B&W.nr. 11.1016, d.d. 11-10-2011
Onderwerp
Vaststellen brief en rapportage afdoening motie Evaluatie VSV problematiek (M100055/4)
Besluiten:Behoudens advies van de commissie 1. Motie 100055/ 4 van A.R. Bonestroo (CDA) inzake evaluatie VSV-problematiek voor ons college als afgedaan te beschouwen; 2.
Bijgaande brief en rapportage aan de raad vast te stellen waarin de stand van zaken omtrent Voortijdig Schoolverlaten en de afdoening van de motie nader wordt toegelicht.
Perssamenvatting: In juni 2010 is door het CDA een motie ingediend over de evaluatie van de voortijdig schoolverlaten problematiek (M100055/4). De beantwoording geeft inzicht in de aanpak en stand van zaken op landelijk, regionaal en lokaal niveau van voortijdig schoolverlaten.
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden Bezoekadres Aan: raadsleden gemeente Leiden Postadres Telefoon E-Mail Website
Datum 11 oktober 2011 Ons kenmerk DIV-2011-16059 Onderwerp Stand van zaken problematiek voortijdig schoolverlaten en afdoening motie M100055/4
Gemeente Leiden Stadhuis Stadhuisplein 1 Postbus 9100 2300 PC Leiden 071-5165165
[email protected] www.leiden.nl/gemeente
Contactpersoon J. Miltenburg, W. Bertina Doorkiesnummer 5316, 5166
Geachte leden van de Raad, In Leiden zijn er jaarlijks nog steeds meer dan driehonderd nieuwe voortijdig schoolverlaters (VSV-ers) per jaar. Zij verlaten de school zonder diploma, hebben geen startkwalificatie (diploma op tenminste het niveau van MBO niveau 2, HAVO of VWO) en zijn daarmee onvoldoende opgeleid om goed aan het werk te kunnen gaan en blijven. Wij vinden het belangrijk dat iedereen een startkwalificatie heeft en zo goed mogelijk kan meedoen op de arbeidsmarkt. Er gebeurt een hoop op het gebied van VSV. Op landelijk, lokaal en regionaal niveau zijn er verschillende programma’s om het behalen van een startkwalificatie te stimuleren. Met deze brief en bijlage proberen wij de VSV-maatregelen voor u transparant en overzichtelijk te maken en de motie ‘evaluatie VSV problematiek’ van de heer Bonestroo van het CDA (M100055/4) ten uitvoer te brengen. Het dictum van de motie luidt: een evaluatie te maken van alle Leidse instrumenten, projecten en afspraken die de VSV problematiek aanpakken en deze te bespreken samen met de evaluatie van Holland Rijnland. In deze brief en bijlage wordt inzicht en overzicht gegeven in de aanpak, cijfers en financiering van VSV op landelijk, regionaal en lokaal niveau, hierbij wordt de evaluatie van Holland Rijnland betrokken. Ons college heeft de motie geïnterpreteerd als ontstaan uit zorg over de werking van het VSV-beleid en de VSV-cijfers en gaat ervan uit dat hiermee aan uw wensen is voldaan De meest actuele VSV cijfers zullen wij u binnenkort toesturen. De landelijke meetdatum voor het aantal nieuwe VSV-ers is gesteld op 1 oktober. Half oktober zullen we de voorlopige cijfers met betrekking tot het aantal nieuwe VSV-ers ontvangen. Onze inschatting is dat we de landelijke ambitie van 40% nog niet zullen halen. Het afgelopen jaar hebben wij maandelijks de cijfers gemonitord en een dalende lijn in de cijfers gezien, toch constateerden we in juli onverwachts een grote piek in het aantal VSV-ers. De ROC’s en het Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) zijn deze zomer aanvullende afspraken gemaakt over de aanpak om deze nieuwe VSV-ers zo snel mogelijk herplaatst te krijgen. Blijvende inspanning en aandacht voor VSV is vereist, zeker in een kennisstad als Leiden. Samen met de scholen, het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL) en andere ketenpartners zullen we focussen en toetsen op dat wat de beste resultaten oplevert. Daarnaast willen we strak toezien op een goede uitvoering van de RMC-taken. De wethouder Onderwijs als verantwoordelijk portefeuillehouder van RMC-centrumgemeente Leiden, zal daarom naast bestaande vergaderingen ook extra overleg met de directeur van het RBL en de directeur van het ROC Leiden en van het ROC ID-college hebben. Wij hopen u op deze wijze voldoende ingelicht te hebben en beschouwen hiermee de motie ‘evaluatie VSV problematiek’ als afgedaan.
Graag nodigen we u bij deze alvast van harte uit voor de regionale conferentie over Voortijdig Schoolverlaten op donderdagmiddag 8 december.
Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders van Leiden, de Secretaris, de Burgemeester,
RAPPORTAGE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN OKTOBER 2011
Opbouw rapportage 1. Cijfers 2. Oorzaken van voortijdig schoolverlaten 3. Landelijk beleid aanval op de uitval 4. Regionale aanpak 5. Aanvullende aanpak Leiden 6. Richtlijnen financiering projecten 7. Overzicht geldstromen
1. Cijfers Hoe staan we ervoor op het gebied van VSV? Onderstaand geven we het aantal VSV-ers en de cijfers voor het Jongerenloket weer. Nieuwe voortijdig schoolverlaters in Leiden (bron: DUO)e Omschrijving 06/07 07/08 08/09 Aantal nieuwe 368 393 327 voortijdig schoolverlaters woonachtig in Leiden
09/10 318 (09/10)
10/11 Half okt. voorlopige cijfer bekend. Dit zullen wij nasturen.
Cijfers Jongerenloket Leidse deelnemers Omschrijving 2008
2009
2010
Aantal meldingen
356
412
550
Gestarte trajecten
286
370
409
Plaatsingen (werk, opleiding, leerwerkplek, zorg, krijgsmacht, werk met interne opleiding)
188
258
313
Waarvan: - plaatsing naar werk - plaatsing naar opleiding /leerwerkplek, interne opleiding, krijgsmacht Zorg/Wajong/wsw/overig
73
81
107
100 15
154 23
178 28
Uit nadere analyse van de uitvalcijfers bekend bij de RMC-functie en instroomcijfers bij het Jongerenloket, blijkt dat in Leiden en de regio de grootste uitval zit op de ROC’s (ROC Leiden en ROC ID college) en dan met name bij de groep 18 en 19 jarigen. Verder valt in Leiden en regio op dat de uitval op de HAVO en het VWO relatief hoog is. Deze uitvallers - veelal leerplichtig - zijn vaak niet gemotiveerd voor het MBO. Het lukt nog niet goed om dit aantal te laten dalen. Scholen en de Regionale Meld-en Coördinatiefunctie VSV (RMC) zullen nog meer moeten gaan inzetten op deze groepen. Over beide onderwerpen worden afspraken gemaakt tussen schoolbesturen, gemeente en het ministerie. Vergeleken met het algemeen landelijk gemiddelde, doet Leiden het slechter. Vergeleken met het gemiddelde van andere 100.000+ steden scoren we ongeveer hetzelfde. In juli constateerden we een grote piek in het aantal VSV-ers. Met de ROC’s en RMC zijn aanvullende afspraken gemaakt over de aanpak om deze nieuwe VSV-ers zo snel mogelijk herplaatst te krijgen (zomeractie). RMC heeft per school alle lijsten van VSV-ers met BSN-nummers doorgegeven zodat op de scholen gecheckt kon worden of deze jongeren bekend zijn. ROC’s hebben de lijsten geanalyseerd: wie zijn uitgevallen maar inmiddels al weer ingeschreven; wat is de harde kern/wie zijn nog bereikbaar en wie niet; wie zijn extranei (jongeren die zijn uitgeschreven maar enkel nog examen moeten doen in nieuwe schooljaar); wie zijn geplaatst maar hebben nog geen bekostiging. De ROC’s hebben met zoveel mogelijk uitvallers contact gehad om ze tijdig herplaatst te krijgen. Daarnaast is door het voortgezet onderwijs aandacht gevraagd voor een relatief grote groep leerlingen die door omstandigheden buiten de gemeente en scholen om, als VSV-er te boek staan. Dit is de groep Anderstaligen. Dat zijn meestal asielzoekers die door het COA herhaaldelijk en vaak onverwachts worden herplaatst, waardoor administratieve afhandeling niet kan plaatsvinden. Het ministerie van OCW is bekend met dit probleem en zegt dit in 2012 te willen aanpakken. Half oktober weten we of de zomeractie gelukt is en hoe het uiteindelijke cijfer over 2010/2011 zal uitvallen. Deze cijfers zullen we u nasturen. Onze inschatting is dat we, ondanks alle inspanningen, de reductie van 40% (zie paragraaf 3) nog niet zullen hebben gehaald.
2. Oorzaken van VSV Winsemius e.a. (2008) wijzen er in hun onderzoek naar de oorzaken van VSV op dat de groep VSVers onder te verdelen is in drie groepen: Er is een groep die een rationele afweging maakt tussen school en werk. Wanneer verder leren minder aantrekkelijk voor hen is, verlaten ze het onderwijs. Dit zijn de ‘opstappers/ niet-willers’. Een tweede groep, de ‘niet-kunners’, komt niet tot een startkwalificatie door een beperkte intellectuele bagage. Voor hen bestaan er speciale leerwegen waarin ze idealiter worden begeleid naar de hoogst haalbare maatschappelijke positie. Een derde groep verlaat de school allerminst uit vrije wil. Deze ‘overbelasten’ willen wellicht graag een startkwalificatie halen, maar door een opstapeling van beperkte vaardigheden en/of chronische sociale en emotionele problemen verwordt de gang naar het diploma tot een uitputtingsslag waarin zij vroeg of laat het onderspit delven. Vooral als ‘niet-kunnen’ samengaat met ‘overbelasting’ ontsporen zij, met als bijkomstig gevolg een aanzienlijke maatschappelijke schade.’ Volgens Winsemius e.a. gaat het erom de ‘opstappers’ vast te houden, de kansen van de ‘nietkunners’ te optimaliseren en de ‘overbelasten’ (nog) beter te begeleiden. Met name over de oplossingen voor de laatste groep geven zij aan dat dit een ingewikkeld vraagstuk is, dat niet enkel opgelost kan worden binnen het onderwijs. De maatregelen moeten getroffen worden op drie fronten: thuis, op school en overige plaatsen. Het onderzoek van Allen e.a. (2008) heeft voor Nederlandse jongeren redenen van uitval geanalyseerd en komt tot acht duidelijke redenen voor uitval. Deze redenen van uitval verschillen afhankelijk van de opleiding die een jongere volgt.
3. Landelijk beleid aanval op de uitval VSV is in het regeerakkoord opnieuw een beleidsdoel. Het aantal VSV-ers moet landelijk worden teruggebracht tot hoogstens 25.000 door het programma 'Aanval op de Uitval', het pakket aan extra maatregelen dat schooluitval actief bestrijdt. Dit komt neer op een jaarlijkse reductie van 10%. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft hiertoe in 2008 een vierjarig convenant VSV voor de RMC-regio Zuid-Holland Noord afgesloten met RMC- contactgemeente Leiden en de onderwijsinstellingen in het VO en MBO. Het accent ligt hierbij op de preventie van VSV. Doelstelling, landelijke en ook voor onze regio is 40% reductie van het aantal nieuwe VSV-ers. Per minder geregistreerde nieuwe VSV-er wordt jaarlijks € 2.000 ter beschikking gesteld aan de betreffende school. Aanvullend daarop heeft het ministerie de zogenaamde programmagelden onderwijs voor de jaren 2008 t/m 2011 beschikbaar gesteld, waaruit een aantal VSV maatregelen bekostigd kon worden. Voor 2012 worden door het Rijk opnieuw voor één jaar middelen ter beschikking gesteld. Onlangs is hiervoor samen met de regio een aanvraag ingediend. Voor 2013 en verder komt er mogelijk ook een vervolgfinanciering vanuit het Rijk, landelijk is men nu bezig met verdere uitwerking daarvan.
4. Regionale aanpak Veel jongeren uit de regio zitten op Leidse scholen en veel Leidse jongeren zitten in de omliggende gemeenten op school. Ook veranderen jongeren die dreigen uit te vallen nogal eens van school. Het terugdringen van VSV vraagt daarom logischerwijs om een regionale aanpak. Betrokken partijen De inzet en samenwerking van diverse partners in de regio is noodzakelijk voor het slagen van de aanval op schooluitval. Het gaat om onder andere scholen, gemeenten, jeugdzorg, bedrijfsleven, ouders, maatschappelijk werk, politie en justitie. Scholen en gemeenten hebben een sleutelrol in de aanpak van VSV. Aangezien scholen de eerste signalen ontvangen, kunnen zij het meeste doen aan preventie. Met een goede interne zorgstructuur hebben zij een verantwoordelijkheid in het voorkomen van VSV. Gemeenten zijn op grond van de RMC, leer-, kwalificatie- en zorgplicht verantwoordelijk voor het aanpakken van verzuim en het terugleiden van uitvallers naar het onderwijs. Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor de lokale zorgstructuur en de samenhang tussen de schakels in de jeugdketen. De wethouder van de RMC-contactgemeente, in onze regio is dat de wethouder van Leiden, is verantwoordelijk voor het maken van afspraken met scholen, instellingen en organisaties over de inzet en verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden van VSV. Hij moet er ondermeer voor zorgen dat er een regionaal netwerk komt van die scholen, instellingen en organisaties. Het Rijk zorgt voor de bovenregionale coördinatie. Het Rijk spreekt Leiden aan op de resultaten in het terugdringen van het aantal VSV-ers. De gemeente Leiden heeft ten aanzien van VSV dus verschillende rollen: als RMC-contactgemeente; vanuit haar wettelijke taken en als subsidieverstrekker. Veel organiseren we dus op regionaal niveau, binnen het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. Binnen de Sociale Agenda is het terugdringen van VSV ook benoemd als een van de speerpunten. Er wordt samengewerkt in een regiegroep en een werkgroep voortijdig schoolverlaten, met daarin vertegenwoordigers van onder andere gemeenten, scholen en UWV. Uitvoering RMC taken De uitvoering van de taken en bevoegdheden van de leerplicht, leerlingenadministratie en RMC taken is zoals beschreven in de ‘Geconsolideerde gemeenschappelijk regeling Holland Rijnland’ neergelegd bij het Regionaal Bureau Leerplicht Holland-Rijnland (RBL), die een uitvoerend onderdeel vormt van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. Het RBL doet deze uitvoering voor 12 gemeenten, die de RMC-regio vormen (oude Leidse regio en Duin-en Bollenstreek). Het regionaal Jongerenloket valt eveneens onder verantwoordelijkheid van het Samenwerkingsorgaan. De leerplichtwet betreft kinderen van vijf tot en met zestien jaar. De leerplichtambtenaren van het RBL zien toe op de handhaving van de Leerplichtwet. Zij nemen meldingen van (dreigend) schoolverzuim in behandeling en leveren een bijdrage aan het voorkomen en bestrijden van schoolverzuim en VSV. Hebben jongeren tot en met zeventien jaar nog geen startkwalificatie, dan geldt de kwalificatieplicht waardoor jongeren tot hun achttiende levensjaar naar school moeten. Vervolgens geldt de RMC-wet voor jongeren tot drieëntwintig jaar. Het mag duidelijk zijn dat goede samenwerking tussen leerplicht en RMC uitermate belangrijk is voor een goede uitvoering van beide taken. De RMC-functie registreert VSV-ers en zorgt voor herplaatsing via het jongerenloket: VSV-ers die het afgelopen jaar zijn uitgevallen, maar ook VSV-ers die al langer niet meer naar school gaan. De RMCfunctie heeft hiermee een centrale rol in het bestrijden van VSV. Vanuit haar rol als centrumgemeente maakt Leiden vanaf 2011 meer afspraken, onder andere vastgelegd in een werkplan, waardoor er meer sturing gegeven kan worden. Het gaat dan om registratie, terugleiden van jongeren, regie en proactief handelen. Er wordt nog onderzocht of de afspraken in een samenwerkingsovereenkomst vastgelegd kunnen worden met daarin gekoppeld de RMC- en kwalificatieplichtmiddelen of dat er een andere vorm gevonden moet worden. Belangrijk in de uitvoering is het zo snel mogelijk benaderen van jongeren en zorgen dat geen enkele jongere buiten beeld raakt. Wanneer een jongere onverhoopt uitvalt dient er een warme overdracht te zijn van school naar jongerenloket, een goede registratie en een jongere moet snel opgepakt en herplaatst worden. Dit proces kan nog verbeterd worden. In de afspraken met RMC, Jongerenloket en scholen gaan we hier nog meer op toezien. De RMC-functionaris spreekt scholen maandelijks aan op hun uitvalcijfers. Scholen worden ook aangesproken op te ondernemen stappen. Jongeren van 18 jaar en ouder zijn weliswaar niet meer
leerplichtig, we kunnen ze niet dwingen op school te blijven of terug te gaan naar school, maar in toenemende mate worden ze benaderd conform de leerplichtaanpak. Jongerenloket Het Jongerenloket is er voor jongeren van 16 tot 23 jaar die om wat voor reden dan ook uitgevallen zijn uit school en nog geen startkwalificatie hebben. Er is hierbij een nauwe samenwerking met het RMC, de ROC’s, sociale diensten en het UWV. De trajectbegeleiders van het loket hebben als taak jongeren te motiveren om terug te gaan naar school (of indien nodig eerst te begeleiden naar zorg) of naar een combinatie van school en werk. Het Jongerenloket is geëvalueerd en op 10-2-2011 is de evaluatie geagendeerd geweest in het PHO Sociale Agenda. Een van de resultaten is dat de uitvoering van de WIJ niet langer door het Jongerenloket gebeurt maar dat de poortwachtersfunctie voor de WIJ er wel is belegd. De vestiging van de frontoffice op het werkplein moet een nauwe samenwerking met Werk en Inkomen en het UWV bevorderen. Bij het aangaan van de nieuwe overeenkomst in de zomer van 2011 zijn er tevens nauwe afspraken gemaakt over de aanpak door de ROC’s: over wat zij doen om dreigende uitval te voorkomen en indien zij uitval niet weten te voorkomen, over hoe de overdracht naar het jongerenloket plaatsvindt. Doordat de ROC’s steeds meer activiteiten ondernemen om jongeren op school te houden, zal de problematiek van de jongeren die wel bij het jongerenloket komen gemiddeld genomen hoger zijn. In de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over doorlooptijden en het aantal begeleidingsgesprekken. Deze begeleidingsgesprekken zijn op basis van vrijwilligheid. Sinds juli 2011 heeft het Jongerenloket ook een actieve poortwachtersfunctie voor jongeren tot 27 jaar (inclusief degenen die al een startkwalificatie hebben) voor instroom in de Wet Investering Jongeren (WIJ). De uitvoering van de WIJ wordt niet langer uitgevoerd door het Jongerenloket maar door Werk en Inkomen. In Leiden doen we dat via het project ‘JA’ (Jongeren op de Arbeidsmarkt). De trajectbegeleiders van het loket worden bekostigd vanuit de RMC-middelen, een bijdrage van de sociale diensten uit de regio Holland Rijnland en het actieplan jeugdwerkloosheid. De organisatiekosten worden gefinancierd vanuit een aparte bijdrage van de gemeenten. Naast de halfjaarlijkse en jaarlijkse rapportage vindt eind 2012 vindt een evaluatie plaats met het oog op voortzetting van de overeenkomst. Onderstaand schema geeft op hoofdlijnen aan hoe een jongere wordt opgepakt bij uitval. Leerplichtige leerling, tot circa 17 jaar
Leerplichtambtenaar onderneemt actie: contact met leerling, ouders, school (wet op de leerplicht is van toepassing, indien noodzakelijk proces verbaal opmaken). Indien zorg nodig is dit in gang zetten,
Niet-leerplichtige leerling, 17 jaar, geen startkwalificatie
Leerplichtambtenaar onderneemt actie, kwalificatieplicht geldt voor leerlingen die niet meer leerplichtig zijn maar nog geen
18-23 jaar, geen startkwalificatie
Regionaal beleid Jongere tot 27 jaar, wel startkwalificatie, geen werk
UWV Jongerenloket RMC-regels van toepassing (niet via wet af te dwingen)
UWV Poortwachtersrol Jongerenloket voor de WIJ
Terug naar school
Terug naar school
Terug naar school, combinatie school/werk, Jongere is niet te motiveren voor school. Naar werk. Indien vraag om inkomensvoorzienin
Naar werk, opleiding en als beide niet lukt naar project JA
Mede op basis van de in 2010-2011 ontwikkelde regionale visie, het meerjarenprogramma VSV en de beleidsplannen voor RMC en leerplicht, bepalen wij de inzet en inhoud van concrete maatregelen. Hierin hebben we ondermeer vastgelegd dat de focus in de VSV-aanpak moet verschuiven naar (de instroom in) het mbo, omdat hier de meeste uitval zit. Hiermee hebben we bewust ook de overgang vo-mbo gemarkeerd. Het voortgezet onderwijs heeft immers ook een belangrijke rol in de voorbereiding van jongeren op deze overstap en in het mede reduceren van de risico’s op uitval in deze periode. De aanpak is uitgewerkt in het volgende pakket aan maatregelen: Een optimale uitvoering van wettelijke taken van gemeente en scholen op het gebied van leerplicht, verzuim en uitval èn goed onderwijs. Zorg in en om het onderwijs, gericht op hulp en ondersteuning op maat en een goede aansluiting op de externe zorgstructuur. Tijdelijke opvang naast of in het reguliere onderwijs, zoveel mogelijk gericht op terugkeer naar het reguliere onderwijs. Samenwerking vo-mbo, gericht op een goede voorbereiding, soepele overgang en warme ontvangst.
Inzet programmagelden De programmagelden onderwijs die we vanuit het ministerie ontvangen, dienen regionaal te worden ingezet. In de periode 2008 - 2011 zijn vanuit de programmagelden onder andere bekostigd: schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs, het programma Workskills (motivatieprogramma voor dreigend voortijdig schoolverlaten op het ROC), VOROC (Voortgezet Onderwijs en ROC, heeft als doel de overstap van VMBO naar MBO beter te regelen op scholen die aangesloten zijn bij Ons Platform, door digitale informatieoverdracht aangaande de intake en plaatsingsbesluit), orthopedagogische deskundigheid en loopbaandenken. Voor 2012 worden opnieuw voor een jaar middelen door het Rijk ter beschikking gesteld. De vier hieruit bekostigde projecten richten zich op het verbeteren van de overgang van VO naar MBO, verzuimaanpak voor achttienplussers, toeleiding naar leerwerkplekken en tot slot een opvanggroep in het MBO voor uitvallers. Schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs zal in 2012 bekostigd worden uit de provinciale RAS-middelen. Hoe de financiering daarna gaat lopen en wie hier welke verantwoordelijkheden in heeft is momenteel een onderwerp van gesprek. Ook de komst van passend onderwijs is hierbij gespreksonderwerp. Pluscoach Vanuit de rijksmiddelen is het project pluscoaching voor onze regio opgezet. Het Rijk heeft hiervoor middelen beschikbaar gesteld voor een periode van anderhalf jaar (via contactschool ROC Leiden). In 2012 vindt eenmalig ter overbrugging naar te verwachten structurele Rijksfinanciering vanaf 2013, financiering uit gemeentelijke middelen plaats. Pluscoaching is bestemd voor jongeren van 12 tot 23 jaar die dreigen uit te vallen in het voortgezet onderwijs of MBO maar in principe in staat zijn een startkwalificatie te halen. Aanmelding vindt altijd plaats via de school. De jongere krijgt een coach van bijvoorbeeld het jongerenwerk, jeugdzorg of maatschappelijk werk. De coaching richt zich niet alleen op de jongere zelf maar ook op de ouders, docenten, mentor, stagebedrijf of hulpverleners. Een traject is begrensd en duurt drie tot zes maanden. Regionale actieplan Jeugdwerkloosheid: goalkeeper en project ‘JA’ Tot slot worden ook vanuit het actieplan jeugdwerkloosheid regionaal middelen ingezet, die bijdragen aan het terugdringen van VSV. Een van die projecten is ‘Goalkeeper’. Jongeren die in de klas aangeven het ROC te willen verlaten, worden intensief begeleid zowel op school in een apart leertraject, als op de leerwerkplek, waardoor ze binnen de school blijven. In 2010-2011 zijn op deze manier ruim 200 jongeren begeleid. Niet alle jongeren zijn in staat om zelfstandig een plek te verwerven op de arbeidsmarkt. Jongeren die in het kader van de wet WIJ een inkomensvoorziening aanvragen bij de gemeenten Leiden en Leiderdorp krijgen een leerwerkaanbod aangeboden. De organisatie van dit leerwerkaanbod ligt bij het projectteam JA (onderdeel van werk en inkomen). In het project worden deze jongeren intensief begeleid. Deelnemers krijgen eerst zes weken een empowermenttraining en sollicitatietraining en gaan vervolgens naar de startwerklocatie. Indien nodig wordt vanuit Jeugdzorg ondersteuning geboden. Het gaat om jongeren met en zonder startkwalificatie. Een deel van de jongeren gaat via ‘JA’ naar een AKA-opleiding (Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent) omdat een startkwalificatie (vooralsnog) niet haalbaar is. Een en ander wordt bekostigd vanuit de gemeenten (participatiebudget/ in het kader van de wet WIJ) en aanvullend vanuit het actieplan Jeugdwerkloosheid. Het project heeft de opdracht alle jongeren onder de 27 jaar te plaatsen op een opleiding of op een baan en om het aantal WIJ-uitkeringen in 2011-2012 terug te brengen van 300 naar 150. Van juni 2010 tot augustus 2011 zijn er 361 jongeren aangemeld bij Project JA.
5. Aanvullende aanpak Leiden Als grote gemeente speelt er in Leiden relatief meer problematiek/ zijn er meer VSV-ers dan in onze direct omliggende gemeenten (dat zien we ook in andere 100.000+ gemeenten). Daarom financiert Leiden, aanvullend op wat we regionaal doen, enkele samenhangende maatregelen gericht op Leidse jongeren. We werken daarbij samen met een groot aantal partners in de stad. Naast onze regionale overlegstructuren, vinden wij het belangrijk ook regelmatig apart te overleggen met onze partners. Vanaf het najaar van 2011 gaan we dit uitgebreider vorm geven in een Leidse Educatieve Agenda, waarbij we vaker met het onderwijs in gesprek zullen gaan. Door een goede samenwerking denken we nog meer VSV-reductie te kunnen realiseren. Onderstaand noemen we een aantal programma’s die wij mede financieren. De Poort De Poort is een structurele voorziening voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs met verzuim- of gedragsproblemen die tijdelijk niet te handhaven zijn op de eigen school. De Poort biedt onderwijs en hulpverlening gedurende een aantal weken, daarna keert de leerling terug naar een reguliere school. Leerlingen blijven gedurende het traject ingeschreven staan op de school van herkomst. Arboproject Dit project draait op een aantal Leidse VO-scholen en een ROC. Op de deelnemende scholen nodigt een GGD arts jongeren die zich vaak ziek melden uit voor een gesprek. Verzuim is namelijk een voorspeller van VSV. Doel van het gesprek is om te beoordelen of het inderdaad om ziekte gaat of om andere problemen. Key to Success Is bestemd voor jongeren uit het voortgezet onderwijs en MBO die een extra steuntje in de rug kunnen gebruiken. De leerling krijgt een volwassen coach (vrijwilliger). Deze coach kan een student zijn van hogeschool maar ook een medewerker van bijvoorbeeld de bloemenveiling, een zorginstelling, een bank of een zelfstandig ondernemer. De coach wordt getraind vanuit het project Key to Success en er wordt vervolgens gezorgd voor een goede match met een leerling. De coach trekt tijdelijk op met deze jongere. MKB Netwerkproject Dit is een project voor jongeren die tussen wal en schip zijn gevallen. Ze worden op een onorthodoxe manier geholpen om weer stappen te zetten naar school of werk. Tien keer per jaar wordt een netwerkbijeenkomst gehouden waar een jongere zelf zijn verhaal vertelt aan mensen uit midden en kleinbedrijf, het bedrijfsleven en anderen. Het is geen vrijwilligers- of mentorproject. Door de jongere aan een van hen te koppelen ontstaat er een kortdurend, extern aangebracht netwerk. De jongere kan gebruik maken van dit netwerk en kan begeleiding krijgen vanuit het project. Platform: activiteitenplatform VMBO-MBO Ons Platform is een samenwerkingsverband van bijna 20 scholen in Leiden e.o., Duin en Bollen- en Rijnstreek dat zich richt op nauwe samenwerking en afstemming. Onder verantwoordelijkheid van het Platform vallen diverse projecten gericht op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Eén van de projecten is het realiseren van een ‘warme overdracht’ op het kwetsbare punt waar veel uitval is, namelijk de overgang van VMBO naar MBO. Een ander project is Peersupport. Scholen trainen hierbij eerst een groep docenten. Vervolgens trainen de docenten ouderejaars leerlingen, de zogenaamde peerleaders. De peerleaders ondersteunen jongerejaars leerlingen om wegwijs te raken in de school. De kracht van de aanpak is dat jongerejaars worden begeleid door jongeren die net iets ouder zijn dan zij en dicht bij hun belevingswereld staan. De gemeente neemt als adviseur deel aan het zeswekelijks overleg van de platform scholen en cofinanciert (tijdelijk) projecten, die daarna ingebed worden binnen de structuur van de scholen. Kickstart Kickstart is een intensief traject van twaalf weken voor jongeren van 16 tot 23 jaar die al uitgevallen zijn. Doel is dat aan einde het van de twaalf weken de deelnemer een beroepsrichting heeft gekozen. Dit gebeurt door het beïnvloeden levensstijl door middel van sport, een goed dagritme en inzicht in de persoonlijke leefsituatie. Er wordt zes maanden nazorg geboden. Toeleiding loopt via het Jongerenloket. Grotere afstand tot de arbeidsmarkt/ terugkeer naar school
Naast de hierboven genoemde projecten, is er een aantal voorzieningen gefinancierd door de gemeente, die een langer durend programma bieden voor jongeren/ VSV-ers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt/ terugkeer naar school. Voornaamste project is het project ‘JA’ (zie onder regionale aanpak). Andere voorzieningen zijn het Oriëntatiejaar en het Werkhotel. De bekostiging voor deze laatste twee verloopt vanuit het participatiebudget in het kader van de Wet WIJ, maar is voor de toekomst onzeker vanwege de bezuinigingen.
6. Richtlijnen financiering projecten Als gemeente zetten we naast de Rijksmiddelen die we grotendeels voor de hele regio ontvangen, aanvullend eigen middelen in specifiek gericht op Leiden. Om te bepalen hoe we deze VSV middelen voor Leiden inzetten, hanteren we de volgende richtlijnen: a. Zorg dragen voor een dekkend geheel van activiteiten b. Extra inzet op kwetsbare doelgroepen c. Een aanjaagfunctie voor vernieuwende projecten d. Cofinanciering e. Aanvraag door of samen met een onderwijspartij f. Effectmeting a.) Bij een dekkend geheel hebben we het volgende voor ogen: een aanbod voor jongeren die nog op school zitten, maar ook voor jongeren die uitgevallen zijn (preventief t/m curatief). Van motivatietrainingen en coaching tot en met een intensief programma. Lichte en zware begeleiding, soms door vrijwilligers, soms door professionals. En een aanbod dat ook geschikt is voor verschillende leeftijden. Aandachtspunt hierbij is dat afzonderlijke projecten onderling goed moeten samenwerken, gebruik maken van elkaars expertise en naar elkaar doorverwijzen. Dat is nog niet overal het geval. Verder moeten verwijzing en registratie altijd afgestemd zijn met leerplicht/ RMC en Jongerenloket. b.) Met het Rijk heeft de gemeente Leiden als contactgemeente de afspraak extra aandacht te besteden aan overbelaste jongeren. Hiermee worden bedoeld jongeren die in principe een startkwalificatie kunnen halen maar vanwege meervoudige problematiek grote kans hebben voortijdig uit te vallen. In onze richtlijn ten aanzien van een dekkend aanbod houden we hier rekening mee. c.) De aanjaagfunctie, meestal in de vorm van een startsubsidie voor één of enkele jaren, biedt scholen of andere organisaties de kans een nieuw project op te starten en uit te proberen. Bij succes is het de bedoeling dat het geïmplementeerd wordt en dat de gemeentelijke financiering weer wordt afgebouwd, zodat er weer ruimte ontstaat voor de financiering van andere initiatieven. Voorbeelden van succesvolle projecten waarbij de gemeente de start (mede)gefinancierd heeft en die zijn overgenomen door betrokken partijen zijn projecten van Ons Platform en de motivatietraining Workskills. d.) We vragen om cofinanciering van projecten. Vaak komt dit vanuit budget van de school zelf, vanuit het bedrijfsleven of vanuit fondsen. e.) We vinden het belangrijk dat de aanpak van VSV zoveel mogelijk op de scholen, of in goede afstemming met de scholen plaats vindt. Wat (preventief) op de scholen kan, moet vooral daar gebeuren. Als nieuwe subsidievoorwaarde stellen we dan ook vanaf dit najaar dat subsidie-aanvragen door het onderwijs of in samenwerking met een onderwijspartij gedaan moeten worden. f.) De resultaten en het aantal deelnemers van een project, wegen wij af tegen de kosten. Het meten van de effectiviteit van VSV-projecten, een goede koppeling met de cijfers, is niet altijd even makkelijk. Hoe meet je bijvoorbeeld of een coachingsproject, waarbij leerlingen met problemen door een vrijwilliger worden begeleid, ook echt bijdraagt aan het voorkomen van het daadwerkelijk uitvallen van een jongere. In andere gevallen is het wel makkelijker te meten en kan goed aangegeven worden hoeveel jongeren uitstromen naar school, combinaties van school en werk en naar werk. Projecten die door de gemeente gefinancierd worden moeten altijd rapporteren op uitstroom. Nieuw is dat we in het vervolg ook gaan vragen in samenwerking met leerplicht en RMC een half jaar na uitstroom uit het project te rapporteren. In de begroting 2012 besteden we hier ook aandacht aan. We willen nog beter inzichtelijk krijgen hoeveel jongeren na een door ons gesubsidieerd project terug naar school gaan of op school blijven en uiteindelijk een startkwalificatie halen.
7. Overzicht geldstromen Financiering vindt op hoofdlijnen plaats vanuit de volgende bronnen:
RMC **
Herkomst Rijk, via algemene uitkering Rijk
Kwalificatieplicht **
Rijk
Programmagelden VSV **
Rijk
DU Jeugd * RAS gelden**
Rijk Provincie
Leerplicht/de Poort *
Gemeente
VSV middelen gemeente*
Gemeente
Ophoging gemeentelijke VSV middelen * Pluscoach **
Gemeente
Leerplicht **
Gemeente 2012, Rijk 2013 e.v. * Gemeente Leiden bepaalt besteding ** Besteding in overleg met regio Holland Rijnland
Opmerkingen Bekostiging Leidse bijdrage RBL / leerplichtambtenaren Leiden centrumgemeente, bedrag voor gehele regio. Leiden centrumgemeente, bedrag voor gehele regio Budget voor 2012, voor gehele regio. Mogelijk komen er ook middelen voor 2013 ev. Tbv. overbelaste jongeren in Leiden Budget voor 2012 tbv. schoolmaatschappelijk werk in het VO, regionaal. Per 2013 geen geld meer Tbv. leerplichtige jongeren. Hieruit bekostigen we VSV projecten in Leiden aanvullend op de rijksmiddelen Ivm. wegvallen middelen voor jongeren vanuit het participatiebudget. Eenmalig in 2012, naar verwachting: vanaf 2013 Rijksmiddelen structureel
Naast de budgetten voor VSV vanuit het programma Jeugd en Onderwijs, zijn ook de budgetten binnen het Programma Werk en Inkomen van belang om het verminderen van het aantal VSV-ers te realiseren. Bij jeugdwerkloosheid en VSV hebben we het in feite vaak over dezelfde groepen jongeren. Het gaat binnen het programma Werk en Inkomen om inzet vanuit het Participatiebudget, de tijdelijke middelen vanuit het actieplan jeugdwerkloosheid en om de middelen voor volwasseneneducatie. Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) vormt een belangrijk onderdeel van volwasseneneducatie. De verwachting is dat vanaf medio 2013 en verder vanuit het Rijk een korting van 25% op het budget voor volwasseneneducatie zal plaatsvinden voor onze regio.
EVALUATIE EN VERVOLGOPDRACHT JONGERENLOKET HOLLAND RIJNLAND
Henry de Vaan (I&O Research) Jeroen Bos (Blaauwberg) 9 december 2010
INHOUD
1.
AANPAK, ACHTERGROND, TOETSINGSKADER
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Doel onderzoek Aanpak Vsv in Holland Rijnland Jeugdwerkloosheid in Holland Rijnland Beleidskader
2.
EVALUATIEBEVINDINGEN
2.1 2.2a 2.2b 2.3a 2.3b 2.3c 2.4a 2.4b 2.4c 2.5
Visie op het Jongerenloket Doelen Participanten en partners Inbreng per partner Aansturing van het Jongerenloket Financiering Huisvesting Werkwijze Prestatieafspraken Overzicht: sterkte-zwakte analyse
3.
ADVIES EN VERVOLGOPDRACHT JONGERENLOKET
3.1 3.2 3.3 3.4
Uitgangspunten Overwegingen Vier groepen jongeren en advies over dienstverlening Concept-vervolgopdracht Jongerenloket
Bijlage 1 Bijlage 2
Uit de praktijk van het Jongerenloket: 25 cases Ervaringen van elders: Tilburg en de Rijnstreek
Bijlage 3 Bijlage 4
Respondenten en begeleiding Kwantitatieve resultaten Jongerenloket Holland Rijnland
1.
AANPAK, ACHTERGROND, TOETSINGSKADER
1.1 Doel onderzoek Het doel van het onderzoek is tweeledig: evaluatie, zodanig dat deze bij de verschillende samenwerkingspartners draagvlak oplevert voor de leereffecten van de evaluatie en voor het vervolg van het Jongerenloket een concrete nieuwe opdracht voor het Jongerenloket.
1.2 Aanpak Eerste fase: kaders voor de evaluatie opstellen en draagvlak. Deskresearch en interviews met bestuurders en teamleider. Besproken op 11 oktober en 15 oktober 2010. Tweede fase: evaluatie en advies. Deskresearch; interviews met ketenpartners, trajectbegeleiders en doorverwijzers; workshop (2 december 2010).
1.3 Vsv in Holland Rijnland Het percentage nieuwe vsv-ers over het schooljaar 2008/2009 in de regio Zuid Holland Noord (RMC-regio 26) bedraagt 3,4 procent (1.080 in absolute aantallen). Dit percentage ligt iets hoger dan het landelijk gemiddelde (3,2 procent). De gemeente Leiden kent met 4,5 procent het hoogste percentage nieuwe vsv-ers in de regio (bron: vsv-verkenner). In vergelijking met andere regio’s in Nederland zijn de resultaten echter matig. Met 14 procent reductie tussen 2005-2006 en 2008-2009 hoort de regio tot de regio’s die minder goed presteren (figuur 1). Landelijk bedraagt de vsv reductie gemiddeld 20 procent.
Figuur 1 Reductie vsv per regio 2008-2009 t.o.v. 2005-2006 Bron: vsv-verkenner
1.4 Jeugdwerkloosheid in Holland Rijnland Tweederde van de werkloze jongeren heeft geen startkwalificatie. Het aantal vacatures neemt weer toe, ook voor laaggeschoold werk. De regio staat op de 5e plaats als regio met de minste jongeren in de bijstand van Nederland. De regio staat op de 2e plaats als regio met de minste jongeren met een wwuitkering. Structureel is de werkloosheid onder jongeren in Holland Rijnland laag (figuur 2), maar conjunctuureffecten werken uiteraard wel door. In het afgelopen jaar zelfs relatief sterk (figuur 3). De regio kent echter wel een sterke groei van het aantal nww-ers (niet werkende werkzoekenden) en jongeren met een ww- of wwb-uitkering vanaf begin 2009. In het 3e kwartaal van 2010 is echter weer een scherpe daling in de werkloosheid te constateren (figuur 3). Dat geeft al met al een wat dubbel beeld: het regionale percentage vsv is met 3,4 procent relatief hoog, maar de jeugdwerkloosheid is relatief laag. Conclusie mag zijn dat jongeren relatief gemakkelijk een baan vinden, ook als ze geen startkwalificatie hebben. Dat zegt uiteraard nog niks over de bestendigheid van dat werk en de positie van die jongeren op de arbeidsmarkt op de lange termijn. Maar daardoor vertaald een relatief hoog vsv-percentage zich niet een hoog cijfer voor de jeugdwerkloosheid.
Figuur 2 Jongeren in bijstand en ww Jongeren in de bijstand naar regio, 2007-2010
Jongeren in de WW naar regio, 2007-2010
Bron: CBS, bewerking I&O Research Figuur 3 Ontwikkeling aantal jonge nww-ers (tot 27 jaar), 2007-2010 Bron: UWV/Werkbedrijf; bewerking I&O Research
1.5 Beleidskader RMC Aanval op de uitval (vsv) Zorg- en adviesteams Actieplan Jeugdwerkloosheid Wet WIJ Werkpleinen Afsprakenkader Colo, ROC Leiden, ID College en Kenniscentra
2.
EVALUATIEBEVINDINGEN
In fase 1 van de evaluatie is een toetsingskader opgesteld. Dit is schematisch weergegeven in figuur 4. Aan de hand van dit toetsingskader heeft de evaluatie plaatsgevonden. Belangrijk uitgangspunt daarbij was de Samenwerkingsovereenkomst waarin de afspraken, doelstellingen en gewenste resultaten van het Jongerenloket tussen de samenwerkend partijen zijn vastgelegd. Figuur 4 Toetsingskader Doen we de goede
Doen we
dingen?
de dingen goed?
1. Visie
Beleid
Uitvoering
Beleidsdoelen en middelen Toetsingscriteria 2a, b, c, 3a, b, c
Prestaties Toetsingcriteria 4a, b en c
Toetsingscriterium 1
Maatschappelijke effecten Toetsingcriteria 4c
WIJ Actieplan Jeugdwerkloosheid RMC
Doelmatigheid
1. 2a. 2b. 3a. 3b. 4a. 4b. 4c.
Uitkomsten
Doeltreffendheid
Toetsingscriteria uit figuur 4, analoog aan de samenwerkingsovereenkomst voor het Jongerenloket: visie op het Jongerenloket doelen participanten en partners inbreng partners aansturing huisvesting werkwijze prestatieafspraken. We lopen in het vervolg van dit hoofdstuk de verschillende paragrafen en doelstellingen uit de samenwerkingsovereenkomst af en sluiten af met een sterkte-zwakte analyse.
2.1 Visie op het Jongerenloket Sommige respondenten geven aan dat zij een heldere visie op het Jongerenloket vinden ontbreken. Het ontbreekt ook aan een heldere visie op jongeren: waar doen we het voor, waarom willen we een Jongerenloket? Om jongeren uit de uitkering te houden, of om vsv-ers aan de onderkant van het
onderwijsspectrum (ook op langere termijn) voldoende kansen te bieden door hen tot op te leiden tot minimaal een startkwalificatie? De wijze waarop vsv wordt aangepakt qua methodiek verhoudt zich moeizaam tot de aanpak die de sociale diensten hanteren bij de uitvoering van de WWB (waar de WIJ een onderdeel van is). Veel respondenten betwijfelen dan ook dat de combinatie van beide taken in het Jongerenloket een gelukkige keuze is en zij geven aan dat uitvoering geven aan de WIJ niet goed past bij het huidige Jongerenloket. Een aantal respondenten wil graag een Jongerenloket dat minder een uitvoeringsinstelling is en meer instituut is dat beleid uitstippelt en sterk de coördinatie voert op alle initiatieven die er zijn voor jongeren. Er is ook behoefte aan een klankbordgroep dan wel coördinatiegroep die activiteiten voor jongeren coördineert. Anderen hechten juist weer sterk aan het uitvoeringskarakter van het Jongerenloket. Niet bij alle partijen is duidelijk hoe het Jongerenloket zich verhoudt ten opzichte van allerlei andere initiatieven.
2.2a Doelen Terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters Het aantal vsv-ers loopt terug, maar de resultaten blijven achter bij landelijke trend: Nederland - 20 procent en Holland-Rijnland – 14 procent. De roc’s vinden dat de terugleiding van VSV’ers naar onderwijs door het Jongerenloket onvoldoende uit de verf komt. In hun ogen stromen jongeren vanuit het jongerenloket te vaak uit naar werk en te weinig terug naar het onderwijs. Er is een sterk gevoel onder respondenten dat er het nodige blijft ‘hangen’ doordat er binnen de werkwijze van de roc’s nog veel kan worden verbeterd. Moeilijk is te bepalen in hoeverre dat oorzaak is van achterblijvende resultaten. Overigens wordt de laatste jaren steeds meer verwacht van de roc’s, terwijl ze daar wettelijk maar een beperkte taak in hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor het vinden van een bbl-plek. Erkenning onder respondenten dat roc’s juist op vsv-gebied steeds meer werk verrichten. Het reduceren van de jeugdwerkloosheid binnen Holland Rijnland Holland Rijnland kent relatief weinig jongeren in de ww of de bijstand (zie figuur 2). Wel is een forse stijging te zien sinds begin 2009 en is de groei in Holland-Rijnland sterker dan landelijk. Sluitende aanpak Het Jongerenloket doet er alles aan om een sluitende aanpak te bieden. Dit lukt niet altijd. Zo is er voor een aantal opleidingen een tekort aan bbl-plekken. Dit is een veel voorkomend probleem. Jongeren kunnen daardoor niet starten met de opleiding naar keuze. Ook aan de flexibiliteit van de roc’s zitten grenzen als het gaat om het starten van nieuwe opleidingen door het jaar heen. Hierdoor komt het voor dat jongeren tijdelijk gaan werken in afwachting van een bbl-plek of als dat niet lukt ze thuis komen te zitten.
Voorkomen dat een jongere beroep doet op een uitkering Dit is het uitgangspunt, maar de ervaring is dat sinds de komst van de WIJ het steeds moeilijker is jongeren te laten afzien van een uitkering. Het aantal jongeren onder 23 jaar met WIJ uitkering groei harder dan de groep 23-27 jaar. Sociale diensten zetten in een aantal gevallen vraagtekens bij de kwaliteit van de trajecten die het Jongerenloket in het kader van de WIJ inzet. Gebrek aan communicatie over en weer is hier mede debet aan. Er is onvoldoende inzicht en vertrouwen in elkaars werkwijze. Geen jongere zit onnodig thuis, het work first principe wordt ingezet als parallel traject Vanuit het Jongerenloket zijn nauwelijks work first-trajecten ingezet. Het principe achter work first is wel gehanteerd, in die zin dat veel jongeren volgende stappen in het uitgestippelde traject richting opleiding overbruggen met een tijdelijk baantje. Een aanmerkelijke groep jongeren bij het Jongerenloket is echter nog niet klaar voor de arbeidsmarkt (te weinig zelfstandigheid en discipline, schulden, gedragsproblemen, tienermoederschappen, ernstige problemen thuis, detentie, et cetera) Alle jongeren op zoek naar onderwijs en werk kunnen terecht voor advies, ondersteuning en of een trajectaanbod Het Jongerenloket laat geen enkele jongere vallen en blijft iedereen adviseren. Ook slecht gemotiveerde jongeren en draaideur jongeren. Veelal tevredenheid in het veld (RMC, jongerenwerk, et cetera) over uitvoering begeleiding van jongeren door medewerkers Jongerenloket. Ook kritische geluiden, met name over eigen trajectbegeleiding, waar doorverwijzen ook zou kunnen (Oriëntatiejaar, Cardea). Bijdragen aan methodiekontwikkeling om voortijdig schoolverlaten beter te voorkomen en te bestrijden. Het Jongerenloket blijkt hoofdzakelijk een uitvoeringsinstelling. Men heeft de handen vol aan de dagelijkse praktijk. De trajectbegeleiders hebben veel verstand van zaken die zij binnen cases wel gebruiken en verspreiden. Als het gaat om vernieuwende aanpak en innovaties op het gebied van preventie vsv komt e.e.a. nog onvoldoende uit de verf, zo meent een aantal respondenten.
2.2b Participanten en partners Het Jongerenloket werkt vanuit één entiteit en multidisciplinair team. De medewerkers zijn gedetacheerd zoals afgesproken, hoewel soms de formatie niet geleverd wordt. Het team zelf bestaat uit professionals en is de afgelopen jaren als team steeds professioneler en beter georganiseerd gaan functioneren. De trajecten worden daar waar nodig via parallelle dienstverlening gerealiseerd. Een aantal respondenten mist specialisatie bij de medewerkers. Iedere trajectbelegeleider doet alle taken. Een aantal respondenten pleit voor meer specialisatie.
De samenwerking op de werkvloer tussen UWV-Jongerenloket en RMC/Leerplichtambtenaar- Jongerenloket en ROC-Jongerenloket is doorgaans goed. Betrokkenen zijn tevreden over de ‘warme overdracht’ van klanten en de lijnen zijn over het algemeen kort. Ook met de meeste uitvoeringsinstellingen (Orientatiejaar, Cardea, Praktijkopleiding Rijnland) is sprake van intensieve samenwerking. Wel is over en weer behoefte aan meer terugkoppeling. De samenwerking Jongerenloket-(I)SD is veel stroever. (I)SD wil graag zicht op aantal en kwaliteit WIJ trajecten (werk-leer aanbod). De informatievoorziening op dit punt is onvoldoende. Daarnaast vindt weinig tot geen intervisie plaats tussen medewerkers (I)SD en medewerkers Jongerenloket en zijn de procedures en werkwijzes (nog) onvoldoende afgestemd. Hier wordt wel aan gewerkt zo wordt een aantal bijeenkomsten georganiseerd en is men bezig met een uniform formulier voor wet WIJ. 2.3a Inbreng per partner De afgesproken inzet wordt inmiddels over het algemeen geleverd. Toch ontbreekt er zo nu en dan capaciteit door dat participanten niet (kunnen) leveren. Daarnaast is de kwaliteit van de geleverde medewerkers door de tijd nog wel eens wisselend geweest. Vanuit de vsv-taak bezien bezitten de trajectbegeleiders over voldoende kwalificaties en zijn het goede professionals die jongeren op de juiste manier begeleiden. Vanuit de sociale dienst gezien is er in een aantal gevallen twijfel over de kwaliteit van de trajecten die het Jongerenloket bij de WIJ inzet. De kritiek is met name dat de trajectbegeleiders te weinig de regie nemen over het werk-leeraanbod en de bal te veel bij de jongere leggen. Dit leidt in de ogen van respondenten tot te vage trajecten, zonder heldere doelen.
2.3b Aansturing van het Jongerenloket De aansturing van het Jongerenloket vindt plaats conform is overeengekomen in de Samenwerkingsovereenkomst. Uit de gesprekken en de vergaderstukken blijkt echter dat de regie op en aansturing van het Jongerenloket onvoldoende is. De gemeenten en andere partijen in Holland-Rijnland zijn het niet eens over de te volgen koers. Uit de regiegroep komt geen eenduidig geluid naar voren. Te veel issues worden niet uitgesproken, waarbij de uitkomst daarmee in het midden blijft; Opgemerkt moet worden dan in Holland-Rijnland wel erg veel partijen betrokken zijn bij de samenwerking: VSV/Leerplicht, drie (I)SD’s, meerdere roc’s, twee UWV’s. Dit in tegenstelling tot andere regio’s, zoals bijvoorbeeld Tilburg of Alphen aan den Rijn waar het speelveld overzichtelijker is (zie bijlage 2). Regio Holland-Rijnland is als uitvoerder van het Jongerenloket een faciliterend en uitvoerend orgaan dat in dienst staat van de gemeenten en andere partners in de regio. Zij kan dus niet zelf de koers uitstippelen, maar is volgend.
Doordat niet precies duidelijk is welke koers het Jongerenloket moet varen, bepaalt zij naar beste inzicht een eigen koers. Daarmee kan men nooit iedereen tevreden stellen. De implementatie van de Wet Wij wordt als haastig en rommelig ervaren. Zowel (I)SD als Jongerenloket hebben weinig mogelijkheden gehad om werkwijze te toetsen en goed af te stemmen. Men is eenvoudigweg begonnen en heeft gaandeweg een manier gevonden om invulling te geven aan de uitvoering van de Wet WIJ. Diverse partijen geven dan ook aan behoefte te hebben aan een aparte klankbordgroep Jongerenloket. Ook wordt geopperd het Jongerenloket meer onafhankelijk en zelfstandig te laten opereren. Sommige respondenten willen het Jongerenloket minder zelf laten uitvoeren, maar meer laten coördineren. Er worden door enkele respondenten weliswaar vraagtekens gezet bij de ‘ophanging’ van het Jongerenloket bij de regio Holland Rijnland, maar tegelijk sluit die schaal wel aan bij vsv-aanpak en RMC die op dezelfde regionale schaal worden uitgevoerd. Een kleinere schaal brengt het risico van versnippering met zich mee, ook al doordat Werkplein Leiden (lees: regionale samenwerking op dit terrein) nog in de kinderschoenen staat. 2.3c Financiering In totaal brengen de participerende partijen in het Jongerenloket 8,2 fte’s in (tabel 1). Hiermee wordt het Jongerenloket feite in natura gefinancierd. Tabel 1 Overzicht inbreng partijen in het Jongerenloket Organisatie Toegezegde formatie (fte’s) Gemeenten/sociale diensten 2,07 ROC Leiden 1,2 ID-College 0,7 UWV Werkbedrijf Leiden en 1,73 Lisse Holland Rijnland 2,4 Totaal 8,2 Daarnaast zijn er nog kosten voor overhead: teamleider en administratief medewerker huisvesting ict pr en communicatie opleiding en training overig De totale overhead komt neer op € 229.000. De gemeente Leiden betaalt de kosten voor de teamleider en de administratief medewerker. De overige kosten zijn naar rato van inwoneraantal verdeeld over de overige gemeenten. De begrootte kosten per gemeente voor 2009 zien er als volgt uit (tabel 2).
Tabel 2 Begrootte kosten per gemeente Gemeente Kosten Gemeente Alkemade € 6.335,44 Noordwijk Hillegom € 8.880,56 Noordwijkerhout Katwijk € 26.632,95 Oegstgeest Leiden* € 110.000,00 Teylingen Leiderdorp € 11.407,87 Voorschoten Lisse € 9.611,21 Zoeterwoude *) kosten voor teamleider op administratief medewerker
Kosten € 10.881,90 € 6.689,50 € 9.646,19 € 15.330,01 € 9.961,89 € 3.672,47
De werkelijke kosten over 2009 waren lager dan begroot. In 2009 zijn er in totaal 934 jongeren gemeld bij het Jongerenloket, daarvan hebben er 846 een trajectplan gekregen (91 procent), waarvan er vervolgens 636 daadwerkelijk geplaatst zijn (68 procent).
2.4a Huisvesting Het Jongerenloket had front offices op de Werkpleinen in Leiden en Lisse. In Lisse is dat nog steeds het geval en is vrijwel altijd onder kantoortijden bemand. Hier vindt warme overdracht plaats. Sinds november 2009 is er geen front office meer op het Werkplein in Leiden. Wegens de vondst van asbest in het toenmalige gebouw, verhuisde het Werkplein. Op de nieuwe - tijdelijke - locatie was geen ruimte voor de front office van het Jongerenloket (en evenmin voor de back office). Front en back office zijn toen ondergebracht aan het Schuttersveld. Idee is de front office weer onder te brengen op het aanstaande, nieuwe Werkplein in Leiden. De respondenten vinden de aanwezigheid en zichtbaarheid van het Jongerenloket op de werkpleinen van groot belang. Ook op de back office worden jongeren ontvangen. De meningen zijn verdeeld of dit laagdrempelig genoeg is. Voorstanders zeggen dat de aanloop op de back office goed is. Anderen vinden het kantoorgebouw te afstandelijk. Dat is echter niet hard te maken. De trajectbegeleiders van het Jongerenloket opereren niet allen vanuit het loket, maar komen ook op locatie (roc’s, huisbezoeken)
2.4b Werkwijze Het Jongerenloket is er voor alle jongeren tussen 16 en 23 en verwijst door naar alle vormen van aanbod op gebied van onderwijs, werk en zorg en combinaties daarvan. Het Jongerenloket is outreachend, maar tot op zekere hoogte. Zeker wanneer leerplicht niet meer aan de orde is en er geen beroep wordt gedaan op uitkering hangt veel af van de motivatie van de jongeren zelf. De medewerkers van het Jongerenloket bieden een integrale, coachende en positieve benadering. Reden is niet alleen dat deze methode van werken evidence based is, maar ook dat veel jongeren vrijwillig een traject met het Jongerenloket aangaan. Alleen bij leerplichtigen en WIJ-aanvragers met een
inkomensvraag ligt dat anders. Er wordt maatwerk geboden. Gevolg is wel dat sommige trajecten langdurig en intensief zijn (zie ook bijlage 1). Het Jongerenloket is volgens de meeste respondenten goed toegankelijk voor jongeren. Er is voldoende samenwerking met andere instanties in de dienstverlening voor jongeren. Veel van het werk in het Jongerenloket gaat nu zitten in het zoeken naar een bblplek. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij jongeren zelf. Dat veel vragen daarover bij het Jongerenloket terecht komen is logisch, maar de vraag is of dat nou de bedoeling was. Volgens de afspraken die nu in het kader van het Actieplan Jeugdwerkloosheid tussen de roc’s, het Colo en de Kenniscentra zijn gemaakt, gaan de roc’s op dit punt zelf actiever worden. De roc’s maken ook vorderingen op het gebied van het tegengaan van uitval vanuit de eigen organisatie. Als het goed is, betekent dat verlichting voor het Jongerenloket.
2.4c Prestatieafspraken Bijdrage Jongerenloket aan het functioneren van de keten Van de ketenpartners is het merendeel overtuigd van de meerwaarde van het Jongerenloket. UWV, roc’s, RMC en leerplichtambtenaren geven aan dat door de bank genomen het Jongerenloket goed functioneert, als het gaat om de uitvoering (trajectbegeleiding, overdracht, volgen van jongeren). Daarnaast constateert men dat het voorziet in de behoefte om jongeren die het moeilijk hebben op het gebied van de scholings- en arbeidsmarkt extra, meer intensieve begeleiding te bieden. Met name de roc’s zijn echter niet tevreden over het aantal jongeren dat teruggeleid wordt naar onderwijs. De ‘afnemers’ van jongeren uit het Jongerenloket zijn veelal tevreden met het Jongerenloket en haar medewerkers. Een aantal vindt wel dat het Jongerenloket te weinig gebruik maakt van bestaande infrastructuren als Oriëntatiejaar en Cardea en te veel zelf aan trajectbegeleiding doet. Financiering van trajecten bij het Oriëntatiejaar en Cardea is overigens afhankelijk van de inzet uit het Participatiebudget door gemeenten, ook wanneer het Jongerenloket die trajecten wil inzetten. Er is ook ontevredenheid bij de Sociale Diensten. Men is niet tevreden over de wijze waarop de Wet Wij is vormgegeven in het Jongerenloket. In ieder geval heeft men te weinig zicht op de geleverde kwaliteit binnen die werkwijze, waardoor er wantrouwen is ontstaan. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe systeem waarbij RMC-systeem wordt gekoppeld aan SUWI-net. Hierdoor kan informatieoverdacht over en weer flink verbeteren. De doelstelling van 90 procent tevredenheid vanuit de ketenpartners wordt niet gehaald, met name omdat de sociale diensten niet tevreden zijn. Bijdrage Jongerenloket aan het ontwikkelen van een sluitende aanpak De teamleider Jongerenloket neemt conform de afspraken deel aan het afstemmingsoverleg RMC en rapporteert daar zijn bevindingen ten aanzien van
een sluitende aanpak. Medewerkers van het Jongerenloket zorgen per casus zo veel mogelijk voor een sluitende aanpak. In de brede zin ‘ontsnappen’ vsv’ers toch aan het zicht. Dit komt ook doordat binnen bijvoorbeeld de roc’s de signalering niet altijd goed werkt. Zo worden ook het Onderwijs Service Center van de roc’s zelf door de opleidingen vaak te laat betrokken bij dreigende uitval intern.
Aanmelden Het Jongerenloket behandelt elke jongere die er een beroep op doet ongeacht de problematiek of achtergrond. Functioneert daarmee als vangnet; Het Jongerenloket doet actief moeite om jongeren te bereiken door te bellen, sms’sen, mailen en ook via hyves en facebook. De overdracht vindt over het algemeen op een warme manier plaats, waarbij zowel persoonlijk als via e-mail als telefoon informatie wordt uitgewisseld. Punt van aandacht is de terugkoppeling over het vervolgtraject dan wel de einduitkomst van een traject.
Voor 2008 geldt dat de kwantitatieve doelen ten aanzien van het aantal aangemelde jongeren, het aantal gestarte trajecten en de uitstroom vrijwel volledig gerealiseerd zijn. Voor 2009 geldt dat er meer jongeren een beroep hebben gedaan op het Jongerenloket dan in 2008 (934 in 2009 om 792 in 2008). Ook het aantal (en aandeel) jongeren dat in een traject is gestart ligt aanzienlijk hoger dan in 2008 (846 in 2009 om 550 in 2008). Deze stijgende lijn zet zich in 2010 voort wat betreft het aantal aanmeldingen en het plaatsingspercentage. Bij de uitstroom valt op dat het aandeel plaatsingen op bol- en bbl-trajecten wat achterblijft bij de doelstelling, terwijl het aandeel plaatsingen op werk aanzienlijk hoger ligt dan beoogd. Veel van de ‘uitstroom’ uit het Jongerenloket gaat richting werk. Daar is ontevredenheid over. Er is echter geen inzicht in hoeveel gevallen het gaat om een tijdelijke overbrugging met een baan, totdat er met een opleiding kan worden begonnen. Dit blijkt in de praktijk echter veel voor te komen (zie ook de cases in bijlage 1). De WIJ is per 1 oktober 2009 van kracht. Het Jongerenloket heeft sinds dat moment aanvragen voor de WIJ in behandeling genomen. Uit de jaarrapportages blijkt dat in 2009 28 aanvragen zijn behandeld, terwijl in het eerste halfjaar 2010 209 aanvragen zijn gedaan. Toegankelijkheid Het Jongerenloket is conform de afspraken toegankelijk. Respondenten geven aan dat het Jongerenloket goed bereikbaar en laagdrempelig is voor jongeren.
Voor partnerorganisaties zijn vaste aanspreekpunten bij het Jongerenloket aangewezen. Tevredenheidsonderzoek Deze evaluatie peilt de tevredenheid onder de partners van het Jongerenloket. De tevredenheid onder jongeren die te maken hebben of hebben gehad met het Jongerenloket is niet uitgevoerd. De meest efficiënt en effectieve wijze om dit te doen is door met de jongere het gevolgde traject direct na afloop daarvan te evalueren.
2.5 Overzicht: sterkte-zwakte analyse Sterkten Organisatie wordt steeds professioneler. Veel positieve stappen gezet sinds de start. Van het JL wordt steeds meer gebruik gemaakt: 792 in 2008, 934 in 2009 en 904 t/m 3e kwartaal 2010. Warme overdracht vanuit Bureau Leerplicht en RMC naar JL. Warme overdracht vanuit UWV naar JL. Goede, intensieve begeleiding voor jongeren die het moeilijk hebben. Vestiging van JL op Werkpleinen en bij RMC/Bureau Leerplicht zorgt voor korte lijnen. Laagdrempelig en toegankelijk voor jongeren. Gebruik Jongerenloket groeit. Het voorziet daarmee in een behoefte. Jongeren worden niet losgelaten, maar steeds opnieuw opgepakt. Breed netwerk voor verschillende hulpvragen. Goede contacten met aantal aanbieders van onderwijs, werk en zorg. Goede contacten met roc’s in de keten.
Zwakten Het ontbreekt aan goede regie. Aansturing regiogroep VSV niet altijd duidelijk. Er is geen gezamenlijke visie en aanpak op jongeren bij ROC/UWV/JL/ISD. Werkprocessen UWV/JL/ISD op de werkpleinen zijn nog niet/onvoldoende afgestemd. Roc’s zijn niet tevreden over de output: te weinig jongeren komen terug in de schoolbanken om hun startkwalificatie te halen. Communicatie en terugkoppeling lang niet altijd goed richting toeleidende partijen. Wet WIJ is een probleem. Sociale diensten hebben geen/onvoldoende zicht op de kwaliteit en inhoud van het aangeboden werk-leeraanbod en de aantallen. Aanpak JL (begeleiding) strookt niet met aanpak van Sociale Diensten (harde aanpak). Aantal WIJ uitkeringen voor jongeren onder 23 is sterk gegroeid. Overigens is het aandeel van het JL in die stijging niet aan te geven. Er zijn veel initiatieven naast elkaar. Participerend organisaties zien door de bomen het bos niet altijd meer. Belangen en doelstellingen onderwijs en sociale zaken stroken niet altijd en botsen in het JL. Bedrijfsvoering en kwaliteit JL is deels afhankelijk van personele inbreng van deelnemende partijen. Dat paste niet altijd goed.
3.
ADVIES EN VERVOLGOPDRACHT JONGERENLOKET
3.1 Uitgangspunten Dienstverlening aan jongeren staat voorop, niet regelingen, organisatorische inpassing of werkprocessen. Duidelijkheid en overzicht scheppen. Sterke punten behouden, zwakke punten in huidige uitvoering heroverwegen. Duidelijke uitgangspunten, maar doelgroep en werkprocessen niet eindeloos afbakenen, waar nodig toewijzing van dienstverlening (in samenspraak) overlaten aan de verantwoordelijke professionals van Jongerenloket, roc’s en gemeente. Meer focus in het werk van het Jongerenloket (wat doet het wel en wat niet).
3.2 Overwegingen
Nu is er onduidelijkheid over aansturing, rol en activiteiten Jongerenloket. Er wordt gewerkt aan de hand van een brede opdracht en zeven verschillende doelen. Vraag is of al die doelen bij één team passen, dat met een duidelijk geprofileerde methodiek werkt. Veel respondenten denken van niet.
Volgens het Nicis - in een evaluatie van een aantal Jongerenloketten in 2009 is eenduidigheid in visie en doelstelling cruciaal: “De belangrijkste factoren in het succes van jongerenloketten zijn de gezamenlijke visie op jongeren, de resultaatgerichte instelling van de mensen die er werken en de korte communicatielijnen. Bureaucratisering, gebrek aan onderlinge samenwerking en onduidelijke regie (wie bepaalt uiteindelijk wat er gebeurt) blijken dodelijk.”
Het Jongerenloket heeft gekozen voor een sterk methodische aanpak. Idee daarachter is dat de jongeren die ze begeleiden veelal zijn uitgevallen en meerdere teleurstellingen hebben gehad op gebied van werk en opleiding. Ook is er vaak sprake van andere problematiek zoals schulden, huisvesting, psychische, sociale en psychiatrische problematiek. Wat het Jongerenloket nu in de praktijk doet is de drempel verlagen voor de betrokken jongeren om wel stappen te zetten en hun zelfredzaamheid te vergroten. De (evidence based) werkmethode van het Jongerenloket (oplossingsgericht coachen) is daar ook op gericht. In een (maatwerk)traject wordt zo steeds gekeken naar het te bereiken doel, dat door de jongere en de trajectbegeleider is geformuleerd. Dat is niet alleen een methodische kwestie (vanuit de gedachte dat deze jongeren vooral weer een wenkend perspectief nodig hebben, in plaats van het risico op de zoveelste teleurstelling), maar ook een praktische. Jongeren
ouder dan achttien hebben immers geen leerplicht. Zolang een jongere geen uitkering aanvraagt, is er derhalve sprake van een vrijblijvend traject.
Er bestaat doorgaans tevredenheid over de rol van het Jongerenloket bij vsv. Ondanks nog achterblijvende trend in de vsv-cijfers is het veld tevreden over inzet, deskundigheid en aanpak van het Jongerenloket. Op dit terrein lijkt geen reden de organisatie ‘op z’n kop’ te zetten, maar is het zaak door te bouwen op de huidige aanpak. Het is wel nodig scherper in beeld te krijgen hoe Holland Rijnland meer de landelijke trend in het terugdringen van het aantal vsv-ers kan volgen.
Het schakelt niet goed met de WIJ: de poortwachtersfunctie komt niet uit de verf en ‘coachende regime’ van Jongerenloket verhoudt zich moeizaam met het meer verplichtende regime dat vanuit de WWB geldt (vergelijk human capital aanpak versus work first aanpak in figuur 3.1). Een respondent voor deze evaluatie stelt het zo: “Bij WWB (en WIJ) gaat het om re-integratie op de arbeidsmarkt, maar uitvallende jongeren zijn nog niet eens begonnen op de arbeidsmarkt, die moeten hun start nog maken. Dat vergt dus een andere aanpak, gericht op ontwikkeling en goede keuzes maken. Kwestie van investeren in de toekomst.” Een andere respondent voegt toe: “Het Jongerenloket lijkt zich niet goed te beseffen dat het regime van de WWB (en dus de WIJ) een zekere strengheid vergt, dat je niet met een soort open eind kan begeleiden.”
Figuur 3.1 Kernelementen van de human capital- en work first-benadering
Bron: Divosa, Work first werkt; op weg naar evidence based work first, 2007 Het blijkt lastig om tot een regionale uitvoering of aansturing van de WIJ te komen. Het gezamenlijke werkproces WIJ is nog steeds niet afgerond. Dat bemoeilijkt de uitvoering door het Jongerenloket. Vanuit de effectiviteit van het Jongerenloket bezien is het kiezen of delen: of de gemeenten willen echt een regionale uitvoering van de WIJ (een respondent: “en dan moeten we dat ook
eindelijk eens goed regelen”) of ze gaan het weer zelf doen. Nu is het onduidelijk en dat leidt tot ontevredenheid.
Een duidelijker keuze in de doelstellingen voor het Jongerenloket lijkt nodig. De huidige zeven doelstellingen leveren te weinig focus op. En de uitgangspunten uit de samenwerkingsovereenkomst lijken (soms) op gespannen voet te staan met de WIJ. Dat blijkt in ieder geval in de uitvoering door het Jongerenloket: er wordt niet bij voorbaat voor de kortste weg naar werk gekozen, ook al is er sprake van een WIJ-uitkering. De uitvoering van het Jongerenloket verhoudt zich daarom moeilijk tot het regime van de WWB en daar is de WIJ toch ook nadrukkelijk een onderdeel van: snel naar werk, weliswaar zo duurzaam mogelijk, maar met in deze tijd ook zo laag mogelijke trajectkosten. Dat verhoudt zich lastig met de coachende aanpak van het Jongerenloket.
Zo weinig mogelijk uitkeringsafhankelijkheid is echter ook een bestaande doelstelling voor het Jongerenloket. Als dat voorop staat, betekent dat ook dat een jongere zonder startkwalificatie eerst aan het werk gaat, als een opleiding niet direct in beeld is (bijvoorbeeld omdat er een aanvraag voor inkomensondersteuning ligt). Sommige respondenten wierpen de vraag op of het raadzaam is het ‘regime’ van de WWB te laten prevaleren op het moment dat iemand om inkomensondersteuning vraagt (een WIJ-aanvraag doet): zo snel en duurzaam mogelijk uit de uitkering. Het behalen van een startkwalificatie moet dan worden gestimuleerd, maar is in eerste instantie dan een kwestie van een vervolgtraject of van eigen verantwoordelijkheid. Maar er ligt een bestuurlijke uitspraak aan het Jongerenloket ten grondslag dat het behalen van een startkwalificatie voor jongeren voor een traject richting werk gaat. Startkwalificatie heeft dus prioriteit, al signaleren we wel dat er niet altijd overeenstemming is over hoe ver je daarin vervolgens moet gaan.
Belangrijke overweging is de WIJ niet meer door het Jongerenloket te laten uitvoeren, gegeven de spanning die nu gesignaleerd wordt tussen de WIJ en de werkmethodiek van het Jongerenloket. Dat kan zich dan in de trajectbegeleiding concentreren op de RMC-taak. Andere kant van de medaille: de uitvoering van de WIJ bij het Jongerenloket laten, vraagt bij het team van het Jongerenloket om andere competenties en meer outillering om de WIJ ook goed uit voeren: mankracht, expertise, nauwer aansluiten op werkproces sociale diensten, regionale WIJ-financiering en een eenduidig WIJ-werkproces. Dat brengt een laatste punt naar voren: de bedrijfsvoering. Een advies daarover valt buiten het bestek van dit rapport, maar de vervolgopdracht moet ook een stabieler bedrijfsvoering (financiën en personele inzet) van het Jongerenloket mogelijk maken. De huidige opzet zorgt er enerzijds voor dat het Jongerenloket niet zelf personeel kan aantrekken en heeft anderzijds tot
gevolg dat een aantal partijen vindt dat men de binding met het eigen personeel in het Jongerenloket te veel kwijtraakt.
3.3 Vier groepen jongeren en advies over dienstverlening
Op basis van de huidige praktijk kunnen we de jongeren die bij het Jongerenloket komen indelen in vier groepen: 1.
Jongeren die al een startkwalificatie hebben
2.
Jongeren zonder startkwalificatie, die alleen een bbl-plek zoeken of de juiste opleidingskeuze moeten maken (min of meer enkelvoudige vragen)
3.
13 procent van de jongeren * onduidelijk hoeveel precies, naar schatting tussen de 5 en 10 procent * 30 procent *
Jongeren zonder startkwalificatie, met een WIJ-traject 4. Jongeren zonder startkwalificatie, zonder WIJ53 procent * traject * op basis van eerste 3 kwartalen 2010: in totaal 904 jongeren, waarvan 40 niet gestart met traject We komen per groep uit bij een advies voor de dienstverlening vanuit het Jongerenloket. Dat advies vormt de basis voor de vervolgopdracht van het Jongerenloket. Uitgangspunt is dat alle jongeren tot 27 jaar met vragen over werk en inkomen welkom zijn bij het Jongerenloket. Daarin heeft het Jongerenloket een front office rol. Die front office heeft logischerwijs een plek op de Werkpleinen. Het verzorgen van de intake hoort ook bij die front office rol. De intake vervult tegelijk een poortwachtersfunctie. Na de intake volgt doorverwijzing naar reguliere dienstverlening door roc’s (indachtig de nieuwe afspraken met Colo en Kenniscentra), sociale diensten en UWV waar dat kan, maar bij een specifieke groep jongeren biedt het Jongerenloket maatwerkbegeleiding. Het is van de vraag van de jongere afhankelijk wat vervolgens de dienstverlening wordt en wie die dienstverlening verzorgt. We beschrijven dat hier voor de vier benoemde groepen.
1. Jongeren met startkwalificatie Advies: als een jongere al een startkwalificatie heeft, verwijst het Jongerenloket altijd door (naar het UWV of sociale dienst). UWV of sociale dienst zorgt vervolgens voor passende dienstverlening. De dienstverlening van het Jongerenloket richt zich daarmee alleen op jongeren zonder startkwalificatie. Een startkwalificatie betekent dat mensen geacht worden zich te kunnen redden op de arbeidsmarkt, maar daarmee is niet gezegd dat een
startkwalificatie ook in alle gevallen goede perspectieven op een baan biedt. In sommige sectoren is dat maar heel beperkt of niet het geval. Daar ligt voor jongeren dus wel een arbeidsmarktknelpunt, maar het is niet de taak van het Jongerenloket om daar mee aan de slag te gaan en bijvoorbeeld jongeren met een bepaald diploma door te willen scholen naar niveau 3. Duidelijkheid en afbakening gaan nu voor uitbreiding van de opdracht van het Jongerenloket. Eventuele sectorale problemen kunnen in aparte projecten worden aangepakt.
2. Jongeren zonder startkwalificatie, met enkelvoudige vraag rond bbl-plek of opleidingskeuze Advies: het Jongerenloket verwijst bij vragen over louter opleidingskeuze of het zoeken van een bbl-plek door naar de roc’s. Het gaat de facto om drie groepen: a. jongeren die nog ingeschreven staan bij een roc (en waarvan het de bedoeling is dat niet bij het Jongerenloket hoeven te komen, omdat de roc’s zorgen voor goede dienstverlening) b. jongeren die (nog) niet ingeschreven staan bij een roc, omdat ze nog geen bbl-plek hebben gevonden (en waar verder geen multiproblematiek aan de orde is) c.
jongeren met oriënterende vragen over opleidingskeuze.
Inzet van de roc’s is dat deze groep jongeren zich niet meer bij het Jongerenloket meldt, maar door de roc’s zelf bediend wordt, ook als bijvoorbeeld sprake is van een gewenste overstap naar een andere opleiding(svorm) of een ander roc. Daar zijn tussen ROC Leiden en ID College afspraken over gemaakt.
Het recente afsprakenkader tussen de roc’s, Colo en de Kenniscentra moet ervoor zorgen dat deze partijen meer inspanningen doen om bbl-plekken te vinden en – wanneer dat toch niet lukt – een alternatief voor de jongere binnen het roc wordt gezocht. Het is goed om aan te tekenen dat de jongere zelf dat alternatief wel moet zien zitten (het betreft immers geen verplichting). Het nieuw in te richten leerwerkloket op de Werkpleinen zal ook een rol kunnen spelen voor deze groep jongeren. Eventueel afstemming met het Jongerenloket moet te zijner tijd worden uitgewerkt. Het Jongerenloket kan dan wellicht niet alleen doorverwijzen naar de roc’s, maar ook naar het leerwerkloket.
3. Jongeren zonder startkwalificatie, met WIJ-traject
Advies: in geval van een WIJ-aanvraag doet het Jongerenloket de intake en draagt het de jongere met een advies over aan de betreffende sociale dienst. Die intake heeft tegelijk een poortwachtersfunctie en kan daarom meerdere gesprekken vergen. Sociale diensten kunnen vervolgens wel (bilaterale) afspraken maken over trajectbegeleiding in het kader van de WIJ door het Jongerenloket (zoals het verder uitvoering geven aan het werk-leeraanbod). Inzet is dat deze groep jongeren bediend worden door de gemeente. De reden daarvoor is pragmatisch en hierboven beschreven: het wringt in de uitvoering van de WIJ door het Jongerenloket. Gegeven de omstandigheden is het dan beter de WIJ te laten uitvoeren door de gemeente zelf, die ook de verantwoordelijkheid dragen voor de WIJ. De ervaring is ook dat het Jongerenloket in haar dienstverlening aan deze groep (met veelal multi-problematiek) nogal eens in de rol van maatschappelijk werker zit. De betrokken partijen stellen dat dit niet de rol van het Jongerenloket moet zijn. Het Jongerenloket voert wel de intake voor de WIJ uit, als onderdeel van haar front office taak. Die intake kan – vanwege de poortwachtersrol – ook meerdere gesprekken vergen. Belangrijk doel is immers iemand te laten afzien van een WIJ-traject en zelfredzaam te zijn. Het Jongerenloket draagt de jongere over aan de sociale dienst met een advies over mogelijke dienstverlening. Hierover zijn duidelijke werkprocesafspraken nodig, met name vanwege de 8-weekstermijn voor een werkleeraanbod binnen de WIJ, die gaat lopen op het moment van intake. Centraal in dat advies staat een beoordeling of bij de jongere voldaan is aan de randvoorwaarden voor deelname aan school of werk, of dat eerst maatschappelijk werk aan de orde is. We tekenen aan dat de bestuurlijke uitspraak (op regionaal niveau) dat het behalen van een startkwalificatie ten alle tijde prioriteit is (ook in een uitkeringssituatie) door gemeenten binnen Holland Rijnland met een verschillende stelligheid wordt geïnterpreteerd. Alle gemeenten erkennen het belang van een startkwalificatie, maar sommigen zien een work first-aanpak als een prima onderdeel van de strategie om alsnog tot een startkwalificatie te komen, terwijl anderen een andere aanpak voorstaan. Conclusie van dit rapport is dat het aan de gemeenten zelf is hier invulling aan te geven (en niet aan het Jongerenloket), maar dat regionale afspraken wel gewenst zijn, om de doelstelling van het scholen van iedereen op tenminste het niveau van de startkwalificatie kracht bij te zetten. Er wordt door de verschillende gemeenten in Holland Rijnland enigszins verschillend gedacht over de rol van het Jongerenloket in de uitvoering van de WIJ. Juist daarom en vanwege de kritiek die er in den brede is op de huidige uitvoering van de WIJ (poortwachtersfunctie, inzet van trajecten, methodische insteek bij de begeleiding) door het Jongerenloket kiest dit advies voor een pragmatische koers, waarbij de verantwoordelijkheid en regie voor de WIJ
duidelijker ligt bij de gemeenten. Voor de uitvoering kunnen gemeenten dan bilateraal – als ze dat willen – afspraken maken met het Jongerenloket (aantallen, in te zetten instrumenten). Na overdracht aan de sociale dienst is het Jongerenloket niet helemaal uit beeld. Als en zolang de jongere nog geen 23 jaar is, heeft het Jongerenloket de verantwoordelijkheid voor de RMC-taak en monitort het de inspanningen van de jongere in het kader van de kwalificatieplicht.
4. Jongeren zonder startkwalificatie, zonder WIJ-traject Advies: voor jongeren die vanuit de RMC-taak begeleid moet worden - en die geen WIJ-aanvraag doen omdat ze bijvoorbeeld nog thuis wonen of een baan(tje) hebben - levert het Jongerenloket trajectbegeleiding. Ze hanteert daarbij de werkmethodiek die ze de laatste jaren heeft ontwikkeld. Inzet is dat het Jongerenloket zich - naast de front office functie voor alle jongeren met vragen over werk en opleiding - concentreert op haar oorspronkelijke kerntaak: het begeleiden van vsv-ers, veelal met meervoudige problematiek, die niet zelf de weg kunnen vinden naar een nieuwe opleiding of een combinatie van werken en leren. Dit is de grootste groep jongeren die het Jongerenloket nu begeleidt. Dit is ook de groep waarvoor het Jongerenloket oorspronkelijk is opgezet en waar de wekmethodiek op is geënt. Omdat het gaat om de RMC-taak beperkt de dienstverlening zich hier tot 23 jaar.
Mocht in de loop van de begeleiding door het Jongerenloket toch een WIJaanvraag (al dan niet met inkomensvoorziening) aan de orde zijn, voert het Jongerenloket de WIJ-intake uit en volgt overdracht naar de sociale dienst (ziegroep 3 hierboven). In de praktijk zal dat niet veel voorkomen en zal – als het voorkomt – het Jongerenloket en de betreffende sociale dienst moeten zorgen voor een goed doorlopende dienstverlening.
Door respondenten werd de vraag opgeworpen hoe ver het Jongerenloket moet gaan in begeleiding bij zorgvragen en hulpverlening bij randvoorwaardelijke zaken (GGD-adviezen, huursubsidie, kinderopvang, verslavingshulp regelen). Stelregel is in de huidige praktijk dat het Jongerenloket specialistische ondersteuning (zoals maatschappelijk werk of vragen rond gezondheid) organiseert en niet zelf uitvoert. Dat moet zo blijven. Maar dit rapport stelt dat verdere afbakening van dienstverlening (welke begeleiding geeft een trajectbegeleider nog wel en waar in inschakeling van andere partijen nodig) niet praktisch of wenselijk is. Van te voren afbakenen gaat ten koste van maatwerk. De professionals op de werkvloer (en hun leidinggevende) hebben de verantwoordelijkheid te bepalen welke dienstverlening door wie nodig is, met bewaking van de financiële aspecten. Een aandachtspunt is de relatie met werkgevers, zowel vanuit de praktijk van het Jongerenloket als in de beleidsmatige en bestuurlijke aansturing. De overheid
moet werkgevers vaker ervan zien te overtuigen dat werknemers een startkwalificatie niet kunnen missen. Wanneer een werknemer zonder startkwalificatie in dienst komt, zou daar altijd een leertraject aan verbonden moeten zijn. Dat vergt een actiever opstelling richting werkgevers: overtuigen, maar ook mogelijkheden bieden, bijvoorbeeld om interne opleiding om te zetten naar bbl-plekken. De partijen in het Jongerenloket geven aan dat de wil er bij werkgevers vaak wel is, maar dat de praktijk verder vorm moet krijgen. Dat is een ontwikkelopdracht, waarbij de al genoemde afspraken tussen roc’s, Colo en Kenniscentra een belangrijk aanknopingspunt kunnen zijn. Op basis van het advies voor de dienstverlening aan deze vier groepen, is de vervolgopdracht voor het Jongerenloket op te stellen. Samenvattend is de koers daarbij: het Jongerenloket is een front office voor alle jongeren tot 27 met vragen over opleiding en werk en op het Werkplein er komt een grotere rol voor de roc’s in het voorkomen dat jongeren bij het Jongerenloket komen de WIJ wordt uitgevoerd door de gemeenten (met monitoring als RMC-taak voor het Jongerenloket) het Jongerenloket richt zich op RMC-taak en voert daar trajectbegeleiding op uit - zoals nu ook het geval is - en blijft daarom in de back office opereren op schaal van Holland Rijnland.
3.4 Concept-vervolgopdracht Jongerenloket
Doel van Jongerenloket is: 1) jongeren die uitvallen terug op de rails te krijgen richting school, al dan niet in de combinatie werken en leren; 2) jongeren op weg te helpen die niet zelf de weg naar scholing of werk kunnen vinden.
Het Jongerenloket is er voor alle jongeren tot 27 jaar met vragen op het gebied van werk en scholing. De front office bevindt zich op de Werkpleinen. De front office rol houdt in dat het Jongerenloket altijd een gesprek aan gaat om de jongere snel op weg te helpen, bijvoorbeeld door goed door te verwijzen naar roc of UWV. Wanneer dat aan de orde is, verzorgt het Jongerenloket in het kader van haar front office rol ook de intake voor de WIJ of een RMC-traject. Die intake kan meer dan één gesprek vergen, vanwege bijvoorbeeld de poortwachtersfunctie die de intake ook voor de WIJ heeft (bevorderen zelfredzaamheid). Na de intake volgt doorverwijzing naar reguliere dienstverlening door roc’s, sociale diensten en UWV waar dat kan, maar bij een specifieke groep jongeren biedt het Jongerenloket maatwerkbegeleiding.
In schema ziet dat er als volgt uit:
1.
2.
3.
4.
Situatie jongere Al startkwalificatie
Geen startkwalificatie, alleen een bbl-plek of opleidingskeuze nodig Geen startkwalificatie, WIJtraject
Geen startkwalificatie, geen WIJ-traject
Dienstverlening Jongerenloket Doorverwijzing naar onderwijs, gemeente of UWV Derhalve één gesprek door JL Doorverwijzing naar roc - volgt trajectbegeleiding door roc en onderwijsadvies inclusief (terug)plaatsen op opleiding Derhalve één gesprek door JL) Intake door JL Overdracht aan gemeente (werk-leeraanbod volgt binnen acht weken) Gemeente kan JL tegen trajectkosten inschakelen Intake door JL JL verzorgt trajectbegeleiding in het kader van RMC
Bij deze vervolgopdracht hoort nog een aantal aandachtspunten over financiering en organisatie. De RMC-financiering - en daarmee de begeleiding van jongeren uit groep 4 in bovenstaande schema - loopt tot 23 jaar. In de praktijk zullen de vragen van jongeren boven de 23 veelal richting de WIJ of werk gaan en zijn andere partijen aan zet. In die gevallen zal worden doorverwezen door het Jongerenloket. Advies is de back office van het Jongerenloket vanwege de RMC-taak op de schaal van Holland Rijnland te handhaven, ook vanwege schaalgrootte van het team; aandachtspunt is wel de directe koppeling met de woongemeente van de jongeren (terugkoppeling van acties, overleg). In de praktijk blijkt de huisvesting van het Jongerenloket aan het Schuttersveld nu geen probleem (jongeren weten het Jongerenloket te vinden). Vanuit de RMC is die huisvesting zelfs een voordeel. Voor de aansturing van de front office van het Jongerenloket op de Werkpleinen heeft de nog lopende landelijke discussie over de aansturing van de Werkpleinen wellicht gevolgen. Voor de praktische aansturing past nu een pragmatische opstelling: aansturing door de back office van het Jongerenloket, die moet zorgen voor goede contacten met de andere partners op het Werkplein. In dat kader zijn de nog in te richten leerwerkloketten op de Werkpleinen mogelijk belangrijke partners. Een ontwikkelopdracht rond het Jongerenloket is te komen tot een duidelijker bestuurlijke aansturing. Van belang daarvoor is een voorstel – dat nu in ontwikkeling is – om te komen tot een regionale regiegroep onderwijs en werk.
Een andere ontwikkelopdracht is een duidelijker organisatorische opbouw, met als voornaamste keus: personeel blijven uitlenen of budget beschikbaar stellen om (vanuit RMC) zelf personeel aan te nemen bij het Jongerenloket. Daarnaast is extra inzet wellicht mogelijk door vaste stageovereenkomsten aan te gaan met hogescholen (opleidingen personeel & arbeid of sociaalmaatschappelijk werk). Voor de intake is nog van belang hoe wordt omgegaan met inschrijven van jongeren als werkzoekende. Bij het Jongerenloket Rijnstreek (in Alphen aan den Rijn) worden jongeren die zich melden altijd ingeschreven als werkzoekende, in Leiden alleen jongeren die zichzelf als werkzoekend opgeven. Vanuit het Actieplan Jeugdwerkloosheid wordt nu in beeld gebracht hoe de criteria precies liggen en wat dit voor gevolgen heeft voor de operationele dienstverlening. Aan de koers die gevolgd gaat worden voor het Toekomstige Jongerenloket kleven uiteraard financiële consequenties. Het Jongerenloket krijgt – volgens dit advies - in 2011 een takenpakket dat minder uitgebreid is. Wat precies de financiële consequenties zijn, is nu nog niet te overzien, omdat dat mede afhangt van enkele organisatorische keuzes, die begin 2011 moet worden uitgewerkt. Toch enkele ‘haakjes’. Op basis van het advies over de nieuwe opdracht (zie schema vorige pagina) kan de volgende (grove) inschatting worden gemaakt van de hoeveelheid werk voor jongeren tot 23 jaar (daar komt de front office rol voor de groep van 23 tot 27 jaar nog wel bij): aantal aanmeldingen bij de front office Jongeren Loket: 800-900 aantal WIJ intakes: 200 aantal trajecten: 450. Dit betekent ongeveer een reductie van 30-40 procent van de werkzaamheden (voor jongeren tot 23 jaar). Doorvertaald - nogmaals: met de nodige slagen om de arm - betekent dat het JL met 5 tot 5,7 fte toegerust zou kunnen worden. De overheadkosten (teamleider, administratie, huisvesting, ict, pr en communicatie) zullen nagenoeg niet afnemen.
BIJLAGE 1 UIT DE PRAKTIJK VAN HET JONGERENLOKET: 25 CASES
Verdeling cases naar kenmerken Situatie Onder 18 jaar Startkwalificatie Persoonlijke problemen (thuissituatie, tienermoeder, drugs etc) Schulden Acties (som > 25) Zoeken werk Zoeken bbl-plek Zoeken leerwerkplek, opstapbaan et cetera Zoeken kinderopvang Hulp bij uitkeringskwesties Zoeken naar opleiding Overdracht (al dan niet gedeeltelijk) door gezondheid / beperking Woonsituatie verbeteren WIJ-aanvraag Resultaat (som = 25) Nog zoekende Geplaatst in BOL BBL Nog zoekende , al wel werk Werk, in afwachting van start opleiding Werk Begeleiding door MEE
6 2 12 7 14 8 1 2 2 12 5 3 10 6 6 4 1 1 6 1
Algemene opmerkingen Het zoeken naar een gepaste opleiding is eigenlijk altijd wel onderdeel van het traject, maar lukt vaak niet, doordat er geen bbl-plek te vinden is, de jongere niet door de selectie van de opleiding komt, zelf weer uitvalt of niet goed mee kan in het onderwijssysteem (te laag niveau, te weinig discipline). Dat typeert toch de moeizame verhouding tussen Jongerenloket en roc’s. Beschrijving cases Bij drie jongeren duurt het traject lang, zijn de betreffende jongeren zijn lethargisch en hebben duidelijk moeite aan te haken bij de gebruikelijke gang van zaken rond kinderopvang, inschrijven bij scholen, solliciteren. Ze hebben ze erg veel moeite om te bepalen wat ze willen en zijn ze - eufemistisch gesproken - niet erg doortastend. Desondanks komt het bij alle drie tot een bbl- of werkplek. Maar in het traject krijgen ze relatief veel ruimte, meer dan in een uitkeringssituatie normaal gesproken te verwachten zou zijn.
Bij twee andere jongeren gaat het om een klassiek arbeidsmarktprobleem: het is gewoon moeilijk werk of een bbl-plek te vinden. De ene jongere komt dan niet verder, de andere wijkt toch uit naar een bol-opleiding. Een jongere die uit een BOL 4 opleiding is gevallen. Wil een BBL 3 opleiding gaan doen, maar ROC wil hem alleen onder voorwaarden aannemen (zelf een BBL-plek zoeken en een proeftijd van twee maanden goed doorstaan) vanwege eerder veel verzuim op hetzelfde roc. Wijkt uit naar ander roc en doet daar nu BOL-opleiding. Een jongere die z’n draai niet kan vinden in de reguliere opleidingstructuur. Vaak wordt afgewezen voor opleidingen en ook vaak uitvalt. Uiteindelijk magazijnmedewerker wordt en veel tijd in muziek steekt. Is daar erg tevreden mee. Uitgevallen dor privé-problemen. Begeleiding in zoeken naar hervatting opleiding, switch van BOL naar BBL. Plek gevonden. Dakloos, psychische problematiek, geen perspectief op (hervatting) school of werk. Veel moeite om jongere nog een beetje op de rails te houden via zorgtraject. Situatie past eigenlijk niet bij een WIJ-uitkering, maar bij gebrek aan alternatief is er toch een WIJ-aanvraag gedaan. Wordt afgewezen. Jongere zit al twee jaar thuis. Opleiding wordt gevonden (BOL 2), maar het lijkt mis te lopen als hij een stage moet zoeken. WIJ-aanvrager, die zelf met voorstel voor leerwerktraject komt. Maar krijgt dat niet rond wegens geen bewijs van goed gedrag. Gaat vervolgens op eigen initiatief BOL 4 opleiding doen. Jongere met al heel lang gedragsproblemen. Schorsing van school, ruzie thuis, detentie. Wordt na detentie getest op niveau 4, maar wordt niet aangenomen bij een BOL-opleiding. Volgt weer detentie. Vervolgens baantjes en toch weer aanmelding bij de opleiding, maar nu in BBL-variant. Jongere met startkwalificatie die werkt zoekt. Na enige begeleiding vindt hij een baan. Valt snel uit wegens ruzie, maar vindt ook weer snel iets anders. Jongere zonder diploma’s zoekt werk. Is vervolgens nauwelijks contact mee te krijgen. Komt niet opdagen, komt afspraken niet na. Wajong-aanvraag. Jeugdzorg wordt betrokken. Faalangst. Zeer moeilijk naar werk of opleiding te bemiddelen. WIJ-aanvrager. Solliciteerde na vmbo-diploma eerst op werk, maar dat is niet gelukt. Wordt snel geplaatst in BBL 1 opleiding. Dakloze jongere, twee jaar prostitutie, psychische problemen en schulden. Hulp bij zoeken naar huisvesting en WIJ-aanvraag. Die wordt in eerste instantie geweigerd, maar daarna toch toegekend. Doorverwijzing naar GGZ. Werk of opleiding nog even niet aan de orde. Lange geschiedenis van schoolproblemen. Lijkt dan weer even goed te gaan,. Maar kan niet aanhaken en haalt diploma niet. Problemen met drugs, alcohol
en justitie. WIJ-aanvraag en aanmelding bij roc. Krijgt dan werk, maar wordt later weer ontslagen. Nog steeds schulden, heeft intussen een taakstraf gekregen en zit nog zonder werk of opleiding. Leerplichtige valt uit bij roc. Drugsproblematiek (cannabis), ruzie thuis. Contact loopt stroef. Wordt aangemeld bij verslavingszorg en zoekt naar een baan. Dat lukt uiteindelijk, na veel vallen en opstaan. Leerplichtige valt uit, hulp bij zoeken naar BBL-plek. Maar dan volgt detentie. Vervolgens wordt een plek bij Kickstart gevonden. Dat heeft niet het gewenste resultaat. Jongere wil een opleiding doen, die de sociale dienst niet voor hem wil betalen. Daar stokt het. Jongere heeft het op vmbo niet gered en wilde naar de landmacht. Daar is vacaturestop. Nieuwe opleiding gezocht en BBL-plek gevonden. WIJ-aanvrager met MBO 3 diploma, gemotiveerd om werk te zoeken. Vindt ook relatief snel werk. Jongere raakt BBL-plek kwijt door gebrek aan werk bij werkgever. Heeft schulden, vraagt WW aan. Wordt geweigerd en start als zzp-er in de bouw. Stopt met BBL-opleiding, overweegt avondopleiding. Aanstaande tienermoeder is gemotiveerd, maar ook grillig in wat ze wil. WIJaanvraag. Motivatie neemt gaandeweg af, zeker na geboorte kind. er wordt nik bereikt. Overdracht aan sociale dienst. Jongere wil overstappen van BOL naar BBL, maar dat ging niet. Jongere gaat rest van het schooljaar werken en begint dan met nieuwe BOL-opleiding.
BIJLAGE 2 ERVARINGEN VAN ELDERS: TILBURG EN DE RIJNSTREEK
B2.1
BLINK TILBURG
In 2008 is het jongerenloket Blink gestart voor jongeren in de gemeente Tilburg en de regiogemeenten. Het loket is bedoeld voor jongeren tussen 16 en 23 jaar die geen startkwalificatie hebben, of begeleiding nodig hebben bij terugkeer naar school of richting arbeidsmarkt. Generieke doelstelling van het jongerenloket is het bestrijden van jeugdwerkloosheid en het aanpakken van voortijdig schoolverlaters door middel van een sluitende aanpak en werkend vanuit een gezamenlijke visie. Voor alle jongeren die zich bij het loket melden geldt: het hoogste doel is het behalen van een startkwalificatie. Als dit niet haalbaar is of ongewenst, dan is de insteek: zo snel mogelijk aan het werk. Het UWV Werkbedrijf, onderwijsinstellingen, het RMC, Leerplicht en de gemeente Tilburg werken samen binnen het jongerenloket. Werkwijze De werkwijze van het jongerenloket is (op papier) als volgt: Stap 1. Jongeren worden aangemeld door de sociale dienst, onderwijsinstellingen, leerplicht, organisaties die met/ voor jongeren werken (maatschappelijk werk, jongerenwerk, jeugdreclassering, et cetera) of jongeren melden zichzelf aan. Jongeren krijgen één aanspreekpunt, hun persoonlijke coach. Stap 2. Frontoffice medewerkers voeren een dienstverleningsgesprek met de jongere. De frontoffice van het jongerenloket wordt bezet door 3 fte (waarvan één jongerenadviseur van het UWV, één consulent van Alexander Calder en één trajectbegeleider van het roc). Na het dienstverleningsgesprek bepaalt de frontoffice medewerker een profiel: school, werk of intensieve begeleiding. Het profiel bepaalt welke organisatie in de back office dienstverlening uitvoert. Stap 3. Iedere organisatie voert hier de kerntaken van de eigen organisatie uit: Roc: trajectbegeleiding en onderwijsadvies inclusief (terug)plaatsen op opleiding; UWV: korte bemiddeling naar werk, leerbaan; Alexander Calder: trajectbegeleiding jongeren die niet de kortste weg naar school/ werk kunnen bewandelen. Stap 4. Uitstroom: terug naar school (BOL/ BBL) regulier werk gesubsidieerd werk/ SW plek zorg/ hulpverlening. Resultaten Het jongerenloket Blink stelde zich twee doelen in 2009 :
20% van de jongeren terugleiden naar school. De realisatie voor 2009 ligt op 11,4%. Daarmee is de doelstelling niet gehaald. 75% van de jongeren begeleiden naar werk of een leerwerktraject. De realisatie voor 2009 ligt op 40,8%. De doelstelling is niet gehaald. Evaluatie Het jongerenloket Blink is in 2009 geëvalueerd. Hieruit blijkt dat veel jongeren de weg naar het loket weten te vinden, maar dat op een aantal punten verbetering mogelijk is. Zo blijkt dat er de praktijk niet voldoende gestuurd wordt op het bereiken van de startkwalificatie. Veel jongeren zonder startkwalificatie gaan liever werken dan terug naar school. Het is van belang om deze groep meer mogelijkheden te bieden om opleiding en werk te combineren. Op basis van een evaluatie is besloten tot een herpositionering van BLINK als het gaat om de aansluiting op het wijkniveau, versterking op de inzet behalen startkwalificatie voor voortijdig schoolverlaters en een betere vervlechting met bestaande zorgstructuren in de jeugdkolom. Kortom In Tilburg zit het Jongerenloket op het Werkplein, waarbij de front office wordt bemand door UWV, ROC Tilburg en een re-integratiebedrijf. Een aanbod in een leerwerkbedrijf staat daarin centraal. Dat aanbod wordt in trajectvorm ingekocht door de gemeente. Het Jongerenloket (BLINK) fungeert als loket, dat diagnosticeert, organiseert en doorverwijst. Overzicht Jongerenloket BLINK Tilburg
B2.2
JONGERENLOKET RIJNSTREEK
In de Rijnstreek maakt het Jongerenloket integraal onderdeel uit van het Werkplein met als participanten ISD de Rijnstreek, de gemeente Alphen aan den Rijn en UWV Werkbedrijf. Roc's of RMC zitten niet direct in het Jongerenloket. De insteek is daarmee veel sterker gericht op de WIJ dan in Holland Rijnland, waar RMC en vsv (tot nu toe althans) centrale uitgangspunten vormen. De trajectbegeleiders van het Werkplein/Jongerenloket blijven betaald door eigen organisatie (geen detachering) en ze worden aangestuurd door de eigen managers. Doelgroep: alle jongeren tot 27 jaar die zich melden op het Werkplein met een werk of scholingsvraag. Dat de insteek van het Jongerenloket een andere is dan in de rest van Holland Rijnland, blijkt ook uit het Projectplan Werkplein Rijnstreek (1 april 2010). Ter illustratie: In de aanbiedingsnota bij het Projectplan Werkplein Rijnstreek aan het portefeuillehoudersoverleg komt de WIJ of het Jongerenloket niet voor. In het projectplan zelf worden op het Werkplein drie front offices gepresenteerd: het Werkhart Rijnstreek (servicepunt voor werkgevers), het Werkzoekende-team (re-intergratie van werkzoekenden) en het Jongerenloket (voor iedereen tot 27 jaar). Het Werkzoekende-team en het Jongerenloket werken integraal samen. Het projectplan stelt dat het verschil in dienstverlening tussen de WW en de WWB op den duur zal verdwijnen in het Werkplein Rijnstreek. De termen WIJ, jongere, vsv of RMC komen in het Projectplan niet voor. Het Jongerenloket Rijnstreek heeft geen aparte presentie op internet. Op de website van het Werkplein Rijnstreek, wordt onder de rubriek Jongeren tot 27 jaar alleen ingegaan op de WIJ. Doorverwijzing naar nadere informatie betreft ook alleen de WIJ. De RMC-taak in de Rijnstreek is ondergebracht bij het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Midden Holland (ISMH: de Rijnstreek, Gouda en de Krimpenerwaard). De uitvoering van de RMC-taak is ondergebracht bij de leerplichtbureaus in Alphen aan den Rijn en Gouda. Het RMC zit in de backoffice van het Jongerenoket.
BIJLAGE 3 RESPONDENTEN EN BEGELEIDING
Interviews: bestuurlijk dhr. De Roon, Lisse dhr. De Jong, ID College mw. Van Oortmerssen, Oegstgeest (vz. regiegroep vsv Holland Rijnland) dhr. Mostert, Katwijk dhr. Maat, Leiderdorp dhr. De Wit, Leiden dhr. De Haan, Leiden mw. Jas, ROC Leiden Interviews: beleid en uitvoering dhr. Van der Beek, Jongerenloket dhr. El Makhtari, Jongerenloket mw. Struive, Jongerenloket dhr. Verschoor, UWV Werkbedrijf mw. De Jong, Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland mw. Van Overschot, RMC Holland Rijnland mw. Valk, gemeente Leiden (Regionaal Actieplan Jeugdwerkloosheid) mw. Duijser, gemeente Leiden dhr. Simmelink, ROC Leiden dhr. De Wind, gemeente Katwijk dhr. Luijk, gemeente Katwijk dhr. Kuin, ID College
mw. Van Bree, ID College mw. Reehorst, ID College mw. Boxhoorn, ISD Bollenstreek mw. Houben, ISD Bollenstreek dhr. Termeer, UWV Werkbedrijf mw. Van der Plas, Cardea / Werkhotel mw. Van der Valk, Oriëntatiejaar Leiden dhr. Wignand, Stichting Jeugd- en Jongerenwerk Midden Holland dhr. De Vries, Praktijkopleiding Rijnland dhr. Kuit, Workskills dhr. Bezzai, Kickstart
Het onderzoek werd aangestuurd door mw. Hoogervorst en de heer Duijvensz van Holland Rijnland. De begeleidingscommissie bestond uit de werkgroep vsv van Holland Rijnland: mw. Hoogervorst, Holland Rijnland dhr. Van Poelgeest, gemeente (vz) Leiderdorp dhr. Duijvensz, Holland Rijnland mw. Van Dooren, gemeente dhr. Van der Beek, Jongerenloket Oegstgeest dhr. Kuin, ID College mw. Keijer, gemeente Teylingen dhr. Simmelink, ROC Leiden mw. Van Dijk, gemeente dhr. Luijk, gemeente Katwijk Zoeterwoude mw. Miltenburg, gemeente Leiden mw. Boxhoorn, ISD Bollenstreek mw. Lekkerkerker, gemeente Leiden dhr. Schmidt, UWV Werkbedrijf Lisse dhr. Verschoor, UWV Werkbedrijf Leiden
BIJLAGE 4 KWANTITATIEVE RESULTATEN JONGERENLOKET HOLLAND RIJNLAND
Kwantitatieve doelen
Evaluatiecriteria op jaarbasis
2008
2009
1e helft 2010
800 jongeren doen een beroep op het Jongerenloket (800 was een prognose)
800
792
934
524
90% heeft een trajectplan en trajectbegeleider
90% van 800 = 720
550 (69%)
846 (91%)
503 (96%)
90% van de jongeren vraagt geen uitkering aan
90%
Niet meetbaar
Niet meetbaar
Niet meetbaar
Uitstroom
Minimale grens 60%
62% (339 plaatsingen op 550 gestarte trajecten)
75% (636 plaatsingen ten opzichte van 846 gestarte trajecten)
61% (306 plaatsingen t.o.v. 503 gestarte trajecten)
BOL
15%
6%
13%
5%
BBL
25%
7% BBL 12% Leerwerkplek
12% BBL 9% Leerwerkplek 1% Krijgsmacht
5% 8%
Overige opleiding
Niet in criteria opgenomen
18%
10%
8%
Werken met interne opleiding
25%
14%
12%
20%
Werk
25%
38%
37%
48%
Zorg/hulpverlening
10%
2%
2%
1%
Overig (Wajong, WSW)
Niet in criteria opgenomen
3%
4%
6%
4 maand
2,7 maand
3,4 maand
Gemiddelde duur tussen aanmelding en plaatsing op een traject Bron: jaarrapportages 2008, 2009, 2010.