Gemeenteblad Nijmegen
Jaartal / nummer
Opgenomen in collectie gemeentebladen op
23 januari 2002
2002 / 46 Naam
Stadscentrum koers(t) naar 2015 Opmerkingen
-
Vaststelling van de nota bij raadsbesluit van 31 oktober 2001 (raadsvoorstel nummer 195/2001) als richtinggevend kader voor de ontwikkeling van het stadscentrum.
Zoeken/vinden via Ctrl + F (standaard zoekoptie voor Windows) of via de donkere (linker) verrekijker boven in de knoppenbalk Verder op hetzelfde woord zoeken gaat het handigst, aansluitend aan het voorgaande, met herhalend de functietoets F3 Als zoekitems bijvoorbeeld een straatnaam of andere term, die voorkomt in de inhoudsopgave. Ook een gedeelte van de term is veelal reeds voldoende. Naar inhoudsopgave
Aantal bladzijden / verkoopprijs
75 / € 3,75
gb02v046.doc
(met hyperlinks op de hoofdrubrieken)
VASTGESTELD DOOR DE RAAD D.D. 31 OKTOBER 2001
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 1
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING
5
4.
TRENDS EN ONTWIKKELINGEN
16
1.1 1.2 1.3
Voorgeschiedenis Doorstart Aanpakwijk3
5 5 5
4.1 4.2 4.3
16 16 17
2.
CENTRUM 2000
7
2.1 2.2
De doelstellingen
7
Wat is er van die doelstellingen terechtgekomen? 7
2.3
2.2.1 Projecten 2.2.2 Bezoekerswaardering 2.2.3 Winkelaanbod 2.2.4 Cultuur 2.2.5 Wonen 2.2.6 Openbare ruimte 2.2.7 Verkeer 2.2.8 Milieu Investeringsbedragen
Inleiding Trends in centrumplannen Perspectieven van functies 4.3.1 Leisure 4.3.2 Winkels 4.3.3 Horeca 4.3.4 Kantoren 4.3.5 Cultuur Wonen en Leefbaarheid 4.4.1 Wonen 4.4.2 Leefbaarheid Verkeer, milieu en openbare ruimte 4.5.1 Verkeer en Bereikbaarheid 4.5.2 Milieu
4.4 4.5
5.
PLANFILOSOFIE
27
12
5.1 5.2
Inleiding Een goede plek om te leven 5.2.1 Wonen 5.2.2 leefbaarheid Een prettige plek om te werken Waard om te bezoeken
27 28
TAAKSTELLINGEN EN VERWACHTINGEN
3.1 3.2
Inleiding 12 Bestuurlijke uitgangspunten 12 3.2.1 Raadsbesluit juni 2000 3.2.2 Stadsplan 3.2.3 Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening 3.2.4 Grotestedenbeleid Verwachtingen en ideeën van bewoners, 14 ondernemers en professionals Gebieden die aandacht vragen 15
3.4
5.3 5.4
5.5
5.4.1 Binnenstad als belevenis 5.4.2 Sfeerbeeld Comfortabel en gastvrij 5.5.1 Verkeer en bereikbaarheid 5.5.2 Promotie
3
UITWERKING NAAR LOCATIE
40
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10
Oude Stad Binnenring Singels en Parken Josephhof Hessenberg Plein 1944 Wedren Lindenberg Waalfront west Spoorzone
42 44 46 48 50 52 54 56 58 60
7.
REALISATIE
62
7.1 7.2 7.3 7.4
Inleiding
62 62 62 63
24
11
3.
3.3
21
6.
29 30
34
Stadscentrum Nijmegen in het stedelijk netwerk
Relatie publieke overheid - private markt Prioriteiten 7.4.1 Openbare ruimte 7.4.2 Wonen en leefbaarheid 7.4.3 Locatieontwikkeling bijlage: overzicht relevante rapporten, beleid, notities, verslagen e.d. stadscentrum Koerst naar 2015 reacties
65 66
4
1.
INLEIDING
1.1
Voorgeschiedenis
Het meest ingrijpend in de recente geschiedenis van het stadscentrum is het bombardement van 22 februari 1944 geweest. Verdere oorlogsverwoesting volgde. De sloper maakte de zaak vakkundig af. De stad werd daarna in rap tempo herbouwd volgens de toenmalige stedenbouwkundige inzichten: brede wegen met ruim baan voor de auto, veel aandacht voor expeditie via een stelsel van achterhoven, bouw van diverse grootschalige kantoorgebouwen, een sobere architectuur met platte daken. Door het wederopbouwplan wijzigde de compacte oude vestingstad zeer sterk van karakter. Midden jaren ‘70 volgde een flinke revitalisering: de voetgangersgebieden werden gecreëerd en de benedenstad werd herbouwd. Maar in de jaren ‘80 ging het bergafwaarts. De bezoekersaantallen liepen terug, omzetten daalden en het aantal arbeidsplaatsen nam af. Deze teruggang vormde de aanleiding voor het in juni 1990 gepresenteerde plan Centrum 2000, een innoverend scenario voor de binnenstad met hoge ambities.
1.2
Doorstart
Inmiddels zijn we tien jaar verder en heeft de raad in juni 2000 besloten de plannen voor het stadscentrum te actualiseren. De raad geeft meteen wat aandachtspunten mee: investeringsbereidheid van de private markt benutten, meer aandacht voor cultuurhistorie, parkeersituatie heroverwegen, evenwicht tussen vernieuwing en conservering, herinrichting van de openbare ruimte doorzetten. De centrumplannen, die nu worden geactualiseerd onder de titel Stadscentrum: Koers(t) naar 2015, zijn in feite een doorstart van Centrum 2000. Bij de voorbereiding van de actualisatie is intensief samengewerkt door de bewoners, ondernemers en andere belanghebbenden in het stadscentrum en gemeente. Gezamenlijk is teruggekeken en is de huidige situatie onder de loep genomen. Deze veelheid aan reacties en ideeën vormen mede de bouwstenen voor de toekomstige plannen. Stadscentrum: koers(t) naar 2015 geen dichtgetimmerd scenario! In het algemeen is de richting op hoofdlijnen aangegeven. Bij de uitwerking van de plannen zullen alle geïnteresseerden opnieuw op actieve wijze betrokken worden. Als we iets geleerd hebben is het wel het feit dat bij ruimtelijke ingrepen niet alleen een zelfbewuste sturende overheid noodzakelijk is. Ook interactief optrekken met direct betrokkenen leidt tot kwaliteitsverbetering en draagvlakverbreding en vergroot daarmee de realisatiekansen. In het voortraject is daar door betrokkenen ook op gewezen.
1.3
Aanpakwijk
Er zijn in het stadscentrum behoorlijk veelspanningen op het gebied van leefbaarheid, openbare orde en veiligheid. Daarom is een deel van het gebied aangewezen als zogenaamde “Aanpakwijk”. Voor deze wijken worden gebruikelijk een Wijkperspectiefplan en een Wijkaanpakplan opgesteld. Voor het Stadscentrum is gekozen om dit WPP niet als separaat plan op te stellen, maar de aspecten van zo’n plan integraal in deze Koers mee te nemen (motie “Stadscentrum in wijkperspectiefplan”, 29 juni 2000). Als de raad de Koers 2015 als toekomstrichting heeft vastgesteld zal snel daarna een Werkprogrammering worden opgesteld en aan de raad worden voorgelegd.
5
6
2.
CENTRUM 2000
2.1
De doelstellingen
In 1990 kende de Nijmeegse binnenstad de volgende problemen: • wijdlopig winkelgebied met gebrekkige circuitvorming • sfeertekorten op naoorlogse verbrede straten en pleinen • verschraling van het winkelaanbod door het verdwijnen van het locale en kwaliteitsaanbod, sterk accent op het middensegment • toenemende concurrentie van versterkende subcentra en collega-binnensteden • versnippering van het culturele aanbod • tekort aan parkeerfaciliteiten in m.n. de zuid-west sector van de binnenstad • slijtage van de gebouwde omgeving en de openbare ruimte • onderlinge hinder van verkeerssoorten (auto’s in de Molenstraat, bussen door het ‘voetgangersdomein’, overlast van geparkeerde fietsen) Tegelijkertijd waren er kansen: • Na 1985 namen de particuliere bestedingen sterk toe, in 1990 zelfs met 10%; • De belangstelling voor wonen in de binnenstad nam toe en de appartementenmarkt trok sterk aan; • Groeiende aandacht voor cultuur, cultuurhistorie, stadstoerisme, etc. • Binnenstadsprojecten kwamen weer in de belangstelling van ontwikkelaars en beleggers met als eerste grote project de Heuvelgalerie in Eindhoven (start 1988); • Opkomst van het projectdenken in gebiedsontwikkeling (4E nota, publiek private samenwerking); In die situatie ontstond de nota Centrum 2000 - ‘intensiveren in de kern’, een interactief plan “avant la lettre”: veel beelden en ideeën maar aanvankelijk nog zonder bestuurlijk oordeel. De belangrijkste doelstellingen waren: • het centrum van Nijmegen herpositioneren in de top van de regionale hiërarchie; • het aanbod verbreden en • de circuitvorming en intimiteit verbeteren. In de nota werd een centraal winkelcircuit voorgesteld als een klavertje drie aan de ‘steel’ Molenstraat-Broerstraat. Dit centrale winkelcircuit werd met name gerealiseerd door het kortsluiten en stroomlijnen van de lijn MolenpoortpassageMariënburg-Burchtstraat. Het circuit werd in het plan in het westen van de binnenstad ‘op spanning gehouden’ door een trekker in enigerlei vorm op Plein 1944. Intensiveren in de kern was ook het basisprincipe onder de bundeling van culturele functies in de oost-flank van het centrum. Daar kon een cultureel kwartier ontstaan. Buiten de kern zou het zuid-westelijke deel van de binnenstad zich kunnen profileren als woongebied, met nieuwbouw op de Hessenberg en in de omgeving van het Kronenburgerpark.
7
In de openbare ruimte werd gekozen voor: • een hoger inrichtings- en beheersniveau van straten en pleinen • veel aandacht voor de entrees van de binnenstad • een nieuwe parkeervoorziening in het westen van de binnenstad • het weren van het autoverkeer uit het voetgangersdomein • stallen van fietsen op strategische plekken ( later zelfs omgezet in gratis en bewaakt) • studie naar alternatieven voor de busroute door de Burchtstraat De doelstellingen en de door het publieke en politieke debat toegevoegde zaken zijn uiteindelijk geconcretiseerd en vastgelegd in de nota’s Centrum 2000-op weg naar realisatie en het Uitvoeringsplan Openbare Ruimte.
2.2
Wat is er van die doelstellingen terechtgekomen?
2.2.1 Projecten Na tien jaar is er veel gebeurd. Het eerste project in de Centrum 2000 reeks was de woningnieuwbouw aan de Gerard Noodtstraat. Daarna volgden onder andere de parkeergarage Kelfkensbos, museum Het Valkhof, aanpak van een groot aantal straten in het kader van de verbetering van de openbare ruimte, de Waalkade, de spoorzone en het Mariënburgproject. Vanaf het begin van het traject bestond het besef dat het repareren van de binnenstad niet een kwestie van een paar jaar was. Dat is een proces van vele jaren, klus voor klus. De individuele projecten tillen gezamenlijk de hele binnenstad naar een hoger plan. Daarom is steeds op projectniveau naar maximale kwaliteit gezocht; er zijn bekwame architecten met bewezen kwaliteiten bij gezocht. Het resultaat wordt zowel door het publiek als door de deskundigen gewaardeerd: de Kelfkensbosgarage heeft een European Standard Parking Award verworven, Mariënburg is door staatssecretaris Remkes aangewezen als landelijk voorbeeldproject, de Marikenstraat wint prijzen. De Centrum 2000 plannen zijn mede aanleiding geweest voor een veelheid aan particuliere investeringen. Het hefboomeffect is groot. We noemen er een paar: de Molenpoortpassage heeft een complete gedaantewisseling ondergaan, nieuwe en gerenoveerde bankgebouwen zijn verrezen rond het Keizer Karelplein en talloze individuele winkel/woon panden zijn opgeknapt. Ook hebben deze investeringen een groot werkgelegenheidseffect gehad.
gepland en uitgevoerd
2.2.2 Bezoekerswaardering Nu veel projecten zijn gerealiseerd kan de vraag gesteld worden of hiermee ook de achterliggende doelstellingen gerealiseerd zijn. Om dit te onderzoeken is sinds 1996 iedere twee jaar een bezoekers-enquête gehouden, de Monitor Centrum 2000. De resultaten van het onderzoek duiden erop dat de greep op de direct omliggende gemeenten gedaald is ten gunste van bezoek van verder weg. In die zin lijkt de trend naar meer binding aan subcentra niet omkeerbaar. Wanneer we de potloodlijnen van de onderzoeksresultaten echter wat inkleuren dan lijkt er een verschuiving te zijn van de binnenstad als plek om te winkelen naar plek om te ‘stadten’. Tegenover de lagere bezoekfrequenties staan namelijk langere verblijfstijden, hogere bestedingen. Ook is er meer bezoek van ver weg. In de slag met concurrerende winkelsteden is wel een belangrijke stap gezet. De waardering voor Nijmegen geeft een stijgende lijn te zien en is inmiddels de score voor Arnhem met een fractie gepasseerd.
8
gepland en niet uitgevoerd
2.2.3 Winkelaanbod De aanbodverbreding zoals die in 1990 gezien werd (minder ketens, meer kwaliteit) is in de jaren nadien wat genuanceerd. Niet alle ketens zijn gelijk. Met name de ‘korte ketens’ die alleen in de top vijf of tien van winkelsteden voorkomen, zijn onderkend als plusfactor in het aanbod. De perspectieven voor echte zelfstandigen zijn in het A- milieu zeker niet beter geworden. Desondanks heeft met de invulling van de Marikenstraat het winkelaanbod in de binnenstad zeker een impuls gekregen. Wat betreft het centraal winkelcircuit zien we dat het concept deugt. Daar waar het gerealiseerd is (Mariënburg, Passage Molenpoort) blijkt het gewaardeerd te worden door de markt en de consument. Ook op plaatsen waar nog aan dat centrale circuit gebouwd moet worden (Plein 1944, Passage Mariënburg), is er interesse vanuit de markt en wordt er in het publieke debat flink meegedacht. 2.2.4 Cultuur In het culturele kwartier is de concentratiegedachte realiteit geworden. Functies die voorheen gespreid in de stad zaten, zijn bij elkaar gebracht in centraler gelegen gebouwen. Daarbij is in feite door de toevoeging van het Poortgebouw meer gerealiseerd dan eerst gedacht. De eerste indicaties van het functioneren van de bibliotheek, Lux en het Valkhofmuseum geven aan dat de nieuwe locaties voor die functies voordelig zijn. 2.2.5 Wonen De laatste jaren is er meer aandacht gekomen voor wonen in het centrum. In de Gerard Noodtstraat zijn 57 woningen voor ouderen gerealiseerd en in de Mariënburgplannen zijn 74 appartementen opgenomen. De woningen waren in korte tijd verkocht of verhuurd. Ook de omgeving van de Kronenburgersingel heeft een wooninvulling gekregen waarmee de gebiedsontwikkeling in die buurt is afgerond. De Hessenberg en de Josephhof e.o. zijn gebieden die in de toekomst (verder) aan bod moeten komen. Verder zijn particuliere panden en appartementencomplexen in de Houtstraat en Stikke Hezelstraat opgeknapt en zijn er 55 woningen toegevoegd aan de woningvoorraad via Wonen boven Winkels (29 in Lange Hezelstraat e.o, 26 in Molenstraat / Broerstraat) Nijmegen 1996 1998 2000
Arnhem 1996 1998
2000
Algemeen oordeel 6,9
7,1
7,3
7,4
7,3
7,2
Inrichting Netheid Veiligheid Sfeer/gezelligheid
6,2 6,3 6,6 6,8
6,5 6,7 6,7 6,9
6,9 6,7 6,9 7,1
7,1 6,5 6,9 7,4
6,9 6,3 6,7 7,2
6,8 6,4 6,8 7,1
Kwaliteit winkels 6,8 Variëteit winkels 6,7 Horeca-aanbod 7,5
7,0 6,8 7,5
7,2 6,9 7,5
7,5 7,3 7,9
7,5 7,3 7,7
7,3 7,0 7,6
Cultureel aanbod 6,8 7,0 7,1 6,8 6,8 6,6 Tabel l: oordeel over aspecten van de binnenstad van Nijmegen en Arnhem: 1996 - 2000 vergeleken.
9
Nijmegen 1996 1998
2000
19982000
Arnhem 1996 1998
2000
19982000
Bereikbaarheid OV 7,2
7,3
7,2
- 0,1
7,4
7,4
7,5
+0,1
Bereikbaarheid fiets 7,5 Fietsstalling 6,2
7,1 5,6
7,2 7,6
+0,1 +2,0
7,7 6,1
7,5 6,1
7,7 5,9
+0,2 - 0,2
Bereikbaarheid auto 5,1 5,6 5,7 +0,1 5,6 4,9 5,4 Parkeerplaatsen 4,9 5,7 5,8 +0,1 4,8 5,0 5,2 Parkeertarief 4,4 5,0 5,3 +0,3 4,6 4,9 4,2 Tabel 2-1: ontwikkeling oordeel over aspecten van de binnenstad van Nijmegen en Arnhem
+0,5 +0,2 - 0,7
2.2.6 Openbare ruimte In de openbare ruimte zijn sterk in het oog springende verbeteringen aangebracht. Wie nog eens oude foto’s van de Broerstraat ziet met de grindtegels, het straatmeubilair, de uitstallingen en reclame-uitingen van een jaar of vijf terug, zal er niet omheen kunnen. De bezoekers van de Nijmeegse binnenstad gaven in 1996 aan deze inrichting de laagste waardering (6,2). Inmiddels is dat oordeel het sterkst van alle gestegen (+0,7 punt tot 6,9). Tegelijk met de verbetering zijn echter ook de contrasten groter geworden. Met name op Plein 1944 en in de Walstraten is de sleetsheid van de openbare ruimte op sommige plaatsen zeer duidelijk. 2.2.7 Verkeer Wat betreft de verkeersvoorzieningen zien we dat de parkeerlocatie in het westen van de binnenstad niet gerealiseerd is terwijl de Kelfkensbosgarage inmiddels wel voltooid is. Onder de bezoekers is het oordeel over het parkeren nog steeds niet positief, maar wel veel milder dan enkele jaren terug. De fietsers hebben inmiddels een aantal gratis en bewaakte stallingen ter beschikking (Mariënburg nog niet) De waardering voor de stallingsmogelijkheden is bijgevolg gestegen van 5,6 naar 7,6. Voor de lijnvoering van de bus door het centrum, is geen volledig alternatief boven tafel gekomen. Ten tijde van de uitvoering van de Monitor Centrum 2000 liep de bus door de reconstructie van de Burchtstraat niet door het centrum. Dit werd wel gemerkt, maar de daling in waardering (7,3 naar 7,2) bleef binnen de perken. 2.2.8 Milieu In Centrum 2000 was milieu geen expliciet beleidsdoel. Bij de uitvoering van de projecten is het aspect duurzaamheid wel nadrukkelijk meegenomen. Zo kan genoemd worden het afkoppelen en zichtbaar maken van regenwater in de openbare ruimte, hergebruik van bestaande gebouwen (politiebureau), toepassing van het systeem warmte- en koudeopslag voor verwarming en koeling in het Mariënburgproject, isolatieprojecten (geluid en energie).
10
2.3
Investeringsbedragen
In 1990 werd nog gedacht dat voor het hele centrum 2000 scenario een realisatieperiode van circa 20 jaar nodig zou zijn. Gerekend werd met een investeringsbedrag tussen de 230 en 250 miljoen, waarvan een door de gemeente te dekken bedrag tussen de 20 en 50 miljoen. Dit “noopte tot een voorzichtige strategie”. Het hoge ambitieniveau werd getransformeerd naar een “realisatieniveau”. Inmiddels is er veel tot stand gekomen en is het investeringsbedrag ook veel hoger dan destijds vermoed kon worden. De economie trok aan, er zijn grote particuliere investeringen gedaan en er zijn miljoenen aan subsidies en andere bijdragen van hogere overheden in projecten gestopt. Uit een globale inventarisatie blijkt er in het centrum tot nu toe ruim 600 miljoen te zijn geïnvesteerd. Vermoedelijk is dit bedrag vele miljoenen hoger omdat vele betrekkelijk kleine investeringen moeizaam te achterhalen zijn of aan registratie ontsnappen. De investeringen zijn als volgt opgebouwd: A. Vastgoed (Winkels, woningen, banken, kantoren, museum, politiebureau, etc.) f 420.000.000,B. Verkeer en infrastructuur (Parkeervoorzieningen, stationsomgeving, circulatie, fietsenstallingen, rioolsanering, etc.) - 130.000.000,C.Herinrichting openbare ruimte (Kernwinkelstraten, museumplein, binnenterreinen, etc.) - 45.000.000,D.Diversen (Waalkade, aanpassing Stedelijk Gymnasium en De Vereeniging, openbare verlichting, beheer, etc.)30.000.000,-
11
3.
TAAKSTELLINGEN EN VERWACHTINGEN
3.1
Inleiding
De richting van de toekomstige koers wordt gevoed door drie verschillende elementen: bestuurlijke uitgangspunten, verwachtingen van bewoners en ondernemers en de opvattingen van professionals.
3.2
Bestuurlijke uitgangspunten
3.2.1 Raadsbesluit juni 2000 In de inleiding is reeds kort aandacht besteed aan het besluit van de gemeenteraad op 28 juni 2000. De raad geeft bij het besluit tot actualiseren een aantal uitgangspunten mee: •voortzetten van de versterking van de positie van het Nijmeegse stadscentrum als voorzieningenhart voor stad en regio door het blijvend benutten van de dynamiek van de private markt •duidelijker plaatsen van de (cultuur -) historische elementen in de binnenstad bij de koersbepaling ten aanzien van de invullingen •de oplossing van de parkeerproblematiek meer te zoeken in de richting van de situering van de locaties dan in de aantallen parkeerplaatsen •de aandacht voor de openbare ruimte te vergroten door fase drie van het UPOR te gaan programmeren maar ook in de sfeer van parken en groen aankleding naar versterkingsmogelijkheden te zoeken •een beter evenwicht te zoeken tussen vernieuwing en conservering in de gebouwde omgeving van het stadscentrum 3.2.2 Stadsplan Een ander bestuurlijk element vormt het Stadsplan. Dit plan heeft als motto meegekregen stad in balans. De kansen die de huidige ontwikkelingen bieden, moeten gebruikt worden om de stad in evenwicht te houden. Evenwicht in de spanning in economische en sociaal-culturele aspecten. Maar ook in ruimtelijke zin. De dynamiek moet gebundeld worden op aan te wijzen plaatsen. Het stadscentrum is zo’n knooppunt waar door verdere intensivering een optimale mix van wonen, winkelen, uitgaan en cultuur tot stand moet komen. Het centrale Centrum 2000 uitgangspunt ‘het stadscentrum aan de top van de regionale verzorgingspiramide’ blijft gehandhaafd. In de praktijk blijkt ook dat een hoogwaardige kwaliteit en identiteit van de binnenstad geweldig afstraalt op de rest van de stad en de regio. In het zoeken naar evenwicht tussen vernieuwing en conservering krijgen de cultuurhistorische kwaliteiten meer aandacht. Tevens krijgen de fiets, openbaar vervoer en voetganger maximale voorrang. Parkeren moet direct langs de Singels gerealiseerd worden. 3.2.3 Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening Een derde bestuurlijk uitgangspunt is het nationale ruimtelijk beleid. Januari 2001 is het eerste concept van de ‘Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening’ uitgebracht. Versterking van de ruimtelijke kwaliteit is het hoofddoel, ‘ruimte maken, ruimte delen’ het centrale motto. Slim omgaan met de bestaande ruimte is harder nodig dan ooit. Hierbij moet tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijven. Dit kan worden gerealiseerd door: - het intensiveren van ruimtegebruik - het combineren van functies - het transformeren van ruimten Deze opgave geldt eens en te meer voor de Nederlandse binnensteden.
12
Daarnaast streeft het Rijk naar vitale en aantrekkelijke steden en landschappen door het stimuleren van ruimtelijke contrasten: verschillen tussen stille en drukke, lichte en donkere, stedelijke en landelijke plekken. Behoud van het cultureel erfgoed en architectonische kwaliteit (het ontwerp) worden als aandachtspunten genoemd. De Vijfde Nota onderscheidt een aantal zogenaamde woon -/werkmilieus, met ieder een eigen opgave voor verscheidenheid, transformatie en functiemenging. Historische binnensteden en stationsomgevingen vormen samen één ‘centrum-stedelijk’ woon-/werkmilieu: Voor de vitaliteit van historische binnensteden is het van belang om de menging van functies te behouden en te investeren in de openbare ruimte en bereikbaarheid. Grootschalige ingrepen tasten de cultuurhistorische waarde aan en worden niet toegestaan. Stationsomgevingen bieden daarentegen wel de mogelijkheid voor grootschalige projecten en lenen zich voor hoofdvestigingen van bedrijven en instellingen. Nieuwe culturele, wetenschappelijke en recreatieve instellingen, maar ook woningen en bedrijven, gebouwd in hoge dichtheden, en op basis van een aantrekkelijk stedenbouwkundig plan, moeten deze centra de gewenste vitaliteit en kwaliteit geven. Arnhem-Nijmegen wordt in de Vijfde Nota beschouwd als één van de zes stedelijke netwerken in Nederland van (inter)nationale betekenis. Stedelijke netwerken zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden en knooppunten. Het rijk verlangt dat leden van een netwerk gezamenlijk ruimtelijke programma’s en plannen opstellen. Het rijk wil regionale afstemming bevorderen, om per stedelijke netwerk te komen tot: een compleet palet van woon/werkmilieus, voorzieningen, parken en vervoersmogelijkheden; een (verdere) ontwikkeling van centrummilieus rond vervoersknooppunten, ieder met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk; complementariteit en samenhang tussen knooppuntlocaties, in plaats van onnodige onderlinge concurrentie.
3.2.4 Grotestedenbeleid Het stadscentrum van Nijmegen wordt gezien als een intensief gebruikt gebied gelegen tussen de singels en de Waal. Ook in het nationale en provinciale grote stedenbeleid wordt het centrum als een onlosmakelijk integraal gebied gezien met zijn specifieke problemen. Die problemen veranderen naar mate er meer en meer gewoond wordt in het centrum. Over het algeheel gesproken is er sprake van een gewaardeerd woon en leefklimaat. Desondanks scoort het stadscentrum op met name veiligheidsaspecten dusdanig slecht dat het gehele gebied in de landelijke beleidsnotities is bestempeld tot een aanpakwijk (dus inclusief de benedenstad). Ook door de gemeente en de gebruikers van het stadscentrum wordt dit onderkend. Oorzaken hiervan zijn met name de grote aantallen slachtoffers van kleine criminaliteit en de onveiligheidsgevoelens die worden veroorzaakt door een vervuilde omgeving en overlast.
13
3.3
Verwachtingen en ideeën van bewoners, ondernemers en professionals
Behalve de bestuurlijke uitgangspunten, wordt een ander belangrijk kader voor de Koers 2015 gevormd door de uitgebreide consultatie van bewoners, ondernemers en overige geïnteresseerden in het kader van het Koers 2015 traject. Voor deze analyse is een onderverdeling gemaakt in de thema’s Ruimtelijke Ontwikkelingen, Kabeltram, Bereikbaarheid en Parkeren, Woon- en leefklimaat en Promotie en Gastheerschap. Naast de workshops die gehouden zijn met bewoners, ondernemers en andere betrokkenen bij de binnenstad, is onderzoek gedaan op een aantal terreinen. Uit de analysefase kwam een goed en eenduidig beeld naar voren van de wensen en ideeën die er leven in het stadscentrum. Het bleek dat er bij verschillende groepen in het centrum veel overeenstemming was over wat men wilde met de binnenstad. De belangrijkste punten die naar voren kwamen zijn: • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Verbeter looproutes station-binnenstad Zorg voor beter evenwicht oost en westkant centrum Ontwikkelingen Oude Stad stimuleren Hessenberg en Josephhof inzetten voor woningbouw Meer aandacht voor hofjes en binnenplaatsjes Maak een goed doordacht plan voor Plein 1944 Lindenberg en omgeving inzetten voor cultuur? Goede OV-verbinding tussen Waalsprong en stad is noodzakelijk Verbeter loop- en fietsroutes Maak ondergrondse parkeergarages op Nassausingel en Joris Ivensplein Binnenstad moet woonplek kunnen zijn voor jong en oud, arm en rijk Bouw genoeg woningen voor ouderen Hou de stad netjes en veilig Parken in ere herstellen Concentreer evenementen op Waalkade en Kelfkensbos Historisch besef is belangrijk bij de verdere planvorming Wonen boven winkels doorzetten Aandacht voor randen en tussengebieden centrum Promoot stelselmatig en gezamenlijk het stadscentrum
14
3.4
Gebieden die aandacht vragen
Uit een analyse die begin 2001 is gemaakt komen de volgende gebieden naar voren als aandachtspunten bij de planontwikkeling: • • • • • • • • • •
15
Oude Stad: continu revitaliseringsproces Binnenring: verbetering kwaliteit openbare ruimte Singels en Parken: revitalisering en onderhoud op hoog niveau Josephhof: gemengd woon- werkgebied Hessenberg: gemengd woongebied, geworteld in verleden Plein 1944: integrale aanpak met directe omgeving Wedren: stadsplein met ondergronds parkeren Lindenberg: uitnodigender karakter in ruimere omgeving Waalfront West: nieuwe stadswijk op loopafstand van centrum Spoorzone: herkenbaar stedelijk knooppunt met verblijfskwaliteit
4.
TRENDS EN ONTWIKKELINGEN
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk zullen de mogelijkheden verkend worden om iets nieuws te doen in het stadscentrum. Simpel gezegd: in het vorige hoofdstuk staat wat we willen hebben, in dit hoofdstuk moet duidelijk worden of we ook kunnen “kopen”. Die mogelijkheden worden in beeld gebracht door een korte beschouwing over centrumplannen in Nederlandse grotere (100.000+) steden. Vervolgens wordt ingezoomd op de binnenstad als publiekstrekker. Van de aanwezige functies wordt wanneer mogelijk een indicatie van marktruimte gegeven in cijfers of wordt een toekomstperspectief in woorden geschetst. Ten slotte wordt een beeld geschetst van de mogelijkheden en moeilijkheden van de binnenstad als woon- en leefomgeving.
4.2
Trends in centrumplannen
Centrumplannen worden al langer gemaakt. Een eerste generatie plannen in de jaren ’60 speelde in op het sterk groeiende autobezit en de gestegen welvaart. In die tijd werden warenhuizen, parkeergarages en winkelpassages gebouwd. In de tweede helft van de jaren zeventig daalde de acceptatie voor dergelijke grootschalige ingrepen in stadscentra, in de eerste helft van de jaren tachtig gevolgd door een terugval in de consumptieve bestedingen. Hierdoor ontstond een zekere windstilte op het gebied van commerciële binnenstadsprojecten. Na 1985 ontstaat wat je zou kunnen noemen een tweede generatie binnenstadsplannen. Een vroeg voorbeeld is Eindhoven waar de ontwikkeling van de Heuvelgalerie aanleiding was om in de hele binnenstad het openbare gebied aan te pakken (1988). Later hebben veel steden dat pad betreden, waaronder ook Nijmegen. Sleutelbegrippen in dat soort plannen zijn: kwaliteitsverhoging van het winkelaanbod, verbindingen leggen met het grootschalig cultureel aanbod, samenhangende en kwalitatief hoogwaardige vernieuwing van het openbaar gebied, ruimte bieden en circuitvorming verbeteren. Vaak is de binnenstadsvernieuwing opgehangen aan de renovatienoodzaak van eerste generatie binnenstadsplannen (Utrecht), aan een grote wijziging in het binnenstadsaanbod of aan de vernieuwing van het station of de stationsomgeving. In veel steden zijn plannen van VendexKBB voor de bestaande warenhuizen een katalysator van nieuwe projecten (bijv. Groningen, Breda, Amsterdam, Enschede, Arnhem, Nijmegen), maar ook de verdichting van het spreidingspatroon van de Bijenkorfwarenhuizen (Enschede, Amstelveen). Een laatste impuls voor binnenstadsplannen is in enkele steden de komst van megabioscopen (bijvoorbeeld Haarlem). Met dit soort grote projecten in binnensteden zijn tevens flinke parkeervoorzieningen gemoeid, vaak met 1000 of méér plaatsen in één gebouwde voorziening. Inmiddels lijkt er een derde generatie binnenstadsprojecten aan bod. In veel steden is, al dan niet in het kader van het Grotestedenbeleid, nagedacht over de toekomst. In veel gevallen gebeurt dat evenals in Nijmegen, met een nauwe betrokkenheid van geïnteresseerde burgers en organisaties. Binnen die plannen neemt de binnenstad vaak een sleutelrol in. Dit betekent niet alleen dat binnenstadsplannen anders tot stand komen (Nijmegen, Eindhoven, Den Bosch), maar ook dat andere onderwerpen de aandacht krijgen. Daarbij verschuift de nadruk naar immateriële aspecten als sfeer, uitstraling, het schoon, heel en veilig zijn en naar levendigheid (bijv, Den Haag, Leeuwarden).
16
Ook komt de positie van de binnenstad als woongebied meer over het voetlicht dan in ‘de projecten van de jaren ‘90’. Naast accenten op verlevendiging wordt tegelijkertijd ook aandacht besteed aan het creëren van meer luwe gebieden in de binnenstad (Zwolle). Wat betreft de functionele oplading van plannen valt op dat er een verschuiving is van de formele cultuurvoorzieningen naar de meer informele. Met name popcentra komen in de plannen meer voor (Tilburg, Ede, Haarlem) terwijl de aandacht voor wat Mommaas “de culturele productiefunctie” noemt1 ook in meerdere steden een plaats krijgt (Amsterdam, Tilburg). In sommige steden wordt meer dan voorheen het behoud en versterking van het eigen karakter en de cultuurhistorische identiteit van de binnenstad als geheel benadrukt (Den Bosch, Zwolle, Haarlem). Ook wordt veel verwezen naar de wenselijkheid om deelgebieden in de binnenstad een eigen sfeer en identiteit mee te geven (Den Haag, Leeuwarden, Arnhem). Het beeld van de projecten in de Nederlandse binnensteden samenvattend, zien we een doorlopende stroom van grote binnenstadsprojecten met imposante programma’s. Tegelijkertijd zien we groeiende aandacht voor de menselijke maat, voor onderscheid in sferen binnen de binnenstad, voor identiteit van de binnenstad en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. De betrokkenheid van de burger is daarbij verschoven van inspraak achteraf naar consultatie vooraf.
4.3
Perspectieven van functies
4.3.1 Winkels Voor veel bezoekers (85%) is winkelen het belangrijkste bezoekdoel aan het centrum. Kwalitatieve versterking van deze functie was in 1990 het hoofddoel en is dat nu eigenlijk nog steeds. Er zijn indicaties dat deze inspanning zijn vruchten afwerpt, getuige het consumentengedrag zoals dat in de bezoekersenquêtes naar voren komt (herkomst van verder weg, verblijfsduurverlenging, hogere bestedingen). De Nijmeegse binnenstad zou je in de terminologie van vandaag een ‘duurzaam’ winkelgebied kunnen noemen. De binnenstad heeft zich aan de eisen van de tijd aangepast, en is daardoor ondanks verschuivingen in bevolking en sterke veranderingen in de detailhandel nog steeds het belangrijkste winkelgebied van de stad en de regio. Na de wederopbouw is de Nijmeegse binnenstad sterk gegroeid in winkeloppervlak. Na 1980 vlakt die groeicurve sterk af. Waarschijnlijk heeft dit structureel gezien te maken met verschuiving van bevolking naar nieuwe woongebieden op grotere afstand van het centrum en de realisatie van winkelvoorzieningen in die gebieden. Conjunctureel gezien zakte in Nederland – en Nijmegen onttrok zich daar zeker niet aan – de bestedingsgroei na 1980 in. Nadien vinden nog wel uitbreidingen plaats, maar niet meer in het tempo van de periode voor 1980 (herontwikkeling Molenpoortpassage ca. 1985, invulling van enkele bioscopen). Pas met de oplevering van de Marikenstraat in 2000 is het winkelaanbod in de binnenstad weer wezenlijk uitgebreid. In de laatste tien jaar zien we in de binnenstad een schaalvergroting tot stand komen. In totaliteit neemt het aantal winkels af, terwijl de werkgelegenheid in die winkels constant blijft. Op dit moment vertoont de binnenstad veel dynamiek. De Marikenstraat is net een half jaar in gebruik, de Molenpoort is langzaam uit haar cocon gekropen. Dit maakt het lastiger de binnenstad te ‘lezen’. Zo neemt bijvoorbeeld de leegstand in de binnenstad tussen 1999 en 2001 toe van 58 naar 72 units. Laten we de leegstand in de nieuwbouw of herbouwprojecten buiten beschouwing, dan is het aanbod constant op rond de 40 units. 1 Cultuur aan de Waal: Hans Mommaas, KUB Tilburg: mei 2000 2 Verdeling van de bestedingen in Nijmegen & Lokale binding en afvloeiing naar Nijmegen en de regio: Center for Border Research, juli 1999
17
Een deel van de overige leegstand betreft soms gebieden die wachten op de vaststelling van een nieuw toekomstperspektief (Plein 1944, trace van de beoogde doorbraak tussen Molenstraat en Mariekenstraat). Die beleidsmatige duidelijkheid moet in deze nota worden geboden. Weer een ander deel van de leegstand betreft de keerzijde van het “intensiveren in de kern”. In meer excentrisch gelegen straten leidt dit tot extensivering van de winkelfunctie. Een laatste type leegstand betreft frictieleegstand. Juist nu is er veel dynamiek, met hoge marktopnamecijfers maar ook met een groter aanbod. Al met al blijkt het beeld nog niet zo scherp. De stofwolk moet nog optrekken. Wel is duidelijk dat er flink wat wordt aangeboden. Voor zover dat in het centrale winkelcircuit is, is het perspectief meestal duidelijk en gunstig. Buiten dat gebied vragen straten soms ook om een sterkere aanhaking aan het centrale circuit of om herformulering van de toekomstige rol, om daarmee richting te geven aan de bestemming van de panden. De Nijmeegse binnenstad kent per april 2001 500 winkels met een gezamenlijk oppervlak van 102.000 m2 verkoopvloeroppervlak. Door de grote dynamiek in verband met de invulling van opgeleverde winkels zullen deze getallen al wat hoger liggen. De 67 winkels (7400 m2 vvo) in de dagelijkse artikelen hebben een omzet te verdelen van ca. 110 miljoen gulden (situatie 20002 ). Deze omzet is voor driekwart afkomstig uit Nijmegen zelf, 45% komt uit de binnenstad zelf of NijmegenOost. De 431 winkels (94500 m2 vvo) in de niet-dagelijkse sector hebben een veel groter bereik. Van de naar schatting 850 miljoen gulden omzet is 450 miljoen (ruim de helft) afkomstig uit de stad zelf. Omgerekend naar omzetten per vierkante meter komen we in de dagelijkse artikelen uit op f. 15.000,=. en in de niet-dagelijkse sector op f. 9.000,=. Deze scores liggen gegeven de brachesamenstelling een kwart (dagelijks) resp. de helft (nietdagelijks) hoger dan het landelijke gemiddelde3 , iets wat overigens op de (dure) binnenstadslocaties ook te verwachten is. De detailhandel zelf beoordeelt het eigen functioneren op dit moment over het algemeen als gunstig (ERBO-enquête van de Kamer van Koophandel). Wanneer afgezet tegen het gemiddelde van 14 middelgrote steden, laat de Nijmeegse binnenstadsdetailhandel een relatief hoge winstgevendheid zien. In de foodsector is het percentage bedrijven met winst gestegen van 75% in 1998 tot 95% in 2000 (andere binnensteden 84%). In de non-foodsector is het percentage winstgevende bedrijven gestegen van 87% naar 91% (gelijk aan de andere binnensteden). Voor de komende 10 jaar is het perspectief voor de binnenstad gunstig. Binnen het verzorgingsgebied van de binnenstad vindt een flinke bevolkingsgroei plaats (7,5%). Daarbij is er door de realisatie van de Waalsprong ook sprake van een verschuiving van mensen van verder weg naar dichterbij de binnenstad. Ondanks de realisering van een behoorlijke mate van eigen verzorging in de Waalsprong is een positief effect op de binnenstadsomzet te verwachten. Wanneer overige condities gelijk blijven (oriëntaties op de binnenstad van buiten de Waalsprong, bestedingen, bedrijfseconomische eisen) dan ontstaat door demografische ontwikkeling een omzetgroei in de binnenstad van 8% in de dagelijkse artikelsector en 9% in de nietdagelijkse artikelen. Met name door het constant houden van de bestedingen is deze inschatting conservatief te noemen. In de periode 19952000 namen de “toonbankbestedingen” toe met 22%4 . Zelfs bij een halvering van die groei in 2000-2005 en vervolgens weer een halvering tussen 2005 en 2010, ontstaat een aanzienlijke potentiële omzetgroei voor de binnenstad (+20% dagelijks en +30% niet dagelijks), uitgaand van bevolkings- en bestedingsgroei. Van de andere kant zijn er ook negatieve invloeden te verwachten. In de berekening is (behalve voor de Waalsprong) uitgegaan van constante oriëntatie op de binnenstad. Gelet op de voortgaande bevolkingsgroei is te verwachten dat ook subcentra en concurrerende gewestelijke verzorgingscentra zullen groeien, leidend tot een sterkere binding van locale koopkracht. 3 Vergeleken met Cijfers en Trends van de Rabobank 2000, gewogen met de branchestructuur in de Nijmeegse binnenstad.
18
Concluderend valt te stellen dat in de komende tien jaar geleidelijk aan meer bestedingen richting Nijmegen Centrum zullen vloeien, uiteindelijk leidend tot een omzetgroei. Op grond van bevolkingsgroei en verschuivingen in de bevolking binnen het verzorgingsgebied is de groeimogelijkheid 9%, zou de bestedingsstijging van de afgelopen jaren doorzetten, dan is een verdere doorgroei waarschijnlijk. Welke uitbreidingsruimte dit in vierkante meters inhoudt, is niet zo simpel te zeggen. Met name de rol van het grootschalige aanbod in de binnenstad is hierbij van belang. Enerzijds is te verwachten dat bestaande hogere verdiepingsvloeren met lagere omzetten (warenhuizen, meubelzaken) zullen verdwijnen. Dit betekent een daling in vierkante meters met tegelijkertijd een stijging van de omzet per vierkante meter. Van de andere kant is tot dusver het beleid in het KAN geweest geen grootschalige detailhandel locaties buiten de huidige winkelgebieden toe te staan, maar opvang in onder meer de binnenstad en de stadsdeelcentra te propageren. Dit kan juist weer een toename van vierkante meters betekenen bij lagere omzetten per vierkante meter. De netto-uitkomst van deze tegengestelde ontwikkelingen is ongewis, maar het is wel van belang te onderkennen dat de ene vierkante meter de andere niet is. Voorlopig wordt in deze inschatting van marktmogelijkheden uitgegaan van uitbreiding met goede winkelmeters (hoge omzetten per m2). Vanuit die benadering en gebaseerd op louter demografische groei en verschuivingen, zou het dagelijkse aanbod met 500 m2 kunnen groeien en het niet-dagelijkse met 7.000 m2 v.v.o. in tien jaar tijd. Daarbij zouden de perspectieven van de bestaande winkelmeters in principe niet hoeven te wijzigen. 4.3.2 Horeca Het horecabeleid heeft de laatste jaren een bocht gemaakt van toelatend naar een actief sturend beleid. Uitbreiding heeft plaatsgevonden in speciaal aangewezen gebieden waar verwacht mag worden dat horeca een meerwaarde levert voor de sfeer en het verblijfsklimaat van het stadscentrum. De horeca doet het goed en vormt na winkelbezoek de tweede reden voor een bezoek aan het centrum. Er is ook een toename te zien van horeca–achtige voorzieningen als ondersteuning van andere hoofdfuncties. Om deze ontwikkeling in goede banen te leiden is inmiddels nieuw beleid geformuleerd. Hoewel horeca beslist de attractiviteit van het stadscentrum verhoogt, levert de horeca ook overlast, vooral voor het wonen. In het Milieustreefbeeld voor het stadscentrum krijgt dit aspect ook ruime aandacht. Het is veelzeggend dat veel suggesties tijdens de workshops over ‘wonen en leefbaarheid’ gingen over het bestrijden van indirecte horecahinder. De horeca in de binnenstad is een groeisector. Boven op deze doorlopende trend, is met name de ontwikkeling van de Waalkade een sterke impuls geweest. Maar ook rond de Grote Markt-kop Grotestraat, Kop Molenstraat, omgeving Koningsplein zijn pleinwanden die pakweg 10 jaar geleden nog onderbrekingen in de horecawand vertoonden nu volledig of vrijwel volledig met horeca ingevuld. Daarbij gaat het zowel om nieuwe zaken als om uitbreidingen van bestaande. We zien dan ook dat het aantal vestigingen in de afgelopen 10 jaar minder hard stijgt (10%) dan het aantal werkenden (+37%). Ook in de horeca is derhalve sprake van een schaalvergroting. De horeca functioneert zeer goed. Sinds 1998 wordt in de ERBO-enquête van de Kamer van Koophandel een winstgevendheid gemeten die boven de elders gemeten waarden ligt (andere binnensteden, Nederland). Inmiddels is in de jongste meting (2000) gebleken dat 100% van de respondenten winstgevend is en dat 91% tevens een voldoende rendement heeft (andere binnensteden 87% en 63%). Wel valt op dat de ontwikkeling van de omzet al enkele jaren in groeitempo achterblijft bij andere steden Wellicht kan een rol spelen dat de horeca aan het maximum van de capaciteit is gekomen. In de afgelopen ‘vette jaren’ zijn de bestedingen in de horeca sterker toegenomen dan de totaliteit van bestedingen. Het lijkt aannemelijk dat de trend naar meer horecabestedingen zich ook in de toekomst zal doorzetten. Gelet op de ervaringen in het verleden en het huidige economisch functioneren van de horeca is het redelijk de procentuele uitbreidingsbehoefte minimaal gelijk aan de niet-dagelijkse winkels te stellen (lage variant, gebaseerd op bevolkingsontwikkeling). Op dit moment omvat de horeca circa 19.000 m2 v.v.o. (excl. hotels). Een uitbreiding in de komende 10 jaar in de orde van grootte van 1.500 à 2.000 m2 v.v.o. lijkt redelijk. 4 Prognose EIM, Bestedingen en marktaandelen, versie A 1999, als geciteerd in concept- detailhandelsstructuurvisie 2001 Knooppunt Arnhem- Nijmegen, BRO, 2001
19
4.3.3 Kantoren In de binnenstad zijn kantoren een krimpende functie. De gebouwen van de eerste generatie kantoren die vooral gebouwd zijn voor grote administraties van overheid en banken worden in redelijk hoog tempo gesloopt (Soza, Politiebureau, Rabobank, Bovemij) of van functie veranderd (voormalig ABN-AMRO in de Burchtstraat en in de Mariënburgsestraat, SNS-bank op het Mariënburg). De locaties zijn daarentegen waardevol. In het geval van de kantoren op het Marienburg heeft nieuwbouw plaatsgevonden ten behoeve van andere orde functies (detailhandel, cultuur en wonen). Aan het Keizer Karel plein zijn twee oude kantoren vervangen door nieuwe beeldbepalende kantoren. De oude bankvestigingen van SNS en ABN-AMRO worden als winkel aangeboden, de ABN-AMRO aan de Mariënburgsestraat is getransformeerd tot een call-center. Een deel van de (leegstaande!) kantoren aan de Tweede Walstraat wordt wellicht verbouwd tot woonappartementen. Een gewilde kantooromgeving blijven de Singels. Als zichtbare en statusvolle omgeving is dit gebied erg in trek bij de financiële en juridische dienstverlening. De prijzen van kantoren aan de rand van het centrum vormen nog steeds de top binnen Nijmegen. Tegenover de hoge waardering van dit gebied staan echter maar zeer beperkte bouwmogelijkheden. Meer mogelijkheden zijn aanwezig in het Stationsgebied. In dit gebied is veel ruimte ontstaan door het verdwijnen van goederentransportfuncties die vroeger aan de trein gekoppeld waren (PTT, van Gend en Loos, groothandel). Als kantoorgebied kent de Stationsomgeving vooral grote en vaak oudere kantoren in de traditionele kantoorsectoren. Een sterk punt van dit gebied is de aanwezige ruimte dichtbij het gewaardeerde Singelgebied. Op dit moment wordt rekening gehouden met mogelijkheden van 60.000 tot 80.000 m2 kantoorruimte. De stationsomgeving is, net als het Singelgebied, in principe een optie voor veel centrumzoekende functies. Gelet op de waardering van het Singelgebied als kantooromgeving, is ook in het kantorenmarkt beleid inzet van de locatie Stationsomgeving als alternatief voor het singelgebied vastgelegd. Andere sterke punten van het gebied zijn de bereikbaarheid met het openbaar vervoer en de passantenstromen die in het gebied ontstaan. In totaliteit is in Nijmegen de afgelopen jaren gemiddeld 8.800-13.300 m2 kantoornieuwbouw per jaar gerealiseerd. De 8.800 m2 gaat daarbij uit van een gemiddelde over 1980-1998, 13.300 m2 is het gemiddelde in de jaren 90. In de toekomst lijkt een trendmatig niveau van nieuwbouw van 10.000-13.000 m2 per jaar een redelijke aanname. In de toekomst zullen gelijktijdig locaties in de Waalsprong, de Stationsomgeving en bij de KU in aanbod zijn. Slechts een deel van de vraag is dan ook toe te rekenen tot het Stationsgebied. Een aanname van een gemiddelde nieuwbouw van 3.000-5.000 m2 per jaar lijkt plausibel5 . 4.3.4 Cultuur De Nijmeegse cultuur is door H. Mommaas gekarakteriseerd als levendig en veelzijdig, kleinschalig en tegendraads, gevarieerd en wilskrachtig. Het belang van cultuur komt tot uiting op individueel – en collectief vlak. In het stadscentrum manifesteert zich dit het meest. De stad wil hierin investeren. De overheid moet daarbij open staan voor nieuwe ontwikkelingen en die een maatschappelijke meerwaarde geven. Het gaat hierbij niet alleen om spectaculaire aspecten als een nieuw museum of een indrukwekkend kunstwerk in de openbare ruimte. Het gaat ook om de sfeer, de beleving, de ‘geur’ van de stad. Nijmegen heeft de afgelopen jaren weer een opgefrist imago gekregen waardoor aan een creatief, innovatief en productief kunst – en cultuurklimaat gewerkt kan worden. 5 Uitgaande van een evenredig aandeel van de Stationsomgeving in de totale trendmatige nieuwbouw in vergelijking met de andere kantoorlocaties (m.n. Lent, Mercatorproject bij KU).
20
De stad heeft een rijk verleden die het culturele leven een bijzonder nuance geven. De omslag die monumentenzorg maakt van conserveren naar integreren van cultuurhistorie in de dynamiek van de stad draagt hieraan bij. Maar tegenover deze kansen staan ook bedreigingen: kosten stijgen en budgettaire kaders knellen, de concurrentie groeit. Daarom moeten keuzes gemaakt worden. Hiertoe is een programma Cultuur aan de Waal opgesteld waarin zowel doelen als uitvoeringsmaatregelen zij geformuleerd. 4.3.5 Leisure ‘Leisure’ is een verzamelterm die al enkele jaren in zwang is voor de volle breedte van vrije tijdsvoorzieningen. Belangrijke verschijningsvormen zijn de ‘megabioscoop’ of ‘multiplex’, overdekte sportbeoefening (schaatsen, skiën, skaten, karten). Met uitzondering van bioscopen in sommige steden, vinden deze voorzieningen meestal een plaats buiten de binnenstad. Zoekend naar de mogelijkheden voor leisureaanbod in binnensteden, blijkt al snel dat eigenlijk de gehele binnenstad een leisurevoorziening is. Leisure-elementen die we terugzien in binnensteden zijn o.m.: • verblijfstijdverlenging door horeca, internet en documentatiemogelijkheden in winkels en • gerichtheid op het bieden van “ervaringen” in de horeca (themahoreca, totaalconcepten), in winkels (try and buy), in winkelcentra (optredens, evenementen) en in de binnenstad als geheel (festivals en evenementen bijdragend aan ‘het bruisgehalte’ of ‘de trilfactor’).
4.4
Wonen en Leefbaarheid
4.4.1 Wonen De binnenstad is het brandpunt van de stedelijke samenleving, een plek in de stad die veel mensen trekt. En in de binnenstad wordt ook gewoond. Een woonfunctie die er altijd is geweest. De dynamiek en het brede scala aan voorzieningen die letterlijk om de hoek liggen, vormt voor veel groepen bewoners een aantrekkelijk woonmilieu. Deze aantrekkingskracht als woonmilieu vormt een kwaliteit die we moeten koesteren en uitbouwen. Want zonder stevige woonfunctie dreigt de binnenstad sluipenderwijs te transformeren van verblijfsruimte naar transitoruimte. Onherbergzaam, onveilig, met gesloten rolluiken. Een sterke woonfunctie vormt een werkzaam middel tegen deze ongewenste ontwikkeling. Daarmee overstijgt de betekenis van het wonen in de binnenstad het belang van de individuele bewoner. Het perspectief voor het wonen in de binnenstad is gunstig. Binnensteden hebben nog steeds een sterke potentie als aantrekkelijk woonmilieu. Zo ook het Nijmeegse stadscentrum. Het aantal inwoners is in 20 jaar toegenomen van circa 5800 naar circa 8700. Deels komt dit door de woningnieuwbouw in de Benedenstad, maar deels ook door een flinke bevolkingstoename. Dat is des te opmerkelijker omdat de andere wijken allemaal een daling te zien geven. In het Stadscentrum bevinden zich een kleine 4000 woningen. 37% daarvan ligt in de Benedenstad, 63 in het Centrum. De woningvoorraad is eenzijdig samengesteld met een sterk accent op etage(huur)woningen. In totaal bestaat 82% uit huur en 18% uit koop (in heel Nijmegen is dat resp. 60 en 40). Een belangrijk deel van de particuliere huurwoningen is kamergewijs verhuurd. Er bestaat veel waardering voor het wonen. Dat bleek tijdens de workshops van bewoners in het voorjaar. Ook onderzoek ( Woningmarktonderzoek, Stadspeiling) geeft dat beeld. Het overgrote deel (91 %) is (zeer) tevreden over hun woonomgeving! Ook onder woningzoekenden is het Stadscentrum populair, vooral onder jonge, kleine huishoudens. Er gelden de langste inschrijftijden. Bijna 60 % van de Nijmegenaren met verhuisplannen wil graag of eventueel naar het Stadscentrum. Maar de belangstelling is sterk gepolariseerd: er is ook in verhouding tot de andere populaire stadsdelen een grote groep die er absoluut niet wil wonen.
21
Ondanks de tevredenheid is het aantal verhuisbewegingen groot. Dit heeft niet zozeer met de kwaliteit van het gebied te maken maar veel meer met het hoge aantal kamerbewoners in vooral de binnenstad. In het deel van de Benedenstad waar veel laagbouwwoningen staan, is het aantal gezinnen groot en wordt aanzienlijk minder verhuisd. De komende jaren zal de vraag naar meer centrum-stedelijke woonmilieus toenemen (voortgaande gezinsverdunning, meer kleine huishoudens met stedelijke dynamische leefstijl, druk, druk, druk, maar ook well-to-do actieve senioren). Het in 1999 gehouden woningmarktonderzoek illustreert deze ontwikkeling. De vraag naar etagewoningen en de belangstelling voor meer compacte woonmilieus is gestegen. Prognoses wijzen op een doorzettende trend, gezien de demografische verschuivingen die ons te wachten staan. Er ontstaat een twee-toppige woningmarkt: niet alleen de eengezinswoning in de groene wijk als top van de wooncarrière maar ook het comfortabele ‘netto-wonen-appartement’ dichtbij een breed scala aan voorzieningen vormt voor steeds meer leefstijlen de top van de wooncarrière. De Nijmeegse binnenstad heeft uitgelezen kansen om te profiteren van deze ontwikkelingen in de woningvraag. De fraaie ruimtelijke setting met hoogteverschillen tussen Waal en singels, en met tal van gewaardeerde en identiteitsbepalende cultuurhistorische elementen, geeft aan die kansen extra reliëf en een zekere uniciteit. Maar er zijn ook bedreigingen. In de binnenstedelijke arena van ruimtelijke claims is het niet alles koek en ei. Conflicterende ruimtelijke claims en conflicterende gedragspatronen. Ter illustratie: de ondernemer wil optimale (auto)bereikbaarheid, maar de binnenstadsbewoner wil ook veilig in de buurt parkeren en voldoende groen. De horeca kan wringen met de woonfunctie (geluidshinder en overlast van uitgaanspubliek). In het Woningmarktonderzoek blijkt dat klachten bij bewoners over lawaai/stank/vuil en bekladding/vernieling en verkeer sterker scoren dan in de rest van Nijmegen. 4.4.2 Leefbaarheid Objectieve en subjectieve veiligheid De integraliteit van de aanpak van onveiligheid staat in Nijmegen al jaren hoog op de politieke agenda. De organisatie ervan krijgt steeds meer vorm. Zo is er een beleidscoördinator aangesteld die zich specifiek bezighoudt met het structureren van het integrale beleid. De basis vormen vijf schakels te weten proactie, preparatie, preventie, repressie en nazorg. De door het bestuur gekozen strategische koers moet worden vertaald naar gebiedsgebonden activiteiten. Zo heeft het fenomeen geweld in Dukenburg een andere verschijningsvorm dan in het stadscentrum. Het bestuur wil actief sturen op veiligheidsontwikkelingen. Niet alleen in het finale besluitvormingsproces maar ook in het stadium van koersbepaling. Het vastgestelde beleid en de daaraan voorafgaande analyse zijn in 1999 samengevat in de notitie “Integrale Veiligheid in Nijmegen 2000-2004”. Ook is er een uitvoeringprogramma opgesteld met daarin zeven veiligheidsthema’s. Die thema’s zijn jongeren, agressie, overlast en de uitgaansfunctie van het centrum, Antillianen, Marokkanen, verkeer en gebrek aan psychiatrische opvang. Concrete acties die in dat kader genomen zijn het instelling van een veiligheidsoverleg centrum dat handen en voeten geeft aan concrete projecten zoals de verbetering van de openbare orde in de Molenstraat, aanpak zakkenrollerij, de uitvoering van het project “veilig uitgaan”, de opstelling van het rapport “overlast dak- en thuislozen centrum Nijmegen”e.a. Daarnaast is naar voren gekomen dat het subjectieve onveiligheidsgevoel nadelig wordt beïnvloed door een rommelige openbare ruimte. In het centrum zijn daarvoor een aantal oorzaken aan te wijzen. Vaak genoemd zijn daarbij zwerfvuil, gebrekkig onderhoud, verkeer, graffiti illegaal plakken, stalling van fietsen/auto’s, uitstallingen, teveel evenementen, ontbreken gemeentelijk toezicht, onveiligheidgevoelens die opgeroepen worden door rondhangende jeugd, overlast van verslaafden/psychiatrische patiënten.
22
Om deze trend om te buigen is in 1998 de onderhoudspiegel voor het stadscentrum vastgesteld die dit jaar vervangen wordt door het beheerplan centrum. Dit plan voorziet in een adequaat onderhoud van de heringerichte gebieden. De eerste schreden zijn gezet om te komen tot breder aanbod van toezicht in de openbare ruimte. Genoemd daarbij kunnen worden het gerealiseerde toezicht in parkeergarages en bewaakte fietsenstallingen maar ook de politie die meer zichtbaar aanwezig is in het uitgaanscentrum. Sociale cohesie Statistisch wordt onderscheid gemaakt tussen Centrum met ruim 5800 inwoners en Benedenstad met ruim 2800 inwoners. In de beleving van bewoners is dat onderscheid er ook. Bewonersgroepen hebben ieder hun eigen doelgroepen, achterban en accommodaties (ontmoetingsruimte Doddendaal voor Bewonersraad Binnenstad en het Oude Weeshuis met de Beheerscommissie en in (veel) mindere mate de wijkraad Benedenstad. De wijkprofielen uit het Wijkonderzoek 1998 beschrijven de Benedenstad onder meer als een wijk met vroeger veel sociale woningbouw. De toename van middeldure huurwoningen verbetert langzaamaan de sociale structuur. Maar er blijven kleine groepen, met name ouderen en bewoners van panden met lage huren (toch nog ongeveer 25%), die kwetsbaar zijn en blijven. Onlangs is door de Welzijnsstichting Tandem aangegeven dat ondanks jarenlange ondersteuning deze groepen kwetsbaar blijven. Als er niet periodiek aandacht aan wordt besteed vallen de groepen uiteen. De sociale cohesie is heel kwetsbaar. Voor de Binnenstad (statistisch Centrum) zijn er minder echte woonbuurten aan te wijzen. Er wonen relatief veel jonge volwassenen tussen de 18 en 30 jaar. Maar tegelijkertijd is er een Voorzieningencomplex voor ouderen in Doddendaal. De bevolkingsopbouw wordt daarmede overigens niet evenwichtiger. De aanpak in het kader van het Grote Stedenbeleid is om de uitdaging aan te gaan het stadscentrum van een aanpakwijk te transformeren tot een centrum waar het ondanks de grote bedrijvigheid toch goed vertoeven is. Dat is niet mogelijk als de voornoemde tweedeling leidt tot een beleid waar slechts een gedeelte van het stadscentrum (de binnenstad)in dit kader de aandacht krijgt en het andere gedeelte(de benedenstad) geheel buiten beeld blijft. Sociale infrastructuur Vanuit perspectief van werk, inkomen en cultuur is met de totstandkoming van het Poortgebouw en omliggende nieuwe kantoorpanden een behoorlijke stap gezet naar een beter woon en leefklimaat voor de nog niet genoemde componenten. Hierna wordt kort ingegaan op wonen, onderwijs en jeugd, maatschappelijke opvang en zorg en bewonersparticipatie. - Onderwijs en jeugd Er is een basisschool in het stadscentrum die voorziet in de behoefte van het reguliere basisonderwijs. Een vrij actuele (landelijke) tendens die zich in Nijmegen openbaart is het uitgaan van schoolgaande jeugd op de donderdag en vrijdag. De horecagelegenheden in met name de Molenstraat worden in toenemende mate bezocht door deze tieners. Problemen met flink drankgebruik en overlast zullen navenant toenemen. Aandacht vanuit de gezondheidszorg en openbare orde zal zeker nodig zijn. Met name is een knelpunt dat deze groep jongeren niet actief en preventief benaderd wordt in het kader van het jeugd- en jongerenwerk. Dit terwijl hierbinnen al een beperkt aantal jongeren zich herkenbaar profileren als toekomstige verslaafden en of criminelen. Frappant is dat binnen deze groep een scheiding ontstaat. Het merendeel van deze jongeren zegt te hechten aan waarden en normen omdat het structuur en houvast geeft. Een beperkte groep ontrekt zich daaraan en veroorzaakt met name verstoringen van de openbare orde, overlast en is betrokken bij vernielingen in de openbare ruimte.
23
- Ouderen en mindervaliden De komende jaren is een toenemend aantal ouderen in de binnenstad te verwachten. Veel ouderen trekken naar een duur appartement in het centrum als laatste stap in hun wooncarriere om daar van hun oude dag te kunnen genieten. Tot nu toe vervult Achter de Valburg een belangrijke rol. Er zal een stedelijke visie op de woonzorgzones en woonzorgcomplexen worden ontwikkeld (2002). Daarin zullen uitgangspunten, criteria en normen voor dergelijke zones en complexen worden vastgesteld.
- Maatschappelijke opvang en zorg Het reguliere beleid hiervoor voldoet in zijn algemeenheid goed. Wel is de overlast van daklozen in het centrum toegenomen. Daarbinnen veroorzaakt vooral een specifieke groep van psychiatrische patienten problemen in de openbare ruimte. Het huidige aanbod van voorzieningen biedt niet altijd een adquate opvang voor deze groepen. Zo ontbreekt het aan een asielplek waar ze rust, onderdak en eten kunnen krijgen. Er is behoefte aan een laagdrempelig slaaphuis zodat de politie en hulpverleners een verwijsplek heeft voor straatslapers. Voor verslaafden die in de openbare ruimte verblijven moet er een gebruikruimte komen. Tenslotte is er de noodzaak om de communicatie te verbeteren tussen alle betrokken zorgverleners met daarbinnen een eindverantwoordelijke.
- (Bewoners)participatie De betrokkenheid in het stadscentrum is erg groot. Op zich is dat niet verwonderlijk gezien de veelheid van belangen die in het stadscentrum elkaar raken. De ultime uitdaging voor de belanghebbenden is om inhoud te geven aan het levende gevoel dat integraliteit telt en niet alleen gevaren kan worden op eigen belang zonder ook verantwoordelijk te nemen voor een algemene afweging van alle belangen. Dit signaal is door de gemeente positief opgepakt door te investeren in interactief beleid. Dat betekent dat in een vroeg stadium betrokkenen gewezen worden op dillemma’s en gelegenheid wordt gegeven om oplossingsgericht mee te denken. Daarbij uiteraard met respect voor ieders rol en verantwoordelijkheden. In dat kader is bestuurlijk veelvuldig overleg met bijvoorbeeld bewonersgroepen, verenigingen, ondernemers, ontwikkelaars, zorginstellingen en welzijnsorganisaties.
4.5
Verkeer en milieu
4.5.1
Verkeer en Bereikbaarheid
De afgelopen tien jaar is zowel op de koopavond als op de zaterdag het openbaar vervoergebruik toegenomen (respectievelijk met 10 en 15 %). Dit in tegenstelling tot een gemiddelde werkdag waarop sinds 1987 een daling van het OV-gebruik is te constateren. Het gebruik van de (brom)fiets is in die periode stabiel gebleven. Opvallend is de toename van het aantal voetgangers op zaterdag. De oorzaak hiervoor moet gezocht worden in het feit dat er op zaterdag relatief veel bezoekers parkeren buiten de singels. Voor gemotoriseerd verkeer is een afname waargenomen. Verwacht wordt dat deze trend verder door zal zetten.
24
Fiets Als gevolg van het gratis en bewaakt stallen is voor de toekomst een toenemende vraag te verwachten. Deze vraag wordt nog versterkt door de komst van nieuwe inwoners van Nijmegen ten noorden van de Waal die met het gereedkomen van de langzaamverkeersverbinding langs het spoor een directe fietsroute naar het centrum hebben. Nieuwe stallingslocaties volgen uit de evaluatie van het Stallingsbeleid Binnenstad (najaar 2001). Verder stelt het landelijke duurzaam veilig verkeerssysteem eisen aan de inrichting van wegen en straten voor wat betreft de aanleg van fiets(suggestie)stroken Openbaar Vervoer De huidige openbaar vervoerroute door de Burchtstraat is direct, snel, betrouwbaar en brengt mensen waar ze willen zijn. Elke andere routevariant zal op elementen minder zijn. Echter de huidige frequentie van bussen wordt door velen als hinderlijk gezien. In toenemende mate wordt gedacht aan andere routes, waardoor de belasting van het verblijfsgebied verminderd wordt. Dat was een van de redenen waarom de kabeltram in beeld werd gebracht. Nu de kabeltram niet doorgaat, blijft er echter sprake van forse stromen bussen in en rond het centrum. Voor de korte termijn zullen alternatieve routes bestudeerd worden. Vanuit duurzaamheidoptiek zou het goed zijn als deze alternatieven ook elementen voor de lange termijn in zich dragen. Auto De doortrekking van de A73 zal een wezenlijke verlichting op kunnen leveren op de A325 en de Singels. Helaas zullen de groei van het autoverkeer en de toename van de verkeersintensiteiten in de Waalsprong dit effect grotendeels tenietdoen. Betere benutting van bestaande infrastructuur of verschuiving van de vervoerwijze keuze sec, is – gelet op de tienduizenden motorvoertuigen die extra te verwachten zijn – niet reëel. In de huidige verkeerscirculatie binnen het centrum wordt een aantal knelpunten ervaren: bereikbaarheid Benedenstad, omgeving Hertogplein en de relatie In de Betouwstraat/Bisschop Hamerstraat. Onder de parkeerders in het centrum wordt onderscheid gemaakt naar vergunninghouders en betaald parkeerders. Vergunninghouders zijn veelal bewoners en zakelijk belanghebbenden, betaald parkeerders zijn bezoekers van het centrum. De waardering voor de parkeersituatie stijgt weliswaar maar is nog steeds onvoldoende. De huidige parkeerfaciliteiten zijn geconcentreerd aan de zuid- en oostzijde van het centrum. In de rapportageParkeerlocaties Nijmegen van de Grontmij (april 2001) is een eerste verkenning uitgevoerd naar mogelijke parkeerlocaties in de westflank. Daarbij zijn de locaties Joris Ivensplein en Nassausingel als de meest geschikte alternatieven naar voren gekomen. Er zijn nog twee ontwikkelingen te noemen die het parkeersysteem betreffen: het elektronisch betaald parkeren en de achteraf betaling in parkeergarages. Het bedieningsgemak en het comfort voor de klant zal hiermee enorm vooruit gaan.
25
Stedelijke distributie De bevoorrading in het dichtbebouwde centrum is van groot belang voor het ordelijk functioneren van de vele bedrijven maar zorgt tegelijkertijd voor veel overlast. De (vracht)auto‘s zijn nadrukkelijk fysiek aanwezig en verhinderen soms de doorgang voor het andere verkeer. Het laden en lossen zorgt voor geluidsoverlast, vooral ‘s morgens vroeg. Voor de distributeurs zelf is het een net zo groot probleem. Dat is niet typisch voor Nijmegen maar speelt in alle steden. Vandaar dat het vraagstuk ook landelijk volop in de belangstelling staat. Venstertijden worden bijna overal gehanteerd. Er wordt ook veel gespeculeerd dat E–commerce dé oplossing zal brengen, maar zo ver is het in ieder geval nog lang niet. Experimenten met een overslag punt buiten het stadscentrum hebben (nog) niet tot hoopvolle resultaten geleid (hoewel het vooral vanuit milieuoptiek een aantrekkelijk idee blijft). De extra kosten voor overslag en fijndistributie door stadsdistributie zijn, zeker in een branche met zeer scherpe concurrentie moeilijk te verhalen. Ook de verantwoordelijkheid voor de zending tijdens de fijndistributie blijkt een moeilijk te overbruggen drempel. Oplossingen voor de problematiek van de bevoorrading zullen meer in een stelsel van maatwerk maatregelen liggen. 4.5.2 Milieu Het centrum anno 2001 wordt door diverse milieuproblemen geplaagd die het leefklimaat aantasten. De oorzaak is voornamelijk een hoge concentratie en menging van verschillende activiteiten in een gebied waar ook veel mensen wonen. Verder is een aantal kansen op het gebied van duurzaamheid nog onvoldoende benut. Uitgangspunt voor de toekomst is het centrum zo in te richten dat al deze functies en activiteiten naast elkaar kunnen blijven bestaan, op zo’n manier dat ze voor elkaar zo min mogelijk hinder veroorzaken. Doel is de leefbaarheid in het stadscentrum op korte en lange termijn te verbeteren. Daarom is speciaal voor het stadscentrum een Milieustreefbeeld opgesteld. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen milieuhygiëne (hinder, veiligheid en gezondheid) en duurzaamheid (voorkomen van problemen). Na een sterkte-zwakte analyse levert het Milieustreefbeeld op tal van terreinen een ware schat aan ideeën en suggesties die culmineren in een virtuele wandeling door het Nijmegen van 2015. Bij de concrete uitwerking van plannen de komende jaren zal het Milieustreefbeeld ongetwijfeld een rijke inspiratie bron zal vormen.
26
5.
Planfilosofie
5.1
Inleiding
In hoofdstuk 3 is het oude plan Centrum 2000 belicht en zijn de resultaten daarvan besproken. Vervolgens is de balans opgemaakt voor welke opgaven we nu gesteld zijn. Daarbij zijn de vertrekpunten vanuit de politiek, professionals ondernemers en betrokken bewoners in beeld gebracht. Daarnaast kwamen ook de gebieden naar voren die om nieuwe oplossingen vragen. In het vorige hoofdstuk zijn tenslotte de kansen die ons geboden worden om problemen op te lossen in kaart gebracht (marktruimte, trends, verwachtingen). Nu moeten we de stap maken naar oplossingen. We zullen die oplossingen gaan zoeken aan de hand van een planfilosofie die verwoordt in welke richting de binnenstad zich in de komende tien à vijftien jaar zou moeten ontwikkelen. Het centrum moet: • • • •
Een goede plek zijn om te leven; Een prettige omgeving om te werken; Het bezoeken waard en Comfortabel en gastvrij.
Een goede plek om te leven. Twee wijken met hun eigen identiteit vormen het centrum. Het woondomein van bijna 9.000 bewoners. Dat wonen is hooggewaardeerd, maar niet zonder bedreigingen. Een prettige plek om te werken omdat het centrum (incl. Stationsomgeving) nog steeds het belangrijkste werkgebied is van de stad. In de toekomst ontstaan in de Stationsomgeving mogelijkheden die werkfunctie verder te versterken. Het centrum van 2015 moet het bezoeken waard zijn. Dat houdt in een sterk hart in de vorm van een centraal winkelgebied in de top van de regionale verzorgingshiërarchie. Plezierige pleinen als levendige afronding van het centrale winkelgebied. Ongedwongen dwaalgebieden, waar een veelheid van functies in intieme omgeving op menselijke maat. Daarnaast moet de binnenstad oogstrelende rustpunten kennen in de vorm van parken en luwe zones in de bebouwing. Het centrum moet comfortabel en gastvrij zijn. Dat betekent dat de uitrusting van de binnenstad als bezoekgebied en woongebied op orde moet zijn. Daarbij gaat het om bereikbaarheid met de verschillende verkeerssoorten, het kunnen parkeren, stallen of uitstappen maar ook om een aantrekkelijke inrichting van straten en pleinen en een passende promotie van de binnenstad.
27
5.2
Een goede plek om te leven
5.2.1 Wonen Gezien de betekenis van het wonen voor kwaliteit, herbergzaamheid en belevingswaarde van het Stadscentrum is het doorzetten van het beleid om de woonfunctie minimaal op peil te houden en kwalitatief te versterken gerechtvaardigd. Dat is ook voor de komende jaren een centraal uitgangspunt. Dit kan bereikt worden langs twee lijnen: Continueren van het wonen boven winkels beleid (incl. monumenten en aanpak naoorlogse appartementencomplexen doorzetten). Stimuleren van verbouwingen (incl. aanbrengen van liften), handhaven van bouwregelgeving (kwaliteit en veiligheid) en gerichte inzet van het huisvestingsinstrumentarium (onttrekkingsvergunning). Een tweede lijn is het inspelen op de groeiende vraag naar centrumstedelijke woonmilieus. Dit betekent inzetten op het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig woningaanbod, eventueel in combinatie met andere functies (die natuurlijk geen afbreuk mogen doen aan de kwaliteit van het wonen). Kwaliteit moet tot uiting komen in hoogwaardige architectuur, ruime en comfortabele plattegronden, voldoende privé buitenruimte en een goede parkeeroplossing (liefst ondergronds). Kwaliteit en sociale veiligheid voor de “nettowoners” van nu en de toekomst. Hessenberg en St. Josephhof zijn locaties die hiervoor in aanmerking komen. Gezien de huidige samenstelling van het woningaanbod in het centrum, met een zwaar accent op sociale huurwoningen, is het gewenst om overwegend maar niet uitsluitend in de duurdere categorieën te bouwen. Het doorzetten van milieuverbeteringen zijn voor het wonen – maar net zo goed voor de andere functies – van groot belang. In het Milieustreefbeeld worden veel kwaliteitsimpulsen voorgesteld. Het centrum moet een “blauwgroene transformatie” ondergaan, efficiënt en intensief gebruikt, domein van de fietser en voetganger met de auto zoveel mogelijk onder grond, veel aandacht voor duurzaam energiegebruik, schoon en aangenaam. 5.2.2 leefbaarheid Bij het verkennen van mogelijke oplossingen moet gezocht worden naar een optimale mix van wonen, werken en beleven. Dit is ook voor de bedrijven in het centrum van levensbelang. Een kloppend stadshart moet ook in de avonduren en weekeinden aantrekkelijk genoeg zijn om bezoekers te trekken. Hierbij levert het stimuleren van wonen in het stadscentrum een positieve bijdrage. Bewoners, ondernemers en gebruikers hebben daarbij ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Nog niet altijd hebben zij de mogelijkheid om die ook te kunnen nemen. Hier ligt een uitdaging voor alle partijen. Dat de tijd hiervoor rijp is blijkt ook wel uit de vele initiatieven die momenteel ontstaan. Sociale infrastructuur Het feit dat de binnenstad en de benedenstad twee zeer verschillende wijken zijn met een eigen identiteit , betekent dat in de benedenstad de nadruk meer ligt op wonen met bedrijvigheid en in de binnenstad op bedrijvigheid met wonen. Gelet op de beperkte bouwmogelijkheden moet door ontwikkelaars en verhuurders en bewoners consensus ontstaan voor welke doelgroep en gebouwd dient te worden. Die doelgroep is afhankelijk van de te bebouwen locatie. De huidige pluriformiteit is daarbij een pre. Op het gebied van onderwijs en buitenschoolse activiteiten is het streven om de Petrus-Canisiusschool te laten uitgroeien naar een open-wijkschool. Deze zou kunnen voorzien in de behoefte van de hier wonende jeugd. Aan de van elders komende jeugd moet meer aandacht worden besteed door de inzet van o.a. jeugd- en jongerenwerkers. Inmiddels loopt een onderzoek naar de samenstelling en behoeftes van deze groep jeugdigen.
28
Voor de ouderen en mindervaliden is een stedelijke visie in ontwikkeling. Voor het stadscentrum is het mogelijk om daarop te wachten. Er moet rekening worden gehouden met een groep ouderen die op meer ondersteuning rekent om zelfstandig te kunnen wonen. Naast de extra inzet in de opvang en zorg voor de overlast veroorzakende dak- thuislozen en verslaafden, moet er zowel voor de binnen- als benedenstad weer handen en voeten gegeven worden aan het sociaal culturele werk. Daarbinnen vindt ook het opbouwwerk zijn plaats. Het bestaande beleid biedt goede aanknopingspunten. Dit beleid zal met uitzondering van de genoemde aandachtspunten niet wijzigen, wel wordt gepoogd met meer (Rijks) middelen de intensiteit te verhogen. Het bestuur heeft inmiddels ingestemd met een voorstel van een integrale projectgroep om in 2002 en 2003 om een vijftiental interventies te plegen. Het gevolg van deze maatregelen is dat meer gebruikers, verslaafden, dak – en thuislozen geholpen kunnen worden. Het motiveren van bewonersparticipatie blijft alleen mogelijk als deze bewonersgroepen van het stadscentrum kunnen rekenen op dezelfde ondersteuning als die beschikbaar is in andere aanpakwijken. Bij de nog te houden evaluatie van regulier beleid bijvoorbeeld t.a.v. bewonersbudgetten, wijkposten, etc dient hiermee rekening te worden gehouden. Objectieve en subjectieve veiligheid Voor de verbetering van dit aspect zijn al veel maatregelen uitgezet zoals het wonen boven winkels, wering van rolluiken in het centrum, horecabeleid, inrichting van gratis, bewaakte fietsenstallingen, mobiele politiepost. Voor de toekomst staan acties gepland gericht op jongeren, op de bestrijding van agressie, hulp aan daklozen. Het gemeentelijk toezicht zal worden geoptimaliseerd. Er wordt een beheersplan voor de openbare ruimte opgesteld. De verkeersveiligheid is al beduidend verbeterd door de afsluiting van een groot gedeelte van het gebied voor het reguliere autoverkeer; Daarnaast is het van belang bij het ontwerpen van nieuwe plannen nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect veiligheid. Verlichting en inrichting van de openbare ruimte, ligging en toegankelijkheid van gebouwen is in de ontwikkelingsfase makkelijker te beïnvloeden dan achteraf.
5.3
Een prettige plek om te werken
Het centrum is met 14.000 werkenden nog steeds het belangrijkste werkgebied van de stad. Deze mensen werken in de grotere kantoren aan de rand van de binnenstad, de winkels, horeca en baliefuncties in de kern, maar ook in de kleine werkplaatsen, ateliers of aan huis. Nieuwe werkplekken worden hier vaak gerealiseerd op de plaats van oude. Zo is op de Waalkade de verloren gegane transportfunctie vervangen door een sterk toeristisch-recreatief cluster en hebben verdwenen kantoren op het Mariënburg ruimte geboden voor bezoekintensieve centrumfuncties. De locaties Plein 1944 en Lindenberg zullen eveneens mogelijkheden bieden tot versterking van de werkfuncties. Voor de toekomst is de Stationsomgeving de belangrijkste locatie voor nieuwe kantooractiviteiten. Tot voor kort was dit gebied nog in gebruik voor toen nog spoorgebonden vrachtfuncties (postdistributie van PTT, van Gend en Loos). Voor de toekomst zal de Stationsomgeving één van de drie belangrijkste locaties voor nieuwbouw van kantoren in Nijmegen zijn. De uitwerking hiervan vindt plaats in een apart beleidstraject voor dat gebied Masterplan II. Naar verwachting zal dit plan dit najaar gereed zijn. De opgave is ook hier een transformatie te bewerkstellingen, waarbij evenals aan de Waalkade en op het Marienburg nieuwe kwaliteit ontstaat op oude grond. Kansen in dit gebied zijn: de waardering voor het Singelgebied en de beperkte bouwmogelijkheden daar en de passantenstromen van en naar het Station, de nabijheid van de binnenstad. Met name op dat laatste punt kan de Stationsomgeving zich onderscheiden van de overige kantoorlocaties.
29
5.4
Waard om te bezoeken
5.4.1 Binnenstad als belevenis De binnenstad kent binnen de regio de hoogste concentratie bezoekaantrekkende functies. De winkelfunctie is daarin het meest omvangrijk, maar niet het meest uniek. Op het gebied van horeca en zeker op het terrein van cultureel aanbod is het primaat van de binnenstad nog sterker. Voor de bezoeker aan de binnenstad zijn horeca, cultuur en cultuurhistorie belangrijker aan het worden. In het bezoek aan de Nijmeegse binnenstad zien we indicaties dat mensen minder functioneel winkelen, maar meer “stadten”. Men komt van verder weg, voor langere tijd en besteedt meer. In dit winkelbezoek speelt de “beleving” een belangrijke rol. Die beleving wordt gevoed door o.m.: • een sterk kernwinkelapparaat • een cultureel aanbod op niveau • de cultuur-historie in de vorm van monumenten, sferen, etc. • mooie architectuur en • intieme straten en pleinen. Cultuur Vermeldenswaard in dit Koers verband zijn onder meer de volgende punten uit de gemeentelijke cultuurvisie: -Ontwikkel broedplaatsen om nieuwe culturele initiatieven een kans te geven. Zo moet bij de (tijdelijke) herbestemming van gebouwen steeds worden nagegaan of een culturele functie tot de mogelijkheden behoort. -Versterk het culturele gehalte van de stedelijke ruimte. Archeologie, monumenten, beeldende kunst en architectuur kunnen daarbij worden ingezet als bemiddelaars van het historische - en culturele bewustzijn. Middelen zijn daarbij het zichtbaar en toegankelijk maken van oude routes, van opgravingen. Ook het plaatsen van kunst in de openbare ruimte draagt bij aan de verbreding van het maatschappelijk cultureel draagvlak. -Ontwikkel een culturele planologie. Dat kan door de permanente samenvoeging van oud en nieuw en ook door projecten met een meer tijdelijk karakter. De posities van de binnenstad en de periferie met betrekking tot het manifesteren van grootschalige culturele uitingen vragen om een nadere bepaling. Cultuurhistorie Het monumentenbeleid heeft de afgelopen jaren een krachtige ontwikkeling doorgemaakt en is nog steeds sterk in beweging. De rijksnota Belvedère en de Gelderse nota Belvoir zijn hiervan het resultaat. Het beleid is bezig haar traditionele kaders te ontgroeien. Oorspronkelijk was het sterk gericht op het behouden van objecten uit het verleden. Daar is bijgekomen het versterken en integreren van objecten, cultuurhistorische sporen en structuren in de bestaande en toekomstige stad. Daarbij heeft monumentenzorg nauwe banden met het beleidsveld archeologie. Deze ontwikkeling vergt een breed vizier, interactief overleg met andere disciplines en gevoel voor een integrale aanpak. Op deze wijze kan cultuur –historie bijdragen aan een scherp profiel van de Nijmegen. Beheer Monumenten worden niet louter meer gezien als te conserveren objecten, maar als ankerpunten in het stedelijke landschap. Voor een doelmatig behoud is een dynamische vorm van beheer gewenst waarin hergebruik en herstel hand in hand gaan. Functieverlies is een van de meest bedreigende vijanden van het monument. Een regulier en op het wezen van het monument afgestemd gebruik is een voorwaarde om het erfgoed door te kunnen geven aan een volgende generatie.
30
Ruimtelijk kader Een goede samenhang tussen monumentenbeleid en stedelijke vernieuwing is van groot belang. Bouwhistorisch onderzoek kan hierbij nuttige diensten verrichten. Door een goede regie zullen oud en nieuw zich versterken. Het moet mogelijk zijn hierdoor cultuur -historische kwaliteiten niet langer als belemmering te zien maar als een kans! 5.4.2. sfeerbeeld Om de Nijmeegse binnenstad ook in de toekomst het bezoeken waard te maken, streven we naar: 1 Een Sterk Hart 2 Plezierige Pleinen 3 Plaats voor evenementen 4 Ongedwongen Dwaalgebieden en 5 Oogstrelende Rustpunten. Een sterk hart betekent het vervolmaken van het in 1990 voorgestelde centrale winkelcircuit. Dit moet bij de aanwending van marktruimte voor toe te voegen winkeloppervlak de eerste prioriteit hebben. In dat kloppend winkelhart moet sprake zijn van vloeiende en logische looplijnen. Dit betekent dat met kracht zal worden gestreefd naar een verbinding van Molenpoortpassage en Marikenstraat, via een te herontwikkelen Passage Mariënburg. In dat sterke hart moet ook sprake zijn van een evenwichtige verdeling van trekkers en bronpunten van consumenten. In concreto betekent dit dat we het centrale winkelcircuit in het westelijk deel van de binnenstad “op spanning” zullen brengen door de toevoeging van commerciële ruimte in de omgeving Plein 1944. In dat sterke hart moet sprake zijn van winkelaanbod passend bij de top van de regionale verzorgingshierarchie (hoogwaardig en regionaal bezien uniek) terwijl tegelijkertijd ook ruimte moet kunnen worden geboden voor identiteit in de vorm van het locale winkelaanbod. Het sterke hart moet daarbij schoon zijn, heel, veilig en up-to-date en mooi om te zien. De trend die ingezet is met het “uitpakken” van de oude puien, het weren van rolluiken, uitstallingen, etc. verdient voortzetting. Plezierige Pleinen zijn vooral het domein van horeca en terrassen en ronden het winkelgebied als het ware af. Aan de huidige pleinen kan nog maar beperkt ruimte worden geboden aan uitbreiding van de horeca. Dat betekent dat voor de toekomstige horeca waarschijnlijk ook alternatieve locaties in beeld moeten worden gebracht. Daarvoor zijn meerdere opties. Eén optie is het toevoegen van een nieuw accentgebied, een tweede optie is opname van horeca in nieuwe ontwikkelingen in het centrale winkelcicuit en een derde optie is uit te gaan van een zekere mate van spreiding. De wenselijkheid van deze opties moet in een nieuw horeca-onderzoek worden vastgesteld. Plaats voor evenementen Evenementen zijn onmisbaar voor een binnenstad. De Nijmeegse binnenstad heeft met de najaarskermis en de Vierdaagsefeesten twee grootschalige evenmenten in huis die behoren tot de landelijke top. Om deze evenmenten ook in de toekomst te kunnen accommoderen, zal ruimte moeten blijven bestaan in de Nijmeegse binnenstad. Voor de kermis wordt uitgegaan van de inzet van Kelfkensbos en Waalkade. Voor de Vierdaagsefeesten zal ondanks intensivering van de bebouwing in dat gebied op Plein 1944 ook in de toekomst ruimte blijven voor activiteiten. Naast deze “breedte-evenementen” moet er in de toekomst meer aandacht komen voor “diepte-evenementen”. Daarmee wordt gedoeld op festivals die smallere doelgroepen aanspreken, maar wel uit een groter gebied (bijvoorbeeld de bestaande jaarlijkse music meeting). Daarmee krijgt de Nijmeegse binnenstad meer bereik.
31
Kleinschalige evenementen en voorstellingen dragen sterk bij tot de beleving van de binnenstad. Daarvoor zijn de “plezierige pleinen” strategisch gelegen podia, maar ook zou de deur bij grotere winkels en andere grote publiekstrekkers en uiteraard de culturele instellingen zelf hiervoor open moeten staan. Wat betreft deze kleinschalige voorstellingen en evenementen wordt gestreefd naar regie die afstemming en spreiding in het jaar mogelijk maakt. Een bepaalde mate van spreiding van horeca zou ten goede kunnen komen aan de Ongedwongen Dwaalgebieden. In veel steden is naast het kernwinkelgebied en de aanliggende drukkere winkelstraten, ook sprake van intieme sfeergebieden met een ruime variatie aan functies. Voorbeelden elders zijn de Jordaan in Amsterdam en het Stegengebied achter de Bijenkorf in Arnhem. In Nijmegen is in de Oude Stad een situatie aan het groeien die deze sfeer ademt. In dit gebied kan de cultuurhistorie van Nijmegen in een gebied met een bijzondere sfeer en identiteit tastbaar worden gemaakt. Dit biedt perspectieven voor bevordering van toerisme. Op dit moment overheerst de functiescheiding in dit gebied, met het winkellint Lange Hezelstraat door het overheersende woongebied aan weerszijden daarvan. Voor de toekomst wordt gekozen voor een ontwikkeling van een meer gemengde zone, in plaats van deze scheiding. Dit betekent dat de Hezelstraat minder alleen maar een winkelstraat behoeft te blijven. Andere dan detailhandelsfuncties blijken in deze straat vaak sterker (kapsalons, dienstverlening, horeca, wonen), terwijl het aan de beleving van het gebied niet afdoet. In de zijstraten van de Hezelstraat zou juist naar wat meer menging kunnen worden gestreefd. Daarbij komen vormen van horeca in beeld mits de hinderaspecten daarvan voldoende kunnen worden beperkt. Ook kan dit gebied uitgebouwd worden als vestigingsgebied van de door Mommaas onder woorden gebrachte culturele productiefunctie (ateliers, opleidingen, galeries, etc.). Naast de Oude Stad, zijn ook de randstraten deels gespaard gebleven bij het bombardement van 1944. Op dit moment hebben die straten voornamelijk een verkeersfunctie en blijft de meerwaarde van het vaak interessante winkel en horeca-aanbod beneden wat het zou kunnen zijn. De ervaring in de Mariënburgsestraat geeft aan dat een zekere compartimentering van zo’n straat heel andere sferen kan creëren. Ook voor de randstraten kunnen accentverschillen in delen van de straat bedacht worden. Bijvoorbeeld een wat statige presentatie rond de Arksteestraat van m.n. horeca,, speciaalzaken rond de aansluiting met de Ziekerstraat, groene pleinen met cultuurgerelateerde winkels in de richting van het Marienburg en een Hertogstraat die goed toegerust is als bereikbaar gebied (stop-shops, bedrijfsbenodigdheden). Ook moet er plaats zijn voor rust. Daarvoor is de wervende kop oogstrelende rustpunten gebruikt. Daarmee wordt gedoeld op contrastgebieden in de bebouwing die luw zijn ten opzichte van de stadsdrukte. Ook de parken en zijn bedoeld als rustzones. De kwaliteit van die parken zal daartoe op niveau worden gebracht en gehouden.
32
33
5.5
Comfortabel en gastvrij
5.5.1 Verkeer en bereikbaarheid Wil een binnenstad comfortabel en gastvrij zijn dan is het essentieel dat de verschillende verkeerssoorten de stad goed kunnen bereiken en dat ze daarnaast ook goed kunnen parkeren, stallen of uitstappen. Kijkend naar de bereikbaarheid van het centrum in 2015 is in het stadsplan gekozen voor het prioriteit geven aan de fiets en het openbaar vervoer. Kunnen fiets en OV tot in het centrum komen, de auto centrumbezoeker wordt aan de rand opgevangen. Voor het fietsverkeer wordt doorgezet op de ingeslagen weg, verder optimaliseren van stallingen en routes. Voor het OV speelt mogelijk een nieuwe routering door de binnenstad i.v.m. het verblijfsklimaat in de Burchtstraat. De autobereikbaarheid wordt verder geoptimaliseerd door verkeersmanagement op de singels en het stimuleren van parkeren op afstand en parkeren naar de rand ondersteund door een dynamisch parkeerverwijzingssysteem. Voor de voetganger (het winkelend publiek) wordt daardoor een optimaal winkel/wandelklimaat gecreëerd Fiets Om aan de toenemende vraag naar gratis en bewaakt stallen te voldoen zal op Plein 1944 en aan de westzijde van het centrum (bijvoorbeeld Joris Ivensplein ) een bewaakte stalling gerealiseerd moeten worden. Op het Joris Ivensplein ligt een combinatie met een eventuele parkeergarage voor de hand. Wanneer nieuwe parkeergarages ontwikkeld worden dient de realisatie van een inpandige bewaakte fietsenstalling in overweging te worden genomen. Naast het realiseren van de fietsroutes zoals deze in het UPOR zijn aangegeven, de binnenringstraten en Hertogstraat, wordt een directe fietsverbinding met de Waalsprong gerealiseerd. Daarnaast zal gezocht moeten worden naar één of meerdere routes die de Benedenstad verbinden met het fietsnetwerk (o.a. Waalkade en Burchtstraat). Hierbij moet bij de keuze voor de bestrating rekening worden gehouden met het comfort voor de fietser. De plaats voor de fiets wordt duidelijk aangegeven op de fietsstroken (50 km/uur) en fietssuggestiestroken. (30 km/uur). Fietsroutes op reeds heringerichte straten (onder andere Molenstraat en Ziekerstraat) worden niet opnieuw aangepakt. Voor zowel fietsers als voetgangers wordt het centrum voorzien van bewegwijzering. Voor de fiets zullen vanaf de singels de stallingslocaties aangegeven worden. Voor voetgangers wordt gebruik gemaakt van een tweetal routes door het hele centrumgebied die musea, parken, bezienswaardigheden en stations (bus en trein), fietsenstallingen en parkeergarages verbinden. Vervolgens wordt nog gewerkt aan thematische routes (verkrijgbaar op plattegrond) die een meer toeristisch karakter hebben. Verder dienen de looproutes tussen het station en het centrum verbeterd te worden. Naast ondersteuning in de vorm van bewegwijzering kan de route verbeterd worden door verbreding van het trottoir (Van Schaeck Mathonsingel) en de inrichting van de openbare ruimte (Burg. Hustinxstraat en Bloemerstraat) Openbaar vervoer Sinds enkele jaren stelt de gemeente zich ten doel een hoogwaardige vorm van openbaar vervoer te realiseren. Op diverse plekken in de stad zijn en worden vrijliggende busbanen gerealiseerd. Voor het waaloverschrijdende OV ging lange tijd de voorkeur uit naar de kabeltram. Op 16 mei 2001 heeft de raad echter door het aanvaarden van de motie “Een duidelijke keuze” gekozen voor een busverbinding i.p.v. de kabeltram. De bus moet van een hoogwaardige kwaliteit zijn: betrouwbaar, frequent en comfortabel. De raad wil dat een plan van aanpak wordt opgesteld om alternatieven voor zowel de korte als de lange termijn te onderzoeken. In het Stadscentrum noemt de raad als mogelijke inzet voor de routering zowel de Waalkade, de Burchtstraat als de Singels.
34
35
Het is natuurlijk wel duidelijk dat veel aspecten een rol zullen gaan spelen in de discussies: infrastructuur, rijtijd, bedieningscomfort, doorstroming, hoog water, evenementen, marktopstelling, inrichting van halteringspunten etc. Met het plan van aanpak zal zo spoedig moegelijk een aanvang worden gemaakt. Auto Ondanks het geven van prioriteit aan fiets en OV blijft de autobereikbaarheid een belangrijk aandachtspunt. De doorstroming op het hoofdwegennet zal in stappen verbeterd moeten worden. Daartoe zal een stelsel van maatregelen ingezet moeten worden. Doortrekking van de A73 en de aanleg van transferia zal een wezenlijke bijdrage leveren in het verminderen van de druk. Helaas staan hier weer tegenover de groei van het autobezit en de stijgende intensiteiten in de Waalsprong. Bij maatregelen voor de Singels zal de nadruk komen te liggen op verkeersmanagement : betere bebording, dynamische informatie, flexibelere verkeersregelingen en zo mogelijk de inzet van bypasses in geval van piekbelasting. Op korte termijn wordt dynamische parkeerverwijzing (vol/vrij-indicatie) ingevoerd op de aanrijroutes van het centrum. In de binnenstad zelf zal gewerkt worden met een statische verwijzing ( richtingborden). De parkeerverwijzing maakt gebruik van de bestaande verkeerscirculatie. Bij mogelijke toekomstige aanpassing van de verkeerscirculatie kan deze statische verwijzing ook simpel gewijzigd worden. Binnen de Singels zal de circulatie van het verkeer enigszins gewijzigd moeten worden om de bereikbaarheid van de Benedenstad, omgeving Hertogplein en relatie In de Betouwstraat/Bisschop Hamerstraat te verbeteren. Een concreet circulatievoorstel is vanwege een aantal onzekerheden nog niet volledig uitgewerkt. Er zullen circulatievarianten gemaakt worden die moeten worden doorgerekend op hun toekomstige verkeersintensiteiten en de milieueffecten die daarmee samenhangen. De verkeerscirculatie wordt door verschillende aspecten aangestuurd: • Tegengaan van doorgaande routes binnen de singels (sluiproutes wanneer de doorstroming op singels stagneert), • De benadering van parkeerlocaties (nog niet alle locaties bekend): zo kort mogelijke route vanaf hoofdwegennet naar de parkeergarage (geen onnodig verkeer in de binnenstad), • Routering voor bevoorradingsverkeer: ook hiervoor geldt zo kort mogelijke routes vanaf de singels naar de bevoorradingsplaatsen, • De bereikbaarheid van de Benedenstad (vergunninghouders), • De beschikbare ruimte in straten (in de meeste centrumstraten kan alleen gemotoriseerd verkeer in één richting rijden). Parkeren Met betrekking tot het parkeerbeleid zijn drie uitgangspunten van belang: -Parkeren op afstand van de stad; -Parkeren naar de rand van het centrum; -Blik van de straat. In de Waalsprong is in Ressen een transferium gepland; dit zal mede gelet op de planning van de Institutenzone pas na 2010 goed kunnen functioneren. Nabij Lent is eveneens een transferium voorzien, zij het bescheidener van omvang dan in Ressen en van tijdelijke aard. Deze vorm van parkeren op afstand zou wellicht ook kansen bieden in de zuid-westflank van Nijmegen. Een transferium op deze locatie voor onder meer de binnenstad zal nader onderzocht worden.
36
37
Binnen het centrum wordt ingezet op parkeerlocaties aan de rand van het centrum. De parkeerlocatie Josephhof komt te vervallen. De Nieuwstraatgarage (stadhuis) is niet meer inzetbaar voor bezoekersparkeren. Daarbij komt de locatie Wedren natuurlijk in beeld. Als parkeerlocatie in de westflank zijn de locaties Joris Ivensplein en Nassausingel vooralsnog de meest geschikte alternatieven. Een verdere verkenning van deze parkeerlocaties wordt de komende periode opgepakt, daarbij wordt onder andere dieper ingegaan op de bereikbaarheid, verkeersafwikkeling en bouwtechnische aspecten. Of en welke van de locaties gerealiseerd zal/zullen worden moet uit die verkenning blijken. Het realiseren van parkeren aan de rand en blik van de straat zal leiden tot het laten vervallen van de locatie Josephhof en tot inzetten van de meer centraal gelegen parkeergarages voor vergunninghouders. De Nieuwstraatgarage onder het Stadhuis is reeds voor dit doel gebruikt. In de toekomst zal dat met meer parkeerplaatsen gebeuren. Als gevolg van het elektronisch betaald parkeren worden parkeermeters vervangen door centrale parkeermeters. Het aantal solitaire parkeerplaatsen wordt op deze wijze teruggebracht. Stedelijke distributie Inzet voor de komende periode zal niet gericht zijn op het realiseren van een stadsdistributiecentrum. Voor oplossingen voor de lange termijn moet gedacht worden aan regionale bundelingsystemen al dan niet ondergronds. Er is studie verricht naar de ontwikkeling van dergelijke concepten om de omvang van de bevoorradingstromen terug te brengen, gezamenlijk met marktpartijen en andere gemeenten in de regio (rapport onderzoek Stadsdistributie concept 1998). Het KAN is gestart met een virtueel experiment regionale logistieke systemen. Op basis van de resultaten van deze ervaring worden al dan niet regionale systemen verder uitgewerkt. Het selectieve toelatingssysteem voor het centrum zal ook in de komende jaren haar functie vervullen. Toekomstige regionale/stedelijke distributiessytemen kunnen naar verwachting ingepast worden in de systematiek van selectieve toegang zoals die nu functioneert. Voor goede distributie van goederen in de komende jaren zal met name ingezet worden op het instandhouden van het venstertijden regime. Met een dergelijk regime is een goede bevoorrading van het centrum mogelijk. Nijmegen loopt in de pas met het landelijke beeld van venstertijden. Goede afstemming met omliggende gemeenten over dit item is gewenst aangezien de stromen van distributie niet alleen stedelijk gericht zijn maar ook een ‘regionaal karakter’ laten zien. Verder zullen de inspanningen gericht moeten worden op een verbetering van de laad- en losmogelijkheden voor ondernemers zowel binnen als buiten het voetgangersgebied. Situering van de laad- en losplaatsen buiten het voetgangers gebied moet echter niet uitnodigen om de bevoorrading buiten het venstertijdenregime te laten plaatsvinden. Realisering van een aantal specifieke laad- en losmogelijheden kan bijdragen aan oplossingen voor overlast (doorstroming verkeer randstraten, verkeersveiligheid, geluid). Verwijzing naar de routes van bevoorradingsverkeer vanaf het hoofdwegennet zullen waar dat nodig blijkt worden meegenomen in het parkeerverwijzingproject (systeem en routering) dat ook uitgaat van korte routes van het hoofdwegennet naar de plaats van bestemming. Tot slot zal er meer aandacht moeten komen voor de logistieke eisen voor bevoorradingsroutes zoals geen obstakels (luifels, straatmeubilair, beperken uitstallingen) op de routes, draagkracht van de bestrating, beperking parkeeroverlast door strenge handhaving. Een logistiek programma van eisen zal worden opgesteld als aanvulling op de uitgangspunten van het UPOR.
38
5.5.2
Promotie
De werkzaamheden in het centrum zijn de afgelopen jaren gecommuniceerd onder het motto “Nijmegen wordt zo Mooi”. Dit etiket voldoet niet meer, want de belofte is immers goeddeels ingelost. Daarom is met vertegenwoordigers van detailhandel, horeca, centrummanagement, bewoners en toeristische – en culturele sector gediscussieerd over een nieuwe aanpak van de promotie. Promotie is daarbij geen doel op zich, maar levert door het bevorderen van een positief beeld van Nijmegen een bijdrage aan de economische versterking van het stadscentrum en aan het binden van mensen aan het centrum. Want de mobiele recreatieve consument heeft een breed keuze pakket! Promotie heeft tot nu toe meestal een erg ad hoc karakter gehad. Maar de oplevering van het Mariënburg project heeft met succes laten zien dat het ook anders kan. De discussiepartijen zijn het dan ook eens dat ze elkaars bondgenoot zijn en dat een gezamenlijke aanpak uitgangspunt moet zijn. Uit de Monitoring Centrum 2000 blijkt dat de bezoeker de investeringen in de fysieke en infrastructurele kant van het ‘product’ stadscentrum weet te waarderen en daardoor ook langer blijft en meer geld uitgeeft. Maar daar hoort ook gastheerschap bij: schoon, veilig, bereikbaar en gastvrij.
NIJMEGEN WORDT ZÓ MOOI! (kom maar kijken)
De prioritaire doelgroep voor het stadscentrum is de bewoner van Nijmegen en de buurgemeenten. Zij vormen het fundament van het bezoek aan het centrum. Uitdaging is het rendement uit dit marktsegment te vergroten. Daarbij hebben vooral de leeftijdsgroepen 20 tot 30 jaar en 50+ kansen. Het overige deel van het totale bezoekerspotentieel zal natuurlijk niet over het hoofd gezien worden. Er zal tussen alle betrokken partijen een nieuwe samenwerking worden georganiseerd op het vlak van publiciteit, publieksacties en financiën. De partijen opteren daarbij in meerderheid voor een platform in de vorm van een permanente netwerkorganisatie: informeel, flexibel, slagvaardig, niet vrijblijvend, gezamenlijke visie met wisselende bondgenoten. Partijen zullen een convenant sluiten en een werkprogrammering opstellen. Gastheerschap Goed gastheerschap in het stadscentrum. Wordt door de bezoeker als een vanzelfsprekend iets ervaren. Het gaat dan onder meer om schoon, heel, fraai en veilig. Uit de waarderingscijfers blijkt dat we dit op een hoger niveau hebben getild. Daarvoor is dan ook de afgelopen jaren zwaar geïnvesteerd in de kwaliteit van de openbare ruimte. Uitdaging voor de komende jaren is die kwaliteit vast te houden en niet te laten verloederen. In de programmering van koers 2015 gaan we dat concreet uitwerken. Een ander element dat invulling geeft aan goed gastheerschap is gastvrijheid. De gemeentelijke ogen en oren in het stadscentrum vervullen daarin een belangrijke rol. Wij willen samen met die medewerkers het begrip gastvrijheid vertalen in gezamenlijk gedragen normen en concrete houdings- en gedragseigenschappen.
39
6. Uitwerking naar locatie In hoofdstuk 3 zijn de locaties genoemd die kansen bieden voor realisatie van de taakstellingen. Op deze plaats wordt nader ingezoomd op die plekken. Het betreft een tiental. De potenties en kansen zijn erg verschillend: · · · ·
In de Oude Stad, de Binnenring en de Singels en Parken gaat het vooral om conserveren en kwaliteitsverbetering. De Josephhof en Hessenberg zijn invullingen van besloten open plekken. Plein 1944, Wedren en Lindenberg zijn echte ontwikkelgebieden met en nieuwe functionele versterking. Waalfront west en Spoorzone zijn wat aanliggende gebieden met een eigen organisatie en traject, maar die wel van groot belang zijn in het denken over het stadscentrum.
De locaties worden gepresenteerd in hun directe omgeving in het stadscentrum vergezeld van luchtfoto‘s en sfeerbeelden. In het tegenoverliggende blad is een soms bonte verzameling suggesties verzameld. De suggesties en ideeën vinden hun bron in de workshops, de marktanalyse, de expertmeetings, deelstudies, e.d. De suggesties vormen een selectie uit het vele materiaal. Dit totaal komt samen in een compacte omschrijving van hetgeen de opgave vormt voor de locaties bij de toekomstige planuitwerking.
40
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 LOCATIE THEMA’S EXPERTMEETING 41
6.1
Oude Stad: continue revitaliseringsproces
De Oude Stad is de laatste jaren uitgegroeid tot een belangrijke identiteitsdrager van het Nijmeegse stadscentrum. Mede door de zorg en inzet van de Stichting Oude Stad is de aandacht voor de cultuurhistorie terug op de kaart gezet. Restauratie en renovatie van cultureel erfgoed in de Oude Stad zullen in de komende jaren in een continu proces doorgezet worden. In de geactualiseerde nota “De Verleiding van de Oude Stad” wordt een totaalaanpak van dit gebied gepresenteerd. Het gaat hierbij om aanpak van panden en inrichting van de openbare ruimte. De Oude Stad blijkt –naast een prima plek om in te wonen - een belangrijke voedingsbodem voor (kleinschalige) culturele alsook culinaire initiatieven. De aantrekkingskracht op bezoekers van de binnenstad is ontegenzeggelijk. Het gemengde karakter is een kwaliteit die bij de verdere ontwikkeling zal worden gekoesterd.
-Oude stad tegenhanger Marikenstraat; -Hezelstraat ruggengraat, achtergelegen gebied ontzien; -Maak cultuur –historie zichtbaar, geeft stad eigenheid; -Wijk Ontwikkelings Maatschappij als middel voor behoud en herstel; -Gebruik de binnentuinen,ecologisch medegebruik daktuinen; -Behoefte aan winkel voor dagelijkse boodschappen; -Routes maken, waalkade oost en west oprekken; -Buurt attractief als dwaalgebied; -Straatmeubilair en groen toevoegen; -Bij bestrating rekening houden met mensen die slecht ter been zijn; -Meng wonen, werken en recreatie; -Maak roltrap/lift tussen hoge en lage stad; -Maak P –garage onder Joris Ivensplein; -Kleinschaligheid bewaken; -Overlast parkeren en (horeca)bezoekers indammen
42
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 43
LOCATIE OUDE STAD
6.2
Binnenring/ Walstraten: verbetering kwaliteit openbare ruimte
Het gebied tussen de Singels en de Walstraten / Mariënburgsestraat, kortweg de Binnenring, kent een geheel eigen karakteristiek, waarbij een bonte mengeling van functies in combinatie met wonen kenmerkend is. Bijzondere detailhandel geeft het gebied aparte sfeer, waarin het aangenaam zoeken is naar verassende producten en diensten. Handhaving en waar mogelijk versterking van deze identiteit zal voorop staan bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen, b.v. bij de Josephhof. Verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte is een belangrijke opgave in de Binnenring. Daarbij zal – waar mogelijk – meer ruimte gecreëerd worden voor de voetganger.
-Geen “randstraten” meer noemen; -woonfunctie versterken; -experimenteer met grasdaken; -Kansen voor kleine alternatieve kwaliteitswinkels; -Prijzen voor wonen en winkels beheersbaar houden; -Auto verbieden; -Auto juist niet verbieden; -concentreer autoverkeer op Walstraten; -Eenrichting voor auto, tweerichting voor fiets; -Veilige fietsroutes; -Minder parkeren; -Meer groen, lanenkarakter -Meer aandacht voor openbare ruimte in UPOR; -Behoud waardevolle panden; -Groene karakter binnenhoven versterken.
44
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 LOCATIE BINNENRING/ WALSTRATEN 45
6.3
Singels en parken: revitalisering en onderhoud op hoog niveau
De singels en parken rond de binnenstad van Nijmegen vormen een fraai visitekaartje voor de stad. Deze erfenis van het fin de siècle moet worden gekoesterd als beeldbepalende structuur voor het centrum. De parken (Kronenburgerpark, Hunnerpark en Valkhof) zijn belangrijk voor het woon- en leefklimaat van de binnenstadsbewoners een aantrekkelijk voor bezoekers, die meer willen dan een dagje winkelen. Om de kwaliteit van de parken te handhaven en te verbeteren is voortdurende zorg en onderhoud op hoog niveau gewenst. De parken hebben in het recente verleden meermaals gediend als groene coulisse voor culturele evenementen. Deze functie kan – mits zorgvuldig ingepast - ook in de toekomst extra betekenis geven aan de Nijmeegse stadsparken. De Singels hebben bewezen een voorname rol in de verkeersafwikkeling van het centrum te kunnen spelen. De opnamecapaciteit heeft inmiddels wel grenzen bereikt, waarbij de ruimtelijke kwaliteit onder druk komt te staan. Voorstellen, waarin de verkeersfunctie (bereikbaarheid van de binnenstad / openbaar vervoer / parkeren) in samenhang met de kwaliteit van de groenstructuur wordt bezien moeten leiden tot een opwaardering van de Singels.
-Realiseer blauwgroene transformatie; -Behoud en revitaliseer Parken en groen langs Singels; -Herstel groen op Nassausingel; -Particulier en openbaar parkeren ondergronds; -Maak water zichtbaar, fonteinen en waterpartijen; -Sluipverkeer op ventwegen aanpakken; -Parken in wandelroute opnemen; -Singels niet aanpakken, wellicht in toekomst betere oplossingen; -Stijlvol meubilair in parken; -Monumentale panden behouden; -Versterk boomstructuur Singels; -Van Schaeck Mathonsingel aantrekkelijker maken, groene oase met fonteinen tussen drukke centrum en drukke stationsgebied.
46
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 LOCATIE 47
SINGELS EN PARKEN
6.4
Josephhof: gemengd woon- werkgebied
Na een lange periode te hebben gediend als parkeer- en evenemententerrein is de tijd nu rijp voor een duurzame invulling van deze locatie. De ligging en omvang van het terrein bieden interessante aanknopingspunten voor toekomstige functies. Van de ontwikkeling van de Josephhof mag een kwaliteitsimpuls verwacht worden naar de directe omgeving, welke gekenmerkt wordt door sobere naoorlogse wederopbouwarchitectuur. Binnen de geschetste karakteristiek van de Binnenring (6.2) liggen aan de Derde Walstraat kansen voor een gemengd stedelijke invulling met wonen en werken. Het ruime binnenterrein is een uitstekende locatie voor een eigentijdse variant op de traditionele woonhof. Hier kan midden in de drukke binnenstad een oase van rust en groen worden gerealiseerd in combinatie met nieuwe woningen.
-Woonfunctie geven; -Menging bedrijvigheid; -In onderbouw parkeren en bevoorrading, bovenbouw wonen; -Hof bebouwing , naar binnen gericht; -Rustig hof, groene oase; -Geen bebouwing, behouden voor evenementen en parkeren; -Voorbeeld nemen aan Marikenstraat; -Open planproces, inbreng direct betrokkenen.
48
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 49
LOCA TIE JOSEPHHOF OCATIE
6.5
Hessenberg: gemengd woongebied, geworteld in verleden
Een nieuwe eeuw, een nieuwe start. Binnen de recentelijk ingeslagen weg om tot een evenwichtige invulling van de locatie Hessenberg te komen, moet de rijke geschiedenis van het gebied een belangrijke inspiratiebron vormen. Met het cultuurhistorisch profiel worden de elementen aangereikt, die bij de verdere planvorming moeten leiden tot een voorstel, dat geworteld is in het verleden. Stedenbouwkundige patronen van stegen en open ruimtes moeten - in samenhang met de kenmerkende hoogteverschillen en de in te passen historische gebouwen en relicten - leiden tot een samenhangend stadsdeel. Met eigentijdse middelen kan een plan worden ontwikkeld, dat recht doet aan de geschiedenis van de plek. De relatie met de Oude Stad en de enigszins afgelegen positie ten opzichte van de belangrijke winkelstraten maken de locatie bij uitstek geschikt als binnenstedelijk woongebied, gecombineerd met kleinschalige functies.
-Leg kwaliteitslat hoog; -Veel reacties over menging van functies (leisure, cultuur); -Voorkeur voor juist alleen wonen; -Tegengesteld pleidooien voor goedkoop en duurder wonen; -Geen hoogbouw, inpassing in omgeving; -mens – en natuurvriendelijke architectuur, hangende tuinen; -Aandacht voor cultuur –historie; -Behoud weeshuis (cultuurfunctie)en kapel; -Parkeergarage moet weg, wel parkeren voor bewoners; -Geef relicten een plaats; -Benut helling; -Herstel wanden; -Maak nieuwe stegen structuur; -Bekijk de plek in relatie tot Doddendaal en Oude Stad; -Open planproces, inbreng van brede groep geïnteresseerden;
50
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 51
LOCA TIE HESSENBER G OCATIE HESSENBERG
6.6
Plein 44: intiem en verbindend
Zoals de Grote Markt beschouwd kan worden als het historische hart van de binnenstad, kan Plein 44 gezien worden als het brandpunt van het moderne naoorlogse Nijmegen. Al vele jaren is het plein echter een steen des aanstoots, door Jaap Huisman – journalist van NRC - in 1991 definitief op de kaart gezet als lelijkste plein van Nederland. De opeenstapeling van functies leidt tot een sterke versnippering. De wederopbouwarchitectuur van de wanden draagt onvoldoende bij aan de beleving van een echt stadsplein. Deze tekortkomingen worden door vrijwel iedereen gedeeld, de mogelijke oplossing leidt echter steeds weer tot een levendig debat. De toekomst van her plein kan zich verheugen in een warme belangstelling van zowel de Nijmeegse bevolking als van projectontwikkelend Nederland. In Centrum 2000 is voorgesteld door middel van toe te voegen bebouwing het plein intiemer te maken. Nieuwe functies op het plein kunnen voetgangersstromen genereren, die vooral voor de westflank van het centrum van betekenis zijn. Latere initiatiefplannen hebben – ondanks hun verscheidenheid aan voorstellen – duidelijk gemaakt, dat een integrale aanpak van Plein 44 met de directe omgeving ervan gewenst is. Een integrale visie op het plein en omgeving is een van de belangrijkste opgaven in het kader van Koers 2015. De uitwerking komt tegemoet aan de vraag naar een intiemere verbindingsschakel binnen de filosofie van wonen en werken. Daarin zullen alle vraagstukken, zoals nieuwe functies, openbaar vervoer, ruimte voor evenementen, architectuur, relaties met de omgeving, parkeren, etc. in samenhang moeten leiden tot een opwaardering van Plein 44 tot het mooiste plein van Nederland.
-Bekijk plek in bredere ruimtelijke en sociale samenhang; -Los bij planvorming meteen probleem fietsenstalling op; -Behoud bij toevoeging bebouwing deel pleinfunctie; -Behoud plein en maak het leeg en geef wanden oude glorie terug; -Voeg winkels en horeca toe en maak intiemer plein; -Versterking van winkelroutering oost en west; -Voeg bomen en groen toe; -Geen parkeergarage onder plein; -Maak garage onder plein met ingang bij Doddendaal;
52
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 53
LOCA TIE PLEIN 1944 OCATIE
6.7
Wedren: stadsplein met ondergronds parkeren
Met name door de parkeerfunctie is de Wedren momenteel van betekenis voor de binnenstad. De ruimtelijke beleving van dit stukje 19e eeuwse schil is door deze functie echter zeer minimaal. Ook in Centrum 2000 is de kans voor kwaliteitsverbetering van deze entree van het centrum onderkend. Het realiseren van een heldere begrenzing aan de westzijde in combinatie met ondergronds parkeren moet leiden tot een fraai stadsplein, dat aansluit op het Julianapark. Ook in de toekomstige opzet moet voldoende ruimte aanwezig zijn voor evenementen, zoals de Vierdaagse.
-Veel pleidooien voor ondergrondse parkeergarage; -Voetgangerstunnel onder Oranjesingel; -Plein behouden, groen toevoegen, grootschalig evenementenplein; -Groot, monumentaal gebouw toevoegen; -Distributiecentrum voor binnenstad
54
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 55
LOCA TIE WEDREN OCATIE
6.8
Lindenberg: uitnodigender karakter in ruimere omgeving
De Lindenberg ligt op een strategische plek tussen boven- en benedenstad, omringd door cultuurhistorie (Valkhof), vermaak (Waalkade), cultuur (museum), winkelstraten en parkeervoorzieningen. Met de verhuizing van de bibliotheek naar de Mariënburg is een toekomstvisie op cultureel centrum de Lindenberg al enige tijd gewenst. De herontwikkeling van het gebouw kan worden aangegrepen om het introverte karakter van het gebouw om te buigen in een meer uitnodigend complex. Ook is daarbij sloop en nieuwbouw een te overwegen optie, waarbij nieuwe functies – passend bij deze bijzondere plek in de binnenstad – een plaats kunnen krijgen. Een nieuwe toekomst voor de Lindenberg zou ingebed moeten zijn in een visie op de ruimere omgeving. Cultuurhistorie en aanpak van openbare ruimte zijn daarbij belangrijke aspecten.
-Lindenberg meer open maken, uitzicht op Waal; -Slopen en open nieuwbouw; -Culturele functie blijven behouden en uitbouwen; -Maak culturele verbinding waalkade – Centrum; -Geen winkels, juist wel winkels; -Kans voor hotel – congresaccommodatie met eigen parkeervoorziening; -Herstel oorspronkelijke bebouwing Lindenberg/Voerweg; -Spin off voor Hertogstraat;
56
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 57
LOCA TIE LINDENBER G OCATIE LINDENBERG
6.9
Waalfront West: nieuwe stadswijk op loopafstand van centrum
Even ten westen van het stadscentrum ligt voor Nijmegen een van de grootste uitdagingen op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen in de toekomst. Het Waalfront West kan in de komende decennia worden omgevormd in een nieuw boeiend stedelijk leefmilieu, fraai gelegen aan de Waal, op loopafstand van de binnenstad. Met name in de directe nabijheid van het centrum kunnen rond de Waalhaven nieuwe stedelijke functies een plaats krijgen. Dat de ontwikkeling van dit gebied - dat vooral ook voor Nijmegen West (De Biezen / Waterkwartier) van grote betekenis zal zijn – een zaak van lange adem is moge, gezien de complexiteit van de opgave – helder zijn. Verschillende vraagstukken zullen daarbij de revue passeren, zoals de relaties met het centrum (Hezelpoort, Waalkade), parkeervoorzieningen, bereikbaarheid en ontsluiting en perspectieven voor de huidige bedrijvigheid. Voor het Waalfront West zal separaat een toekomstperspectief worden opgesteld, waarbij de relatie met het stadscentrum een terugkerend onderwerp zal blijven.
-Moet iets bijzonders worden; stad herkenbaar vanuit westen; -Menging koop – huur woningen, zuidelijke sfeer, havengebied A‘dam; -Zoek verbanden op in sociale structuur benedenstad en west; -Joris Ivensplein ondergronds parkeren met parkje erop; -Geen parkeren onder plein maar op NS terrein; -Behoud en versterk watergebonden activiteiten; -Horeca rondom haven; -Romeins verleden zichtbaar maken; -Wandelbrug kade; -De Gelderlander vormt blokkade
58
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 59
LOCA TIE WAALFR ONT WEST OCATIE AALFRONT
6.10
Spoorzone: herkenbaar stedelijk knooppunt met verblijfskwaliteit
Vanaf 1995 is de stationsomgeving onder handen genomen om te komen tot een vervoersknooppunt, toegesneden op de eisen van de 21ste eeuw. Het accent heeft daarbij tot nu toe vooral gelegen in de aanpak van de openbare ruimte. Het Stationsplein is vernieuwd en busbanen en fietsroutes worden aangelegd. De potentie van het gebied als stedelijk knooppunt zal de komende jaren verder ontwikkeld moeten worden. Nieuwe functies en gebouwen moeten bijdragen aan een betere herkenbaarheid en verblijfskwaliteit van de stationsomgeving. Extra aandacht is daarbij gewenst voor de relatie met Nijmegen West en voor de omgeving van de Tunnelweg. Ook de verbindingen naar het stadscentrum vragen nadrukkelijk om verbetering. Voor een samenhangende visie zal een Masterplan worden opgesteld, waarin de verschillende kansen in het gebied verder worden uitgewerkt.
-Station baken bij binnenkomst stad; -versterk oriëntatie binnenstad, voorbeeld Den Bosch, Laakhaven; -Verbeter verbindingen met centrum en benedenstad; -maak sociaal veilige verbinding west; -Verbeter inrichting Stationsplein; -Voeg kantoren toe; -Versterk horecafunctie
60
STADSCENTRUM KOERS(T) NAAR 2015 61
LOCA TIE SPOORZONE OCATIE
7.
Realisatie
7.1
Inleiding
In dit hoofdstuk zullen enkele punten aangesneden worden die raken aan de vraag hoe de lijnen uit de Koers 2015 de komende jaren aangepakt moeten worden. Van de gemeente mag verwacht worden dat zij het stedelijke vernieuwingsproces regisseert. In de workshops is hierop ook gewezen. Van de marktpartijen mag verwacht worden dat zij de commerciële kansen omzetten in daden die in het streefbeeld van de gemeente passen. De koers van de komende jaren zal in nauw overleg met alle betrokken partijen worden uitgewerkt binnen de mogelijkheden van de steeds wisselende omstandigheden. Niet rigide, maar flexibel inspelen op kansen. En het gehele proces moet intensief begeleid worden door goede promotie en effectieve marketing.
7.2
Stadscentrum Nijmegen in het stedelijk netwerk
De organisatie van de ruimtelijke ordening in het stedelijk netwerk Arnhem –Nijmegen zal als uitvloeisel van de Vijfde Nota de komende jaren speciale zorg krijgen. In het kader van deze Koers notitie is natuurlijk met name de vraag interessant hoe de beide binnensteden zich tot elkaar gaan verhouden. Uitgangspunt zal daarbij moeten zijn dat de centra bij nieuwe projecten meer naar aanvullingen op elkaars voorzieningenpakketten moeten zoeken dan naar uitgesproken concurrentie. Deze stelling moet niet te absoluut gezien worden. Enige spanning is natuurlijk gewenst en houdt de markt scherp! De Centrum 2000 ambitie om de positie van het stadscentrum aan de top van de regionale verzorgingshiërarchie te versterken geldt ook nog onverkort. Het streven naar evenwichtige complementariteit gaat specifiek gelden bij een mogelijke invulling van Plein 1944. In Centrum 2000 werden gedachten ontvouwd over een “regionale trekker” die al heel snel werden vertaald als “het derde warenhuis”. In het licht van het bovenstaande is het nog maar zeer de vraag of dat nog steeds een juiste vertaling is. V&D en Hema hebben in Nijmegen de ambitie om hun panden een kwaliteitsslag te geven. Een recent gerenoveerde Bijenkorf ligt op 20 km afstand. De trekkersfunctie op Plein 1944 zal dus op een andere wijze ingevuld moeten worden.
7.3
Relatie publieke overheid - private markt
In het begin van de uitvoering van centrum 2000 stond de particuliere markt niet bepaald te trappelen om te investeren. Een dreigende neerwaartse spiraal maakte het klimaat niet aantrekkelijk. De Gemeente heeft daarom initiatieven getoond zoals ook in de Brabantse Poort. De gemeente was aantoonbaar bereid om risico te aanvaarden hetgeen bij de markt tot nieuw vertrouwen heeft geleid. Dat heeft onder andere geleid tot de samenwerking in de VOF Mariënburg. En dat heeft een groot hefboomeffect op de particuliere investeringen zoals op dit moment overal in het stadscentrum te zien is.
62
In de publiek-private samenwerking hebben partijen verschillende posities en belangen. Een overheid die naar maatschappelijk rendement streeft en een private markt die naar financieel rendement streeft. Daar moet wederzijds begrip voor zijn. Partijen moeten ook hun typische eigen deskundigheid meenemen. Bij de gemeente is de affiniteit en deskundigheid om te participeren in risicovolle trajecten ook gegroeid de laatste jaren. Het Ontwikkelingsbedrijf speelt zijn partij mee in het veld. Er is in tien jaar veel veranderd. De markt investeert. Een zo vergaande rol als risicodrager zoals in het Mariënburg project is niet meer vanzelfsprekend. Toch kunnen we niet te lang op het succes van de Marikenstraat blijven teren. Het verdiende vertrouwen van een overheid die zich durft te committeren moet bewaakt blijven. Dat betekent ook dat de gemeente in ieder geval moet blijven investeren in de openbare ruimte (inclusief parkeer – en stallingsvoorzieningen). Daarmee is de gemeente bezig met haar voorwaardenscheppende kerntaak. En publiek –private samenwerkingsverbanden moeten niet principieel geschuwd worden, maar er zal naar specifiek maatwerk per project gezocht worden. Daardoor kan de gemeente haar actieve regierol blijven behouden, een wens die ook luid naar voren is gekomen tijdens de discussies met bewoners en ondernemers in het centrum.
7.4
Prioriteiten
Als we de werkzaamheden die in het stadscentrum moeten gebeuren de komende jaren overzien, kunnen we grofweg een driedeling maken:
7.4.1 Openbare ruimte Bij de openbare ruimte moet niet alleen gedacht worden aan de verbetering van bestratingen maar ook aan afgeleide zaken zoals parkeren, stallingen, verwijzingsysteem e.d. De Raad heeft reeds in juni 2000 uitgesproken dat de volgende onderdelen van het Uitvoeringsplan Openbare Ruimte aangepakt moeten worden. Na het vaststellen door de raad van deze Koers 2015 nota zal zo spoedig mogelijk een meerjaren programma worden opgesteld en ter besluitvorming worden voorgelegd. Er mag verwacht worden dat de straten in de oost flank prioriteit verdienen gezien het feit dat in dat gebied het rioolstelsel dringend aanpak behoeft en absoluut geen uitstel meer duldt. Efficiency dwingt dan bijna tot afstemming van verbetering van de bovengrond. Afronding van de fietsenstallingen zal geschieden. Hiervoor is trouwens nog budget gereserveerd. Wat betreft de parkeergarage zullen de locaties Nassausingel en Joris Ivensplein op korte termijn worden onderzocht op realisatiekansen. Dit wordt natuurlijk een geweldig ingewikkelde maar uitdagende opgave. Daarbij zal ook de relatie met de nieuwbouw voor Doornroosje bezien worden.
63
7.4.2 Wonen en leefbaarheid De verdere verbetering van de verblijfskwaliteit voor de bewoners in het stadscentrum verdient dezelfde aandacht als de openbare ruimte. De wijk is in trek als woongebied en de huidige bewoners noemen veel positieve kanten. Maar er is ook de keerzijde. De veiligheid in algemene zin is onvoldoende. Het centrum is ook aangemerkt als “aanpakwijk” in het kader van het Grotestedenbeleid. Tijdens de workshops is een veelheid aan ideeën naar voren gekomen. In de komende programmering zal een rangorde worden aangebracht. De aanpak van de Oude Stad – waarvoor een meerjarenprogramma in uitvoering is - zal trouwens ook een belangrijke bijdrage in dit kader geven 7.4.3 Locatieontwikkeling Van de te ontwikkelen locaties wordt de spoorzone hier even buiten beschouwing gelaten omdat hiervoor reeds een lopend traject met een speciale projectorganisatie op is gezet. In het overig deel van het centrum liggen drie grote projecten te wachten: Hessenberg, Josephhof en Plein 1944. Met de Hessenberg en Josephhof kan op korte termijn begonnen worden met de planvoorbereiding. Voor beide locaties is door alle partijen een wooninvulling als voorkeur genoemd. De locaties kunnen min of meer parallel ontwikkeld worden. De plekken liggen beide wat in de luwte, in de tegenovergestelde flanken van de binnenstad. De aantallen woningen zijn ook weer niet zo groot dat een dosering nodig is. De programma’s van eisen zullen op interactieve wijze worden opgesteld waarna de uitvoering door een marktpartij ter hand genomen kan worden. Absoluut speerpunt is natuurlijk de ontwikkeling van Plein 1944. Na Mariënburg kan hier op fundamentele wijze worden verder gewerkt aan de profilering van het Stadscentrum. De planontwikkeling behoeft een zorgvuldige, niet geforceerde uitlijning. Ook de uitvoering - van welk plan dan ook – hier midden in het hart van de stad verdient een goede voorbereiding, communicatie en fasering.
64
Overzicht relevante rapporten, (beleids-)notities, verslagen: Uitvoeringsprogramma Openbare Ruimte (UPOR); 1996 Parkeeronderzoek Westflank Stadscentrum; maart 2001 Bereikbare binnenstad (concept); jul.1999 Rapport onderzoek stadsdistributie (concept); 1998 Fietsplan; 1997 Mobiliteitsstudie; in voorbereiding Parkeerverwijzing en verkeerscirculatie; okt.2000 Evaluatie fietsstallingen (in voorbereiding) Rapport Bewonersavond Benedenstad; 2 februari 2001. Verslag bijeenkomst Bewonersraad Binnenstad 26 januari 2001-05-09 Betaalbaar Wonen in de Benedenstad; januari 1996 Verslag inspraak bijeenkomst stadscentrum 25 april 2001 Cultuur aan de Waal; feb.2001 Woningmarkt Onderzoek Nijmegen 1999-2000; maart 2001 Meerjarenprogramma Woningbouw 1998-2005, januari 1998 Woonvisie Nijmegen 2005, april 2001 Waterplan Nijmegen (stad aan de Waal) Milieustreefbeeld stadscentrum 2015 Beleidsnota wonen Horeca concentratiebeleid Evenementenbeleid Terrassennota Verslag expertbijeenkomst in kader van Koers 2015; februari 2001 Cultuur historisch profiel Hessenberg; (in voorbereiding) Haalbaarheidsonderzoek renovatie Kroonstraatwoningen; concept Actualisatie van de “Verleiding van de Oude Stad” ; in voorbereiding Kadernotitie promotie stadscentrum; april 2001 Monitor Stadscentrum 1996,1998, 2000 Kansenboek RO Wederopbouwarchitectuur Stadsplan Uitvoeringsprogramma Stedelijke Vernieuwing 2001 Beheersplan Stadscentrum (concept) Eindrapportage Dak- en thuislozen Integrale Veiligheid in Nijmegen Deelnota 4: Prostitutiebeleid 5e nota Ruimtelijke Ordening, december 2000
65
Bijlage bij de nota: Stadscentrum Koerst naar 2015 Onderstaand een opsomming van de binnengekomen reacties op Koers 2015 en de reactie hierop van het college
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75