ten aanzien van de bestemming, het aantal ruimten per gebouw inclusief de functie en oppervlakte daarvan, de bouwhoogtes, de parkeernorm en het behoud van groenvoorzieningen.23 De advocaat-generaal overwoog dat de gemeente
13 Het begrip aannemer wordt ruim uitgelegd: zie bijv. zaak C-220/05, pt. 38. 14 Zie bijlage II Richtlijn 93/37/EEG, thans bijlage I Richtlijn 2004/18/EG. 15 Het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervallen, zie art. 1 sub c Richtlijn 93/37/EEG, thans art. 1 lid 2 sub b Richtlijn 2004/18/EG. 16 Deze laatste subcategorie dient als vangnetbepaling om alle mogelijke overeenkomsten te omvatten waarmee een aanbestedende dienst in zijn behoefte kan voorzien, zie de Handleiding: voorschriften van de Gemeenschap inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken buiten de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, Europese Commissie (1997), p. 12 en 13. 17 Zaak C-451/08, pt. 49. 18 Zaak C-451/08, pt. 62 en 63. 19 Zaak C-451/08, pt. 50. 20 Zaak C-451/08, pt. 51. Zie ook: HvJ EG 29 oktober 2009, zaak C-536/07, pt. 56 (Cie./Duitsland). 21 Zaak C-451/08, pt. 52. Zie ook zaak C-220/05, pt. 18. 22 Nu de gemeente een integrale herontwikkeling voorstond, is onzes inziens sprake van één werk met eenzelfde economische functie, zie ook zaak C-220/05, pt. 41 en 42. 23 Wij merken op dat het stellen van eisen alleen relevant is bij de restcategorie ‘het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat
173
Annotatie
hierdoor maatregelen nam om de kenmerken van het werk te definiëren, althans om een beslissende invloed op het ontwerp daarvan uit te oefenen.24 Volgens het Hof van Justitie worden aanbestedingsrechtelijk relevante eisen gesteld indien een nauwkeurige beschrijving wordt gegeven van te realiseren gebouwen, inclusief de kwaliteit en inrichting daarvan.25 Opmerking verdient dat een groot aantal van de door de gemeente gestelde eisen in Nederland door middel van publiekrechtelijke planologische instrumenten (in het bijzonder het bestemmingsplan en de welstandsnota) gesteld zou kunnen worden.26 Een dergelijke planologische regulering leidt in beginsel niet tot het stellen van eisen in de zin van het Europese aanbestedingsrecht.27 Hier staat tegenover dat het publiekrechtelijke karakter van een relatie tussen een aanbestedende dienst en een aannemer niet aan de toepassing van het Europese aanbestedingsrecht in de weg staat.28 Wij sluiten niet uit dat de vergaande planologische reguleringsmogelijkheden in Nederland (te meer in vergelijking met die van andere lidstaten) onder omstandigheden het niveau te boven kan gaan van gewone uitoefening van regulerende bevoegdheden dat het Hof van Justitie in zijn Helmut Müller-arrest voor ogen heeft.29 De gemeente had duidelijk een rechtstreeks economisch belang bij de herontwikkeling. Zo werd het openbaar gebied door en voor rekening van de ontwikkelaar ten behoeve van de gemeente ingericht, hetgeen een overheidsopdracht voor werken inhoudt.30 Verder droeg de gemeente door middel van een subsidie financieel bij aan de realisatie van het SPIL-centrum. Dat die financiële stroom via een woningcorporatie liep, is van ondergeschikte betekenis, aangezien betalingen door derden eveneens bijdragen aan de bezwarende titel31 en aanbestedende diensten zich niet met een kunstgreep (zoals betaling via een tussenpersoon) aan de werking van het aanbestedingsrecht kunnen onttrekken.32 De sporthal wordt verder krachtens een titel gebruikt door een vereniging die onderdeel wordt geacht te zijn van de gemeente.
24 25 26
27 28 29 30 31 32
voldoet aan door de aanbestedende dienst gestelde eisen’. Ten onrechte wordt soms gesuggereerd dat bij gebreke van gedetailleerde eisen geen sprake zou kunnen zijn van een overheidsopdracht voor werken, waarbij de twee hoofdcategorieën van dit type overheidsopdracht – het uitvoeren van bouwkundige of civieltechnische werkzaamheden of de uitvoering van een werk – over het hoofd worden gezien; zie bijv. de Reiswijzer Gebiedsontwikkeling 2011, p. 73. Zie ook zaak C-451/08, pt. 67. Zaak C-536/07, pt. 58 en 59. Het stond de gemeente op grond van de zogeheten tweewegenleer vrij dergelijke eisen civielrechtelijk te stellen door ze in de samenwerkingsovereenkomst op te nemen: HR 8 juli 1991, NJ 1991/691, r.o. 3.3 (Kunsten Antiekstudio Lelystad). Daarmee verandert het karakter van de eis overigens wel van een publiekrechtelijk maximum naar een concrete verbintenis. Zaak C-451/08, pt. 68. HvJ EG 12 juli 2001, zaak C-399/98, pt. 73 (Scala). Zaak C-451/08, pt. 56 en 57. Zaak C-399/98, pt. 84. Zie ook Hof ’s-Gravenhage 31 januari 2001, NJ 2001/412, r.o. 7 en 8 (Mortierepolder). Zaak C-220/05, pt. 45, 54 en 56. HvJ EG 10 november 2005, zaak C-29/04, pt. 42 (Cie./Oostenrijk).
174
Schending aanbestedingsrecht? Zou de Commissie (op basis van de juiste richtlijn) aan de inbreukprocedure ten grondslag hebben gelegd dat de gemeente ten onrechte onderhands een overheidsopdracht voor werken verstrekte, achten wij de kans groot dat het Hof van Justitie het beroep niet zou hebben verworpen. De (schriftelijke) samenwerkingsovereenkomst verplichtte de aannemer namelijk tot het realiseren van een werk dat moest voldoen aan eisen die door de gemeente in het PvE waren gesteld, waarvan de gemeente gedeeltelijk eigenaar werd, waarvoor de gemeente een vergoeding betaalde (deels via de woningcorporatie en deels door geen exploitatiebijdrage te verlangen) en waarbij zij ook overigens als gebruiker (via de vereniging) een rechtstreeks economisch belang had. Daarmee is onzes inziens voldaan aan alle vereisten van een overheidsopdracht voor werken.
Concessieovereenkomst voor openbare werken De samenwerkingsovereenkomst werd door de Commissie echter gekwalificeerd als concessieovereenkomst voor openbare werken.33 Kenmerkend verschil tussen een overheidsopdracht en concessieovereenkomst is dat de bezwarende titel niet bestaat uit een kostendekkende vergoeding of anderszins op geld waardeerbare tegenprestatie,34 maar uit een recht het werk gedurende de concessietermijn te exploiteren.35 De concessiehouder moet om die reden het exploitatierisico (nagenoeg) volledig van de aanbestedende dienst overnemen, ook indien dat risico vanwege de aard van de betreffende concessie beperkt is.36 De Commissie beschouwde de verlening van een vergunning door de gemeente als het exploitatierecht. Die stelling had het Hof van Justitie in zijn Helmut Müller-arrest reeds verworpen, aangezien de onzekerheid met betrekking tot het verkrijgen van een vergunning onvoldoende verband houdt met de exploitatie van het werk.37 Eigendomsoverdracht (door middel van gronduitgifte) als zodanig leidt in beginsel niet tot concessieverlening.38 Een exploitatierecht in de zin van het Europese aanbestedingsrecht is een beperkt recht dat uit het eigendomsrecht (het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben)39 wordt afgeleid.40 Om die reden verdraagt een concessieduur voor onbepaalde tijd (evenredig aan in beginsel eeuwigdurende eigendom) zich ook moeizaam met het communautaire recht.41 33 34 35 36 37
38 39 40 41
Art. 1 sub d Richtlijn 93/37/EEG, thans art. 1 lid 3 Richtlijn 2004/18/EG. aak C-399/98, pt. 77 en 84 t/m 86. HvJ EG 11 juni 2009, zaak C-300/07, pt. 71 (Oymanns/AOK). HvJ EG 10 september 2009, zaak C-206/08, pt. 77 (Eurawasser). Zaak C-451/08, pt. 78. Bedacht moet worden dat het beroep in onderhavige zaak weliswaar is ingesteld nadat het Helmut Müller-arrest was gewezen, maar het met redenen omkleed advies d.d. 9 oktober 2009 hieraan voorafging, waarna de grenzen van de inbreukprocedure vaststonden: zie bijv. HvJ EEG 25 september 1979, zaak 232/78, pt. 3 (Cie./ Frankrijk). Zaak C-451/08, pt. 73. Art. 5:1 lid 1 BW. Art. 3:8 BW. Zaak C-451/08, pt. 79.
SDU UITGEVERS / NUMMER 5 OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
Annotatie arrest Doornakkers
Zonder aanvullende (buiten het eigendomsrecht gelegen) grondslag voor het exploitatierecht, die in onderhavige zaak ontbreekt, acht de advocaat-generaal concessieverlening niet goed mogelijk, welke visie wij onderschrijven. De advocaat-generaal onderkent in dit verband het risico op misbruik, maar ziet daarin terecht geen reden een concessie aan te nemen waar geen exploitatierecht is verleend. Of het veronderstelde risico daadwerkelijk zo groot is, betwijfelen wij overigens wel. Als gezegd was bij een juiste grondslag voor het beroep een veroordeling naar onze mening goed denkbaar. Waar een gemeentelijke betrokkenheid
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
daarentegen beperkt is tot gronduitgifte en planologische regulering in het algemeen belang zien wij geen reden voor toepassing van de Europese aanbestedingsregels.
Over de auteur Prof. mr. J.M. Hebly en mr. G. ’t Hart zijn advocaten bij Houthoff Buruma. J.M. Hebly is voorts hoogleraar bouw- en aanbestedingsrecht aan de Universiteit Leiden.
175
Annotatie
236 Schorsing van de gunning hangende het hoger beroep? Mr. L.C. van den Berg en L. Knoups
Aanbestedingsgeschillen worden in Nederland voornamelijk beslecht via een procedure in kort geding. Dit is onder meer ingegeven door de bepalingen in de aanbestedingsreglementen en de Wira (thans vervat in de Aanbestedingswet 2012, hierna ‘Aanbestedingswet’) waaruit volgt dat de afgewezen inschrijver de (voorgenomen) gunning van de opdracht kan aanvechten door een onmiddellijke voorziening bij voorraad te vragen.1 Hangende het kort geding wordt de gunning opgeschort.
H
angende het kort geding wordt de gunning opgeschort. Wanneer de inschrijver het kort geding echter verliest, mag de aanbestedende dienst –zo leek uit de Wira te volgen – in beginsel overgaan tot gunning van de opdracht, zelfs wanneer de inschrijver hoger beroep instelt. In de memorie van toelichting bij de Wira is immers bepaald dat wanneer hoger beroep wordt aangetekend tegen het kortgedingvonnis, dit alleen opschortende werking heeft wanneer dit in het vonnis is bepaald. Volgens het Gerechtshof ’s-Gravenhage kunnen echter zwaarwegende belangen reden zijn om in hoger beroep alsnog de schorsing van de gunning te gelasten.2
De feiten
In haar eigen verklaring had ZCN geen melding gemaakt van de NMa-boete. Echter, enkele weken na het openen van de inschrijvingen heeft ZCN de gemeenten alsnog op de hoogte gebracht van dit boetebesluit. Voor de gemeenten was deze mededeling geen reden tot uitsluiting van ZCN. Zij hebben de aanbieding van ZCN beoordeeld aan de hand van de door hen gestelde gunningcriteria en kwamen daarbij tot de conclusie dat ZCN niet de winnaar was. De gemeenten waren voornemens het werk op te dragen aan de derde die volgens hen de economisch meest voordelige bieding had gedaan. ZCN kwam op tegen dit gunningvoornemen. Volgens haar hadden de gemeenten haar bieding op diverse onderdelen onjuist beoordeeld.
Een drietal Zuid-Hollandse gemeenten (de gemeenten) hebben omstreeks januari 2013 het WMO-vervoer en leerlingenvervoer Europees aanbesteed. Een van de inschrijvers was Zorgvervoercentrale Nederland BV (ZCN). Bij inschrijving had zij een eigen verklaring ingediend waarin zij onder meer had vermeld geen ernstige fout in de beroepsuitoefening te hebben gemaakt en geen valse verklaringen te hebben afgelegd. Echter, enkele maanden daarvoor had de (toenmalige) Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) haar een boete opgelegd wegens verboden kartelafspraken (over hetzelfde type vervoer als waar deze aanbesteding op zag). ZCN heeft bezwaar aangetekend tegen dit boetebesluit.
In het daaropvolgende kort geding tussen de gemeenten en ZCN kwam de winnende partij tussen. Zij voerde aan dat de gemeenten de bieding van ZCN direct hadden moeten uitsluiten, omdat de opgelegde NMa-boete dient te worden beschouwd als een ernstige beroepsfout (in de zin van artikel 45 lid 3 sub d BAO). De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam volgt dit betoog van de winnende inschrijver.3 Dat ZCN bezwaar heeft aangetekend tegen het boetebesluit van de NMa doet hier volgens de rechter niet aan af. Hiertoe verwijst de rechter naar het arrest Forposta SA/Poczta Polska SA van het Europese Hof, waaruit kan worden afgeleid dat voor deze uitsluitingsgrond een onherroepelijke rechterlijke beslissing niet vereist is. Het
1 2
3
Art. 2.20.3 ARW 2005 en art. 7 Wira. Gerechtshof Den Haag 21 mei 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA0901.
176
Vzr. Rb. Rotterdam 26 april 2013, ECLI:NL:RBOT:2013:CA2535.
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
Schorsing van de gunning hangende het hoger beroep?
Hof overwoog in dit arrest dat de niet-nakoming van contractuele verplichtingen als beroepsfout kan worden aangemerkt, waarbij het begrip ‘ernstige fout’ gewoonlijk ziet op gedrag dat wijst op kwaad opzet of nalatigheid van een zekere ernst. Elke gebrekkige uitvoering van een overeenkomst kan aldus volgens het Hof wijzen op een beperkte vakbekwaamheid, maar staat niet automatisch gelijk aan een ernstige fout. Dit zal volgens het Hof van geval tot geval beoordeeld dienen te worden.4 Dat een (onherroepelijk) vonnis niet vereist is, werd overigens ook reeds door nationale rechters overwogen.5 In dit geval kon volgens de voorzieningenrechter op basis van het rapport van de NMa geconcludeerd worden dat ZCN zich opzettelijk onrechtmatig heeft gedragen. Dat sprake is van een zekere ernst blijkt volgens de voorzieningenrechter uit het oordeel van de NMa die deze handelwijze in de zwaarste categorie overtredingen plaatst. De voorzieningenrechter concludeert aldus dat de gemeenten ZCN in beginsel hadden moeten uitsluiten vanwege een ernstige fout in de beroepsuitoefening. Dit lijdt volgens de voorzieningenrechter slechts uitzondering wanneer deze uitsluiting in de gegeven omstandigheden disproportioneel zou zijn. Voor de beoordeling van de vraag of een uitsluiting proportioneel is, knoopt de voorzieningenrechter aan bij de Aanbestedingswet 2012. Gelet op het tijdstip waarop de (vermeende) overtredingen hebben plaatsgevonden, de zwaarte van de (vermeende) overtredingen en het nog niet aangetoonde resultaat van door ZCN genomen maatregelen, acht de rechter een uitsluiting van ZCN in dit geval proportioneel. Overigens laat de rechter nog buiten beschouwing dat ZCN in dit kader tevens verweten zou kunnen worden valse verklaringen te hebben afgelegd, hetgeen ook bij toekomstige aanbestedingsprocedures tegen haar zou kunnen werken. ZCN heeft spoedappel aangetekend tegen dit vonnis. Daarbij heeft ZCN incidenteel gevorderd dat het hof bij wege van voorlopige voorziening de gemeenten zal verbieden om, hangende het spoedappel, tot definitieve gunning van de aanbestede opdracht over te gaan. Wanneer de opdracht eenmaal gegund zou zijn, kan deze immers slechts op grond van de drie in de Wira (artikel 8) opgenomen limitatieve gronden (in een bodemprocedure) vernietigd worden. Het belang van ZCN bij de door haar gevraagde voorlopige voorziening is aldus duidelijk. Echter, was de gevraagde voorziening niet in strijd met de Wira?
Artikel 7 Wira De Wira geeft in navolging van de Europese Rechtsbeschermingsrichtlijnen een regeling voor de rechtsbescherming bij aanbestedingsprocedures. Met de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet per 1 april 2013 is de Wira komen te 4 5
HvJEU 13 december 2012, C-465/11. Zie o.m. Vzr. Rb. Arnhem d.d. 27 november 2009, ECLI:NL:RBARN:2009:BV8355.
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
vervallen.6 Echter, de tekst uit de Wira is opgenomen in de Aanbestedingswet, waardoor de Wira ook voor de huidige praktijk nog van belang is. Artikel 7 van de Wira7 bepaalt dat een aanbestedende dienst niet mag overgaan tot gunning van de opdracht wanneer tijdig een kort geding aanhangig is gemaakt. Uit de memorie van toelichting volgt voorts dat wanneer hoger beroep wordt aangetekend tegen het vonnis van de voorzieningenrechter, dit alleen opschortende werking heeft wanneer dit in het vonnis is bepaald.8 De Wira lijkt er aldus van uit te gaan dat de aanbestedende dienst na het vonnis mag overgaan tot gunning. In de rechtspraak is dit inmiddels meermaals bevestigd, onder meer door het Hof ‘s-Gravenhage. Het Hof ’s-Gravenhage overwoog dat de wetgever – na een afweging tussen de belangen van de inschrijver en de aanbesteder – aan de inschrijvers een redelijke termijn van 15 dagen heeft geboden om de bescherming van de rechter in te roepen, welke termijn wordt verlengd tot de uitspraak van de rechter. Dat de wetgever deze termijn heeft willen beperken tot de uitspraak van de rechter, volgt volgens het hof uit de memorie van toelichting bij de Wira. Uit deze memorie van toelichting kan worden afgeleid dat met de uitspraak van de voorzieningenrechter in eerste aanleg de bevoegdheid van de aanbesteder herleeft om een overeenkomst met de winnende inschrijver aan te gaan.9 Dit heeft het hof nogmaals bevestigd in een arrest dat op dezelfde dag is gewezen.10 Hieraan voegde het hof nog toe dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg in geschillen waarin de specifiek door het aanbestedingsrecht gegeven rechtsbescherming tegen het definitief gunnen van de opdracht nodig is, bijvoorbeeld omdat grote belangen van inschrijvers aan de orde zijn, ruimhartig gebruik kan maken van zijn bevoegdheid om de uitvoerbaarheid bij voorraad van zijn uitspraak binnen redelijke grenzen te beperken. Op basis van de heersende jurisprudentie werd aangenomen dat een schorsing van de gunning – wanneer deze niet was opgenomen in het vonnis – slechts alsnog toegewezen zou kunnen worden wanneer er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de opschorting rechtvaardigden.11 Het Gerechtshof ’s Gravenhage lijkt echter nu een andere mening te zijn toegedaan. Het hof acht een toewijzing van de gevraagde voorziening in beginsel niet in strijd met de Wira, nu nergens zou zijn uitgesloten dat een inschrijver in hoger beroep alsnog een voorlopige voorziening mag vragen. Volgens het hof zou de voorzieningenrechter in hoger beroep, afhankelijk van de afweging van de in het geding zijnde belangen, alsnog het sluiten van
6 Art. 4.35 Aanbestedingswet. 7 Thans vervat in art. 2.131 Aanbestedingswet. 8 Kamerstukken II 2008/09, 32 017, nr. 3. 9 Gerechtshof ’s-Gravenhage 17 mei 2011, ECLI:NL: GHSGR:2011: BQ4365. 10 Gerechtshof ’s-Gravenhage 17 mei 2011, ECLI:NL: GHSGR: 2011: BQ5659. 11 Zie o.m. Vzr. Rb. Arnhem d.d. 11 februari 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP6095.
177
Annotatie
de overeenkomst kunnen blokkeren. Daarvoor zou het volgens het hof niet noodzakelijk zijn dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Ook zou –zo stelt het hof – niet van belang zijn dat de afgewezen inschrijver in eerste aanleg niet heeft verzocht om de betreffende schorsing. Immers, in een hoger beroep kunnen eventuele fouten die in eerste aanleg zijn gemaakt worden hersteld. Deze overwegingen van het hof lijken strijdig te zijn met het stelsel van de Wira, dat – zo volgt uit de memorie van toelichting – lijkt uit te gaan van een gunning na vonnis in eerste aanleg. Met dit stelsel heeft de wetgever volgens de memorie van toelichting een evenwicht willen creëren tussen enerzijds het belang van de aanbesteder om zo snel mogelijk over te gaan tot gunning van de opdracht en anderzijds het belang van de verliezende inschrijver om voor het sluiten van de overeenkomst doeltreffend rechtsmiddelen te kunnen aanwenden. Wanneer de gunning in hoger beroep – zonder dat sprake zou zijn van nieuwe feiten of omstandigheden – alsnog tegengehouden
178
zou kunnen worden, zou dit afbreuk kunnen doen aan de rechtszekerheid. De aanbesteding zou gedurende lange tijd gestuit worden (ook een spoedappel duurt immers gemiddeld enkele maanden), terwijl er op basis van de feiten en omstandigheden reeds een belangenafweging heeft plaatsgevonden in eerste aanleg. Hoewel het hof principieel van het algemene stelsel van de Wira lijkt af te wijken, laat de uitkomst van het geschil zien dat het hof daarmee materieel op hetzelfde punt uitkomt. In de belangenafweging die het hof toelaatbaar en noodzakelijk acht, geven namelijk dezelfde belangen de doorslag als die de Wira beoogt te beschermen waardoor de afgewezen inschrijver uiteindelijk toch achter het net vist.
Over de auteur Mr. L.C. van den Berg en L. Knoups zijn ...
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
TASIGNALERINGEN
TASignaleringen Met medewerking van mr. C.M. Jobse, mr. B.M.G. Melis , mr. drs. T.A.J. Berben en mr. A. van den Bosch
Wet- en regelgeving Aanbestedingswet
237 Vragen van het lid Ziengs (VVD) aan de minister van Economische Zaken over het aanbesteden van onderhoud en reparatie (2607-201 - kv-tk 2013Z15457) & Beantwoording Kamervragen over het aanbesteden van onderhoud en reparatie (19-08-2013 - Kenmerk: DGETMMC/13131638) Vragen en antwoorden over verschillende begrippenlijsten die worden gebruikt om te bepalen welke aanbestedingsprocedure van toepassing zal zijn. Door minister Kamp wordt onder meer ingegaan op de invloed van deze begrippenlijsten op de kansen van het mkb bij aanbestedingen. 238 Bedrijfslevenbeleid; Verslag algemeen overleg van 6 juni 2013 over onder meer het rapport Vasthoudend Innoveren (31-07-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 32637, nr. 71) Vragen over de uitwerking van de Aanbestedingswet. Op de specifieke casus die door Kamerlid Schouten wordt voorgelegd, komt minister Kamp (EZ) nog terug. Bouw & Vastgoed
239 Oprichting Stichting Voorbereiding Pallas-reactor; Verslag schriftelijk overleg over het besluit tot oprichting Stichting Voorbereiding Pallas-reactor (17-06-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 33626, nr. 2, Tweede Kamer) & Oprichting Stichting Voorbereiding Pallas-reactor; Verslag schriftelijk overleg over beantwoording vragen inzake brief minister EZ van 22 april 2013, inzake voornemen oprichting door Staat van Stichting Voorbereiding Pallas-reactor (29-08-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 33626, nr. A, Eerste Kamer) 180
Vragen over de fase voorafgaand aan de aanbesteding. Uit de antwoorden blijkt overigens dat de aanbesteding van de reactor wellicht in delen zal plaatsvinden.
DBF(M)(O) doordat contracten steeds meer worden gestandaardiseerd en doordat de Rekenkamer meekijkt in het groeitraject. Verkeer & Vervoer
ICT
240 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief minister ter aanbieding BNC-Fiche ‘Richtlijn en mededeling elektronische facturering en aanbesteding overheidsopdrachten’ (30-08-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 22112, nr. 1673, Tweede Kamer) De Europese Commissie stelt een richtlijn inzake elektronische facturering (e-facturering) bij overheidsopdrachten voor en brengt een mededeling uit over de volledige digitalisering van de openbareaanbestedingsprocedure, de zogenaamde ‘eind-tot-eind e-aanbesteding’. 241 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief minister ter aanbieding BNC-Fiche ‘Mededeling maatregelen tegen lock-in bij opbouw van ICT-systemen’ (30-08-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 22112, nr. 1676, Tweede Kamer) Voorstel van de Europese Commissie over het verband tussen ‘open standaarden’ bij ICT en openbare aanbestedingen voor ICTsystemen. Jaarverslagen Rijk 2012
242 Jaarverslag en slotwet van het ministerie van Infrastructuur en Milieu 2012; Verslag wetgevingsoverleg van 3 juli 2013 (12-08-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 33605 XII, nr. 8, Tweede Kamer) Vragen over DBF(M)(O)-contracten bij aanbestedingen. Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (I&M) zet in op een steeds betere contractbeheersing bij
243 Initiatiefdocument Calandbrug; Naar een tijdig gerealiseerde en toekomstbestendige oplossing voor de Calandbrug (13-06-2013 - Bijlage bij Kamerstuk 33400 A, nr. 108, Tweede Kamer) Het document beschrijft kort de plannen voor onder meer de aanbesteding van de opknapbeurt van de Calandbrug. 244 Nederlands deel hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam-Brussel-Parijs en Utrecht-Arnhem-Duitse grens; Lijst van vragen en antwoorden betreffende de tweeëndertigste Voortgangsrapportage HSL-Zuid (17-06-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 22026, nr. 425, Tweede Kamer) De Kamervragen gaan over de gevoerde aanbestedingsprocedure. 245 Nederlands deel hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam-BrusselParijs en Utrecht-Arnhem-Duitse grens; Lijst van vragen en antwoorden over de ontwikkelingen Fyra V250 in verband met recente evaluatie NS betreffende de invoering van deze trein (18-06-2013 Kamerstuk 2012-2013, 22026, nr. 407, Tweede Kamer) & Nederlands deel hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam-Brussel-Parijs en Utrecht-Arnhem-Duitse grens; Verslag van een hoorzitting van 18 juni 2013 over de Fyra (08-07-2013 - Kamerstuk 20122013, 22026, nr. 427, Tweede Kamer) De Kamervragen strekken zich vooral uit tot de Fyra-aanbesteding, de eventuele heraanbesteding daarvan en haar gevolgen, inclusief de positie die de NS daarin zou innemen.
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
TASIGNALERINGEN
246 Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio’s, Voorstel van wet (21-06-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 33659, nr. 2, Tweede Kamer) Het wetsvoorstel wijzigt de Wet personenvervoer 2000, zodat de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam een concessie kunnen verlenen ten aanzien van het openbaar vervoer – behoudens vervoer per trein – zonder dat daarvoor een aanbestedingsprocedure hoeft te worden gehouden. Voorwaarde is dat de gemeente over de vervoerder zeggenschap uitoefent als ware het haar eigen dienst. 247 Parlementair onderzoek Fyra; Brief Presidium met de voorlegging van het voorstel een tijdelijke commissie in te stellen die als taak krijgt voorstellen te doen voor de opzet van een parlementaire enquête over de Fyra (26-06-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 33678, nr. 1, Tweede Kamer) Voorstel tijdelijke commissie en onderzoeksonderwerpen. 248 Overeenkomst wijziging bestuursovereenkomst ter afronding Verkenningsfase en start Planstudiefase N35 Zwolle-Wijthmen (27-06-2013 - Staatscourant 2013, nr. 17397) De Staat is bereid de realisatie van deze fietsverbinding voor rekening van de provincie en de gemeente Zwolle in de aanbesteding van de N35 Zwolle–Wijthmen op te nemen, op voorwaarde dat de realisatie van de fietsverbinding binnen de realisatiefase van de N35 Zwolle–Wijthmen plaats kan vinden. Verder bevat de overeenkomst afspraken over een eventuele aanbestedingsmeevaller.
2013 - Kamerstuk 2012-2013, 28753, nr. 29, Tweede Kamer) Minister Dijsselbloem (Financiën) gaat in op de resultaten van de pilot bij de N33 en richt zich daarbij vooral op de mogelijkheid en praktijk omtrent het aantrekken van externe financiers bij publiek-private samenwerking bij infrastructurele projecten. 251 Bestuursovereenkomst Project A28/ A1 Knooppunt Hoevelaken (09-07-2013 Staatscourant 2013, 18635) Aanbestedingsrechtelijke afspraken en voorwaarden aangaande het project. 252 Bekendmaking Bestuursovereenkomst Doortrekking A15 Ressen naar A12 Oudbroeken (12-07-2013 - Staatscourant 2013, 19584) Partijen zullen met het oog op de gemeenschappelijke belangen gezamenlijk de verkeersproblematiek in de regio Arnhem Nijmegen aanpakken. In het kader daarvan willen zij intensief samenwerken met betrekking tot de planstudie en de (voorbereiding van de) realisatiefase van de doortrekking van de A15. Aanbesteding vindt plaats door middel van een DBFM-contract waarbij wordt gegund op grond van de economisch meest voordelige inschrijving. 253 Nederlands deel hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam-BrusselParijs en Utrecht-Arnhem-Duitse grens; Verslag van een hoorzitting over juridische aspecten ten aanzien van een HSLmarktconsultatie (07-08-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 22026, nr. 429, Tweede Kamer) Verslag van een gesprek met aanbestedingsrechtspecialisten, waarbij in wordt gegaan op de (on)mogelijkheden van een marktconsulatie. Overig
249 Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV; Eindrapportage (28-06-2013 - Bijlage bij Kamerstuk 25847, nr. 117, Tweede Kamer) Het rapport gaat onder meer in op aanbestedingsrechtelijke aspecten bij doelgroepenvervoer, waarbij wordt ingegaan op het regiecentrale-concept om de financiële middelen te bundelen en daardoor efficiënter in te zetten. 250 Publiek-private samenwerking; Brief minister van financiën met de evaluatie inflatie gerelateerde pilot N33 (07-07-
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
254 Regeling Bibob-formulieren (04-072013 - Staatscourant 2013, 18190) Een gedeelte van de regeling ziet op een vragenformulier op grond van artikel 30 van de Wet Bibob voor gegadigden en (onder)aannemers voor overheidsopdrachten. 255 Beleidsdoorlichting Preventiemaatregelen: Artikel 13.1 van de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie (09-07-2013 - Bijlage bij Kamerstuk 33199, nr. 2, Tweede Kamer) De besproken preventiemaatregelen zien
mede op het aanbestedingsrecht, zoals een verklaring omtrent het gedrag voor rechtspersonen. 256 Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister over uitkomsten van het oriënterend debat van 29 en 30 mei 2013 over voorstellen van de Europese Commissie voor hervorming van de accountantsmarkt (15-07-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 21501-30, nr. 313, Tweede Kamer) Er wordt onder meer gesproken over de voor- en nadelen van verplicht aanbesteden tot een roulatieschema. 257 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief minister ter aanbieding BNC-fiche. Mededeling over follow-up van mkb-raadpleging over EU-regelgeving (19-07-2013 - Kamerstuk 2012-2013, 22112, nr. 1667, Tweede Kamer) Minister Timmermans (BZ) gaat in op de aandachtspunten van de Europese Commissie in het kader van het verbeteren van de positie van het mkb binnen Europese wet- en regelgeving. Een van de aandachtspunten is Richtlijn 2004/18/EG. 258 Bijlage bij kabinetsstandpunt stimulering van een vitale samenleving, de Doe-Democratie (23-07-2013 - Bijlage bij Kamerstuk 33400 VII, nr. 79, Tweede Kamer) Het document gaat onder andere in op het concept maatschappelijk aanbesteden. 259 Wet beëdigde tolken en vertalers; Verslag algemeen overleg van 27 juni 2013 over onder meer de petitie gekwalificeerde gerechtstolken en juridische vertalers (05-08-2013 - Kamerstuk 20122013, 29936, nr. 35) Debat over aankomende aanbesteding, waarbij de focus ligt bij het onderverdelen van de aanbesteding in meerdere percelen. 260 Wet beëdigde tolken en vertalers; Brief staatssecretaris over toezeggingen, gedaan tijdens (V)AO over het dossier tolken en vertalers (08-08-2013 - Kamerstukken 29936, nr. 36, Tweede Kamer) Brief van staatssecretaris Teeven (V&J) over de Europese aanbesteding voor de bemiddeling van vertaaldiensten, waarin de staatssecretaris kort ingaat op de omvang en vormgeving van de aanbesteding.
181
TASIGNALERINGEN
261 Besluit tot geheimhouding aanbesteding vervanging closed-circuit televisionVideomatrix van Unit 5 van de Extra Beveiligde Inrichting in Vught (17-08-2013)
262 MVM-besluit directeuren 2013 en MVM-besluit diensthoofden 2013 (2208-2013 - Staatscourant 2013 nrs. 24068 en 24069) De besluiten Mandaat, Volmacht en Machtiging geven de verantwoordelijkheden
ten aanzien van aanbestedingen weer voor de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer.
270 ‘De nieuwe DAEB-gids van de Europese Commissie: balanceren op drie koorden tegelijkertijd’ A.D.L. Knook NtEr 2013, nr. 6, p. 191-196
Artikelen
LITERATUUR Aanbesteding – EU
Boeken 263 Aanbestedingsrecht voor overheden (vierde druk) M.J.J.M. Essers Amsterdam: Reed Business 2013 (ISBN 978 90 352 4670 6, 864 p., € 69,50) 264 Aanbestedingsrecht 2013-2015 A. Stellingwerff Beintema & G.W.A. van de Meent (red.) Nijmegen: Ars Aequi 2013 (ISBN 978 90 691 6918 7, 1.048 p., € 69,50) Artikelen 265 ‘Legal regulation of multi-provider framework agreements and the potential for bid rigging: a perspective from the UK local government construction sector’ P. Arden PPLR 2013, nr. 5, p. 165-182
271 ‘Exploitatierechten: een doornig fenomeen’ W.H.E. Parlevliet BR 2013/75, nr. 6, p. 404-410
267 ‘Droit européen de marchés et contrats publics’ A.L. Durviaux RTD eur. 2013, nr. 2, p. 339-363 268 ‘Waardebepaling bij diensten: karakter dienstverlening of eindresultaat doorslaggevend?’ J.M. Hebly & J.W.A. Meesters TBR 2013/110, nr. 8, p. 733-745 269 ‘Wezenlijke wijziging tijdens aanbesteding of opdracht, aan de hand van het Commissievoorstel’ M.B. Klijn & S. van den Boogaart TBR 2013/97, nr. 7, p. 664-677 182
278 ‘Algemene beginselen van aanbestedingsrecht, altijd en overal?’ L. van den Berg VGR 2013, nr. 4, p. 116-117
Annotaties 272 ‘Overheidsopdrachten voor werken, ongeoorloofde splitsing, overheidsopdracht onder de drempelwaarde, duidelijk grensoverschrijdend belang’ E.L.H. Snijders-van Erp BR 2013/123, nr. 9 273 ‘HvJ EU 13 juni 2013, nr. C-386/11 (Piepenbrock / Kreis Düren)’ T. van Wijk JAAN 2013/130, nr. 5 Aanbestedingswet
266 ‘Fraud Against the Financial Interests of the European Union, Particularly in the Field of Public Procurement’ I. Baciu EPPPL 2013, nr. 2, p. 151-174
277 ‘Effectief klagen onder de Aanbestedingswet’ L. van den Berg VGR 2013, nr. 3, p. 86-87
Boeken 274 Aanbestedingswet tekst en toelichting J.W.A. Bergevoet Amsterdam: Reed Business (ISBN 978 90 352 4671 3, 348 p., € 39,50)
279 ‘Nieuwe ontwikkelingen in het aanbestedingsrecht’ M.A.B. Chao-Duivis Openbaar Bestuur 2013, nr. 5, p. 33-36 280 ‘Richtsnoeren Leveringen en Diensten’ I.A.H. Dolmans-Budé Tender Nieuwsbrief 2013, nr. 5, p. 1-2 281 ‘Groslijsten bieden naast transparantie ook kwaliteitsverbetering’ P. Kroes Tender Nieuwsbrief 2013, nr. 5, p. 4 en 8 282 ‘Fundament Aanbestedingsrecht’ W.H.E. Parlevliet BR 2013/100, nr. 8, p. 574-582 Bedrijfsleven/MKB
Artikel
275 Tekst & Toelichting Aanbestedingswet G. Verberne & J.D. Weber Den Haag: Sdu uitgevers (ISBN 978 90 125 7847 9, 500 p., € 59,95)
283 ‘Houd contact met de markt!’ J-P. Papenhuijzen & F. Schotanus Tender Nieuwsbrief 2013, nr. 5, p. 5 en 8
276 Maak kennis met De nieuwe Aanbestedingswet T. van Wijk Den Haag: Jongbloed juridische boekhandel (e-book, 436 p.)
284 Rb. Gelderland (vzr.) 7 mei 2013, nr. C/05/241205 / KG ZA 13-153 (Mic-O-Data / Gemeente Arnhem) M.E. Biezenaar JG 13.0046, nr. 7-8, p. 1-3
Annotaties
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
TASIGNALERINGEN
285 HR 3 mei 2013, LJN BZ2900 (Private aanbesteding KLM/Crombeen) B.J.H. Blaisse-Verkooyen TBR 2013/118, nr. 8, p. 798-804 286 HR 3 mei 2013, LJN BZ2900 (KLM/ Crombeen) G. ’t Hart JAAN 2013/111, nr. 4 Bouw
Artikelen 287 ‘De aanbestedingsrechtelijke ruimte van centrale en decentrale overheden bij de verkoop van onroerend goed’ B. Braat & E.C. Keulen Vastgoed Fiscaal & Civiel 2013, nr. 3, p. 14-16 288 ‘Bouwen met de nieuwe Aanbestedingswet: over het clusterverbod in de context van de aanbesteding van geïntegreerde bouworganisatievormen’ C.E.C. Jansen TBR 2013/111, nr. 8, p. 746-754 Annotaties 289 Rb. Noord-Nederland (vzr.) 29 mei 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:CA1485 (MUG / Gemeente Sûdwest Fryslân) T.H. Chen JAAN 2013/140, nr. 5 290 Rb. Noord-Holland (vzr.) 9 april 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1157 (Klaver Infratechniek / Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) J. de Feijter-Hoekstra & W.A. Sinninghe Damsté JAAN 2013/133, nr. 5 291 Rb. Noord-Nederland (vzr.) 5 juni 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:CA2224 (Geomaat / Wetterskip Fryslân & MUG) M.G.J. van der Velden JAAN 2013/143, nr. 5
293 Gerecht EU 24 april 4 2013, nr. T-32/08 (Evropaïki Dynamiki / Europese Commissie) W.A. Sinninghe Damsté JAAN 2013/131, nr. 5 294 Rb. ’s-Gravenhage (vzr.) 3 juni 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:CA3424 (Yucat / Gemeente Den Haag) T.G. Zweers-te Raaij JAAN 2013/142, nr. 5 Markt en Overheid
Annotatie 295 CBB 22 maart 2013, LJN BZ7839 (VEMW, TenneT TSO & Netbeheer Nederland / NMa) W. Sauter AB 2013/191, nr. 26, p. 1111-1115 PPS
Artikelen 296 ‘Efficiency and Effectiveness in Public Sector Management: The Regulation of Public Markets and Public-Private Partnerships and Its Impact on Contemporary Theories of Public Administration’ C.H. Bovis EPPPL 2013, nr. 2, p. 186-199 297 ‘Good Legal Governance in Authoritative Public-Private Partnerships’ M. Heldeweg & M. Sanders EPPPL 2013, nr. 2, p. 175-185 298 ‘Publiek-private samenwerking: DBFM(O) en de rol van de overheid als opdrachtgever’ O. Laan VGR 2013, nr. 3, p. 96-99 Rechtsbescherming/Naleving
Schaarse rechten
Artikel 300 ‘De verdeling van schaarse vergunningen. Convergentie in de jurisprudentie?’ C.J. Wolswinkel JBplus 2013, nr. 2, p. 62-80 Annotatie 301 Rb. Limburg (vzr.) 11 april 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:2757 (JCDecaux / Gemeente Maastricht) & ECLI:NL:RBLIM:2013:2761 (CBS Outdoor / Gemeente Maastricht) A.B.B. Gelderman JAAN 2013/134, nr. 5 Staatssteun
Artikelen 302 ‘Staatssteun in de betaald voetbalsector’ R.H.A. Bolhaar TBR 2013/112, nr. 8, p. 755-760 303 ‘Staatssteun door aanpassing overeenkomst voor gebiedsontwikkeling’ M. Fokkema & B. Nijhof Grondzaken in de praktijk 2013, nr. 2, p. 17-19 304 ‘Maastrichtse parkeergarages: de plek waar het aanbestedingsrecht en het staatssteunrecht elkaar ontmoeten’ M.N. Weeda, L.J. Terpstra en C.A.M. Lombert NtEr juni 2013, nr. 5, p. 153 – 158 Annotatie 305 HR 18 januari 2013, LJN BY0543 (P1 / Gemeente Maastricht & Q-Park) M.R. Mok NJ 2013/317, nr. 26, p. 3501-3575
Annotaties Verkeer & Vervoer
ICT
Annotaties 292 Rb. ‘s-Gravenhage (vzr.) 3 mei 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2380 (AEL / VtsPN, CityGIS & Intemo) R.J.J. Westerdijk & O.A. Sleeking JAAN 2013/137, nr. 5
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
299 Rb. Rotterdam (vzr.) 21 mei 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:CA1242 (Filoform / Stedin Netbeheer) P.H.L.M. Kuypers & M.J. Vidal JAAN 2013/138, nr. 5
Annotaties 306 Hof Arnhem-Leeuwarden 9 april 2013, LJN BZ8213 (VVGM / Ziegler & DRV) T.H. Chen JAAN 2013/112, nr. 4
183
TASIGNALERINGEN
307 ‘CBb stelt prejudiciële vragen over de verhouding tussen de Cabotageverordening en PSO-verordening’ C.E. Houtkooper en A. Drahmann AB 2013/272, nr. 32 308 Rb. ’s-Gravenhage (vzr.) 17 april 2013, LJN BZ7736 (Connexxion Taxi Services / Staat(VWS)) W.M. Ritsema van Eck JAAN 2013/124, nr. 4 309 CBB 15 april 2013, LJN BZ6922 (Waddenveren) G. Verberne JAAN 2013/117, nr. 4
WMO
Annotaties 310 Rb. Rotterdam 26 april 2013, nr. C/10/420449 / KG ZA 13-230 (ZCN / Gemeente Barendrecht e.a.) W.M. Ritsema van Eck JAAN 2013/126, nr. 4 311 Hof ‘s-Gravenhage 25 mei 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA0901 (ZCN / Gemeente Barendrecht e.a.) W.M. Ritsema van Eck JAAN 2013/132, nr. 5
312 Rb. Rotterdam (vzr.) 31 mei 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:CA2794 (BV X / Gemeente Spijkenisse e.a.) W.M. Ritsema van Eck JAAN 2013/141, nr. 5 313 ‘De Zaak: Boetebesluit Nma leidt tot uitsluitingen bij aanbestedingen van overheidsopdrachten’ A.W. van Wijngaarden Tender Nieuwsbrief 2013, nr. 5, p. 6-7
Agenda Expertmeeting wezenlijke wijziging bij aanbesteden Datum: 29 oktober 2013 Locatie: Den Haag Prijs: € 625 (excl. btw) NOvA-punten: 4 PO Organisatie: Sdu uitgevers Den Haag Meer info: http://tinyurl.com/ lx4nn5c Verkorte opleiding het nieuwe Aanbestedingsrecht Datum: 29 oktober, 5, 12, 19, 26 november 2013 Locatie: Rotterdam Prijs: € 3.999 (excl. btw) NOvA-punten: zelf te beoordelen Organisatie: Euroforum Meer info: http://tinyurl.com/ l47vfse Studiedag: DBFMO-projecten (I en II) Datum: 31 oktober 2013 Locatie: Amsterdam Prijs: € 395 per dagdeel / € 725 beide dagdelen (excl. btw) NOvA-punten: 6 PO Organisatie: Instituut voor Bouwrecht Meer info: http://tinyurl.com/ ke2k2vv Actualiteiten aanbestedingsrecht Datum: 5 november 2013 Locatie: Amsterdam Prijs: € 395 (vrij van btw) NOvA-punten: 4 PO Organisatie: VU Law Academy 184
Meer info: onue6m9
http://tinyurl.com/
IBR Cursus Algemeen Aanbestedingsrecht 2013 Datum: 6, 12, 19, 26 november, 3, 10 december 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 2.195 (excl. btw) NOvA-punten: 24 PO Organisatie: Instituut voor bouwrecht Meer info: http://tinyurl.com/lbsh46y Actualiteiten aanbestedingsrecht en rechtsbescherming bij aanbesteden Datum: 7 november 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 345 per dagdeel / € 595 beide dagdelen (excl. btw) NOvA-punten: zelf te beoordelen Organisatie: Berghauser Pont Academy Meer info: http://tinyurl.com/ omqghnx AVDR on tour Dubai: Actualiteiten Aanbestedingsrecht, Bouwrecht en Bestuursrecht Datum: 8-15 november 2013 Locatie: Dubai Prijs: € 3.275 (excl. btw) NOvA-punten: 20 PO Organisatie: Academie voor de Rechtspraktijk Meer info: http://tinyurl.com/nxfcg6o
Aanbestedingswet – Gevorderd Datum: 12 & 13 november 2013 Locatie: Leiden Prijs: € 1.125 (NEVI leden) €1.294 (Overige deelnemers) (alle prijzen excl. btw) NOvA-punten: zelf te beoordelen Organisatie: NEVI Meer info: http://tinyurl.com/lnbyqhl Studiecongressen ‘Europa in beweging, denk vooruit!’ Datum: 14 & 20 november 2013 Locatie: Steenwijk en Den Bosch Prijs: € 240 (werknemers decentrale overheden)/ € 350 (overige deelnemers) (excl. btw) NOvA-punten: zelf te beoordelen Organisatie: Europa Decentraal Meer info: http://tinyurl.com/ ky82kra European Public Procurement Reform Datum: 21-22 november 2013 Locatie: Maastricht Prijs: € 950 (vrij van btw) NOvA-punten: zelf te beoordelen Organisatie: European Institute of Public Administration Meer info: http://seminars.eipa.eu Leergang Inbesteden en Publiek – Publiek samenwerken Datum: 26 november en 3 december 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 1.180 (vrij van btw) NOvA-punten: 12 PO Organisatie: Europa Instituut Univer-
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT
TASIGNALERINGEN
siteit Utrecht i.s.m. Juridisch PAO Utrecht Meer info: http://tinyurl.com/mpkphsf Beoordelingsmethodieken bij aanbesteden Datum: 26 november 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 595 (vrij van btw) NOvA-punten: zelf te beoordelen Organisatie: Conducto Meer info: http://tinyurl.com/ llp9s79 Nieuw Aanbestedingsrecht. Belangrijkste actualiteiten en ontwikkelingen voor uw praktijk Datum: 29 november 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 675 (excl. btw) NOvA-punten: 5 PO Organisatie: Sdu Juridische Opleidingen Meer info: http://tinyurl.com/ p324r2y Aanbestedingswet - Masterclass Datum: 3 december 2013 Locatie: Leiden Prijs: € 630 (NEVI-leden) € 725 (overige deelnemers) (alle prijzen excl. btw) Organisatie: NEVI NOvA-punten: zelf te beoordelen Meer info: http://tinyurl.com/ o6kkk6x Beoordelingsmethodieken bij aanbesteden Datum: 10 december 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 595 (vrij van btw) NOvA-punten: zelf te beoordelen Organisatie: Conducto Meer info: http://tinyurl.com/lvfydjk
TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT NUMMER 5, OKTOBER 2013 / SDU UITGEVERS
Aanbesteden van A tot Z. Wanneer en hoe moet u aanbesteden? Datum: 10 december 2013 Locatie: Breukelen Prijs: € 695 (excl. btw) NOvA-punten: 6 PO Organisatie: Sdu Juridische Opleidingen Meer info: http://tinyurl.com/p8uprnm De Aanbestedingswet werkt? Datum: 10 december 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 545 (vrij van btw) Organisatie: Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs Radboud Universiteit Nijmegen NOvA-punten: 4 PO Meer info: http://tinyurl.com/ q7d9oa7 Actualiteiten college Aanbestedingsrecht Datum: 11 december 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 425 (excl. btw) NOvA-punten: 4 PO Organisatie: Instituut voor Bouwrecht Meer info: http://tinyurl.com/nwjykej Actualiteiten aanbestedingsrecht Datum: 16 december 2013 Locatie: Utrecht Prijs: € 360 (vrij van btw) NOvA-punten: 4 PO Organisatie: Juridisch PAO Utrecht Meer info: http://tinyurl.com/ k3qq8en
Locatie: Leiden Prijs: € 295 (vrij van btw) NOvA-punten: 10 PO Organisatie: Juridisch PAO Leiden Meer info: http://tinyurl.com/pe2aazh Beheer, exploitatie en aanbesteden Datum: 30 januari 2014 Locatie: Utrecht Prijs: € 399 (excl. btw) NOvA-punten: zelf te beoordelen Organisatie: Congres- en Studiecentrum VNG Meer info: http://tinyurl.com/lkev7xr Opleiding Juridische aspecten van PPS Datum: 10 februari, 6 en 20 maart, 3 en 22 april, 22 mei, 12 en 26 juni 2014 Locatie: Utrecht Prijs: € 3.500 (vrij van btw) NOvA-punten: 30 PO Organisatie: Juridische PAO Utrecht Meer info: http://tinyurl.com/l9pgvtl Aanbestedingsrecht voor de inkooppraktijk Datum: 3, 10 en 24 maart, 7 en 14 april, 12 en 26 mei, 2 en 16 juni 2014 Locatie: Utrecht Prijs: € 2.490 (vrij van btw) NOvA-punten: 3 PO voor 2 juni en 3 PO voor 16 juni 2014 Organisatie: Juridische PAO Utrecht Meer info: http://tinyurl.com/ kxn6ma7
Actualiteiten Bouw- en Aanbestedingsrecht Datum: 19 december 2013
185
TAWETGEVING
32676
Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob
186
ding inw erki ngt re Dat um
Wijziging t.o.v. het schema in de vorige aflevering van Tijdschrift Aanbestedingsrecht
Eerste Kamer
Staa tsbl ad
Bijgewerkt tot 0 maand 2013
Tweede Kamer
B eh and elin g Tw eed e Ka mer Aan gen ome n Tw eed e Ka mer B eh and elin g Ee rste Kam er Aan gen ome n Ee rste Kam er
Wetgevingsoverzicht
Stb. 2013, 125
SDU UITGEVERS / NUMMER 5, OKTOBER 2013 TIJDSCHRIFT AANBESTEDINGSRECHT