Pr eventie e n w e t g e v i n g
Focus op biologische agentia op het werk 2014/4
Inhoud 1 Wettelijk kader .............................................................................................................................................................................................................................. 5 1.1 Referentie
..............................................................................................................................................................................................................................
5
1.2 Historiek ................................................................................................................................................................................................................................. 1.2.1 Europese richtlijn chemische, fysische en biologische agentia (1980) ............................................................. 1.2.2 ARAB (1987) ...................................................................................................................................................................................................... 1.2.3 Bijzondere richtlijn Biologische agentia (1990) .................................................................................................................... 1.2.4 KB Biologische agentia .............................................................................................................................................................................
5 5 5 6 6
2 Krachtlijnen
.....................................................................................................................................................................................................................................
2.1 Definities
................................................................................................................................................................................................................................
9 9
2.2 Toepassingsgebied ...................................................................................................................................................................................................... 10 2.3 Verplichtingen van de werkgever ..................................................................................................................................................................... 2.3.1 Risicoanalyse uitvoeren ......................................................................................................................................................................... 2.3.2 Blootgestelde werknemers .................................................................................................................................................................. 2.3.3 Preventiemaatregelen nemen ........................................................................................................................................................... 2.3.4 Gezondheidstoezicht ............................................................................................................................................................................... 2.3.5 Inentingen ......................................................................................................................................................................................................... 2.3.6 Opleiding en informatie ........................................................................................................................................................................ 2.3.7 Informatie en kennisgeving aan de inspectie ....................................................................................................................... 3 Bijkomende informatie
.......................................................................................................................................................................................................
11 11 12 12 14 15 16 16 18
3.1 Literatuurreferenties
.................................................................................................................................................................................................
18
3.2 Interessante websites
...............................................................................................................................................................................................
18
Focus op biologische agentia op het werk
3
1 Wettelijk kader
1.1
Referentie
De belangrijkste bepalingen inzake biologische agentia op het werk zijn terug te vinden in het KB van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s bij blootstelling aan biologische agentia op het werk (BS 1 oktober 1996), kortweg KB Biologische agentia. De bepalingen van dit KB vormen hoofdstuk 3 Biologische agentia van Titel V Chemische, kankerverwekkende, mutagene en biologische agentia van de Codex Welzijn op het werk.
1.2
Historiek
De Belgische wetgeving inzake de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van biologische agentia op het werk heeft zich vooral ontwikkeld op basis van Europese initiatieven. De bepalingen werden stap voor stap geïntegreerd in de bestaande Belgische reglementering.
1.2.1 Europese richtlijn chemische, fysische en biologische agentia (1980) In 1978 startte de Europese Raad voor het eerst met een actieprogramma inzake Veiligheid en gezondheid op het werk waarin een strategie voor de bescherming van de werknemers blootgesteld aan gevaarlijke stoffen werd vastgelegd. In het kader van dit programma keurde de Raad in 1980 een kaderrichtlijn goed betreffende de bescherming van de werknemers tegen risico’s verbonden aan blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia tijdens het werk (80/1107/EEG). Deze kaderrichtlijn bepaalt slechts een algemene strategie waarbij de toepassingsmodaliteiten worden overgelaten aan de Lidstaten. De belangrijkste elementen zijn de verplichting om de grenswaarden te respecteren, controles uit te voeren op de werkplek en gezondheidstoezicht te organiseren voor de blootgestelde werknemers. Op basis van deze algemene richtlijn 80/1107/EEG zijn een aantal bijzondere richtlijnen uitgevaardigd voor specifieke gevaarlijke stoffen zoals lood (1982), asbest (1983) en 4 aromatische amines (1988). Verder is deze richtlijn aangevuld door bepalingen met indicatieve grenswaarden nl. richtlijn 91/322/EEG (lijst van 27 stoffen opgesteld op basis van de nationale bestaande situaties) en richtlijn 96/94/EG (lijst opgesteld op basis van een Europese expertengroep).
1.2.2 ARAB (1987) De algemene bepalingen voor het beschermen van de werknemers zoals vastgelegd in richtlijn 80/1107/EEG werden ingevoerd in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) in 1987 (voornamelijk in hoofdstuk IIbis Bepalingen betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s verbonden aan blootstelling aan chemische, fysiche en biologische agentia, Titel II, art.103ter-103octies). Focus op biologische agentia op het werk
5
1.2.3 Bijzondere richtlijn Biologische agentia (1990) De kaderrichtlijn (89/391/EEG, 12 juni 1989) betreffende veiligheid en gezondheid op het werk (PB 29 juni 1989) legt de basisprincipes inzake veiligheid en gezondheid op het werk vast. Deze richtlijn werd voornamelijk in Belgisch recht omgezet door de wet welzijn van 4 augustus 1996 (BS van 18 september 1996) en de uitvoeringsbesluiten ervan. In 1990 verscheen de 7de bijzondere richtlijn van de kaderrichtlijn: de richtlijn 90/679/EEG van 26 november 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk (PB 31 december 1990). De richtlijn bepaalt dat voor alle werkzaamheden waarbij zich het risico van blootstelling aan biologische agentia kan voordoen, de aard, de mate en de duur van de blootstelling van de werknemers moeten worden bepaald. In de mate van het mogelijke moeten werkgevers biologische agentia vervangen en als het niet mogelijk is om het risico helemaal te verwijderen dan moet het zoveel mogelijk worden beperkt. Hiertoe kan de werkgever maatregelen nemen zoals het beperken van het aantal blootgestelde werknemers, het veilig verwijderen van afval, collectieve en persoonlijke bescherming. De richtlijn legt ook een verplichte kennisgeving aan de bevoegde instantie op van het gebruik, voor de eerste maal, van biologische agentia. De kennisgeving omvat informatie zoals de resultaten van de risicoanalyse, de aard van het agens, de genomen preventiemaatregelen. De werknemers moeten geïnformeerd en opgeleid worden m.b.t. de risico’s van biologische agentia: mogelijke schade aan de gezondheid, voorzorgsmaatregelen, het gebruik van uitrusting, beschermkledij. Richtlijn 90/679/EEG is in 2000 opgeheven en vervangen door een gecodificeerde versie. Dat houdt in dat de richtlijn uit 2000 (2000/54/EG) weliswaar een nieuwe richtlijn is maar geen nieuwigheden bevat. De tekst vat de oorspronkelijke richtlijn en alle gepubliceerde wijzigingen tussen 1990 en 2000 in een gecoördineerde versie samen.
1.2.4 KB Biologische agentia Kader In 1996 verscheen het KB van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s bij blootstelling aan biologische agentia op het werk (BS 1 oktober 1996). Het KB is de omzetting van richtlijn 90/679/EEG in Belgisch recht. De basistekst is gelijklopend aan de richtlijn. Het toepassingsgebied van het KB is echter ruimer dan de richtlijn aangezien het zowel van toepassing is op werkzaamheden waarbij welbewust met een biologisch agens wordt gewerkt (bv. productie van vaccins) als op werkzaamheden waarbij dit niet het geval is (bv. gezondheidszorg, diergeneeskunde, landbouw). Wijzigingen Sinds de verschijning onderging het KB verscheidene wijzigingen. Tabel 1 biedt een overzicht. 6
Focus op biologische agentia op het werk
Tabel 1 – KB Biologische agentia: wijzigingen Onderwerp
WijzigingsKB
Belangrijkste wijzigingen
Veiligheids- en gezondheidssignalering
KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk (BS 19 september 1997)
het bord voor biologisch gevaar moet conform zijn aan het KB Veiligheids- en gezondheidssignalering (afbeelding in bijlage IV)
Diverse wijzigingen: vaccinatie, lijst met biologische agentia, modellen van documenten
KB van 29 april 1999 tot wijziging van het KB van 4 augustus 1996 (BS 7 oktober 1999)
- opname van het KB in de Codex - wijzigingen van terminologie - toevoeging van een aantal artikelen m.n. over vaccinatie - vervanging van de lijst met biologische agentia (bijlage 1), en de modellen voor verzoek en bewijs van inenting (bijlage 5)
Toezicht
KB van 28 augustus 2002 tot aanwijzing van de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan (BS 18 september 2002)
Aanwijzing van de ambtenaren belast met het toezicht (toezicht welzijn op het werk)
Gezondheidstoezicht
KB van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers (BS 16 juni 2003)
Aanpassing van het KB Biologische agentia aan de nieuwe bepalingen over het gezondheidstoezicht
Preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgsector
KB van 17 april 2013 tot wijziging van het KB biologische agentia, met het oog op de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuisen gezondheidszorgsector (BS 3 mei 2013).
- Toevoeging van Afdeling V/1. Bijzondere bepalingen betreffende het gebruik van scherpe medische instrumenten in de ziekenhuis- en gezondheidszorgsector = de omzetting van Richtlijn 2010/32/EU van 10 mei 2010 tot uitvoering van de door HOSPEEM en EPSU gesloten kaderovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche.
Voedingswaren
KB van 24 april 2014 tot wijziging van diverse bepalingen inzake welzijn op het werk (BS 23 mei 2014)
Nieuwe afdeling V/II Werknemers in contact met voedingswaren: opleiding van de werknemers over de procedures i.v.m. voedselhygiëne risicoanalyse (om de 5 jaar, per groep van werkposten en per individu) resultaten van de analyse voorgelegd aan het Comité - treedt in werking op 1 januari 2016
Focus op biologische agentia op het werk
7
Structuur De bepalingen van dit KB vormen hoofdstuk 3 Biologische agentia van Titel V Chemische, kankerverwekkende, mutagene en biologische agentia van de Codex Welzijn op het werk. Tabel 2 – Structuur van het KB Biologische agentia (Codex, titel V, hfst. 3) Afdelingen
Art.
Inhoud
Afdeling I
1-3
Toepassingsgebied en definities
Afdeling II
4 -10
Risicobeoordeling
Afdeling III
11-14
Lijst van de blootgestelde werknemers
Afdeling IV
15-17
Algemene preventiemaatregelen
Afdeling V
18-25
Bijzondere preventiemaatregelen
Afdeling V/1
Bijzondere bepalingen betreffende het gebruik van scherpe medische instrumenten in de ziekenhuis- en gezondheidszorgsector
Onderafdeling I
25/1
Toepassingsgebied
Onderafdeling II
25/2
Risico’s en preventiemaatregelen
Onderafdeling III
25/3
Opleiding van de werknemers
Onderafdeling IV
25/4-25/5
Melding en opvolgingsprocedure
Afdeling V/II*
25/6 25/8
Werknemers in contact met voedingswaren
Afdeling VI
26-28
Hygiënische maatregelen
Afdeling VII
29-31
Opleiding en voorlichting van de werknemers en hun vertegenwoordigers
Afdeling VIII
32-34
Maatregelen inzake informatie voor specifieke situaties
Afdeling IX
35-43
Gezondheidstoezicht
Afdeling X
Inentingen
Onderafdeling I
44-55
Algemene bepalingen
Onderafdeling II
56-73
Verplichte inentingen
56-60
A. Inenting tegen tetanus
61-62
B. Inenting tegen tuberculose en tuberculinetest
63-66
C. Inenting tegen hepatitis B
67-73
Opgeheven
74-81
Informatie en kennisgeving aan de inspectie
Afdeling XI Bijlage I
Lijst van de biologische agentia
Bijlage II
Beheersingsmaatregelen en beheersingsniveaus
Bijlage III
Beheersing bij industriële procédés
Bijlage IV
Bord biologisch gevaar
Bijlage V
Model Verzoek om inenting of tuberculinetest
Bijlage VI
Niet-limitatieve lijst van ondernemingen en werknemers die onderworpen zijn aan een risico van biologische agentia
*afdeling V/II treedt in werking op 1 januari 2016 8
Focus op biologische agentia op het werk
2 Krachtlijnen Het KB Biologische agentia beschrijft op welke wijze de werkgever moet omgaan met het gevaar van biologische agentia in de werkomgeving. Uitgaande van een degelijke analyse zijn gepaste maatregelen noodzakelijk. Medische opvolging en vaccinatie zijn daarbij belangrijke elementen.
2.1
Definities
Biologische agentia Biologische agentia omvatten micro-organismen, met inbegrip van die welke genetisch zijn gemodificeerd, celculturen en menselijke endoparasieten die een infectie, allergie of intoxicatie kunnen veroorzaken. Een micro-organisme is een al dan niet cellulaire, microbiologische entiteit, met het vermogen van replicatie of overdracht van genetisch materiaal, bv. bacteriën, virussen, gisten en sommige schimmels. Een celcultuur is het resultaat van het in vitro kweken van cellen afkomstig van meercellige organismen. Endoparasieten zijn micro-organismen die in het lichaam van de gastheer leven, bijvoorbeeld in de darm. KB Biologische agentia, art. 3 Vier gevaargroepen De biologische agentia worden in vier gevaargroepen ingedeeld. Hierbij wordt rekening gehouden met de pathogene aard van het micro-organisme, de ernst van de ziekte, de gemakkelijkheid waarmee het organisme zich verspreidt onder de bevolking en de beschikbaarheid van preventieve maatregelen of de mogelijkheid van medische behandeling.
Gevaargroep
Tabel 3 – Indeling van biologische agentia volgens gevaargroep Veroorzaakt een Verspreidt infectieziekte zich onder de bevolking
Er is een vaccina- Beheersingsniveau tie of efficiënte behandeling voorhanden
Voorbeelden
1
Onwaarschijnlijk
2
ja
neen
ja
2
Legionella pneumophila, Virus influenza types A, B en C
3
ja, ernstig
ja
ja
3
Humane immunodeficiëntievirussen (aids)
4
ja, ernstig
ja
neen
4
Ebola virus
principes voor een Penicillinium notatum (schimmel gegoede arbeidsveilig- bruikt bij de productie van penicilliheid en hygiëne ne). Niet infectieus micro-organisme maar kan evt. allergische reactie veroorzaken.
Bijlage 1 van het KB Biologische agentia bevat een lijst met biologische agentia van de gevaargroepen 2, 3 en 4. De lijst is opgedeeld in bacteriën, virussen, parasieten en schimmels. Focus op biologische agentia op het werk
9
2.2
Toepassingsgebied
Het KB is van toepassing op werkzaamheden waarbij blootstelling aan biologische agentia optreedt of kan optreden. Werkzaamheden Werkzaamheden verwijzen naar elk proces of procedé dat door een opeenvolging van handelingen en fasen een vooropgesteld resultaat wil verwezenlijken. Voorbeelden van werkprocedés zijn: productie, manipulatie, stockage, transport, uitzuiveren, cultuur, onderhoud waarbij biologische agentia worden gebruikt, vrijkomen, in oorspronkelijke staat blijven ongeacht hun oorsprong. Bewust of niet Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen werksituaties waarbij er bewust of niet een blootstelling is aan biologische agentia. - werkzaamheden met het welbewuste voornemen om te werken met een biologisch agens, bv. kweek, behandeling, concentratie, inenting bij dieren, productie voor industriële of experimentele toepassingen, gebruik voor therapeutische of experimentele doeleinden; - werkzaamheden zonder het welbewuste voornemen om te werken met een biologisch agens of een dergelijk agens te gebruiken, maar die wel blootstelling van de werknemers aan een biologisch agens met zich kunnen brengen (voorbeelden zie kader 1). KB Biologische agentia, art. 2 en 19 Kader 1 - Voorbeelden van werkzaamheden zonder het welbewuste voornemen om te werken met een biologisch agens maar waarbij er mogelijk blootstelling is: -
werk in de voedingsindustrie; werk in de landbouw; werkzaamheden waarbij sprake is van contact met dieren of producten van dierlijke oorsprong; werk in de gezondheidszorg; werk in klinische, veterinaire en diagnoselaboratoria (niet in microbiologische diagnose laboratoria = bewust voornemen om te werken met een biologisch agens); - werkzaamheden in diensten voor sociale hulp, noodhulp en strafinrichtingen; - werk in vuilverwerkingsbedrijven; - werk in installaties voor de zuivering van afvalwater. KB Biologische agentia, art. 19 Opmerking: Afdeling V/1 van het KB Biologische agentia omschrijft Bijzondere bepalingen betreffende het gebruik van scherpe medische instrumenten in de ziekenhuis- en gezondheidszorgsector. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de werkgevers die instaan voor het beheer, de organisatie en de verstrekking van gezondheidszorg (en rechtstreeks daarmee samenhangende diensten of werkzaamheden), maar ook op de werknemers. Op de bepalingen van deze afdeling wordt verder niet ingegaan in deze uitgave. 10
Focus op biologische agentia op het werk
2.3
Verplichtingen van de werkgever
Het KB Biologische agentia omschrijft de verplichtingen van de werkgever. De werkgever heeft volgende verplichtingen: - een risicoanalyse uitvoeren (2.3.1); - een lijst met blootgestelde werknemers opstellen (2.3.2); - preventiemaatregelen nemen (2.3.3); - gezondheidstoezicht organiseren (2.3.4); - de inentingen organiseren (2.3.5); - de werknemers informeren (2.3.6); - zorgen voor de kennisgeving (2.3.7).
2.3.1 Risicoanalyse uitvoeren De werkgever is verplicht om voor alle werkzaamheden waarbij zich een risico voor blootstelling aan biologische agentia kan voordoen, een analyse uit te voeren. De analyse moet zowel de aard, de mate als de duur van de blootstelling bepalen om na te gaan wat de risico’s zijn en welke maatregelen vereist zijn. Indien bij de werkzaamheden blootstelling mogelijk is aan verscheidene groepen van biologische agentia, dan is het belangrijk om rekening te houden met het risico door alle biologische agentia samen. De werkgever voert de analyse uit samen met de arbeidsgeneesheer en de preventieadviseur. Voor de risicoanalyse houdt de werkgever rekening met onderstaande elementen: - de indeling van de biologische agentia in de vier gevaargroepen; - aanbevelingen en richtlijnen van officiële instanties zoals de WHO; - beschikbare informatie over ziekten die werknemers kunnen oplopen door hun beroepsactiviteiten; - de allergene of toxogene effecten van de biologische agentia; - het feit dat een werknemer een infectie of een ziekte heeft opgelopen door zijn werk. - bijzondere risicogroepen: • werknemers met een eventueel verhoogde vatbaarheid (bv. door een vooraf bestaande ziekte, medicijngebruik, stoornissen van het immuunsysteem); • zwangere vrouwen. De beoordeling moet periodiek worden herhaald. Ook bij wijziging van de omstandigheden of bij infectie of ziekte van een werknemer moet dit gebeuren. De werkgever stelt een document (risicodossier) op met volgende inhoud: - de elementen die gehanteerd worden bij het maken van de risicoanalyse; - de resultaten van de risicoanalyse; - de algemene preventiemaatregelen. Het document wordt voor advies voorgelegd aan het comité pbw en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende ambtenaar. KB Biologische agentia, art. 4-10 Focus op biologische agentia op het werk
11
2.3.2 Blootgestelde werknemers De werkgever heeft de verplichting om een nominatieve lijst bij te houden van alle werknemers die blootgesteld worden aan biologische agentia van groep 3 of 4. Indien het gaat om activiteiten met niet welbewust voornemen, moet uit de risicoanalyse blijken of een dergelijke lijst preventief nut heeft. De inhoud bestaat naast de namen van de werknemers uit: - een beschrijving van het werk; - de naam van het biologisch agens; - eventuele ongevallen of incidenten met biologische agentia die een infectie of ernstige ziekte kunnen veroorzaken. De lijst wordt ter beschikking gehouden van de toezichthoudende ambtenaar, de arbeidsgeneesheer, de preventieadviseur en de werknemer. Aan de werknemer kan wel enkel de informatie worden meegedeeld die op hem betrekking heeft. De lijst moet ten minste tien jaar bewaard worden na het einde van de blootstelling. Uitzonderlijk wordt dit 30 jaar en dat is het geval wanneer het gaat over hardnekkige infecties of infecties met een lange incubatieperiode. Een indicatieve lijst van deze groep van biologische agentia is terug te vinden in bijlage 1 van het KB (aanduiding “D” in de lijst met agentia). KB Biologische agentia, art. 11-14
2.3.3 Preventiemaatregelen nemen Indien de beoordeling aantoont dat er enkel kans is op blootstelling aan biologische agentia van groep 1 en er geen identificeerbaar risico is voor de gezondheid van de werknemers, dan moet de werkgever de principes voor een goede arbeidsveiligheid en -hygiëne toepassen. In geval van blootstelling aan biologische agentia van groep 2, 3 of 4 zijn volgende maatregelen noodzakelijk: - het risico wegnemen of beperken; - hygiënische maatregelen; - opleiding en informatie; - gezondheidstoezicht en evt. inentingen. Voor specifieke werkzaamheden gelden nog bijkomende maatregelen.
2.3.3.1
Algemene preventiemaatregelen
Op basis van de risicoanalyse is het aan de werkgever om de gepaste preventiemaatregelen te nemen. Ook deze preventiemaatregelen moeten kaderen in het algemeen preventiebeleid en gebaseerd zijn op de preventiebeginselen. Eerst zijn maatregelen vereist die gericht zijn op het vermijden van risico’s i.v.m. biologische agentia op het werk. Pas als dat niet kan, zijn maatregelen nodig om de schade te vermijden of te beperken. 12
Focus op biologische agentia op het werk
Vervanging Indien de aard van het werk het toelaat, vermijdt de werkgever het gebruik van een gevaarlijk biologisch agens door het te vervangen door een biologisch agens dat niet of minder gevaarlijk is voor de gezondheid van de werknemers. Afscherming aan de bron Indien vervanging niet mogelijk is dan moet bij voorkeur gekozen worden voor een maatregel waarbij het biologisch agens aan de bron wordt afgeschermd. Beperking Indien het risico door vervanging of afscherming aan de bron niet kan weggenomen worden, zijn maatregelen vereist om het risico zoveel mogelijk te beperken. Kader 2 geeft een aantal voorbeelden van dergelijke preventiemaatregelen. Kader 2 – voorbeelden van preventiemaatregelen die het risico beperken -
-
procedés aanpassen; technische maatregelen en/of collectieve beschermingsmiddelen voorzien; persoonlijke beschermingsmiddelen; het aantal blootgestelde werknemers beperken; hygiënische maatregelen; • verbod op eten en drinken in zones waar er een kans is op besmetting met biologische agentia; • voorzien van was- en toiletfaciliteiten; • vaststellen van procedures voor het nemen van, werken met en behandelen van monsters van menselijke of dierlijke oorsprong; • voorzien van beschermkledij en andere persoonlijke beschermingsmiddelen. middelen voor het veilig verzamelen, opslaan en verwijderen van afvalstoffen; gebruik van het biorisicoteken en van andere waarschuwingstekens; maatregelen uitwerken voor in geval zich een ongeval met een biologisch agens zich voordoet; detectiemiddelen voorzien die de aanwezigheid van biologische agentia opsporen in niet-afgeschermde zones (indien er gewerkt wordt met biologische agentia in fysieke omhullingen).
KB Biologische agentia, art. 15-17 en 26-28
2.3.3.2
Specifieke preventiemaatregelen
Voor specifieke activiteiten zijn bijkomende beheersingsmaatregelen vereist en met name indien het gaat om een risico met een biologisch agens van gevarengroep 2, 3 of 4. Het KB beschrijft in bijlage II en III beheersingsmaatregelen in functie van deze gevarengroepen. Afhankelijk van welk biologisch agens aanwezig is, moet de werkgever maatregelen nemen uit de overeenstemmende groep. Zo gelden bijvoorbeeld voor de agentia van gevarengroep 3 de maatregelen van beheersingsniveau 3. Bijlage II is bedoeld voor niet-industriële activiteiten en Bijlage III voor industriële activiteiten. Indien er nog geen definitieve beoordeling van een biologisch agens mogelijk is geweest, maar er wel aanwijzingen zijn dat het agens een ernstig risico inhoudt, dan is steeds een beheersingsniveau 3 vereist. KB Biologische agentia, art. 21-25 Focus op biologische agentia op het werk
13
2.3.4 Gezondheidstoezicht De werknemers die werkzaamheden moeten verrichten waarvoor de beoordeling wijst op een risico voor hun gezondheid, worden onderworpen aan een gezondheidstoezicht. Voor elke onderworpen werknemer wordt een gezondheidsdossier bijgehouden (zie kader 3). Kader 3 - Gezondheidsdossier - opgesteld voor elke werknemer onderworpen aan het gezondheidstoezicht. De werknemer wordt geïnformeerd over de aard en de resultaten van de onderzoeken voorzien in het kader van een blootstelling aan biologische agentia. Hij krijgt inzage in de resultaten van deze onderzoeken. Deze worden, op verzoek van de werknemer en na zijn schriftelijk akkoord, naar een geneesheer van zijn keuze gezonden. - bijgehouden tot 15 jaar na het einde van de blootstelling tenzij het gaat om een blootstelling van een agens dat kan leiden tot hardnekkige infecties of infecties met een lange incubatieperiode (aangeduid met “D” in bijlage I). KB Biologische agentia, art. 40 en 42 Voorafgaande gezondheidsbeoordeling - vindt plaats vóór de blootstelling aan biologische agentia van de groepen 2, 3 en 4; - omvat een anamnese met de beroepsantecedenten en een geïndividualiseerde beoordeling van de gezondheidstoestand. Periodieke gezondheidsbeoordeling - frequentie: • jaarlijks indien het gaat om biologische agentia die infecties kunnen veroorzaken die hardnekkig en latent zijn, ondanks behandeling gedurende een lange periode recidiveren of een ernstige nasleep kunnen hebben (aangeduid met “D” in bijlage I); • in de andere gevallen wordt de frequentie bepaald door de arbeidsgeneesheer na advies van het comité pbw. - omvat een algemeen klinisch onderzoek, eventueel aangevuld door gerichte onderzoeken; - biedt de mogelijkheid voor de arbeidsgeneesheer om aan te geven welke preventiemaatregelen noodzakelijk zijn, met inbegrip van de tijdelijke verwijdering. Voortgezet gezondheidstoezicht Voor werknemers die blootgesteld zijn aan agentia die kunnen leiden tot hardnekkige infecties of infecties met een lange incubatieperiode, geldt tevens het voortgezet gezondheidstoezicht. Dat houdt in dat zij ook na het einde van de blootstelling kunnen blijven genieten van een toezicht op hun gezondheidstoestand. In geval van een infectie Wanneer een werknemer een infectie of ziekte, een vergiftiging of een allergie opdoet die te wijten is aan het werk, dan wordt de arbeidsgeneesheer onmiddellijk verwittigd. Indien het gaat om een blootstelling aan biologische agentia, dan moeten alle werknemers die blootgesteld zijn aan het gelijkaardige risico, onderworpen worden aan het gezondheidstoezicht. Ook de risicoanalyse moet herzien worden. Risicogroepen De arbeidsgeneesheer houdt rekening met de verhoogde vatbaarheid die sommige werknemers vertonen t.o.v. biologische agentia door bijvoorbeeld ziekten, het gebruik van medicijnen, stoornissen van het immuunsysteem, zwangerschap en borstvoeding. KB Biologische agentia, art. 35-43 14
Focus op biologische agentia op het werk
2.3.5 Inentingen Algemene bepalingen De algemene regel zegt dat indien uit de risicoanalyse blijkt dat werknemers worden blootgesteld aan biologische agentia waarvoor een doeltreffend vaccin beschikbaar is, zij de mogelijkheid moeten hebben om zich te laten inenten. Dat houdt in dat er niet alleen een analyse nodig is om het risico te beoordelen maar ook om na te gaan of er doeltreffende vaccins beschikbaar zijn. Is dit het geval, dan moeten de werknemers die niet immuun zijn voor het risico de mogelijkheid krijgen om zich te laten inenten. Bijlage I van het KB geeft reeds aan voor welke agentia van de groepen 2, 3 of 4 er vaccins zijn. De werknemers moeten geïnformeerd worden over de beschikbaarheid van een vaccin en over de voor- en nadelen. De vaccinaties mogen zowel toegediend worden door de arbeidsgeneesheer, als door een arts naar keuze (gekozen door de werknemer). De kosten van de vaccinatie zijn ten laste van de werkgever tenzij de werknemer zelf een arts kiest. In dat geval draait hij zelf op voor de kosten. Verplichte inentingen Naast deze algemene regel zijn werkgevers ook verplicht om bepaalde categorieën werknemers te laten inenten. Bijlage VI van het KB Biologische agentia bevat een Niet-limitatieve lijst van ondernemingen en werknemers die onderworpen zijn aan een risico verbonden aan blootstelling aan biologische agentia en voor wie een inenting of een test zijn voorgeschreven (zie tabel 4). Deze lijst is - zoals de naam aangeeft - niet limitatief. Als uit een risicobeoordeling blijkt dat vaccinaties ook noodzakelijk zijn voor andere werknemers, dan moeten zij eveneens gevaccineerd worden. De werkgever houdt een naamlijst bij van alle werknemers voor wie een verplichte inententing of tuberculinetest geldt. Tabel 4 – Verplichte inentingen Inentingen
Voorbeelden gebaseerd op bijlage VI van het KB Biologische agentia
Inenting tegen tetanus
- land- en tuinbouwbedrijven - reinigen van de wegen - onderhoud of de reiniging van de riolen - verbranding van vuilnis
Inenting tegen tuberculose
- diensten of eenheden voor verzorging van bacillendragers in ziekenhuizen - laboratoria voor menselijke en diergeneeskundige klinische biologie
Inenting tegen hepatitis B
- laboratoria voor klinische biologie - tandartspraktijken - wasserijen die werken voor verzorgingsinstellingen - diensten voor sociale hulp en noodhulp. - begrafenisondernemingen - strafinrichtingen
Inentings- of tuberculinetestkaart Wanneer een werknemer een inenting gekregen heeft of een tuberculinetest ondergaan heeft, moet de arbeidsgeneesheer een ingevulde “Inentings- of tuberculinetestkaart” overhandigen aan de werkgever. Die moet voor alle werknemers de laatste drie Inentings- of tuberculinetestkaarten bijhouden samen met de formulieren voor de gezondheidsbeoordeling. Indien een werknemer de onderneming verlaat, moet hij deze kaarten meekrijgen, zodat hij aan een volgende werkgever kan aantonen dat hij de nodige inentingen gekregen heeft. Focus op biologische agentia op het werk
15
2.3.6 Opleiding en informatie Algemene bepalingen Zowel de werknemers als de leden van het comité pbw moeten de nodige informatie en opleiding krijgen, m.n. over - de eventuele risico’s voor de gezondheid, bijvoorbeeld om eerste symptomen te leren herkennen en zo een vroegtijdige opsporing mogelijk te maken; - de preventiemaatregelen die nodig zijn om blootstelling aan biologische agentia te voorkomen; - de voorgeschreven hygiënische maatregelen; - de beschermingskledij en andere persoonlijke beschermingsmiddelen; - de maatregelen die gelden in geval van een incident. Deze opleiding moet gegeven worden bij de aanvang van werk waarbij de werknemers met biologische agentia in aanraking komen. Als de risico’s wijzigen of er doen zich nieuwe risico’s voor, dan moet de opleiding hernieuwd worden. De opleiding moet op geregelde tijdstippen opgefrist worden. KB Biologische agentia, art. 29 Schriftelijke instructies op de werkplek De werkgever voorziet in schriftelijke instructies op de werkplek en zorgt ervoor dat deze eventueel uitgehangen zijn. Deze instructies zijn vereist voor de procedure indien zich een ongeval of ernstig incident voordoet met een biologisch agens of indien er gewerkt wordt met een biologisch agens van groep 4. Onmiddellijk melden van een ongeval De werkgever moet de werknemers en de leden van het comité onmiddellijk op de hoogte brengen van ieder ongeval of incident dat mogelijk heeft geleid tot het vrijkomen van een biologisch agens dat een infectie of ernstige ziekte bij de mens kan veroorzaken. Hij moet bovendien aangeven wat de oorzaken zijn en welke maatregelen er genomen zijn. Ook de werknemers hebben de opdracht om elk ongeval of incident met een biologisch agens aan de werkgever, de preventieadviseur of de arbeidsgeneesheer mee te delen. Alle ongevallen of incidenten worden opgenomen in de naamlijsten (zie ook 2.3.2) en gemeld aan de toezichthoudende ambtenaar (zie ook 2.3.7). KB Biologische agentia, art. 32-34
2.3.7 Informatie en kennisgeving aan de inspectie Informatie over het risico Indien uit de resultaten van de risicoanalyse blijkt dat er een risico is voor de gezondheid of de veiligheid van de werknemers, dan moet de werkgever desgevraagd volgende gegevens bezorgen aan de toezichthoudende ambtenaar: - de werkzaamheden waarbij de werknemers aan biologische agentia blootgesteld zijn of mogelijk zijn; - het aantal blootgestelde werknemers; - de naam van de preventieadviseur en van de arbeidsgeneesheer; - de genomen preventiemaatregelen, inclusief arbeidsprocedés en werkmethoden; 16
Focus op biologische agentia op het werk
- een noodplan voor de bescherming van de werknemers tegen blootstelling aan een biologisch agens van groep 3 of groep 4 in geval van een falende fysieke omhulling. Kennisgeving van het eerste gebruik van biologische agentia De werkgever meldt vooraf het gebruik, voor de eerste maal, van biologische agentia van groep 2, 3 of 4. Elk volgend gebruik, voor de eerste maal, van een biologisch agens van groep 4 wordt ook gemeld. De kennisgeving moet 30 dagen op voorhand gebeuren bij de Algemene Directie Toezicht welzijn op het werk. Een uitzondering hierop vormen laboratoria die diagnostisch werk verrichten m.b.t. biologische agentia van groep 4. Deze labo’s moeten enkel een eerste kennisgeving van hun geplande werkzaamheden doen. Deze kennisgeving moet enkel opnieuw gebeuren wanneer in de procedés of procedures wezenlijke veranderingen plaatsvinden met mogelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid op het werk en waardoor de eerdere kennisgeving wordt achterhaald. Inhoud van de kennisgeving - de naam en het adres van de werkgever of de onderneming; - de naam van de preventieadviseur en van de arbeidsgeneesheer; - de resultaten van de risicobeoordeling; - de soort waartoe het biologische agens behoort (de soortnaam of de identiteit); - de voorgenomen beschermende en preventieve maatregelen. De informatie over de kennisgeving moet eveneens verstrekt worden aan het comité pbw. Onmiddellijk melden van een ongeval De werkgever moet de regionale directie van het Toezicht welzijn op het werk onmiddellijk op de hoogte brengen van elk ongeval of incident dat mogelijk heeft geleid tot het vrijkomen van een biologisch agens en dat een infectie of ernstige ziekte bij de mens kan veroorzaken.
Focus op biologische agentia op het werk
17
3 Bijkomende informatie Wie meer wil weten over dit onderwerp, vindt in onderstaande referenties verwijzingen naar artikelen die verschillende aspecten van de problematiek belichten. Het lijstje met websites biedt een overzicht van sites waar u terecht kan voor praktische ondersteuning.
3.1
Literatuurreferenties
- Legionella: welk beleid? PreventActua 17/2011 - Vaccinatie tegen tetanus: voor wie en hoe? 18/2011 - (Verplichte) vaccinaties op het werk, PreventActua 19/2011
3.2
Interessante websites
Op de website van de Federale Overheidsdienst voor Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg kan volgende praktische info teruggevonden worden i.v.m. de kennisgeving van biologische agentia: contactgegevens van de Algemene Directie Toezicht welzijn op het werk voor de kennisgeving van eerste gebruik en de adressen van de bevoegde inspecties voor het melden van elk ongeval of incident http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=6550
18
Focus op biologische agentia op het werk
Focus op biologische agentia op het werk
19
Focus op biologische agentia op het werk is een gezamenlijke uitgave van
en
Kolonel Begaultlaan 1A/51, B-3012 Leuven T +32 16 910 910 • F +32 16 910 901 www.prevent.be • E
[email protected] Industrielaan 5, B-8501 Heule T +32 56 36 32 00 • F +32 56 35 60 96 www.innipublishers.com • E
[email protected]
© Copyright Prevent -