4 tegen 4 Extra voetbalactiviteit: de vereniging als organisator
Voorwoord:
vereniging als organisator extra voetbalactiviteiten
Voetbalwedstrijden organiseren. Dát is de belangrijkste behoefte waarin de KNVB voorziet. De bijna 4000 voetbalverenigingen en de ruim één miljoen leden in ons land putten vooral zoveel voldoening en beleving uit hun geliefde spel omdat ze officiële wedstrijden en competities kunnen spelen. De KNVB is zich goed bewust van zijn kerntaak: niet voor niets worden elke week 30.000 wedstrijden georganiseerd.
Maar het is niet alleen de KNVB die ervoor verantwoordelijk is dat voetbal voldoening en beleving biedt. Verenigingen kunnen evenzeer een steentje bijdragen aan al dit fraais. Met nevenactiviteiten. Met nevenactiviteiten die op voetbal gericht zijn, welteverstaan. Anno 2007 zijn de meeste leden niet meer tevreden te stellen met louter een wedstrijd in het weekeinde. Voetbalclubs dienen daarom creatief te zijn tijdens voor- en najaarsvakanties, tijdens winter- en zomerstop, op woensdagmiddagen en op trainingsdagen. En laten we vooral niet voorbijgaan aan de behoefte aan voetbal wanneer de wedstrijd is afgelast of wanneer er sowieso geen duel op het programma staat.
Extra voetbalactiviteiten zijn van belang voor verenigingen die hun leden méér willen bieden dan de gebruikelijke wedstrijden en die daarmee ook willen aansluiten op situaties die in die wedstrijden voorkomen. Een aansprekend voorbeeld van extra voetbalactiviteiten is 4 tegen 4, in principe bedoeld voor álle voetballende leden van de club.
Deze brochure gaat over 4 tegen 4. Concreter: over de manier waarop een voetbalvereniging zelf een 4 tegen 4 toernooi kan organiseren voor haar jeugdspelers. In het verleden was het de KNVB die de organisatie voor zijn rekening nam. Eigenlijk ging het dan om een incidenteel evenement. Medewerkers van de voetbalbond vertoonden een dag lang hun kunsten, waarna het voorlopig was gedaan met 4 tegen 4 toernooien bij de club. Hartstikke zonde natuurlijk, want de praktijk heeft geleerd dat de activiteiten bij voetballers in de smaak vallen en dat ze er veel meer van zouden willen genieten dan alleen op die ene dag in een lange tijd. Dáár ligt dus een kans voor voetbalverenigingen. De KNVB wil clubs helpen die kans te benutten.
Het 4 tegen 4 toernooi moet veranderen van een eenmalig evenement van KNVBmedewerkers naar een steeds terugkerende activiteit van de voetbalvereniging zelf. Een activiteit die voldoet aan de behoefte van leden aan op voetbal gerichte bezigheden. Aan op voetbal gerichte bezigheden die worden aangeboden náást het bekende pakket van officiële KNVB-wedstrijden. Met deze brochure zijn voetbal verenigingen in staat zélf de regie te voeren - zo vaak als gewenst.
Hóe krijgt de club alle facetten van de organisatie in de vingers? De KNVB-regiocoach kan de vereniging tijdens het leerproces met raad en daad bijstaan. Hij of zij heeft op voetbaltechnisch vlak - in het jeugdvoetbal - een ondersteunende rol voor clubs in zijn of haar regio. De KNVB-regiocoach biedt zowel beleidsmatige als voetbaltechnische ondersteuning aan het - vrijwillige - verenigingskader. In elke van de 49 KNVB-regio’s is een regiocoach werkzaam die als adviseur, vraagbaak en ondersteuner maatwerk levert aan voetbalverenigingen. Hij helpt ze díe invulling te geven aan hun jeugdvoetbalbeleid die precies bij ze past. Zoals gezegd: het is van belang dat een club leert zélf zaken op te zetten. Na de hulp van de regiocoach moet de vereniging onafhankelijk van de KNVB kunnen opereren. Een regiocoach kan een vereniging bezoeken, maar het is ook mogelijk dat een regionale bijeenkomst wordt georganiseerd voor een aantal clubs met soortgelijke wensen of problemen.
In deze brochure staat een echte voetbalactiviteit centraal: 4 tegen 4. Wat houdt 4 tegen 4 in, wat zijn de uitgangspunten en hoe organiseert de vereniging het allemaal? De club doet er goed aan zich tegelijkertijd te realiseren dat 4 tegen 4 slechts een van de vele voetbalactiviteiten is die je als club op touw kunt zetten. Andere werkboeken uit deze reeks gaan over de Goalmaster clinics, vooral bedoeld voor pupillen maar vaak ook leerzaam voor junioren, en de Dreamclinic, in eerste instantie bestemd voor junioren, maar ook bruikbaar voor - de oudste - pupillen. 4-tegen-4 ¿
Hoe laat deze handleiding zich lezen? De inleiding biedt de lezer een korte blik op de inhoud van een 4 tegen 4 toernooi. Wat verstaan we er precies onder en waarom kan de vereniging er succes mee boeken? Hoofdstuk 1 beschrijft de uitgangspunten die de KNVB hanteert voor de vragen ‘Wat is voetbal?’ en ‘Jeugdvoetballers, wie zijn dat?’. De spelbedoeling van voetbal is (gebruikmakend van de middelen die in overeenstemming zijn met de regels) méér doelpunten te maken dan de tegenpartij: winnen! En hoe vertaalt dat zich naar pupillen, junioren of senioren? Wat zijn bijvoorbeeld de specifieke kenmerken die horen bij de verschillende leeftijdscategorieën?
In hoofdstuk 2 draait het om de praktijk van 4 tegen 4 toernooien. Wat houden de voetbalvormen precies in, hoeveel deelnemers zijn er nodig, welke kaderleden maken hun opwachting? De lezer ziet in hoofdstuk 3 hoe hij aan de hand van een stappenplan op eenvoudige wijze de algemene organisatie kan vormgegeven van een 4 tegen 4 toernooi. Het resultaat van dit alles: een leuke, extra voetbalactiviteit voor de leden. Tot slot wijzen we er op dat in deze handleiding met voetballers/ spelers zowel spelers van de mannelijke als van de vrouwelijke kunne worden bedoeld.
¿ 4-tegen-4
Inhoudsopgave
Voorwoord3
Inhoudsopgave5
Inleiding
Doelstellingen Doelgroepen
1.
Basispunten
1.1 1.2 1.3 1.4
2.
Wat is voetballen? Jeugdvoetballers, wie zijn dat? KNVB-visie op jeugdvoetbal Waarom 4 tegen 4?
Organisatie 4 tegen 4: Individuele winnaar
6
7 7 12 16 19
21
2.1 Deelnemers 2.2 Begeleiding 2.3 Benodigde materialen 2.4 Verzorging 2.5 Financiën 2.6 Veldindeling 2.7 Organisatie 4 tegen 4: Individuele winnaar
21 21 22 23 23 24 28
Bijlagen
Uitslagenformulieren speelschema’s Letters Voorbeelden overige toernooischema’s 4 tegen 4
39 40 42 53
1 2 3 4
3. Stappenplan54 Nawoord58
Bijlagen59
Voorbeeld uitnodigingsbrief + inschrijfformulier Presentielijst Veldaanduidingen Evaluatieformulier
59 60 62 70
Colofon
72
1 2 3 4
4-tegen-4 ¿
inleiding
Inleiding Elke voetbalvereniging kan een 4 tegen 4 toernooi organiseren en daarmee actieve leden succesvolle ervaringen gunnen en een waar voetbalfeest teweegbrengen. Een 4 tegen 4 toernooi geldt als een extra voetbalinhoudelijke activiteit. Het woord ‘voetbalinhoudelijk’ maakt duidelijk dat we niet te maken hebben met bijvoorbeeld een speurtocht of een bingomiddag, ook mooie middelen om leden tevreden te stellen, maar dat het hier gaat om voetbal als uitgangspunt van de activiteit. Elementen als aanvallen, verdedigen en omschakelen keren dus alle terug. Het zijn stuk voor stuk facetten die ook onderdeel vormen van een voetbalwedstrijd. Het is de bedoeling dat voetballers binnen een 4 tegen 4 toernooi plezier beleven door succeservaringen op te doen: succes smaakt altijd naar méér en stimuleert de speler zich verder te ontwikkelen! Bovendien leren - technisch - kaderleden van de verenigingen al doende zélf een 4 tegen 4 toernooi op te zetten. Zij draaien niet langer mee met KNVB-medewerkers, maar denken werkelijk na over de organisatie om deze ook uit te voeren.
Doelstellingen Primair: > Als vereniging een leuke, voetbalinhoudelijke activiteit aanbieden die is gericht op winnen Secundair: > Scholingsactiviteit voor het - technisch - kader
Doelgroepen
¿ 4-tegen-4
Primair: > Pupillen, junioren en senioren Secundair: > De - technisch - kaderleden
basispunten
1. Basispunten
1.1. Wat is voetballen?
Voetballen. Hoe dikwijls nemen we het woord niet in de mond? Hoe vaak horen we het dagelijks niet om ons heen noemen? Om nog maar te zwijgen over het aantal keren dat binnen een etmaal wereldwijd wordt gesproken over football, futbol, fussball en ga zo maar door. Maar wat is eigenlijk de precieze inhoud van die zo vaak gebezigde term? In deze paragraaf gaan we op zoek naar het KNVB-antwoord op de vraag ‘Wat zijn de centrale kenmerken van voetballen?’. Iedereen kent termen als techniek, conditie of fair play. Maar bedoelt iedereen er ook hetzelfde mee? Willen we elkaar tot in de finesses begrijpen, dan is het zaak helder de betekenis van die begrippen voor ogen te hebben.
Op het gevaar af een open deur in te trappen, gaan we van start met de constatering dat voetballen een spel is. Ieder spel wordt gekenmerkt door een doel, middelen om dat doel te bereiken, bepaalde regels en de vrijwillige acceptatie van deze regels. Het spelen van een spel kunnen we kort omschrijven als: vrijwillig pogen onnodige obstakels te overwinnen.
Spelbedoeling
Het doel van een spel wordt ook wel de spelbedoeling genoemd. Het gaat hier om de definitie van het spel zelf en niet om bijkomende doelen, zoals bevordering van de gezondheid of geld verdienen.
De spelbedoeling van voetballen is om, gebruikmakend van de middelen die in overeenstemming zijn met de regels, meer doelpunten te maken dan de tegenpartij. Dit kan kortweg worden aangeduid als: winnen.
De spelbedoeling kan alleen worden gerealiseerd door gebruik te maken van díe middelen die in overeenstemming zijn met de regels.
Spelmiddelen
Bij de middelen van het voetbalspel denken we in eerste instantie aan een bal, twee teams en een speelveld. Deze middelen krijgen pas betekenis wanneer ze aanleiding geven en uitnodigen tot bepaalde handelingen - ook hier weer in relatie tot de spelbedoeling en de regels.
Spelregels
De belangrijkste functie van spelregels is dat ze obstakels opwerpen op de weg die leidt naar de spelbedoeling. De belangrijkste basisregel bij voetballen is bijvoorbeeld dat de bal niet met de handen mag worden gespeeld. De middelen van het voetbalspel - of specifieker: de handelingen die door de spelers (moeten) worden uitgevoerd - worden steeds door de spelregels geleid en kunnen zonder die regels dus niet adequaat worden begrepen.
Vrijwillige acceptatie
Een voorwaarde om een spel te kunnen spelen, is dat de deelnemers vrijwillig de spelregels accepteren. We komen hierop terug onder het kopje ‘Fair play’.
4-tegen-4 ¿
basispunten
Stefan en de vier voetbalkenmerken Stefan is zes en wil lid worden van de voetbalvereniging Groen Geel. Zijn vriendjes spelen er al in een F-team. Begeleid door zijn vader meldt Stefan zich aan bij de club. Een paar dagen later traint hij er voor het eerst en wéér een paar dagen later mag hij met de F3 een officiële KNVB-wedstrijd spelen. Stefan vindt het zó spannend, dat hij de avond voor zijn debuut bijna niet in slaap kan komen. Op het moment dat de scheidsrechter de volgende dag fluit voor het begin van de wedstrijd, weet Stefan dat hij rekening moet houden met vier specifieke voetbalkenmerken: > De spelbedoeling: Stefan en zijn ploeg willen winnen. Daartoe moeten zij
meer doelpunten maken dan de tegenstander. > De middelen: Stefan en zijn ploeg spelen tegen een ander team, krijgen te
maken met een bal en treden aan op een speelveld. > De spelregels: bij het streven naar de overwinning en bij het gebruiken van
de middelen is lang niet alles toegestaan. Op weg naar de spelbedoeling hebben Stefan en zijn ploeg te maken met beperkingen. Stefan weet bijvoorbeeld heel goed dat bij voetballen een veldspeler de bal niet met zijn hand mag aanraken. Anders zou het spel wel ‘handbal’ heten. > Vrijwillige acceptatie: Stefan en de andere F-pupillen leggen zich neer bij de beperkingen die voortvloeien uit de spelregels. Accepteren zij de beperkingen niet, zoals het verbod om de bal met de hand te spelen, dan zijn zij niet in staat volgens de spelregels de spelbedoeling te realiseren. Ze zullen nooit een geldig doelpunt maken.
Speelse attitude
Het begrip ‘spel’ kan ook in een andere betekenis worden gebruikt dan hierboven. We hebben het dan over spel in de zin van een bepaalde instelling of attitude. In de Engelse taal wordt in dat geval meestal het woord play gebruikt, dat iets anders is dan game. Een speelse attitude kan wel ónderdeel zijn van een game. Het staat enerzijds voor vrijwilligheid en anderzijds voor nieuwe mogelijkheden proberen, een verrassing oproepen, grenzen aftasten. Bij dit alles geldt: voetballen is en blijft een spel, een game, of het nu wel of niet wordt gespeeld met een speelse attitude. Pedagogisch gezien is het wel van belang dat vooral in het jeugdvoetbal een beroep wordt gedaan op een speelse attitude.
Bewegingshandelingen in het voetbalspel
Met bewegingshandelingen in het voetbalspel bedoelen we in algemene zin: manieren van verplaatsend omgaan met de bal, het speelveld, de medespelers en de tegenstanders. Deze manieren van omgaan zijn uiteindelijk gericht op het, overeenkomstig de regels, verplaatsen van de bal in het doel van de tegenstander: de spelbedoeling.
¿ 4-tegen-4
Voetballen is een teamsport en alleen met een team kan de spelbedoeling worden gerealiseerd. We hebben het hieronder dan ook over de handelingen die op teamniveau moeten worden uitgevoerd. Dit wordt in eerste instantie bepaald door het al dan niet in balbezit zijn van een team. Omdat beide teams niet tegelijkertijd in balbezit kunnen zijn, brengen we voetbalhandelingen onder in twee overkoepelende - en aan elkaar tegengestelde - categorieën: aanvallen en verdedigen. Teams kunnen bovendien wisselen van balbezit, zodat moet worden omgeschakeld van aanvallen naar verdedigen of andersom. Op teamniveau hanteren we aanduidingen van voetbalhandelingen die zijn gebaseerd op het al dan niet in balbezit zijn van een team. Het gaat om de volgende teamfuncties: aanvallen, verdedigen en omschakelen.
basispunten
Aanvallen
Binnen Aanvallen onderscheiden we de teamtaken opbouwen en scoren. Bij opbouwen gaat het om alle aanvallende handelingen die gericht zijn op het creëren van kansen - om vervolgens te kunnen scoren. Spelers moeten daartoe bepaalde bewegingshandelingen uitvoeren, zoals passen, dribbelen, passeren, vrijlopen, kaatsen, een voorzet geven en koppen. Het creëren van kansen - via opbouwen - is geen doel op zichzelf. Het staat in dienst van het maken van doelpunten: scoren. Schieten en koppen zijn hier de meest gebruikelijke bewegingshandelingen.
Verdedigen
Verdedigen is de logische tegenhanger van aanvallen. We onderscheiden hier de teamtaken storen en doelpunten voorkomen, de respectievelijke tegenpolen van opbouwen en scoren. Bij storen gaat het om alle verdedigende handelingen die erop zijn gericht de opbouw van de tegenstander te verhinderen. Om aan deze teamtaak te kunnen bijdragen, moeten spelers bepaalde bewegingshandelingen uitvoeren, zoals jagen, knijpen, dekken, koppen en een sliding maken.
Leidt het storen niet tot het gewenste resultaat, dan maakt het plaats voor het verhinderen van scoren, ofwel het voorkomen van een doelpunt. Spelers dragen hieraan bij door bewegingshandelingen uit te voeren als afschermen, blokkeren en (weg)koppen. De doelverdediger kan de bal wegwerken met zijn handen.
Omschakelen
Balbezit kan tijdens het voetballen snel omslaan in balverlies. Bij wisseling van balbezit zullen beide teams - bij voorkeur snel - moeten omschakelen van aanvallen naar verdedigen of omgekeerd.
Virgil en de drie teamfuncties Virgil is eerstejaars C-junior bij Groen Geel. Hij heeft de leeftijd waarop een voetballer steeds meer gaat nadenken over de inhoud van het spel. Onlangs heeft zijn coach hem en zijn ploeggenoten verteld over de teamfuncties: aanvallen, verdedigen en omschakelen. > Wanneer Virgil en zijn teamgenoten aanvallen, bestaan hun teamtaken uit
opbouwen en scoren. Opbouwen draait om het creëren van kansen. De eerste teamfunctie moet leiden tot de tweede: scoren. > Verdedigen Virgil en zijn ploegmakkers, dan zijn ze bezig met de tegenhanger van aanvallen. Hun twee bijbehorende teamtaken staan op dat moment dan ook lijnrecht tegenover de teamtaken van aanvallen. Storen is hét middel tegen opbouwen, terwijl doelpunten voorkomen de opponent is van scoren. > Omschakelen. Wanneer het team van Virgil de bal afpakt van de tegenstander of die juist verspeelt, is het voor de spelers zaak zo snel mogelijk om te schakelen van aanvallen naar verdedigen of andersom.
Individuele techniek
De voetbalhandelingen van individuele spelers krijgen pas betekenis vanuit een bepaalde teamfunctie of teamtaak. Op dit individuele niveau kan onderscheid worden gemaakt tussen: 1) bewegingshandelingen met balcontact. 2) bewegingshandelingen zonder balcontact. Het begrip techniek heeft in het eerst geval betrekking op bewegingshandelingen met bal en zegt iets over het niveau waarop een individuele speler in staat is ze uit te voeren. Het is van belang die techniek steeds in relatie te zien tot een bepaalde teamfunctie of teamtaak. Bij bewegingshandelingen zónder balcontact valt te denken aan vrijlopen en jagen op de bal. 4-tegen-4 ¿
basispunten
Spelinzicht en communicatie
De andersoortige handelingen ‘spelinzicht’ en ‘communicatie’ vervullen een ondersteunende rol bij de realisatie van de spelbedoeling. Met het oog op spelinzicht is het nuttig te onderstrepen dat individuele voetballers niet alleen moeten kunnen passen, koppen, schieten, vrijlopen of jagen. Ze moeten voetbalsituaties ook zodanig kunnen waarnemen, herkennen, interpreteren, en anticiperen, dat dergelijke bewegingshandelingen op het juiste moment en op de juiste plaats worden uitgevoerd. Spelinzicht kan dan worden omschreven als: de mate waarin een speler in staat is mogelijkheden waar te nemen om aan een bepaalde teamtaak of teamfunctie gerelateerde bewegingshandelingen uit te voeren, zowel die van zichzelf als die van medespelers en tegenstanders.
Communicatie
Communicatie binnen het voetbalspel kan kortweg worden getypeerd als spelinzicht op teamniveau. Het betreft alle communicatieve handelingen die erop zijn gericht de bewegingshandelingen van individuele voetballers te coördineren en op elkaar af te stemmen. Spelers moeten elkaar aanvoelen, begrijpen en coachen, steeds ook weer in het licht van een bepaalde teamfunctie of teamtaak.
Voetbalconditie
Wordt het niveau van voetballen hoger, dan heeft dat vooral consequenties voor de wijze van uitvoeren van de diverse bewegingshandelingen. De ruimtes worden kleiner, de handelingssnelheid moet omhoog. Dat vergt een betere voetbalconditie. Er wordt meer en intensiever een beroep gedaan op kracht, snelheid en uithoudingsvermogen. Begrippen als herstelvermogen, herstelcapaciteit, explosief vermogen en explosieve capaciteit winnen aan belang.
10 ¿ 4-tegen-4
basispunten
Voetbaltraining
Al het bovenstaande leidt niet tot één uniforme trainingsmethode. De kern van de zaak is in elk geval: leren van en oefenen op dezelfde voetbalhandelingen die in een wedstrijd van spelers worden gevraagd.
Voetballen en fair play
Het is al gemeld: een voorwaarde om het voetbalspel te kunnen spelen, is dat de regels vrijwillig worden geaccepteerd. Doen de deelnemers dat niet, dan handelen ze in strijd met het principe van fair play. Maar het begrip fair play heeft een wat ruimere betekenis. We hebben het over: spelen volgens en spelen náár de geest van de regels, ofwel formele fair play en informele fair play. Van formele fair play is sprake wanneer de voorgeschreven spelregels zowel worden geaccepteerd als nageleefd. Informele fair play gaat over ongeschreven regels, waarbij we drie principes hanteren: gelijke kansen, spelen met volledige inzet en respectvolle bejegening van de tegenstander. Wat in informele zin als fair of als unfair moet worden aangemerkt, ligt niet steeds op eenduidige wijze vast en is voor verschillende interpretaties vatbaar. Op topsportniveau kan dit ook nog weer anders zijn dan bij jeugdigen of bij recreanten.
Ozgur en informele fair play Ozgur is centrumspits van Groen Geel A1. Natuurlijk, als aanvaller die op het scherp van de snede duels uitvecht met centrale verdedigers, weet hij precies wat wel en wat niet is geoorloofd volgens de spelregels. In die zin heeft hij oog voor formele fair play: hij accepteert vrijwillig de regels en handelt er ook naar. Wat heb je er aan als je een doelpunt maakt en de scheidsrechter een streep door het succes haalt omdat je de bal met je hand hebt gespeeld? Maar de midvoor toont zich óók sportief op een manier die niet verplicht is, op een manier die we informele fair play noemen. Hij schiet de bal buiten de lijnen wanneer een van de spelers van de andere ploeg vanwege een blessure even niet in staat is te voetballen. Dat is het principe van de gelijke kansen. Verder speelt Ozgur altijd met volledig inzet. Toen zijn team onlangs al kampioen was, spoorde hij zijn ploeggenoten aan in het laatste competitieduel tegen een degradatiekandidaat gewoon op volle kracht te spelen. Anders zou een andere degradatiekandidaat worden benadeeld, de ploeg nota bene waartegen Groen Geel een week eerder zo zijn best had gedaan omdat in die wedstrijd de laatste drie benodigde punten voor het kampioenschap konden worden gehaald. Tot slot is de respectvolle bejegening van de tegenstander Ozgur evenmin vreemd. Zo helpt hij bijvoorbeeld altijd zijn tegenstander overeind wanneer die na een duel is gevallen.
4-tegen-4 ¿ 11
basispunten
1.2.
Jeugdvoetballers, wie zijn dat?
De spontane en altijd lachende spits of de teruggetrokken en stille verdediger. De 5jarige die zijn eerste schreden op het voetbalveld zet of de 18-jarige die binnenkort senior is. Zoals de ene mens de andere niet is, zo is ook de ene (jeugd)voetballer de andere niet. Maar hoe ga je als coach om met al die verschillende karakters? Met elkaar omgaan, dat is vaak een kwestie van ervaring opdoen. Er bestaan geen handleidingen voor en er is geen boek waarin panklare oplossingen staan om met iedereen goed op te kunnen schieten.
Bij jeugdspelers is een nuttig handvat in elk geval de leeftijdscategorie waartoe de voetballer behoort. Wie zich op de jeugd richt, merkt al snel dat bepaalde gedragspatronen kenmerkend kunnen zijn voor de leeftijd. Let wel: kúnnen zijn. Het is geen gulden regel. Terwijl bepaalde kenmerken bij bijvoorbeeld de ene 9-jarige snel te herkennen zijn, manifesteren ze zich bij de andere 9-jarige juist niet of nauwelijks. Of ze komen bij de ene 9-jarige veel eerder of later aan het licht dan bij de andere. De KNVB onderscheidt bij pupillen drie leeftijdscategorieën: F-pupillen, E-pupillen en D-pupillen. Bij de junioren is eveneens sprake van drie leeftijdscategorieën: C-junioren, B-junioren en A-junioren. Kenmerken van een speler in die afzonderlijke categorieën kunnen zijn:
7-9 jarigen: (F-pupillen)
Snel afgeleid. Kan zich niet lang concentreren. Té speels om te voetballen op de manier die ouderen van hem/haar verlangen. Individueel gericht, heeft nog geen gevoel om dingen sámen te doen. Bij de jongsten in deze categorie bevindt bijna elke speler zich dichtbij de bal: kluitjesvoetbal. De bal wordt soms half of helemaal niet geraakt. De bal wordt door een enthousiaste kluwen van rennende en schoppende spelers voortbewogen. Lopen kinderen uit deze categorie wat langer bij de vereniging rond, dan tonen zij de eerste vormen van samenspel. De balbehandeling is dan duidelijker gericht op een bepaalde handeling, al reikt het repertoire nog niet verder dan aannemen, dribbelen, drijven, een trap naar voren en een schot op doel.
9-11 jarigen: (E-pupillen)
Al veel meer bereid deel uit te maken van een team. Ziet het verschil tussen wie goed en minder goed voetbalt. Heeft het geduld wat langer dezelfde oefening uit te voeren. Ontwikkelt een betere balbehandeling. De ideale leeftijd om de basisvaardigheden onder de knie te krijgen. Dat laatste gebeurt bewuster en doelgerichter dan bij de F-pupillen. Te denken valt aan het aanleren van samenspel, in de vorm van de eerste echte combinaties. Er ontstaat meer inzicht in dekken en vrijlopen.
11-13 jarigen: (D-pupillen)
Meer geneigd zich te meten met anderen. Is in staat in teamverband een doel na te streven. Beheerst de eigen bewegingen en is bewust bezig zich te verbeteren.
13-15 jarigen: (C-junioren)
Vermogen tot beoordelen groeit en een eigen mening ontwikkelt zich. Geldingsgedrang neemt toe, evenals de behoefte zich te vergelijken met anderen. Een speler kan in korte tijd lichamelijk snel groeien: het begin van de pubertijd. Meisjes gaan gemiddeld eerder puberen dan jongens. Als gevolg daarvan kunnen zij in betrekkelijke korte periode ineens een stuk zwaarder worden. Gaat het over verdeling van taken binnen het team, dan kunnen voorzichtig eisen worden gesteld aan C-junioren. De C-speler is voornamelijk bezig met wat zich in zijn pupillentijd begon te ontwikkelen: vrijlopen en samenspelen. De kopduels worden serieuzer: er wordt minder gekopt met de ogen dicht. In verdedigend opzicht is ook verbetering te constateren: minder vaak richt een aantal spelers zich op één tegenstander. Het wordt C-junioren steeds duidelijker welke taken bij een bepaalde positie horen. Ze gaan daar ook naar handelen.
12 ¿ 4-tegen-4
basispunten
15-17 jarigen: (B-junioren)
Bij de jongens zet de groei in de lengte zich door. Minder controle over ledematen lijkt daarvan het gevolg te zijn. Meisjes zijn over het algemeen uitgegroeid. Bij zowel jongens als meisjes manifesteren zich alle kenmerken van de pubertijd, zoals lusteloosheid, onredelijkheid en humeurigheid. Daar waar meisjes de waarde van een overwinning lijken te relativeren, is een zege voor jongens belangrijker dan ooit. Hun soms te fanatieke houding illustreert dat B-junioren op zoek zijn naar de eigen grenzen. De B-junior is nóg meer in staat echte wedstrijdsport te beoefenen. Hij waagt zich soms aan acties die voor het team weinig rendement hebben. Denk aan de te laat ingezette sliding of de nonchalante pass met buitenkant voet. Deze handelingen maken duidelijk dat hij zich wil bewijzen. Het tempo is hoger, er wordt korter gedekt. De B-junior moet leren onder druk te spelen en dat gaat hem soms minder goed af. Zijn individuele mogelijkheden moeten meer rendement voor het team gaan opleveren. Dat moet hij zich proberen eigen te maken.
18-19 jarigen: (A-junioren)
Op weg naar meer evenwicht. Kenmerkend zijn: fysieke groei in de breedte en een zakelijker benadering van de gebeurtenissen. In deze leeftijdsfase beslist de speler meestal of hij prestatieve- of gezelligheidssport gaat bedrijven. Is beter bestand tegen de moeilijkheden die zich voordoen wanneer je in een kleine ruimte speelt. De A-junior is nog niet volleerd, maar hij is wel aan het ‘rijpen’. Tegenover de onrustige B-junior staat het meer beheerste optreden van de A-junior. Spelers letten ook onderling op elkaars handelen: er ontstaat een zekere eigen controle.
4-tegen-4 ¿ 13
basispunten
Treden F- en E-pupillen nog aan op een half voetbalveld in teams van 7 tegen 7, de D-pupillen spelen 11 tegen 11 op een groot veld. Zij hebben de periode achter de rug waarin zij er volledig op waren gericht technische vaardigheden onder de knie te krijgen. Nu komt een nieuw hoofddoel om de hoek kijken: inzicht ontwikkelen in het spel. In de wedstrijd moeten D-pupillen leren omgaan met bijvoorbeeld de grootte van het speelveld en met de spelregels, waarvan buitenspel een heel belangrijke is! Verder hebben zij te wennen aan spelen in een opstelling (4-3-3) en vooral aan de belangrijkste principes bij balbezit van hun eigen team en balbezit van de tegenpartij.
Meisjes ook... De lichamelijke en psychische ontwikkeling van meisjes en jongens loopt grofweg tot het twaalfde jaar parallel. Meisjes beleven voetbal op dezelfde wijze als jongens. Bovengenoemde leeftijdstypische kenmerken voor F-, E- en D-pupillen gelden dus evenzeer voor meisjes als voor jongens.
‘Meisjesvoetbal is Jeugdvoetbal’ In de wedstrijden die door de KNVB worden georganiseerd, kunnen meisjes en jongens tot en met hun achttiende - tot en met de A-junioren - met en tegen elkaar voetballen. Dat enige uitzondering vormen de landelijke A-junioren klassen. Van gemengd voetbal is sprake wanneer een meisjesteam of individuele meisjes uitkomen in een gemengde jeugdcompetitie. In ons land is gemengd voetbal een geaccepteerd verschijnsel dat als positief wordt ervaren. Sinds meisjes vanaf hun zesde officieel kunnen voetballen en dat dan ook gretig doen, hoeft hun voetbalontwikkeling niet meer te verschillen van die van jongens.
Pubertijd Vanaf hun dertiende jaar worden de verschillen tussen jongens en meisjes steeds duidelijker. De meisjes komen wat eerder in de pubertijd dan de jongens. Zij meten zich dan vaak een nonchalante houding aan als protest tegen de door volwassenen opgestelde regels die bepalen waar ze zich aan hebben te houden. Zij weet zelf het beste wat zij wil en wat te doen, zo redeneert het gemiddelde meisje van deze leeftijd...
De begeleider in de vereniging kan op deze houding inspelen door meisjes te betrekken bij het opstellen van regels, organiseren van activiteiten en de verzorging van materiaal. Meisjes voelen zich verantwoordelijk voor de keuze die ze hebben gemaakt: voetballen. Doe je voordeel met dat verantwoordelijkheidsgevoel.
Opvallend: spelers uit meisjesteams vanaf 13 jaar zijn er zeer op gericht sámen iets bereiken. Deze meisjes streven er - nog - niet naar als individu ‘de beste’ te zijn, maar willen met elkaar een prestatie neerzetten. Het getalenteerde meisje uit een meisjesteam voelt er weinig voor een uitzonderingspositie te bekleden. Dat kan ertoe leiden dat haar prestaties achteruitgaan of dat zij zelfs voor een andere sport kiest. Pas wanneer het meisjes haar evenwicht heeft gevonden, wanneer ze zeventien of achttien jaar is, wil ze zichzelf ‘los’ zien van de rest van het team en kan ze ervoor kiezen een uitzonderingspositie in te nemen.
Opvallend is het verschil tussen meisjes uit een meisjesteam en meisjes uit een gemengd team. Laatstgenoemden beleven het voetbal niet wezenlijk anders dan de jongens uit dat team.
Het mag duidelijk zijn: de ene speler is de andere niet. Willen jeugdleiders en -trainers kunnen beoordelen wat ze wél en wat ze níet van voetballers kunnen verwachten, dan is het zaak dat ze over voldoende kennis beschikken van de typische kenmerken die horen bij de verschillende leeftijdsfasen en de sekseverschillen.
14 ¿ 4-tegen-4
basispunten
Coachen in de verschillende ontwikkelingsfasen
Coachen is een middel om een speler iets te leren. Een speler bekwaamt zich niet alleen door bepaalde handelingen veelvuldig te oefenen, hij ontwikkelt zijn technische vaardigheden eveneens dankzij een ander die hem coacht in voetballen. Die vaardigheden leert hij vervolgens te gebruiken in spel- en wedstrijdvormen. Het doel: plezier beleven, het spel beheersen en vervolgens winnen.
Aan coaching ligt één gouden regel ten grondslag. Behalve spelvreugde staat niet de techniek centraal, maar het spel, de spelontwikkeling en de spel- en wedstrijdrijpheid. Voor het blindstaren op techniek kunnen we de metafoor gebruiken van ‘droogzwemmen’. Waar bij het laatste het meest essentiële element ontbreekt water - daar wordt bij een te grote nadruk op techniek eveneens de context uit het oog verloren: het spel. Dikwijls wordt te veel en te lang geïsoleerd geoefend op technische vaardigheden als kappen, draaien, schijnbewegingen, balbewegingen, balbeheersing en passen. Natuurlijk, het zijn stuk voor stuk technische vaardigheden die een speler moet kunnen beheersen. Maar niet als truc op zich, losgekoppeld van het spel of zelf los van de meest eenvoudige speelvorm. Nee, de vaardigheden vormen onderdeel van een groter geheel. Het spelelement geeft richting, vorm en zin aan de technische vaardigheden van spelers.
Coachdoelstellingen
Wat kun je wél en wat kun je níet van een speler verwachten? Leiders en trainers hebben voldoende kennis nodig van de typische kenmerken van de verschillende leeftijdsfasen om het antwoord betreffende een specifieke speler te kunnen geven. De doelstellingen van een coach moeten aansluiten bij die verwachtingen. Elke ontwikkelingsfase van een kind brengt andere coachdoelstellingen met zich mee. Een coach kan van de gemiddelde F-pupil niet verwachten, dat hij in staat is zijn eigen bewegingen te beheersen en in teamverband een doel na te streven. Dat zijn zaken die pas gaan spelen bij D-pupillen.
Het coachen van de wedstrijd komt rond het twaalfde jaar echt aan de orde. Het spreekt voor zich dat kinderen daarvóór ook al wekelijks wedstrijdbeleving kennen, maar op een meer onbevangen manier. Wie kinderen vóór hun twaalfde wil leren voetballen, moet de waarde relativeren van de complexe wedstrijd, ofwel de wedstrijd waarin het aantal keuzemogelijkheden fors is als gevolg van de grote ruimte van het complete voetbalveld en als gevolg het grote aantal - 22 - spelers. Tegenover de complexe wedstrijden staan de spelvormen 4 tegen 4 en 7 tegen 7, vereenvoudigde varianten waarbinnen alle aspecten van een wedstrijd aan bod komen, maar waarin het aantal keuzemogelijkheden minder groot is. In relatie tot de verschillende ontwikkelingsfasen, vindt de lezer in hoofdstuk 2 bij iedere uitgewerkte voetbalvorm een aantal coachmomenten/leermomenten waarmee de begeleider spelers kan stimuleren tot verdere ontwikkeling in spel- en wedstrijdrijpheid.
Vroeger ontwikkelden kinderen die spelrijpheid op straat, op het strand en in zaaltjes. Altijd in spelvorm. Kinderen speelden om te winnen. Ze gebruikten dus technieken om te winnen, ze ontwikkelden spelinzicht om te kunnen winnen en ze deden dat allemaal niet omdat een coach zei wat ze moesten doen. Binnen een voetbalver eniging is er wel een coach die spel- en wedstrijdrijpheid kan bevorderen.
4-tegen-4 ¿ 15
basispunten
1.3. KNVB-visie op jeugdvoetbal
Een bal op maat, een voorzet op maat. Dát is de algemene doelstelling die de KNVB heeft met (jeugd)voetbalontwikkelingsbeleid. De prestatiesfeer moet telkens zodanig op leeftijd, niveau en ambities van de spelers worden afgestemd, dat elke voetballer zich op zijn of haar ‘plek’ voelt binnen het voetballen. Of een speler nou jong is of oud, heel goed kan voetballen of er ondanks heel veel goede wil niet zoveel van terechtbrengt, de vereniging heeft de taak haar activiteiten op ieders specifieke leest te schoeien. Speel in op de mogelijkheden, talenten en ambities van voetballers. Daarbij geldt: het individu staat centraal. Het doel van de voetbalvereniging is niet de vereniging op zich. Probeer als vereniging juist de kunst te verstaan al die individuen binnen de club op maat te bedienen.
Streeft een vereniging er inderdaad naar haar spelers op maat te bedienen, dan weet ze dat ‘(leren) voetballen’ bij de meeste leden hoog op het verlanglijstje staat. Het is dus zaak in te spelen op die behoefte. Dat gebeurt wanneer voetballers tijdens training en wedstrijd de karakteristieke elementen van voetbal binnen de spelbedoeling kunnen leren kennen en ook kunnen léren.
Het belevingsperspectief
Dít zijn de kernvragen bij de ontwikkeling van een visie op (leren) voetballen: > Wordt het spel nog gespeeld? > Wordt het spel nog geleerd? > Wordt er nog plezier beleefd aan het spelen van het spel?
16 ¿ 4-tegen-4
Deze vragen hebben geleid tot een analyse én de algemene doelstelling van het KNVB (jeugd)voetbalontwikkelingsbeleid: activiteiten afstemmen op de mogelijkheden, talenten en ambities van elke voetballer. We gaan daarbij uit van de natuurlijke bewegingsdrang van de jeugdspeler. Dat leidt tot het principe dat zij een spel het best leren door het zoveel mogelijk te spelen. Het leerproces wordt ook bevorderd wanneer het spel past binnen hun ‘wereldbeeld’. Voetbal met teams van 4 tegen 4 is een goed voorbeeld: jeugdspelers kunnen dat spel goed overzien, ze komen veel aan de bal en ze leren voortdurend zelf spelproblemen op te lossen.
basispunten
Verenigingen die hun jeugdleden tijdens het (leren) voetballen op maat willen bedienen, hechten waarde aan het begrip ‘optimale voetbalbeleving’. Daarmee wordt méér bedoeld dan aansluiting bij de ervaringswereld van de leden. Het gaat ook om spelvreugde, samenwerking en inzet voor een goed resultaat. Kortom, we hebben het over het plezier dat een speler ervaart wanneer het spel wordt gespeeld volgens de bedoelingen van het spel.
Het verenigingsbelang
We stipten het al aan: niet de vereniging, maar het individu staat centraal. Daarbij wint het jeugdige individu steeds meer aan belang. Gold de voetbalvereniging van origine als een op volwassenen georiënteerd gezelschap, in de zomer van 2006 was onder KNVB-leden de verhouding tussen seniorenspelers en jeugdspelers 47/53%. Bij menige club is de jeugdafdeling groter dan de seniorenafdeling.
Verder geldt dat de meeste verenigingen van oudsher veel waarde hechten aan het clubbelang. Dat leidt onder meer tot een nadruk op het imago, streven naar een kampioenschap en concurrentie binnen een stad of regio. Dikwijls wordt de jeugd geconfronteerd met opvattingen die in het verleden zijn gegroeid en die nog steeds worden gehanteerd. De normen die voor volwassenen gelden en ook door volwassenen zijn bepaald, worden vaak automatisch opgelegd aan de jeugd. Ouderen verliezen daarbij uit het oog dat de jeugdspeler geen verkleinde uitgave is van de volwassen speler.
Ligt het accent op het verenigingsbelang, dan komt het belang van het jeugdige individu veelal in het gedrang. Neem nou de vaak in de voetballerij gehuldigde opvatting ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’. Het lijkt wel alsof de jeugd als bezit van de vereniging wordt aangemerkt. Die gedachte kan de club belemmeren op verantwoorde wijze de pedagogische taak uit te voeren die hoort bij de relatie met jeugd. Het draait dan om de club in plaats van om al die individuen met hun grote verscheidenheid aan talent, motivatie, verwachtingen, bedoelingen en ga zo maar door.
De vereniging dient zich bewust te zijn van haar verantwoordelijkheid voor de sportieve opvoeding als onderdeel van de totale opvoeding. Gaat het om leidinggeven dus begeleiden en trainen/coachen van jeugdvoetballers - dan moet een situatie worden nagestreefd die vooral is gericht op de ontwikkeling van het individu.
De visie op jeugdvoetbal als uitgangspunt
Maatwerk voor het individu. Dat is makkelijk gezegd, maar hoe voer je het uit? Laten we beginnen de ambitie te formuleren dat de vereniging zúlke voorwaarden moet creëren, dat jeugdvoetballers zich optimaal kunnen ontplooien. Daarbij wordt rekening gehouden met: > leeftijd > aanleg, talent > emotionele ontwikkeling > interesse, motieven, ambities > andere persoonlijke omstandigheden
Omdat jeugdleden nog onvolwassen zijn, moet de vereniging zich wijden aan sportieve - opvoeding. De club biedt de spelers daarbij de hulp en gelegenheid te komen tot: > optimale sportprestaties met behoud van spelplezier: voetbalbeleving > een volwassen sportieve houding > plaatsbepaling van de sport in het totale leven, nu en in de toekomst.
4-tegen-4 ¿ 17
basispunten
Het klinkt als vanzelfsprekend, maar in de praktijk loopt het soms anders: in het jeugdvoetbal vormt de jeugd het uitgangspunt. Binnen de vereniging is kennis van alle kenmerken van de jeugd dus onontbeerlijk. Evengoed is aandacht en zorg noodzakelijk voor álle voetballers, zowel voor de talenten als voor de spelers die het voetballen wat minder makkelijk afgaat. In plaats van zorg kunnen we eigenlijk beter schrijven: máátzorg. Wie jeugdspelers voetbalvaardigheden, spelregels of sociale aspecten aanleert, weet dat het een geleidelijk proces is en dat de snelheid afhankelijk is van leeftijdsfase van de jeugdspeler.
Opvoeden betekent ook: hulp bieden op weg naar volwassenheid. Houd daarbij voortdurend in de gaten wat een jeugdspeler zelf al kan en dat het belangrijk is dat het zelf zaken ervaart en ontdekt. Onder volwassenheid verstaan we: het moment waarop iemand in staat is zelfstandig taken te vervullen en daarvoor ook verantwoordelijkheid wil en kan dragen. In het jeugdvoetbal zien we dat volwassen gedrag onder meer terug in: > relativeren van winst/verlies > accepteren van leiding > omgaan met regels > positieve wijze van omgaan met medespelers/tegenspelers/trainer > zichzelf ontwikkelen tijdens training en wedstrijden > dragen van medeverantwoordelijkheid.
Maatwerk op verenigingsniveau: de KNVB-regiocoach
Zoals de vereniging het oogmerk heeft haar leden op maat te bedienen, zo heeft de KNVB de taak verenigingen haarfijn te ondersteunen. Het voetballandschap in ons land oogt als een piramide: een smalle top van een handjevol begenadigde topvoetballers en een brede basis van recreatieve spelers. Aan die basis vinden de meeste activiteiten plaats. Zowel de KNVB - denk aan officiële wedstrijden - als verenigingen - denk bijvoorbeeld aan trainingen - bekleden hier een organiserende rol. De voetbalbond wil clubs stimuleren meer voetbalgerichte activiteiten te organiseren voor hun leden - onder meer in de vorm van de 4 tegen 4 toernooien die in dit werkboek worden beschreven. Het is zaak dat verenigingen hun leden nóg meer gaan bieden. In de inleiding kwam de KNVB-regiocoach al voorbij. Hij of zij kan de club met raad en daad bijstaan. Ook wanneer het kader van de club zelf extra voetbalactiviteiten wil opzetten.
Zoals gezegd: een 4 tegen 4 toernooi is een activiteit die de voetbalvereniging zélf voor haar leden kan organiseren. Tegelijkertijd geldt: een 4 tegen 4 toernooi is een activiteit die clubvrijwilligers niet in een handomdraai onder de knie hebben en waarbij ze in eerste instantie dus hulp nodig hebben. Die hulp wordt geboden door de KNVB-regiocoach. Hij of zij kan aan de jeugdcoördinator, de trainers en de leiders van de vereniging demonstreren hoe met behulp van 4 tegen 4 toernooien een optimaal leerklimaat voor pupillen tot stand kan komen. Het jeugdtechnisch kader van nabijgelegen clubs kan eveneens van de partij zijn. Het resultaat: velen krijgen inzicht in de inhoud en organisatie van een 4 tegen 4 toernooi. Verenigingen kunnen zelf uit de voeten met vervolgactiviteiten en zijn voortaan in staat onafhankelijk dit succesvolle voetbalfeest te organiseren voor de pupillen.
18 ¿ 4-tegen-4
basispunten
1.4. Waarom 4 tegen 4? Een van de reden waarom de KNVB al jaren zoveel waarden hecht aan 4 tegen 4, is dat coach en vereniging met de spelvorm perfect kunnen inspelen op de behoeften en eigenschappen van pupillen. Voor junioren en senioren kan deze spelvorm ook uiterst nuttig zijn, omdat de teamfuncties aanvallen, verdedigen en omschakelen alle aan bod komen. We schetsen nog even waarom deze vorm garant staat voor maatwerk.
Vroeger speelden alle voetballers, van jong tot oud, 11 tegen 11. Zodra kinderen zich aanmeldden bij een club, werden ze onmiddellijk ‘in het diepe geworpen’ en speelden ze op net zo’n groot veld als volwassenen. Dit is voor jonge kinderen sterk af te raden. Voor die categorie brengt voetbal met 11 tegen 11 en voetbal op een volledig speelveld onvoldoende balcontacten met zich mee. Dat leidt tot onvoldoende keuzemogelijkheden. Slechts een gering aantal spelers wordt betrokken bij het spel. De spelbedoelingen worden dus niet gerealiseerd.
Omdat je alleen leert voetballen wanneer je vaak aan de bal komt, organiseert de KNVB voor kinderen wedstrijden met kleinere teams. E- en F-pupillen spelen in de competitie 7 tegen 7. Pas bij de D-pupillen is sprake van 11 tegen 11. Dit alles laat onverlet dat 4 tegen 4 tijdens de training de ideale spelvorm is om jeugdspelers te leren voetballen. Een andere aanpassing: de afstand tussen de doelen verkleinen. Voetbal is voor kinderen in de jongste leeftijdscategorie veel makkelijker en leuker wanneer er minder spelers zijn en het veld kleiner is. In de allerkleinste KNVB-vorm van voetbal - 4 tegen 4 dus - bestaat nog steeds de mogelijkheid de bal in verschillende richtingen af te spelen: naar voren of naar een zijkant. Zodra kinderen wat ouder worden en meer complexe combinaties aankunnen, gaan ze 7 tegen 7 spelen.
Waarom 4 tegen 4 ? > 4 tegen 4 is de kleinste vorm van de echte wedstrijd > Het is overzichtelijk voor de spelers, omdat het aantal voetballers gering is > Het is dus ook overzichtelijk voor de coach of begeleider! > Alle kenmerken van het voetbalspel zijn aanwezig - voorwaarden om breed en diep te spelen > Het is aantrekkelijk om te spelen - het is een wedstrijd op zich - spelers komen veel aan de bal - er kunnen veel doelpunten worden gemaakt > Alle spelbedoelingen komen aan bod > Meer balcontacten > Meer scoringskansen en doelpunten > Meer plezier
4-tegen-4 ¿ 19
basispunten
20 ¿ 4-tegen-4
organisatie 4-tegen-4
2. 4 tegen 4: de praktijk
2.1 Deelnemers
De kleinste voetbalvorm waarin de teamfuncties aanvallen, verdedigen en omschakelen alle aan bod komen. Dát is in een notendop de beste omschrijving van 4 tegen 4. Geschikt voor zowel pupillen, junioren als senioren. De extra voetbalactiviteit is dikwijls makkelijk te organiseren. Verderop in dit hoofdstuk wordt beschreven hoe één persoon een 4 tegen 4 toernooi onder zijn hoede kan nemen dat anderhalf uur duurt en waaraan 16 tot 100 voetballers meedoen.
Leeftijden die zoveel mogelijk overeenkomen en vaardigheden die zoveel mogelijk overeenkomen. Díe ingrediënten binnen een groep jeugdvoetballers vergemakkelijken de taak van een spelbegeleider om gelijkwaardige viertallen samen te stellen. Het is dus zaak rekening te houden met gelijke leeftijden. Deel de groep op basis van leeftijd eventueel in tweeën. Stel bijvoorbeeld een groep samen van oudere spelers en een groep van jongere spelers. Dan ontstaat de situatie waarin twee toernooien kunnen worden gespeeld, bijvoorbeeld een voor twintig jonge spelers en een voor twintig oudere spelers.
2.2 (Betere) Begeleiding
De technisch jeugdcoördinator van de vereniging neemt ruimschoots op de tijd de activiteiten door met de begeleiders. Iedereen weet wat zijn taak is, iedereen weet wat er van hem wordt verwacht en iedereen gaat op de betreffende dag goed voorbereid aan de slag. De begeleiding geeft zoveel mogelijk duidelijkheid aan de spelers. Maak schema’s in kleur, bijvoorbeeld een geel schema voor de jonge spelers en een wit schema voor de oudere spelers. De toernooien kunnen worden gespeeld op één veld. In dat geval treden eerst de jonge voetballers aan en hebben de oudere spelers rust, waarna de situatie wordt omgedraaid. Het is ook mogelijk de toernooien tegelijkertijd te spelen, maar dan op twéé velden. Het eerste veld is dan voor de jongere spelers, het tweede veld voor de oudere spelers. De coördinator staat tussen de velden in, met de wedstrijdschema’s in de hand.
4-tegen-4 ¿ 21
organisatie 4-tegen-4
De begeleiders zien er op toe dat de volgende spelregels worden nageleefd:
> Veldafmeting: lengte 30-40 meter breedte 15-20 meter. > Doeltjes/pionnetjes/paaltjes: ± 2-4 meter breed. De exacte breedte is afhankelijk van leeftijd en vaardigheid van de spelers. Het is belangrijk dat deelnemers succesvolle ervaringen opdoen en doelpunten maken. Is bijvoorbeeld sprake van jonge kinderen die weinig scoren, dan is het verstandig het doel breder te maken en zo de kans op een treffer te vergroten. > Speeltijd: afhankelijk van beschikbare tijd en pouleschema: 10-15 minuten. > Elk team heeft eigen hesjes. Dat vergroot de duidelijkheid. > Scoren vanaf elke positie in het veld. > In de regel wordt zónder keeper gespeeld. De spelbegeleider kan soms kiezen voor een groot doel, van 5 bij 2 meter, dat wordt verdedigd door een speler die de bal in de handen mag pakken. > De buitenspelregel wordt niet toegepast. > Bij een hoekschop wordt de bal ingebracht vanaf een van de hoekpunten. > Gaat de bal via een speler van de tegenpartij over de achterlijn, dan wordt de bal met de voet vanaf de achterlijn ook weer in het spel gebracht door een verdediger van het betreffende doeltje > Gaat de bal over de zijlijn, dan wordt de bal met een intrap of dribbel vanaf de grond weer in het spel gebracht. > Na een doelpunt wordt de bal vanaf de achterlijn weer in het spel gebracht. > Na een overtreding kan een vrije trap worden gegeven. De tegenstander houdt in dat geval minstens 3 meter afstand. Houdt een speler de bal voor het doel tegen met zijn handen, dan kan de benadeelde partij een strafschop nemen. De bal moet dan vanaf ongeveer 15 meter de bal in het doel schieten. Er staat géén keeper in het doel. Stimuleer de spelers niet voor het doel te blijven hangen en zich tot verdedigen te beperken. De uitleg luidt: “Als je de bal niet hebt, kun je niet scoren. Verover dus de bal!”.
2.3 Benodigde materialen
> Minimaal 30 hoedjes > 20 pionnen of 10 doeltjes voor 5 velden > Bal: voor pupillen en C-junioren maat 4 of maat 5, maar in het laatste geval wel een lichte bal van 290 gram. > Partijlinten, hesjes of overgooiers om de partijen van elkaar te onderscheiden. Gaan we uit van 5 velden, dan zijn maximaal 25 hesjes (5 velden x 5 deelnemers van een ploeg) nodig. Op de veldaanduiding is te lezen wélke 5 van de 10 ploegen hesjes dragen. Vooraf en na afloop van iedere partij doen deelnemers hun hesje uit en laten het achter op het veld, evenals de bal.
22 ¿ 4-tegen-4
organisatie 4-tegen-4
2.4 Verzorging
Een extra voetbalactiviteit organiseren. Het is makkelijk gezegd, maar er komt voor de club heel wat bij kijken. Zoals gezegd: vrijwilligers moeten de voetbalinhoudelijke organisatie van een 4 tegen 4 toernooi in de vingers krijgen. Maar er komen vanzelfsprekend nog meer facetten om de hoe kijken. Heeft de vereniging een accommodatie beschikbaar met voldoende speelruimte en voldoende materialen? Welke geledingen binnen en buiten de club moeten goedkeuring, bevestiging of een vergunning geven? En heel belangrijk: zijn er voldoende EHBO’ers beschikbaar? In het werkboek ‘Voetbalactiviteiten A tot en met Z’ komt in het algemene stappenplan aan bod hoe dit soort zaken kan worden gerealiseerd.
2.5 Financiën
De term ‘extra voetbalactiviteit’ zegt het al: het is een extraatje voor leden. Het komt bovenop het reguliere aanbod van activiteiten. Maar heeft de club voldoende financiële armslag om dat extraatje mogelijk te maken? Zet van tevoren de kosten op een rijtje en onderzoek eventueel de mogelijkheden om geld binnen te krijgen voor deze specifieke voetbalactiviteit. Misschien is een sponsor bereid een steentje bij te bedragen of wellicht bestaan er lokale subsidiemogelijkheden. De vereniging zou zelfs kunnen overwegen de begroting te herzien of een speciale actie te organiseren om de kosten van de extra voetbalactiviteit op te hoesten.
4-tegen-4 ¿ 23
organisatie 4-tegen-4
2.6 Veldindeling
Organisatie voor 16 spelers
4 A
4 B
4 C
Organisatie voor 17 spelers
4 D
4 A
4 B
2 velden 4 : 4 =
4 B
4 D
4 A
4 B
4xA:4xB 4xC:4xD
Organisatie voor 19 spelers
5 A
5 C
Organisatie voor 18 spelers
5 C
1 veld 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 =
5 A
4xA:4xB 5xC:4xD
5 B
5 C
1 veld 4 : 4 = 1 veld 5 : 5 =
4xA:4xB 5xC:5xD
Organisatie voor 21 spelers
5 D
3 A
3 B
4 C
5xA:4xB 5 x C : 5 x D
Organisatie voor 22 spelers
4 A
4 B
4 C
2 velden 5 : 5 =
4 A
4 B
3 F
4xA:4xB 4xC:4xD 5xE:3xF
Organisatie voor 25 spelers
4 A
4 B
4 C
4 D
4 D
4 A
4 B
3xA:3xB 4xC:4xD 4xE:4xF
4 B
4 C
4 F
4xA:4xB 4xC:4xD 5xE:4xF
4 D
4 E 3 velden 4 : 4 =
4 F
4xA:4xB 4xC:4xD 4xE:4xF
Organisatie voor 27 spelers
4 D
4 A
4 B
5 C
4 D
5 E 2 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 5 =
4 C
3 F
5 E
24 ¿ 4-tegen-4
4 A
3xA:3xB 4xC:4xD 4xE:3xF
4 E 1 veld 3 : 3 = 1 veld 4 : 4 = 1 veld 4 : 3 =
3 F
Organisatie voor 24 spelers
Organisatie voor 26 spelers
2 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 =
4 C
1 veld 3 : 3 = 1 veld 4 : 4 = 1 veld 4 : 3 =
3 E 2 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 =
5xA:5xB 5 x C : 5 x D
Organisatie voor 23 spelers
4 D
4 D
4 E 1 veld 5 : 4 = 1 veld 5 : 4 =
5 D
Organisatie voor 20 spelers
5 D
5 C
5 F
4xA:4xB 4xC:4xD 5 x E : 5 x F
5 E 1 veld 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 = 1 veld 5 : 5 =
5 F
4xA:4xB 5xC:4xD 5xE:5xF
organisatie 4-tegen-4
Organisatie voor 28 spelers
4 A
4 B
5 C
Organisatie voor 29 spelers
5 D
5 A
4 B
5 F
4xA:4xB 5 x C : 5 x D 5xE:5xF
Organisatie voor 31 spelers
4 A
4 B
4 C
3 H
1 veld 5 : 4 = 2 velden 5 : 5 =
4 D
4 A
4 B
4 F
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 4 x E : 4 x F1 4 x G : 3 x H
4 B
4 C
4 G
5 H
4 F
4xA:4xB 4xC:4xD 4xE:4xF 5 x G : 5 x H
Organisatie voor 37 spelers
4 A
4 B
4 A
4 B
5 C
5 G
5 H
1 veld 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 = 2 velden 5 : 5 =
4 D
4 F
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 4xE:4xF 4xG:4xH
4 C
4 H
5 A
4 B
4 A
4 B
5 G
5 F
4xA:4xB 5xC:4xD 5xE:5xF 5xG:5xH
5 G
4 D
5 F
4xA:4xB 4xC:4xD 5xE:5xF 5xG:4xH
5 C
5 H
2 velden 5 : 4 = 2 velden 5 : 5 =
4 C
4 H
4 E
3 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 =
4 A
4 B
5 G
4 D
4 F
4xA:4xB 4xC:4xD 4xE:4xF 5 x G : 4 x H
4 C
5 H
5 E
2 velden 4 : 4 = 2 velden 5 : 5 =
4 D
5 F
4xA:4xB 4xC:4xD 5xE:5xF 5xG:5xH
Organisatie voor 39 spelers
4 D
5 A
5 B
5 E
5xA:5xB 5xC:5xD 5xE:5xF
Organisatie voor 36 spelers
Organisatie voor 38 spelers
4 D
5 E
5 E
2 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 5 = 1 veld 5 : 4 =
5 G
3 velden 5 : 5 =
4 E
5 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 5 =
5 E
Organisatie voor 33 spelers
Organisatie voor 35 spelers
4 D
5 D
4 E
3 velden 4 : 4 =
5 G
5xA:4xB 5xC:5xD 5xE:5xF
4 C
4 H
5 C
5 F
Organisatie voor 32 spelers
Organisatie voor 34 spelers
4 A
5 B
4 E
3 velden 4 : 4 = 1 veld 4 : 3 =
5 A
5 E
4 G
5 D
5 E 1 veld 4 : 4 = 2 velden 5 : 5 =
5 C
Organisatie voor 30 spelers
5 C
5 D
5 E
5 F
5xA:4xB 5xC:4xD 5 x E : 5 x F 5xG:5xH
5 G
4 H
3 velden 5 : 5 = 1 veld 5 : 4 =
5 E
5 F
5xA:5xB 5xC:5xD 5xE:5xF 5xG:4xH
4-tegen-4 ¿ 25
organisatie 4-tegen-4
Organisatie voor 40 spelers
4 A
4 B
4 G
4 C
Organisatie voor 41 spelers
4 D
4J
5J
4 E
4 F
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 4xE:4xF 4 x G : 4 x H 4xI:4xJ
4 C
4 G
4 H
4 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 =
4 D
4 A
4 B
4 E
4 F
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 4xE:4xF 4 x G : 4 x H 5xI:4xJ
4 C
4 G
4 H
4 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 =
4 D
4 A
4 B
5I
5J
5J
4J
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 4xE:4xF 5 x G : 4 x H 5xI:5xJ
4 B
4 C
5 G
5 H
4 F
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 4xE:4xF 5 x G : 5 x H 5xI:5xJ
Organisatie voor 47 spelers
4 D
4 A
4 B
5 C
5 G
5 H
5 E
2 velden 4 : 4 = 2 velden 5 : 5 = 1 veld 5 : 4 =
4 D
5 A
5 B
5I
5J
5J
4J
2 velden 4 : 4 = 3 velden 5 : 5 =
5 F
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 5xE:5xF 5 x G : 5 x H 5xI:5xJ
Organisatie voor 49 spelers
5 B
5 C
5 G
5 H
5 A
5 B
5I
4J
5J
4 velden 5 : 5 = 1 veld 5 : 4 =
4xA:4xB 5xC:4xD 5xE:5xF 5 x G : 5 x H 5xI:5xJ
5 C
5 H
5 F
Organisatie voor 50 spelers
5 D
5 D
5I
5 E
5 F
5xA:5xB 5xC:5xD 5xE:5xF 5xG:5xH 5xI:4xJ
5 G
5 H
5 velden 5 : 5 =
5 D
4I
5 E
1 veld 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 = 3 velden 5 : 5 =
5 F
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 5xE:5xF 5 x G : 5 x H 5xI:4xJ
5 C
5I 5 E
4 D
Organisatie voor 48 spelers
5 H
4xA:4xB 4 x C : 4 x D 4xE:4xF 4 x G : 4 x H 5xI:5xJ
5I
4 E
3 velden 4 : 4 = 2 velden 5 : 5 =
4 E
4 C
5I 4 F
4 E
Organisatie voor 45 spelers
4 E
4 D
5I
Organisatie voor 44 spelers
Organisatie voor 46 spelers
26 ¿ 4-tegen-4
4 C
4J
4 H
5 G
4 B
3 velden 4 : 4 = 1 veld 5 : 4 = 1 veld 5 : 5 =
5 A
4 A
5I
4 B
5 G
4 D
Organisatie voor 43 spelers
4 A
4 C
4I
4 H
5 G
4 B
5 velden 4 : 4 =
4 A
4 A
Organisatie voor 42 spelers
5 E
5 F
5xA:5xB 5xC:5xD 5xE:5xF 5xG:5xH 5xI:5xJ
5 G
5 H
4 velden 5 : 5 = 1 veld 4 : 4 =
5 E
5 F
5xA:5xB 5xC:5xD 5xE:5xF 5xG:5xH 4xI:4xJ
organisatie 4-tegen-4
Organisatie voor 16 spelers
4 A
4 B
4 C
Organisatie voor 17 spelers
4 D
4 A
4 B
4 B
4 D
4 A
4 B
Organisatie voor 19 spelers
5 A
5 C
Organisatie voor 18 spelers
5 C
5 A
5 B
5 C
Organisatie voor 21 spelers
5 D
3 A
3 B
4 C
4 A
4 B
4 C
4 A
4 B
3 F
Organisatie voor 25 spelers
4 B
4 D
4 A
4 B
4 C
4 E
3 F
Organisatie voor 26 spelers
4 D
4 A
4 B
4 F
4 D
4 C
4 E
4 F
Organisatie voor 27 spelers
4 D
5 E
4 C
3 E
4 A
4 C
3 F
Organisatie voor 24 spelers
Organisatie voor 23 spelers
4 D
4 D
4 E
Organisatie voor 22 spelers
5 D
Organisatie voor 20 spelers
5 D
5 C
4 A
4 B
5 C
4 D
5 E
5 F
5 E
5 F
4-tegen-4 ¿ 27
organisatie 4-tegen-4
2.7 Organisatie 4 tegen 4 Individuele winnaar
1.
De organisatie zet 5 veldjes uit voor 4 tegen 4 wedstrijden. De verdeling van de velden wordt gerealiseerd met 20 pionnen of met 10 doeltjes. De doeltjes zijn ± 2-4 meter breed. Maak ze niet te klein, het is belangrijk dat er veel doelpunten worden gemaakt!
2. De velden worden aangeduid met de letters van het alfabet: Veld 1 : A links - B rechts Veld 2 : C links - D rechts Veld 3 : E links - F rechts Veld 4 : G links - H rechts Veld 5 : I boven - J onder
Het bovenstaande is terug te zien in de plattegronden vanaf pagina 24. De letters staan op de pagina’s 43 t/m 52 en kunnen worden gekopieerd.
3.
De veldaanduiding wordt zó neergezet en ook zó groot gemaakt, dat de deelnemers de informatie kunnen lezen vanaf de centrale plaats - zie eveneens de plattegrond.
4.
Het aantal deelnemers bedraagt tussen de 16 en 50 spelers. Zijn er meer dan 50 deelnemers, dan moet een tweede veld worden gebruikt. Stel, er zijn 70 deelnemers. Verdeel dan de totale groep over 2 velden: bijvoorbeeld 35 op veld I en 35 op veld II. Zijn er 60 deelnemers, laat er dan 30 spelen op veld I en 30 op veld II. Denk bij dit alles aan de gelijkwaardigheid van de deelnemers en overweeg groepen samen te stellen op basis van leeftijd.
5.
Een overwinning staat gelijk aan: 10 punten. Een gelijkspel staat gelijk aan: 5 punten. Een nederlaag staat gelijk aan: 0 punten. De doelpunten worden opgeteld bij het aantal punten. Om (te) grote verschillen te voorkomen het aantal doelpunten maximaliseren tot 5 0f 10.
Na afloop van iedere speelronde wordt de uitslag op een formulier genoteerd - zie pagina 39. Tijdens de volgende speelronde schrijft een van de administrateurs de punten op het wedstrijdschema.
6.
Wanneer de velden zijn uitgezet en het wedstrijdschema is opgehangen, vangt de organisatie de deelnemers op.
7.
De namen van alle deelnemers worden op het schema geschreven. Zijn de deelnemers van tevoren al bekend, dan zíjn ze al ingeschreven.
8. Daarna geeft de organisator de deelnemers uitleg over: > het schema; hoe je het moet lezen, waar je naartoe moet, hoe dus de veldaanduiding moet worden begrepen. > het aantal punten dat je kunt halen. > de rustmomenten. > de wisselende partijen. > de wisselspelers. > de spelregels. > het begin- en eindsignaal. > het dragen van partijlinten/hesjes/overgooiers *
Aansluitend worden eventuele vragen van deelnemers beantwoord.
9.
Nu kan de centrale warming-up beginnen. Deze wordt geleid door de centrale organisator of trainer.
10.
Na de warming-up gaan alle deelnemers naar hun betreffende veld en kan het toernooi van start gaan. Het centrale beginteken wordt gegeven met behulp van een toeter, claxon, fluit of bel.
11.
Tussen de wedstrijden kan een drinkpauze worden ingelast om het vochttekort aan te vullen. Plaats daartoe bijvoorbeeld een drinkketel op het veld.
28 ¿ 4-tegen-4
organisatie 4-tegen-4
4 tegen 4 individuele winnaar; Ideale en efficiënte toernooivorm Ideaal en efficiënt: één organisator voor een 4 tegen 4 toernooi van 90 minuten waaraan 16 tot 100 spelers deelnemen! Iedereen kent de opzet van een voetbaltoernooi. Op basis van het aantal spelers, de beschikbare tijd, de hoeveelheid velden en de leeftijd van de deelnemers, wordt een toernooischema opgesteld voor een hele of halve competitie. Een van de voordelen is dat niet alle deelnemers gelijktijdig aan het voetballen zijn. Tussen de wedstrijden door hebben zij ruime pauzes. Het nadeel van deze vorm is dat er veel tijd en organisatie mee is gemoeid. Is er weinig tijd beschikbaar, dan kan een alternatief toernooi worden georganiseerd... 1. waar alle spelers tegelijkertijd voetballen. 2. waar in iedere wedstrijd een ploeg met een afwijkende samenstelling speelt. 3. dat niet langer duurt dan bijvoorbeeld 90 minuten - op basis van 5 wedstrijden van 10 minuten en 5 minuten rust. 4. waarbij één deelnemer als winnaar uit de bus komt, en dus niet één ploeg 5. dat betrekkelijk makkelijk is te organiseren. 6. dat kan worden afgewerkt met maximaal 50 spelers op 1 voetbalveld waar 5 veldjes voor 4 tegen 4 zijn gecreëerd. 7. waar wordt gespeeld met viertallen, al dan niet met wisselspelers. Dat laatste is afhankelijk van het aantal deelnemers. 8. waar wordt gespeeld zonder scheidsrechter. 9. waar de deelnemers zelf kunnen zien waar en met wie ze gaan spelen. 10. waarbij de deelnemers zelf de stand bijhouden en die telkens doorgeven aan de organisator. 11. waarbij de organisatie in handen is van slechts één leider.
4-tegen-4 ¿ 29
organisatie 4-tegen-4
Zó wordt het schema gebruikt 1. Tel het aantal deelnemers. 2. Bekijk op het schema hoe de veldverdeling is bij dat bepaalde aantal spelers. 3. Maak een aantal kopieën van een leeg schema - zie pagina 40 Vul de namen van de spelers in en zet er een nummer voor. Per schema kunnen de namen van 20 deelnemers worden ingevuld. Zijn er meer dan 20 of 40 deelnemers, nummer dan door op het volgende blad - zie pagina 41. 4. Kijk op het organisatieschema - zie vorige pagina’s - hoe het speelschema moet worden ingevuld. Bijvoorbeeld: Organisatieschema voor 20 deelnemers = 2 velden van 5 : 5 (wisselspelers) = 5 x A : 5 x B 5xC:5xD Het schema wordt als volgt ingevuld: In de kolom ‘wedstrijd I’ wordt op willekeurige plaatsen neergezet: 5 x een A, dan 5 x een B, dan 5 x een C, dan 5 x een D.
Voorbeeld 1
Speelschema voor 20 spelers Wedstrijd I Nr. Naam:
Veld
Pnt.
A
Wedstrijd I
Wedstrijd I
Veld
Veld
Pnt.
Veld
1.
Jan
A
A
2.
Kevin
D
3.
Mohammed
C
C
4.
Floris
B
B
B
5.
Dwight
A
A
A
6.
Jos-Pieter
D
7.
John
C
C
8. Rachid
D
9. Larissa
A
A
Pnt.
Definitieve indeling
A
A
A
A
10. Goran
B
B
B
11. Wim
C
C
12. Lesley
B
B
13.
André
D
14.
Fatima
A
A
A
15.
Boudewijn
C
C
A
B
16. Han
B
B
B
17.
Joost
A
A
A
18.
Pedro
C
C
B
B
Maud
D
A
19. Ray 20.
30 ¿ 4-tegen-4
B
Pnt.
organisatie 4-tegen-4
Vervolgens worden in de kolom ‘wedstrijd II’ weer in een andere willekeurige volgorde dezelfde letters ingevuld. Dus: 5x een A, 5x een B, 5x een C en 5x een D (zie voorbeeld II).
Voorbeeld Uitslagenformulier op basis van 20 spelers. Winnen Gelijk Verlies
= 10 punten = 5 punten = 0 punten
Het aantal doelpunten wordt bij het aantal punten geteld. 1e wedstrijd Uitslag A-B 3-2 C-D 1-1
Punten A krijgt 13 punten B krijgt 2 punten C krijgt 6 punten D krijgt 6 punten
2e wedstrijd Uitslag A-B 1-5 C-D 3-2
Punten A krijgt 1 punt B krijgt 15 punten C krijgt 13 punten D krijgt 2 punten
3e wedstrijd Uitslag A-B 3-2 C-D 8-1
Punten A krijgt 13 punten B krijgt 2 punten C krijgt 18 punten D krijgt 1 punt
4e wedstrijd Uitslag A-B 1-1 C-D 2-0
Punten A krijgt 6 punten B krijgt 6 punten C krijgt 12 punten D krijgt 0 punten
4e wedstrijd Uitslag A-B 1-1 C-D 1-0
Punten A krijgt 6 punten B krijgt 6 punten C krijgt 11 punten D krijgt 0 punten
Alle punten worden vervolgens genoteerd op het speelschema. Daarna worden alle punten opgeteld en wordt de eindstand bepaald - zie voorbeeld II.
4-tegen-4 ¿ 31
organisatie 4-tegen-4
Voorbeeld 1I
Speelschema totaal eind Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd voor 20 aantal stand I II III IV V spelers punten stand Nr. Naam:
Veld Pnt. Veld Pnt.
Veld Pnt. Veld Pnt. Veld Pnt.
1. Jan
A
23
C
23
B
2
D
0
C
21
69
6
2. Kevin
D
11
B
25
A
23
B
11
D
0
70
5
3. Mohammed
C
11
C
23
B
2
C
22
A
11
69
6
4. Floris
B
2
A
1
C
28
A
11
C
21
63
8
5. Dwight
A
23
D
2
D
1
C
22
B
11
59
11
6. Jos-Pieter
D
11
B
25
A
23
B
11
C
0
91
1
7. John
C
11
A
1
B
2
A
11
D
21
25
17
8. Rachid
D
11
B
25
C
28
D
0
A
11
75
4
9. Larissa
A
23
C
23
D
1
B
11
D
0
58
12
10. Goran
B
2
A
1
D
1
A
11
B
11
26
16
11. Wim
C
11
D
2
A
23
B
11
C
21
68
7
12. Lesley
B
2
B
25
D
1
C
22
A
11
61
9
13. André
D
11
C
23
A
23
A
11
B
11
79
3
14. Fatima
A
23
D
2
C
28
D
0
D
0
53
13
15. Boudewijn
C
11
A
1
B
2
A
11
C
21
46
15
16. Han
B
2
D
2
A
23
C
22
B
11
60
10
17. Joost
A
23
B
25
C
28
D
0
A
11
87
2
18. Pedro
C
11
A
1
B
2
B
11
D
0
25
17
19. Ray
B
2
C
23
D
1
C
22
B
11
59
11
20. Maud
D
11
D
2
C
28
D
0
A
11
52
14
32 ¿ 4-tegen-4
organisatie 4-tegen-4
Tips > Vul de punten in met een andere kleur viltstift dan de veldindeling. Dat komt
de duidelijkheid ten goede. Hebben de teams een wedstrijd gespeeld, zet dan een diagonale streep door de letters. Iedereen kan nu zien dat die wedstrijd achter de rug is. > Zijn er meer dan 50 deelnemers van de partij, dan moet worden gespeeld op twee voetbalvelden. Het is ook mogelijk je te beperken tot één veld, maar dan moeten de twee groepen om en om spelen. Terwijl de ene helft van de deelnemers dan voetbalt, heeft de andere helft rust. Bijvoorbeeld: er zijn 60 deelnemers. Je verdeelt de groep in tweeën. De 30 spelers uit groep 1 voetballen, de 30 spelers uit groep 2 rusten en daarna worden de rollen omgedraaid. Verdeel je de deelnemers in 2 groepen die op hetzelfde veld spelen, dan is het nodig voor groep 1 een apart schema te maken waarop de namen van - in dit geval - 30 spelers staan en verder een apart schema te maken voor groep 2 waarop ook weer 30 namen staan. Met het oog op de duidelijkheid kun je de schema’s een eigen kleur geven. Groep 1 krijgt dan bijvoorbeeld geel en groep twee blauw. > Nadat alle wedstrijden zijn afgerond, kunnen de winnaars van het ene veld tegen de winnaars van het andere veld spelen. Houd daarbij wel in de gaten dat leeftijd en niveau overeenkomen. > Als je kopieën maakt, vergroot ze dan als het mogelijk is naar A3-formaat. Dat is twee keer zo groot als een A4’tje. Bedenk: hoe groter, hoe duidelijker. > Zorg voor witte stickers die als correctiemiddel kunnen worden gebruikt na een foute notering. > Zorg voor plakband om de vellen/papieren/schema’s op te hangen > Hebben alle ploegen het juiste aantal deelnemers? Controleer dat vlak voordat de wedstrijden beginnen. Kloppen de aantallen niet, kijk dan waar deelnemers te veel of te weinig zijn en corrigeer de situatie. Controleer de aantallen eventueel met behulp van het schema. Begin pas wanneer alles klopt. > Controleer na het eindsignaal of iedereen de bal laat liggen en de hesjes uitdoet. Gebruik als het mogelijk is een megafoon. Is die niet voorhanden, zet dan een pion aan de mond om een ploeg of speler eraan te herinneren de bal te laten liggen of het hesje uit te doen. > Complimenteer na afloop de winnaars met hun prestatie. Zorg ervoor dat de hele groep het kan horen. Het is helemaal mooi als de winnaars een prijs krijgen. Wellicht is daar een sponsor voor te vinden. > Laat alle deelnemers na afloop, maar vóór de bekendmaking van de uitslag, de pionnen, de overgooiers en ballen terugbrengen naar de centrale organisatieplaats. > Laat de deelnemers alle bekertjes opruimen. > Gebruik voor het optellen van de punten een telmachine of calculator. > Gezien de tijd die nodig is om alle punten op te tellen en de eindstand te bepalen, is het handig alle deelnemers eerst te laten douchen en ze vervolgens in de kantine bijeen te brengen om de einduitslag te vernemen. Zo heeft de organisator meer tijd voor de puntentelling en wordt hij niet op de vingers gekeken tijdens zijn gereken.
4-tegen-4 ¿ 33
organisatie 4-tegen-4
Elke wedstrijd spannend: toernooi-opzet voor 8 teams > Het principe van dit toernooi is dat teams eerst 2 wedstrijden spelen op basis
waarvan de organisator hun kracht leert kennen. > Daarna maakt de organisator een indeling waarbij de sterkste ploegen niet
onmiddellijk tegen elkaar uitkomen, maar pas aan het eind. > Ieder team speelt 6 wedstrijden. Dit is een schema met een afvalsysteem. > De verliezende teams spelen in een aparte poule om de overige plaatsen.
De volgorde van dit schema is: 1. Loting 2. Twee plaatsingswedstrijden spelen 3. Herplaatsing op basis van de resultaten 4. Afvalsysteem met uiteindelijke finale Ad. 1 Procedure loting (aanvoerders halen nummer uit doos) 1. A = (Teamnaam) 2. B = (Teamnaam) 3. C = (Teamnaam) 4. D = (Teamnaam) 5. E = (Teamnaam) 6. F = (Teamnaam) 7. G = (Teamnaam) 8. H = (Teamnaam) Ad. 2 Twee plaatsingswedstrijden A = .......... tegen F = .......... B = .......... tegen C = .......... C = .......... tegen H = .......... D = .......... tegen A = .......... E = .......... tegen B = .......... F = .......... tegen C = .......... G = .......... tegen D = .......... H = .......... tegen E = .......... Puntentelling Gewonnen wedstrijd = 10 punten Gelijk = 5 punten Verlies = 0 punten Doelpunten leveren extra punten op, dus: wanneer A tegen F eindigt in 3-2 - krijgt A 10 punten + 3 doelpunten = 13 punten. - krijgt F: 0 punten + 2 doelpunten = 2 punten Resultaten plaatsingswedstrijden A krijgt ...punten C krijgt ... punten E krijgt ... punten G krijgt ... punten B krijgt ...punten D krijgt ... punten F krijgt ... punten H krijgt ... punten Ploeg met het hoogste aantal punten wordt 1. Ploeg met het laagste aantal punten wordt 8. Ploeg met een na hoogste aantal punten wordt 2. Ploeg met een na laagste aantal punten wordt 7, et cetera.
34 ¿ 4-tegen-4
organisatie 4-tegen-4
Winnaarspoule 1 . winnaar 1/8 8 . winnaar 1/8 – 3/6 3 . winnaar 3/6 6 . finale winnaar 4 . winnaar 4/5 5 . winnaar 4/5 – 7/2 7 . winnaar 7/2 2 .
Verliezerspoule 1 . verliezer 1/8 8 . verliezer 1/8 – 3/6 3 . verliezer 3/6 6 . finalisten verliezerspool 4 . (plaats 5 en 6) verliezer 4/5 5 . verliezer 4/5 – 7/2 7 . verliezer 7/2 2 .
De verliezer 1/8 – 3/6 strijdt met de verliezer 4/5 – 7/2 om de plaatsen 7 en 8.
4-tegen-4 ¿ 35
organisatie 4-tegen-4
Nóg meer 4 tegen 4 activiteiten A. Regio/Stadstoernooien met gemengde viertallen (2 jongens, 2 meisjes). B. Regio/Stadstoernooien met straatviertallen. C. Clubtoernooi per leeftijdscategorie. D. 2 + 2 = 4 / Mixedtoernooien per leeftijdscategorie. Dus twee meisjes en twee jongens die samen in een team spelen E. 2 + 2 = 4 / Vriend(inn)endagen. Dus twee meisjes en twee jongens die samen in een team spelen F. 2 + 2 = 4 / Op de parkeerplaats in de winterstop. Dus twee meisjes en twee jongens die samen in een team spelen G. 4 tegen 4 schooltoernooien in samenwerking met de club. De vereniging kan in dat geval schoolteams ‘adopteren’. Planning: Woensdagmiddagen in de vakanties. Deelname: Maximaal 50 viertallen. Samenstelling: Van het viertal moeten minimaal 3 kinderen, in dit geval E-pupillen of D-pupillen, in dezelfde straat wonen. Inschrijving: Per viertal via inschrijfformulieren. Inschrijfgeld: € 1,- per persoon. Aantal velden: 8 tot 10 kleine veldjes. Organisatie: 8 tot 10 poules van 4 teams. Medewerkers: 2 coördinatoren: één per groot veld. Het is hun taak: - op te treden bij ‘calamiteiten’. - controle te hebben op overige medewerkers. 8 tot 10 spelbegeleiders. Dat zijn in de regel A- of B-junioren die als taak hebben: - spelregels te hanteren bij conflicten. - de stand bij te houden. 2 administrateurs, die: - uitslagen noteren. - punten noteren op scorebord. - de eindstand berekenen.
36 ¿ 4-tegen-4
organisatie 4-tegen-4
Voorbeeldprogramma: 12.30 – 13.00 uur 13.00 – 13.15 uur 13.15 – 13.30 uur 13.30 – 13.45 uur 13.45 – 14.00 uur 14.00 – 14.15 uur 14.15 – 14.30 uur 14.30 – 14.45 uur 14.45 – 15.00 uur 15.00 – 15.15 uur 15.15 – 15.30 uur 15.30 – 15.45 uur 15.45 – 16.00 uur 16.15 – 17.00 uur 17.15 – 18.00 uur
Aankomst, inschrijving en omkleden. Uitleg organisatie op eigen veld bij scorebord. Uitleg spelregels aan de hand van voorbeeldpartijtje. 1e ronde. 2e ronde. 3e ronde. 4e ronde. 5e ronde. 6e ronde. 7e ronde. 8e ronde. 9e ronde. 10e ronde. Tussenronde. Kruisfinales.
4-tegen-4 ¿ 37
organisatie 4-tegen-4
38 ¿ 4-tegen-4
Bijlagen
1. Uitslagenformulieren
Na iedere wedstrijd wordt de uitslag op dit formulier genoteerd. Vervolgens worden de punten op het grote schema bijgeschreven. Winnen = 20 punten Gelijk = 10 punten Verlies = 0 punten Doelpunten = 1 punt per doelpunt
Wedstrijd 1 uitslag
punten
A tegen B
-
A:
B:
C tegen D
-
C:
D:
E tegen F
-
E:
F:
G tegen H
- G: H:
I tegen J
- I:
Wedstrijd 1 uitslag
J:
punten
A tegen B
-
A:
B:
C tegen D
-
C:
D:
E tegen F
-
E:
F:
G tegen H
- G: H:
I tegen J
- I:
Wedstrijd 1 uitslag
J:
punten
A tegen B
-
A:
B:
C tegen D
-
C:
D:
E tegen F
-
E:
F:
G tegen H
- G: H:
I tegen J
- I:
Wedstrijd 1 uitslag
J:
punten
A tegen B
-
A:
B:
C tegen D
-
C:
D:
E tegen F
-
E:
F:
G tegen H
- G: H:
I tegen J
- I:
Wedstrijd 1 uitslag
J:
punten
A tegen B
-
A:
B:
C tegen D
-
C:
D:
E tegen F
-
E:
F:
G tegen H
- G: H:
I tegen J
- I:
J:
4-tegen-4 ¿ 39
40 ¿ 4-tegen-4
20.
19.
18.
17.
16.
15.
14.
13.
12.
11.
10.
9.
8.
7.
6.
5.
4.
Pnt.
Veld
Pnt.
Veld
Pnt.
Veld
Pnt.
Veld
Pnt.
Eind stand
2.
3.
Veld
Totaal aantal punten
2.
1.
Nr. Naam:
Speelschema Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd voor 20 I II III IV V spelers
Bijlagen
Speelschema’s
Nr. Naam:
Veld
Pnt.
Veld
Pnt.
Veld
Pnt.
Veld
Pnt.
Veld
Totaal aantal punten Eind stand
Pnt.
Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Wedstrijd Speelschema I II III IV V
Bijlagen
4-tegen-4 ¿ 41
Bijlagen
3. Letters
De lezer vindt op de volgende pagina’s de veldaanduidingen, te noemen veld 1 tot en met 8 en de velden weer onderverdeeld in letters A tot en met J.
>
kopiëren. Plaats het geheel vervolgens in een plastic mapje met een karton erachter. Bevestig dat alles met een nietmachine of met punaises op een paaltje van ongeveer 1-1,5 meter lang. Zet de paal zó neer, zie plattegrond, dat de borden vanaf de centrale plaats goed zijn te lezen.
Tip:
Steek het cijfer in een plastic mapje met karton. De opening van het plastic bevindt zich aan de onderkant, zodat het niet kan inregenen. Maak met een nietmachine de onderkant dicht.
42 ¿ 4-tegen-4
A
WERKBLAD
HESJES
B
WERKBLAD
C
WERKBLAD
HESJES
D
WERKBLAD
E
WERKBLAD
HESJES
F
WERKBLAD
G
WERKBLAD
HESJES
H
WERKBLAD
1
WERKBLAD
HESJES
WERKBLAD
J
Bijlagen
4. Voorbeelden overige toernooischema’s 4 tegen 4
Nota bene: kijk voor de organisatie op het veld bij de uitwerkingen van het tournooi met individuele winnaar.
Toernooischema per poule
4 teams - 2 veldjes
Veld 1 A-B 2 C-D
A-C B-D
A-C B-E D is vrij
B-C D-E A is vrij
A-E B-D C is vrij
A-D C-E B is vrij
B-C D-E A-F
A-C D-F B-E
B-D A-E C-F
C-E A-D B-F
A-G C-F D-E B is vrij
A-C B-G D-F E is vrij
B-E C-G A-D F is vrij
B-D A-F E-G C is vrij
5 teams - 2 veldjes
Veld 1 A-B 2 C-D E is vrij
A-D B-C
6 teams - 3 veldjes
Veld 1 A-B 2 C-D 3 E-F
7 teams - 3 veldjes
Veld 1 A-B 2 C-D 3 E-F G is vrij
8 teams - 2 poules van 4 ploegen, plaatsing via kruisfinales
9 teams - 3 poules van 3 ploegen De nummers 1 komen in poule I De nummers 2 komen in poule II De nummers 3 komen in poule III
10 teams - 2 poules van 5 ploegen
A-E F-G B-C D is vrij
C-E B-F D-G A is vrij
De nummers 1 en 2 spelen kruisfinales De nummer 3 uit poule A speelt tegen de nummer 3 uit poule B, evenals de nummers 4 en 5 Zij spelen om de 5e t/m 10e plaats
4-tegen-4 ¿ 53
stappenplan
3. Stappenplan
Een vereniging die leden een 4 tegen 4 toernooi wil bieden, moet beschikken over tijd, energie en enthousiasme. Verder is een stappenplan onontbeerlijk. Een scenario waarin staat beschreven wát moet gebeuren, wanneer en waar het moet gebeuren en wie ervoor verantwoordelijk zijn. Met dat plan in de hand kan de club de benodigde stappen zetten tussen idee en uitvoering van idee. Onderstaand stappenplan heeft specifiek betrekking op de organisatie van een 4 tegen 4 toernooi. De antwoorden erin zijn willekeurig en kunnen worden vervangen door gegevens die verband houden met de situatie bij de club in kwestie. Ter aanvulling en ter verdieping is het verder nuttig te weten en te plannen hóe bepaalde zaken worden aangepakt. Vanuit die invalshoek is het algemeen stappenplan opgezet dat de lezer kan naslaan in het werkboek Voetbalactiviteiten A t/m Z.
I.
Voetbalvereniging Groen Geel wil een 4 tegen 4 toernooi organiseren voor de pupillen en de C-junioren. Is dat haalbaar? Een coördinator of een commissie analyseert of het beoogde project kan worden georganiseerd.
Vraag: Antwoord:
hoeveel leden kunnen deelnemen? 80.
Vraag: Antwoord:
hoeveel trainers en leiders heb je nodig om het te organiseren? 4.
Planning:
Vraag: Antwoord:
Vraag: Antwoord:
hoe vaak organiseren we een 4 tegen 4 toernooi? één per maand, over het hele seizoen doen we dat gedurende drie perioden van drie maanden. wanneer kunnen de pupillen en C-junioren telkens meedoen aan het 4 tegen 4 toernooi? op woensdagmiddag.
Voorbereidingstijd
Vraag: Antwoord:
hoeveel tijd hebben we nodig om de serie 4 tegen 4 toernooien voor te bereiden? drie weken.
Medewerking Vraag: Van wie hebben we medewerking nodig? Antwoord: van: > de pupillen en de C-junioren, maar promoot de activiteit ook bij overige leeftijdscategorieën > de vereniging - denk bijvoorbeeld aan het mogelijk maken van gemengd voetbal, aan het indienen van een plan bij het bestuur en aan het toestemming vragen om gebruik te maken van de accommodatie > de gemeente - denk aan toestemming voor gebruik van de accommodatie > sponsoring - wordt het 4 tegen 4 toernooi financieel mogelijk gemaakt door het verenigingsbudget, door sponsoring of door trainers? > leiders/trainers
Organisatie Vraag: wie hebben we nodig voor de organisatie? Antwoord: > Een coördinator of een aantal coördinatoren > Technische leiding: trainers en leiders > Begeleiding deelnemers > Iemand die de pr verzorgt > Financiële bewaking: penningmeester > Kantinemedewerker > Terreinmedewerker > Materiaalmedewerker > EHBO’er/ verzorger
54 ¿ 4-tegen-4
stappenplan
Financiële middelen: penningmeester Vraag: waar moet de penningmeester aan denken? Antwoord: aan > Kostenplaatje > Accommodatie > Materiaal > Promotie/aandenken > Consumpties > DVD’s en tv > Prijsjes
Inschakelen/benaderen van benodigde personen/middelen Vraag: wie richt zich op: > Sponsors > Subsidie > Budget vereniging > Geldwervende actie
Hulpmiddelen Vraag: wie verzorgt: > Materialen (ballen, hesjes, pionnen, speelschema, speelbenodigdheden, doeltjes, veldaanduiding, flap-over, schrijfgerei).
Promotie Vraag: wie verzorgt: > Posters > Folders > Persbericht > Foto’s > Informatie deelnemers > Certificaat
II.
Concrete voorbereiding: planning
Vraag: wanneer kunnen pupillen en C-junioren voor het eerst meedoen aan een 4 tegen 4 toernooi? Antwoord: op 5 oktober 2005, tijdens de herfstvakantie
Wie gaat wat doen? > Taakomschrijving > Organisatieschema in tijd maken > Werkgroep formeren > Technische zaken: trainers/coaches/leiders > Financiële zaken: penningmeester > Medewerkers/vrijwilligers > Pr > Contactpersoon promotie > Gebruik accommodatie. Maak afspraken met het bestuur
Promotie > Brieven leden, met daarop een opgavestrook > Posters/folders voor kantine > Clubartikelen vooraf, met daarop een opgavestrook > Inschakelen van leiders/trainers vereniging > Gang van zaken: toernooireglement/toernooiorganisatie
Hoe bereiden we het voor? Data. > Vergaderingen > Verslag vergaderingen met gemaakte afspraken. Taken en werkplannen per medewerker. Informatie KNVB.
4-tegen-4 ¿ 55
stappenplan
Welke problemen kunnen we tegenkomen? > Tekort aan medewerkers > Te veel regen > Onvoldoende deelname
III. Dóen: realiseren Activiteiten:
00.00 uur Aanwezig: Kantinebeheerder/kantinemedewerkers 00.15 uur Aanwezig: Jeugdcoördinator, terreinmedewerkers, materiaalmedewerker, technische leiding, vrijwilligers, EHBO’er/verzorger 00.30 uur Klaarzetten, uitzetten en ophangen: > Veldjes 4:4 (+ veldaanduiding) > Hesjes vooraf controleren > Ballen vooraf controleren > Plattegrond veldjes 4:4 > Kleedkamerindeling ophangen > Lijst voor het inchecken > Plaats waar in te checken > Geluidsinstallatie controleren > Ruimte voor toernooicommissie > Promotiestand > Ophangen toernooischema’s, zowel binnen als buiten > EHBO-post > Controle toiletten/handdoeken/toiletpapier > DVD, tv’s en banden installeren
IV. Tijdsindeling
01.00 uur Instructie technisch kader (trainers/ leiders). 01.30 uur Ontvangst deelnemers Uitleg en bedoeling van de dag Uitdelen consumpties/consumptiebonnen 01.45 uur Omkleden 02.15 uur Begin toernooi (samenstellen promotie- en lunchpakketten) 03.30 uur Lunch deelnemers en kaderleden 04.00 uur Uitleg en instructie technisch kader (trainer/leiders) 04.30 uur Vervolg toernooi 05.45 uur Douchen deelnemers. 06.15 uur Afsluiting deelnemers Dankwoordje voor medewerkers Uitreiken promotiepakketten aan deelnemers 06.30 uur Afsluiting door trainers/leiders Evaluatie 06.45 uur Opruimen kleedkamers Materialen Veldjes Promotiekraam, et cetera
V. Evaluatie
> Evaluatiebijeenkomst > Clubartikel, persbericht > Vervolgactiviteiten > Toevoegen taakschema
56 ¿ 4-tegen-4
stappenplan
Elf tips bij de ontwikkeling van een idee 1. Wie vooraf niet precies het doel vaststelt dat hij voor ogen heeft, loopt grote kans dat het fout gaat. Verwaarloos bijvoorbeeld bij het streven nieuwe leden te werven het bestaande ledenbestand niet. 2. Zet geen actie op wanneer de meeste clubvrijwilligers het razend druk hebben. 3. Houd het simpel. Veel acties die niet van de grond komen, blijken in een eerder stadium te ingewikkeld van opzet te zijn geweest. 4. Zorg ervoor dat de medewerkers de zaak blijven overzien. Anders is de kans groot dat ze afhaken. 5. De begeleiding van een actie is net zo belangrijk als de organisatie. Blijf dus bijvoorbeeld tussentijds over de actie berichten in het clubblad. 6. Passeer geen mensen. Zorg ervoor dat iedereen zich betrokken blijft voelen. 7. Zorg ervoor dat de actie blijft léven. Het gebeurt nogal eens dat clubmensen zich in slaap laten wiegen door aanvankelijk succes en dat ze het in tweede aanleg laten afweten. 8. Zie niet over het hoofd dat mensen die bereid zich in te zetten voor de actie, dikwijls ook een privé- en familieleven hebben. Een bloemetje of een andere attentie kan de zaak stimuleren. 9. Toon na een geslaagde actie dankbaarheid aan alle betrokkenen. 10.
Ga tijdens evaluatiegesprekken niet in het defensief, maar geef juist iedereen de kans zijn zegje te doen.
11. Breng pas ideeën naar buiten wanneer het duidelijk is wat wél en wat níet haalbaar is.
4-tegen-4 ¿ 57
nawoord
Nawoord
58 ¿ 4-tegen-4
Een concreet hulpmiddel om een extra voetbalactiviteit te organiseren. De KNVB heeft er met deze brochure naar gestreefd ambitieuze voetbalverenigingen een nuttig instrument aan te reiken. Al het voorgaande stelt clubs in staat op eenvoudige wijze zelf standig een 4 tegen 4 toernooi op te zetten. Met behulp van deze leuke en leerzame voetbalinhoudelijke activiteit kunnen verenigingen pupillen succeservaringen laten opdoen, wat een stimulerende werking heeft op het vervolg van hun ontwikkeling! Voor meer informatie of een reactie; kijk op; www.knvb.nl/voetbalextra
Bijlagen
2. Voorbeeld uitnodigings- en inschrijfformulier
Uitnodiging 4 TEGEN 4 TOERNOOI voor pupillen/junioren/senioren
We willen je uitnodigen voor het 4 tegen 4 toernooi* op Het zal een groots voetbalfeest worden en wij hopen dat ook jij komt. Het 4 tegen 4 toernooi begint om uur en is afgelopen om ongeveer uur. Je kunt je aanmelden via het onderstaande inschrijfformulier. Lever het formulier zo volledig mogelijk ingevuld in op uiterlijk bij: Neem voetbalschoenen, scheenbeschermers en eigen voetbalkleding mee. Bij nat en koud weer is het handig een trainingspak bij je te hebben. Niemand wil natuurlijk blessures of een verkoudheid oplopen! Natuurlijk zijn je familieleden en vrienden van harte welkom om jou en andere deelnemers aan te moedigen. Tot op Met sportieve groet, De activiteitencommissie
* Deelname is op eigen risico
Inschrijfformulier 4 tegen 4 toernooi* Ik kan wel/niet deelnemen aan het 4 tegen 4 toernooi Naam: Team:
Leeftijd:
Adres: P ostcode + woonplaats: Telefoonnummer: E-mail:
* Deelname is op eigen risico
WERKBLAD Presentielijst 4 tegen 4 toernooi pupillen/junioren/senioren op
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Naam
Team
Leeftijd
Telefoonnummer
E-mailadres
WERKBLAD Presentielijst 4 tegen 4 toernooi pupillen/junioren/senioren op
51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
Naam
Team
Leeftijd
Telefoonnummer
bijlagen 3. Veldaanduidingen
Op de volgende pagina’s staan de veldaanduidingen: de cijfers 1 tot en met 8. Kopieer deze letters. Zorg er daarna voor dat ze in een plastic mapje komen met een karton erachter. Bevestig de mapjes vervolgens met een nietmachine of punaises op een paaltje van ongeveer 1 tot 1,5 meter lang. Zet de paal zodanig neer, dat de borden vanaf de centrale plaats goed zijn te lezen.
Tip:
Steek het cijfer in een plastic mapje met karton. De opening van het plastic bevindt zich aan de onderkant, zodat het niet kan inregenen. Maak met een nietmachine de onderkant dicht.
62 ¿ 4-tegen-4
1
WERKBLAD
2
WERKBLAD
3
WERKBLAD
4
WERKBLAD
5
WERKBLAD
6
WERKBLAD
7
WERKBLAD
8
WERKBLAD
Bijlagen
4-tegen-4 ¿ 71
WERKBLAD 4 Evaluatieformulier
Club
Functie Voorafgaand aan het 4 tegen 4 toernooi had ik de volgende verwachtingen:
geheel mee eens
mee eens
Naam
niet mee eens/oneens
Ingevuld door de spelleiders en andere organisatoren
mee oneens
geheel mee oneens
Ik ben voorafgaand aan de bijeenkomst goed geïnformeerd over het 4 tegen 4 toernooi.
De organisatie was mijns inziens voldoende.
De jeugdspelers hebben een leuke voetbalactiviteit gekregen en de beleving was goed.
De duur van het 4 tegen 4 toernooi was goed.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Het 4 tegen 4 toernooi heeft bijgedragen aan mijn ontwikkeling als trainer-coach/begeleider/organisator.
geheel mee eens
mee eens
niet mee eens/oneens
mee oneens
geheel mee oneens
WERKBLAD
Het 4 tegen 4 toernooi is een leuke activiteit die bij herhaling moet worden georganiseerd.
Noem drie positieve punten en drie verbeterpunten met betrekking tot het 4 tegen 4 toernooi:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Positieve punten 1
2
3
Verbeterpunten 1
2
3
Overige opmerkingen:
Bedankt voor het invullen!!!
COLOFON
Colofon
Uitgave
Koninklijke Nederlandse voetbalbond (KNVB) Postbus 515 3700 AM Zeist
1e druk:
augustus 2007
Projectcoördinatie Samenstelling
Aanvullende feedback
Fotografie Redactie
Sander Kloos KNVB Amateurvoetbal Voetbaltechnische zaken/ voetbalontwikkeling KNVB Academie KNVB Medewerkers voetbaltechnische zaken KNVB Regiocoaches Voetbalverenigingen Jan de Koning Pluma tekst
Ontwerp & vormgeving
Creada, Veldhoven
Druk
vandenberg, Maarn
Bronnen > ‘Coachen van jeugdvoetballers’ (7e druk 2003) Bert van Lingen, KNVB > ‘Zo doen wij dat Effies’ (3e druk 2003) Tino Stoop, KNVB Academie > ‘E-tjes worden één met de bal’ (2e druk 2003) Tino Stoop, KNVB Academie > ‘D-pupillen, zo doen we dat’ (1e druk 2002) Tino Stoop, KNVB Academie > ‘4 tegen 4 – idee.., doe er wat mee! Werkboek voor 4 tegen 4 aktiviteiten in de club...’ (1994), KNVB > ‘Opleiding pupillentrainer’ > ‘Opleiding juniorentrainer’ (1e druk, 2003), Tino Stoop, KNVB > ‘Voetbaltheorie’ (1e druk 2004), Jan Tamboer, Elsevier, Maarssen 74 ¿ 4-tegen-4
voetbal is ons leven
KNVB Woudenbergseweg 56-58, 3707 HX Zeist Postbus 515, 3700 AM Zeist 0900-8075 (€ 20 cent p/min) Fax 0343-499199
[email protected] www.knvb.nl