Verschijnt 14-daags, uitgez. juli en aug. Afgiftekantoor Hasselt 1
22 februari 2001
5
nr 4 * twaalfde jaargang
Mediacursus voor wetenschappers
België-Belqique P.B. 3500 Hasselt 1 12/39
NIEUWS
Administratieve lijdensweg ten einde
Primeur bij Godgeleerdheid
Mercator-observatorium operationeel
Leerstoel Pastorale zorg voor Doven
Ludo Meyvis
Op 14 februari werd in Madrid een overeenkomst ondertekend tussen professor Jacques Willems, voorzitter van het F WO, en zijn Spaanse collega. Met die overeenkomst wordt een einde gemaakt aan het meer dan tien jaar durende institutionele - en al te Belgische - getouwtrek rond de Mercator-telescoop op het Canarische eiland La Palma, waar de natuurlijke omstandigheden voor astronomische observatie tot de beste van heel Europa behoren. De telescoop werd intussen al gebouwd en is operationeel. De eerste proefopnamen werden gemaakt, en de hoop is intussen gerechtvaardigd dat in maart met de eerste wetenschappelijke metingen begonnen zal kunnen worden. Professor Christoffel Waelkens van het Instituut voor Sterrenkunde van onze universiteit is de bezieler van het project. Mercator maakt deel uit van het Observatorio Roque de los Muchachos, en richt zich in het bijzonder op vier gebieden. Via astroseismologische waarnemingen van complexe variaties in sommige sterren hoopt men hun interne structuur te kunnen afleiden. Dergelijke waarnemingen dienen voldoende gespreid te zijn in de tijd. Ze kunnen in grote mate bijdragen tot ons begrip van de structuur van sterren en van het bepalen van de afstandsschaal en de ouderdom van ons heelal. Een tweede reeks waarnemingen is gericht op hoge-energie astrofysica. Momenteel worden bepaalde compacte objecten - neutronensterren, zwarte gaten ... - vaak ontdekt door X- en gammastraal-satellieten. Om meer inzicht in deze objecten te verwerven, moeten de satellietwaarnemingen snel gevolgd worden door waarnemingen op het aardoppervlak. Dat veronderstelt soepel inzetbare telescopen - zoals Mercator. Het derde interessegebied van Mercator wordt gevormd door zwaartekrachtlenzen, die bestudeerd zullen worden met technieken die onder andere aan de universiteit van Luik ontwikkeld werden. Men spreekt over een zwaartekrachtlens wanneer bepaalde lichtbronnen een verhelderingseffect vertonen als gevolg van een hemellichaam dat zich tussen de bron en de waarnemer bevindt. De var iabele helderheid geeft informatie over de bron, het tussenliggende hemellichaam en de weg van het licht. Het laatste interessegebied van Mercator is gericht op actieve galactische kernen. In de kern van een melkwegstelsel is de massa vaak sterk geconcentreerd. Daardoor ontstaan variabele energie-uitbarstingen, die informatie opleveren over de activiteit van materie onder specifieke omstandigheden. Afgezien van zijn technisch vermogen zal Mercator vooral gekenmerkt worden door een soepele inzetbaarheid, waardoor de internationale deelnemers aan het project over het instrumentarium kunnen beschikken op een manier die veel flexibeler is dan in andere waarnemingsstations. Meer informatie over en vele tientallen foto’s van de Mercator-telescoop kunt u vinden op http://www.ster.kuleuven.ac.be/homepage/mercator.html.
LEZERSBRIEVEN
Mozaïeksplitsing K.U.Leuven - UCL
Het enthousiasme over de samenwerking tussen de K.U.Leuven en de UCL n aar aanleiding van de Jubileumviering is oprecht en allicht terecht. Toch meen ik dat wat kritische geluiden mogen worden gehoord. Ik wil u aanraden een kijkje te g aan nemen in het archeologisch museum van de stad Leuven (Van Der Kelenstraat). Daar ligt de half gerestaureerde mozaïekvloer (begin 14de eeuw) als een open wonde na de splitsing van de universiteit in 1969. De helft van het mozaïek bevindt zich nog steeds, ongerestaureerd, in de UCL . De beide universiteiten gaan sinds geruime tijd in principe akkoord om het geheel na restauratie (waarvoor het geld beschikbaar is!) te deponeren in het Leuvense Stadsmuseum. De stad Leuven heeft een grote financiële inspanning gedaan om dit project te realiseren. Dat er tot op heden nog geen oplossing is gevonden voor de overname van het UCL-gedeelte is niet alleen de fout van deze laatste instelling! Ook de K.U.Leuven heeft te weinig oog en zorg voor dit jarenlang verwaarloosde patrimonium. Ik wil via deze weg nog eens een oproep doen aan het adres van de beide
Op 21 februari sloot de Faculteit Godgeleerdheid een samenwerkingsovereenkomst met de International Catholic Foundation for the Service of Deaf Persons (ICF). Daardoor wordt de oprichting van de leerstoel ‘Onderwijs en onderzoek ten behoeve van de pastorale zorg voor doven’ een feit. De leerstoel wordt geïnaugureerd op 1 oktober 2001, en wordt gefinancierd voor een periode van vijf jaar. Op dit ogenblik bestaat er nergens ter wereld een universitaire leerstoel met aandacht voor onderwijs en onderzoek in verband met pastorale zorg voor doven. De ICF wil daaraan verhelpen. Ook de Faculteit Godgeleerdheid ervaart de nood aan onderwijs en onderzoek op dit gebied, en wenst haar studieaanbod op het vlak van de pastoraal in de gezondheidszorg te verruimen. Vandaar dat zij graag ingaat op het aanbod van het ICF. Het onderwijsluik dat aan deze leerstoel verbonden wordt, omvat enerzijds een tweejaarlijks keuzevak Pastorale zorg voor doven, aangeboden binnen het curriculum van de licenties Godsdienstwetenschappen/Masters in Religious Studies. Anderzijds zal een college pastorale zorg voor doven deel uitmaken van de Voortgezette Academische Opleiding (V.A.O.) Pastoraal in de gezondheidszorg.
Op voordracht van de Faculteiten Wetenschappen en Toegepaste Wetenschappen werd de Francqui-leerstoel 2000-2001 toegekend aan professor Dirk Van Dyck (links) van de Universiteit Antwerpen. Tijdens de inaugurale les op 14 februari, ‘Aan de grenzen van de microscopie’, wist professor Van Dyck het publiek te boeien door zijn aanschouwelijke voorstelling van de mogelijkheden en toekomst van de elektronenmicroscoop. Zijn expertise en baanbrekend werk in het domein van de elektronenmicroscopie en de X-stralen microtomografie zullen in de lessencylcus getiteld ‘Principles, state of the art and f uture of electron microscopy and X-ray microtomography’ uitvoerig aan bod komen. Info:
[email protected]
universiteiten voor de snelle afwikkeling van dit dossier. Zie Luc Dequeker, ‘De middeleeuwse mozaïekvloer uit het Mozes-huis in de Jodenstraat te Leuven’, in Arca Lovaniensis. Artes atque historiae reserans documenta 21 (Jaarboek 1992), Leuven 1994, 33-45. Professor em. Luc Dequeker
Verschijningsdata Campuskrant 2001
Erasmus en de UCL
AB= met alumnibijlage
10 21 juni 13 juni
Nr. Verschijningsdatum Teksten indienen vóór
11 30 augustus (AB) 22 augustus
5 15 maart (AB) 7 maart
12 20 september 12 september
6 19 april (AB) 11 april
13 4 oktober (AB) 26 september
7 10 mei 2 mei
14 25 oktober 17 oktober
8 23 mei (woensdag!) 15 mei (dinsdag!)
15 15 november 7 november
9 7 juni (AB) 30 mei
16 29 november (AB) 21 november
Mooi artikel in de Campuskrant van 25 januari over ‘Pendelen tussen K.U.L euven en UCL’, maar een ‘Erasmusverblijf’ is de uitwisseling met de UCL niet. Men kan immers geen Erasmusstudenten uitwisselen met een universiteit in hetzelfde land. Wallonië en Vlaanderen liggen voor de Europese Commissie nog steeds samen in België. De uitwisselingen met Louvain-la-Neuve verlopen dan ook in het kader van diverse facultaire uitwis selingsakkoorden en niet in het kader van het Erasmusprogramma. De spraakverwarring blijft echter niet beperkt tot Campuskrant. Professoren en studenten gebruiken steeds vaker het woord ‘Er asmus’ voor allerlei studentenuitwisselingen die niet onder de officiële vlag van het door de Europese Commissie ondersteunde Erasmusprogramma var en. De naam van de oude humanist gaat daarmee dezelfde weg op als ‘bic’ voor balpen en ‘pritt’ voor papierlijm. Leen Wyndaele, Dienst Internationale Relaties
2 C A M P U S K R A N T 2 2. 2 . 2 0 0 1
17 13 december 5 december
Bijdragen dienen ons de dag van de d eadline te bereiken, vóór 12u sti pt. Suggesties voor artikels of interviews zijn welkom op het redactieadres, minstens één week voor de deadline. De vaste bijdragen voor kalenders e n vacante mandaten worden twee dagen voor elke deadline ingewacht bij de betrokken diensten.
NIEUWSFLITS
Kom op tegen Kanker - E-solidariteit
Op 21 februari werd in het auditorium van IMEC een persconferentie georganiseerd waarin de samenwerking tussen de Stichting Roger Van Overstraeten en Kom op tegen Kanker belicht werd. De Stichting Roger Van Overstraeten is de initiatiefnemer van het project E-solidariteit. Daardoor krijgen organisatoren van een actie voor Kom op tegen Kanker de mogelijkheid om hun initiatief te ondersteunen met een eigen website. Die site wordt, in samenspraak met de initiatiefnemer, gemaakt door jongeren in klas- of clubverband, met de steun van een peterbedrijf. Een mooi voorbeeld is de site van het Plantjesweekend (www.plantjesweekend.be), die online is vanaf 23 februari en die de massale verkoop en aanplanting van azalea’s beoogt, uiteraard met de bedoeling zoveel mogelijk middelen te verzamelen voor Kom op tegen Kanker. Ook de site van E-solidariteit, www.e-solidariteit.be, g aat op 23 februari online.
22 februari 2001
Campuskrant
Veertiendaags tijdschrift van de K.U.L euven Redactie
Wouter Verbeylen (hoofdredacteur a.i.), In e Van Houdenhove, Ludo Meyvis Redactiesecretariaat
Véronique Limbourg t(016)32 41 8 4
[email protected] Redactieadres
Dienst Communicatie Oude Markt 13 3000 Leuven t(016)32 41 8 4 f(016)32 40 1 4
[email protected]
Hongaarse nationale bibliotheek draait LibriVision
De National Széchényi Library of Hungary, de nationale bibliotheek van Hongarije, heeft haar catalografisch en bibliografisch apparaat gemuteerd naar Amicus en LibriVision, de tools voor bibliotheek-management van EliAS, een spin-off van o nze universiteit. Daarmee voegt de Hongaarse nationale bibliotheek zich bij de nationale bibliotheken van Canada en Australië, die de Leuvense producten al gebruiken. De online public access catalogue (OPAC) op basis van LibriVision kan geconsulteerd worden via http://nektar.oszk.hu.
Internetadres
http://www.kuleuven.ac.be/ck/ Aan dit nummer werkten mee
Paul Beghin, Leen Bock aert, Tamara Deca, Anne-Mie Jaspers, Nadia Koeck, Geert Op de Beeck, Isabel Penne, Klaartje Proesmans, Lieve Quaegebeur, Vladimir Rogiers, Iwein Speelman, Anouk Vanherf, Raf Weverbergh
5 Proffenpraatjes: mediatraining voor wetenschappers
Stuurgroep Campuskrant
Ronny Vandenbroele (voorzitter), Jan Bauwens, Paul De Boeck, Jan De Vuy st, Jan Elen, Erik Gobin, Chloé Heerman, Els Heylen, Bernard Himpens, Jos Huypens, Bert Overlaet, Isabel Penne, Paul Thurman, Jos Vaesen, Myriam Van Acker, Jan Verhaeghe
Professor Torfs adviseert Joegoslavië
“Rik Torfs, voorzitter van de bijzondere faculteit kerkelijk recht aan de K.U.Leuven, adviseert het nieuwe bewind in Joegoslavië dat zijn godsdienstwetgeving op de Europese normen wil afstemmen. Torfs werkte vroeger al samen met professor Sima Abramovic van de rechtsfaculteit van Belgrado en adviseerde enkele orthodoxe parlementsleden uit Centraal- en Oost-Europa. Nu werd hem gevraagd de voorstellen van de minister van Religieuze Zaken Sijacovic (van Joegoslavië) en Milovanovic (van de deelstaat Servië) te beoordelen. De nieuwe Joegoslavische godsdienstwetgeving moet, zeker op het delicate punt van de godsdienstvrijheid, sporen met de Europese charters en verdragen over de rechten van de mens. Een meerderheid van de Joegoslavische bevolking is orthodox, maar er wonen ook katholieken en moslims.” Tertio, 14.2.2001
4 Debat over inspraak, democratie en academische vrijheid
Vooral de BV’s hadden succes
Vormgeving
6 Nieuwe afgoden, alertheid geboden
Total Design Belgium
Vredesdag over idolatrie
Foto’s
Rob Stevens, Patrick Holderbeke
7 Vesta ijvert voor gastvrije universiteit
Opvangbeleid buitenlandse gasten doorgelicht
Cartoons
Joris Snaet
8 Nieuw orgaan in universitaire structuur
Coverfoto
De substantiële bijdrage van de senaat
Rob Stevens Reclameregie
9 Leven aan de universiteit
Véronique Limbourg, t(016)32 41 8 4
Fysioloog Paul De Weer
Oplage
17.000
10 Topvijf
Wetenschappelijke mijlpalen en lacunes
Drukwerk
Concentra Uitgeversmaatschappij NV, Hasselt
Onrust bij LeUCa raakt opgelost
“Directie en vakbonden van de Leuvense v.z.w. LeUCa hebben (...) een akkoord bereikt over de problemen in dit bedrijf op het stuk van arbeidsdruk en lonen. De stakingsaanzegging (...) is opgeschort en zal definitief worden afgeblazen als de komende maand blijkt dat de directie in de praktijk haar beloften nakomt. (...) ‘ Wat de arbeidsdruk betreft zijn afspraken gemaakt zoals een verbod op werkdagen van langer dan 11 uur. Door recente aanwervingen zal de arbeidsdruk automatisch verminderen. Ook voor de andere mankementen in het personeelsbeleid zoals bij de uitbetaling van lonen zijn afspraken gemaakt. Zo komt er een soort ombudsman voor personeelszaken. Er wordt een deskundige aangesteld die zal nagaan of de lonen gelijkwaardig zijn aan d ie van het KUL-personeel in dezelfde functies. Ter compensatie van de problemen van het afgelopen jaar zal over enkele weken een premie worden betaald’, aldus Hugo Coosemans (ABVV).” Belga, 15.2.2001
Meerwaarde van Bologna?
“Ik vrees dat de invoering van de Bologna-verklaring voor Vlaanderen een administratieve monsteroperatie zal worden met uiteindelijk zeer weinig meerwaarde. In de plaats daarvan zou het al overvraagde personeel beter zijn tijd en energie besteden aan een verdere optimalisering van onderwijs en onderzoek. De praktijk van de ‘markt’ wijst immers uit dat Vlaamse studenten aanvaard worden aan Europese en Amerikaanse topuniversiteiten, ook zonder bachelor/masterstructuur en zonder ECTSpunten. Deze kwaliteitsnormen zullen ook in de toekomst de doorslag geven.”
11 Ontwikkelingssamenwerking
Verantwoordelijke uitgever
Sociale dimensies van kennis
Ronny Vandenbroele Oude Markt 13 3000 Leuven
11 Onderwijsvernieuwing
Papers maken in eerste kan
Copyright artikels
Artikels uit deze editie - of delen ervan - kunnen overgenomen worden mits toestemming van de redactie.
12 Leo Pleysier in UUR KULtUUR
Stemmen horen
Het volgende nummer verschijnt op 15 maart. Bijdragen - verslagen van raden, nieuwe publicaties, kalenders, korte, informatieve stukjes dienen ons te bereiken vóór woensdag 7 maart, 12u stipt. Suggesties voor artikels en interviews zijn welkom op het redactieadres.
13 Ithaka 2001
Greatest hits revisited 14 Campustoneel speelt ‘Zotskop’ van Clive Barker
Een bonte geschiedenis van de clownerie 15 USO, LUK en Capella Academica concerteren samen
Poulencs ‘Gloria’ - humor en een zweempje erotiek 16 Jubileumviering
Oriëntalia (4): De Japanse schenking 17 Ad valvas 20 Studenten organiseren concertcyclus Nieuwe Muziek
De Nieuwe Reeks - tegen vooroordelen in
Nicolas Standaert in De Standaard, 16.2.2001
22.2.2001 C A M P U S K R A N T
3
NIEUWS
Rechtscongres over studenteninspraak, democratie en academische vrijheid
Vooral de BV’s hadden succes Tamara Deca
Het Rechtscongres dat het Vlaams Rechtgenootschap elk jaar organiseert bestond dit keer uit een debat over ‘studenteninspraak’ en een tweede over ‘democratie en academische vrijheid aan de K.U.Leuven’. Het tweede thema kon op beduidend meer interesse rekenen. Een heter hangijzer, of lag dat enkel aan de aanwezigheid van een paar publiekstrekkers?
“We evolueerden naar een zwangerschap die te lang duurde en dan moet je op een gegeven moment de knoop doorhakken en zeggen, ‘Komaan nu gaan we ervoor’!”. E en andere populaire uitspraak was dat “belangrijke veranderingen best zo snel mogelijk worden geïmplementeerd, anders komt er toch niets van.” De verzuchtingen van de studentenvertegenwoordigers dat ze gewoon wat meer tijd nodig hadden gehad om hun achterban te enthousiasmeren en dat de invoering van de semex dan ook met de toestemming van de studenten had gekund, stootten hierbij op weinig begrip. De rector bleef erbij dat de studenten nu maar eens moesten ophouden met vol te houden dat de semex zomaar uit de lucht kwamen gevallen en dat de universiteit zeker niet aan de inspraak van de studenten voorbij is gegaan. “Maar het is natuurlijk heel moeilijk om een constructieve discussie te voeren als je gesprekspartner a priori tegen een bepaalde beslissing is en geen oren heeft naar welk argument dan ook”, zo stelde rector Oosterlinck. Het debat werd beëindigd met het wijze voornemen om bij de nakende Bologna-hervormingen niet opnieuw dezelfde fouten te maken en op tijd met elkaar te praten. Academische vrijheid en extreem recht
De opkomst voor het eerste debat - over studenteninspraak aan universiteit en faculteit - was in ieder geval ronduit mager, wat moderator professor Bart Raymaekers de cynische opmerking ontlokte “dat dit het zoveelste bewijs is dat het hen allemaal niet zoveel kan schelen”. Ook tijdens het debat waren uitlatingen in de trant van “Studentenvertegenwoordigers verwoorden niet altijd datgene wat de grote meerderheid van de studenten denkt” niet van de lucht. Maar afgezien daarvan bleef het allemaal heel braaf. Nadat alle deelnemers een aantal minuten hadden gekregen om hun standpunt te verduidelijken, bleek al gauw dat de drie studentenvertegenwoordigers het er over eens waren dat er niet zozeer iets mis is met de kwantitatieve inspraak van de studenten - al kan het altijd beter -, maar dat vooral aan de kwaliteit ervan iets schort. “Ik heb vaak het gevoel dat ik niet au sérieux word genomen door de andere raadsleden”, stelde Kathleen Van Boxelaer van het VRG. “Wij zijn mààr studenten, hè. Het is bovendien niet altijd eenvoudig om voet bij stuk te houden als de mensen waarmee je discussieert je op het einde van het jaar ook nog punten moeten geven. Dan krijg je al gemakkelijk de neiging om in te binden.” Dat werd beaamd door Chloé Heerman, die als voorzitster van Kringraad in de Academische Raad zetelt: “Het is al meer dan eens voorgekomen dat wij als studenten tijdens een discussie helemaal contra een bepaalde beslissing waren en dat wanneer puntje bij paaltje kwam, er niet eens gestemd werd, omdat er gewoon werd van uitgegaan dat er een consensus was bereikt. Dan begin je je toch af te vragen wat je daar zit te doen.” Rector Oosterlinck pareerde dat studenten een beschermde fractie zijn en dat hij hen tot op zekere hoogte altijd in bescherming zal nemen, maar dat het toch duidelijk moet zijn dat ze niet altijd hun gelijk kunnen halen, anders kan men hen beter meteen alleen laten besturen. Professor Raf Verstegen illustreerde die ‘beschermde positie’ van de studenten door op te merken dat op de Academische Raad altijd uitdrukkelijk naar de mening van de studenten wordt gevraagd, terwijl dat niet het geval is voor de andere raadsleden. Je kan je dan n atuurlijk wel de bedenking maken wat hiervan het nut is als de studenten uiteindelijk toch maar voor dovemansoren praten. Professor Verstegen kon het tijdens zijn inleidende bedenkingen, waarin hij terugkeek op de geschiedenis van de studenteninspraak aan de universiteit, niet duidelijker samenvatten: “Aan de K.U.L euven wilden we verdergaan dan alleen een louter adviserende functie voor de studenten, maar hen te veel macht geven daar waar de echte beslissingen worden genomen, trachtten we ook te vermijden.” Semesterexamens
Het was onvermijdelijk dat bij een debat over studenteninspraak het thema van de semesterexamens aan bod zou komen. Jammer genoeg verstopten de meeste panelleden zich achter al te formele elementen en kwam men niet echt toe aan de kern van de zaak. Men beperkte zich tot uitspraken zoals:
4
C A M P U S K R A N T 2 2. 2 . 2 0 0 1
Twee uur later en een aantal inzichten rijker, kon dan het tweede debat van de namiddag van start gaan, met als thema ‘Democratie en academische vrijheid aan de K.U. Leuven’. Naast een aantal professoren van de Rechtsfaculteit behoorde ook Vlaams Blok-politicus Gerolf Annemans tot de panelleden. Moderator van dienst was VRTjournalist Siegfried Bracke. Het is niet duidelijk of het aan de aanwezigheid van de BV’s of aan het onderwerp lag, maar de zaal was in een mum van tijd gevuld. Wie echter verwacht had dat tijdens dit debat de zaal op haar grondvesten zou gaan daveren, kwam bedrogen uit. Veel blabla en weinig boemboem. Of zoals Professor Walter Van Gerven het stelde: “Juristen zijn voorzichtige mensen, ze durven niet altijd zeggen waar het op staat.” Het debat kwam aanvankelijk ook maar traag op gang en had bovendien veel weg van een les politieke filosofie. Eén voor één werden de verschillende elementen van de titel van het debat ontleed en binnen hun context geplaatst. Zo werden we er door de verschillende deelnemers op attent gemaakt dat er een verschil is tussen procedurele en inhoudelijke democratie. En dat academische vrijheid geïnterpreteerd moet worden als “de vrijheid van meningsuiting van een academicus, dus iemand die in hoofde van zijn beroep bepaalde uitlatingen doet”. Ondertussen probeerde professor Bart Pattyn een antwoord te formuleren op de vraag: “Wat is er mis met het Vlaams Blok?” Antwoord: dat het twee soorten communicatie hanteert, een interne en een externe, en dat die interne communicatie gebaseerd is op een ideologie die volledig in strijd is met die van de K.U.Leuven. Zodat het niet verantwoord kan worden dat een docent van de K.U.Leuven zijn medewerking verleent aan het Vlaams Blok. Waarmee de link gelegd was met de zaak Lamine. Professor Matthias Storme repliceerde hierop dat hij ermee akkoord kon gaan dat een private instelling, zoals de K.U.Leuven, zou discrimineren omdat iemand een bepaalde overtuiging aanhangt die niet strookt met haar - katholieke - ideologie, foto: Rob Stevens maar dat de universiteit dan ook consequent zou moeten zijn en bijvoorbeeld ook abortus zou moeten afwijzen. Tussendoor probeerde Annemans het publiek nog maar eens duidelijk te maken dat het Vlaams Blok geen racistische partij is en dat het eigenlijk het Vlaams Blok en zijn aanhan gers zijn die voortdurend het onderwerp van onverdraagzaamheid en discriminatie zijn. Waarbij hij op zijn beurt naar de zaak Lamine verwees. Nu de zaak Lamine eenmaal ter sprake was gebracht, werd ze niet meer gelost. Het was misschien geen slecht idee geweest om ook professor Lamine uit te nodigen - het had de discussie misschien net iets pittiger kunnen maken. Hoe dan ook, zolang de man geen propaganda begint te verspreiden onder zijn studenten, mag hij van zijn collega’s voorlopig aanblijven. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
NIEUWS
Wetenschappers leren het uit te leggen op tv
Proffenpraatjes Raf Weverbergh
“Dat is niet helemààl correct. Laten we zeggen dat ...” Als ik op televisie iemand met een ‘prof. dr.’-titel voor zijn naam op die manier hoor aanzetten, haast ik me naar het dichtstbijzijnde kinderprogramma, waar wél op mijn niveau geconverseerd wordt. Maar omdat niet alle boodschappen van alle wetenschappers voor een uiterst select publiek zijn bedoeld, werd het WeCom-project - een initiatief van de Vlaamse Vereniging voor Biologie en met de steun van de Vlaamse Regering - in het leven geroepen. De bedoeling: wetenschappers leren communiceren met niet-vakgenoten. Alle Vlaamse universiteiten nemen aan het project deel. Ook de K.U.Leuven zag wel iets in het idee en stuurde een aantal leden van het academisch personeel bij wijze van proef naar een training ‘mondelinge communicatie’. Wij gingen een ochtend lang meedoen. Pikant
De gebouwen van de Audiovisuele Dienst. Het is negen uur, en VTM-journalist Jeroen Wils staat bij de koffie alvast de theorie uit de doeken te doen tegen de eerste leerling van de dag. “Wetenschappers willen graag nuanceren, journalisten hebben liever een kort antwoord. Dat is een beetje het probleem.” “Jullie kiezen er natuurlijk ook alleen de pikante uitspraken uit”, zegt Marc Gewillig, professor cardiologie. Niet helemaal waar, vindt Jeroen Wils. “Dat heb je zelf in de hand. Beperk je tot één boodschap, en herhaal die desnoods een paar keer, dan ben je zeker dat dié boodschap de uitzending haalt. En dikwijls maakt jargon sommige uitspraken gewoon onbruikbaar omdat niemand ze begrijpt - op televisie moet je praten alsof je het tegen een zestienjarige hebt, dan kan iedereen je volgen.” De geluidsman komt melden dat de camera is geïnstalleerd. Tijd voor de eerste oefening, het korte televisie-interview. “Je blijft best rechtop staan, dat geeft een dynamischer indruk. Niet wiebelen, niét in de camera kijken, je armen niet kruisen maar ook niet op je rug houden ...” De lijst met do’s en don’ts is eindeloos, maar Gewillig slaat zich betrekkelijk goed door de eerste opname heen. Hij praat rustig, laat zich niet opjutten, en trapt nauwelijks in de val van het jargon. Hij heeft er, met de besparingen van het RIZIV op cardiologische onderzoeken, nochtans niet het makkelijkste onderwerp uitgekozen. Het tweede interview is heel anders, waarschuwt Wils. “Met een handmicrofoon kan ik je dwingen om iets te zeggen, maar ook het woord weer afnemen. Een microfoon wordt dan ook vaak gebruikt voor een iets agressiever interview.” Maar Gewillig laat zich niet uit het lood slaan. Hij heeft de commentaar goed onthouden, en houdt de ogen strak op het doel gericht: hij is tégen besparingen, “niét omdat dat in het belang is van de arts, maar omdat de patiënt centraal staat”. Wils is tevreden: “Je hebt die agressie goed opgevangen. Wanneer iemand je een agressieve vraag stelt, hoef je niet meteen te antwoorden. Wacht drie seconden, en geef dan een rustig en rationeel antwoord. Daardoor ontmasker je de vraag als provocatief. En als ik de microfoon onder je neus hou, wil dat niet zeggen dat je die stilte moet volpraten let daarvoor op, want het is meestal op zo’n moment dat je dingen zegt die je eigenlijk niet wilde zeggen. We zullen eens gaan kijken wat ik hieruit zou selecteren voor een uitzending.” Twintigsecondenregel
De Audiovisuele Dienst heeft voor de gelegenheid een volledig uitgeruste regiekamer ter beschikking gesteld, waarin de twee interviews nog eens bekeken worden. “Een item kan maximaal drie quotes bevatten”, legt Wils uit, terwijl hij een aantal uitspraken kiest. “Als ik dus nog iemand anders aan het woord wil laten, kan ik van jou maar één uitspraak van twintig seconden
gebruiken.” Hij legt uit waarom hij die bepaalde uitspraken kiest. ‘Een onbestuurbare wagen kan je nog wel een tijd op de weg houden, maar vroeg of laat komt er een bocht waar we uitvliegen’ is er eentje, en het in cardiologische context omineuze ‘De medische fouten als gevolg van deze besparingen zijn heel erg voor een arts, maar het grootste slachtoffer blijft wél de patiënt’ sluit het rijtje af. “Dat vat je hele betoog nog eens samen”, zegt Wils. “Zoiets gebruiken we vaak om een item af te sluiten. Het laat de kijker achter met iets om over na te denken.” Intussen is ook de tweede cursiste van de ochtend binnengeslopen - de tijd is al om, en het studiogesprek moet nog beginnen. De inleiding gebeurt dan maar op de gevaarlijk smalle wenteltrap naar de studio. “Wees op tijd voor een studiogesprek”, is de belangrijkste raad die Wils meegeeft. “Die zal je nodig hebben om te acclimatiseren. Er gebeurt altijd vanalles in zo’n studio, maar daar moet je je tijdens het gesprek niets van aantrekken. Misschien zal er op de achtergrond een regisseur met plakkaten staan zwaaien, en is de anchor met iemand aan het praten over het volgende item: niet aantrekken. En altijd naar de anchor kijken, zelfs al let hij helemaal niet op jou.” Professor Gewillig is ook hier een natural. Hij geeft lekkere soundbites, lardeert zijn betoog met voorbeelden uit het dagelijks leven, kortom, uit de moeilijke uitleg van daarstraks is nu een gepolijste, voor iedereen verstaanbare versie tevoorschijn gekomen. Veel tijd om na te praten is er echter niet, aangezien cursiste nummer twee meteen in de praatstoel moet. Doctoranda Annabel Sels gaat het over de terugval in investeringen in Oost-Europa hebben. “Handen op tafel en lichtjes vooroverbuigen”, zegt Wils, terwijl Sels probeert haar microfoontje op haar revers vast te maken. In de val
Dat dit voor Sels de eerste oefening is, laat zich aanzien. Ze verliest zich in te moeilijke woorden en Engelse afkortingen. Maar lol heeft ze er wel in. Achteraf in de regiekamer verbaast ze zich over zichzelf op het scherm: “Ik wist niet dat ik dat deed - kijk, daar doe ik het weer! En ik leg te veel expressie in mijn gelaat. De studenten zien ook altijd aan mijn gezicht wat ik vind van de materie waarover ik lesgeef.” Die expressie is niet erg, vindt Wils. “Dat houdt de aandacht van de kijker vast. Wel opletten met die moeilijke woorden.” Even later bij de korte interviews trapt ze in de val van het ‘stilte volpraten’. De geluidsvrouw grijnst. Sels zelf moet er ook om lachen. “Ik dacht al: wat moet ik nu nog zeggen?” Erger is dat ze een quote verprutst omdat ze naar een woord moet zoeken. “Anders had ik hem wel kunnen gebruiken,” zegt Wils, “maar die aarzeling was echt te lang. Als iemand twee seconden aarzelt in zo een kort item, valt het tempo meteen als een baksteen. Jammer, want het was een goeie.” Intussen staat de derde cursist te wachten, en die wordt ook meteen in het diepe gegooid. Filip Mulkens is recent directeur geworden van het proefdierencentrum, en wordt door Wils onderworpen aan een reeks lastige en provocerende vragen. Hij laat zich soms verleiden tot een krasse uitspraak, waarna Wils er natuurlijk nog een schep bovenop doet. In de regiekamer worden de antwoorden van Mulkens uitgebreid van commentaar voorzien. “Kijk, soms is het beter om gewoon te zeggen dat iets je terrein niet is, en er niet op in te gaan. Anders werk je jezelf toch in de nesten.” Mulkens vindt het niet gemakkelijk, maar hij hoeft niet overtuigd te worden van het nut van deze cursus. “Het is nu even rustig rond ons centrum, maar je wéét gewoon dat het op een gegeven moment weer actueel wordt. En dan wil ik niet altijd de boot afhouden. In het verleden heeft men geprobeerd om zich in stilzwijgen te hullen, maar ik denk niet dat dat de oplossing is. Ik wil dat we onze verantwoordelijkheid opnemen, dat we de dialoog aangaan met de buitenwereld.” Zappen
Jeroen Wils staat nog een beetje na te hijgen van de hectische ochtend. “Het kruipt in de kleren - ik heb de indruk dat een uurtje per man wat kort is. Maar het is een initiatief dat wetenschappers én journalisten ten goede komt. Tenslotte is het ook in mijn belang om verstaanbare interviews af te nemen. En het geeft de wetenschappers inzicht in de psychologie van de andere kant, foto: Rob Stevens dat is niet slecht. Als ze weten dat mensen wegzappen wanneer een quote te lang is, of wanneer ze te moeilijke woorden gebruiken, kunnen ze daarop anticiperen. En dat hoeft helemaal niét ten koste te gaan van de inhoud.” Preekt hij niet een beetje voor de bekeerlingen? “Onvermijdelijk. Maar als het initiatief wat meer bekendheid krijgt, zullen anderen zich ook wel geroepen voelen.”
22.2.2001 C A M P U S K R A N T
5
NIEUWS Wanneer de mens bijvoorbeeld blindelings gaat vertrouwen op zijn pc dan wordt hij de gevangene van zijn eigen product. En dat is natuurlijk een kwestie met een sterk filosofische inslag.”
Nieuwe afgoden, alertheid geboden Niet zwart-wit
Vredesdag over idolatrie Vladimir Rogiers
De hedendaagse mens lijkt hoe langer hoe meer in de ban van een aantal profane ‘idolen’ of ‘afgoden’. Het Centrum voor Vredesethiek koos daarom als thema voor zijn jaarlijkse Vredesdag dit keer voor ‘Nieuwe afgoden? Idolatrie als bron van geweld’. “De Vredesdag is in het midden van de jaren tachtig in het leven geroepen”, zegt professor em. Roger Burggraeve. “Je herinnert je nog wel dat de rakettenkwesties toen veel stof deden opwaaien. Dergelijke problemen zijn nu niet meer zo urgent aan de orde. Vandaar dat we ons nu veeleer richten op andere maatschappelijke fenomenen, zoals de opkomst van extreem rechts, het eng-nationalisme, fascisme en racisme. We brengen die sociale vraagstukken in beeld door de visie van specialisten ter zake in te roepen. Maar we bekijken ze uiteraard ook vanuit ethisch en theologisch, zeg maar joods-christelijk perspectief.” “Idolatrie is natuurlijk een typisch joodse kwestie. Om de transcendentie van God te beschermen, mogen joden geen enkele beeltenis van hun God maken. Verafgoding is echter zowel vanuit joods als vanuit christelijk oogpunt niet enkel religieus: de Godsproblematiek heeft haar impact tot op maatschappelijk en ethisch vlak.” “Neem bijvoorbeeld de markteconomie. Bedrijven en firma’s willen winst maken, dat is evident. Maar wat als economie herleid wordt tot het winstprincipe? Waar gaan we naartoe als we winstbejag of bijvoorbeeld beursspeculatie gaan verabsoluteren? Actueler dan ooit is het genoomproject: als je alle aandacht op het genetisch materiaal van de mens gaat vestigen, dan loop je het risico gezondheid te reduceren tot genetische gezondheid.” “De discussies zullen dan ook niet wars zijn van enige filosofische reflectie. Nieuwe technologieën kunnen leiden tot een fanatisme dat zeer dicht aanleunt bij idolatrie.
Innovatie- en Incubatiecentrum Kortrijk
Groeikern stimuleert innoverende projecten Tamara Deca
In december 2000 werd in Kortrijk het Innovatie- en Incubatiecentrum (IICK) opgericht. Aan dit initiatief van het GOM-West-Vlaanderen werkten toonaangevende bedrijven mee als Barco, Bekaert, Electrabel, Fortis, Koramic en Vandemoortele. Ook de KULAK steunt het IICK.
De problemen zien is meestal niet zo’n moeilijke opgave, maar zullen op de Vredesdag ook oplossingen aangereikt worden? “De bedoeling is niet pasklare oplossingen te geven. Wat we zeker wel kunnen doen is argwaan opwekken voor elke vorm van religieuze en pseudo-religieuze verafgoding. Eén van de trucs van extreem-rechtse partijen bijvoorbeeld is mensen emotioneel te confronteren met bepaalde vormen van geweld, zodat er een cultus van angst ontstaat. Op die manier mondt idolatrie uit in geweld. Wij willen de mensen aanzetten tot een genuanceerde en evenwichtige benadering door eenzelfde maatschappelijk probleem theologisch en ethisch onder de loep te nemen. Een oplossing geven is niet onze eerste taak. Men mag niet zwart-wit denken; we mogen daarom ook niet in een goedkoop cultuurpessimisme, noch in fanatisme en geweld terechtkomen. Manicheïsme is dus uit den boze en alertheid is de boodschap.” Het klinkt allemaal nogal academisch en moeilijk. Gaat dit de pet van oningewijden niet te boven? “Toegegeven, de lezingen zullen van universitair niveau zijn. De gastsprekers zijn immers allemaal academici. Maar dat wil niet zeggen dat het niet toegankelijk zal zijn. Integendeel, de onderwerpen zijn allemaal zeer actueel en bijna iedereen heeft er wel een mening over.” “Elk ‘idool’ wordt na een korte inleidende lezing van een deskundige in groep bediscussieerd. Deze workshops in de namiddag zijn een ideale manier om allerlei mensen te bereiken: leden van vredes- en mensenrechtengroepen, buurtwerkers, medewerkers van sociale organisaties, alumni van de Faculteit Godgeleerdheid, leerkrachten, priesters, pastoraal werk(st)ers, ... Vorig jaar was onze aula trouwens tot aan de nok gevuld: ongeveer 250 mensen zijn toen komen opdagen en dat is toch een succes. Bovendien vindt de Vredesdag ook dit jaar zijn neerslag in een boek dat door het Davidsfonds wordt uitgegeven. Op die manier bereiken we nog meer geïnteresseerden.” De Vredesdag, georganiseerd door het Centrum voor Vredesethiek in samenwerking met Pax Christi Vlaanderen, vindt plaats op donderdag 1 maart van 10 tot 17u in de Kleine Aula en de lokalen van het Maria-Theresiacollege, Faculteit Godgeleerdheid, Sint-Michielsstraat 6, 3000 Leuven. Om 16u geeft prof. em. Antoon Vergote de slotlezing over ‘monotheïsme en idolatrie’, in de Promotiezaal van de Universiteitshal. Info: www.theo.kuleuven.ac.be/nl/vredesdag.htm
king met een onderzoekscentrum hun innoverende projecten zelfstandig verder willen uitwerken. De bedrijven en wetenschappelijke instellingen die een spin-off wensen los te koppelen van hun kernactiviteit vormen een tweede groep. Het gaat dan om projecten die ze speciaal willen koesteren en die binnen het eigen bedrijf al snel op het achterplan zouden geraken. Een derde groep zijn organisaties die onderzoek en ontwikkeling promoten en deze activiteiten in de regio kunnen helpen bevorderen.” Het IICK werkt dus eigenlijk als groeibevorderaar voor projecten? “Inderdaad. Het basisonderzoek van een project gebeurt in eerste instantie elders. Wanneer het project dan voldoende gerijpt is en zijn degelijkheid heeft bewezen, kan men voor verder onderzoek bij het IICK terecht. Na een aantal jaren zal het project dan ook het IICK ontgroeien en kan het plaats maken voor andere initiatieven. Deze formule heeft succes, dat hebben we wel al gezien bij de andere Innovatie-en Incubatiecentra in Vlaanderen.” Op zoek naar naambekendheid
Het centrum wordt geleid door Renaat Vanloot, burgerlijk ingenieur en bedrijfseconomist en oudgediende van Bekaert. Nu hij met pensioen is, stelt hij zijn kennis en ervaring ten dienste van het IICK. Dat is een centrum met moderne en goed uitgeruste kantoren, flexibel aan te passen onderzoekslokalen, up-to-date technologische infrastructuur en de mogelijkheid van administratieve dienstverlening, managementadvies en begeleiding. Wat het IICK onderscheidt van een traditioneel bedrijvencentrum is dat het zeer selectief te werk gaat wat de keuze van haar residenten betreft.
“Op dit moment hebben zowel het Vlaams Kunstofcentrum als het Aluminium Centrum Vlaanderen zich hier gevestigd. Zij zullen zeker een aantrekkingspool vormen voor andere bedrijven. We hebben trouwens ook een vast contract met AlgoNomics, een bedrijf dat ontsproten is aan de KULAK, en dat gespecialiseerd is in de bio-informaticaresearch, en we bevinden ons in vergevorderde onderhandelingen met nog twee andere bedrijven. Voor het voeren van reclame is er helaas momenteel geen geld. Bedrijven kunnen wel van de accomodatie van het IICK gebruikmaken voor vergaderingen en dergelijke en op die manier hopen we de naambekendheid van ons centrum te bevorderen.” De gebouwen van het IICK en het Vlaams Kunststoffencentrum, met hun directeurs
Vanloot: “De activiteiten van onze klanten moeten van een hoger technologisch niveau zijn dan meestal het geval is bij een bedrijvencentrum. Hier is dus bijvoorbeeld geen plaats voor bedrijven die zich uitsluitend met distributie bezighouden. Het IICK heeft eigenlijk drie doelgroepen. Eerst en vooral heb je de ‘jonge starters’ die na samenwer-
en voorzitters (links: Renaat Vanloot)
6 CAMPUSKRAN T 22 .2 .2001
foto: Patrick Holderkbeke
Specifieke doelgroep
NIEUWS
foto: Rob Stevens
Vesta ijvert voor gastvrije universiteit
Opvangbeleid buitenlandse gasten doorgelicht
zelfs studenten met goede resultaten op de TOEFFL-test soms niet voldoende Engels kennen voor deze programma’s. Ze hebben misschien wel een goede theoretische kennis, maar dat is nog geen garantie voor mondelinge taalbeheersing, en die is toch belangrijk om aan de hoge eisen van deze opleidingen te kunnen voldoen. Daarom zijn er nu plannen in de maak om tijdens de zomervakantie een crash course English te organiseren.”
Nadia Koeck
Financiële sneeuwbal
Ongeveer 9 procent van de studenten en 11 procent van de onderzoekers en gasthoogleraren aan de K.U.Leuven zijn buitenlanders. Maar hun verblijf hier verloopt niet altijd probleemloos. Daarom lanceerde onze universiteit het Vesta-project. Dat draait helemaal rond de vraag: hoe kunnen we die buitenlandse gasten zo goed mogelijk opvangen? Het onlangs gepubliceerde Vesta-rapport doet daaromtrent concrete voorstellen. “Er verblijven hier elk academiejaar een pak buitenlandse gasten, maar vangen we die ook goed op? Ga eens na of dat zo is, zeg ons waar er tekorten zijn en doe voorstellen om ons beleid beter te coördineren en de mankementen te verhelpen.” Dat was zowat de opdracht die de academische overheid gaf aan het Bureau Internationaal Onthaal en meteen ook de aanzet tot het Vesta-project. De onderzoeksopdracht zelf werd uitgevoerd door Katrien Willekens, onder leiding van diensthoofd Trees Deloddere en een begeleidende stuurgroep. Trees Deloddere: “Het onderzoek steunt op twee pijlers: enerzijds zijn we rondgegaan bij degenen die zich binnen de faculteiten en bij de sociale diensten bezighouden met buitenlandse gasten. Daarnaast hebben we natuurlijk ook ons licht opgestoken bij de buitenlanders zelf. Dat de hoge academische en onderwijskwaliteit en de wereldwijde faam voor buitenlanders de belangrijkste redenen zijn om naar de K.U.Leuven te komen, konden we al vermoeden. Maar of hun verblijf aan onze universiteit meevalt, daar hadden we eigenlijk weinig zicht op.” “Volgens de enquête is de helft van de buitenlandse gasten zonder meer tevreden. 20 procent ervaart problemen maar die worden goed opgevangen, zodat ook zij uiteindelijk tevreden zijn. De resterende 30 procent - uitsluitend studenten, die voornamelijk van buiten de Europese Unie komen kampt met ernstige, vaak financiële problemen, die sterk belastend zijn op studievlak en de sociale integratie bemoeilijken. Bij de groep die langer dan drie maanden blijft, groeit de ontevredenheid over het aanbod en de dienstverlening naarmate het verblijf vordert. Onze conclusie is dan ook dat buitenlandse gasten het hele academiejaar lang behoefte hebben aan opvang en begeleiding. De Vesta-werkgroep pleit voor een optimalisering van de opvangperiode en ondersteuning gedurende het hele verblijf, met inbegrip van het afscheidsbeleid en de alumnipolitiek.” Screening verhoogt slaagkansen
“Vesta is de godin van de haard. Ze staat symbool voor wat we met het project willen bereiken, namelijk dat de buitenlanders zich in Leuven thuis voelen. En dat gaat een stuk gemakkelijker als je goed opgevangen wordt”, zegt Trees Deloddere. Dat is echter lang niet altijd eenvoudig. Sommige buitenlanders starten met een ‘handicap’ waar beter al van bij het begin iets aan gedaan wordt. Daarom formuleert het Vesta-rapport voorstellen om het toelatingsbeleid - een eerste sluis in het aantrekken van internationale studenten en fellows - efficiënter te maken. Deloddere: “Op academisch vlak willen we de studenten goed screenen voor ze hierheen komen, want degelijk voorbereide mensen hebben hogere slaagkansen. Velen ervaren hier een hogere werkdruk en studielast dan aan hun thuisuniversifoto: Rob Stevens teit.” “Ook taalkennis heeft een positief effect op de slaagkansen - en is bovendien een belangrijke factor om je thuis te voelen in Leuven. Voor de Nederlandstalige opleidingen moeten de studenten vanaf nu minimum het hoogste niveau halen van de taalcursus Nederlands van het ILT. De grote meerderheid van de buitenlandse studenten schrijft zich natuurlijk in voor één van de ongeveer 40 Engelstalige Masterprogramma’s. Maar we stellen vast dat
Zoals gezegd is een deel van de problemen van financiële aard. Deloddere: “Ongeveer tweederde van de buitenlandse studenten zijn wat we noemen selfsupporting. Dat zijn studenten zonder beurs, met te weinig eigen middelen, en ze onderschatten soms de leefkosten van het studeren in Leuven. Ze raken in financiële moeilijkheden en krijgen daardoor sociale problemen die zwaar op hun studie wegen. Als ze daardoor dan niet slagen, raken ze opnieuw in sociale problemen verzeild, enzovoort ...” Het Vesta-rapport speelt hierop in met voorstellen om financiële voorwaarden te koppelen aan het toelaten van buitenlandse studenten. Zo moeten niet-EU-studenten zonder beurs nu effectief bewijzen dat ze over voldoende financiële middelen beschikken om hier te studeren. “We willen vermijden dat onze gasten hun studie moeten combineren met een job,” zegt Deloddere, “wat bij de veeleisende Masterprogramma’s bijna onmogelijk is. Met behulp van de Jobdienst kunnen ze eventuele tekorten wel aanvullen met studentenarbeid, maar dan hooguit als extraatje. Door het taalprobleem vinden buitenlandse studenten trouwens niet zo gemakkelijk werk. Sommigen komen in het ‘zwarte circuit’ terecht. Naar aanleiding van het Vesta-project zal de Sociale Dienst opnieuw de leefkosten onderzoeken, zodat we potentiële buitenlandse gasten beter kunnen informeren en bovendien onze beursbedragen op de reële leef- en woonkosten kunnen afstemmen.” Package deal
Voor de eigenlijke opvang formuleert het rapport onder meer aanbevelingen op het vlak van de academische ondersteuning. Deloddere: “We doen een oproep tot de hoogleraren om hun studenten op onderwijskundig vlak nog meer te coachen, zodat zij hun studie tijdig afkrijgen. Dat helpt ook om financiële problemen te vermijden. We stellen ons bijvoorbeeld tot doel om onderzoekers een doctoraat te laten afwerken binnen de vier jaar. Ook inzake psychosociale opvang zijn er nieuwe, goedgekeurde maatregelen: alle buitenlanders kunnen nu door extra financiering een beroep doen op het hele pakket sociale dienstverlening. Deze package deal bestaat uit algemeen advies, huisvestingcoaching, gezondheidszorg, psychotherapie, medisch-sociale hulp, sociaal-culturele ondersteuning en voeding.” “Verder willen we een zogenaamd steunpunt Vesta oprichten. Dat moet de samenwerking bevorderen tussen iedereen die met buitenlandse studenten werkt, een ombudsfunctie waarnemen en vormingen in multiculturaliteit organiseren voor het personeel van de K.U.Leuven - bijvoorbeeld een cursus over hoe je omgaat met de specifieke problemen van buitenlandse studenten.” Huisvestingcoaching
“Huisvesting is heel belangrijk voor de buitenlandse gasten: ze vinden het prioritair om zich hier thuis te voelen. Binnen ons huisvestingsbeleid blijft contingentering een cruciale rol spelen: buitenlandse studenten met een prioritaire beurs krijgen recht op een kamer in de gesubsidieerde residenties van de K.U.Leuven. Wie geen plaatsje meer vindt in de universitaire residenties, kan een beroep doen op huisvestingcoaching door de Housing Service. De academische overheid zoekt momenteel ook naar de middelen en de locatie om een guesthouse te realiseren. Dat zal tijdelijke huisvesting geven aan hen die hier kort verblijven en zal als doorgangshuis fungeren voor de gasten die langer blijven maar nog geen definitieve verblijfplaats hebben gevonden. De internationale alumniwerking ten slotte verdient extra aandacht, aangezien buitenlandse alumni de beste ambassadeurs van de K.U.Leuven zijn.” “De meeste voorstellen uit het Vesta-rapport zijn intussen al uitgevoerd of in uitvoering. De academische overheid heeft het rapport heel positief onthaald en levert een uiterste inspanning om de voorstellen waar te maken zodat aan de K.U.Leuven (ook) buitenlanders thuis zijn. Bureau Internationaal Onthaal, Oude Markt 13, 3000 Leuven, t(016)32 42 71, f(016)32 37 73
22.2.2001 C A M P U S K R A N T
7
NIEUWS
Nieuw orgaan in universitaire structuur
De substantiële bijdrage van de Senaat
foto: Rob Stevens
foto: Rob Stevens
Ludo Meyvis
Al in het midden van de jaren ‘90 ontstond bij een groep Lovanienses de bedoeling om binnen de structuur van de K.U.Leuven een orgaan uit te werken voor materiële en immateriële ondersteuning van de universiteit. De principiële beslissing werd aanvaard door de hoogste universitaire instanties, en de Raad van Beheer van 7 juli 1995 keurde de oprichting goed van wat toen nog de Eresenaat heette. Op maandag 12 februari jongstleden gaf de Academische Raad zijn goedkeuring aan het ondertussen uitgewerkte project, dat voortaan de Senaat K.U.Leuven heet en naar buiten wil treden. De kern van de Senaat is natuurlijk al een tijdlang bezig met voorbereidende en Robert Stouthuysen inhoudelijke werkzaamheden. Dat betekent dat de feitelijke werking vrij snel op kruissnelheid kan komen. Dat moet ook wel, want het gaat duidelijk om een belangrijk initiatief. We spraken met een aantal spilfiguren: ererector Roger Dillemans (voorzitter), professor em. Marc Verstraete (ondervoorzitter) en Robert Stouthuysen (ondervoorzitter, vroeger lid van de Raad van Beheer). Nadien voegden zich nog dr. Carine Boonen (voorzitster Verbond Verplegingsinstellingen) en professor Yvan Verbakel (Faculteit Toegepaste Wetenschappen) bij de corona. Vier soorten activiteiten
“De Senaat heeft hooggestemde bedoelingen en wil een substantiële bijdrage leveren tot het welzijn en de toekomst van de K.U.Leuven. Onze vergadering heeft geen beleidsverantwoordelijkheid, maar wil als Marc Verstraete professionele advies- en actiegroep onze universiteit meer kansen geven.” “We hebben onze werking ingedeeld in vier gebieden. We willen eerst en vooral de academische overheid adviseren over strategische doelstellingen en langetermijnopties. Dat gebeurt in het Strategisch Comité, onder voorzitterschap van Robert Stouthuysen. Het is duidelijk dat het niét de bedoeling is te interveniëren in het beleid van de universiteit. Adviseren en ideeën aanreiken, dat is de taak van de Senaat in het algemeen en van het Strategisch Comité in het bijzonder. De grote vraag van het Comité is: welke universiteit willen we zijn in 2010? Wat zal dan onze opdracht zijn? Wat zijn onze doelstellingen? Met welke structuur willen we die realiseren? Binnen het Strategisch Comité werden al een aantal Roger Dillemans adviezen op informele wijze uitgewerkt, bijvoorbeeld rond differentiatie en profilering van de K.U.Leuven op middellange en lange termijn, rond de uitbouw van een sterk graduate-onderwijs, en verder rond accreditering en samenwerking met innovatieve krachten in de samenleving. Andere adviezen, bijvoorbeeld over de structuur van de universiteit, zijn in voorbereiding. Op korte termijn zullen deze adviezen overgemaakt worden aan het Gebu, de Academische Raad en de Raad van Beheer.” “De tweede reeks activiteiten van de Senaat is gericht op de internationalisering en de plaats van de K.U.Leuven binnen het nieuwe Europese universitaire landschap. Dit Comité Internationale Netwerking - onder voorzitterschap van Jean-Luc Dehaene - start volgende maand zijn eigenlijke werking.”
8
CAMPUSKRAN T 22 .2 .2001
Fondsenwerving
“Het Comité Fondsenwerving, onder voorzitterschap van professor Marc Verstraete, mikt op een heel tastbare uitbreiding van de financiële mogelijkheden voor onderzoek en onderwijs, infrastructuur en sociale voorzieningen. De eerste vorm die daarvoor beoogd wordt, is die van de leerstoelen op naam. In de Angelsaksische wereld is dat een heel gebruikelijke formule. Aan onze universiteit zijn er enkele al een aantal jaren actief, bijvoorbeeld de Satsuma-, Dondeyne- of Vercauteren-leerstoelen. Maar het is vooral door het persoonlijk werk van professor Verstraete dat deze vorm van structurele sponsoring de laatste jaren een opvallende doorbraak gekend heeft. De formule bestaat erin dat een sponsor - een bedrijf, een privé-persoon, een organisatie - vrij ruime middelen ter beschikking stelt om gedurende een aantal jaren een hoogleraar aan te trekken en er zijn wedde van te betalen.” “Op dit ogenblik zijn er bijna 60 leerstoelen op naam aan onze universiteit. Samen vertegenwoordigen zij een bedrag van meer dan 750 miljoen! Met die leerstoelen kan je nieuwe onderzoeksgebieden omkaderen, waarvoor noch de overheid noch de universiteit middelen voorzien hadden. Je kunt er ook nieuwe onderwijsdomeinen mee uitbouwen, specifiek rond geavanceerde postgraduaatcursussen, die uiteraard een grote aantrekkingskracht kunnen uitoefenen op buitenlandse studenten.” “De bedoeling van het Comité Fondsenwerving is om één en ander te institutionaliseren en te professionaliseren, en het gestroomlijnd te doen verlopen met andere vormen van externe financiering - bijvoorbeeld het mecenaat, dat blijft voortbestaan, maar dat in de loop der jaren een andere bestemming gekregen heeft. Het Comité wil niét in de weg staan van meer facultaire, lokale en persoonlijke vormen van fondsenwerving. Wel hopen we de aanzet te geven tot iets meer transparantie en coördinatie.” “De Academische Raad heeft het licht op groen gezet om een heuse dienst Fondsenwerving op te zetten. Een headhunter werd ingeschakeld om een ervaren directeur aan te trekken. Samen met zijn staf zal hij deel uitmaken van de universitaire structuur. We hadden ook kunnen opteren voor het uitbesteden van die fondsenwerving aan een extern bureau, zoals buitenlandse universiteiten dat doen. We hebben echter gemeend dat het beter was die knowhow in eigen huis te halen, wat ons trouwens ook de niet onaanzienlijke commissielonen bespaart die zo’n operatie kost. De uitbouw van die dienst gebeurt overigens met eigen middelen van de universiteit, niét met een afroming van de aangetrokken sponsoring.” Regionaal
“De Senaat heeft nog een vierde actieplan ontwikkeld, op aansturing van professor Verbakel en dr. Boonen. Hier gaat het om de uitbouw van regionale cellen in de middelgrote steden, waar de K.U.Leuven aanwezig wil zijn in de vorm van voordrachten, samenkomsten en andere evenementen. Via de creatie van regionale cellen en de uitbouw van tele-participatie mikken we op een dubbel doel. Ten eerste willen we voeling blijven houden met de meer dan 115.000 Leuvense afgestudeerden in het Vlaamse land, en ten tweede willen we ernaar streven het Leuvense gedachtegoed in de breedte te verspreiden. We zijn ervan overtuigd dat er in onze samenleving méér dan vraag is naar wat onze Leuvense onderzoekers en denkers te bieden hebben. Die rijkdom willen we in brede kring aanbieden. De eerste ervaringen leren trouwens dat er méér dan voldoende vraag is naar zaken als lokale versies van de Lessen voor de 21ste Eeuw of de Universiteit Derde Leeftijd, en dat de bereidheid bestaat om dit mogelijk te maken.” “Het spreekt vanzelf dat dit alles een duidelijke bedoeling heeft. De Senaat streeft naar een duidelijker aanwezigheid van Leuven in het Vlaamse intellectuele leven. We willen Leuven meer voor het voetlicht brengen, en op die manier de goodwill ten aanzien van de K.U.Leuven bevorderen. Dat gebeurt op individueel vlak nù natuurlijk ook al, maar we willen dit institutioneel aanmoedigen en omkaderen.” “De leden van de Senaat worden zorgvuldig geselecteerd. Het gaat niet om een gesloten groep. De Senaat staat open voor mensen die maatschappelijke impact hebben, en die de Leuvense zaak sterk genegen zijn. Binnen- en zelfs buitenlandse prominenten kunnen lid worden, maar we vragen wel een daadwerkelijke inzet. Het is niét de bedoeling dat we een soort gloriërend clubje worden. Er is werk aan de winkel, en de Senaat wil werken. De universiteit dienen is de doelstelling.” “Er zijn nog een aantal activiteiten die nog in hun beginfase verkeren, maar die zullen op redelijk korte termijn geconcretiseerd worden. De Senaat wil alle geledingen van de universiteit van haar werkzaamheden op de hoogte houden. Het gaat dus niet om een wazig of elitair groepje, maar om een open, transparante organisatie, die deel uitmaakt van de universiteit en dus rapporteert aan de universitaire gemeenschap haar uiteindelijke doelgroep.”
LEVEN AAN DE UNIVERSITEIT
Francqui-leerstoel
Fysioloog Paul De Weer Ludo Meyvis
Professor Paul De Weer werkt al 35 jaar in de Verenigde Staten. Momenteel is hij hoogleraar in de fysiologie aan de University of Pennsylvania. Dit academiejaar bekleedt hij de Internationale Interuniversitaire Francqui-leerstoel. “Ik begin mijn Nederlands een beetje te verleren”, verontschuldigt hij zich. Dat bleek wel mee te vallen. “Ik ben geboren in 1938, in Avelgem. Mijn vader was de arts van Stijn Streuvels. Die zie ik voor mijn geestesoog nog door het dorp fietsen, allicht op weg naar de Waterhoek of zo. Ik werd dus als kind al geconfronteerd met de geneeskunde, en mijn studiekeuze lag voor de hand. In 1963 behaalde ik mijn diploma. Daarnaast heb ik nog een licentie Medische Wetenschappen gevolgd, een studierichting die toen pas opgericht was, vooral op initiatief van professor Bouckaert. Geneeskunde was vooral klinisch gericht, en Medische Wetenschappen was meer op wetenschappelijk werken georiënteerd. Dat boeide me buitengewoon, en ik besloot in die richting verder te gaan. Aanvankelijk werkte ik bij professor Lontie, over proteïnen. Mijn interesse evolueerde in de richting van de biofysica, het raakvlak tussen biologie en fysica. Dat bestond niet als studierichting, en dus besloot ik naar het buitenland te gaan. Maar hoe doe je dat? Ik zocht informatie bij mensen die pas teruggekeerd waren. Eén daarvan was Jean Crabbé, prof aan de UCL. Hij bood me een job aan, ook al maakte ik het hem meteen duidelijk dat ik naar de States wilde.” Go West
“Ik heb bij professor Crabbé leren werken met een Ussing-kamer, een geavanceerd toestel toen. Je kon er stroom- en potentiaalmetingen mee uitvoeren op biologische preparaten. Voor mij was dat toestel een revelatie, iets waardoor ik me realiseerde dat biofysica werkelijk bestond en mogelijkheden bood. In 1965 ben ik dan met mijn vrouw naar de Verenigde Staten vertrokken, naar Baltimore, om me bij professor Mullins verder in te werken in dat nieuwe domein. Ik ben er sindsdien nooit meer echt weggegaan, noch uit het vakgebied, noch uit de States.” “Het klimaat dat ik er aantrof, verschilde sterk van wat ik kende. Het ging er veel meritocratischer aan toe: als je wat in je mars had, kon je met iedereen concurreren, ook met je hiërarchisch meerderen. Dat was toen in Europa nog ondenkbaar, en ik vermoed eigenlijk dat het nu nóg zo is. Kijk maar naar het FWO: degenen die daar beslissen over beurzen en mandaten, zijn eigenlijk ook degenen met wie je dagelijks te maken hebt in je werk. Ik weet wel dat onafhankelijke peer review hier ook hoe langer hoe belangrijker wordt, maar ik heb toch het gevoel dat de Verenigde Staten daar verder in staan. Je bent er als wetenschapper eigenlijk altijd competitief bezig. Dat komt de globale kwaliteit ten goede, ook al leidt het op individueel vlak soms tot teleurstellingen. Maar het voordeel is dat het land zo groot is, dat je dan allicht toch wel elders aan de bak komt.” “Dat competitieve geldt ook voor studenten: studeren aan een top-universiteit kan pas als je bewezen hebt dat je tot de besten behoort. Tijdens de eerste jaren na je graduation geldt een diploma van zo’n universiteit zeker als een visitekaartje, maar na een tijdje verdwijnt dat voordeel en moet je gewoon bewijzen dat je wat te bieden hebt.” Europa? Waar ligt dat?
foto: Rob Stevens
“In de Verenigde Staten is de gemiddelde wetenschapper er zich nauwelijks van bewust dat er in Europa ook aan wetenschap gedaan wordt. Dat heeft te maken met chauvinisme, maar ook met het feit dat de Amerikaanse wetenschap op nogal wat vlakken gewoon de beste is. Ik verwacht in dat verband heel wat van het nieuwe kader dat door de Bologna- en Sorbonne-akkoorden gecreëerd wordt. Europese landen zijn te klein om écht aan wetenschappelijke topcompetitie te doen. Ik ben ervan overtuigd dat het leven van een wetenschapper na Bologna harder zal worden, maar voor de wetenschap als geheel gaat het om een heel positieve ontwikkeling.” “Ik heb in 1969 mijn Ph.D. in de biofysica behaald. Vervolgens ben ik een tijdje assistant professor geweest in Baltimore, en daarna, in 1972, kon ik aan de slag bij de Washington University in Saint Louis, Missouri. Op dat ogenblik hadden we al onze drie kinderen, en mijn vrouw, die werkte aan een Ph.D. in French Literary Criticism aan de Johns Hopkins University in Baltimore, moest haar werk noodgedwongen een tijdlang neer-
leggen. Later, in Saint Louis, heeft ze de draad weer opgenomen. We zijn in Saint Louis gebleven tot 1990 en daar heb ik me ten volle kunnen toeleggen op mijn onderzoekswerk. Ik heb me altijd meer researcher dan geneesheer gevoeld, en die roeping kon ik nu volgen.” “Ik was vooral geïnteresseerd in het transport van ionen door het celmembraan. Ik ben eigenlijk nogal reductionistisch: ik ben me in de loop van de jaren altijd maar meer en meer gaan toeleggen op een steeds kleiner domein. Van de vele enzymen die fungeren als ‘grensovergang’ tussen de cel en de rest van de wereld, heb ik me gaandeweg gespecialiseerd in de natriumpomp, iets waar in totaal misschien 200 mensen op de hele aarde zich mee bezighouden. Maar ik bevind me in goed gezelschap: in 1997 kreeg de Deen Jens Skou de Nobelprijs voor zijn ontdekking van de natriumpomp, een ontdekking die overigens al 40 jaar oud was.” De wijzen weten niet
“Als je zo lang met een zo klein onderzoeksgebied bezig bent, word je natuurlijk geconfronteerd met het besef dat er niémand is die nog de hele geneeskunde kan overzien. En dat betekent dan weer dat we van heel veel dingen eigenlijk niet goed weten hoe ze werken. Met wat kwade wil zou je dus kunnen zeggen dat de geneeskunde maar beter niet te veel prat gaat op haar wetenschappelijkheid. Ach, ik overdrijf natuurlijk. Hoewel ... als ik vaststel dat nog altijd héél veel geneesmiddelen ‘ontdekt’ worden met de shotgun approach, waarbij honderdduizenden moleculen bijna ambachtelijk geëlimineerd worden, tot we er eentje overhouden die wél werkt, tja, dan staat dat natuurlijk ver af van de definitie van wetenschappelijk werken. De lijst van zaken waar we niks van af weten, groeit nog voortdurend.” “We worstelen steeds meer met het paradoxale feit dat de collectieve wijsheid groeit, maar ook de collectieve onwetendheid, zelfs in kringen van wetenschappers. Binnen de geneeskunde sméken we om een soort communicatiespecialisten, mensen die weten hoe ze verschillende vakgebieden op elkaar kunnen afstemmen en die met verschillende gebieden kunnen pràten. Er is momenteel veel meer kennis aanwezig dan er gebruikt kan worden door één persoon. Dat betekent dat de solo-geneeskunde zal verdwijnen. Alleen collectief is echte expertise nog mogelijk.” Franklin
“Hoe het me dan verder vergaan is, vraag je? Wel, in 1990 kreeg ik de aanbieding om Chairman of Physiology te worden van de University of Pennsylvania in Philadelphia, de universiteit die nog door Benjamin Franklin gesticht werd, met de oudste medical school uit de Verenigde Staten. Onder rector Pieter De Somer heeft Leuven daar goede contacten mee aangeknoopt, in de vorm van uitwisselingsbeurzen, samenwerkingsakkoorden enzovoort. Ik draag graag het mijne ertoe bij om die goede contacten te bevorderen.” “Ik ben negen jaar chairman gebleven. Het was een bijzonder eervolle taak, meer organisatorisch dan ik gewend was. Zo’n aanstelling gaat meestal gepaard met een grondige fysieke vernieuwing van het departement, een soort herbronning dus. Dat betekent dat je zo’n job niet té lang mag blijven doen. Ik kijk met tevredenheid terug op die jaren: ons departement had de beste sponsoring door de National Institutes of Health verworven, en dat betekent in de States toch wel wat.” “Vanaf 1999 heb ik mij opnieuw bijna uitsluitend aan eigen onderzoekswerk kunnen wijden, uiteraard nog altijd in Penn. Het aanbod om een semester naar België te komen in het kader van de Francqui-leerstoel, kwam prima uit. Niet alleen beschouw ik het als een hele eer, maar het geeft me ook de tijd om wat bij te lezen, iets rustiger met collega’s uit Europa van gedachten te wisselen enzovoort. En ik moet eerlijk zeggen dat het feit dat ik met mijn echtgenote naar België kon komen, ook mooi meegenomen was. Wij hebben trouwens altijd de Belgische nationaliteit behouden. Maar wat wil je, als je zoveel jaren in de Verenigde Staten woont, wordt dat natuurlijk wel je tweede vaderland. Na afloop van de Francquileerstoel gaan we dus terug, en we zullen er ongetwijfeld blijven wonen omwille van de kinderen en kleinkinderen. Maar wetenschap is gelukkig heel internationaal, zodat ik nog wel geregeld naar België zal kunnen terugkomen.” Meer over de samenwerking tussen de K.U.Leuven en de University of Pennsylvania vindt u op http://www.kuleuven.ac.be/admin/rd/niv3/pa-i52.htm#penn
22.2.2001 C A M P U S K R A N T
9
TOPVIJF
En de winnaar is ... Ludo Meyvis
Campuskrant vraagt in de loop van dit millennium aan vertegenwoordigers van een lange lijst disciplines wat volgens hen de belangrijkste doorbraak in hun vakgebied was, én wat de belangrijkste lacune is. U bent gewaarschuwd. Geologie
Indologie
Bijbelwetenschap
Informatica
Farmacie
Professor Noël Vandenberghe is gespecialiseerd in historische geologie. “De laatste jaren krijgen geologen een dubbele taak. Het vroegere ontginningsaspect is nog altijd heel relevant, maar daarnaast krijgen we ook de taak om het functioneren van de aarde als systeem te helpen beschermen. De computer heeft dat mede mogelijk gemaakt. Door de
Professor Winand Callewaert doceert Sanskriet en Indische religies. “Indologie is de wetenschap die de Indische cultuur ontsluiert voor het westen. Dat begon intensief in de 18de eeuw met de ontdekking van het Sanskriet als Indo-europese taal en met de vertaling van de oud-Indische, Vedische en Oepanishaden-literatuur. In die context vind ik de
Professor Johan Lust is oudtestamenticus. “In mijn discipline is de ontdekking van de Qumrandocumenten uit 1947 zonder enige twijfel dé belangrijkste gebeurtenis. Door die rollen beschikken we over een aanzienlijke hoeveelheid bijbelteksten die de tekstgeschiedenis in één klap 1.000 jaar verder terugvoeren dan tot dan toe het geval was. Bij de Qumran-
“Voor een informaticus is de ontwikkeling van het Internet natuurlijk de absolute topper”, zegt professor Pierre Verbaeten (Departement Computerwetenschappen). “Vooral het Web heeft als katalysator gewerkt. Het is merkwaardig dat het Internet de koppeling van netwerken met totaal verschillende technologieën mogelijk gemaakt heeft,
Professor Renaat Kinget beschouwt de herhaalde naamsverandering van zijn discipline als een goede illustratie van de belangrijkste evoluties. “Eerst spraken we van galenische farmacie, dan werd het artsenijbereidkunde, en nu noemen we het farmaceutische technologie. De belangrijkste ontwikkeling is natuurlijk de overgang van een
rekenkracht van de computer werden ook de visualiseringsmogelijkheden van de geologie eigenlijk een 4-dimensionale wetenschap - veel groter.” “Inhoudelijk is in de historische geologie de belangrijkste ontwikkeling zeker het sterk gegroeide inzicht in de cycliciteit van bepaalde geologische patronen, meer bepaald dat het stijgen of dalen van de zeespiegel een dominante en inzichtelijke factor is in zeer veel geologische fenomenen, bijvoorbeeld in de afzettingssystematiek van sedimenten en in de klimaatsgeschiedenis van de aarde. De Exxon-groep, met namen als Peter Vail, Jan Hardenbol en Bill Haq, heeft de Exxon Global Sealevel Curve ontwikkeld, die zowel over zeer grote als over kortere perioden aangeeft hoe de zeespiegel evolueert. Daardoor werd ons begrip van de sedimentopbouw enorm verbeterd.” “De belangrijkste lacune ligt in het verlengde daarvan. Hoe fijner we ons inzicht willen maken, des te nauwkeuriger meetsystemen van de geologische tijd hebben we nodig. We verwachten nogal wat van magnetostratigrafie en meer nog van de studie van de zich in de loop der tijden wijzigende isotopensamenstellingen. Daardoor zullen we geologische fenomenen steeds nauwkeuriger in de tijd kunnen situeren.” “Dat heeft overigens wel degelijk praktisch belang. De verlaagde kosten van aardolieproductie die in de jaren ‘80 en ‘90 werden gerealiseerd, zijn mede te danken aan verbeterde inzichten in de opbouw van de lagen en de technische mogelijkheden om met meer nauwkeurigheid kleinere velden precies aan te boren en te exploiteren.”
vertaalwoordenboeken zeer belangrijke mijlpalen. Ik denk daarbij vooral aan het St.Petersburg Sanskrit Wörterbuch van Böhtlingk & Roth (1855-1875) en aan het werk van MonierWilliams (1899). Aanvankelijk waren het vooral de SanskrietEngels (of -Duits) woordenboeken, gigantische levenswerken, waarvan je niet kan begrijpen hoe ze in een tijd zonder computers werden gemaakt. Ze zijn gebaseerd op enorm veel data, en ze zijn zo goed als foutloos!” “Maar het Sanskriet was de taal van de oude wijsheid. Ondertussen hebben we ook de grote waarde van de latere religieuze tradities leren appreciëren. De teksten van die tradities waren niet meer in het Sanskriet, maar in de toen gesproken volkstalen. Voor de wetenschap is dat een nieuwe uitdaging, omdat de Indische traditie slordig omspringt met tekstkritiek. Een voorbeeld: van de 100 gezangen ‘van Kabir’ (ca. 1500 n.C.) die Frederik van Eeden in het Nederlands vertaalde, op basis van een Engelse vertaling van Tagore, is wellicht geen énkel gedicht van Kabir!” “Dat brengt me meteen bij de grote lacune: we hebben dringend een woordenboek voor die postSanskriet-talen nodig, in het genre van het magistrale werk van Sitaram Lalas, die in 1962 een elf volumes tellend woordenboek van het Rajasthani naar het Hindi publiceerde. Aan de K.U.Leuven werkt momenteel een internationaal team aan de uitgave van een Engels vertalend woordenboek rond die post-Sanskriet-talen. De voltooiing is nog niet voor morgen, maar ik denk toch dat we nu al mogen spreken van een grote paal na een lange mijl ...”
teksten zaten uiteraard veel Hebreeuwse bijbelfragmenten, maar ook Griekse, plus een reeks niet-bijbeleksten. Ze dateren ruwweg uit de 3de eeuw voor tot de eerste eeuw na Christus. De sensatie rond die ontdekking is gelukkig wat voorbij. Alle teksten zijn inmiddels gepubliceerd.” “Qumran heeft onze bijbeltraditie niét ingrijpend veranderd, omdat de teksten blijkbaar heel getrouw overgeleverd werden. Dat hebben we te danken aan het strikte optreden van vele generaties joodse rabbijnen, die waakten over de zuiverheid van de bijbelse erfenis. Ook afwijkende bijbelteksten werden bewaard. Zij openen nieuwe wegen voor onderzoek, met name rond de Septuaginta, de oudste bijbelvertaling.” “Een tweede omwenteling heeft te maken met de methodiek. De vroegere historisch-literaire oriëntatie was vooral gericht op de groei van een tekst tot zijn huidige vorm. Die vrij eenvormige methode werd vervangen door de zogenaamde nieuwere literaire methodes, met veel minder methodische helderheid. Het positieve is echter dat er weer openheid komt voor inhoudelijke vragen. En dàt schept dan weer ruimte voor een nieuwe synthese, waaraan steeds meer nood komt. Vroeger verloren velen zich in omvangrijke studies van zéér kleine fragmenten. Exegeten waren vaak ronduit bang voor een synthese. Tegenwoordig wordt een synthetiserende, literaire visie op de tekst veel beter haalbaar. Dat houdt ook gevaren in. De weg naar een al te persoonlijke interpretatie ligt open. Maar als er een nieuwe oordeelkundige synthese uit kan groeien, zou dat een schitterende verwezenlijking zijn.”
zonder dat één technologie de overhand kreeg. Integratie van alle netwerken is belangrijker dan de voordelen van een specifieke technologie.” “Het Internet is natuurlijk het werk van zeer veel mensen geweest, vaak heel onbekende. Wie heeft bijvoorbeeld het eerste protocol voor e-mail geschreven? Dat weet haast niemand. Als ik toch een naam moet noemen, tip ik op Vint Cerf. Hij was in 1969 al betrokken bij de allereerste voorloper, het Arpanet, dat zich zou ontwikkelen tot een netwerk voor de academische wereld. Hij was in 1972 ook een van de eerste ontwikkelaars van het TCP/IPprotocol, dat de hoeksteen is van het Internet.” “De grootste lacune is het feit dat de software-ontwikkeling geen gelijke tred houdt met de hardware-evolutie. Die twee ontwikkelen zich op een heel verschillende manier. Terwijl de hardware gemaakt wordt in zeer sterk geautomatiseerde processen, zie je bij software nog een sterk artisanale aanpak. Hardware levert de goedkope, performante bouwstenen voor de nieuwe toepassingen of producten. Software moet de kloof dichten tussen de wensen van de gebruikers en de ‘standaard’ hardware. Die kloof wordt steeds groter, en er zijn weinig mogelijkheden voor automatisering. Bovendien willen software-makers nog te vaak telkens opnieuw het wiel uitvinden, ze willen zo snel mogelijk code gaan schrijven. Daardoor ontbreekt het vaak aan wat ik een architecturale visie wil noemen. De architectuur van een systeem bepaalt zijn integreerbaarheid en zijn integratievermogen. Doorbraken op dat vlak zijn eerder zeldzaam - maar wel noodzakelijk.”
eerder artisanale aanpak, een trial-and-error-benadering berustend op empirische methoden, naar een ontwerp gebaseerd op vooral fysico-chemische wetmatigheden. Daarna volgt het industrieel bereidingsproces. Wij houden ons bezig met de ontwikkeling en productie van toedieningsvormen voor geneeskrachtige moleculen. De krijtlijnen van ons werk zijn voortdurend versmald. De normen zijn bijzonder streng geworden, niet alleen voor het farmacologisch-klinische en toxicologische dossier, maar ook voor het procestechnisch aspect.” “Ook al zijn er de laatste decennia belangrijke doorbraken geboekt - denk maar aan de transdermale pleisters of pleisterpillen, of aan de Oros-tablet, die het farmacon met een voorspelbare snelheid voor absorptie vrijgeeft toch zijn er nog duidelijke lacunes. Eerst en vooral zullen nieuwe geneesmiddelen en hun toedieningsvorm hoe langer hoe meer interdisciplinaire integratie met andere medische en biologische disciplines vergen. Zo denken we aan ‘doelgerichte’ vormen als de liposomen, die het farmacon taxiën tot bij de plaats van interactie. Voor de meeste nieuwe en voorzienbare farmaca, die in veel gevallen van biotechnologische oorsprong zullen zijn, bijvoorbeeld peptiden, proteïnen en antisense-nucleotiden, is de orale toediening nog verre van gerealiseerd, om van gentherapie nog maar te zwijgen.” “Aanvullend aan nieuwe toedieningsvormen dienen ook absorptie-mechanismen en mogelijke alternatieve toegangswegen verder onderzocht te worden. Misschien wordt dan de droom van een insulinepufje realiteit en wordt de dagelijkse insulineprik overbodig.”
foto’s: Rob Stevens 10 C A M P U S K R A N T 2 2 . 2 . 2 0 0 1
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
kennen en zo is onze kennis ook naar elkaar toegegroeid. En nu willen we inderdaad een ‘interdisciplinair’ project opzetten, waarin we vanaf het prille begin samenwerken.” Bodembeheer in het Quechua
Van Oña bij Cuenca naar Kortenberg bij Leuven
Sociale dimensies van kennis
foto: Rob Stevens
Paul Beghin Probeer eens even om je bij het volgende citaat een concrete voorstelling te maken: “(...) sociaal-psychologische ondersteuning van technologische innovaties t.b.v. het bodem- en waterbeheer, door in het ontwikkelingsproces van deze innovaties alle actoren, inclusief autochtone kennis te betrekken (...)” Wat zit hierachter? En wie zit hierachter? Het gaat hier om een project van ontwikkelingssamenwerking van de K.U.Leuven in Cuenca, Ecuador, in samenwerking met de Vl.I.R. - Vlaamse Interuniversitaire Raad. De promotor, professor Jan Feyen van het Instituut voor Land- en Waterbeheer, blijkt in the field te zijn. En duidelijk letterlijk op één of ander veld in de Cordillera de los Andes, want onze pogingen hem elektronisch te interviewen mislukten. Dan maar naar de co-promotor, professor René Bouwen van het Centrum voor Organisatie- en Personeelspsychologie. Met hem hebben we het nauwelijks over het ‘wat’, de inhoud van het project. Over de processen, en dus over ‘wie’ des te meer. Steeds opnieuw duikt in zijn betoog het woord ‘kennis’ op. En zijn punt is dat kennis relationeel is, meerstemmig, polyfoon, dialogisch. Vanuit zijn ervaring met de organisatieleer, meer bepaald met geleide verandering, is hij tot de vaststelling gekomen dat die dikwijls mislukt omdat de inbrengers van vernieuwing op de doelgroep afstappen met een plan dat zij hebben bedacht. En die doelgroep zit niet noodzakelijk op dezelfde golflengte: vaak verstaat zij de oplossing niet, omdat zij zich niet bewust is van het probleem of het in elk geval anders ziet dan de plannenmakers. Bovendien is zo’n doelgroep meestal niet homogeen. In plaats van zijn kennis uit te zenden, zou de innovator er dus beter aan doen kennis te nemen van de kennis die in zijn doelgroep bestaat ... CK: Geldt dat ook voor ontwikkelingshulp? Bouwen: “Natuurlijk. Het uitgangspunt is vaak: wij hebben de kennis, de wetenschap, de technologie. En wij zullen het hen ginder eens gaan leren. Als dat dan niet lukt, worden er antropologen en andere sociale wetenschappers bijgehaald om het er toch in te krijgen.” CK: En nu zit u zelf in zo’n project? Bouwen: “Néén! In dit project is de sociaal-psychologische bijdrage er niet achteraf bijgehaald, maar van meet af in het project ingebouwd.” “Het project ligt in de lijn van een samenwerking met de universiteit van Cuenca die al een decennium aan het groeien is. Om een lang verhaal van contacten via alumni, studenten van hier naar daar en omgekeerd kort te maken - collega Feyen werkt vooral samen met het Programa para el Manejo del Agua y del Suelo (PROMAS); ikzelf met het Acompañamento Organizacional al Desarrollo (ACORDES). Door samen te werken op het terrein hebben beide onderzoeksgroepen elkaar beter leren
“De inhoudelijke pool is bodem- en waterbeheer. Vanuit een beleid van decentralisatie in Ecuador, is er ruimte voor participatief beheer in waterleiding, waterafvoer, irrigatie. Dat lijkt een technische kwestie. En dat is het ook, meteen zelfs met computersturing. En er zal bijvoorbeeld heel wat wetenschappelijke kennis en technologische kunde nodig zijn om parameters te bedenken om het watergebruik te regelen in de ruimte en tijd. Maar wat er achter ‘ruimte en tijd’ schuilgaat, zijn uiteenlopende behoeften van bijvoorbeeld landbouwers en veetelers, van mannen en vrouwen. Die groepen ‘kennen’ bodem en water op een eigen manier. Het zal erop aankomen ze hun eigen visie naar voren te laten brengen en op de andere af te stemmen. De installaties en de computerprogramma’s uitwerken, zal geen probleem zijn. En de parameters bedenken ook niet: neerslag, helling, verdamping, verbruik per hoofd bevolking en per kop veestapel, enzovoort.” “Maar welk gewicht krijgt een koe en hoeveel een Indiaanse vrouw? Dat is het sociale luik van het project: vanuit vroegere conflicten over grond en water weten we nu al wie de zwakste groepen zijn. We willen ze insluiten vanaf de probleemdefiniëring, zodat ze achteraf niet uitgesloten geraken omdat ze vergeten waren.” CK: U hebt het over de Indianen. In welke taal werken jullie? Bouwen: “Quechua, zou het juiste antwoord zijn. Daar komen de meeste Leuvense projectmedewerkers natuurlijk niet aan toe. Eén van hen, zo’n echte groene bioingenieur, heeft wel al vastgesteld dat de Indianen de structuur van de bodem veel beter kunnen uitleggen in hun eigen taal dan in het Spaans. Hun kennis van de bodem blijkt trouwens vrij accuraat, en sluit dicht aan de resultaten van de proeven die hij zelf in het lab deed.” Door het venster kijken
CK: Brengt zo’n Vl.I.R.-project ook iets op voor uw werk hier? Bouwen: “Eén voorbeeld. Ook hier zijn we met de collega’s van bodem- en waterbeheer interdisciplinair gaan samenwerken, in een project van de EU inzake erosie, in Midden-Brabant. Tijdens een vergadering over de inplanting van demonstratiepercelen vonden de landbouwspecialisten: waar de erosie het grootst is, dààr kunnen we het best een voor- en nameting uitvoeren. De technici van de gemeentediensten vonden dat helemaal overbodig: zij kennen die plaatsen perfect omdat ze er regelmatig het slijk van de wegen moeten halen. Volgens de schepenen moesten die plaatsen vooral zichtbaar zijn voor zoveel mogelijk mensen, dus dicht bij de bebouwde kom. Maar waar moesten de wetenschappers dan hun meetgoot opstellen? En de boeren wilden de demonstratie op de plaatsen waar ze zelf iets aan het probleem konden doen.” “Het werd weer eens duidelijk: elk probleem heeft een sociale dimensie - kennis is relationeel. Op zulke momenten moeten we even door het raam kijken: zitten we nu in Oña bij Cuenca of in Kortenberg bij Leuven? Dit voorbeeld illustreert ook hoe er een Zuid-Noord-invloed kan uitgaan van ontwikkelingsprojecten: door problemen in het Zuiden op een geïntegreerde manier aan te pakken, wordt ook duidelijk hoe we voor problemen bij ons een multi-perspectief-benadering kunnen hanteren ...” Info ontwikkelingssamenwerking: www.kuleuven.ac.be/admin/rd/niv3p/pa-i61.htm
ONDERWIJSVERNIEUWING
Onderzoeken kan je leren (bis)
Papers maken in eerste kan
en zoekstrategieën aan te leren, die de basis vormen voor het verdere studie- en eventueel carrièreverloop. Het proces van wetenschappelijke informatievergaring en -presentatie verloopt volgens vier fasen: zoeken naar, beoordelen van en verwijzen naar informatie, en presenteren van de resultaten.
Anne-Mie Jaspers Van zoeken tot presenteren
Zoals het OOI-project van Psychologische en Pedagogische wetenschappen (zie Campuskrant nr. 2) al aantoonde: eerstekanners worden niet zomaar aan hun lot overgelaten. Ook bij Sociale Wetenschappen wordt er bijzondere aandacht aan hen besteed: professor Frans Lammertyn en assistente Elke Brungs werkten een website uit om eerstekanners vertrouwd te maken met het vergaren en verwerken van wetenschappelijke informatie. ‘Zoeken naar en werken met de bronnen voor de studie van de maatschappij. Een project voor begeleide zelfstudie’, zo luidt de officiële titel van het project. Concreet betekent dit dat eerstekanners een werkinstrument wordt aangeboden voor het maken van papers. Wie recht van het middelbaar onderwijs komt, heeft immers zelden enig idee hoe je een wetenschappelijk onderbouwd document opstelt - verhandelingen die slechts luttel opzoekwerk vereisen, kunnen nauwelijks gezien worden als een voorbereiding op wat er aan de universiteit verwacht wordt. In de eerste plaats is het dus belangrijk de student een aantal werk-
Zoeken naar informatie betekent tegenwoordig niet enkel meer bibliotheken doorgronden, maar ook - gericht - surfen op het internet. De website biedt een gestructureerd overzicht van de zoekinstrumenten van beide kanalen: cd-roms, catalogi, bibliografieën en bibliotheekpagina’s op het internet enerzijds; webgidsen, webrobots en meta-search anderzijds. Daarnaast worden er ook telkens voorbeelden gegeven van specifieke zoekinstrumenten voor de sociale wetenschappen. Ook op statistieken, wetgeving en overheidsbronnen wordt dieper ingegaan. Beoordelen van informatie is een andere zaak: niet elke bron is immers even betrouwbaar. De student leert de betrouwbaarheidscriteria kennen en toepassen die het mogelijk maken om wetenschappelijke informatie van on-wetenschappelijke te onderscheiden. Als alle informatie bijeen is gesprokkeld, moet die nog verwerkt worden conform de geijkte systemen voor bibliografisch verwijzen. Op de website vind je dan ook de gangbare systemen voor het opstellen van referentielijsten met geraadpleegde werken vervolg op pagina 18
22.2.2001 C A M P U S K R A N T
11
CULTUUR
Leo Pleysier in UUR KULtUUR
Stemmen horen Het atoom en de kosmos
Iwein Speelman
Nummer 33. Hier is het dat Leo Pleysier de laatste hand gelegd heeft aan de gevierde vijfdelige romancyclus die in 1989 een aanvang nam met ‘Wit is altijd schoon’ (F. Bordewijkprijs 1990) en elf jaar later voltooid werd met ‘Volgend jaar in Berchem’ (net genomineerd voor de Gouden Uil), waarin hij de hele familie aan het woord laat en zo een meerstemmig portret van zijn vader schetst. Het moderne, witte huis dat in het Kempense Rijkevorsel tussen de belendende woningen verscholen ligt, is een paradox. Het heeft tezelfdertijd iets uitnodigends en het ondoordringbare van een bunker. Een gastvrije vesting die de stemmen uit zijn jeugd nu eens aantrekt, dan weer poogt te verjagen. Inderdaad, Leo Pleysier hoort stemmen. “Vrouwenstemmen. De mannenstemmen uit het verleden brachten enkel oninteressant gesnauw voort. De moedertaal, die fascineert me. En hoe ze stolt, wanneer ze ontvoerd wordt uit het vaderland. Daar gaat De gele rivier is bevrozen over (waarvoor hij in ‘93 de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap ontving - red.). Een tante-non van me werd onder heroïsch fanfaregeschal uitgewuifd op weg naar China en keert vele jaren later terug in een Vlaanderen dat door God verlaten is. De tijd is nagenoeg blijven stilstaan in China en ze kan zich enkel nog uitdrukken in een gebeiteld, vooroorlogs Vlaams. Haar moedertaal is bevroren.” ‘Schijndood zolang ze praat’
Leo Pleysier leest voor tijdens het UUR KULtUUR van woensdag 14 maart, 14u, Faculteit Letteren, Justus Lipsiuszaal (8ste verdieping), Blijde Inkomststraat 21. Elk UUR KULtUUR is gratis.
Breek je week met een UUR KULtUUR
Woensdag 28 februari, 13u, STUC, Vlamingenstraat 83, i.s.m. Kultuurraad en Ithaka. Elk UUR KULtUUR is gratis.
Pré-Ithaka: wervelende percussie met Mzungi
Concert rond Elliot Carter
Ithaka, de wandeltentoonstelling rond hedendaagse kunst die Kultuurraad jaarlijks organiseert (zie artikel op pagina hiernaast - red.), wordt tijdens het UUR KULtUUR van 28 februari ingeluid met een optreden van de groep Mzungi. Mzungi staat voor een wervelende percussieact vol verrassingen. Het resultaat is een muzikale cocktail van etnische dansritmes: Afrikaanse dansstructuren, Zuid-Amerikaanse samba- en salsa-beats en transcendente Indische en Oceanische klanktapijten. Met muziekinstrumenten die van over de hele wereld komen, tovert Mzungi een stomend geheel vol ritmische hoogstandjes en dansbare trance-beats.
Op 7 maart wordt tijdens UUR KULtUUR De Nieuwe Reeks afgerond, een concertcylus rond hedendaagse muziek, georganiseerd door studenten Musicologie (zie ook artikel op pagina 20 - red.). Zonder de uitvoering van muziek uit het verleden iedere maatschappelijke relevantie te willen ontzeggen, is volgens de organisatoren van De Nieuwe Reeks het belang van de actuele muziek oneindig veel groter. Alleen die zou in staat zijn mensen de gevoeligheden van de eigen tijd te leren kennen, hen te leren omgaan met de complexiteit van onze maatschappij en hen te oriënteren in hun bestaan. De vier concerten van De Nieuwe Reeks worden uitgevoerd
12 C A M P U S K R A N T 2 2 . 2 . 2 0 0 1
door Het Collectief, een in ‘98 opgericht ensemble dat bestaat uit enkele van de meest veelbelovende Vlaamse musici van het ogenblik: Toon Fret (fluit), Benjamin Dieltjens (klarinet), Wibert Aerts (viool), Martijn Vink (cello) en Thomas Dieltjens (piano). Tijdens dit UUR KULtUUR brengt Het Collectief een concert rond de Amerikaanse componist Elliott Carter, de enige die erin slaagde een reputatie op te bouwen buiten de populaire muziek met een stijl die niet schatplichtig is aan de Europese traditie. Zijn composities maken ons bewust van het ontstaan van de klank, de druk van de boog op de snaar of de adem tegen het riet. Op het programma staat zowel werk voor solo-instrumenten als voor ensemble in wisselende bezettingen. Woensdag, 7 maart, 13u, Kapel van het Hogenheuvelcollege, Naamsestraat 69. Elk UUR KULtUUR is gratis.
foto: Rob Stevens
“Achter Wit is altijd schoon gaat een ander verhaal schuil. Jaren terug had ik geprobeerd de niet aflatende spraakwaterval van mijn moeder te stuiten. Ik had de knoppen als het ware dichtgedraaid. En dan gaat ze dood. Ik sta aan haar sterfbed en opeens overvalt haar woordenvloed me weer. Het lijkt alsof een soort lekkende taal uit al haar poriën opwelt. Blijkbaar ben ik die moedertaal onbewust toch blijven registreren, een beetje zoals dat bandopnemertje dat daar ligt. En als ik dan opnieuw beluister wat er opgenomen is, hoor ik geen inhoud meer, enkel ritmiek. Het is die muzikaliteit die de lijnen uitzet in Wit is altijd schoon. En dat ritme heb ik nauwgezet nagebootst in de structuur, de ordening van alinea’s.” Ook de ritmiek van Pleysiers replieken zelf is bezwerend en bevreemdend. Hij last lange pauzes in waardoor je als vanzelf aan je volgende vraag begint, waarop hij doodgemoedereerd over je aanzet heen walst en een vervolg breit aan zijn antwoord. Een spel? Het is in elk geval wennen. “Natuurlijk is Wit is altijd schoon meer dan dat. Het is eveneens een sluwe manier om de dood van mijn moeder uit te stellen. Je haalde daarnet dat citaat aan van Walter Van den Broeck in de Gazet van Antwerpen van vandaag: ‘Dood is iemand pas echt als niemand zich hem nog kan herinneren.’ Wat mij betreft zou dat veeleer zijn: wanneer niemand hem nog kan horen. Zolang ze praat, is ze schijndood. In de epiloog laat ik de akoestische echo’s uitsterven en evoceer ik enkel nog een visuele reminiscentie aan haar. Pas dan is ze echt dood.” “Ik heb haar laten spreken in wat ik noem: Kunstvlaams. Neen, dat heeft niets te maken met de naar mijn gevoel ietwat laatdunkende term verkavelingsvlaams die Geert Van Istendael hanteert. Het is omgangstaal, een soort gekuist, maar ook gekleurd Nederlands. Net als schilders de behoefte kunnen voelen hun eigen verf te mengen omdat de schakering die in de winkel voorhanden is, niet adequaat is, voel ik soms de aandrang mijn eigen taal te mengen. Het is geen Algemeen Nederlands, ook geen Vlaams en zeker geen dialect. Dat laatste is namelijk onleesbaar. Ik heb meer dan één taalregister op het orgeltje staan waarmee ik mijn literaire muziekjes componeer en die wil ik graag gebruiken.”
“Ik beschouw deze cyclus - Wit is altijd schoon, De Kast, De gele rivier is bevrozen, Zwart van het volk en Volgend jaar in Berchem - als een groots opgezet akoestisch project waarbij de stemmen in crescendo accumuleren. Ik ben begonnen met een monoloog, waarbij ik bijna uitsluitend de taterende moeder aan het woord laat. In het laatste boek is het in de polyfonie van stemmen dat de vaderfiguur getekend wordt. Op die manier zit er toch een losse systematiek in mijn boeken. Maar dat is van een andere orde dan het strakke schema dat een Ivo Michiels zich bijvoorbeeld heeft opgelegd. Een planning opmaken voor tien boeken, daarbij al de titels vastgelegd hebben en je vervolgens aan dat rigide schema houden, daar hou ik me niet mee bezig. Ik ben een intuïtief schrijver, ik heb vooraf geen vaste structuur in gedachten. Je kan het vergelijken met losse krabbels op een blad papier blijven tekenen tot je er een figuur in begint te zien. Soms komt er ook volstrekt geen figuur bovendrijven, maar daar hou je nog steeds bruikbaar materiaal aan over, dat enkel wat tijd nodig heeft om te bezinken. Het is een vermoeiende en tijdrovende manier van schrijven, maar op die manier blijf ik mezelf verrassen tijdens het hele schrijfproces.” Wanneer ik de uitspraak ‘Wie nergens thuis is, heeft de wereld’ aanhaal, koppelt hij die meteen aan zijn schrijverschap. “Hoewel ik een honkvaste jongen lijk, is het precies door dat schrijverschap dat ik me voor een deel van deze plek kan onthechten. Schrijven creëert afstand. Maar brengt ook wat veraf is dichterbij. Door heel minutieus het familieleven rond me heen te ontrafelen en me op deze plaats te focussen, reik ik in mijn boeken tot in China - via die tante en tot in West-Afrika - via een bodemdeskundige - in Zwart van het volk. In het uiterst kleine, zie je het ultiem grote. Vergelijk het met wat je onder een enorm vergrotende microscoop zou waarnemen. Het atoom, waarin je de kosmos kan herkennen. De thematiek van enerzijds de onthechting van, en anderzijds de verankering in deze streek is overigens uitvoerig aan bod gekomen in mijn eerste cyclus Waar was ik weer? Het is eigenlijk een te breed onderwerp om het daar nu in een paar bewoordingen over te hebben. Mensen moeten maar niet te veel letten op wat ik vertel, ik wil voornamelijk gelezen worden. Ik ben meestal teleurgesteld wanneer ik een interview van mezelf lees. De soep wordt immers veel dunner opgediend in een gesprek.”
CULTUUR
Ithaka 2001 - Ménage à trois
Greatest hits revisited Raf Weverbergh
We mogen inmiddels van een instituut gaan spreken op de Leuvense culturele agenda: het is al de negende editie van Ithaka, het parcours rond hedendaagse kunst. Deze keer in samenwerking met de feestvierende universiteit. In zekere zin is het een thuiskomst. Ooit opgestart als kunstparcours in de vergeten gangen en hoekjes van de universiteit, was Ithaka de laatste jaren immers op zoek gegaan naar locaties die manifest niets met de universiteit te maken hadden: de Vaartkom, een industriële omgeving in een vergeten hoek van Leuven, SuperCity en het Leuvense Shoppingcentrum, en vorig jaar de Vwa Püblik-editie, waarin het slagveld rond de werken aan het station als decor diende. De bedoeling van die beweging weg van de universiteit was om de problematiek van bepaalde locaties in de kijker te zetten. Nu komt Ithaka dus terug naar de universiteit. De 575ste verjaardag van de K.U.Leuven was blijkbaar een ideale gelegenheid om deze keer de architecturale kroonjuwelen van de universiteit eens op een andere manier te bekijken. En om iedereen volop de tijd te geven om dat ook te doen, wordt er in plaats van de klassieke eendagstentoonstelling geopteerd voor een driedaagse. Je zou natuurlijk in al die plotse koerswijzigingen ook de dwingende hand van de universiteit kunnen zien. Moest Ithaka dit keer dienen om het feestjaar nog meer luister bij te zetten? Leen Driesen van Kultuurraad: “De deal was inderdaad al sinds vorig jaar dat Ithaka 2001 een driedaagse zou worden en in universiteitsgebouwen zou plaatsvinden - de unief betaalt tenslotte ook. Maar toch denk ik dat de kunstenaars en wijzelf voldoende afstand hebben gehouden om heel kritisch te kunnen zijn. Denk maar aan de speelgoedsoldaatjes die het rectoraat bezetten. Wij gaan soms heel ver mee in het megalomane van de universiteit, maar net om er kritiek op te geven. Op die manier proberen we toch wat tegengif te bieden voor de ‘recuperatie’ door de universiteit.”
haas gaan bekijken, je kan er ook kennismaken met een kip-met-propelleraandrijving die onder de naam Chickenwings opereert. Bij nader inzien wordt er wel vaker op het contrast gespeeld: een locker met pornofoto’s in de garderobe van de Universiteitshal (en dan maar hopen op een relletje), het bureau van een Amerikaanse televisiepredikant aan de katholieke universiteit, in de Centrale Bibliotheek een brandijzer met ‘dt’ - van de gelijknamige fouten, inderdaad - als aanklacht tegen de intellectuele hoogmoed van academici, en last but not least: tienduizend groene speelgoedsoldaatjes die de trappen van het rectoraat bezetten. Wij horen al afkeurend het woord ‘gimmick’ opduiken in de discoursen van de kenners. Driesen: “Het zijn eerder allemaal kleine knipogen. Onze bedoeling was om het miniem en speels te houden, omdat je toch al binnen die ernstige omgeving van de universiteit zit. En ik vind wel dat ze dikwijls de spijker op de kop slaan, zoals de manier waarop die dansende haas de wetenschap in vraag stelt. Door het klein te houden, proberen we ook om die megalomane context van de architecturale greatest hits van de unief te bekritiseren. We beseffen wel dat het heel moeilijk is om binnen die locaties op te vallen, maar precies door kunst te plaatsen binnen die sterk bepalende façades van de unief, willen we het façadische karakter van de universiteit benadrukken. Dat is ook een heel belangrijke reden voor de keuze van die locaties.” Opmerkelijk is ten slotte dat de meeste kunstenaars geen vragen stellen, maar statements doen. Ze schijnen er allemaal een welomlijnd idee over de universiteit op na te houden, dat niet wordt getoetst aan de kijker, maar dat onomwonden wordt meegedeeld. Te nemen of te laten. Driesen: “Dat klopt, maar dat hebben we ook gevraagd. We hebben een visietekst gestuurd van onszelf, en van Sam Dillemans, en vervolgens aan de kunstenaars gevraagd Desired Islands, Carlo Van Poucke om daarop te reageren. Het was de bedoeling dat we op die manier drie botsende visies zouden krijgen, en dat lukt inderdaad het best met sterke statements.” De statements van Ithaka zijn te bezichtigen op 1 en 2 maart (14-23u) en 3 maart (14-21u). Ithaka sluit af met de dansvoorstelling ‘Stukken van Mensen in Vogelvlucht’ van Quando Corpus, op 3 maart, 21u. Meer info: Kultuurraad, t(016)23 67 73, of www.stuc.kuleuven.ac.be/kura/
Poëzie
Het concept van Ithaka is al jaren ongewijzigd: aan jonge kunstenaars wordt gevraagd om een werk te creëren dat nauw verband houdt met de gekozen locatie. Eerder dan het weer over de ‘problematische’ boeg te gooien, werd gevraagd om in deze editie vooral de pijlen te richten op de aanwezigheid van een universiteit in een stad, of de relatie tussen het academische, methodische en hiërarchische van de universiteit en het ongeorganiseerde gewriemel van de stadskern. Een onderzoek naar de relatie tussen denken en leven, leven en kunst, kunst en denken: het was onvermijdelijk dat iemand met de titel Ménage à trois op de proppen zou komen. Of zoals de persmap het verwoordt: “Tegenover een strakke structuur staat de individuele of collectieve menselijke verbeelding met haar spontane, chaotische, poëtische karakter; of met andere woorden de dagelijkse activiteit in de studentenstad Leuven.” En er is nog meer drie-eenheid, want titels moeten nu eenmaal alle ladingen kunnen dekken. Voor het eerst doet Ithaka beroep op een derde gesprekspartner, een gevestigde kunstenaar die het peterschap van het tentoonstellingsparcours op zich neemt. Hem werd gevraagd om zijn visie op het concept te geven, en die reactie werd vervolgens als extra materiaal aan de kunstenaars meegegeven, om er eventueel mee aan de slag te gaan. De keuze voor het peterschap viel op Sam Dillemans - zoon van voormalig rector Roger Dillemans. Hoorde Dillemans ook bij de deal? Driesen: “(lacht) Nee, absoluut niet. Dat hij de ‘zoon van’ is, is gewoon nog een extra knipoog. We hebben tijdens de voorbereidingen afgelopen zomer geprobeerd om heel basic na te denken over wat Leuven eigenlijk is - en dat is onder andere ook een relatie tussen studenten en professoren, leerlingen en mentors. En om die relatie ook binnen Ithaka te weerspiegelen hebben we een peter of mentor gezocht, een kunstenaar die al wat meer gevestigd is, en die heel anders werkt dan die jonge kunstenaars, om die met hen te confronteren. Sam Dillemans wordt conservatief genoemd, hij werkt heel beeldend. We hebben hem gevraagd om zijn visie uiteen te zetten, en die hebben we dan overgemaakt aan de andere kunstenaars, opdat zij erop zouden reageren.” Toy Story
Het resultaat van al het gepieker zijn zestien werken, keurig verspreid over een parcours dat vertrekt aan de Universiteitshal en eindigt in de Centrale Bibliotheek, met daartussen exotische locaties als het Zoölogisch Instituut met zijn collectie opgezette dieren en gemummificeerde insecten, het Pauscollege met zijn collectie studenten, en College De Valk met zijn architecturale vergissing die de Nieuwe Valk heet. Het Zoölogisch Instituut belooft in elk geval twee klappers op te leveren: niet alleen kan je er een dode dansende
11.1.2001 C A M P U S K R A N T
13
JUBILEUMVIERING
Campustoneel speelt ‘Zotskop’ van Clive Barker
Een bonte geschiedenis van de clownerie
tisch theater. Als je je aan de fantasy-sfeer waagt, moet je ook de fantasie van het publiek trachten te stimuleren. Aan de andere kant ademt de schraalheid van het decor ook de geest van het stuk uit. We schrijven de Lage Landen anno 16de eeuw: de sobere omgeving past bij dit stuk. De armoede is méér dan alleen een beeld.” Tegengif
Anouk Vanherf
Ingewijden in het horror- en fantasy-genre zullen Clive Barker zeker kennen als de auteur van talloze romans, theaterstukken en filmscenario’s - waaronder de horrorklassieker Hellraiser. U hoeft dus niet het klassieke Tijl Uilenspiegel-verhaal met Lamme Goedzak en Nele te verwachten. Barker situeerde zijn Uilenspiegel in een dolgedraaide narrenwereld en lardeerde één en ander uiteraard met de nodige horror- en fantasy-ingrediënten. Directeur Studentenvoorzieningen en regisseur CaTo Jan De Vuyst - onder het pseudoniem Johan Albalonga - waagde zich samen met Steven Vermeylen, assistent aan het Departement Literatuurwetenschap, aan de vertaling van Crazyface. “Alles draait om de queeste van Tijl Uilenspiegel, die per toeval waardevolle informatie in handen kijgt: een geheim recept om chocolade te maken. Aanvankelijk weet Tijl niet wat hij met dit geheim moet beginnen. Naar aloude schelmentraditie wordt hij vervolgens meegesleurd in een draaikolk van avonturen. Zijn zoektocht brengt hem van de Lage Landen uiteindelijk in Rome, waar de paus duidelijkheid moet brengen in het mysterie van het chocoladerecept. Dit plotverhaal symboliseert de existentiële zoektocht van de mens naar waarden als geluk, zelfrealisatie en volwassenwording. De queeste van Tijl is een aaneenrijging van korte subverhaaltjes.” foto: Rob Stevens
foto: Rob Stevens
Campustoneel brengt begin maart ‘Zotskop’ op de planken, een alternatieve toneelbewerking van de Tijl Uilenspiegel-legende en een vertaling van het stuk ‘Crazyface’ van de Brits-Amerikaanse auteur Clive Barker. Huisregisseur Jan De Vuyst licht de voorstelling toe.
De cast van Zotskop - vijftien man - bestaat uit een bont gezelschap, gaande van een professor-emeritus in de economie tot eerstekan-studenten. Volslagen amateurs staan naast meer geroutineerde acteurs. De spelers worden gerecruteerd uit personeelsleden en - voornamelijk - studenten. “Ik vind het heel belangrijk dat studenten proeven van een hele reeks vormende activiteiten, op sportief, cultureel, sociaal vlak. Zulke extra-curriculaire activiteiten vormen hen als mens, dus moet je daarvoor als universiteit de middelen creëren. Ik wil mensen de mogelijkheid geven om te proeven van toneel, en hen daarbij de kans bieden om fouten te maken. Ik vind het daarom heel belangrijk dat groot en klein talent samen kunnen spelen. Twee jaar geleden hebben we de audities afgeschaft. Motivatie en enthousiasme voor theater en de werking van Campustoneel zijn het voornaamste. Als je jonge mensen een kans wil geven, mag je niet enkel prestatiegericht denken.” De Vuyst is ervan overtuigd dat het publiek met Zotskop speciaal toneel te zien zal krijgen. “De toeschouwers kunnen genieten van een barok verhaal vol rijke beelden. Mensen die zweren bij een goed, dik boek, zullen van dit stuk houden - de voorstelling duurt namelijk drie uur. Wie daarentegen liever een flitsend artikel leest, zal misschien minder gelukkig zijn. Zotskop is een antidotum voor een maatschappij waarin alles snel en kort moet zijn. Het stuk richt zich tot wie verlangt naar de verhalenvertellers van vroeger. Als je daarvan houdt, dan krijg je bij ons te eten en te drinken.” Voorstellingen op 1, 2, 6, 8, 9 en 10 maart, telkens om 20u, Kapel Zwartzusters, Zwarte Zustersstraat 2, 3000 Leuven, studenten: 150 fr., niet-studenten: 200 fr. Reservaties: Fons Melot, Studentenvoorzieningen K.U.Leuven, t(016) 32 43 70,
[email protected]
Komi-tragedie
“Je mag het grote niet met het kleine vergelijken, maar ik ben net In de ban van de ring aan het herlezen, waarin de hobbit door omstandigheden in allerlei situaties terechtkomt. Datzelfde zou je ook van Tijl kunnen zeggen. De toeschouwer krijgt geen mooi, afgerond verhaal voorgeschoteld, maar eerder een aantal spannende, ontroerende en tragische subverhalen. Als je me zou vragen wat voor soort stuk dit is, dan zou ik het eigenlijk niet kunnen zeggen - het is een eclectisch stuk. Heel postmodern.” Zotskop is volgens Jan De Vuyst een geschiedenis van de clownerie. “Voor Clive Barker is Tijl Uilenspiegel de oerfiguur van de narrenwereld. In het stuk worden een hele reeks narren en clowns opgevoerd, die symbool staan voor de mens die niet gehinderd wordt door conventies en maatschappelijke restricties. Barker kent zijn Europese literatuurgeschiedenis goed. Zijn narrenfiguren zijn duidelijk geïnspireerd op archetypen als Arlequino en de melancholische Pulcinella uit de Commedia dell’ Arte of op Punch, het oertype van Jan Klaassen. Zotskop is een komi-tragedie, geen tragi-komedie. Op het eerste gezicht zal de toeschouwer grinniken, lachen. Op het tweede gezicht zal hij zich afvragen wat daar nu precies aan de hand is.” De voorstelling vindt plaats in de kapel van de Zwartzusters. Betekent dat een terugkeer naar de oorspronkelijke setting van het middeleeuwse theater? “Nee, de kapel van de Zwartzusters was de enige beschikbare plaats, maar de omgeving past wonderwel bij de sfeer van het stuk. Er wordt gespeeld in een sober decor, met een minimum aan rekwisieten. Ik hou niet zo van naturalis-
Pati Pati brengt Sem Medo Al tien jaar lang geeft Pati Pati, het solidariteitskoor van de Leuvense Universitaire Parochie, een stem aan de stemlozen dichtbij en veraf. Het gelegenheidskoor dat ontstond naar aanleiding van de 25ste verjaardag van de studentenparochie, is ondertussen uitgegroeid tot een groep van een 70-tal enthousiaste Vlaamse en buitenlandse jongeren die handen en voeten willen geven aan de vaak abstract aandoende solidariteitsgedachte. Dat doet Pati Pati door het zingen van liederen die getuigen van de verdrukking, het verdriet, de strijd, het verzet, de hoop en de grenzeloze doorzettingskracht van de armsten en zwaksten. Dit jaar brengt Pati Pati een bonte mengeling van muziek, zang en dans en een indrukwekkend klank- en lichtspel onder de titel Sem Medo (zonder angst). In navolging van de Wereldvrouwenmars (oktober 2000) wil ze oproepen tot een universeel respect voor de vrouw, zowel voor de vrouw als onmisbare factor in het maatschappelijk bestel als werkkracht, echtgenote en moeder - als voor de vrouw als strijdende kracht binnen totalitaire regimes. Dinsdag 6 maart, 20u, Sint-Jan-de-Doperkerk, Groot Begijnhof. Kaarten: 250/200 fr. (studenten) bij UP, t(016)32 55 85 of Cultuurcoördinatie, t(016)32 41 40,
[email protected]. Info: klik het icoon ‘Jubileumconcerten Universitaire Ensembles’ op www.kuleuven.ac.be.
De Jubileumviering 575 jaar K.U.Leuven wordt georganiseerd in samenwerking met:
14 C A M P U S K R A N T 2 2 . 2 . 2 0 0 1
JUBILEUMVIERING
Concert USO, LUK en Capella Academica
Poulenc’s Gloria - humor en een zweempje erotiek Leen Bockaert/Wouter Verbeylen
Op 14, 15 en 16 maart brengen drie van de zeven universitaire ensembles een gezamenlijk concert. Elk ensemble verzorgt voor de pauze een afzonderlijk deel, maar na de pauze bundelen ze de krachten voor het Gloria van Francis Poulenc. Die samenwerking is verrassend genoeg een primeur. De drie voorzitters lichten het programma toe. Het Universitair Symfonisch Orkest bijt de spits af. Het USO werd in 1962 opgericht op initiatief van de latere rector Pieter de Somer, en groeide al snel uit tot een artistiek hoogstaand symfonisch orkest. Het USO brengt onder leiding van Edmond Saveniers, hoofddocent orkestdirectie aan het Lemmensinstituut, de ouverture Romeo en Julia van de Russische componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski. Voorzitter Adriaan Spruyt: “Die ouverture combineert prachtige, rijke melodieën met intieme passages en symfonische grootspraak van de bovenste plank. Waarom die keuze? Een requiem zou tijdens dit feestjaar niet echt een goede keuze geweest zijn - nee, dit werk is in feite hét ideale stuk om op twintig minuten tijd het kunnen van een symfonisch orkest in al z’n kleuren en dimensies te etaleren.” Vervolgens tonen zo’n 60 personeelsleden van de K.U.Leuven hun zangtalent. Het personeelskoor, de Capella Academica, is het jongste ensemble, met de ‘oudste’ doelgroep. Het werd opgericht in 1998, in samenwerking met de Cultuurcommissie van de K.U.Leuven. Onder leiding van Kurt Bikkembergs brengen ze tijdens het concert muziek van John Ireland, Hugo Distler, Lodewijk de Vocht en Frank Bridge. “Onze dirigent heeft zijn inspiratie gezocht bij tijdgenoten van Francis Poulenc, die in het gezamelijke tweede deel van het concert centraal staat”, zegt voorzitter Johan Meyers. “We doen als het ware een verkenning van wat er op dat moment gaande was in Engeland, Duitsland en hier bij ons - en dat levert een heel divers gamma aan liederen op.” “Ook wij zijn het in de sfeer van Poulenc gaan zoeken”, zegt Jan Amand, voorzitter van het Leuvens Universitair Koor (LUK), dat het eerste deel van de avond afsluit. Het LUK werd in 1969 opgericht en groeide gestaag uit tot een groot studentenkoor. Hun repertoire omvat religieuze en profane koormuziek, van de vroege barok tot eigentijdse componisten, en voor het concert putten ze uit de Franse Romantiek. “We brengen, onder leiding van Dieter Staelens, vier motetten van de Franse componist Maurice Duruflé. Daarna volgt een kort Notre Père, ook van Duruflé, en we eindigen met het Salve Regina van Poulenc zelf. Dat is dan meteen een mooie opmaat naar het tweede deel van de avond.”
van het ‘Laudamus te’. Toen men Poulenc vroeg hoe hij erbij kwam om het ‘Laudamus’ zo te schrijven, antwoordde hij dat er in religieuze muziek ook plaats is voor humor. Hij had zich bij het schrijven geïnspireerd op een voetbalmatch onder benedictijnen in pij die hij ooit had gezien. Het Gloria is dus een erg opgetogen stuk, met veel gevoel voor satire en humor, en soms zelfs een vleugje erotiek.” Waarom komt het nu pas tot een samenwerking? “Het idee bestond al lang, maar we hebben allemaal onze eigen agenda, zodat het steeds op de lange baan werd geschoven. Maar in het kader van het feestjaar werden de maartconcerten van de universitaire ensembles gebundeld en kwam een gezamenlijke communicatie en promotie tot stand. Daarnaast werd aan enkele ensembles de concrete vraag gesteld samen te werken, een vraag waarop we meteen zijn ingegaan. Zo’n groot gezamenlijk project kan trouwens alleen aan een universiteit als de onze, met een bijzonder rijk muziekleven.” Voor herhaling vatbaar? “We sluiten niets uit. Maar het is nu al niet evident om iedereen op datzelfde podium te krijgen. Een concert met àlle universitaire ensembles samen, daar kunnen we voorlopig alleen van dromen.” Misschien een suggestie voor 600 jaar K.U.Leuven? 14, 15 en 16 maart, 20.30u, Sint-Jan-de-Doperkerk, Groot Begijnhof. Kaarten: 350/300 fr. (personeel en alumnileden) - 250 fr. (studenten) - 200 fr. (-18 jaar). Info: Cultuurcoördinatie, t(016)32 41 40 of op www.kuleuven.ac.be/ of via
[email protected] Het Universitair Symfonisch Orkest brengt op vrijdag 9 maart, 20u, een eerste keer de ouverture ‘Romeo en Julia’, in combinatie met de ‘Danse Bacchanale’ van Saint-Saëns en de 8ste symfonie van Dvorak in Zaal Theatrium, Onder den Toren 9, Mechelen. Kaarten: 350/250 fr. (studenten en 60-plus), vvk: 300/200 fr., t(016)32 41 40. Info: http://uso.studentenweb.org. of
[email protected] v.l.n.r.: Jan Amand (Leuvens Universitair Koor), Johan Meyers (Capella Academica) en Adriaan Spruyt (Universitair Symfonisch Orkest) foto: Rob Stevens
Voetballende benedictijnen
Na de pauze vertolken de drie ensembles - samen meer dan 100 zangers en een 70-tal muzikanten - het Gloria van Francis Poulenc (18991963), onder leiding van Edmond Saveniers. De muziek van de Franse componist kan gezien worden als een spiegel van de man Poulenc. Enerzijds was er de vrolijke Poulenc, de sappige grappenmaker, maar anderzijds maakte hij ook lange periodes van twijfel en depressie door. Een derde zijde aan zijn persoonlijkheid was van meer metafysische aard. Zijn zoektocht naar innerlijke zuiverheid leidde tot een indrukwekkende opera, Les dialogues des Carmélites, en verschillende andere gewijde werken. Die werken - waaronder ook het Gloria voor sopraan, koor en orkest - waren daarom niet altijd even bloedserieus. Poulenc componeerde zijn Gloria in 1959, en het was bedoeld voor uitvoering in de concertzaal, niet tijdens de liturgie. “Het werk is allesbehalve ingetogen kerkmuziek. Poulenc zelf vatte het werk op als ‘une grande symphonie chorale’. Het ongewone karakter ervan veroorzaakte in die tijd zelfs een schandaal, door het hoempapa-karakter
22.2.2001 C A M P U S K R A N T
15
JUBILEUMVIERING maar nogal eigenzinnige catalogus, opgesteld door de Japanse coördinatoren. Die catalogus maakt overigens ook nu nog een heel goede indruk, ook al is hij niet volgens onze bibliografische principes opgesteld.”
Tentoonstelling Orientalia (4)
De Japanse Schenking Ludo Meyvis
Een aanzienlijk deel van de Orientalia-tentoonstelling is afkomstig uit de ‘Japanse Schenking’. Professor Willy Vande Walle, Departement Aziatische en Islamitische Studies, licht de geschiedenis van deze merkwaardige collectie toe. “Het herstel van de Leuvense bibliotheek was één van de prioriteiten in de jaren na de Eerste Wereldoorlog. Het stond hoog op de politieke agenda, en er was een aanzienlijke internationale goodwill om de brand van 1914 zo snel mogelijk ongedaan te maken. Op de Vredesconferentie van Versailles werd L’Oeuvre Internationale de Louvain uitgetekend. Dat bestond eruit dat in een reeks landen zogenaamde nationale comités opgericht werden, die binnen de eigen grenzen het nodige zouden doen om onze bibliotheek via financiële steun en boekenschenkingen weer zo snel mogelijk operationeel te maken.” De vaas van de keizer
“Japan zat met de grote mogendheden aan tafel, en wilde een belangrijke bijdrage leveren. Het nam dus ook deel aan L’Oeuvre. De leden van het Japanse nationaal comité waren politieke en academische zwaargewichten. Japanse anatomische prent De feitelijke uitvoering van het werk, het effectieve verzamelen en ordenen van boeken, was echter in handen van twee eminente bibliografen en specialisten van de Japanse cultuurgeschiedenis: Wada Mankichi en Urushiyama Matashirô.” “Het bezoek van kroonprins Hirohito aan ons land in het voorjaar van 1921 bracht de wagen pas goed aan het rollen. De grote Kantô-aardbeving van september 1923 dreigde even het hele plan op de helling te zetten - vele universiteiten van Tokyo zagen hun eigen boekencollecties verloren gaan en hadden zelf nood aan boekenschenkingen - maar het nationale comité zette door. Vanaf Nieuwjaar 1924 begon het zijn werkzaamheden. Met schenkingen van een aantal overheidsdiensten, educatieve en wetenschappelijke instellingen en van rijke families als Mitsui en Mitsubishi groeide de Japanse bijdrage snel aan. Bij de tentoonstelling van een deel van de collectie werd zelfs beweerd dat het resultaat ‘de mooiste collectie Japanse boeken buiten Japan’ zou worden. Daar kan je over redetwisten, maar in elk geval getuigt de collectie van een evenwichtige en deskundige samenstelling. De bedoeling was om Leuven een representatief staal van de Japanse cultuur te bezorgen, en daar zijn de samenstellers zeker in geslaagd. Dat is een belangrijk verschil met andere Japanse collecties, die vaak door toevallige aanwinsten samengesteld zijn, en dus een ongelijke kwaliteit hebben.” “Er werden niet alleen boeken geschonken. Ook een aantal kunstvoorwerpen maakten tussen 1924 en 1926 de verre overtocht. Keizer Hirohito zelf schonk een prachtige vaas. Daarnaast was er bijvoorbeeld een waardevol inktstel, een theeset enzovoort.” “Japan wilde dat de Leuvense universiteit een soort museum zou maken rond de schenking, maar dat is nooit echt gebeurd. De collectie belandde, na de voltooiing van de bouwwerken, in de nieuwe bibliotheek. Ze werd wel zo goed als integraal samengehouden. De boeken werden ingedeeld volgens een accurate
Omvangrijk
“De meeste boeken zijn op Japanse wijze ingebonden, dus in fascikeltjes van gelijke dikte. De verzameling beslaat 3.202 titels, in 13.682 fascikels. Tegenover één titel kunnen in bepaalde gevallen een paar honderd fascikels staan. Het gaat dus om een behoorlijk substantiële schenking. Er zitten preciosa bij, zoals een achtste-eeuws handschrift in opdracht van keizerin Kômyô gekopieerd - maar dat heb ik tot nu toe niet kunnen terugvinden. Verder bevat de collectie een voorbeeld van één van de oudste drukwerken ter wereld, namelijk een boeddhistische recitatietekst uit 770. Het grootste deel van de collectie dateert echter uit de Edo-tijd (1600-1868), toen Japan een ware vloedgolf aan drukwerk produceerde. Japan was in de 19de eeuw trouwens het land met de grootste alfabetiseringsgraad ter wereld! Heel aardig is dat veel van de Edo-boeken geïllustreerd zijn met prachtige houtsneden.” “De Japanse Schenking heeft, door een gelukkig toeval, de tweede brand van de bibliotheek in 1940 overleefd. De collectie bleef echter moeilijk toegankelijk, omdat er in Leuven nauwelijks specialisten waren, en omdat de etiketten op de boeken niet correspondeerden met het op zich ook weer vreemde want Japanse catalogeersysteem. Professor Mullie maakte het er niet beter op, toen hij in de jaren ‘50 de verzameling praktisch naar zich toe trok en begon met een eigen hernummering.” “In 1970, bij de verdeling van de Leuvense bibliotheek, werd besloten dat de hele collectie naar de UCL zou verhuizen. Daar berust ze nu nog, in de réserve - wat betekent dat je ze alleen onder begeleiding mag consulteren.” “Op de tentoonstelling werd vooral gedacht aan de esthetische of museale kwaliteiten van de voorwerpen. Daarmee doen we de aard van de collectie niet geheel recht aan. Laten we immers niet vergeten dat het de bedoeling was om een verzameling te schenken waarmee je de Japanse cultuur beter moest leren kennen. Dat betekent dat de samenstellers ook een groot aantal wetenschappelijke werken en bronnenmateriaal aan Leuven geschonken hebben, en dat zijn niet noodzakelijk de mooiste boeken. Op een tentoonstelling wil het oog echter ook wat, en daarom hebben wij de nadruk gelegd op de geïllustreerde boeken. Een selectie mogen maken uit meer dan 3.000 titels was boeiend, maar het was natuurlijk ook frustrerend dat ik me moest beperken tot 47 titels - en dan nog slechts één fascikel per boek. Aan ieder boek zit wel een verhaal vast, en dat lees je in de catalogus.” De tentoonstelling Orientalia kunt u bezoeken van 1 februari tot 31 maart in de Nassaukapel van de Koninklijke Bibliotheek van België, Kunstberg, 1000 Brussel, van maandag tot zaterdag, telkens van 12 tot 16.30u. De toegang is gratis, en een uitvoerige catalogus is beschikbaar. Meer info vindt u op http://www.orientalia.org. Het laatste deel van deze reeks leest u in Campuskrant nr. 5.
2
16 C A M P U S K R A N T 2 2 . 2 . 2 0 0 1
3
4
MAART
MAART
MAART
14-21 UUR
10-18 U U R
10-18 UUR
A D VA LVA S
Publicaties Humane Wetenschappen L. Beuls, The External Costs of the Burundian Conflict, ISBN 90-7537629-4, Leuven, Centrum voor VredesOnderzoek & Strategische Studies, vol. 62, jg. 18, nr. 2, 2de kwartaal 2000. J. Bollens, H. De Vos, I. Vleugels & J.-P. Verhaeghe, Studiekosten in het basisonderwijs. Wat het aan ouders kost om schoolgaande kinderen te hebben, Leuven, HIVA-K.U.Leuven, 2000, 134 p., 450 fr. In 1988 onderzocht het HIVA de studiekosten in het basisonderwijs. Eén van de belangrijke vaststellingen was dat het basisonderwijs zeker niet kosteloos is. Zo kostte een jaar in het kleuteronderwijs toen circa 4.000 fr., een jaar in het lager onderwijs rond de 8.000 fr. Ondertussen zijn we ruim 10 jaar later en zijn de cijfers van 1988 niet langer betrouwbaar. Dit rapport brengt verslag uit van het actualiseringsonderzoek. Er zijn twee belangrijke innovaties. De bevraging van ouders m.b.t. de gemaakte studiekosten werd bij de aanvang van het schooljaar aangevuld met een uitgavenboekje. Hierin konden de ouders gedurende het volledige schooljaar alle bijkomende uitgaven vermelden die bij de aanvang van het schooljaar nog niet te voorzien waren. Door deze werkwijze wint onze schatting van de studiekost aan precisie en betrouwbaarheid. Een tweede innovatie betreft het feit dat de bevraging via schriftelijke vragenlijsten werd aangevuld met een reeks van mondelinge diepteinterviews van kansarme en/of minder begoede gezinnen, omdat het net die gezinnen zijn die erg moeilijk bereikbaar zijn met schriftelijke vragenlijsten. J. Bollens, S. Groenez, I. Vleugels, J. Verhaeghe & L. Ackaert, Studiekosten in het hoger onderwijs. Wat het kost om deel te nemen aan het hogeschoolen universitair onderwijs, Leuven, HIVA-K.U.Leuven, 2000, 146 p., 500 fr. In 1987 onderzocht het HIVA de studiekosten in het hoger onderwijs. De toen gemaakte schattingen worden nu nog steeds gehanteerd in het beleidsdebat. Ondertussen zijn we bijna 15 jaar verder en zijn de cijfers van 1986-1987 niet langer betrouwbaar. Dit rapport brengt verslag uit van het actualiseringsonderzoek. Bij de aanpak van het onderzoek werd verder gebouwd op de werkwijze van 1987. In vergelijking met dit vorige onderzoek kon nu echter een grotere groep van studenten bevraagd worden (bijna 1.900 respondenten in vergelijking met circa 800 in 1987),
waardoor de schatting van de studiekost nog wint aan precisie en betrouwbaarheid. Deze grote groep maakte ook het gebruik van een aantal nieuwe analysetechnieken mogelijk, wat leidt tot een aantal opmerkelijke inzichten. L. Braeckmans, J. Taels, G. Van Eeckert en G. Vanheeswijck (eds.), Op het ritme van de oneindigheid. Opstellen over het natuurlijke godsverlangen, ISBN 90-334-4639-1, Leuven, Acco, 2000, 314 p., 980 fr. In deze bundel opstellen nemen filosofen en theologen de maat van de middeleeuwse doctrine van het natuurlijke godsverlangen. Zij stellen vragen over de verhouding tussen filosofie en religieuze ervaring, maken kanttekeningen bij de tegenstelling tussen een middeleeuwse en een moderne mensvisie en gaan op zoek naar een antwoord op de vraag in hoeverre het menselijke verlangen beweegt op het ritme van de oneindigheid. K. Depoortere, God anders. Een christelijke visie op het lijden, ISBN 90334-4686-3, Leuven, Acco, 2000, 162 p., 795 fr. Dit boek is de verwerking voor een ruim publiek van vijftien jaar colleges over ‘Ethiek en Levensbeschouwing in de Gezondheidszorg’, gegeven aan de Faculteiten Geneeskunde en Godgeleerdheid van de K.U.Leuven. Daarbij stonden vragen naar de zin van het lijden centraal. Mensen begeleiden is meer dan een techniek of intuïtie. Een goede begeleiding vraagt grondig nadenken. Deze reflectie is één van de opdrachten van een universiteit. Daarbij komen religie en spiritualiteit op de voorgrond te staan. Maar voor een diepmenselijke behandeling van deze problematiek is meer nodig dan een intellectueel discours. Hier spelen de eigen beleving, het eigen verhaal en de eigen getuigenis een belangrijke rol. Nadenken over God en over het lijden is heel confronterend. Nergens voelt een mens scherper aan dat God ‘anders’ is. Op het einde van deze zoektocht blijven dan ook heel wat vragen onbeantwoord. H. De Witte, J. Hooge & L. Walgrave, Jongeren in Vlaanderen: gemeten en geteld. 12- tot 18-jarigen over hun leefwereld en toekomst, Leuven, Universitaire Pers, 2000, 358 p., 1.350 fr. Dit boek bevat de resultaten van een interdisciplinair onderzoek bij een representatief staal leerlingen uit het (gewoon voltijds) secundair onderwijs in Vlaanderen. Nagenoeg 5.000 jongeren tussen 12 en 18 jaar vulden gedurende het schooljaar 1998-1999 een vragenlijst in op de schoolbanken. Daarin werd gepeild naar hun beleving van een groot aantal levensdomeinen, zoals hun welbevinden en zelfbeleving, de opvoedingsstijl van hun ouders, hun beleving van school, vrije tijd en vrienden, werk en
werkloosheid, religie, delinquentie, en naar hun opvattingen over samenleving en politiek. Dit onderzoek is opgevat als een ‘platformonderzoek’: het biedt een referentiekader voor iedereen die wil weten hoe het met de jeugd in Vlaanderen gesteld is. E. Husserl, Natur und Geist. Vorlesungen Sommersemester 1927, Dordrecht, Kluwer Academic Publishers, 2001, LI + 367 p. I. Nicaise (ed.), The right to learn. Educational strategies for socially excluded youth in Europe, Bristol, The Policy Press, 2000, 431 p., £18.99/US$34.50 The right to learn explores a wide range of strategies, both at the policy level and in the field, to improve educational success among such disadvantaged children, taking stock of good practice in a selection of EU member states, chosen to reflect the diversity in systems and policies that currently exist. The book suggests that a number of strategies are effective and feasible. The authors recommend that a sufficiently powerful opinion movement is needed to promote the transfer of experience and action on different levels. They conclude with several suggestions for good practice - not just equal opportunity and equal treatment but also equal outcomes strategies. The right to learn is important reading for teachers, school administrators, educational researchers, policy makers, NGOs, parents’ associations, those engaged in youth services and teacher training, and in formulating policies to secure the social integration of the young generation. I. Nicaise, P. Tonguthai & I. Fripont, School dropout in Thailand: causes and remedies, Leuven, HIVA-K.U.Leuven, 2000, 104 p. The financial crash in 1997 in South-East Asia has also taken its toll among children. Tens of thousands of children moved from school to the street, the field or the factory. The bad news brought to light the hundreds of thousands who, even before the crisis, could not afford education or dropped out all too early. This report is part of a research and action programme of the Thai government to measure the extent of school dropout, to examine the precise causes and to design strategies to remedy the problem. Our report is based on a review of the literature, interviews with various stakeholders and focus group interviews with teachers, parents, children, NGO workers and village heads in three regions. It results in a series of recommendations for policy and action. vervolg op pagina 19
Profiel rector Campus Kortrijk Vanaf 1 augustus 2001 zal een nieuwe rector de leiding van de Campus Kortrijk overnemen en dit voor een periode van 4 jaar. Om tegemoet te komen aan de wensen van de leden van deze West-Vlaamse campus van de K.U.Leuven zou de kandidaat liefst voldoen aan het hieronder geschetst profiel. De toezichtscommissie zal de kandidaatstellingen beoordelen naar hun conformiteit met dit profiel. Daarom wordt van de kandidaten verwacht dat ze bij hun kandidaatstelling een beknopte verantwoording voegen waarin ze deze conformiteit beargumenteren. Van de rector voor de Campus Kortrijk wordt verwacht dat hij/zij: - een ZAP-lid is van de K.U.Leuven dat reeds uitgebreide ervaring bezit zowel in onderwijs als in onderzoek en op dat punt algemeen gewaardeerd wordt; - woonachtig is of het alleszins wordt in de Kortrijkse regio; - bereid is om te participeren in het sociale en culturele leven van deze regio en om intensieve contacten te onderhouden met de openbare besturen en de bedrijfswereld; - de strategische beleidsopties van de bestuursorganen van de KULAK onderschrijft. Na een preselectie door een kiezerskorps dat samengesteld is uit AP-leden en een vertegenwoordiging van het ATP en van de studenten van de Campus Kortrijk, zal de succesvolle kandidaat door de rector van de K.U.Leuven, na overleg met de Interfacultaire raad van de Campus Kortrijk, voorgesteld worden aan de Academische Raad voor aanstelling, die uiteindelijk bekrachtigd wordt door de Raad van Beheer. Kandidaatstelling moet gebeuren vóór 31 maart 2001 door een brief, vergezeld van een beknopte verantwoording, te richten aan de rector op volgend adres: De heer J. Bauwens, algemeen directeur rectoraat, K.U.Leuven, Universiteitshal, Naamsestraat 22, 3000 Leuven.
Onderzoekskalender Een volledig overzicht van alle openstaande onderzoeksprogramma’s en initiatieven is beschikbaar op CWIS: http://www.kuleuven.ac.be/gedoc. Indien u geen toegang heeft tot CWIS kunt u contact opnemen met Karine Aert, Dienst Onderzoekscoördinatie, Naamsestraat 22, 3000 Leuven, t(016)32 40 53, f(016)32 41 98,
[email protected].
22.2.2001 C A M P U S K R A N T
17
A D VA LVA S
http://www.kuleuven.ac.be/
Vacatures AAP en BAP Vacante mandaten van assisterend en bijzonder academisch personeel voor het academiejaar 2000-2001, 17de lijst.
De rector van de K.U.Leuven maakt bekend dat de onderstaande mandaten vacant worden gesteld. Als u wil solliciteren voor één van deze functies, dient u hiervoor C3-formulieren te gebruiken. Deze kan u aanvragen op de Dienst Academisch Personeel, Krakenstraat 3, 3000 Leuven, t(016)32 40 88 of op het administratief secretariaat van de faculteit. Deze formulieren, één exemplaar per kenmerk, moeten vóór 8 maart 2001 teruggestuurd worden naar de rector, per adres: Dienst Academisch Personeel, Krakenstraat 3, 3000 Leuven. Als u zich voor meer dan één mandaat kandidaat stelt, dient u een lijst bij te voegen waarin u de vacatures waarvoor u solliciteert in volgorde van voorkeur klasseert. Deze lijst wordt enkel aan de decaan van de faculteit bezorgd. Om in aanmerking te komen, dienen de kandidaten zich tijdens hun universitaire studies bij voorkeur onderscheiden te hebben. Faculteit Rechtsgeleerdheid Kenmerk: 00200117 - 50004062 Functie: 100% assistent, Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie, vanaf heden voor 2 jaar, hernieuwbaar Diploma: licentiaat sociologie of criminologie met sociologische interesse Opdracht: assistentie bij het onderwijs in 1ste kan rechten, geschiedenis en economie (KULAK) en 1ste kan criminologie (K.U.Leuven); onderzoek binnen dit domein.
Kenmerk: 00200117 - 50008893 Functie: 80% assistent, Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie, vanaf heden voor 2 jaar, hernieuwbaar Diploma: licentiaat psychologie/criminologie/sociologie Opdracht: hulp bij begeleiding werkcolleges kwantificerende en kwalitatieve onderzoeksmethodes in de criminologie (2de en enige kan criminologie) met specifieke nadruk op de kwantitatieve en kwantificerende onderzoeksmethoden in de criminologie; een grondige kennis van de kwantificerende en de kwantitatieve onderzoeksmethodes van de criminologische wetenschappen (de sociologische wetenschappen) en de bereidheid tot het maken van een doctoraat zijn vereist.
Onderwijsvernieuwing vervolg van pagina 11
en van tekstreferenties. Voor de uiteindelijke presentatie van de onderzoeksresultaten biedt de site je inzicht in de principes voor de redactie van een wetenschappelijke tekst en voor het presenteren van statistisch materiaal. Van slippertjes tot afknappers
Faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen Kenmerk: 00200117 - 50007845 Functie: 100% assistent, Departement Toegepaste Economische Wetenschappen, vanaf heden voor 2 jaar, hernieuwbaar Diploma: licentiaat economische wetenschappen/toegepaste economische wetenschappen, handelsingenieur, handelsingenieur in beleidsinformatica, GGS economische wetenschappen/toegepaste economische wetenschappen, MBA Opdracht: assistentie verlenen bij onderwijs en onderzoek in de richting Bedrijfseconomie en strategie; hulp bij begeleiden van eindverhandelingen in deze richting; supervisie van examens; waarnemen van ombudsfuncties.
Klinkt dit alles behoorlijk ‘droog’, dan zal de site een aangename verrassing zijn: de homepage oogt bijzonder fris, met vlotte logo’s en klinkende trefwoorden. Zo vind je in de rubriek Hersengymnastiek oefeningen en demonstraties, Afk(n)appers geeft een overzicht van al dan niet toegelaten afkortingen, en wie gniffelend op Slippertjes klikt, krijgt een licht ontnuchterende lijst met veelgemaakte fouten op zijn of haar scherm. Wie vragen heeft, kan die trouwens altijd stellen via e-mail - het gaat hier immers om begeleide zelfstudie -, maar vergeet niet om eerst even te kijken in de FAQ-lijst, waarin de Frequently Asked Questions zijn opgenomen. Een site dus die niets aan het toeval overlaat.
Faculteit Geneeskunde Kenmerk: 00200117 - 50009612 Functie: 100% assistent of bursaal, Afdeling Histochemie en Cytochemie, vanaf 15 april 2001 voor twee jaar, hernieuwbaar Diploma: licentiaat biologie, bio-ingenieur, arts Opdracht: uitvoeren van een onderzoeksproject omtrent de afwijkingen van het perifere zenuwstelsel in het kader van het ‘Jaeken syndroom’; hierbij wordt o.a. gebruik gemaakt van transgene muismodellen; dit onderzoek moet de kandidaat toelaten een proefschrift te schrijven waarop een doctoraat in de medische wetenschappen kan worden behaald; meewerken aan de voorbereiding, organisatie en het geven van werkzittingen in de histologie, 2de kan geneeskunde.
Benoemd of onderscheiden Jurgen Lemiere, licentiaat psychologie en verbonden aan het Departement Neurologie UZ Gasthuisberg, ontving op zaterdag 9 december 2000 de subsidie van het Onderzoeksfonds Divry voor zijn project ‘Ziekte van Huntington: karakteristieken en verloop van de motorische en cognitieve disfunctie. Neuropsychiatrisch, neuropsychologisch en neuromotorisch longitudinaal prospectief onderzoek.’ Promotor van dit onderzoek is professor René Dom en co-promotor professor Géry Evers-Kiebooms. Het Onderzoeksfonds Divry is een tweejaarlijkse subsidie ter waarde van 15.000 euro die ieder jaar wordt toegekend, beurtelings aan een neuro-geriatrisch en aan een psycho-geriatrisch onderzoeksprogramma, door het farmaceutisch bedrijf UCB. Alex Maes, docent aan de Faculteit Geneeskunde - Nucleaire Geneeskunde, werd aangesteld als expert voor de Verenigde Naties bij het International Atomic Energy Agency (IAEA). In die hoedanigheid zal hij projecten rond nucleaire geneeskunde coördineren en begeleiden in Korea, Zuid-Afrika, Argentinië, Colombia, China en India. Mark Van Achter, licentiaat economische wetenschappen promotie 2000 en dit academiejaar halftijds wetenschappelijk medewerker en halftijds student Master of Science in Economics, heeft de tweede prijs gewonnen - 2500 euro en publicatie door uitgeverij Maklu - van de Fortis Bank Award 2000 voor zijn eindverhandeling over ‘Dominantie-analyse en de performantie van aandelen’. Professor Frans André Van Assche, diensthoofd Verloskunde-Gynaecologie, werd verkozen tot secretaris-generaal van de European Board and College of Obstetrics and Gynaecology (E.B.C.O.G.) van de Union Européenne des Médecins Spécialistes (U.E.M.S.). De E.B.C.O.G. vertegenwoordigt alle gynaecologen in Europa en beoogt vooral informatie in de opleiding van de assistenten en C.M.E. van gevestigde gynaecologen. Van Assche werd ook aangesteld tot voorzitter van een internationale commissie om wereldwijd de moedersterfte te verminderen. Samenwerkende organisaties zijn de W.H.O., de International Federation of Obstetrics and Gynaecology (F.I.G.O.) en de International Society for the Study of Hypertension in Pregnancy (I.S.S.H.P.). Johan Van Griensven, aspirant FWO aan het Rega-Instituut, Laboratorium voor Moleculaire Virologie en Gentherapie, ontving op 25 november 2000 een Glaxo Wellcome Grant for the Study in Infectiology and Clinical Microbiology. Hij kreeg deze beurs voor zijn werk Gene Therapy for AIDS: gene transfer of antiviral genes into hematopoietic stem cells using lentiviral vectors. De promotor van zijn werk is professor Zeger Debyser. Kristel Van Laethem, doctoraatsstudent aan de Faculteit Geneeskunde, Rega-Instituut, Laboratorium voor Klinische en Epidemiologische Virologie, ontving op 25 november 2000 de Glaxo Wellcome Grant for the Study in Infectiology and Clinical Microbiology 2000. Zij kreeg deze beurs voor haar werk In Vitro Investigation of the Correlation between Genotypic Variation and Phenotypic Characteristics in Clinical HIV-1 Isolates.
18 C A M P U S K R A N T 2 2 . 2 . 2 0 0 1
Info: http://www.kuleuven.ac.be/facdep/social/onderwijs/werkcollege
A D VA LVA S
Doctoraten
vervolg van pagina 17 J. Pacolet & R. Bouten, Pensioenen en pensioenfondsen: complementair of concurrentieel?, Leuven, HIVA-K.U.Leuven, 2000, 202 p., 600 fr. In opdracht van het ACV verrichtte het HIVA onderzoek naar de groeiende concurrentie tussen het wettelijk pensioen en de steeds talrijker wordende vormen van pensioensparen in een tweede en derde pijler. De groeiende aandacht, ook in internationale instellingen zoals de Wereldbank, IMF en OESO, voor de relatie tussen demografie en economie heeft een ruim gedocumenteerd onderzoeksveld gecreëerd met verregaande implicaties voor de aard en de omvang van ons wettelijk pensioenstelsel. De levensvatbaarheid van het wettelijk pensioenstelsel is ook aan de orde in België. Onder welke voorwaarden is het wettelijk pensioenstelsel op basis van repartitie leefbaar en wat zijn de voordelen van een alternatieve oplossing onder de vorm van collectieve of private kapitalisatie? Reeds in het verleden heeft het HIVA in opdracht van de christelijke arbeidersbeweging onderzoek verricht over de relatie economie, demografie en economische ontwikkeling. Dit nieuwe rapport geeft een inventaris van het toenemend belang van de tweede en derde pijler in België en Europa en zijn relatie met het wettelijk pensioenstelsel. Er wordt nagegaan wie vooral geniet van deze nieuwe pensioenspaarvormen en in welke mate zij een alternatief zijn voor het wettelijk pensioen. Verder wordt geïllustreerd hoe het debat van de sociale zekerheid het werkterrein van private financiële markten raakt. In de jaren tachtig ontstond er tussen de economen een controverse omtrent het al dan niet negatieve effect van de sociale zekerheid op het aggregatief sparen en de mogelijke impact op de economische groei. Het debat werd verder gestoffeerd door de ongerustheid omtrent de economische gevolgen van een vergrijzende bevolking en het streven van de private sector om een deel van deze sociale verzekering te organiseren. Thans wordt de financiële sector steeds meer actief op dit terrein. De vraag wordt gesteld of beide systemen complementair zijn of dat concurrentie dreigt te ontstaan tussen beide. J. Pacolet & I. Van De Putte, De kost van niet-belasten, Leuven, HIVAK.U.Leuven, 2000, 266 p., 750 fr. In opdracht van het ACV verrichtte het HIVA onderzoek naar de kost van het amper of niet belasten van vermogensinkomen en welke mogelijkheden er zijn om dit wel te doen. Steeds opnieuw worden voorstellen geformuleerd omtrent het invoeren van een vermogensbelasting of het verhogen van de belastingen op kapitaalinkomsten in het licht van een betere verdeling van de fiscale druk op arbeidsinkomen versus kapitaalinkomen. Het toenemend belang van kapitaalinkomsten in het nationaal inkomen zou dit bijna tot een evidentie moeten maken. De praktijk is anders. Deze wordt overigens gekenmerkt door een ‘stop-go’ karakter. Er waren in België eerst stappen in de richting van een verhoogde (maar bevrijdende) roerende voorheffing,
daarna is deze roerende voorheffing verminderd of de facto volledig afgeschaft (het toenemend succes van de beleggingsfondsen). Toch realiseert men zich meer en meer dat, mede om de factor arbeid te ontlasten, liefst op Europees of zelfs mondiaal vlak, werk wordt gemaakt van een gecoördineerde belasting van het kapitaalinkomen. De jongste jaren is het debat daarover in Europa in een stroomversnelling terecht gekomen, zowel op initiatief van de lidstaten als van de Europese Commissie. Ook in het kader van de OESO werd dit thema herhaaldelijk bestudeerd. Het onderzoek van het HIVA maakt een inventaris op van de fiscale behandeling van diverse vormen van kapitaalinkomen in de jongste decennia in België. Zij confronteert informatie over de belastbare basis met de werkelijk geïnde belastingen en vergelijkt dit met de situatie in het buitenland. Tegenover de ‘last van de belasting’ wordt een ‘kost van het niet-belasten’ gesteld. Zowel op Europees vlak als in OESO-verband blijkt dat sommige landen verder gaan in de belasting van kapitaalinkomsten en vermogen. Hoe situeert België zich daarin, en waarom? Tot slot worden een aantal beleidskeuzes geformuleerd. J. Pacolet & I. Van De Putte m.m.v. A. Decoster en G. Van Camp, De solidaire financiering van de zorgverzekering, Leuven, HIVA-K.U.Leuven, 2000, 132 p., 450 fr. Met het Vlaams decreet over de Zorgverzekering wordt een ingrijpende hervorming voorgesteld van de sociale bescherming van zorgbehoevenden in het algemeen en ouderen in het bijzonder. Thans wordt dit decreet in uitvoering gesteld. Ten behoeve van deze verdere operationalisering werd door de Vlaamse overheid aan een aantal onderzoeksbureaus gevraagd een aantal aspecten verder te bekijken. Voorliggend rapport behandelt de thematiek van de financiering van de zorgverzekering. Welke zijn de mogelijkheden om een solidaire en efficiënte financieringsformule uit te werken voor deze nieuwe sociale verzekering? Het rapport illustreert de complexiteit van de voorgestelde zorgverzekering als deze gesitueerd wordt in een internationaal perspectief. Terwijl men in het buitenland meestal de zorgverzekering uitbouwde langs vertrouwde paden, stelt het decreet over de zorgverzekering voor ongeveer al zijn facetten nieuwe formules voor. De financieringsproblematiek, die tot één van de minst onderzochte aspecten van de zorgverzekering behoort, raakt daarenboven een aantal pijnpunten die de complexiteit nog vergroten. Dit rapport gaat na hoe deze financiering zou kunnen gebeuren hetzij uit algemene middelen, hetzij door nieuwe bijdragen te innen. In welke mate en onder welke modaliteiten kan dit gebeuren binnen de fiscale autonomie die gewesten en gemeenschappen hebben, of niet hebben? Ook de specifieke situatie van Brussel wordt bekeken. Ten slotte wordt op basis van simulaties onderzocht wat de verdelingseffecten zijn van verschillende varianten van de financiering van de zorgverzekering.
13 febr.: Sapta Dwikardana, Sociale Wetenschappen, The Political Economy of Development and Industrial Relations in Indonesia under the New Order Government, prom. prof. J. Bundervoet. 15 febr.: Bo Wu, Geneeskunde, Design and Experimental Evaluation of Allergen-Derived Peptides for Specific Immunotherapy of Allergic Diseases, prom. prof. J.-M. Saint-Remy. 21 febr.: Willem Pluymers, Wetenschappen, HIV-1 Integrase as a Target for Antiretroviral Therapy, prom. prof. E. Kühn, prof. Z. Debyser en prof. E. De Clercq. 28 febr.: Geert Roskam, Letteren, An Analysis of Four Plutarchan Works in the Field of Social Ethics, prom. prof. L. Van der Stockt. 1 maart: Zahedul Huq, Toegepaste Wetenschappen, Tribological Behaviour of Advanced Titanium NitrideBased Mono-and Multilayered Coatings in Vibrating Contacts, prom. prof. J.-P. Celis en prof. J. Roos. 2 maart: Weimin Gao, Wetenschappen, Surface Acoustic Wave (SAW) Laser Ultrasonics: Applications to Material Characterization, prom. prof. C. Glorieux en prof. J. Thoen. 6 maart: Paul D. Minnihan, Godgeleerdheid, Encountering the American Synod: An Exposition and Evaluation of the Event and an Analysis of its Contribution to New Evangelization, prom. prof. K. Depoortere. 9 maart: Karlien Maes, Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen, Regulation of the Inositol 1,4,5-Trisphosphate Receptor by ATP. A Molecular and Functional Analysis, prom. prof. H. De Smedt.
22.02.2001 C A M P U S K R A N T
19
STUDENTEN
De Denktank In deze rubriek legt Campuskrant allerlei vragen - van technische, socio-economische, politieke, ethische en filosofische aard - voor aan een denktank van Bijzonder Wijze Mannen en Vrouwen van de K.U.Leuven. Aarzel niet om ook uw vragen en problemen op te sturen naar De Denktank, Campuskrant, Oude Markt 13, L euven.
digen. Anderen daarentegen - we zullen hier uit bescheidenheid evenmin onze eigen naam vermelden - verenigen in zich de snelheid van de lynx, de scherpe blik van de arend en de werklust van de mier, plus uiteraard ook nog eens de intelligentie van de mens. En bij momenten komt daar dan nog eens de eetlust van de Waaslandwolf bij, afhankelijk van wat Alma die dag op het menu heeft staan. Waarmee we maar willen zeggen dat een beetje bijkomend onderzoek over dat enoomproject ons op dat vlak alvast geen overbodige luxe lijkt.
De resultaten van het Menselijk Genoomproject hebben bij de lezers van Campuskrant - die uiteraard allemaal wetenschappelijk zeer geïnteresseerd zijn - heel wat reacties losgemaakt: “De mens blijkt maar twee keer zoveel genen te hebben als de worm,” zo stelde onze abonnee Koen Frederickx bijvoorbeeld verbaasd vast. “Heb ik dat allemaal wel goed begrepen? En zo ja, wat betekent dat dan allemaal?” Lezer Frederickx, u hebt inderdaad goed opgelet: na jarenlange studie over het menselijk genoom is immers gebleken dat de mens inderdaad hooguit 30.000 à 40.000 genen heeft, wormen een kleine 20.000 en de fruitvlieg zo’n 13.000. En met die 30.000 genen blijkt de mens dan overigens nog maar nét de spitsmuis, de orang-oetan, het przewalskipaard, de gnoe en de fish-stick voor te blijven. Op het eerste gezicht zou een beetje menselijke nederigheid dus wel gepast zijn, maar helaas konden we nergens terugvinden van wié die onderzoekers nu precies het genetisch materiaal onderzocht hebben. Terwijl dat volgens ons toch helemaal geen onbelangrijk detail is. Zo hebben wij persoonlijk bijvoorbeeld een aantal kennissen - we zullen hier uit kiesheid hun namen niet noemen - waarvan wij vermoeden dat ze in het grote genenklassement niet ver boven de laboratoriumrat ein-
Studenten organiseren concertcyclus Nieuwe Muziek
De Nieuwe Reeks tegen vooroordelen in Vladimir Rogiers
We willen hier echter ook even ingaan op een andere conclusie van het grootscheepse onderzoek: genen zouden maar voor de helft bepalen wie we zijn. De rest van wie we zijn en w at we doen zou namelijk het gevolg zijn van omgevingsfactoren. Een érg belangwekkend wetenschappelijk feit, als u het De Denktank vraagt. Wij geven een concreet voorbeeld: stel, u gaat een avondje op stap in de buurt van de Oude Markt. U drinkt daar een onbestemd aantal glazen geestrijk vocht. En u wordt vervolgens door een plichtsbewuste wetsdienaar aangehouden voor openbare dronkenschap.
naar Nieuwe Muziek? Volgens Jonathan is het publiek enthousiast: “Het is ook onze bedoeling om de vooroordelen die over dit soort muziek heersen weg te werken: hedendaags klassieke muziek is niét complex, en ook niet mathematisch. Toegegeven, een drempel zal er steeds zijn. Samen met het publiek stap voor stap over die drempel stappen, dat is juist ons doel. Maar we gaan de muziek niet vereenvoudigen of populariseren, want dan respecteer je het kunstobject niet meer.” Democratisch
Bijna iedereen zet wel eens een plaatje op van Mozart of Beethoven. Boulez of Berio daarentegen vinden veel minder vlug de weg naar de cd-speler. En daar wil De Nieuwe Reeks verandering in brengen. Hun concertcyclus neemt het publiek bij de hand en helpt het de stap te zetten van klassieke naar hedendaags klassieke muziek. “Als je het nooit hoort, dan kan je het ook niet ontdekken”, meent voorzitter Jonathan Van Herpe.
En De Nieuwe Reeks voegt de daad bij het woord. “We houden de drempel laag door bewust heel democratische
“Waarom steeds opnieuw een aantal grote meesterwerken uit het verleden reproduceren, als er ook in de twintigste eeuw veel goede componisten te vinden zijn”, dachten vier musicologen in spe een goed jaar geleden Jonathan Van Herpe, Tom Wylin, Jan Vandenhouwe en Steven Vande Moortele. Samen zijn ze de geestelijke vaders van de concertcyclus De Nieuwe Reeks. Eerst moest een startkapitaal gevonden worden en Tom brak dan ook zijn spaarvarken open. Jonathan: “Nu krijgen we ook geld van de Cult uurcommissie van de universiteit. En de POC van Musicologie doet ook een duit in ons zakje.” Vervolgens was het zoeken naar een geschikt ensemble. Dat werd het vijfkoppige gezelschap Het Collectief. Volgens Jonathan vult De Nieuwe Reeks een leemte die ook door het Festival Van Vlaanderen niet wordt weggewerkt: “Het Festival programmeert hier in Leuven ook wel Nieuwe Muziek, maar dat gebeurt slechts om de twee jaar in september en oktober. Volgens ons was er wel degelijk ruimte voor en nood aan een initiatief als De Nieuwe Reeks.” Staan de mensen wel in de rij om te komen luisteren
Namens De Denktank, Prof. K. Van Craeynest (Hoofd werkgroep Genetica, spelend lid fanfare Genen Drank, G enen Klank) en G. Op de Beeck (secretaris-klerk)
prijzen te hanteren: studenten betalen 200 frank voor een concert, niet-studenten 300 frank. En voordat Het Collectief het beste van zichzelf geeft, houden wij als musicologen steeds een inleidende lezing. Op die manier pikken de mensen nog iets mee van leven en werk van de componist in kwestie. We delen ook gratis programmabrochures uit.” De drijvende krachten achter De Nieuwe Reeks kunnen onder meer rekenen op de steun van Klara. “Ze verwijzen in hun programma’s naar onze concerten en nemen ook interviews af. Zeer welgekomen publiciteit dus. En we werken samen met Drielink, de jongerenvereniging van Klara. We streven tenslotte hetzelfde na: hoogstaande concerten tegen democratische prijzen.” De Amerikaanse componist Elliot Car ter staat centraal in het volgende concert. “Ja, in Europa is Carter redelijk onbekend, maar hij is wel de nestor van de Nieuwe Muziek. Daarom programmeren we zijn werk ook. Dat concert zal zeker de moeite waard zijn. We hebben onder meer een slagwerker geboekt. Spektakel verzekerd. Het middagconcert van UUR K UltUUR op 7 maart is trouwens ook gewijd aan de muziek van Carter. Het Collectief geeft dan muzikale begeleiding bij videobeelden.” Concert met muziek van Elliot Carter in De Nieuwe Reeks, dinsdag 6 maart, 20.30u, voorafgegaan door een lezing om 19.45u, kapel van het Hogenheuvelcollege, Naamsestraat 69, 3000 Leuven. Info en kaarten:
[email protected]. UUR KULtUUR, woensdag 7 maart, 13u, kapel van het Hogenheuvelcollege. Elk UUR KULtUUR is gratis.
foto: Rob Stevens
20 C A M P U S K R A N T 2 2 . 2 . 2 0 0 1
Totnogtoe kon dit soort situaties weleens tot allerhande juridische en maatschappelijke problemen leiden. Maar dankzij de zegeningen van het wetenschappelijk onderzoek weten we voortaan dus allemaal dat 50 procent van wie we zijn genetisch bepaald is - drankzucht zit gedeeltelijk in de genen en daarvoor zijn we niet persoonlijk verantwoordelijkheid - en dat 50 procent het gevolg is van omgevingsfactoren - slechte vrienden, de barman, een gr atis vat, het warme weer ...: evenmin onze eigen verantwoordelijkheid. Zowel de agent als de rechter zullen vanaf nu dus welwillend begrijpen dat ze u slachtoffer van de natuur en van uw omgeving - geen enkele schuld kunnen aanwrijven. En dat is lang niet alles, want het Genoomproject opent de weg naar nog een boel andere boeiende mogelijkheden. Als het binnenkort allemaal een beetje meezit zullen mensen bijvoorbeeld bepaalde genen kunnen uitwisselen met andere levensvormen. Te vergelijken met die beroemde gemanipuleerde muis die ze destijds een flink oor aangenaaid hebben - al geven we hier meteen grif toe dat zo’n witte muis met een groot oor op haar rug nu niet meteen de meest geslaagde combinatie was. Bij De Denktank dachten we eerder aan een resem andere mogelijkheden van genetische manipulatie bij mensen: voelsprieten, varkenskoppen, koeienpoten, horens, vinnen, kikkerogen, staarten, slurfen ... We willen niemand bij het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid de pap in de mond geven en evenmin al té ver vooruit denken, maar geef toe: daar zit toch echt wel brood in. Nog afgezien van het komische effect: veel van die manipulaties zouden beslist hun nut kunnen bewijzen. En dan hebben we het nog niet eens over ongebreideld experimenteren met poedelkapsels gehad. Laat u dus niks wijsmaken door onheilsprofeten en doemdenkers allerhande: de wereld wordt wel degelijk een stuk prettiger met genetische manipulatie.