36 zone draadloos beveiligingssysteem SL5F
Handleiding voor installatie & bediening
VoorwoorD Alle componenten van dit draadloze alarmsysteem zijn ontworpen en geproduceerd met het oog op een lange, betrouwbare levensduur. Het systeem is ontworpen met het oog op een eenvoudige installatie waarbij uitsluitend gebruik gemaakt wordt van conventionele huishoudelijke gereedschappen. Het is echter wel noodzakelijk dat de installateur het advies en de procedures in deze handleiding volledig leest en begrijpt, en het systeem eerst plant alvorens met de installatie te beginnen. Tijdens de installatie is het van belang dat de in deze handleiding beschreven procedures in de juiste volgorde worden uitgevoerd. Deze handleiding moet op een veilige plaats worden bewaard om ook later geraadpleegd te kunnen worden. BELANgriJk: Alle componenten, met uitzondering van de externe sirene, zijn uitsluitend geschikt voor montage in droge locaties binnenshuis.
BErEik VAN DE CoMPoNENt Het opgegeven bereik van systeemcomponenten (zie specificaties van componenten op de achterzijde van deze handleiding) is gemeten onder ideale omstandigheden. Massieve voorwerpen (d.w.z. muren, plafonds, verstevigde PVC deuren, enz.) die zich tussen de zender en de ontvanger bevinden, verminderen het zendbereik. De mate waarin het bereik verminderd wordt, is afhankelijk van de aard van de barrière. Bijvoorbeeld: wandtype
Vermindering van bereik
Droge-afbouw scheidingswanden: Enkelsteens muur: Dubbelsteens muur: Metalen paneel/radiator:
10 - 30% 20 - 40% 30 - 70% 90 - 100%
N.B. Bij meervoudige wanden is het effect op het bereik cumulatief, d.w.z. indien twee baksteenmuren in de weg staan, wordt het bereik door iedere muur met 40% verminderd.
BELANgriJk: LokALE rEgELiNgEN EN wEtgEViNg Dit alarmsysteem moet geïnstalleerd en bediend worden met inachtneming van alle actuele lokale en/of nationale regelingen en wetgeving. Wij adviseren u bij de lokale overheid te informeren of er voor uw gebied eisen ten aanzien van anti-inbraakalarmsystemen van toepassing zijn. In België is bijv. de installatie en het gebruik van een alarmsysteem inclusief waarschuwingsfunctie per telefoon (Telefoonkiezer), evenals het optionele gebruik van een externe sirene door de wetgever geregeld in een Koninklijk Besluit van 19/06/2002.
SYStEEMVEiLigHEiD Dit systeem is ontworpen om - bij correcte installatie - inbrekers te ontdekken en potentiële inbrekers in hoge mate af te schrikken. Wij raden u aan, een anti-inbraakalarm te gebruiken in combinatie met een goede fysieke bescherming met onder andere veiligheidsramen en -deursloten. Alle systeemcomponenten zijn gecodeerd om samen met een 20-bits huiscode gebruikt te worden. Het systeem wordt bediend door middel van een of meer afstandsbedieningen en/of toetsenpanelen, afhankelijk van welk systeem en/of welke accessoires worden aangeschaft.
VEiLigHEiD
VErkLAriNg Novar ED&S verklaart hiermee dat dit draadloze alarmsysteem voldoet aan de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van de EU-richtlijn Radio and Telecommunications Terminal Equipment (R&TTE), 1999/5/EC. Vereiste gereedschappen en apparatuur: Kruiskopschroevendraaier nr. 0
Priem
Kruiskopschroevendraaier nr. 1
Boormachine
Kruiskopschroevendraaier nr. 2
3 mm boortje
Kleine waterpas
5 & 6 mm steenboortjes
2
Volg altijd het advies van de fabrikant op wanneer u elektrische gereedschappen, keukentrapjes, ladders, enz. gebruikt, en draag gepaste beschermende uitrusting (bijv. een veiligheidsbril) wanneer u gaten boort, enz.. Alvorens gaten in muren te boren, moet u controleren of er in de muur geen elektrische leidingen of waterleidingen lopen. Gebruik in geval van twijfel een kabel-/leidingdetector. Gebruikt u ladders, dan moet u ervoor zorgen dat deze op een solide en stabiele ondergrond staan. Zorg ervoor dat de ladders in een juiste hoek en stevig vast staan. Het gebruik van oorbeschermers is raadzaam wanneer u in de nabijheid van de sirene werkt, vanwege het krachtige geluid dat door deze component wordt geproduceerd.
ENgELS iNStrUCtiEHANDBoEk Het instructiehandboek van het LCD-display is alleen in het Engels beschikbaar. De woorden die op het scherm worden weergegeven, worden in dit handboek achter het Engelse woord in het Nederlands vertaald. Hieronder vindt u een overzicht van de vertaalde woorden. ENGELS
NEDERLANDS
PROGRAM MODE Code
Code PROGRAMMEERMODUS
SPECTRA LIGHTING SETUP
INSTELLINGEN SPECTRA VERLICHTING
Lamp On Time xx minutes
Lamp aan tijd xx minuten
Stop Time HH:MM
Stop tijdstip UU:MM
Start Time HH:MM
Start tijdstip UU:MM
Enter (1-20 mins)
Enter (1-20 min)
Off 24-hour Time-Controlled
Uit 24 uur tijdgestuurd
Stop: HH:MM
Stop: UU:MM
LATCH KEY SETUP
INSTELLINGEN THUISKOMSTMELDER
Status xxx
Status xxx
Select ON->1 OFF->3
Selecteer UIT->1 UIT->3
User 1 Setup xxx
Gebruiker 1 instellen xxx
User 1 Status: xxx
Gebruiker 1 status: xxx
Select YES->1 NO->3
Selecteer JA->1 NEE->3
Record User 1 Msg
Bericht gebruiker 1 opnemen
Recording Stop->ESC
Opnemen Stop->ESC
Playing
Afspelen
Replay User 1 Msg
Bericht gebruiker 1 afspelen
Phone No.1 xxxxxxxxxxxxxx
Telefoonnummer 1 xxxxxxxxxxxxxx
VOICE DIALLER SETUP
INSTELLINGEN TELEFOONKIEZER
PHONE NUMBERS
TELEFOONNUMMERS
Enter Phone No x
Voer telefoonnr. x in
Phone No.x xxxxxxxxxxxxxx
Telefoonnummer x xxxxxxxxxxxxxx
RECORD ALARM MESSAGES
ALARMBERICHTEN OPNEMEN
Main Alarm Message
Hoofdalarmbericht
Intruder Alarm Message
Alarmbericht bij inbraak
Fire Alarm Message
Alarmbericht bij brand
Panic/PA Alarm Message
Alarmbericht bij paniek/persoonlijke aanval
Duress Alarm Message
Alarmbericht bij bedreiging
REPLAY ALARM MESSAGES
ALARMBERICHTEN AFSPELEN
REMOTE MANAGER
BEWAKINGSSERVICE
Unit ID: xxxx
eenheid-ID: xxxx
Enter Unit ID:
Voer eenheid-ID in:
Znn: xxxxx
Znn: xxxxx
Edit->Enter
Wijzigen->Invoeren
1->Del Learn->3
1->Wis Leren->3
Confirm Delete YES->1 3->NO
Bevestig Wissen JA->1 3->NEE
Device Deleted Wait...
Component gewist. Wacht...
Send Code waiting 30s...
Verstuur code. Wacht 30 s...
New Device xxxxx
Nieuwe component
Resend Code waiting 15s...
Verstuur code opnieuw. Wacht 15 s ...
Device Confirmed xxxxx
Component bevestigd xxxxx
3
Saving New Device
4
Nieuwe component opslaan
Detector Walk Test
Sensorlooptest
Walk Test Waiting...
Looptest wachten...
Wirefree Siren Test
Test van draadloze sirene
Siren ON for 5s Stop->ESC
Sirene AAN gedurende 5 s Stop->ESC
Internal Siren Test
Test van interne sirene
Wired Siren Test
Test van sirene met vaste bedrading
Auxiliary Relay Test
Test van hulprelais
Relay ON for 5s Stop->ESC
Relais AAN gedurende 5 s Stop->ESC
Link Panel to Spectra Lighting
Centrale verbinden met Spectra verlichting
Sending ID Code Wait 5s...
Verstuur ID code. Wacht 5 s...
Spectra Lighting Test
Test van Spectra verlichting
Lights ON for 5s Stop->ESC
Verlichting AAN gedurende 5 s Stop->ESC
Link Panel to Wirefree Siren
Centrale verbinden met draadloze sirene
Sending ID Codes Wait 15s...
Verstuur ID codes. Wacht 15 s...
Wirefree Siren Service ON
Servicemodus van draadloze sirene AAN
Service ON Wait for 5s
Servicemodus AAN. Wacht 5 s...
Wirefree Siren Service OFF
Servicemodus van draadloze sirene UIT
Service OFF Wait for 5s
Servicemodus UIT. Wacht 5 s...
Voice Dialler Test Phone No.x
Telefoonkiezer Test Telefoon nr. x
Test phone No.x Stop->ESC
Test telefoon nr. x Stop->ESC
Remote Manager Test Phone No.x
Bewakingsservicetest telefoon nr. x
Remote Manager Test x...Wait
Bewakingsservicetest x...Wacht
ZONE SETUP
INSTELLINGEN ZONE
Enter Zone (1-36)nn
Voer Zone (1-36) in
Znn Wire Zone
Znn Zone met bedrading
Menus 3.2 - 3.7 repeated
Menu´s 3.2 - 3.7 herhaald
Znn: xxxxx Edit->Enter
Znn: xxxxx Wijzigen->Invoeren
Znn: xxxxx 1->Del Learn->3
Znn: xxxxx 1->Wis Leren->3
Device Code Deleted
Component code gewist
Znn Name xxxxxxxxxxxxxx
Znn Naam xxxxxxxxxxxxxx
No name
Geen naam
Front door
Voordeur
Back door
Achterdeur
Side Door
Zijdeur
Patio door
Terrasdeur
Dining room
Eetkamer
Living room
Woonkamer
Lounge
Tv-kamer
Study
Studeerkamer
Play Room
Speelkamer
Kitchen
Keuken
Utility Room
Bijkeuken
Hall
Hal
Landing
Overloop
Bedroom x
Slaapkamer x
Shed
Schuur
Garage
Garage
PIR
PIR
MAG
MAG
SMOKE x
ROOK x
Znn Type xxxxxxxxxxxxxx
Znn type xxxxxxxxxxxxxx
Intruder
Inbreker
24 hour Intruder
24 uur inbraakalarm
Fire
Brand
Test
Test
Znn Mode xxxxxxx
Znn Modus xxxxxxx
Instant
Direct
Delayed
Vertraagd
Znn Part-Arm x: xxx
Znn Gedeeltelijke activering x: xxx
Znn Chime xxx
Znn Alarmbeltoon xxx
Remotes = x Edit->Enter
Afstandsbedieningen = x Wijzigen->Invoeren
Remotes = x 1->Del Learn->3
Afstandsbedieningen = x 1->Wis Leren->3
Send Disarm waiting 30s...
Verstuur deactiveren. Wacht 30 s...
Send Part-Arm waiting 15s...
Verstuur gedeeltelijk deactiveren. Wacht 15 s...
SYSTEM SETUP
INSTELLINGEN SYSTEEM
Remotes/Keypads Deleted
Afstandsbedieningen/toetsenpanelen gewist
Alarm Timexxxs
Alarm Tijdxxxs
Enter 1-60 (x10)s
Voer 1-60 (x10) s in
Entry/Exit Delay: xxxs
Vertraging voor binnenkomen/naar buiten gaan: xxxs
Enter (10-250s)
Voer (10-250 s) in
Entry Delay Beeps: xxx
Piepsignalen bij vertraging voor binnenkomen: xxx
Exit Delay Beeps: xxx
Piepsignalen bij vertraging voor naar buiten gaan: xxx
Wirefree Siren: xxx
Draadloze sirene: xxx
Wired Siren xxx
Sirene met vaste bedrading xxx
Aux Relay xxxxxxxxxxxxxx
Hulprelais xxxxxxxxxxxxxx
OFF
UIT
2s
2s
30s
30 s
60s
60 s
180s
180 s
300s
300 s
ON until Disarm
AAN tot deactivering
RF Jamming Detection: xxx
Zendfrequentie storingsdetectie: xxx
Zn Lockout xxx
Zn-blokkering xxx
Time
Tijd
Date
Datum
Dialler Mode xxxxxxxxxxxxxx
Belmodus xxxxxxxxxxxxxx
OFF
UIT
Voice Dialler
Telefoonkiezer
Phone Control: xxx
Systeembeheer via de telefoon: xxx
Rings to Answer Phone: xx
Aantal beltonen vóór beantwoorden: xx
Enter 1-9:
Voer 1-9:
USER SETUP
INSTELLINGEN GEBRUIKER
Master User Code: xxxx
Hoofdgebruikerscode: xxxx
Enter new code xxxx
Voer nieuwe code in: xxxx
User 1 Code: xxxx
Gebruikerscode 1: xxxx
Duress Code: xxxx
Bedreigingscode: xxxx
5
iNHoUDSoPgAVE iNHoUD VAN DE SEt iNLEiDiNg EN oVErziCHt Meerdere gebruikers Gebruikerstoegangscode Systeemactivering Vertraging voor binnenkomen/naar buiten gaan Zones Zoneblokkering Snelle setup Logboek Alarmbeltoon Bewaking (optioneel) Thuiskomstmelder Systeembeheer via telefoon Bescherming tegen sabotage Storingsdetectie Batterijcontrole
Uw ALArMSYStEEM PLANNEN EN UitBrEiDEN Typische installatie
AFStANDSBEDiENiNg (optioneel) Algemene informatie Afstandsbediening configureren Afstandsbediening testen
CENtrALE Centrale plaatsen Centrale installeren en configureren Een afstandsbediening of toetsenpaneel met de centrale verbinden (optioneel) Centrale en afstandsbediening testen
PASSiEVE iNFrArooD (Pir) BEwEgiNgSSENSorS PIR-bewegingssensors positioneren PIR-bewegingssensors installeren en configureren Een PIR-bewegingssensor onafhankelijk testen Een PIR-bewegingssensor met de centrale verbinden Een PIR-bewegingssensor met de centrale testen
MAgNEEtCoNtACtSENSorS Voor DEUr/rAAM Magneetcontactsensors voor deur/raam positioneren Magneetcontactsensors voor deur/raam installeren en configureren Een magneetcontactsensor voor deur/raam onafhankelijk testen Een magneetcontactsensor voor deur/raam met de centrale verbinden Een magneetcontactsensor voor deur/raam met de centrale testen
EXtErNE SirENE oP zoNNE-ENErgiE (optioneel) Algemene informatie Sirene op zonne-energie positioneren Sirene op zonne-energie installeren en configureren Sirene op zonne-energie opstarten Draadloze sirene op zonne-energie testen Sirene op zonne-energie op de wand bevestigen
EXtErNE VErBiNDiNgEN (optioneel)
6
7 8 8 8 8 8 9 9 9 9 9 9 10 10 10 10 10 11 11 12 12 13 13 13 13 14 15 16 17 17 18 18 19 20 20 20 21 22 22 23 24 24 24 24 25 26 26 27
HEt SYStEEM tEStEN
28
FABriEkSiNStELLiNgEN
32 32
Fabrieksinstellingen resetten
ProgrAMMEEriNStrUCtiES Door de menu’s van de programmeermodus navigeren Telefoonapplicatie instellen Gebruikersgegevens instellen Systeemgegevens instellen Afstandsbedieningen en toetsenpanelen configureren (optioneel) Alarmduur Vertragingsperiode voor binnenkomen/naar buiten gaan Piepsignalen bij vertraging voor binnenkomen Piepsignalen bij vertraging voor naar buiten gaan Draadloze sirene Sirene met vaste bedrading Hulprelais Storingsdetectie Zoneblokkering Datum en tijd instellen Systeembeheerfunctie via telefoon Bedrijfsmodus van de beller Aantal beltonen vóór beantwoorden Zones instellen Sensorcode configureren Bewaking instellen - Bewakingsservice - Telefoonkiezer Thuiskomstmelder instellen Friedland Spectra verlichting instellen (optioneel)
BEDiENiNgSiNStrUCtiES Telefoonkiezer Het systeem activeren Het systeem gedeeltelijk activeren: Gedeeltelijke activering 1 Het systeem gedeeltelijk activeren: Gedeeltelijke activering 2 Het systeem deactiveren Het systeem deactiveren met de bedreigingscode Friedland Spectra verlichting (optioneel) Snelle setup Persoonlijke-Aanvalalarm (PA-ALARM) Thuiskomstmelder Zoneblokkering Anti-sabotage Alarmbeltoon Piepsignaal van toetsenpaneel dempen Piepsignalen bij vertraging binnenkomen/naar buiten gaan Logboek Systeembeheerfunctie via telefoon Bewaking (optioneel) - Bewakingsservice - Telefoonkiezer Service-/bedrijfsmodus van de sirene (optioneel) Batterijcontrole
34 34 35 35 36 37 38 38 39 39 39 39 39 39 40 40 40 40 40 41 42 44 44 44 47 49 50 50 50 50 50 50 51 51 51 51 52 52 52 52 52 52 52 53 54 54 55 56 56
oNDErHoUD
58
ALArMrEgiStrAtiE
59
StoriNgSDiAgNoSE
61
Uw ALArMSYStEEM UitBrEiDEN
64
SPECiFiCAtiES VAN CoMPoNENtEN
66
iNHoUD VAN DE SEt Het alarmsysteem moet de volgende componenten bevatten: 1 x Centrale 1 x PIR-bewegingssensor 1 x Magneetcontactsensor voor deur/raam Eveneens inbegrepen: Netstroomadapter RJ11-RJ11 Telefoonverbindingskabel Handleiding voor installatie & bediening Bevestigingsset Batterijen
Pir-bewegingssensor
Magneetcontactsensor voor deur/raam
Centrale
gEzoNDHEiDSwAArSCHUwiNg
Verzegelde loodzuurbatterij 6 V / 1,2 Ahr (wordt meegeleverd: 2 x aangebracht in centrale)
9 V alkalinebatterij (voor sirene en PIRbewegingssensors)
3 V CR2032 lithiumknoopcel (voor contactsensors voor deur/raam)
Steek de knoopcel-batterij niet in uw mond aangezien dit uw gezondheid kan schaden. Houd de knoopcel-batterij buiten het bereik van jonge kinderen aangezien zij deze zouden kunnen inslikken en daardoor zouden kunnen stikken.
7
iNLEiDiNg EN oVErziCHt MEErDErE gEBrUikErS Het systeem kan worden geconfigureerd voor maximaal 6 gebruikers, één hoofdgebruiker en voor gebruik in een bedreigende situatie. Daardoor kan het logboek van het systeem een registratie bijhouden van welke gebruikers het systeem geactiveerd of gedeactiveerd hebben. Elke gebruiker heeft een andere gebruikerstoegangscode. Daarnaast kan met de 4 seconden-stemrecorderfunctie de naam van de gebruiker worden opgenomen voor gebruik met de thuiskomstmelderfunctie. Alleen de hoofdgebruiker heeft toegang tot de programmeerfuncties en kan het systeem configureren. N.B. Afstandsbedieningen bij het systeem worden geregistreerd als Gebruiker 6.
gEBrUikErStoEgANgSCoDE De centrale vormt het brein van het systeem, en van hieruit wordt het systeem geprogrammeerd en bediend. D.m.v. een 4-cijferige code wordt gewaarborgd dat uitsluitend bevoegde personen toegang tot het systeem hebben. Dit is de gebruikerstoegangscode en hiervoor kan het best een code naar keuze worden ingesteld die alleen bij u en andere bevoegde systeemgebruikers bekend is.
SYStEEMACtiVEriNg Het systeem kent een modus Full Arm voor volledige activering en twee modi Part-Arm voor gedeeltelijke activering. De modus ARM (volledige activering) activeert alle zones terwijl de modus PART-ARM (gedeeltelijke activering) uitsluitend de zones activeert die voor een gedeeltelijke activering ingeschakeld zijn. Bijvoorbeeld: Het systeem kan zodanig worden geconfigureerd dat ’s-nachts met de modus “Part-Arm 1” uitsluitend zones worden geactiveerd waardoor de verdieping gelijkvloers en bijgebouwen worden beschermd. Op die wijze kunt u op de bovenste verdieping blijven bewegen zonder dat het alarm afgaat. Overdag, wanneer het pand in gebruik is, kunnen met “Part-Arm 2” uitsluitend de zones worden geactiveerd die de bijgebouwen beschermen. Is uw pand echter volledig verlaten, dan zal de modus Full Arm voor volledige activering alle zones activeren om op die wijze het volledige pand (d.w.z. de benedenverdieping, de bovenverdieping en de bijgebouwen) te beschermen.
8
VErtrAgiNg Voor BiNNENkoMEN/NAAr BUitEN gAAN Is het systeem geactiveerd met ingeschakelde vertraging voor naar buiten gaan, dan kan geen enkel signaal van een sensor in een actieve zone een alarmtoestand genereren totdat de vertragingsperiode voor naar buiten gaan is verstreken. Daardoor kan het systeem vanuit het pand worden geactiveerd terwijl de gebruiker voldoende tijd heeft om het pand te verlaten zonder het alarm te laten afgaan. Is de vertraging voor naar buiten gaan uitgeschakeld, dan kunnen sensors in de actieve zones direct een alarmtoestand opwekken zodra het systeem is geactiveerd. De vertraging voor naar buiten gaan van het systeem kan worden geconfigureerd voor een periode tussen 10 en 250 seconden, of kan volledig worden uitgeschakeld. Wordt een sensor geactiveerd in een zone met ingeschakelde vertraging voor naar buiten gaan, dan gaat het alarm pas af nadat de vertragingsperiode voor naar buiten gaan is verstreken. Dit biedt de gebruiker de gelegenheid het pand weer binnen te gaan en het systeem te deactiveren voordat het alarm afgaat. Doorgaans worden alleen de zones in de hoofdtoegangsroute naar het pand geconfigureerd met een vertraging voor binnenkomen. De resterende zones worden geconfigureerd met hun vertraging voor binnenkomen uitgeschakeld, zodat ze direct het alarm in werking kunnen stellen op het moment dat een sensor in de zone wordt geactiveerd.
De vertraging voor binnenkomen voor elke zone kan worden geconfigureerd voor een periode tussen 10 en 250 seconden, of kan volledig worden uitgeschakeld. N.B. Om stroom te sparen en de levensduur van de batterij te maximaliseren, detecteren de PIR-bewegingssensors alleen beweging indien gedurende de voorafgaande 2 minuten geen beweging is gedetecteerd. De PIR-bewegingssensor zal dan ook niet geactiveerd worden totdat het beveiligde deel van het pand gedurende meer dan 3 minuten vrij van bewegingen is.
zoNES Het systeem omvat 32 draadloze alarmzones voor het verbinden van een sensor per zone waarmee onafhankelijk verschillende delen van het pand bewaakt kunnen worden. Naast de standaard bescherming tegen inbrekers kan elke zone ook worden geconfigureerd om in andere modi te worden gebruikt. Bijvoorbeeld: – De “Intruder” (inbraakmodus) biedt standaard inbraakbewaking. – De “24-hour Intruder” (24-uurs inbraakmodus) biedt 24 uur bescherming tegen inbrekers in ruimtes waar constante bewaking vereist is (bijv. wapenkasten). – De “Fire” (brandmodus) biedt 24 uur bewaking door middel van brand-/rooksensors die op het systeem zijn aangesloten. – Met de “Test” (testmodus) kan een zone worden bewaakt terwijl het systeem geactiveerd is. Wordt een sensor in een zone geactiveerd, dan volgt een registratie in het logboek, maar het alarm gaat niet af. Daarnaast is er de mogelijkheid om maximaal 4 zones met vaste bedrading met de centrale te verbinden, die elk geconfigureerd kunnen worden met de meeste functies van de draadloze zones.
zoNEBLokkEriNg Wordt een sensor in een actieve zone geactiveerd terwijl het systeem is geactiveerd, dan zal het alarm afgaan. Nadat de geprogrammeerde alarmduur is verlopen, zal het alarm stoppen en zal het systeem automatisch worden ge-reset. Worden opeenvolgende sensors geactiveerd, dan zal het alarm opnieuw afgaan. Laat één zone het alarm meer dan drie keer afgaan, dan zal deze zone worden “Locked Out” (geblokkeerd) en zullen extra alarmsignalen uit deze zone worden genegeerd tot het systeem wordt gedeactiveerd. N.B. De functie “Zone Lockout” (Zoneblokkering) kan indien nodig worden uitgeschakeld.
SNELLE SEtUP Het systeem kan met behulp van de “snelle setup”-functie in 10 seconden volledig geactiveerd worden; daarmee wordt de geprogrammeerde vertraging voor naar buiten gaan opgeheven. Dit is handig wanneer het systeem ’s-nachts ingesteld moet worden, wanneer het waarschuwingspiepsignaal van de vertraging voor naar buiten gaan al na enkele seconden wordt gedempt.
LogBoEk De centrale is van een geheugen voorzien, dat de laatste 99 gebeurtenissen van het systeem kan opslaan. Daarmee kan de gebruiker controleren welke gebruiker het systeem heeft geactiveerd/gedeactiveerd en of en wanneer het alarm is afgegaan. De tijd, de datum en de details van de gebeurtenis worden geregistreerd voor elke systeemgebeurtenis.
ALArMBELtooN Alarmbeltoon is een beperkte-veiligheidsfunctie voor gebruik wanneer het systeem in standbymodus staat. Is de alarmbeltoonfunctie ingeschakeld, en neemt een sensor in een zone waarvoor deze functie is ingeschakeld beweging waar, dan produceert de ingebouwde alarmbel een waarschuwingstoon met laag volume. Een typisch gebruik van deze functie bestaat erin, dat gewaarschuwd wordt dat een deur is geopend of dat iemand een bepaalde ruimte heeft betreden.
BEwAkiNg (optioneel) Dit systeem bevat een telefoonbeller (telefoonkiezer) en bewaking (Bewakingsservice). Met de bewakingsservice kan het systeem ter controle naar het pand bellen, en een tekst- of e-mailbericht of een telefonische oproep naar maximaal 6 sleutelhouders sturen. Een bewakingsserviceprovider is nodig om deze functies te kunnen gebruiken. BELANgriJk: Volg voor het instellen van de bewakingsfunctie de BEwAkiNgSSErViCE instructies. De telefoonbeller van het systeem kan worden ingesteld als telefoonkiezer, om hulpoproepen te doen en/of om de gebruiker te waarschuwen dat het systeem is geactiveerd en dat er een alarmtoestand is. In deze modus doet het systeem een telefonische oproep voor hulp en gebruikt daarbij uw opgenomen bericht; maximaal 4 opgegeven telefoonnummers worden gebeld waarna het bijbehorende alarmbericht voor elk nummer wordt afgespeeld. Overschakelen tussen Bewakingsservice en telefoonkiezer is zeer eenvoudig.
9
tHUiSkoMStMELDEr Wanneer het systeem is gedeactiveerd, belt de thuiskomstmelder (indien deze functie is ingeschakeld) het eerste telefoonnummer van de thuiskomstmelder en wordt het gebruikersbericht (dat is opgenomen tijdens het instellen van de thuiskomstmelder) afgespeeld gedureende de ingestelde ‘speeltijd’. De gebelde persoon moet het bericht bevestigen door op de toets op zijn/haar telefoontoetsenpaneel te drukken. Blijft de telefonische oproep onbeantwoord of wordt geen bevestiging ontvangen, dan wordt het tweede telefoonnummer voor de thuiskomstmelder gebeld. De Telefoonkiezer blijft beurtelings elk nummer bellen totdat elk nummer het ingestelde aantal malen is gebeld. dan wel de belreeks wordt geannuleerd/bevestigd door de gebelde persoon.
bij gedeeltelijke activering zal het alarm 3 seconden lang piepsignalen afgeven. Het storingsdetectiecircuit scant continu op stoorsignalen. Het circuit vangt echter ook zendsignalen op van andere zenduitrusting binnen het bereik die van dezelfde frequentie gebruikmaakt en die de normale werking van uw alarm niet verstoort; het circuit kan in extreme gevallen ook door dergelijke signalen worden geactiveerd. Wilt u de storingsdetectie gebruiken, dan is het raadzaam om tenminste 30 dagen te wachten alvorens deze functie te activeren zodat u voldoende tijd heeft om vertrouwd te raken met de bediening van het systeem.
Zo is de thuiskomstmelder bijvoorbeeld praktisch om ouders te informeren dat een kind van school is thuisgekomen en het systeem heeft gedeactiveerd.
Wilt u de storingsdetectie gebruiken, dan is het raadzaam het systeem tenminste twee weken lang op vals alarm als gevolg van storingen te testen alvorens deze functie permanent ingeschakeld te laten.
SYStEEMBEHEEr ViA tELEFooN
BAttEriJCoNtroLE
Het is mogelijk om op het systeem in te bellen via de met het systeem verbonden telefoonlijn om de systeemstatus op te vragen en om de basisfuncties van het systeem op afstand te regelen (d.w.z. het activeren en deactiveren van het systeem). U kunt ook de microfoon op de centrale activeren om mee te luisteren naar wat er gebeurt in het beveiligde pand.
Alle componenten die door niet-oplaadbare batterijen worden gevoed, zijn van een bewakingsfunctie voor het batterijvermogen voorzien; deze waarschuwt voor laag batterijvermogen.
BESCHErMiNg tEgEN SABotAgE Alle systeemcomponenten (met uitzondering van de afstandsbedieningen) beschikken over een bescherming tegen sabotage, die ongeoorloofde pogingen om de systeemcomponenten te verstoren voorkomt. Elke poging om het batterijdeksel van een van de componenten te verwijderen (met uitzondering van de afstandsbediening) of pogingen om de sirene op zonne-energie of de centrale van de wand te verwijderen, zal het alarm doen afgaan; zelfs wanneer het systeem uitgeschakeld is (tenzij het systeem zich in de testof programmeermodus bevindt).
StoriNgSDEtECtiE Om pogingen met betrekking tot een illegale storing van het door u gebruikte zendkanaal op te sporen, is een speciale functie voor storingsdetectie in de centrale ingebouwd. Is deze functie ingeschakeld, dan zal het alarm afgaan indien het zendkanaal continu wordt gestoord gedurende meer dan 30 seconden, of indien het systeem meer dan drie maal 10 seconden lang binnen een periode van 5 minuten is gestoord. Bij volledige activering zal het alarm 3 seconden lang piepsignalen afgeven en zal na 10 seconden het alarm afgaan;
10
Daarnaast geeft ook de centrale laag batterijvermogen aan voor elke PIR (passieve infrarood)-bewegingssensor of magneetcontactsensor voor deur/raam in het systeem. Batterijen van componenten die een laag batterijvermogen aangeven, moeten direct worden vervangen.
Uw ALArMSYStEEM PLANNEN EN UitBrEiDEN Alvorens te proberen uw alarmsysteem te installeren, is het van belang dat u de veiligheidsvereisten bestudeert en uw installatie aan de hand daarvan plant. PIR-bewegingssensors worden gebruikt om de belangrijkste vertrekken van het pand te beschermen (bijv. woonkamer, studeerkamer, hal en overloop). Magneetcontactsensors voor deur/raam worden gebruikt ter bescherming van de hoofdtoegangspunten tot het pand (d.w.z. voordeur, achterdeur, terrasdeuren, enz.). Ze kunnen echter ook worden gebruikt ter bescherming van andere kwetsbare deuren/ramen of toegangsdeuren van belangrijke vertrekken.
tYPiSCHE iNStALLAtiE Het volgende voorbeeld (onder) toont een typisch pand met aanbevolen posities voor de externe sirene, PIRbewegingssensors en magneetcontactsensors voor deur/raam. Gebruik dit voorbeeld als leidraad voor uw installatie in combinatie met de gedetailleerde eisen ten aanzien van de plaatsing van elk component in de betreffende installatiehoofdstukken in deze handleiding voor het plannen van uw anti-inbraakalarmsysteem.
11
Het systeem kan worden uitgebreid met extra sensors, afstandsbedieningen en toetsenpanelen om nog meer bescherming te bieden. De volgende regels moeten echter gevolgd worden: a. Sensors die de zone rondom de voordeur en de route van en naar de centrale afdekken, moeten uitsluitend op zone 1 worden afgesteld. b. Sensors die het overige deel van de benedenverdieping afdekken, moeten uitsluitend op de zones 2 tot en met 4 worden afgesteld. c. Sensors die op de bovenverdieping zijn aangebracht (deze zijn niet nodig wanneer gedeeltelijke activering 1 actief is) moeten uitsluitend in de zones 5 of 6 worden toegepast. De vooraf geconfigureerde standaardinstellingen bieden een basaal functioneel systeem dat geschikt is voor de meeste installaties (d.w.z. een woonhuis met twee verdiepingen):
– Gebruikerstoegangscodes 1-6 voor de centrale moeten in uw eigen codes worden gewijzigd, die alleen bekend zijn bij de relevante systeemgebruikers. – De systeemtijd en -datum moet worden geconfigureerd. N.B. Wenst u de systeemconfiguratie te wijzigen ten opzichte van het bovenstaande voorbeeld en de fabrieksinstellingen, en wilt u deze aan uw eigen unieke vereisten aanpassen of een van de meer geavanceerde systeemfuncties activeren, raadpleeg dan het hoofdstuk “Programmeren” op pagina 34.
AFStANDSBEDiENiNg (optioneel) De afstandsbediening(en) wordt (worden) gebruikt om het systeem volledig of gedeeltelijk te activeren en te deactiveren.
De fabrieksinstellingen van het systeem zijn vooraf geconfigureerd en bieden een basaal functioneel systeem dat geschikt is voor de meeste typische installaties: ●
Sensors in de zones 1 en 2 hebben een vertragingsperiode voor binnenkomen van 30 seconden. Sensors in alle overige zones zijn geconfigureerd als INSTANT (direct, d.w.z. ze hebben geen vertraging voor binnenkomen).
●
Het systeem heeft een alarmduur van 3 minuten.
●
De zoneblokkeringsfunctie wordt ingeschakeld om ervoor te zorgen dat indien één van de zones meer dan drie keer het alarm laat afgaan, deze zone wordt “geblokkeerd” tot het systeem wordt gedeactiveerd (deze functie beschermt tegen constant vals alarm). PART-ARM 1 (gedeeltelijke activering 1) wordt geconfigureerd met een vertraging voor binnenkomen van 30 seconden en werkt uitsluitend met de sensors in de zones 1 tot en met 4.
●
●
PART-ARM 2 (gedeeltelijke activering 2) is uitgeschakeld.
●
Alle overige systeemfuncties (d.w.z. telefoonkiezer, thuiskomstmelder, alarmbeltoon, enz.) zijn uitgeschakeld en niet geprogrammeerd. BELANgriJk: Zodra de installatie voltooid is – De standaard hoofdgebruikerstoegangscode voor de centrale moet in uw eigen code worden gewijzigd, die alleen bij uzelf bekend is.
12
De afstandsbediening bevat tevens een schakelaar tegen persoonlijke aanvallen (PA). Wordt de PA-schakelaar aan de zijkant van de afstandsbediening geactiveerd, dan zal direct een volledig alarm afgaan (tenzij de centrale zich in de test- of programmeermodus bevindt); zelfs indien het systeem niet geactiveerd is. Het alarm kan worden geannuleerd door op de ‘DISARM’ (deactiveren)-toets op de afstandsbediening te drukken. In totaal kunnen 6 afstandsbedieningen en/of toetsenpanelen met uw systeem worden gebruikt, op voorwaarde dat deze componenten zich binnen het effectieve zendbereik van de centrale bevinden. De afstandsbediening wordt gevoed door een lithiumcel van het type CR2032, die onder normale omstandigheden een verwachte levensduur van ca. 1 jaar heeft. Onder normale batterij-omstandigheden zal de LED op de afstandsbediening alleen branden wanneer op een toets wordt gedrukt. Bij een laag batterijvermogen blijft deze LED echter knipperen nadat de toets is losgelaten. In dat geval moet de batterij zo snel mogelijk worden vervangen.
AFStANDSBEDiENiNg CoNFigUrErEN 1.
Verwijder het achterste deksel door de schroef aan de achterzijde van de afstandsbediening te verwijderen; bewaar de schroef.
2.
Plaats de batterij onder de klem en zorg ervoor dat de + pool naar boven wijst (van de printplaat gekeerd).
3.
Breng het achterste deksel aan en haal de schroef aan. Haal de schroef niet te stevig aan aangezien de schroefdraad daardoor beschadigd zou kunnen raken.
CENtrALE CENtrALE PLAAtSEN
Houd tijdens het kiezen van een geschikte locatie voor de centrale rekening met de volgende punten: 1.
De centrale moet op een veilige plaats buiten het gezichtsveld van mogelijke inbrekers worden gesitueerd; ze moet echter wel eenvoudig bereikbaar zijn met het oog op de bediening van het systeem, en het binnenkomen en naar buiten gaan binnen de ingestelde tijdsperiode.
2.
De centrale moet worden aangebracht op een stevige, vlakke ondergrond om ervoor te zorgen dat de antisabotageschakelaar op de achterzijde van de centrale is ingedrukt wanneer het paneel wordt gemonteerd. De centrale moet op een praktische hoogte tussen 1,5 en 2 meter worden aangebracht en op een plaats waar u regelmatig voorbijkomt.
AFStANDSBEDiENiNg tEStEN 4.
Druk op de toets. De Zend-LED zal gaan branden terwijl op de toets is gedrukt en zal binnen 1 seconde na het loslaten van de toets doven.
5.
Door op een willekeurige toets op de afstandsbediening te drukken, gaat de Zend-LED net zoals hiervoor branden om te controleren dat ze correct functioneert.
N.B. Bevinden zich kleine kinderen in huis, dan moet er bovendien voor gezorgd worden dat de eenheid buiten hun bereik blijft. 3.
Het is raadzaam, de centrale zodanig te plaatsen dat de toon voor binnenkomen/naar buiten gaan (opgewekt door de centrale) buiten het pand hoorbaar is.
4.
De centrale moet worden gemonteerd binnen een beveiligd gebied zodat inbrekers de centrale niet kunnen bereiken zonder eerst een beveiligde deur te openen of een met een PIR-bewegingssensor beveiligde zone te passeren wanneer het systeem is geactiveerd.
5.
De centrale moet in de buurt van een stopcontact worden geplaatst.
6.
Bij functies waarvoor telefoongebruik vereist is, moet de centrale met een geschikt telefoontoestel verbonden worden.
13
N.B. Aanbevolen wordt, geen telefoonverbindingskabels langer dan 10 meter te gebruiken voor de verbinding met de hoofdtelefoonaansluiting of de secundaire telefoonaansluiting. 7.
Plaats de centrale NiEt op of vlakbij metalen voorwerpen (zoals verwarmingsradiators, waterleidingen, enz.) aangezien dit het zendbereik van de centrale kan beïnvloeden.
Boor de bevestigingsgaten niet terwijl u de centrale tegen de wand houdt, aangezien stof en trillingen de inwendige onderdelen van de centrale kunnen beschadigen, waardoor de garantie komt te vervallen. 4.
Breng twee 18 mm schroeven Nr. 4 in de bovenste gaten aan totdat deze nog 3 mm uitsteken boven het wandoppervlak. Hang vervolgens de centrale met de twee sleutelgatvormige gleuven in de bovenhoeken van de behuizing over deze schroeven.
5.
Leid de kabel van de netstroomadapter naar achter toe en naar de rechterzijde van de centrale en sluit de gelijkstroomplug van de adapter aan op de gelijkstroomaansluiting in de centrale. Zorg ervoor dat de kabel niet beklemd raakt tussen de centrale en de wand.
6.
Bevestig de centrale met twee 18 mm schroeven Nr. 4 in de onderste twee bevestigingsgaten van de centrale en haal de bovenste bevestigingsschroeven aan totdat deze de behuizing stevig aandrukken. Haal de schroeven niet te stevig aan aangezien de behuizing daardoor beschadigd of vervormd zou kunnen raken.
CENtrALE iNStALLErEN EN CoNFigUrErEN 1.
Verwijder de twee bevestigingsschroeven aan de bovenzijde van de centrale en open het deksel. Het deksel scharniert aan de onderzijde.
2.
Maak de twee backup-batterijen langs de zijkanten van de centrale los en verwijder deze.
3.
Houd de centrale tegen de wand op zijn plaats en markeer de posities van de vier bevestigingsschroeven. Verwijder de centrale, boor vier 5 mm gaten en breng de 22 mm wandpluggen aan. N.B. De met het product meegeleverde wandpluggen zijn niet geschikt voor gipsplaatwanden. Wordt de centrale op een gipsplatenwand gemonteerd, dan moet u daarvoor bestemde pluggen gebruiken.
Binnenaanzicht van de centrale
14
7.
stekker RJ11 in de bus aan de onderrand van de centrale die is gemarkeerd met LINE (telefoonlijn). Is de meegeleverde kabel niet lang genoeg om een geschikte telefoonaansluiting te bereiken, gebruik dan een koppelplug en een verlengkabel (niet meegeleverd).
Zorg ervoor dat de reset-verbindingsdraad (P1) en de verbindingsdraad van de externe anti-sabotageschakelaar (P51) in de stand OFF (uitgeschakeld) staan.
N.B. Gaat het sabotage-alarm van de centrale tijdens de installatie af, voer dan een reset van het alarm uit door te drukken op op de centrale. BELANgriJk: De toetsen moeten stevig worden ingedrukt en pauzeer daarbij niet langer dan 5 seconden tussen het indrukken van opeenvolgende toetsen. Hebt u zich vergist, druk dan op en begin de sequentie opnieuw.
EEN AFStANDSBEDiENiNg oF toEtSENPANEEL MEt DE CENtrALE VErBiNDEN (optioneel) 8.
Sluit de batterijkabels op de beide backup-batterijen aan en breng de batterijen aan. LINKER batterij:
Rode draad aan rode (+) batterij-aansluiting Zwarte draad aan zwarte (–) batterij-aansluiting
RECHTER batterij: Rode draad aan rode (+) batterij-aansluiting
Zijn reeds 6 afstandsbedieningen/toetsenpanelen met de centrale verbonden, dan kunnen er niet nog meer aangesloten worden. Pogingen een 7e apparaat te configureren, zullen ertoe leiden dat de centrale één lang piepsignaal produceert en 3 seconden lang de melding ‘Cannot Learn - System Full’ (kan niet leren - systeem vol) op het scherm weergeeft. Met eenheid in standbymodus (alleen Power-LED brandt). 1.
Zwarte draad aan zwarte (–) batterij-aansluiting BELANgriJk: Ga zorgvuldig te werk bij het aansluiten van de batterijkabels op de batterijen, aangezien bij een verkeerde aansluiting schade aan de batterijen of de centrale zou kunnen worden veroorzaakt. N.B. De Power-LED kan knipperen om aan te geven dat de eenheid wordt gevoed door de backup-batterijen en dat er geen netstroom is. 9.
Druk op
.
Hiermee wordt de centrale in de programmeermodus gezet. ’1. USEr SEtUP’ (1.gebruikersgegevens instellen) wordt weergegeven. 2.
Gebruik de en de toets om door het menu te scrollen totdat ‘2. SYStEM SEtUP’ (2. systeemgegevens instellen) wordt weergegeven; druk vervolgens op . ‘2-1 remotes’ (2-1 afstandsbedieningen) wordt weergegeven.
3.
Druk nogmaals op
Verwijder de beschermfolie van de LCD-display en het displayvenster op het deksel indien deze nog aanwezig is.
.
Het aantal met het systeem verbonden afstandsbedieningen/toetsenpanelen wordt weergegeven (d.w.z. indien twee afstandsbedieningen en één toetsenpaneel zijn verbonden, geeft de display ‘2.1 remotes = 3’ (2.1 afstandsbedieningen = 3) weer).
10. Sluit het deksel van de centrale en haal de bevestigingsschroeven van het deksel aan. 11. Steek de voedingsadapter in het stopcontact en schakel de voeding in (stand ON, de Power-LED gaat nu branden).
De nieuwe afstandsbediening/het nieuwe toetsenpaneel kan als volgt worden geprogrammeerd:
12. Verbind de centrale indien nodig met behulp van de meegeleverde kabel met de telefoonlijn; steek de kleine
4.
Druk op
.
15
De centrale luistert nu of er een geldig signaal is van een nieuwe afstandsbediening of een nieuw toetsenpaneel. De centrale blijft gedurende 30 seconden in de leermodus. wordt binnen 30 seconden geen geldig signaal van een nieuwe component ontvangen, dan verlaat de centrale automatisch de leermodus en keert ze terug naar de top van niveau 2.0. 5.
Druk op
op de afstandsbediening of
CENtrALE EN AFStANDSBEDiENiNg tEStEN 1.
Druk op
om het systeem in de testmodus te zetten. en de toets om door het menu te Gebruik de scrollen totdat ‘Detector walk test’ (sensorlooptest) wordt weergegeven. 2.
Druk op
om de looptest te activeren.
Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
Druk op op het toetsenpaneel.
N.B. Is de component reeds verbonden met de centrale, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en wordt het van de component ontvangen signaal genegeerd. Is de component nieuw en niet reeds met het systeem verbonden, dan zal de centrale twee korte piepsignalen produceren en zal de display ‘New Device’ (nieuwe component) aangeven, en het type component dat is gedetecteerd. (bijv. afstandsbediening of toetsenpaneel). 6.
Bevestig de ID-code van de nieuwe component binnen 15 seconden als volgt vanaf dezelfde nieuwe afstandsbediening of hetzelfde nieuwe toetsenpaneel: Druk op
op de afstandsbediening of
3.
(Looptest. Wachten...) Druk beurtelings op de toetsen voor volledige activering, gedeeltelijke activering, deactivering en persoonlijke aanval op de afstandsbediening.
N.B.Ontvangt de centrale binnen 10 minuten geen signaal, dan keert de display terug naar ‘Detector walk test’ (sensorlooptest). Worden van de verbonden afstandsbediening signalen ontvangen, dan worden de toepasselijke berichten op het LCDscherm weergegeven: Afstandsbediening - ACTIVEREN
(Afstandsbediening/toetsenpaneel activeren) Afstandsbediening / toetsenpaneel - DEACTIVEREN
Druk op op het toetsenpaneel. N.B. Wordt het bevestigingssignaal niet binnen 15 seconden ontvangen, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en verlaat ze de leerprocedure. De leerprocedure moet opnieuw gestart worden om de nieuwe component in het geheugen op te slaan. De centrale produceert drie korte piepsignalen en de LCD geeft aan ‘Device Confirmed’ (component bevestigd). De LCD geeft vervolgens ‘Saving New Device’ (nieuwe component wordt opgeslagen) aan, terwijl de ID-code van de nieuwe sensor in het geheugen wordt opgeslagen. 7.
16
Druk twee maal op
en keer terug naar standby.
(Afstandsbediening/toetsenpaneel deactiveren) Afstandsbediening - PANIEK / PERSOONLIJKE AANVAL
(Afstandsbediening/toetsenpaneel - paniek/persoonlijke aanval) 4. Druk op om terug te keren naar het bovenste menu van de TESTMODUS.
PASSiEVE iNFrArooD (Pir) BEwEgiNgSSENSorS PIR-sensors detecteren beweging in een beschermd gebied door veranderingen in infraroodstralingsniveaus te registreren; deze kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt worden doordat een persoon binnen of door het detectieveld van de PIR-sensor loopt. Wordt beweging gedetecteerd, dan wordt een alarmsignaal opgewekt (indien het systeem is geactiveerd). PIR-bewegingssensors detecteren ook dieren; zorg er daarom voor, dat wanneer het systeem is geactiveerd huisdieren geen toegang hebben tot gebieden die met PIR-bewegingssensors zijn uitgerust. De sensor bevat een anti-sabotagebescherming om de sensor te beschermen tegen pogingen om deze te saboteren. Wordt het batterijdeksel verwijderd, dan wordt te allen tijde direct een alarmsignaal opgewekt (tenzij het systeem zich in de programmeer- of testmodus bevindt). De PIR-bewegingssensor bevat tevens een functie om de meetgevoeligheid af te stellen ter compensatie van situaties waarin de sensor door veranderingen in de omgeving (bijv. insecten, luchttemperatuur, enz.) zou kunnen worden geactiveerd. Om stroom te sparen en de levensduur van de batterij van de PIR-sensor te maximaliseren, detecteren PIRbewegingssensors alleen beweging indien gedurende de voorafgaande 2 minuten geen beweging is gedetecteerd (dit wordt de slaapperiode van de sensor genoemd). De PIR-bewegingssensor wordt gevoed door een PP3 alkalinebatterij, die onder normale omstandigheden een verwachte levensduur van ca. 1 jaar heeft. Neemt het batterijvermogen af terwijl de PIR zich in de normale bedrijfsmodus bevindt en het batterijdeksel correct is aangebracht, dan gaat de LED achter het detectievenster knipperen. In dat geval moet de batterij zo snel mogelijk worden vervangen. (N.B. in de normale bedrijfsmodus knippert de LED achter de lens niet bij het detecteren van beweging). Het systeem geeft u de mogelijkheid om één sensor met een zone te verbinden, vooropgesteld dat de sensor binnen het effectieve zendbereik van de centrale wordt aangebracht.
Pir-BEwEgiNgSSENSorS PoSitioNErEN De aanbevolen positie voor een PIR-bewegingssensor is in de hoek van een kamer, gemonteerd op een hoogte tussen 2,0 en 2,5 meter. Op deze hoogte heeft de sensor een maximum bereik van 12 meter bij een zichtveld van 110°.
Bij het vaststellen van de montagepositie van de sensor moet u met de volgende punten rekening houden om een storingsvrije werking te waarborgen: 1.
Plaats de sensor niet tegenover een raam of op een plek waar deze aan direct zonlicht wordt blootgesteld. PIRbewegingssensors zijn niet geschikt om in serres te worden gebruikt.
2.
Plaats de sensor niet op een plek waar deze aan tocht wordt blootgesteld.
3.
Plaats de sensor niet direct boven een warmtebron (bijv. haard, radiator, boiler, enz.).
4.
Breng voor zover mogelijk de sensor in de hoek van het vertrek aan zodat de logische route van de inbreker het waaiervormige detectiebereik kruist. PIRbewegingssensors reageren doeltreffender op bewegingen langs de component dan op bewegingen rechtstreeks naar de component toe.
5.
Breng de sensor niet aan in een positie waar deze aan hevige trillingen wordt blootgesteld.
6.
Zorg ervoor dat de gekozen positie voor de PIRbewegingssensor binnen het effectieve bereik van de centrale ligt.
7.
Breng de Pir-bewegingssensor niet op of vlakbij metalen voorwerpen (d.w.z. verwarmingsradiators, waterleidingen, enz.) aan aangezien dit het zendbereik van de component kan beïnvloeden.
N.B. Is het systeem geactiveerd, dan mogen huisdieren het door een PIR-bewegingssensor beveiligde gebied niet betreden omdat hun bewegingen de sensor zouden kunnen activeren, waardoor het alarm zal afgaan.
17
Pir-BEwEgiNgSSENSorS iNStALLErEN EN CoNFigUrErEN
4.
Breng het achterdeksel met behulp van twee 18 mm schroeven Nr. 4 en 22 mm wandpluggen aan (boor voor de wandpluggen gaten van 5 mm). Haal de schroeven niet te stevig aan aangezien het deksel daardoor beschadigd of vervormd zou kunnen raken. N.B. De wandpluggen die met het product worden meegeleverd, zijn niet geschikt voor gipsplaatwanden; gebruik voor het aanbrengen van de sensor op gipsplaatwanden daarvoor bestemde wandpluggen.
5.
Voor het selecteren van de gewenste gevoeligheid moet schakelaar SW3 als volgt worden ingesteld: OMHOOG HOGE gevoeligheid OMLAAG LAGE gevoeligheid
1.
Verwijder de bevestigingsschroef van de onderzijde van de PIR-bewegingssensor (bewaar de schroef). Trek de onderzijde van de sensor voorzichtig weg van het achterdeksel en schuif deze naar beneden zodat de bovenste klemmen vrijkomen.
2.
Boor met behulp van een 3 mm boortje zorgvuldig de vereiste bevestigingsgaten in het achterdeksel, afhankelijk van het feit of de component in een hoek of tegen een vlakke wand wordt aangebracht.
3.
Gebruik het achterdeksel als sjabloon en markeer de posities van de bevestigingsgaten op de wand.
18
N.B. De aanbevolen instelling is HOOG. In geval van extreme omgevingsproblemen of indien onverklaarbaar vals alarm wordt gegeven, kan het nodig zijn om de gevoeligheid op LAAG in te stellen. Door een LAGE gevoeligheid in te stellen, is een grote mate van beweging nodig om de component te activeren. 6.
Verbind de 9V PP3 alkalinebatterij met de batterijklem. De LED achter de lens knippert snel gedurende 2-3 minuten totdat de PIR is gestabiliseerd. De LED stopt dan met knipperen en wordt gedoofd.
EEN Pir-BEwEgiNgSSENSor oNAFHANkELiJk tEStEN 7.
Controleer dat de LED is gestopt met snel knipperen.
8.
De ‘Test Mode’ (Testmodus) toets (SW1) wordt gebruikt om de PIR-bewegingssensor in de looptestmodus te zetten; daarmee wordt de slaapperiode van 2 minuten opgeheven en kan de werking van de sensor worden gecontroleerd tijdens de installatie. Druk op de toets en houd deze 2 seconden ingedrukt om de testmodus te activeren voor een vaste periode van 5 minuten, waarna de sensor automatisch naar de normale werking terugkeert.
Na de eerste installatie moet de sensor in de looptest worden geconfigureerd, om vervolgens getest te kunnen worden (d.w.z. houd SW1 gedurende 2 seconden ingedrukt).
6.
Om de ID-code van een nieuwe sensor te leren en deze met de gekozen zone te verbinden, drukt u op . De centrale luistert nu of er een geldig signaal is van een nieuwe sensor om met de zone te verbinden. De centrale blijft gedurende 30 seconden in de leermodus. Wordt binnen 30 seconden geen geldig signaal van een nieuwe component ontvangen, dan verlaat de centrale automatisch de leermodus en keert ze terug naar de top van niveau 2.0.
9.
Breng de PIR-bewegingssensor op het achterdeksel aan door de sensor tegen het achterdeksel te drukken en de klemmen in de bovenrand van het achterdeksel te laten aangrijpen. Druk de onderzijde van de sensor op zijn plaats en haal de bevestigingsschroef aan de onderzijde van de PIR aan. Haal de schroeven niet te stevig aan, aangezien de behuizing daardoor beschadigd zou kunnen raken.
7.
N.B. Is de sensor reeds in een andere zone met de centrale verbonden, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en wordt het van de component ontvangen signaal genegeerd. Is de sensor nieuw en niet reeds met een beveiligingszone verbonden, dan zal de centrale twee korte piepsignalen geven en zal de display ‘New Device’ (nieuwe component) aangeven en het type component dat gedetecteerd is (PIR).
10. Loop het beveiligde gebied binnen en loop er langzaam in rond binnen 5 minuten na het indrukken van SW1. Iedere keer dat de sensor beweging waarneemt, knippert de LED achter de lens.
EEN Pir-BEwEgiNgSSENSor MEt DE CENtrALE VErBiNDEN 1.
2.
Activeer de anti-sabotageschakelaar op de PIRbewegingssensor.
8.
Verwijder de PIR-bewegingssensor van het achterdeksel nadat deze geïnstalleerd en geconfigureerd is.
Bevestig de ID-code van de nieuwe component door binnen 15 seconden de anti-sabotageschakelaar op dezelfde nieuwe PIR-sensor te activeren. N.B. Wordt het bevestigingssignaal niet binnen 15 seconden ontvangen, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en verlaat ze de leerprocedure. De leerprocedure moet opnieuw gestart worden om de nieuwe component in het geheugen op te slaan.
Met het systeem in standby Druk op om de programmeermodus te openen.
3.
4.
De LCD geeft vervolgens ‘Saving New Device’ (nieuwe component wordt opgeslagen) aan, terwijl de ID-code van de nieuwe sensor in het geheugen wordt opgeslagen.
Voer het nummer van de zone in die geconfigureerd moet worden (1-36) en druk op . ’3-1 zX Empty’ (3-1 Zone X leeg) wordt weergegeven (X = zonenummer) N.B. Voor de zones 33-36 (de zones met bedrading) geldt hetzelfde, behalve dat er geen leermenu-optie is aangezien ze vaste bedrading hebben.
5.
De centrale produceert drie korte piepsignalen en de LCD geeft aan ‘Device Confirmed’ (component bevestigd).
Scroll door het programmeermenu totdat ‘3. zoNE SEtUP’ (3. zones instellen) wordt weergegeven; druk dan op .
Druk op
.
9.
Breng de PIR weer op het achterdeksel aan.
10. Druk nadat de zone is ingesteld op om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu. N.B. Zorg ervoor dat er 3 minuten lang geen bewegingen vóór de PIR zijn, zodat deze zich kan stabiliseren voordat de testmodus wordt geopend.
19
EEN Pir-BEwEgiNgSSENSor MEt DE CENtrALE tEStEN 1.
Zorg dat het systeem in de testmodus staat (zie pagina 16).
2.
Gebruik de en de toets om door het menu te scrollen totdat ‘Detector walk test’ (sensorlooptest) wordt weergegeven; druk vervolgens op .
MAgNEEtCoNtACtSENSorS Voor DEUr/rAAM De magneetcontactset bestaat uit twee delen: een sensor en een magneet. Deze zijn ontworpen om aan deuren of ramen gemonteerd te worden, waarbij de magneet aan het bewegende/ openende gedeelte wordt bevestigd en de sensor aan het kozijn. Wordt de beveiligde deur of het beveiligde raam geopend en verwijdert de magneet zich van de sensor, dan wordt een alarmsignaal opgewekt indien het systeem is geactiveerd.
(Looptest. Wachten...) wordt weergegeven. N.B. Ontvangt de centrale binnen 10 minuten geen signaal, dan keert de display terug naar ‘Detector walk test’ (sensorlooptest). 3.
Loop het beveiligde gebied in en loop er langzaam in rond; telkens wanneer de sensor beweging registreert, knippert de LED achter de lens. Bovendien geeft de centrale een piepsignaal om aan te geven dat het alarmsignaal is ontvangen, en wordt de identiteit weergegeven van de zone waarvoor de sensor is geconfigureerd.
4.
Verwijder het achterdeksel van de PIR-bewegingssensor. De centrale moet een piepsignaal geven en het volgende weergeven:
(Zone X: PIR Sabotage) om aan te geven dat de anti-sabotageschakelaar van de sensor is geactiveerd. 5.
Breng het deksel weer op de PIR-bewegingssensor aan.
6.
Druk op
om de testmodus te verlaten en naar
standby terug te keren. BELANgriJk: Bij normale werking knippert de LED achter de detectielens niet wanneer beweging wordt gedetecteerd (tenzij het batterijvermogen laag is). Wanneer de bewegingssensor volledig geïnstalleerd is, d.w.z. batterijdeksel aangebracht en sensor in bedrijfsmodus; om stroom te sparen en de levensduur van de batterij te maximaliseren, detecteert de PIRbewegingssensor alleen beweging indien gedurende de voorafgaande 2 minuten geen beweging is gedetecteerd.
20
Aan magneetcontactsensors voor deur/raam kan een extra magneetcontact met vaste bedrading worden toegevoegd. Dit moet van een normaal gesloten contacttype zijn waarbij het contact wordt geopend om een alarmtoestand te genereren. De magneetcontactsensor voor deur/raam wordt gevoed door twee lithiumcellen van het type CR2032, die onder normale omstandigheden een verwachte levensduur van ca. 1 jaar hebben. Onder normale batterijcondities gaat de LED op de sensor niet branden wanneer de sensor wordt geactiveerd (tenzij de sensor zich in de testmodus bevindt met het batterijdeksel verwijderd). Bij laag batterijvermogen gaat deze LED echter gedurende ca. 1 seconde branden wanneer de sensor wordt geactiveerd. In dat geval moeten de batterijen zo snel mogelijk worden vervangen. Het systeem geeft u de mogelijkheid om één sensor met een zone te verbinden, vooropgesteld dat de sensor binnen het effectieve zendbereik van de centrale wordt aangebracht.
MAgNEEtCoNtACtSENSorS Voor DEUr/rAAM PoSitioNErEN De magneetcontactsensors voor deur/raam kunnen uitsluitend in droge binnenlocaties worden aangebracht. Bepaal welke deuren en ramen door het aanbrengen van magneetcontactsensors voor deur/raam moeten worden beveiligd (doorgaans moeten tenminste de voor- en de achterdeur met magneetcontactsensors worden uitgerust). Extra sensors kunnen echter indien nodig op andere, meer inbraakgevoelige deuren en ramen worden aangebracht (bijv. deuren van garage, terras, serre, enz.). Zorg ervoor dat de gekozen posities voor de magneetcontactsensors binnen het bereik van de centrale vallen.
Plaats de magneetcontactsensor niet op of vlakbij metalen voorwerpen (d.w.z. verwarmingsradiators, waterleidingen, enz.), aangezien dit het zendbereik van de centrale kan beïnvloeden.
N.B. Worden de componenten met behulp van het tweezijdig plakband bevestigd, zorg er dan voor dat de bevestigingsvlakken schoon en droog zijn.
Op kunststof deur/raamkozijnen kan het nodig zijn om de sensor en de magneet op enige afstand van het metalen oppervlak te plaatsen door kunststof of houten afstandsplaatjes te gebruiken om het vereiste zendbereik te realiseren.
MAgNEEtCoNtACtSENSorS Voor DEUr/rAAM iNStALLErEN EN CoNFigUrErEN De sensor en de magneet moeten samen langs de opengaande rand van de deur/het raam aan de zijde tegenover de scharnieren worden geplaatst. Zorg ervoor dat de parallelle speling tussen de magneet en de sensor minder dan 10 mm bedraagt en dat de pijl op de magneet is uitgelijnd tegenover de markering op de sensor. 1.
2.
Verwijder het batterijdeksel door het te verschuiven en op te tillen. (Gebruik GEEN schroevendraaier om het deksel te verwijderen).
4.
De bovenzijde van de sensor wordt bevestigd door de sleutelgatvormige sleuf over de kop van de 10 mm bolkopschroef te hangen. De onderzijde van de sensor wordt bevestigd met behulp van de 12 mm schroef met verzonken kop die in de batterijhouder wordt aangebracht. Boor het midden van het gat voor de bevestigingsschroef in de batterijhouder met behulp van een 3 mm boortje voorzichtig uit. Breng de magneet aan met behulp van de twee 15 mm bevestigingsschroeven. Haal de schroeven niet te stevig aan aangezien de behuizing daardoor beschadigd of vervormd zou kunnen raken.
Schuif de twee meegeleverde batterijen in de batterijhouder en zorg er daarbij voor dat de batterijen met de + zijde naar boven gekeerd worden aangebracht. 5.
3.
Breng de batterijhouder indien nodig in de magneetcontactsensor aan en zorg er daarbij voor dat de veerklemaansluitingen aan weerszijden van de printplaat terechtkomen. De sensor moet op het vaste deel (kozijn) worden aangebracht en de magneet op het bewegende/openende deel (deur/raam). De sensor en de magneet moeten met het meegeleverde tweezijdig plakband of de meegeleverde schroeven worden aangebracht.
Wordt de sensor met schroeven bevestigd, verwijder dan eerst de batterijhouder door het uiteinde voorzichtig op te tillen en het van de printplaat los te maken.
Is een extra magneetcontact met vaste bedrading vereist, dan moet dit contact worden aangesloten op de aansluiting die in de batterijhouder is voorzien. Het contact met bedrading moet worden aangesloten met behulp van een draad met een maximum lengte van 1,5 meter en van een van de volgende typen: – 6-aderige alarmkabel – 2-aderige draad (minimaal 6 x 0,2 mm) – 2-aderig draad 24AWG Een kabeldoorvoer is voorzien naast de aansluitingen in het batterijdeksel.
21
6.
Schakelaar SW3 wordt gebruikt voor het inschakelen/ uitschakelen van het magneetcontact met interne/externe bedrading.
EEN MAgNEEtCoNtACtSENSor Voor DEUr/rAAM oNAFHANkELiJk tEStEN 9.
Verwijder het batterijdeksel zodat de antisabotageschakelaar wordt geactiveerd. Zodra de toets wordt losgelaten, gaat de LED ca. 1 seconde branden om aan te geven dat de antisabotageschakelaar is geactiveerd en een signaal wordt verzonden.
10. Open de deur/het raam om de magneet van de sensor te verwijderen. Zodra de magneet van de sensor wordt verwijderd, gaat de LED ca. 1 seconde branden om aan te geven dat de sensor is geactiveerd en een signaal wordt verzonden.
7.
Positie van Sw3
Functie
INT.
Intern contact AAN
INT./EXT.
Interne en externe contacten AAN
Stel de magneetcontactsensor voor deur/raam af door de positie van de schakelaar (SW3) in te stellen.
N.B. Het is niet van belang of de LED brandt wanneer de magneet weer met de sensor in contact wordt gebracht.
EEN MAgNEEtCoNtACtSENSor Voor DEUr/rAAM MEt DE CENtrALE VErBiNDEN 1.
Verwijder het batterijdeksel na het installeren en configureren.
2.
Met het systeem in standby Druk op om de programmeermodus te openen.
Wordt de INT. positie afgesteld, dan is alleen het interne contact actief. Zijn twee contacten gelijktijdig in gebruik voor interne en externe aansluiting (INT./EXT. positie), dan wordt slechts één activering geteld indien een van de contacten is geopend. Is een contact geopend gelaten en wordt het andere gesloten contact geopend, dan wordt een activering geteld. Worden externe contacten met bedrading naar de sensor gebruikt, dan moet de positie INT./EXT. worden gekozen. BELANgriJk: Worden geen externe contacten gebruikt, dan moet de positie INT. worden gekozen om de sensor correct te laten functioneren. 8.
22
Breng het batterijdeksel aan.
3.
Scroll door het programmeermenu totdat ‘3. zoNE SEtUP’ (3. zones instellen) wordt weergegeven en druk op .
4.
Voer het nummer van de zone in die geconfigureerd moet worden (1-36) en druk op . N.B. Voor de zones 33-36 (de zones met bedrading) geldt hetzelfde, behalve dat er geen leermenu-optie is aangezien ze vaste bedrading hebben.
5.
Om de ID-code van een nieuwe sensor te leren en deze met de gekozen zone te verbinden, drukt u op . De centrale luistert nu of er een geldig signaal is van een nieuwe sensor om met de zone te verbinden. De centrale blijft gedurende 30 seconden in de leermodus. Wordt binnen 30 seconden geen geldig signaal van een nieuwe sensor ontvangen, dan verlaat de centrale automatisch de leermodus en keert ze terug naar de top van niveau 3.1.
6.
Activeer de anti-sabotageschakelaar op de MAG-sensor. N.B. Is de sensor reeds in een andere zone met de centrale verbonden, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en wordt het van de component ontvangen signaal genegeerd. Is de sensor nieuw en niet reeds met een beveiligingszone verbonden, dan zal de centrale twee korte piepsignalen geven en zal de display ‘New Device’ (nieuwe component) aangeven en het type component dat gedetecteerd is (MAG).
7.
N.B. Ontvangt de centrale binnen 10 minuten geen signaal, dan keert de display terug naar ‘Detector walk test’ (sensorlooptest). 3.
Open de deur/het raam om de magneet van de sensor te verwijderen. Bovendien geeft de centrale een piepsignaal om aan te geven dat het alarmsignaal is ontvangen, en wordt de identiteit weergegeven van de zone waarvoor de sensor is geconfigureerd.
4.
Verwijder het batterijdeksel. De centrale moet een piepsignaal geven en het volgende weergeven:
Bevestig de ID-code van de nieuwe component door binnen 15 seconden de anti-sabotageschakelaar op dezelfde nieuwe MAG-sensor te activeren. N.B. Wordt het bevestigingssignaal niet binnen 15 seconden ontvangen, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en verlaat ze de leerprocedure. De leerprocedure moet opnieuw gestart worden om de nieuwe component in het geheugen op te slaan. De centrale produceert drie korte piepsignalen en de LCD geeft aan ‘Device Confirmed’ (component bevestigd). De LCD geeft vervolgens ‘Saving New Device’ (nieuwe component wordt opgeslagen) aan, terwijl de ID-code van de nieuwe sensor in het geheugen wordt opgeslagen.
8.
Breng het batterijdeksel aan.
9.
Druk nadat de zone is ingesteld op om terug te keren naar het bovenste niveau van het programmeermenu.
(Zone X: MAG Sabotage) om aan te geven dat de anti-sabotageschakelaar van de sensor is geactiveerd. 5.
Breng het batterijdeksel aan.
6.
Druk op om de testmodus te verlaten en naar standby terug te keren. BELANgriJk: Met het batterijdeksel aangebracht, knippert de LED niet wanneer de deur/het raam is geopend (tenzij het batterijvermogen laag is).
EEN MAgNEEtCoNtACtSENSor Voor DEUr/rAAM MEt DE CENtrALE tEStEN 1.
Zorg dat het systeem in de testmodus staat (zie pagina 16).
2.
Gebruik de en de toets om door het menu te scrollen totdat ‘Detector walk test’ (sensorlooptest) wordt weergegeven; druk vervolgens op .
(Looptest. Wachten...) wordt weergegeven.
23
EXtErNE SirENE oP zoNNE-ENErgiE (optioneel) De sirene is ingekapseld in een stevige polycarbonaat behuizing, die tevens volledige bescherming tegen slechte weersomstandigheden biedt. In de sirene is een LED ingebouwd, die als zichtbaar afschrikmiddel fungeert en als aanwijzing dat het systeem actief is. De LED’s knipperen langzaam en om de beurt, ongeacht of het systeem geactiveerd of gedeactiveerd is. Is er een alarmtoestand, dan knipperen de LED’s samen snel. Een ingebouwde anti-sabotageschakelaar biedt extra bescherming aan de sirene en activeert direct een alarm indien een ongeoorloofde poging wordt ondernomen om het sirenedeksel te verstoren of te verwijderen. De sirene wordt van stroom voorzien door een oplaadbare verzegelde loodzuurbatterij. Een zonnepaneel aan de bovenzijde van de behuizing laadt de batterij op zolang er daglicht is. Tijdens duisternis is slechts een geringe hoeveelheid energie nodig om de sirene te laten functioneren. Een 9V PP3 alkalinebatterij type wordt meegeleverd voor de initiële voeding van de eenheid wanneer het systeem voor het eerst wordt geactiveerd, totdat het zonnepaneel begint met het laden van de hoofdbatterij. (Deze batterij verzorgt slechts gedurende een korte periode de voeding totdat de oplaadbare hoofdbatterij voldoende geladen is). Ze hoeft niet vervangen te worden.
SirENE oP zoNNE-ENErgiE PoSitioNErEN De sirene moet zo hoog mogelijk op een in het oog vallende positie op een buitenwand worden aangebracht, zodat ze goed zichtbaar en hoorbaar is. De sirene moet op een stevig vlak oppervlak worden aangebracht, zodat de antisabotageschakelaar aan de achterzijde niet geactiveerd wordt wanneer de sirene aangebracht is.
onder de overhangende dakrand worden bevestigd, dan moet ze op een afstand van tenminste tweemaal de diepte van de overhang onder de dakrand worden gepositioneerd. Houd er rekening mee dat de zon in de winter lager aan de hemel staat en dat winterschaduw zoveel mogelijk vermeden moet worden. De sirene op zonne-energie bevat een geavanceerde zenderontvanger. De ontvangst van zendsignalen kan echter worden beïnvloed door de aanwezigheid van metalen voorwerpen in de buurt van de sirene. Daarom is het van belang de sirene op een minimumafstand van 1 meter van externe of interne metalen voorwerpen (zoals regenpijpen, regengoten, radiators, spiegels, enz.) te bevestigen. Houd met name ook rekening met radiators die aan de binnenzijde van de wand achter mogelijke locaties voor de sirene zijn opgehangen. Zorg ervoor dat de gekozen positie voor de sirene zich binnen het effectieve bereik van het toetsenpaneel en alle sensors bevindt.
SirENE oP zoNNE-ENErgiE iNStALLErEN EN CoNFigUrErEN Zorg dat het systeem in de testmodus staat. Druk op om het systeem in de testmodus te zetten. 1.
Gebruik een tafel als werkblad en verwijder de beide bevestigingsschroeven van het batterijdeksel en verwijder het batterijdeksel.
2.
Onder het deksel vindt u een reeks van 5 DIP-schakelaars, gemarkeerd met SW3, en een “LEArN” (Leer) toets.
3.
Zorg ervoor dat DIP-schakelaar 5 van SW3 op de
zorg ervoor dat de anti-sabotageschakelaar niet in dieper
hoofdplaat in de positie oFF (uitgeschakeld) (“SIREN”)
liggende metselvoegen valt, aangezien dit zou kunnen
staat voor gebruik met dit alarmsysteem.
verhinderen dat de schakelaar wordt gesloten waardoor een permanent sabotagesignaal wordt geactiveerd. Om ervoor te zorgen dat de maximum hoeveelheid daglicht het zonnepaneel kan bereiken, is de meest ideale montagepositie voor de sirene een naar het zuiden gekeerde wand. Een positie naar het oosten of westen is echter ook geschikt, maar montage van de sirene op een naar het noorden gekeerde wand moet vermeden worden vanwege de korte donkere dagen in de wintermaanden. Schaduwen van aangrenzende wanden, bomen en overhangende dakranden moeten eveneens vermeden worden. Moet de sirene
24
4.
DIP-schakelaar 1 - die is gemarkeerd met “ALArM tiME” (Alarmtijd) - wordt gebruikt om de maximumperiode te beperken gedurende welke de externe sirene klinkt voordat deze automatisch wordt uitgeschakeld (zelfs indien de centrale zich nog steeds in een alarmtoestand bevindt): ON (AAN) OFF (UIT)
10 minuten 3 minuten
5.
DIP-schakelaar 2 - die is gemarkeerd met “AJ” - wordt niet gebruikt voor dit systeem, en kan worden genegeerd.
6.
Is DIP-schakelaar 3 - die is gemarkeerd met “ALArM SoUND” (Alarmsignaal) - uitgeschakeld, dan voorkomt dit dat de sirene klinkt tijdens een alarm (dit heeft geen invloed op de waarschuwingspiepsignalen): ON (AAN) OFF (UIT)
7.
Wordt van servicemodus naar bedrijfsmodus overgeschakeld, dan wordt een serie piepsignalen opgewekt. Deze bevestigingspiepsignalen kunnen worden uitgeschakeld met behulp van DIP-schakelaar 4, die is gemarkeerd met “BEEP SoUND” (Piepsignaal). ON (AAN) OFF (UIT)
8.
Sirene ingeschakeld Sirene uitgeschakeld
Piepsignaal ingeschakeld Piepsignaal uitgeschakeld
11. Verwijder de beschermfolie van het zonnepaneel indien deze nog aanwezig is. 12. Houd de leer-toets in de batterijhouder van de sirene 5 seconden lang ingedrukt totdat de sirene naar de leermodus gaat en één zacht piepsignaal geeft, waarbij de leer- en de indicatie-LED’s samen langzaam beginnen te knipperen (één maal per 2 seconden). De sirene blijft gedurende 30 seconden in de leermodus. Ontvangt de sirene binnen die periode geen geldig signaal van de centrale, dan verlaat ze automatisch de leermodus. Ze blijft in de servicemodus.
Raadpleeg nu “Sirene op zonne-energie inschakelen”.
SirENE oP zoNNE-ENErgiE oPStArtEN N.B. Het gebruik van oorbeschermers is raadzaam wanneer u in de nabijheid van de sirene werkt, vanwege het krachtige geluid dat door deze component wordt geproduceerd wanneer deze wordt geactiveerd. Zodra de sirene wordt ingeschakeld, wordt deze automatisch ingeschakeld in servicemodus. Ze kan niet uit de servicemodus en in de bedrijfsmodus worden gezet totdat de centrale ermee is verbonden. 9.
10. Druk op de anti-sabotageschakelaar; de beide LED’s knipperen enkele malen samen. De LED’s knipperen vervolgens beurtelings elke 5 seconden om aan te geven dat de sirene correct functioneert (nog steeds in servicemodus).
Verbind de oplaadbare batterij met de batterijkabels. Verbind de rode kabel met de rode (+) aansluiting en de zwarte kabel met de zwarte (-) aansluiting. Sluit de 9 V 6LR61 startbatterij aan op de batterijklem.
13. Gebruik de en de toets om door het menu te scrollen totdat ‘Link Panel to wirefree Siren’ (centrale met draadloze sirene verbinden) wordt weergegeven. 14. Druk op
.
De LCD geeft 15 seconden lang ‘Sending iD Codes wait 15s…’ (Verstuur ID-codes, wacht 15 seconden) weer. Na 2 seconden stuurt de centrale het signaal ‘Siren Stop’ (sirenestop) naar de sirene, om de code van de centrale te leren. De sirene geeft één kort piepsignaal en de indicatie/leer-LED’s beginnen samen snel te knipperen (één maal per seconden).
25
Na 10 seconden wordt het signaal ‘Siren Stop’ (sirenestop) automatisch opnieuw door de centrale verzonden om de sirene de ID-code van de centrale te laten bevestigen. De sirene geeft één lang piepsignaal en de indicatie/leer-LED’s stoppen met knipperen en blijven 3 seconden branden, waarna ze uitgaan om aan te geven dat de centrale nu met de sirene is verbonden en dat de ID-code van de centrale in het geheugen is opgeslagen.
19. Scroll door het testmodusmenu met behulp van de de toets totdat ‘wirefree Siren Service oN’ (Draadloze-sireneservice ingeschakeld) wordt weergegeven en druk op .
en
De sirene produceert twee korte piepsignalen, gevolgd door één lang piepsignaal. 20. Houd de meegeleverde doorzichtige montagesjabloon in de juiste positie op de wand en markeer de posities van de vier bevestigingsgaten. Met een waterpas op de bovenrand brengt u de sjabloon in de juiste positie.
15. Scroll nu opnieuw door het menu totdat ‘wirefree Siren Service oFF’ (Draadloze-sireneservice uitgeschakeld) wordt weergegeven en druk op .
21. Verwijder de bevestigingsschroef van de bevestigingsplaat aan de onderzijde van de sirene en verwijder de plaat.
De sirene geeft één lang piepsignaal, gevolgd door twee korte piepsignalen.
23. Breng de twee 30 mm bevestigingsschroeven in de bovenste gaten aan en laat ca. 9 mm van de schroef uitsteken.
16. Verlaat in deze fase de testmodus niet. Test de draadloze sirene alvorens deze tegen de wand te installeren. (Zie stap 17 hieronder).
DrAADLozE SirENE oP zoNNE-ENErgiE tEStEN Open de testmodus indien deze niet reeds geopend is (zie pagina 16). 17. Gebruik de en de toets om door het menu te scrollen totdat ‘wirefree Siren test’ (test van draadloze sirene) wordt weergegeven; druk vervolgens op . Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
(Sirene AAN gedurende 5 s STOP ->ESC) 18. De sirene wordt 5 seconden lang geactiveerd om aan te geven dat ze werkt. Volg nu de onderstaande instructies om de sirene op zonne-energie op de wand te installeren.
SirENE oP zoNNE-ENErgiE oP DE wAND BEVEStigEN Alvorens de sirene op de wand te monteren moet deze weer in de servicemodus worden gezet, omdat anders door het aanbrengen de sirene door de anti-sabotageschakelaar wordt geactiveerd.
26
22. Boor vier 6 mm gaten en breng de wandpluggen aan.
24. Hang de sleutelgatvormige gaten aan de bovenzijde van de sirene over de schroeven en controleer dat ze correct en met minimale speling over de schroeven passen. Verwijder de sirene indien nodig en pas de diepte aan waarmee de schroeven in de wand zijn gedraaid. 25. Verwijder de sirene en breng de wandbevestigingsplaat met de twee 25 mm bevestigingsschroeven op zijn plaats. 26. Breng de sirene op de wand aan en zorg er daarbij voor dat de sleutelgatvormige gaten correct over de koppen van de twee bovenste bevestigingsschroeven passen, en dat de wandplaat correct tegenover het onderste bevestigingsgat wordt uitgelijnd. 27. Bevestig de sirene met de onderste bevestigingsschroef in de wandplaat. Haal de schroef niet te stevig aan aangezien de schroefdraad daardoor beschadigd zou kunnen raken. 28. Schakel nu de sirene uit de servicemodus. Kies in het testmenu opnieuw ‘wirefree Service oFF’ (Draadlozesireneservice uitgeschakeld) en druk op . De sirene geeft één lang piepsignaal, gevolgd door twee korte piepsignalen. 29. Druk op om de testmodus te verlaten en zet het systeem in de bedrijfsmodus.
BELANgriJk: De sirene moet nu tenminste 24 uur op zijn plaats blijven om de hoofdbatterij volledig te laden alvorens het alarm getest of bediend kan worden.
EXtErNE VErBiNDiNgEN (optioneel)
Ga als volgt te werk: Druk op Draai de twee bevestigingsschroeven op de bovenrand van de centrale los en open het frontdeksel. Alvorens verbindingen te maken, moet u ervoor zorgen dat de reset-overbruggingsdraad P1 in de positie ‘OFF’ staat; vervolgens trekt u de gelijkstroomplug los en koppelt u één van de backup-batterijen los.
De signalleringscontacten van alle alarm- en antisabotagezones met vaste bedrading moeten spanningsvrij zijn. (d.w.z. ze mogen alleen openen en sluiten, en mogen geen zelfgegenereerde spanning aan de contacten leggen). De contacten in de zones 33 (T1), 34 (T2) en 35 (T3) en in het anti-sabotagecircuit moeten normaal gesloten zijn. Het alarm wordt in werking gesteld wanneer de contacten openen. In de zones 33, 34 en 35 kunnen extra magneetcontactsensors voor deur/raam met vaste bedrading aan deze aansluitingen worden aangesloten. De contacten in zone 36 (T4) moeten normaal open zijn. Het alarm wordt in werking gesteld wanneer de contacten sluiten. N.B. De verbindingsdraad P51 van de externe antisabotageschakelaar mag alleen in de stand ON staan wanneer het anti-sabotagecircuit met vaste bedrading wordt gebruikt; anders moet de schakelaar in de positie OFF staan. Nadat u de externe verbindingen hebt gemaakt, moet u de stroomtoevoer en de backup-batterij weer aansluiten. Sluit vervolgens het deksel van de centrale en haal de bevestigingsschroeven op de bovenzijde aan.
De centrale bevat een aansluitklemmenplaat voor het aansluiten van een sirene met vaste bedrading. De aansluitklemmenplaat bevindt zich in de centrale achter het frontdeksel. Om toegang te krijgen tot de aansluitklemmenplaat moet u het systeem eerst in de testmodus zetten om te voorkomen dat het alarm afgaat.
Druk op om de testmodus te verlaten en naar standby terug te keren.
27
HEt SYStEEM tEStEN De centrale heeft een ingebouwde testfunctie waarmee u het systeem te allen tijde kunt testen. Aanbevolen wordt het systeem regelmatig, met intervallen van ten hoogste 3 maanden, te testen. Met het systeem in standby Druk op De LED’s voor volledige activering en gedeeltelijke activering knipperen. Het systeem bevindt zich nu in de testmodus. N.B. Druk na het voltooien van alle vereiste testfuncties op om de testmodus te verlaten en terug te keren naar standby. Gebruik de scrollen.
en de
toetsen om door de menu-opties te
Druk op
om de weergegeven test te kiezen.
Druk op
.
N.B. Er is een automatische time-outperiode van 10 minuten wanneer u in het testmodusmenu bent en er nog geen testoptie gekozen is. Wanneer een testoptie is gekozen, wordt deze timeoutperiode beëindigd. Is een test verlaten, dan keert het systeem opnieuw terug naar het testmodusmenu en wordt de time-outperiode op 10 minuten gereset.
SAMENVAttiNg VAN tEStFUNCtiE ● ● ● ● ●
Detector Walk Test (Sensorlooptest) Alarm Test – Wireless Siren (Alarmtest – Draadloze sirene) Alarm Test – Internal Siren (Alarmtest – Inwendige sirene) Alarm Test – Wired Siren (Alarmtest – Sirene met vaste bedrading) Alarm Test – Auxiliary Relay (Alarmtest – Hulprelais)
●
Link Control Panel to Spectra Lighting (Verbind centrale met Spectra verlichting) Spectra Lighting Test (Spectra verlichtingstest)
● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
28
Link Control Panel to Wireless Siren (Verbind centrale met draadloze sirene) Wireless Siren Service Mode ON (Servicemodus van draadloze sirene ingeschakeld) Wireless Siren Service Mode OFF (Servicemodus van draadloze sirene uitgeschakeld) Voice Dialler Test – phone number 1 (Test van Telefoonkiezer – telefoonnummer 1) Voice Dialler Test – phone number 2 (Test van Telefoonkiezer – telefoonnummer 2) Voice Dialler Test – phone number 3 (Test van Telefoonkiezer – telefoonnummer 3) Voice Dialler Test – phone number 4 (Test van Telefoonkiezer – telefoonnummer 4) Remote Manager Test – phone number 1 (Optional) (Test van Bewakingsservice – telefoonnummer 1 (optioneel)) Remote Manager Test – phone number 2 (Optional) (Test van Bewakingsservice – telefoonnummer 2 (optioneel))
SENSortESt Alvorens de test te beginnen, moet u ervoor zorgen dat er tenminste 3 minuten lang geen beweging is in vertrekken die met PIRbewegingssensors zijn beveiligd; verder moeten alle deuren/ramen die door magneetcontactsensors zijn beveiligd gesloten zijn en moeten alle batterijdeksels correct zijn aangebracht. N.B. Het kan handig zijn wanneer een tweede persoon u assisteert bij deze test. Scroll door het bovenste testmodusmenu totdat ‘walk test waiting…’ . (Looptest wachten...) wordt weergegeven en druk op
Druk op te keren.
om de looptest te verlaten en naar standby terug
SAMENVAttiNg VAN tEStFUNCtiE Worden van de verbonden componenten signalen ontvangen, dan worden de toepasselijke berichten als volgt op het LCDscherm weergegeven: Afstandsbediening/toetsenpaneel - Activeren
Heeft uw systeem afstandsbedieningen: Voor elke afstandsbediening: 1.
Activeer beurtelings elke toets op de afstandsbediening, inclusief de PA-schakelaar. Zodra op een toets wordt gedrukt, geeft de centrale een piepsignaal en wordt de naam van de toets weergegeven, bijv. ‘remote Disarm’ (Afstandsbediening deactiveren) wordt weergegeven wanneer op de toets wordt gedrukt.
(Afstandsbediening/toetsenpaneel activeren) Afstandsbediening/toetsenpaneel - Gedeeltelijk activeren 1
(Afstandsbediening/toetsenpaneel gedeeltelijk activeren 1) Afstandsbediening/toetsenpaneel - Gedeeltelijk activeren 2
Heeft uw systeem Pir-bewegingssensors: Voor elke sensor: 2.
Zorg ervoor dat het gebied dat door de PIRbewegingssensor wordt beveiligd gedurende tenminste 3 minuten vrij van beweging is en loop dan het gebied binnen om de sensor te activeren. N.B. Om stroom te sparen, detecteert de PIRbewegingssensor alleen beweging indien gedurende de voorafgaande 2 minuten geen beweging is gedetecteerd. Wanneer de sensor wordt geactiveerd, geeft de centrale een piepsignaal om aan te geven dat een signaal is ontvangen en wordt de zone van de geactiveerde sensor weergegeven.
3.
(Afstandsbediening/toetsenpaneel gedeeltelijk activeren 2) Afstandsbediening/toetsenpaneel - Deactiveren
(Afstandsbediening/toetsenpaneel deactiveren) Afstandsbediening/toetsenpaneel - Paniek/persoonlijke aanval
Verwijder het batterijdeksel van de sensor om de antisabotageschakelaar te bedienen. De centrale geeft een piepsignaal en ‘zone x : Pir tamper’ (Zone x: anti-sabotageschakelaar van PIRsensor) wordt weergegeven.
(Afstandsbediening/toetsenpaneel - paniek/persoonlijke aanval) PIR-bewegingssensor - Alarm
Heeft uw systeem magneetcontactsensors voor deur/raam: Voor elke sensor: 4.
5.
Open de beveiligde deur/het beveiligde raam om de sensor te activeren. Wanneer de sensor wordt geactiveerd, geeft de centrale een piepsignaal om aan te geven dat een signaal is ontvangen en wordt de zone van de geactiveerde sensor weergegeven. Verwijder het batterijdeksel van de sensor om de antisabotageschakelaar te bedienen.
(Zone X: PIR Alarm) PIR-bewegingssensor - Anti-sabotageschakelaar
(Zone X: PIR Tamper)
De centrale geeft een piepsignaal en ‘zone x : MAg tamper’ (Zone x: anti-sabotageschakelaar van MAGsensor) wordt weergegeven.
29
MAG-sensor - alarm
ALArMtESt - SirENE MEt VAStE BEDrADiNg Scroll door het menu totdat ‘wired Siren test’ (test van sirene met vaste bedrading) op de LCD wordt weergegeven. Druk op
(Zone X: MAG Alarm) MAG-sensor - anti-sabotageschakelaar
om de sirene met vaste bedrading 5 seconden lang te activeren.
Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
(Zone X: MAG Sabotage) Rooksensor - alarm
(Sirene AAN gedurende 5 s STOP ->ESC) Druk op
om de test voortijdig te stoppen.
ALArMtESt - tESt VAN HULPrELAiS (Zone X: MAG Rookalarm) Rooksensor - anti-sabotageschakelaar
Scroll door het menu totdat ‘Auxiliary relay test’ (test van hulprelais ) op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de contacten van het hulprelais (normaal open/normaal gesloten) gedurende 5 seconden te activeren. Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
(Zone X: MAG Rook sabotage)
ALArMtESt - tESt VAN DrAADLozE SirENE Scroll door het menu totdat ‘wirefree Siren test’ (test van draadloze sirene) op de LCD wordt weergegeven. Druk op activeren.
om de draadloze sirene 5 seconden lang te
Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
(Sirene AAN gedurende 5 s STOP ->ESC) Druk op
om de test voortijdig te stoppen.
(Sirene AAN gedurende 5 s STOP ->ESC) Druk op
CENtrALE MEt SPECtrA VErLiCHtiNgSoNtVANgEr VErBiNDEN Om de centrale in staat te stellen de Spectra verlichtingsontvanger te activeren, moet de code van de centrale door het geheugen van de ontvanger worden geleerd. Hiervoor moet de centrale een code naar de ontvanger versturen. Centrale met de Spectra verlichtingsontvanger verbinden... 1.
ALArMtESt - tESt VAN iNwENDigE SirENE/DrAADLozE SirENE Scroll door het menu totdat ‘internal Siren test’ (test van interne sirene) op de LCD wordt weergegeven. Druk op activeren.
(Sirene AAN gedurende 5 s STOP ->ESC) Druk op
om de test voortijdig te stoppen.
Zet de Spectra-ontvanger in de leermodus. Verstuur de ID-codes van de centrale naar de Spectra-ontvanger…
2.
Scroll door het systeemmenu totdat ‘Link Panel to Spectra Lighting’ (centrale verbinden met Spectra verlichting) wordt weergegeven.
3.
Druk op
om de sirene van de centrale 5 seconden lang te
Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
om de test voortijdig te stoppen.
De LCD geeft gedurende 5 seconden het bericht “Sending ID Code wait 5s” (ID-code wordt verstuurd, wacht 5 seconden) weer. Na 3 seconden wordt een signaal “lichten aan gedurende 10 seconden” door de centrale naar de Spectra-ontvanger verzonden om de code van de centrale in het geheugen op te slaan. De ontvanger verlaat automatisch de leermodus. ‘lights on for 10s’ (lichten 10 seconden lang aan) signaal.
30
SPECtrA VErLiCHtiNgStEStS Scroll door het menu totdat ‘Spectra Lighting test’ (Spectra verlichtingstest) op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de aangesloten Spectra verlichting in te schakelen gedurende 5 seconden. Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
(Servicemodus UIT. Wachten...) De sirene geeft twee korte piepsignalen, die 1 seconde later gevolgd worden door één lang piepsignaal. De LED’s van de sirene knipperen samen in combinatie met de piepsignalen.
(Licht AAN gedurende 5 s STOP ->ESC) Druk op
om de test voortijdig te stoppen.
SErViCEMoDUS VAN DrAADLozE SirENE De sirene beschikt over een servicemodus die voorkomt dat de anti-sabotageschakelaar van de sirene een alarm opwekt terwijl de sirene ten behoeve van onderhoud of het vervangen van de batterijen van de wand is verwijderd. Na het vervangen van de batterijen en het aanbrengen van de sirene moet de sirene weer in de bedrijfsmodus worden teruggezet; anders zal deze niet afgaan in geval van een alarmtoestand.
tESt VAN BEwAkiNgSSErViCE (optioneel) – tELEFooNNUMMEr 1 Scroll door het menu totdat ‘remote Manager test Phone No.1’ (Test van Bewakingsservice telefoonnummer 1) op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de Bewakingsservice te activeren om telefoonnummer 1 te bellen. 1.
SErViCEMoDUS VAN DrAADLozE SirENE iNgESCHAkELD Scroll door het menu totdat ‘wirefree Siren Service oN’ (servicemodus van draadloze sirene ingeschakeld) op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de sirene op zonne-energie in de servicemodus te zetten.
Is de Bewakingsservice uitgeschakeld, dan geeft de centrale een piepsignaal en toont de LCD 5 seconden lang het volgende:
(Bewakingsservice uitgeschakeld) 2.
De LCD geeft 3 seconden lang het volgende weer terwijl het signaal ‘Siren Service Mode oN’ (servicemodus van sirene ingeschakeld) wordt verzonden:
Is telefoonnummer 1 niet geprogrammeerd, dan geeft de centrale piepsignalen en geeft de LCD 5 seconden lang het volgende weer:
(Telefoonnummer 1: Niet ingevoerd) 3. (Servicemodus AAN. Wachten...) De sirene geeft twee korte piepsignalen, die 1 seconde later gevolgd worden door één lang piepsignaal. De LED’s van de sirene knipperen samen in combinatie met de piepsignalen.
SErViCEMoDUS VAN DrAADLozE SirENE UitgESCHAkELD Scroll door het menu totdat ‘wirefree Siren Service oFF’ (servicemodus van draadloze sirene uitgeschakeld) op de LCD wordt weergegeven.
Is telefoonnummer 1 geprogrammeerd, dan wordt de Bewakingsservice beller geactiveerd en wordt een testoproep naar de provider van de Alarmbewakingsservice gestuurd via telefoonnummer 1. Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
(Test telefoonnummer 1: STOP ->ESC) Is een bevestigingssignaal ontvangen van de Alarmbewakingsservice, dan geeft de centrale een piepsignaal en geeft de LCD het volgende weer:
Druk op om de sirene op zonne-energie in de servicemodus te zetten. De LCD geeft 3 seconden lang het volgende weer terwijl het signaal ‘Siren Service Mode oFF’ (servicemodus van sirene uitgeschakeld) wordt verzonden:
(Bewakingsservicetest.... GESLAAGD)
31
Is geen bevestigingssignaal ontvangen van de Alarmbewakingsservice, dan geeft de centrale een piepsignaal en geeft de LCD het volgende weer:
(Bewakingsservicetest.... MISLUKT) Om de test voortijdig te beëindigen, drukt u op de centrale op .
Wanneer de oproep wordt beantwoord, wordt alleen het opgenomen hoofdalarmbericht herhaaldelijk weergegeven gedurende tenminste 60 seconden; daarna is de actuele weergavecyclus voltooid en is de test ten einde. De gebelde persoon kan de oproep bevestigen en de toets van test stoppen door te drukken op de het telefoontoetsenpaneel. In dat geval geeft de centrale een piepsignaal en wordt het volgende gedurende 5 seconden weergegeven:
tESt VAN BEwAkiNgSSErViCE (optioneel) – tELEFooNNUMMEr 2 Scroll door het menu tot ‘remote Manager test: Phone No.2’ (Test van telefoonkiezer: telefoonnummer 2) op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de Bewakingsservice beller te activeren om telefoonnummer 2 te bellen volgens dezelfde procedure als hierboven voor telefoonnummer 1 is beschreven; de weergave van de LCD toont telefoonnummer 2.
tESt VAN tELEFooNkiEzEr – tELEFooNNUMMEr 1 Scroll door het menu totdat ‘Voice Dialler test: Phone No.1’ (Test van telefoonkiezer: telefoonnummer 1) op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de Telefoonkiezer te activeren om telefoonnummer 1 te bellen. 1.
Is de Telefoonkiezer niet ingeschakeld, dan geeft de centrale piepsignalen en geeft de LCD gedurende 5 seconden het volgende weer:
(Telefoonkiezer uitgeschakeld) 2.
Is telefoonnummer 1 niet geprogrammeerd, dan geeft de centrale piepsignalen en geeft de LCD 5 seconden lang het volgende weer:
(Oproep bevestigd) Om de test voortijdig te beëindigen, drukt u op de centrale op .
tESt VAN tELEFooNkiEzEr – tELEFooNNUMMEr 2 Scroll door het menu totdat ‘Voice Dialler test: Phone No.2’ (Test van telefoonkiezer: telefoonnummer 2) op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de Telefoonkiezer te activeren om telefoonnummer 2 te bellen volgens dezelfde procedure als hierboven voor telefoonnummer 1 is beschreven; de weergave van de LCD toont telefoonnummer 2.
tESt VAN tELEFooNkiEzEr – tELEFooNNUMMEr 3 Scroll door het menu totdat ‘Voice Dialler test: Phone No.3’ (Test van telefoonkiezer: telefoonnummer 3) op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de Telefoonkiezer te activeren om telefoonnummer 3 te bellen volgens dezelfde procedure als hierboven voor telefoonnummer 1 is beschreven; de weergave van de LCD toont telefoonnummer 3.
tESt VAN tELEFooNkiEzEr – tELEFooNNUMMEr 4 Scroll door het menu totdat ‘Voice Dialler test: Phone No.4’ (Test van telefoonkiezer: telefoonnummer 4) op de LCD wordt weergegeven.
3.
(Telefoonnummer 1: Niet ingevoerd) Is telefoonnummer 1 geprogrammeerd, dan wordt de telefoonkiezer geactiveerd en wordt telefoonnummer 1 gebeld. Tijdens de test geeft de LCD het volgende weer:
(Test telefoonnummer 1: STOP ->ESC)
32
Druk op om de Telefoonkiezer te activeren om telefoonnummer 4 te bellen volgens dezelfde procedure als hierboven voor telefoonnummer 1 is beschreven; de weergave van de LCD toont telefoonnummer 4.
FABriEkSiNStELLiNgEN
FABriEkSiNStELLiNgEN
USEr CoDE SEtUP (gEBrUikErSCoDE iNStELLEN) Master User (Hoofdgebruiker): 1234 Users 1-6 (Gebruikers 1-6): Not programmed (Niet geprogrammeerd) Duress Code (Bedreigingscode): Not programmed (Niet geprogrammeerd)
LAtCH kEY SEtUP (tHUiSkoMStMELDEr iNStELLEN)
SYStEM SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU SYStEEMgEgEVENS) Alarm Duration (Alarmduur): 3 minutes (3 minuten) Entry/Exit Delay period (Vertragingsperdiode voor binnenkomen/naar buiten gaan): 30s (30 seconden) Entry Delay Beeps (Piepsignalen bij vertraging voor binnenkomen): On (Aan) Exit Delay Beeps (Piepsignalen bij vertraging voor naar buiten gaan): On (Aan) Wireless Siren (Draadloze sirene): On (Aan) Wired Siren (Sirene met bedrading): Off (Uit) Auxiliary Relay (Hulprelais): Off (Uit) Jamming Detection (Storingsdetectie): Off (Uit) Zone Lockout (Zoneblokkering): On (Aan) Time (Tijd): 12:00 Date (Datum): 01/01/07 Dial Mode (Belmodus): Off (Uit) Remote Phone Access (Systeembeheer via telefoon): Off (Uit) Rings To Answer Phone (Aantal beltonen vóór beantwoorden): 6 rEMotE MANAgEr SEtUP (rEMotE MANAgEr iNStELLEN) Phone Numbers 1 and 2: Not programmed (Telefoonnummers 1 en 2): (Niet geprogrammeerd) System ID Code (ID-code van systeem): Not programmed (Niet geprogrammeerd) VoiCE DiALLEr SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU VAN VoiCE DiALLEr ) Phone Numbers 1-4 (Telefoonnummers 1-4): Not programmed (Niet geprogrammeerd) Messages (Berichten): Not programmed (Niet geprogrammeerd) zoNE SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU VAN zoNES)
Status (Status):
OFF (UIT)
Selected User Setup:
OFF (all users)
(Geselecteerde gebruikers (instellen):
(UIT (alle gebruikers))
Phone Numbers (Telefoonnummers):
Not programmed (Niet geprogrammeerd)
ANSwEr PHoNE SEtUP (tELEFooNBEANtwoorDEr iNStELLEN) Status (Status):
OFF (UIT)
User status (Gebruikersstatus):
All Off (Allemaal Uit)
User ID messages (Berichten m.b.t. gebruikers-ID):
Not recorded (Niet opgenomen)
Phone Numbers (Telefoonnummers):
Not programmed (Niet geprogrammeerd)
SPECtrA LigHtiNg SEtUP (SPECtrA VErLiCHtiNg iNStELLEN) Set Light-On Period
3 Minutes
(Lichten-aan periode instellen):
(3 minuten)
Spectra Mode (Spectra-modus):
OFF (UIT)
Stop Time (Stoptijd):
06:00
Start Time (Starttijd):
18:00
FABriEkSiNStELLiNgEN rESEttEN 1.
Druk op Hiermee wordt het systeem in de testmodus gezet.
2.
Verwijder de bevestigingsschroeven van het deksel van de centrale en open het deksel.
3.
Verwijder de gelijkstroomplug, verwijder de backupbatterijen en koppel deze los.
4.
Zet de overbruggingsdraad P1 in de positie ON.
5.
Sluit de voedingsplug weer aan.
6.
De centrale voert nu een reset uit en herstelt alle fabrieksinstellingen.
Standaardzones ingesteld overeenkomstig het sensortype dat is geïdentificeerd tijdens de leerprocedure: Pir/MAg Detectors (Pir/MAg-sensors) Zone Name (Zonenaam):
No name (Geen naam)
Zone Type (Zonetype):
Intruder (Inbraakalarm)
Zone Mode (Zonemodus):
Zones 1-2:
Delayed (Vertraagd)
Zones 3-36:
Instant (Direct)
Zones 1-4:
On (Aan)
Zones 5-36:
Off (Uit)
Part-Arm 1 (Gedeeltelijke activering 1): Part-Arm 2 (Gedeeltelijke activering 2):
Off (Uit)
Chime (Alarmbeltoon):
Off (Uit)
’EEProM rESEt’ (Reset van EEPROM) wordt weergegeven terwijl de fabrieksinstellingen in het geheugen worden hersteld. Zodra de geheugen-reset is voltooid, wordt ‘DiSArM rEADY’ (Deactivering gereed) weergegeven.
Smoke Detectors (rooksensors) Zone Name (Zonenaam):
No name (Geen naam)
Zone Type (Zonetype):
Fire (Brand)
Zone Mode (Zonemodus):
Instant (Direct)
Part-Arm 1 (Gedeeltelijke activering 1):
7.
Sluit de backup-batterijen weer aan en breng deze aan.
Off (Uit)
8.
Zet de overbruggingsdraad P1 in de positie OFF.
Part-Arm 2 (Gedeeltelijke activering 2):
Off (Uit)
Chime (Alarmbeltoon):
Off (Uit)
9.
Sluit het deksel van de centrale en haal de bevestigingsschroeven aan.
33
ProgrAMMEEriNStrUCtiES Met het systeem in standby (op de display wordt dan ‘DiSArM rEADY’ (Deactivering gereed) weergegeven).
USEr SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU gEBrUikErSgEgEVENS) Master User Access Code (Toegangscode van hoofdgebruiker) User 1 Access Code (Toegangscode van gebruiker 1)
Druk op
User 2 Access Code (Toegangscode van gebruiker 2) User 3 Access Code (Toegangscode van gebruiker 3)
N.B. Druk, om naar de standbymodus te gaan, meerdere malen totdat alleen de POWER LED brandt.
User 4 Access Code (Toegangscode van gebruiker 4)
Het systeem bevindt zich nu in de programmeermodus.
User 6 Access Code (Toegangscode van gebruiker 6)
User 5 Access Code (Toegangscode van gebruiker 5) Duress Access Code (Toegangscode bij bedreiging)
Door DE MENU’S VAN DE ProgrAMMEErMoDUS NAVigErEN
SYStEM SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU SYStEEMgEgEVENS) Alarm Duration (Alarmduur)
(Lees dit zorgvuldig voordat u begint).
Entry/Exit Delay period (Vertragingsperiode voor binnenkomen/naar buiten gaan)
De programmeerbare systeemparameters zijn per groep in een reeks menu’s binnen de programmeermodus gerangschikt.
Entry Delay Beeps (Piepsignalen bij vertraging voor binnenkomen)
Elk menu (en submenu) bevat alle programmeerbare systeemparameters met betrekking tot de specifieke functie.
Exit Delay Beeps (Piepsignalen bij vertraging voor naar buiten gaan) Wireless Siren (Draadloze sirene) Wired Siren (Sirene met vaste bedrading) Auxiliary Relay (Hulprelais)
N.B. Een aantal basale systeemparameters is opgenomen in het systeemmenu omdat ze betrekking hebben op een aantal verschillende functies.
Jamming Detection (Storingsdetectie)
Gebruik op elk menuniveau de de beschikbare opties te scrollen.
Date (Datum)
en de
toets om door
N.B. Een menu-item dat in hoofdletters wordt weergegeven (bijv. ‘USEr SEtUP’ (Gebruikersgegevens instellen) geeft aan dat er een ander menu is onder die optie. Een optie weergegeven in kleine letters (bijv. ‘1.0 Master User Access Code’ (1.0 Toegangscode van hoofdgebruiker) geeft aan dat dit een parameterinstelling is en dat er geen menu onder volgt (hoewel er instellingsopties kunnen zijn). Druk op
om:
a) het weergegeven menu te kiezen, of b) de weergegeven parameterinstelling te wijzigen, of c) de gewijzigde parameterinstelling op te slaan en terug te keren naar het vorige niveau. Druk op
om:
a) naar het vorige menuniveau te gaan, of b) naar het vorige niveau te gaan zonder een gewijzigde parameterinstelling op te slaan. N.B. Druk na het programmeren van alle vereiste functies op om de programmeermodus te verlaten en terug te keren naar standby.
34
Zone Lockout (Zoneblokkering) Time (Tijd) Dial Mode (Belmodus) Remote Phone Access Control (Systeembeheer via telefoon) Rings To Answer Phone (Aantal beltonen vóór beantwoorden) zoNE SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU VAN zoNES) Learn Detector Code (Sensorcode leren) Zone Name (Zonenaam) Zone Type (Zonetype) Zone Mode (Zonemodus) Part-Arm 1 (Gedeeltelijke activering 1) Part-Arm 2 (Gedeeltelijke activering 2) Chime (Alarmbeltoon) LAtCH kEY SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU VAN tHUiSkoMStMELDEr) Status (Status) User status (Gebruikersstatus) Record User ID messages (Berichten m.b.t. gebruikers-ID opnemen) Replay User ID messages (Berichten m.b.t. gebruikers-ID afspelen) Phone Numbers (Telefoonnummers) rEMotE MANAgEr SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU VAN rEMotE MANAgEr) Phone Numbers (Telefoonnummers) System ID Code (ID-code van systeem)
VoiCE DiALLEr SEtUP MENU (iNStELLiNgENMENU VAN VoiCE DiALLEr) Phone Numbers (Telefoonnummers) Record Alarm Messages (Alarmberichten opnemen) Replay Alarm Messages (Alarmberichten afspelen) SPECtrA LigHtiNg SEtUP (SPECtrA VErLiCHtiNg iNStELLEN) Set Light-On Period (Lichten-aan periode instellen) Spectra Mode (Spectra-modus)
Scroll door het bovenste programmeermenu totdat ‘1. USEr SEtUP’ (1. Gebruikersgegevens instellen) wordt weergegeven en druk op .
Stop Time (Stoptijd) Start Time (Starttijd)
tELEFooNAPPLiCAtiES iNStELLEN Bij functies waarvoor telefoongebruik vereist is (bijv. Telefoonbeantwoorder, Telefoonkiezer, Systeembeheer via de telefoon, enz.), moet de belmethode als volgt worden ingesteld:
remote Manager (Bewakingsservice) 1) 2) 3)
set Dialler Mode = “Remote Manager” (Als belmodus “Bewakingsservice” instellen) set Remote Manager Phone Numbers (De telefoonnummers van de Remote Manager instellen) set System ID Code (De ID-code van het systeem instellen)
Voice Dialler (telefoonkiezer) 1) 2) 3) 4)
set Dialler Mode = “Voice Dialler” (Als belmodus “Voice Dialler” instellen) set Voice Dialler Phone Numbers (De telefoonnummers van de Voice Dialler instellen) set Dial Sequence (De belreeks instellen) record Alarm Messages (De alarmberichten opnemen)
Pagina 45 see SYSTEM SETUP menu (Zie INSTELLINGENMENU VAN SYSTEEMGEGEVENS)
menu (Zie INSTELLINGENMENU VAN REMOTE MANAGER)
Pagina 42 see SYSTEM SETUP menu (Zie INSTELLINGENMENU VAN SYSTEEMGEGEVENS) see VOICE DIALLER SETUP menu (Zie INSTELLINGENMENU VAN VOICE DIALLER)
1)
see SYSTEM SETUP menu (Zie INSTELLINGENMENU VAN SYSTEEMGEGEVENS)
Latch key (thuiskomstmelder)
2) 3) 4)
set Latch Key Status = “ON” or “OFF” (Status van thuiskomstmelder = “ON” of “OFF”) enable users if “ON” chosen (Gebruikers activeren indien “ON” is gekozen) set Latch Key Phone Numbers (Telefoonnummers voor thuiskomstmelder instellen) record User ID Message(s) (Gebruikers-IDbericht(en) instellen)
Standaardinstellingen: 1234 Scroll door het menu totdat ‘1.0 Master User Code:’ (1.0 Hoofdgebruikerscode:) en de actuele toegangscode wordt weergegeven. .
Voer de nieuwe 4-cijferige gebruikerstoegangscode in, die op de LCD wordt weergegeven. Druk op om de nieuwe instelling op te slaan en deze functie te verlaten, of Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
N.B. De gebruiker moet een 4-cijferige code invoeren; codes met 1, 2 of 3 cijfers zijn niet toegestaan. gEBrUikErSCoDES 1-6 en CoDE BiJ BEDrEigiNg:
Pagina 38
1)
HooFDgEBrUikEr
Voor het wijzigen van de toegangscode drukt u op see REMOTE MANAGER SETUP
Answer Phone (telefoonbeantwoorder) set Rings to Answer Phone (Aantal beltonen vóór beantwoorden instellen)
N.B.Druk na het configureren van de vereiste gebruikers op om terug te keren naar het bovenste programmeermenu.
Pagina 44
see LATCH KEY SETUP menu (Zie INSTELLINGENMENU VAN THUISKOMSTMELDER)
gEBrUikErSgEgEVENS iNStELLEN Met dit menu kan de 4-cijferige gebruikerstoegangscode voor elke gebruiker worden geconfigureerd. De algemene gebruikers (1-6) kunnen ook een bericht van 4 seconden opnemen dat met de thuiskomstmelderfunctie in het instellingenmenu van de betreffende functie kan worden gebruikt.
Voor het wijzigen van de toegangscode van Gebruiker 1 kiest u ‘1.1 User 1 Code’ (1.1 Code van gebruiker 1) uit het menu en volgt u de bovenstaande procedure. Voor het wijzigen van de toegangscode van Gebruiker 2 kiest u ‘1.2 User 2 Code’ (1.2 Code van gebruiker 2) uit het menu en volgt u de bovenstaande procedure. Voor het wijzigen van de toegangscode van Gebruiker 3 kiest u ‘1.3 User 3 Code’ (1.3 Code van gebruiker 3) uit het menu en volgt u de bovenstaande procedure. Voor het wijzigen van de toegangscode van Gebruiker 4 kiest u ‘1.4 User 4 Code’ (1.4 Code van gebruiker 4) uit het menu en volgt u de bovenstaande procedure. Voor het wijzigen van de toegangscode van Gebruiker 5 kiest u ‘1.5 User 5 Code’ (1.5 Code van gebruiker 5) uit het menu en volgt u de bovenstaande procedure. Voor het wijzigen van de toegangscode van Gebruiker 6 kiest u ‘1.6 User 6 Code’ (1.6 Code van gebruiker 6) uit het menu en volgt u de bovenstaande procedure. Voor het wijzigen van de code bij bedreiging kiest u ‘1.7 U Duress Code’ (1.7 Gebruikerscode bij bedreiging) uit het menu en volgt u de bovenstaande procedure.
35
36 System Setup diagram (Schema van de systeeminstellingen)
SYStEEMgEgEVENS iNStELLEN Met de parameters in dit menu kunnen algemene systeemparameters worden geconfigureerd, zoals de alarmduur en de regeling van relaisalarmcontacten met vaste bedrading. Dit hoofdstuk bevat bovendien de basisinformatie voor instellingen van de telefoonkiezer-interface van het systeem; deze moet op de juiste wijze worden geconfigureerd ten behoeve van functies waarvoor telefoongebruik vereist is. raadpleeg het Schema voor het instellen van de systeemgegevens op pagina 36. Scroll door het bovenste programmeermenu totdat ‘2. SYStEM SEtUP’ (2. Systeemgegevens instellen) wordt weergegeven en druk op . N.B. Is het instellen van de systeemgegevens voltooid, druk dan op om terug te keren naar het bovenste programmeermenu. Scroll door het menu totdat ‘2. SYStEM SEtUP’ (2. Systeemgegevens instellen) op de LCD wordt weergegeven en druk op . Druk na het configureren van de systeemparameters op om terug te keren naar het bovenste programmeermenu.
AFStANDSBEDiENiNgEN EN toEtSENPANELEN CoNFigUrEN (optioneel) Hiermee kunnen maximaal 6 afstandsbedieningen of toetsenpanelen met het systeem worden verbonden en de bijbehorende ID-codes in het geheugen worden opgeslagen.
Scroll door het Zonemenu totdat de optie ‘2.1 remotes’ (2.1 Afstandsbedieningen) wordt weergegeven. Het aantal met het systeem verbonden afstandsbedieningen/toetsenpanelen wordt weergegeven (d.w.z. indien twee afstandsbedieningen en één toetsenpaneel zijn verbonden, geeft de display ‘2.1 remotes = 3’ (2.1 Afstandsbedieningen = 3) weer). Een afstandsbediening of een toetsenpaneel met de centrale verbinden: N.B. Zijn reeds 6 afstandsbedieningen/toetsenpanelen met de centrale verbonden, dan kunnen er niet nog meer aangesloten worden. Pogingen een 7e apparaat te configureren, zullen ertoe leiden dat de centrale één lang piepsignaal produceert en 3 seconden lang de melding ‘Cannot Learn - System Full’ (kan niet leren - systeem vol) op het scherm weergeeft. Om de ID-code van een nieuwe afstandsbediening of een nieuw toetsenpaneel te leren en dit met de geselecteerde zone te verbinden, drukt u op . De centrale luistert nu of er een geldig signaal is van een nieuwe afstandsbediening of een nieuw toetsenpaneel. De centrale blijft gedurende 30 seconden in de leermodus. Wordt binnen 30 seconden geen geldig signaal van een nieuwe component ontvangen, dan verlaat de centrale automatisch de leermodus en keert ze terug naar de top van niveau 2.0. Verstuur de DEACTIVERING van de nieuwe afstandsbediening of het nieuwe toetsenpaneel als volgt… Druk op
op de afstandsbediening of
Druk op op het toetsenpaneel. N.B. Is de component reeds verbonden met de centrale, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en wordt het van de component ontvangen signaal genegeerd. Is de component nieuw en niet reeds met het systeem verbonden, dan zal de centrale twee korte piepsignalen produceren en zal de display ‘New Device’ (nieuwe component) aangeven en het type component dat is gedetecteerd (d.w.z. afstandsbediening of toetsenpaneel).
37
Bevestig de ID-code van de nieuwe component binnen 15 seconden als volgt vanaf dezelfde nieuwe afstandsbediening of hetzelfde nieuwe toetsenpaneel... Druk op
op de afstandsbediening of
Druk op op het toetsenpaneel. N.B. Wordt het bevestigingssignaal niet binnen 15 seconden ontvangen, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en verlaat ze de leerprocedure. De leerprocedure moet opnieuw gestart worden om de nieuwe component in het geheugen op te slaan. De centrale produceert drie korte piepsignalen en de LCD geeft aan ‘Device Confirmed’ (component bevestigd). De LCD geeft vervolgens ‘Saving New Device’ (nieuwe component wordt opgeslagen) aan, terwijl de ID-code van de nieuwe sensor in het geheugen wordt opgeslagen.
Regelt de alarmduur van de draadloze sirene, de interne sirene in de centrale en de sirene met vaste bedrading in geval van een alarm, afhankelijk van de aan/uit status van de draadloze sirene en de sirenes met vaste bedrading die onafhankelijk van elkaar bediend en uitgeschakeld kunnen worden. Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.2 Alarm time’ (2.2 Alarmduur) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Sireneduur Standaardinstellingen: 180 seconden Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Voer de gewenste Alarmduur in eenheden van 10 seconden (0 - 60) in. d.w.z. voer 6 in voor een alarmduur van 60 seconden. minimum instelling = 0. (d.w.z. 0 seconden / geen alarm). maximum instelling = 60 . (d.w.z. 600 seconden of 10 minuten). Druk op om de nieuwe instelling op te slaan en deze functie te verlaten, of
Verbonden componenten verwijderen: Scroll door het Zonemenu totdat de optie ‘2.1 remotes’ (2.1 Afstandsbedieningen) wordt weergegeven. Het aantal met het systeem verbonden afstandsbedieningen/toetsenpanelen wordt weergegeven (d.w.z. indien twee afstandsbedieningen en één toetsenpaneel zijn verbonden, geeft de display ’2.1 remotes = 3’ (2.1 Afstandsbedieningen = 3) weer). Druk voor het verwijderen van alle verbonden afstandsbedieningen en toetsenpanelen op
ALArMDUUr
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
N.B. Na een alarm blijft de sirene afgaan totdat het systeem wordt gedeactiveerd, dan wel tot de alarmduur is verstreken. Is de ‘3 minute alarm time limit’ (alarmduurlimiet van 3 minuten) van de sirene ingeschakeld, dan schakelt de sirene zich na 3 minuten uit; ook al klinkt de sirene van de centrale nog steeds.
.
Druk binnen 15 seconden opnieuw op ter bevestiging, en om alle componenten ook werkelijk te verwijderen. De display toont nu ‘2.1 remotes = 0’ (2.1 Afstandsbedieningen = 0). N.B. Wordt ‘alles wissen’ niet binnen 15 seconden bevestigd, dan wordt de actie geannuleerd en wordt de afstandsbediening/het toetsenpaneel niet gewist; de display keert dan terug naar zijn oorspronkelijke instelling.
VErtrAgiNgSPErioDE Voor BiNNENkoMEN/NAAr BUitEN gAAN Hiermee wordt de vertragingsperiode voor binnenkomen/naar buiten gaan van het systeem ingesteld. De vertraging voor naar buiten gaan is de periode tussen het activeren van het alarm en het moment waarop sensors een alarm mogen laten afgaan (direct, dan wel vertraagd). Ten aanzien van het binnenkomen in het pand wordt hiermee de periode ingesteld tussen het activeren van een sensor die als “vertraagd” is geconfigureerd en het afgaan van het alarm. Standaardinstellingen: 30 seconden Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.3 Entry/Exit Delay’ (2.3 Vertraging voor binnenkomen/naar buiten gaan) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
38
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Voer de gewenste vertragingsperiode (10 - 240 seconden) in. Druk op om de nieuwe instelling op te slaan en deze functie te verlaten, of Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
PiEPSigNALEN BiJ VErtrAgiNg Voor BiNNENkoMEN Hiermee kan het systeem waarschuwingspiepsignalen geven bij de vertraging voor binnenkomen wanneer het systeem wordt IN- of UITgeschakeld. Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.4 Entry Delay Beeps’ (2.4 Piepsignalen bij vertraging voor binnenkomen) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op om de piepsignalen bij vertraging voor binnenkomen in te schakelen, of Druk op om de piepsignalen bij vertraging voor binnenkomen uit te schakelen.
PiEPSigNALEN BiJ VErtrAgiNg Voor NAAr BUitEN gAAN Hiermee kan het systeem waarschuwingspiepsignalen geven bij de vertraging voor binnenkomen wanneer het systeem wordt IN- of UITgeschakeld. Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.5 Exit Delay Beeps’ (2.5 Piepsignalen bij vertraging voor naar buiten gaan) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op om de piepsignalen bij vertraging voor naar buiten gaan in te schakelen, of
SirENE MEt VAStE BEDrADiNg Hiermee kan de sirene met vaste bedrading ingeschakeld of uitgeschakeld worden. Is de sirene uitgeschakeld, dan gaat deze niet af ingeval van een alarm. (Dit heeft geen invloed op de interne sirene in de centrale, die niet gedeactiveerd kan worden tenzij de alarmduur op 0 is gezet). Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.7 wired Siren’ (2.7 Sirene met vaste bedrading) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op om de sirene met vaste bedrading in te schakelen, of Druk op schakelen.
om de sirene met vaste bedrading uit te
HULPrELAiS Regelt de werking van het hulprelais in geval het alarm afgaat. Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.8 Aux relay’ (2.8 Hulprelais) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Scroll door de menu-opties, totdat de gewenste instelling wordt weergegeven. Opties:
OFF (UIT) / 2 s / 30 s / 60 s / 180 s / 300 s / On-until-disarm (Aan tot deactivering)
Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
StoriNgSDEtECtiE
DrAADLozE SirENE
Deze regelt de storingsdetectiefunctie van het systeem. Het is raadzaam om tenminste 30 dagen te wachten alvorens de storingsdetectie te activeren zodat u voldoende tijd heeft om vertrouwd te raken met de bediening van uw systeem.
Hiermee kan de draadloze sirene ingeschakeld of uitgeschakeld worden. Is de sirene uitgeschakeld, dan gaat deze niet af ingeval van een alarm.
Hiermee kan de interne storingsdetectiefunctie van de centrale inen uitgeschakeld worden. (De storingsdetectie in de draadloze sirene kan niet worden ingeschakeld bij SL5F systemen).
Standaardinstellingen: oN (AAN)
Standaardinstellingen: oFF (Uit)
Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.6 wirefree Siren’ (2.6 Draadloze sirene) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.9 rF Jamming Detection (2.9 Zendfrequentie storingsdetectie) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
Druk op om de piepsignalen bij vertraging voor naar buiten gaan uit te schakelen.
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op
om de draadloze sirene in te schakelen, of
Druk op
om de draadloze sirene uit te schakelen.
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op
om de storingsdetectie in te schakelen, of
Druk op
om de storingsdetectie uit te schakelen.
39
zoNEBLokkEriNg
SYStEEMBEHEErFUNCtiE ViA tELEFooN
Voorkomt dat een enkele zone het alarm meer dan 3 maal in werking stelt voordat het systeem is gedeactiveerd. (Zoneblokkering is effectief in alle zones, behalve in de 24-UURS INBRAAKZONE en de BRANDZONE, die niet geblokkeerd kunnen worden).
Is deze functie ingeschakeld, dan kan het systeem op afstand via de telefoon worden bediend.
Standaardinstellingen: oN (AAN) Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.10 zn Lockout’ (2.10 Zoneblokkering) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op
om de zoneblokkering in te schakelen, of
Druk op
om de zoneblokkering uit te schakelen.
Standaardinstellingen: oFF (Uit) Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.14 remote Phone Control’ (2.14 Systeembeheer via telefoon) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op om systeembeheer via de telefoon in te schakelen, of Druk op schakelen.
om systeembeheer via de telefoon uit te
DAtUM & tiJD iNStELLEN
BEDriJFSMoDUS VAN DE BELLEr
Met deze parameters kunnen de klok en de kalender van het systeem (vereist voor het logboek) worden geconfigureerd.
Regelt of de telefoonbeller is geactiveerd en of deze met de Bewakingsservice of de Telefoonkiezer werkt.
N.B. De klok moet worden bijgesteld vanwege de omschakeling op zomer/wintertijd.
Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.13 Dialler Mode’ (2.13 Bellermodus) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
DAtUM
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
Voor het wijzigen van de systeemdatum scrollt u door het menu totdat ‘2.12 Date’ (2.12 Datum) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. en vervolgens drukt u op . Druk op om de nieuwe instelling op te slaan en deze functie te verlaten, of Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
.
Scroll door de menu-opties, totdat de gewenste instelling wordt weergegeven. Opties:
OFF (UIT) / Voice Dialler (Telefoonkiezer) / Remote Manager (Bewakingsservice)
Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
tiJD Voor het wijzigen van de systeemtijd scrollt u door het menu totdat ‘2.11 time’ (2.11 Tijd) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. . Voer het nieuwe tijdstip in het format “hh:mm” in, en hanteer daarbij het 24-uurs klokformat. Druk op om de nieuwe instelling op te slaan en deze functie te verlaten, of Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
AANtAL BELtoNEN VÓÓr BEANtwoorDEN Hiermee kan het aantal beltonen worden ingesteld voordat de centrale een binnenkomende oproep “beantwoordt” ten behoeve van de Systeembeheerfunctie via de telefoon. Standaardinstellingen: 6 Scroll door het systeemmenu totdat ‘2.15 rings to Answer Phone’ (2.15 Aantal beltonen vóór beantwoorden) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Voer het gewenste aantal beltonen in (opties 1-9).
40
Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
zoNES iNStELLEN Met de parameters in dit menu kan de specifieke functie van elke zone worden geconfigureerd.
Scroll door het programmeermenu totdat ‘3. zoNE SEtUP’ (3. zones instellen) wordt weergegeven en druk vervolgens op . Voer het nummer van de zone in die geconfigureerd moet worden (1-36) en druk op . De volgende configuratie-opties zijn gebaseerd op het instellen van zone 1. Opties voor alle overige zones (2-10) zijn identiek, behalve dat de verwijzing naar het zonenummer verandert overeenkomstig de zone die wordt geconfigureerd. Voor de zones 33-36 (de zones met bedrading) geldt hetzelfde, behalve dat er geen leermenu-optie is aangezien ze vaste bedrading hebben. N.B. Is het instellen van de zones voltooid, druk dan op om terug te keren naar het bovenste programmeermenu.
41
SENSorCoDE CoNFigUrErEN (uitsluitend zones 1-32). Hiermee kan de ID-code van een draadloze sensor worden geleerd en verbonden met de gekozen draadloze zone.
N.B. Is de sensor reeds in een andere zone met de centrale verbonden, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en wordt het van de component ontvangen signaal genegeerd. Is de sensor nieuw en niet reeds met een beveiligingszone verbonden, dan zal de centrale twee korte piepsignalen geven en zal de display ‘New Device’ (nieuwe component) aangeven en het type component dat gedetecteerd is (d.w.z. PIR-, MAG- of Rooksensor). Bevestig binnen 15 seconden de ID-code van de nieuwe component door de anti-sabotageschakelaar te activeren op dezelfde nieuwe PIR/MAG-sensor of door dezelfde rooksensor te activeren met behulp van de bijbehorende testtoets. N.B. Wordt het bevestigingssignaal niet binnen 15 seconden ontvangen, dan produceert de centrale één lang piepsignaal en verlaat ze de leerprocedure. De leerprocedure moet opnieuw gestart worden om de nieuwe component in het geheugen op te slaan. De centrale produceert drie korte piepsignalen en de LCD geeft aan ‘Device Confirmed’ (component bevestigd). De LCD geeft vervolgens ‘Saving New Device’ (nieuwe component wordt opgeslagen) aan, terwijl de ID-code van de nieuwe sensor in het geheugen wordt opgeslagen.
Een nieuwe sensor met de zone verbinden: N.B. Er mag slechts één sensor in elke zone zijn; is reeds een sensor met de zone verbonden, dan wordt de bestaande sensor vervangen indien een nieuwe sensor wordt toegevoegd. Om de ID-code van een nieuwe sensor te leren en deze met de geselecteerde zone te verbinden, drukt u op .
Is een sensor reeds met het systeem verbonden, dan toont de display het type sensor, bijvoorbeeld: ‘3.1 zxx: Pir’ (3.1 Zxx: PIR). De sensor kan als volgt uit het systeem verwijderd worden en de bijbehorende ID-code kan als volgt uit het geheugen gewist worden, zonder de sensor te vervangen:
De centrale luistert nu of er een geldig signaal is van een nieuwe sensor om met de zone te verbinden.
Voor het verwijderen van de actuele sensor uit de zone, drukt u op: .
De centrale blijft gedurende 30 seconden in de leermodus. Wordt binnen 30 seconden geen geldig signaal van een nieuwe sensor ontvangen, dan verlaat de centrale automatisch de leermodus en keert ze terug naar de top van niveau 3.1. Activeer de anti-sabotageschakelaar van de PIR/MAGsensor of activeer een rooksensor via de bijbehorende testtoets.
42
Een bestaande component verwijderen:
Druk binnen 15 seconden opnieuw op ter bevestiging, en om de sensor ook werkelijk te verwijderen. De display toont dan ‘3.1 zxx: empty’ (3.1 Zxx: leeg). N.B. Wordt ‘alles wissen’ niet binnen 15 seconden bevestigd, dan wordt de actie geannuleerd en wordt de component niet gewist; de display keert terug naar niveau 3.1.
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
NAAM Hiermee kan een naam aan de zone worden gekoppeld zodat deze aan de hand van de locatie kan worden herkend. Beschikbaar voor alle zones 1- 36. Alleen beschikbaar voor draadloze zones 1-32 indien een sensor is verbonden. Standaardinstellingen: No Name (geen naam)
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Scroll door de menu-opties, totdat de gewenste instelling wordt weergegeven. Opties:
Scroll door de menu-opties, totdat de gewenste instelling wordt weergegeven. Druk op om de nieuwe instelling op te slaan en deze functie te verlaten, of Druk op
Scroll door het zonemenu totdat ‘3.2 zxx Name’ (3.2 Zxx naam) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
No name (Geen naam), Front Door (Voordeur), Back Door (Achterdeur), Side Door (Zijdeur), Patio Door (Terrasdeur), Dining Room (Eetkamer), Living Room (Woonkamer), Lounge (Tv-kamer), Study (Studeerkamer), Play Room (Speelkamer), Kitchen (Keuken), Utility Room (Bijkeuken), Hall (Ha), Landing (Overloop), Bedroom 1 (Slaapkamer 1), Bedroom 2 (Slaapkamer 2), Bedroom 3 (Slaapkamer 3), Bedroom 4 (Slaapkamer 4), Bedroom 5 (Slaapkamer 5), Shed (Schuur), Garage (Garage), PIR (PIR), MAG (MAG) of SMOKE (ROOK).
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
zoNEMoDUS Elke zone kan worden gekozen om te functioneren met of zonder vertragingsperiode voor binnenkomen/naar buiten gaan (zie menu voor Systeemgegevens instellen). Dit wordt gekozen in de zonemodus. Standaardinstellingen:
zones 1-2: Delayed (Vertraagd) zones 3-36: instant (Direct)
Beschikbaar voor alle zones 1- 36. Alleen beschikbaar voor draadloze zones 1-32 indien een sensor is verbonden. Scroll door het zonemenu totdat ‘3.4 zxx Mode’ (3.4 Zxx modus) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
tYPE
.
.
Scroll door de menu-opties, totdat de gewenste instelling wordt weergegeven. Opties:
Instant (Direct)/Delayed (Vertraagd) Notities: Rooksensors kunnen alleen als Direct worden ingesteld
Elke zone kan worden geprogrammeerd om in één van vier verschillende modi te werken, afhankelijk van het type alarmfunctie dat is vereist. De volgende typen zijn beschikbaar:
Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
intruder (inbraakbewaking) - biedt standaard inbraakbewaking.
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
24 Hour intruder (24 uur inbraakbewaking) - biedt 24 uur bewaking van alle delen van het pand die continue bescherming vereisen, zelfs wanneer het systeem gedeactiveerd is (bijv. wapenkasten). Bij activering van een sensor in een beveiligingszone wordt direct het alarm in werking gesteld. Fire (Brand) - biedt 24 uur bewaking van het pand door middel van brand-/rooksensors die op het systeem zijn aangesloten. Bij activering van een sensor wordt direct het alarm in werking gesteld. test (test) - wanneer het systeem is ingeschakeld, wordt door elke sensor in de zone een registratie in het logboek opgewekt, zonder dat het alarm in werking wordt gesteld.
PArt-ArM 1 Hiermee wordt geregeld of de zone actief is wanneer Part-Arm 1 (gedeeltelijke activering 1) is geactiveerd. Standaardinstellingen:
zones 1-4: zones 5-36:
oN (AAN) oFF (Uit)
Scroll door het zonemenu totdat ‘3,5 zxx Part-Arm 1’ (3.5 Zxx gedeeltelijke activering 1) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Standaardinstellingen: intruder (inbraakalarm)
Druk op om de zone in te schakelen in gedeeltelijke activering 1, of
Scroll door het zonemenu totdat ‘3.3 zxx type’ (3.3 Zxx type) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
Druk op om de zone uit te schakelen in gedeeltelijke activering 1.
43
PArt-ArM 2 Hiermee wordt geregeld of de zone actief is wanneer Part-Arm 2 (gedeeltelijke activering 1) is geactiveerd. Standaardinstellingen: oFF (Uit) (alle zones) Scroll door het zonemenu totdat ‘3,6 zxx Part-Arm 2’ (3.6 Zxx gedeeltelijke activering 2) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op om de zone in te schakelen in gedeeltelijke activering 2, of Druk op om de zone uit te schakelen in gedeeltelijke activering 2. ALArMBELtooN Hiermee wordt geregeld welke zone met de alarmbeltoon functioneert.
N.B. Om de telefoonbeller correct te laten werken met de Alarmbewakingsservice moet de Dialler mode “bellermodus” (zie systeem instellen) correct ingesteld en geprogrammeerd zijn. Scroll door het menu totdat ‘6. rEMotE MANAgEr SEtUP’ (6. Bewakingsservice instellen) wordt weergegeven en druk op
N.B. Is het instellen van de Bewakingsservice voltooid, druk dan op om terug te keren naar het bovenste programmeermenu. tELEFooNNUMMEr 1 Scroll door het menu tot ‘6.1 Phone No.1:’ (6.1. Telefoonnummer 1:) wordt weergegeven en druk op
Uitsluitend beschikbaar voor alle zones 1- 36 indien de sensor een PIR/MAG is. Uitsluitend beschikbaar voor draadloze zones 1- 32 indien een sensor is verbonden. Rooksensors worden automatisch uitgeschakeld in de Alarmbeltoon-modus.
voor het invoegen van een pauze van
3,5 seconden in de belreeks. Druk op
om de cursor naar links te verplaatsen.
Druk op
om de cursor naar rechts te verplaatsen.
Druk op
voor het wissen van het nummer onder de
Scroll door het zonemenu totdat ‘3.7 zxx Chime’ (3.7 Zxx alarmbeltoon) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
cursor.
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
wissen van het volledige nummer.
.
.
Voer telefoonnummer 1 in (zie de bijgesloten welkomstbrochure over Bewaking). Notities: Druk op
Standaardinstellingen: oFF (Uit)
.
Druk op
(en houd deze toets ingedrukt) voor het
Druk op om de zone in de alarmbeltoon-modus in te schakelen, of Druk op schakelen.
om de zone in de alarmbeltoon-modus uit te
BEwAkiNg iNStELLEN BEwAkiNgSSErViCE
Druk op om de nieuwe instelling op te slaan en deze functie te verlaten, of Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
tELEFooNNUMMEr 2 Kies voor het instellen van Bewakingsservice telefoonnummer 2 ‘6.2 Phone No.2:’ (6.2 Telefoonnummer 2:) uit het menu en volg de bovenstaande procedure. iD-CoDE VAN EENHEiD Scroll door het menu tot ‘6.3 Unit iD (6.3. iD van de eenheid) wordt weergegeven en druk op . Voer de 4-cijferige ID-code van het systeem in, die u van de provider van de Alarmbewakingsservice hebt ontvangen (zie de bijgesloten welkomstbrochure over Bewaking).
De parameters in dit menu configureren de telefoonbeller van het systeem om als interface voor de Alarmbewakingsservice te fungeren nadat zich een toepasselijke alarm- of systeemgebeurtenis heeft voorgedaan.
44
Deze mag niet verward worden met de Systeemtoegangscode of een van de Gebruikerstoegangscodes.
Notities:
Druk op
om de cursor naar rechts te verplaatsen. voor het wissen van het nummer onder
Druk voor het ingeven van code B op
,
Druk op
Druk voor het ingeven van code C op
,
de cursor.
Druk voor het ingeven van code D op
,
Druk voor het ingeven van code E op
,
Druk voor het ingeven van code F op
,
Druk op
volledige nummer te wissen.
Druk op om de nieuwe instelling op te slaan en deze functie te verlaten, of Druk op
(en houd deze toets ingedrukt) om het
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
Druk op
om op te slaan en de functie te verlaten, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
Druk na het programmeren van alle vereiste telefoonnummers op om terug te keren naar het bovenste Telefoonkiezermenu.
tELEFooNkiEzEr Met de parameters in dit menu kan de Voice Dialler (telefoonkiezer) van het systeem worden ingesteld. Hiermee kunnen maximaal 4 telefoonnummers worden ingevoerd en achtereenvolgens worden gebeld. De alarmstemberichten worden hier ook opgenomen. N.B. Om de telefoonkiezer correct te laten werken, moet de Dialler Mode “bellermodus” (zie systeem instellen) correct ingesteld en geprogrammeerd zijn. Zorg ervoor dat alle alarmberichten zijn opgenomen (zie Alarmberichten opnemen, rechts). raadpleeg het schema voor het instellen van de Voice Dialler (telefoonkiezer) op pagina 46. Scroll door het bovenste programmeermenu totdat ‘5. VoiCE DiALLEr SEtUP’ (5. Telefoonkiezer instellen) wordt weergegeven en druk op . N.B. Druk nadat het instellen van de telefoonkiezer is voltooid op om terug te keren naar het bovenste programmeermenu. tELEFooNNUMMErS
Scroll door het systeemmenu totdat ‘Phone No._’ (Telefoonnummer _) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. .
Voer het nieuwe telefoonnummer in (max. 32 tekens). Notities: Druk op
voor het invoegen van een pauze van
3,5 seconden in de belreeks. Druk op
Scroll door het menu totdat ‘5.2 rECorD ALArM MESSAgES’ (5.2. Alarmberichten opnemen) wordt weergegeven en druk op . Scroll door de beschikbare menu-opties totdat het vereiste op te nemen bericht wordt weergegeven. a) Main message (Hoofdbericht) (max. 12 seconden). b) Intruder Alarm message (Alarmbericht bij inbraak) (max. 5 seconden). c) Fire Alarm message (Alarmbericht bij brand) (max. 5 seconden). d) Panic/PA Alarm message (Alarmbericht bij paniek/persoonlijke aanval) (max. 5 seconden). e) Duress alarm message (Alarmbericht bij bedreiging) (max. 5 seconden). Voor het wijzigen van de instelling drukt u op Druk op
om de cursor naar links te verplaatsen.
.
om de stemrecorder te starten.
Druk na het opnemen op om de recorder te stoppen en annuleer eventueel resterende opnametijd. Het nieuwe bericht wordt dan opnieuw afgespeeld. Druk op
Scroll door het menu totdat ‘5-1 PHoNE NUMBErS’ (5-1 Telefoonnummers) wordt weergegeven en druk op .
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
ALArMBEriCHtEN oPNEMEN
om de modus te verlaten zonder op te slaan
Druk op om terug te keren naar het bovenste instellingsmenu van de telefoonkiezer. ALArMBEriCHtEN AFSPELEN Scroll door het menu totdat ‘5.2 rECorD ALArM MESSAgES’ (5.2. Alarmberichten opnemen) wordt weergegeven en druk op . Scroll door de menu-opties totdat het vereiste bericht wordt weergegeven en druk op om het bericht af te spelen. Druk op om terug te keren naar het bovenste menu van de telefoonkiezer.
45
46 Voice Dialler Setup (Schema voor het instellen van de telefoonkiezer)
tHUiSkoMStMELDEr iNStELLEN
StAtUS
De parameters in dit menu configureren met welke gebruikers de thuiskomstmelder functioneert, en de telefoonnummers die door het systeem worden gebeld wanneer de thuiskomstmelder is geactiveerd.
Hiermee wordt geregeld met welke gebruikers de thuiskomstmelderfunctie werkt.
N.B. Om de thuiskomstmelderfunctie correct te laten werken, moet de gebruikerstoegangscode, de thuiskomstmelderstatus, de gebruikersstatus, het thuiskomstmelderbericht en het telefoonnummer correct ingesteld en geprogrammeerd zijn. N.B. Om de thuiskomstmelder te laten werken voordat het systeem wordt gedeactiveerd, moet de gebruikerstoegangscode zijn geprogrammeerd (zie pagina 35).
Scroll door het zonemenu totdat ‘4.0 Status’ (4.0 Status) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk op
om de thuiskomstmelder in te schakelen, of
Druk op
om de thuiskomstmelder uit te schakelen.
gEBrUikErS VAN tHUiSkoMStMELDEr iNStELLEN
Scroll door het bovenste programmeermenu totdat ‘4. LAtCH kEY SEtUP’ (4. thuiskomstmelder instellen) wordt weergegeven en druk op . N.B. Druk nadat de thuiskomstmelder is ingesteld op terug te keren naar het bovenste programmeermenu.
Standaardinstellingen: oFF (Uit)
om
Hiermee worden de individuele gebruikers van de thuiskomstmelderfunctie geconfigureerd wanneer deze functie op ‘Geselecteerde gebruikers’ staat. Standaardinstellingen: oFF (Uit) Scroll door het menu totdat het vereiste gebruikersnummer wordt weergegeven (d.w.z. ‘4.1 User 1 Setup’) (4.1 gebruiker 1 instellen) en druk op .
47
Druk na het configureren van de vereiste gebruikers op om terug te keren naar het bovenste Thuiskomstmelder-menu. gebruikersstatus
3,5 seconden in de belreeks.
Scroll door het systeemmenu totdat ‘User x Status’ (Status van gebruiker x) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
Druk op
om de cursor naar links te verplaatsen.
Druk op
om de cursor naar rechts te verplaatsen.
Druk op de cursor.
voor het wissen van het nummer onder
Druk op om gebruiker x voor de thuiskomstmelderfunctie in te voeren, of
Druk op
(en houd deze toets ingedrukt) om het
Druk op om gebruiker x voor de thuiskomstmelderfunctie te wissen.
Druk op
om op te slaan en de functie te verlaten, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Druk na het configureren van alle gebruikers op om terug te keren naar het bovenste Thuiskomstmelder-menu. gEBrUikErS-iD-BEriCHtEN oPNEMEN Scroll door het menu totdat ‘record User x Msg’ (bericht van gebruiker x opnemen) wordt weergegeven en druk op . Druk voor het opnemen van het geselecteerde alarmbericht op . Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
Druk op om de stemrecorder te starten en neem een nieuw bericht op. Om het opnemen te stoppen voordat de maximum berichtlengte is verstreken, drukt u op . Het opnemen wordt hierdoor beëindigd en eventueel resterende opnametijd wordt geannuleerd. Na het opnemen, wordt het nieuwe bericht automatisch weergegeven. gEBrUikErS-iD-BEriCHtEN wEErgEVEN Scroll door het menu totdat ‘replay User x Msg’ (bericht van gebruiker x weergeven) wordt weergegeven en druk op . Druk op stoppen.
om het afspelen van het bericht voortijdig te
tELEFooNNUMMErS Scroll door het menu totdat ‘4.7 PHoNE NUMBErS’ (4.7 Telefoonnummers) wordt weergegeven en druk op . Scroll door het systeemmenu totdat ‘Phone No._’ (Telefoonnummer _) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
48
Notities: Voer het nieuwe telefoonnummer in (max. 32 tekens). Druk op voor het invoegen van een pauze van
.
volledige nummer te wissen.
Druk na het programmeren van alle vereiste telefoonnummers op om terug te keren naar het bovenste Thuiskomstmelder-menu.
FriEDLAND SPECtrA VErLiCHtiNg iNStELLEN (optioneel)
Voor het wijzigen van de instelling drukt u op Scroll door het menu totdat ‘7. SPECtrA LigHtiNg SEtUP’ (7. Spectra verlichting instellen) op de LCD wordt weergegeven en druk op . Druk na het configureren van de Spectra verlichting op terug te keren naar het bovenste programmeermenu.
om
.
Opties:
OFF (UIT) / 24-hour (24-uur inbraakalarm) / Time-controlled (Tijdgestuurd)
Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
StoPtiJD LiCHt-AAN PErioDE iNStELLEN Hiermee wordt de tijdsperiode geregeld gedurende welke verbonden Spectra verlichting ingeschakeld wordt bij een alarmtoestand. Scroll door het systeemmenu totdat ‘7.1 Lamp on time’ (7.1 lamp-aan tijd) (en de actuele instelling) wordt weergegeven. Voor het wijzigen van de instelling drukt u op
.
Hiermee wordt het tijdstip geregeld waarna door activering van een alarm de Spectra Verlichting niet meer geactiveerd kan worden. Scroll door het systeemmenu totdat ‘7.3 Stop time’ (7.3 Stoptijd) (en de actuele instelling) wordt weergegeven; druk vervolgens op . Voer het nieuwe tijdstip in het format ‘hh:mm’ in, en hanteer daarbij het 24-uurs klokformat.
Voer de vereiste licht-aan periode in (1 tot 20 minuten).
Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
BEDriJFSMoDUS VAN VErLiCHtiNg iNStELLEN Hiermee wordt geregeld of de Spectra Verlichting actief is, en of deze op 24-uursbasis dan wel tijdgestuurd in bedrijf is. Is ze tijdgestuurd, dan betekent dit dat de gebruiker de tijd in de ochtend kan instellen (waarna bij een alarmtoestand de verlichting niet meer wordt geactiveerd) en de tijd in de avond (waarna een alarmtoestand de verlichting weer kan activeren). Dit voorkomt dat de verlichting gedurende de dag wordt geactiveerd. Scroll door het systeemmenu totdat ‘7.2 Spectra Mode’ (7.2 Spectra-modus) (en de actuele instelling) wordt weergegeven.
StArttiJD Hiermee wordt het tijdstip geregeld waarna door activering van een alarm de Spectra Verlichting geactiveerd kan worden. Scroll door het systeemmenu totdat ‘7.4 Start time’ (7.3 Starttijd) (en de actuele instelling) wordt weergegeven; druk vervolgens op . Voer het nieuwe tijdstip in het format ‘hh:mm’ in, en hanteer daarbij het 24-uurs klokformat. Druk op
om de nieuwe instelling op te slaan, of
Druk op
om de modus te verlaten zonder op te slaan.
49
BEDiENiNgSiNStrUCtiES Zodra u het pand verlaat, moet het systeem geactiveerd zijn. Controleer echter eerst altijd of alle deuren en ramen zijn gesloten, evenals alle beveiligde deuren en of de PIRbewegingssensors niet worden gehinderd. Zorg ervoor dat huisdieren zich uitsluitend kunnen ophouden in zones die niet door PIR-bewegingssensors zijn beveiligd. Het systeem heeft 3 activeringsmodi: activeren, gedeeltelijk activeren 1 en gedeeltelijk activeren 2. Met de gedeeltelijk activeren modi kunt u geselecteerde zones gedeactiveerd laten terwijl de resterende zones van het systeem geactiveerd zijn. Wanneer het systeem is geactiveerd, wordt de geactiveerde modus weergegeven op het scherm, gevolgd door de status van de thuiskomstmelderfunctie. De geprogrammeerde vertraging voor naar buiten gaan wordt weergegeven en de vertragingsperiode wordt afgeteld op het scherm. Zijn piepsignalen bij de vertraging voor naar buiten gaan ingeschakeld, dan geeft de centrale piepsignalen met stapsgewijs toenemende frequentie naarmate de vertragingsperiode verstrijkt. Aan het einde van de vertragingsperiode voor naar buiten gaan zijn alle actieve zones volledig geactiveerd. De gebruiker moet dan het pand hebben verlaten en de laatste beveiligde deur hebben gesloten. Wordt bij geactiveerd systeem een sensor van een actieve zone geactiveerd, dan wordt de geprogrammeerde vertraging voor naar buiten gaan voor die zone weergegeven en wordt de vertragingsperiode afgeteld op het scherm. Zijn piepsignalen bij de vertraging voor binnenkomen ingeschakeld, dan geeft de centrale piepsignalen met stapsgewijs toenemende frequentie naarmate de vertragingsperiode verstrijkt. Is het systeem niet uitgeschakeld op het moment dat de vertragingsperiode voor binnenkomen is verstreken, dan zal een volledige alarmtoestand optreden. (N.B. Wordt de vertragingsperiode voor binnenkomen van de zone die het alarm heeft geactiveerd uitgeschakeld, dan gaat in plaats daarvan direct het alarm af zodra de sensor wordt geactiveerd). Informatie over de gebeurtenis die het alarm heeft geactiveerd, worden in het logboek geregistreerd. Aan het einde van de ingestelde alarmduur zullen de alarmsignalen van de sirene en de centrale stoppen en zal het systeem zich automatisch zelf opnieuw activeren (met inachtneming van de omstandigheden van de zoneblokkering). Notities: – Om stroom te sparen en de levensduur van de batterij te maximaliseren, detecteren de PIR-bewegingssensors alleen beweging indien gedurende de voorafgaande 2 minuten geen beweging is gedetecteerd. – Is een sirene op zonne-energie gemonteerd en is de limiet van 3 minuten voor de sirene ingeschakeld, dan zal de sirene stoppen wanneer de geprogrammeerde alarmduur is verstreken of na 3 minuten, afhankelijk van hetgeen zich het eerst voordoet.
50
HEt SYStEEM ACtiVErEN Het systeem kan als volgt met behulp van de afstandsbediening of de centrale in de volledig geactiveerde modus worden gezet: a.
Druk op
b.
Druk op
op de afstandsbediening of
op de centrale.
HEt SYStEEM gEDEELtELiJk ACtiVErEN: gEDEELtELiJkE ACtiVEriNg 1 Het systeem kan als volgt met behulp van de afstandsbediening of de centrale in de gedeeltelijk geactiveerde modus 1 worden gezet: a.
Druk op
b.
Druk op
op de afstandsbediening of
op de centrale.
HEt SYStEEM gEDEELtELiJk ACtiVErEN: gEDEELtELiJkE ACtiVEriNg 2 Het systeem kan als volgt met behulp van de afstandsbediening of de centrale in de gedeeltelijk geactiveerde modus 2 worden gezet: a.
Druk op
b.
Druk op
,
op de afstandsbediening, of
op de centrale.
HEt SYStEEM DEACtiVErEN Het systeem kan met behulp van de afstandsbediening of met behulp van de centrale als volgt worden gedeactiveerd: a.
Druk op
b.
Druk op op de centrale.
op de afstandsbediening of
Is het systeem geactiveerd, dan knippert de ‘ALARM MEM’ (alarmgeheugen) LED en produceert de centrale piepsignalen om de 10 seconden.
Notities: 1.
Een Spectra verlichtingssignaal wordt (afhankelijk van de modus en van tijdgeprogrammeerde instellingen) telkens verstuurd wanneer een anti-sabotage- of PA-schakelaar wordt geactiveerd en telkens wanneer een sensor in een ingeschakelde zone wordt geactiveerd wanneer de centrale is geactiveerd.
2.
De Spectra verlichting wordt niet geactiveerd door het rookalarm.
Om de LED te laten stoppen met knipperen en de centrale te laten stoppen met het geven van piepsignalen, gaat u als volgt te werk: a.
Druk op
of
b.
Inspecteer het logboek om de oorzaak van het alarm op te sporen.
N.B. Is het systeem via de centrale gedeactiveerd, dan geeft de sirene twee piepsignalen (tenzij de waarschuwingspiepsignalen van de sirene zijn uitgeschakeld).
HEt SYStEEM DEACtiVErEN MEt DE BEDrEigiNgSCoDE Wordt het systeem via de centrale met behulp van de bedreigingscode gedeactiveerd, dan wordt het systeem normaal gedeactiveerd. De Voice Dialler (telefoonkiezer) of de Bewakingsservice Dialler wordt echter wel geactiveerd (nadat de vertraging van 30 seconden is verstreken) en het toepasselijke bedreigingsbericht wordt verstuurd. De LINE-LED (telefoonlijn) van de beller gaat tijdens deze oproep echter niet branden.
FriEDLAND SPECtrA VErLiCHtiNg (optioneel) Is de centrale verbonden met een Spectra verlichtingsontvanger en is de Spectra verlichtingsregeling ingeschakeld, dan zal bij een alarmtoestand (met uitzondering van brandalarm) de aangesloten verlichting gedurende de ingestelde inschakelduur van de verlichting gaan branden.
Spectra handmatig-aan/automatisch schakelen: Druk op schakelen.
om de aangesloten Spectra verlichting IN te
Druk op om de aangesloten Spectra verlichting UIT te schakelen en terug te keren naar de automatische werking.
SNELLE SEtUP De Snelle-setupfunctie activeert het systeem volledig met een vertraging van 10 seconden voor naar buiten gaan: Druk op op de centrale. Wordt echter op gedrukt tijdens de vertragingsperiode voor naar buiten gaan voor een geactiveerde modus (inclusief PartArm 1 en Part-Arm 2), dan wordt de resterende vertragingsperiode voor naar buiten gaan op 5 seconden gereset.
PErSooNLiJkE-AANVALALArM (PA-ALArM) Ingeval van een bedreiging of gevaar kan te allen tijde direct een alarm worden geactiveerd (ongeacht of het systeem geactiveerd is of niet), door als volgt een persoonlijkeaanvalschakelaar (PA-schakelaar) op de afstandsbediening of de centrale te bedienen: Is de Spectra verlichting geconfigureerd als 24-uursverlichting, dan worden de lampen ingeschakeld telkens wanneer een alarmtoestand optreedt. Is de verlichting echter geconfigureerd als tijdgestuurde verlichting, dan worden de lampen uitsluitend ingeschakeld indien een alarmtoestand optreedt vóór de geprogrammeerde stoptijd of na de geprogrammeerde starttijd. Treedt de alarmtoestand op tussen de stop- en starttijden, dan wordt de verlichting niet ingeschakeld.
a.
Schuif de PA-schakelaar op de afstandsbediening omhoog, of
b.
Druk op de toets op de centrale en houd deze ca. 3 seconden ingedrukt.
Het alarm blijft duren zolang de voorgeprogrammeerde alarmperiode duurt, waarna het systeem automatisch wordt gereset, dan wel totdat het systeem gedeactiveerd wordt.
51
tHUiSkoMStMELDEr
ANti-SABotAgE
Is de thuiskomstmelderfunctie ingeschakeld en wordt het systeem gedeactiveerd door een gebruiker die voor de thuiskomstmelder is geregistreerd, dan...
De sabotagezone is op 24-uursbasis operationeel. (d.w.z. bij ontvangst van een sabotagesignaal van een van de componenten wordt direct een alarm geactiveerd, ongeacht of het systeem geactiveerd dan wel gedeactiveerd is; tenzij het systeem zich in de programmeer- of testmodus bevindt).
1.
Wordt het eerste telefoonnummer voor de thuiskomstmelder gebeld (indien het is ingevoerd).
2.
Wordt - 10 seconden nadat het nummer is gebeld - het toepasselijke gebruikers-ID-bericht weergegeven. Het toepasselijke gebruikers-ID-bericht wordt 60 seconden lang continu herhaald. Nadat 60 seconden zijn verstreken, wordt de actuele berichtafspeelcyclus voltooid en wordt de telefonische oproep beëindigd. Dit garandeert dat het bericht niet halverwege wordt afgebroken.
Wordt het batterijdeksel van een van de componenten (met uitzondering van de afstandsbediening) verwijderd of wordt de sirene of de centrale van de wand verwijderd, dan zal direct het alarm in werking worden gesteld (tenzij het systeem zich in de test- of programmeermodus bevindt); zelfs indien het systeem is gedeactiveerd. Het alarm blijft klinken totdat de ingestelde alarmduurperiode verstreken is of het systeem wordt gedeactiveerd vanaf de afstandsbediening of het toetsenpaneel. De ‘ALARM MEM’ (alarmgeheugen) LED op de centrale knippert en de centrale geeft piepsignalen met enkele seconden tussentijd om aan te geven dat zich een alarmtoestand heeft voorgedaan.
ALArMBELtooN De beltoonfunctie werkt alleen met het systeem in de standbymodus. 3.
4.
Is er een vertraging van 10 seconden voordat het tweede telefoonnummer voor de thuiskomstmelder wordt gebeld (indien het is ingevoerd). Volgt - nadat beide ingevoerde nummers één maal zijn gebeld - een pauze. Deze pauze duurt 30 seconden, waarna weer met de volgende belreeks vanaf het eerste ingevoerde nummer wordt gestart.
De belreeks kan voortijdig worden gestopt doordat… a.
Alle nummers drie maal zijn gebeld
b.
Een bericht bevestigd wordt wanneer de gebelde persoon op de toets op het telefoontoetsen paneel drukt.
zoNEBLokkEriNg Laat bij geactiveerd systeem één zone het alarm meer dan drie keer afgaan terwijl de zoneblokkering is ingeschakeld, dan zal de betreffende zone worden “geblokkeerd” en zullen verdere alarmsignalen uit deze zone door de sirene worden genegeerd en gaat het alarm niet opnieuw af gedurende deze geactiveerde sessie. De zoneblokkering wordt geannuleerd wanneer de sirene wordt gedeactiveerd. Is de zoneblokkering uitgeschakeld, dan is er geen beperking aan het aantal alarmtoestanden die één enkele zone in werking kan stellen. Zoneblokkering is uitsluitend van toepassing op alarmzones. Ze werkt niet met de brandzone.
52
Druk op om de beltoonfunctie op ON (ingeschakeld) of OFF (uitgeschakeld) te zetten. Zie ook pagina 41 in het menu voor het Instellen van de zones, 3.7 Znn Chime (3.7 Znn Alarmbeltoon) om de vereiste zone in te schakelen.
PiEPSigNAAL VAN toEtSENPANEEL DEMPEN Het piepsignaal van het toetsenpaneel kan tijdelijk in/uitgeschakeld worden door te drukken op .
PiEPSigNALEN BiJ VErtrAgiNg Voor BiNNENkoMEN/NAAr BUitEN gAAN Zijn de piepsignalen van de vertraging voor binnenkomen/naar buiten gaan ingeschakeld, dan kunnen ze tijdens de actieve vertragingsperiode uitsluitend tijdelijk worden uitgeschakeld door te drukken op . Wanneer de volgende vertragingsperiode voor binnenkomen/naar buiten gaan start, volgen de piepsignalen de instellingen van het hoofdsysteem zoals normaal.
LogBoEk Elke nieuwe gebeurtenis die in het logboek wordt geregistreerd, wordt aangegeven doordat de ‘Alarm Msg’ (alarmbericht) LED om de 5 seconden knippert. N.B. Alleen vanwege alarmgebeurtenissen geeft de centrale piepsignalen om de 10 seconden; bij andere systeemgebeurtenissen die in het logboek zijn geregistreerd (bijv. laag batterijvermogen) worden geen waarschuwingspiepsignalen gegeven.
Om de LED te laten stoppen met knipperen, drukt u op of gaat u naar het logboek om het gebeurtenisbericht te lezen. Om het logboek te lezen, drukt u op
van standby.
Gebruik en om handmatig door de gebeurtenissen te scrollen. Gebeurtenissen worden weergegeven, vanaf gebeurtenis 1 - de meest recente - tot en met gebeurtenis 99. N.B. Het logboek scrollt niet automatisch door de display als voorheen.
gebruiker gebeurtenis Berichten: User x Arm (Gebruiker x activering) User x Disarm (Gebruiker x deactivering) User x PartArm 1 (Gebruiker x gedeeltelijke activering 2) User x PartArm 2 (Gebruiker x gedeeltelijke activering 2) User x Disarm (Gebruiker x deactivering) Master Arm (Hoofdgebruiker activering) Master Disarm (Hoofdgebruiker deactivering) Master PartArm 1 (Hoofdgebruiker gedeeltelijke activering 2)
Druk op
om naar standby terug te keren.
Berichtstructuur van het logboek: De berichten in het logboek zijn als volgt gestructureerd. Daardoor kan elke gebeurtenis op één enkel scherm worden weergegeven, en niet verdeeld over twee schermen. De bovenste regel is de gebeurtenistitel; deze geeft het gebeurtenisnummer aan en wanneer de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. De tweede regel beschrijft de feitelijke gebeurtenis:
Master PartArm 2 (Hoofdgebruiker gedeeltelijke activering 2) Master Disarm (Hoofdgebruiker deactivering) Duress Disarm (Bedreiging deactivering) Systeem gebeurtenis Berichten: AC Power Fail (Netstroomstoring) System Low-bat (Systeem laag batterijvermogen) Remote Low-Bat (Afstandsbediening laag batterijvermogen) Keypad Low-Bat (Toetsenpaneel laag batterijvermogen) Panic/PA (Paniekalarm/persoonlijke-aanvalalarm) System Tamper (Systeem sabotage)
d.w.z. Gebeurtenis 74 vond plaats op 13 maart om 2:23 ’s-middags, Zone 12 – rooksensor – laag batterijvermogen
RF Jamming (Zendfrequentiestoring) Tel Line Error (Telefoonlijnfout) V-Dialler Fail (Telefoonkiezer mislukt)
titel:
‘Enn: DD/MM hh:mm’
V-Dialler SendOK (Telefoonkiezer versturen OK)
Waar:
nn
= gebeurtenisnummer, 01 tot en met 99
R-Manager Fail (Remote manager mislukt)
DD
= datum van de gebeurtenis
MM = maand van de gebeurtenis hh
= uur van de gebeurtenis
mm = minuut van de gebeurtenis gebeurtenismeldingen: zone gebeurtenis berichten: Zxx PIR Alarm (Zxx PIR alarm) Zxx PIR Tamper (Zxx PIR sabotage) Zxx PIR LowBat (Zxx PIR laag batterijvermogen) Zxx MAG Alarm (Zxx MAG alarm) Zxx MAG Tamper (Zxx MAG sabotage) Zxx MAG LowBat (Zxx MAG laag batterijvermogen) Zxx Smoke Alarm (Zxx Rook alarm) Zxx Smoke Tamper (Zxx Rook sabotage) Zxx Smoke LowBat (Zxx Rook laag batterijvermogen)
SYStEEMBEHEErFUNCtiE ViA tELEFooN Is de systeembeheerfunctie via de telefoon ingeschakeld, dan kunt u in het systeem inbellen en kunt u de basisfuncties van het alarmsysteem controleren/regelen. De centrale beantwoordt de telefoon na een vastgesteld aantal beltonen en produceert 3 piepsignalen op de telefoonlijn. Voer een gebruikerstoegangscode op het telefoontoetsenpaneel in. Een geldige gebruikerstoegangscode wordt bevestigd met één lang piepsignaal. Een verkeerde code wordt bevestigd met twee korte piepsignalen. Wordt binnen 30 seconden geen gebruikerstoegangscode ingevoerd of wordt drie maal achter elkaar een verkeerde code ingevoerd, dan onderbreekt de centrale automatisch de lijn.
53
Dubbel inbellen voor gebruik met een externe antwoordtelefoon: Wordt de Systeembeheerfunctie via telefoon gebruikt en werkt het systeem in combinatie met een externe antwoordtelefoon (meldkamer), dan 1.
Moet systeembeheer via telefoon zijn ingesteld
2.
Moet het aantal ‘beltonen vóór beantwoorden’ voor de
BEwAkiNg (optioneel) BEwAkiNgSSErViCE raadpleeg het Bewakingsservice schema op pagina 55. Gaat het alarm af en is de Bewakingsservice beller ingeschakeld… 1.
centrale groter zijn dan die van de meldkamer. Voor toegang tot de functie Systeembeheer via telefoon heeft de centrale een ‘dubbele inbelmogelijkheid’ zodat de centrale de telefonische oproep kan aannemen voordat de meldkamer ingrijpt. De ‘dubbele inbelprocedure’ functioneert als volgt: 1.
Bel het systeem en hang na 1 of 2 beltonen op.
2.
Wacht enkele seconden en bel het systeem binnen 20 seconden opnieuw; het systeem antwoordt na 1 beltoon.
3.
Voer de gebruikerstoegangscode in, zoals hierboven beschreven.
De Bewakingsservice beller wordt geactiveerd nadat de vaste bellervertraging van 30 seconden is verstreken, vooropgesteld dat het systeem in die periode niet is gedeactiveerd.
2.
Het eerste Bewakingsservice telefoonnummer wordt gebeld en het toepasselijke alarmsignaal wordt verstuurd.
3.
Wordt een bevestiging van de alarmbewakingsservice ontvangen, dan stopt de thuiskomstmelder en wordt een bericht ‘r-Manager Send ok’ (R-manager versturen OK) in het logboek geregistreerd.
Echter...
Functies van systeembeheer via telefoon:
Wordt geen bevestigingssignaal van de alarmbewakingsservice ontvangen, dan wordt de telefonische oproep beëindigd en wordt het volgende nummer gebeld.
De volgende functies zijn toegankelijk via de telefoon op afstand. Het systeem bevestigt elk signaal met één lang piepsignaal via de telefoon.
Er is een pauze van 10 seconden tussen opeenvolgende telefonische oproepen in dezelfde belreeks, en een pauze van 30 seconden tussen opeenvolgende belreeksen.
Druk op om de systeemstatus op te vragen. De status wordt weergegeven door de volgende tonen die één maal klinken. 1 lang piepsignaal 1 kort piepsignaal 2 kort piepsignalen 3 kort piepsignalen
systeem gedeactiveerd systeem geactiveerd systeem gedeeltelijk geactiveerd (1 of 2) Alarm is afgegaan
4.
5.
Notities: 1.
Wordt het systeem gedeactiveerd terwijl de beller in bedrijf is, dan moet de actuele telefonische oproep worden voltooid. Na nogmaals 10 seconden reageert de beller met het versturen van een annuleringssignaal naar de alarmbewakingsservice via dezelfde belprocedure als hierboven beschreven is.
2.
Hetzelfde alarmtoestandsignaal mag niet opnieuw worden verstuurd voordat die gebeurtenis zich tenminste 10 minuten lang niet heeft voorgedaan. Alarmgebeurtenissen in verschillende zones worden afzonderlijk behandeld.
Druk op om de volledige activering modus in werking te stellen. Druk op om de modus gedeeltelijke activering 1 in werking te stellen. Druk op om de modus gedeeltelijke activering 2 in werking te stellen. Druk op
om het systeem te deactiveren.
Druk op
om de sirene uit te schakelen.
Druk op
om de sirene in te schakelen.
Druk op
om afluisteren te activeren.
Druk op
om afluisteren te stoppen.
Druk op om de sessie te beëindigen en de centralelijn los te koppelen.
54
Wordt geen bevestigingssignaal ontvangen nadat elk ingevoerd nummer drie maal gebeld is, dan wordt de telefoonbeller uitgeschakeld en wordt een bericht ‘r-Manager Fail’ (R-manager mislukt) in het logboek geregistreerd.
Bijvoorbeeld: Wordt een alarmtoestand geactiveerd door een sensor in zone 1, dan wordt de alarmbewakingsservice gecontacteerd met een “zone 1 intruder signal”. Doet zich binnen 10 minuten opnieuw een alarmtoestand in zone 1 voor, dan wordt de alarmbewakingsservice niet gecontacteerd vanwege deze gebeurtenis. De periode van 10 minuten moet vanaf dit punt opnieuw starten.
Doet zich na meer dan 10 minuten nog een alarmtoestand in zone 1 voor, dan wordt deze gebeurtenis naar de alarmbewakingsservice gestuurd.
Bewakingsservice schema tELEFooNkiEzEr Gaat het alarm af en is de telefoonkiezer geactiveerd, dan wordt het eerste telefoonnummer in de belreeks gebeld en wordt het opgenomen alarmbericht weergegeven. De gebelde persoon moet het bericht bevestigen door op de toets op zijn/haar telefoontoetsenpaneel te drukken om de belreeks te beëindigen. Wordt geen bevestigingssignaal ontvangen, dan wordt het volgende nummer in de belreeks gebeld. De telefoonkiezer gaat door met het beurtelings bellen van de nummers in de belreeks totdat alle nummers in de reeks zijn gebeld, dan wel de belreeks wordt beëindigd door een bevestigingssignaal van een gebeld persoon. Gaat het alarm af en is de telefoonkiezer ingeschakeld… 1.
De telefoonkiezer wordt pas geactiveerd nadat de vaste telefoonkiezervertraging van 30 seconden is verstreken, vooropgesteld dat het systeem in die periode niet is gedeactiveerd.
2.
Elk ingevoerd telefoonnummer wordt gebeld in de volgorde 1-2-3-4
Het alarmbericht en het hoofdbericht worden 60 seconden lang continu herhaald. Nadat 60 seconden zijn verstreken, wordt de actuele berichtafspeelcyclus voltooid en wordt de telefonische oproep beëindigd. Dit garandeert dat het bericht niet halverwege wordt afgebroken. 4.
Na 10 seconden vertraging wordt het volgende ingevoerde nummer gebeld.
5.
Nadat alle ingevoerde nummers één maal zijn gebeld, volgt een pauze. Deze pauze duurt 30 seconden, waarna weer met de volgende belreeks vanaf het eerste ingevoerde nummer wordt gestart.
Indien een nummer niet ingevoerd is, wordt het niet gebeld. 3.
10 seconden nadat het nummer is gebeld, wordt het toepasselijke alarmbericht weergegeven, direct gevolgd door het hoofdbericht.
55
De belreeks kan als volgt voortijdig worden gestopt: a.
Alle nummers drie maal zijn gebeld
b.
Het systeem gedeactiveerd is
c.
Een telefonische oproep bevestigd wordt doordat de gebelde persoon op de toets op het telefoon toetsenpaneel drukt.
N.B. De lijnstatuswaarschuwing werkt niet indien de telefoonkiezer is uitgeschakeld. Het signaal ‘Cancel/Abort’ (annuleren/afbreken) mag alleen worden verstuurd indien a.
de telefoonkiezer met succes de alarmgebeurtenis naar de alarmbewakingsservice heeft gecommuniceerd, of
b. het systeem binnen 10 minuten nadat de laatste alarmgebeurtenis met succes naar de alarmbewakingsservice is gecommuniceerd, is gedeactiveerd.
SErViCE-/BEDriJFSMoDUS VAN DE SirENE (optioneel) Om de sirene op zonne-energie van de wand te verwijderen zodat de batterijen kunnen worden vervangen, moet de sirene in de servicemodus worden gezet om te voorkomen dat de antisabotageschakelaar van de sirene een alarm activeert. Hebt u wijzigingen aan het systeem doorgevoerd, vergeet dan niet de sirene weer in de bedrijfsmodus terug te zetten. De sirene kan met behulp van de afstandsbediening of de centrale als volgt in de servicemodus of de bedrijfsmodus worden gezet: Afstandsbediening: Druk op de toets op de afstandsbediening en houd deze ca. 6 seconden lang ingedrukt.
Met het systeem in standby en ingeschakelde Power-LED (ON): Druk op om de testmodus te openen. Gebruik de en de toets om door de beschikbare opties te scrollen totdat ‘wirefree Siren Service oN/oFF’ (Draadloze-sireneservice aan/uit) wordt weergegeven.
56
Bedrijfsmodus:De sirene geeft één lang piepsignaal, dat 1 seconde later gevolgd worden door twee korte piepsignalen. De LED’s van de sirene knipperen samen in combinatie met de piepsignalen. Druk op
om naar de standbymodus terug te keren.
BAttEriJCoNtroLE Laag batterijvermogen Alle systeemcomponenten controleren continu de toestand van hun batterijen. Wordt een LED voor laag batterijvermogen geactiveerd, dan moet de batterij van het betreffende component zo snel mogelijk worden vervangen. Verder wordt een eventueel laag batterijvermogen van een PIRbewegingssensor of een magneetcontactsensor voor deur/raam door de centrale geregistreerd, en wordt een melding daarvan in het logboek opgeslagen. Verder wordt een eventueel laag batterijvermogen van een PIRbewegingssensor of een magneetcontactsensor voor deur/raam door de centrale geregistreerd, en wordt een melding daarvan in het logboek opgeslagen. N.B. Alvorens het batterijdeksel van een component te verwijderen om de batterij te vervangen, moet u ervoor zorgen dat het systeem in de testmodus staat om te voorkomen dat een volledige alarmtoestand wordt opgewekt. De aanwijzing voor laag batterijvermogen voor elke systeemcomponent verloopt als volgt: Centrale: Tijdens een stroomstoring wordt de centrale door de oplaadbare backup-batterijen gevoed.
Centrale:
Druk op
De modus waarnaar de sirene schakelt, wordt als volgt weergegeven: Servicemodus:De sirene geeft twee korte piepsignalen, die 1 seconde later gevolgd worden door één lang piepsignaal. De LED’s van de sirene knipperen samen in combinatie met de piepsignalen.
.
Onder normale batterijcondities knippert de Power-LED op de centrale met intervallen van 1 seconde. Bij laag batterijvermogen echter knippert de Power-LED met intervallen van 3 seconden. Afstandsbediening: Wordt de afstandsbediening met laag batterijvermogen bediend, dan blijft de LED knipperen nadat de toets is losgelaten. Onder normale batterijcondities dooft de LED binnen 2 seconden nadat de toets is losgelaten.
Pir-bewegingssensor: Bij laag batterijvermogen knippert de LED achter de detectielens wanneer beweging wordt gedetecteerd om aan te geven dat de batterij moet vervangen worden. Onder normale batterijcondities gaat de LED niet branden, tenzij de PIR-bewegingssensor zich in de looptestmodus bevindt. Magneetcontactsensor voor deur/raam: Wanneer de sensor geactiveerd is, gaat bij laag batterijvermogen de Zend-LED ca. 1 seconde lang branden zodra de deur/het raam wordt geopend. Onder normale batterijcondities gaat de LED niet branden wanneer de sensor wordt geactiveerd (tenzij de sensor zich in de testmodus bevindt met het batterijdeksel verwijderd).
57
oNDErHoUD Uw alarmsysteem vereist vrijwel geen onderhoud. Enkele kleine maatregelen zullen de constante betrouwbaarheid en de werking van het systeem echter blijven garanderen.
SirENE oP zoNNE-ENErgiE (optioneel) 1.
Aanbevolen wordt het zonnepaneel aan de bovenzijde van de sirenebehuizing tenminste twee maal per jaar te reinigen, bij voorkeur in het voorjaar en in het najaar; gebruik hiervoor een zachte, vochtige doek. Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen, reinigingsmiddelen op basis van oplosmiddelen of reinigingsmiddelen in spuitbus. Probeer niet de binnenzijde van de eenheid te reinigen en voorkom dat water in de eenheid terechtkomt. Hiermee wordt voorkomen dat het zonnepaneel aangetast wordt door opeenhoping van vuil, zodat het zonnepaneel al het beschikbare licht kan ontvangen.
2.
De batterijen van de sirene mogen niet gedurende langere perioden aangesloten blijven indien de eenheid niet voldoende zonlicht kan ontvangen om de accu in geladen toestand te houden. Wordt de batterij van een eenheid niet in geladen toestand gehouden, dan zal het batterijvermogen tot onder een aanvaardbaar niveau dalen. In dat geval moet de batterij opnieuw geladen worden met behulp van een 7,5 V dc/100 mA voeding (bijvoorbeeld via een netstroomadapter). Breng een nieuwe 9V lekvrije alkaline-startbatterij aan zodat de sirene voldoende voeding heeft totdat het zonnepaneel door de hoofdbatterij kan worden gevoed.
3.
De oplaadbare hoofdbatterij heeft doorgaans een levensduur van 3-4 jaar en vereist geen onderhoud gedurende deze periode, op voorwaarde dat de batterij geladen blijft. De batterij wordt beschadigd indien deze gedurende langere tijd in ongeladen toestand wordt bewaard. BELANgriJk: Alvorens de sirene van de wand te verwijderen, moet u de sirene in de servicemodus zetten om te voorkomen dat de anti-sabotageschakelaar wordt bediend en zo een alarmtoestand wordt geactiveerd. Zet om te beginnen de centrale in de testmodus (zie pagina 28) en zet de sirene vervolgens in de servicemodus (zie pagina 31). De sirene moet vervolgens weer in de bedrijfsmodus worden gezet omdat het systeem anders niet geactiveerd kan worden.
58
CENtrALE De oplaadbare batterijen hebben doorgaans een levensduur van tenminste 3-4 jaar en vereisen geen onderhoud gedurende deze periode, op voorwaarde dat de batterijen geladen blijven. De batterijen worden beschadigd indien deze gedurende langere tijd in ongeladen toestand worden bewaard.
MAgNEEtCoNtACtSENSorS, AFStANDSBEDiENiNg EN toEtSENPANEEL De sensors en de afstandsbediening vereisen vrijwel geen onderhoud. De batterijen moeten één maal per jaar vervangen worden, of wanneer een laag batterijvermogen wordt aangegeven.
BAttEriJEN N.B. Alvorens het batterijdeksel van een component te verwijderen om de batterij te vervangen, moet u ervoor zorgen dat het systeem in de testmodus is geschakeld om te voorkomen dat het alarm in werking wordt gesteld. De specificaties voor vervangende batterijen zijn als volgt: Afstandsbediening: 1 x 3 V CR2032 lithiumcel (of gelijkwaardig) Magneetcontactsensor voor deur/raam: 2 x 3 V CR2032 lithiumcel (of gelijkwaardig) Pir-bewegingssensor: 1 x 9 V alkalinebatterij toetsenpaneel: 1 x 9 V alkalinebatterij N.B. Oplaadbare batterijen mogen NIET voor sensors worden gebruikt.
AFVAL EN rECYCLiNg Batterijen en elektrische afvalproducten mogen niet met het gewone huishoudelijk afval weggegooid worden. Maak gebruik van de beschikbare recyclingmogelijkheden. Raadpleeg de lokale overheid of uw productleverancier voor advies over recycling. Oplaadbare batterijen bevatten zwavelzuur – ProBEEr Nooit DE BEHUiziNg oPEN tE MAkEN.
ALArMrEgiStrAtiE Vul tijdens het installeren de volgende informatie in om deze later te kunnen raadplegen wanneer componenten aan het systeem worden toegevoegd, of als hulpmiddel bij een storingsdiagnose.
Zone
Sensortype(s)
Locatie
Type
Vertraging voor binnen- Alarmbeltoon Activeren komen
GedeelGedeeltelijke telijke activering 1 activering 2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
59
U kunt een notitie maken van de onderstaande systeeminformatie.
telefoonnummers voor Bewakingsservice (optioneel) Telefoonnummer 1:
Telefoonnummer 2:
ID-nummer van systeem:
telefoonnummers voor telefoonkiezer Telefoonnummer 1:
Telefoonnummer 2:
Telefoonnummer 3:
Telefoonnummer 4:
telefoonnummers voor thuiskomstmelder Telefoonnummer 1:
Telefoonnummer 2:
gebruikerstoegangscodes Gebruiker 1:
Gebruiker 2:
Gebruiker 3:
Gebruiker 4:
Gebruiker 5:
Gebruiker 6:
Hoofdgebruiker:
Deze informatie is vertrouwelijk en moet op een veilige locatie bewaard worden. NotitiES
60
StoriNgSDiAgNoSE Symptoom / Aanbevolen oplossing Centrale werkt niet - Power LED staat op OFF of knippert. 1. Netstroomstoring - controleer of andere elektrische circuits werken. 2. Controleer of de stekker in het stopcontact steekt en of het stopcontact op ON staat. 3. Controleer of de gelijkstroomstekker van de netstroomadapter op de centrale is aangesloten.
1. De anti-sabotageschakelaar van de sirene is geactiveerd. Controleer of de sirene stevig tegen de wand bevestigd is en controleer de afstelling van de schakelaar om er zeker van te zijn dat deze volledig is ingedrukt.
De sirene reageert niet op de centrale.
4. Controleer de zekering/maximumschakelaar in de verdeelkast van het circuit dat de centrale voedt.
1. Controleer of de ID-code van de sirene door de centrale is geleerd.
N.B. Alvorens zekeringen te vervangen of de maximumschakelaar weer in te schakelen, moet de oorzaak van het defect onderzocht en gerepareerd worden.
De LED “Low Battery” (laag batterijvermogen) op de centrale knippert. 1. Controleer de LED’s voor laag batterijvermogen op alle PIR-bewegingssensors, magneetcontactsensors voor deur/raam, de afstandsbediening, het toetsenpaneel en de rooksensors (d.w.z. de LED achter de detectielens knippert wanneer beweging wordt gedetecteerd). Vervang de batterijen indien nodig.
De centrale accepteert de gebruikerstoegangscode niet. 1. De pauze tussen het indrukken van de toetsen is te lang. Pauzeer niet langer dan 5 seconden tussen het indrukken van de toetsen. 2. Er is een verkeerde code ingevoerd. Druk op de juiste code in.
De sirene- en indicatie-LED’s zijn geactiveerd, maar de centrale geeft geen alarm.
en voer
3. Zet het systeem terug op de fabrieksinstellingen en programmeer het systeem opnieuw.
Detectiezone geactiveerd (LED knippert), maar er klinkt geen alarmsignaal. 1. De vertragingsperiode voor binnenkomen/naar buiten gaan loopt nog en is nog niet verstreken. 2. De alarmduur is verstreken en het systeem heeft zich gereset.
2. Controleer of de hoofdsirene-configuratieschakelaar op SIREN staat. 3. Er is een verkeerde gebruikerstoegangscode in de centrale ingevoerd. 4. Controleer of de sirene zich binnen het effectieve zendbereik van de centrale bevindt, en dat de componenten niet vlakbij metalen voorwerpen zijn gemonteerd. 5. De oplaadbare batterij van de sirene is ontladen. a. Reinig het zonnepaneel. b. Controleer de leeftijd van de oplaadbare batterij vervang deze indien de vervaldatum is verstreken. c. Breng een nieuwe startbatterij in de sirene aan en sluit deze aan.
Het volledig alarm klinkt wanneer het systeem niet door een inbreker is geactiveerd, of is gedeactiveerd. 1. Activering van de anti-sabotageschakelaar a. Controleer alle batterijdeksels van sensors om na te gaan of deze correct zijn aangebracht. b. Controleer of de centrale en de sirene stevig tegen de wand zijn gemonteerd en of de anti-sabotageschakelaar is gesloten. 2. Persoonlijke-aanvalalarm bediend vanaf een afstandsbediening of de centrale. 3. Het detectiecircuit voor storingen is bediend.
3. De alarmduur werd geprogrammeerd op “geen alarm”.
61
LED op afstandsbediening brandt niet, of brandt zwak wanneer afstandsbediening wordt bediend. 1. Controleer of de batterij met de juiste polariteit is aangesloten. 2. Controleer of de batterij-aansluitingen goed contact maken met de batterij. 3. Batterij leeg - vervang de batterij.
Vals alarm van de PIR-bewegingssensor. 1. Zorg ervoor dat de sensor niet naar een warmtebron of een bewegend voorwerp is gericht. 2. Zorg ervoor dat de sensor niet boven een radiator of verwarming is geplaatst. 3. Zorg ervoor dat de sensor niet tegenover een raam of in direct zonlicht is geplaatst. 4. Zorg ervoor dat de sensor zich niet in de tocht bevindt. 5. Gevoeligheid te hoog (HIGH) ingesteld - stel de gevoeligheid lager (LOW) in. (d.w.z. SW3 in lagere positie).
De PIR-bewegingssensor detecteert de bewegingen van een persoon niet.
De LED van de PIR-bewegingssensor knippert bij detectie van beweging (component in normale bedrijfsmodus). 1. De PIR verkeert nog in de looptestmodus gedurende een vaste periode van 5 minuten indien de printplaatknop was geactiveerd. 2. Laag batterijvermogen - vervang de batterij.
Magneetcontactsensor voor deur/raam werkt niet 1. Zorg ervoor dat de magneet correct ten opzichte van de sensor is aangebracht, en dat de ruimte tussen de magneet en de sensor minder dan 10 mm bedraagt. 2. Controleer of de batterijen met de juiste polariteit zijn aangesloten (in de juiste richting). 3. Controleer of de aansluitingen van de batterijhouder goed contact maken met de batterijen en de printplaat. 4. Controleer of de ID-code van de sensor door een specifieke zone is geleerd. 5. Is een extra magneetcontact met vaste bedrading aangesloten: a. Controleer dat beide contacten gesloten zijn. b. Controleer dat de bedrading van het extra contact correct is aangebracht, en dat schakelaar SW3 in de stand INT./EXT. is gezet.
1. Controleer of batterijklem stevig is aangesloten. 2. Controleer of de ID-code van de sensor door een specifieke zone is geleerd. 3. Gevoeligheid te laag (LOW) ingesteld - stel de gevoeligheid hoger (HIGH) in. (d.w.z. SW3 in hogere positie). 4. Zorg ervoor dat de sensor in de juiste richting is aangebracht (d.w.z. met het detectievenster aan de onderzijde). 5. Zorg ervoor dat de sensor op de juiste hoogte is aangebracht (op ca. 2,0-2,5 meter hoogte). 6. Geef de sensor 3 minuten de tijd zich te stabiliseren zodat deze volledig bedrijfsklaar is. Verlaat het vertrek gedurende deze periode. 7. Controleer of de sensor zich binnen het zendbereik van de centrale bevindt, en niet vlakbij metalen voorwerpen is aangebracht die het zendbereik kunnen beïnvloeden.
62
6. Controleer of de sensor zich in het effectieve zendbereik van de centrale bevindt, en niet dicht bij metalen voorwerpen is gemonteerd die het zendbereik nadelig kunnen beïnvloeden.
Vals alarm van de magneetcontactsensor voor deur/raam. 1. Zorg ervoor dat de magneet correct is aangebracht ten opzichte van de sensor. 2. Zorg ervoor dat de ruimte tussen de magneet en de sensor minder dan 10 mm bedraagt. 3.
De anti-sabotageschakelaar onder het batterijdeksel is niet ingedrukt - controleer dat het batterijdeksel correct is aangebracht en dat de bevestigingsnokken niet zijn gebroken.
De LED op de magneetcontactsensor voor deur/raam brandt wanneer de deur of het raam is geopend. 1. Laag batterijvermogen - vervang de batterijen.
Telefoonkiezer reageert niet op alarm. 1. Telefoonlijn niet aangesloten of defect - controleer telefoonlijn met een ander toestel. 2. Verkeerd telefoonnummer geprogrammeerd.
Centrale neemt geen contact op met Bewakingsservice van alarmsysteem.
3. Telefoonnummers uitgeschakeld in belreeks.
1. Telefoonlijn niet aangesloten of defect - controleer telefoonlijn met een ander toestel. 2. Dialer-modus verkeerd geprogrammeerd. 3. Verkeerd telefoonnummer voor Bewakingsservice van alarmsysteem geprogrammeerd. 4. Verkeerd systeem-ID-nummer voor Bewakingsservice van alarmsysteem geprogrammeerd. 5. Geen geldig abonnement voor Bewakingsservice van alarmsysteem.
Systeembeheerfunctie via telefoon werkt niet. 1. Telefoonlijn niet aangesloten of defect - controleer telefoonlijn met een ander toestel.
4. Alarmberichten niet opgenomen.
Thuiskomstmelder reageert niet wanneer systeem is uitgeschakeld. 1. Telefoonlijn niet aangesloten of defect - controleer telefoonlijn met een ander toestel. 2. Dialer-modus verkeerd geprogrammeerd. 3. Thuiskomstmelder uitgeschakeld. 4. Thuiskomstmelder ingesteld op ‘Geselecteerde gebruikers’ en niet ingeschakeld voor gebruiker die het systeem uitschakelt. 5. Geen telefoonnummers voor thuiskomstmelder geprogrammeerd.
2. Systeembeheerfunctie via telefoon uitgeschakeld. 3. Verkeerde gebruikerstoegangscode ingevoerd.
HULPLiJN Voor kLANtEN Voor vragen betreffende het Friedland productprogramma kunt u contact opnemen met Jacs koopman B.V. via telefoonnummer:
0343-592222 Bereikbaar ma t/m vr van 8.00-16.45 uur
63
Uw ALArMSYStEEM UitBrEiDEN De volgende aanvullende accessoires zijn indien nodig beschikbaar als uitbreiding van uw systeem en bieden extra bescherming en een hoger niveau van veiligheid.
ACCESSoirES
Hw0F Dummy Externe sirene
Hw2F Pir-bewegingssensor
Hw3F Afstandsbediening
Hw5F toetsenpaneel
Hw10F 6 V oplaadbare batterij
Hw7F Externe sirene op zonne-energie
Hw4F Magneetcontactsensor voor deur/raam
gArANtiE Novar ED&S neemt de vervanging of reparatie van goederen naar haar goeddunken voor haar rekening (met uitzondering van oplaadbare batterijen) indien deze binnen 2 jaar defect raken, echter uitsluitend indien dit het gevolg is van gebrekkige materialen of gebrekkig vakmanschap. Uiteraard wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor problemen die zijn veroorzaakt doordat het product niet volgens de instructies geïnstalleerd, bediend of onderhouden is, of niet correct gebruikt is, of indien pogingen zijn ondernomen om het product op enigerlei wijze te repareren, te demonteren of te wijzigen. De garantie specificeert de volledige aansprakelijkheid van Novar ED&S. Ze omvat echter niet de dekking van verlies of schade of installatiekosten die het gevolg zijn van het defecte product. Deze garantie doet geen afbreuk aan uw statutaire rechten en is enkel geldig in België en Nederland. Vertoont een onderdeel defecten, dan moet het geretourneerd worden naar de winkel waar het is gekocht, vergezeld van: 1. Aankoopbewijs. 2. Een volledige beschrijving van het defect. 3. Alle relevante batterijen (losgekoppeld). Friedland is een handelsmerk van Novar ED&S.
64
NotitiES
65
NotitiES
66
NotitiES
67
SPECiFiCAtiES VAN CoMPoNENtEN Externe sirene op zonne-energie (optioneel)
Centrale
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
RF bedrijfsfrequentie: 868 MHz 6 V/1,2 Ahr verzegelde loodzuurbatterij Zonnepaneel 7,5 V - Laadsnelheid typisch 60 mA Bedrijfsduur in volledige duisternis - tot 25 dagen 95 dB Piëzosirene 10 minuten alarmduurbegrenzer (optioneel) Sirene uitschakelbaar (selecteerbaar) Bescherming tegen sabotage, aan achterzijde Storingsdetectie Akoestische bevestiging
Pir infrarood bewegingssensor
● ● ● ● ●
● ● ● ● ●
●
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
RF bedrijfsfrequentie: 868 MHz Bereik: max. 150 meter Detectiebereik: tot 12 meter bij 110° Looptestfunctie LAAG/HOOG detectiegevoeligheid Beschermd tegen sabotage Te monteren in een hoek of op vlakke ondergrond Levensduur van batterij >1 jaar LED voor laag batterijvermogen
● ● ● ● ● ● ●
RF bedrijfsfrequentie: 868 MHz Bereik: max. 125 meter Backup-batterijen Indicatie laag batterijvermogen RF Storingsdetectie 90 dB Piëzosirene Dubbele beveiliging tegen sabotage, aan voor- en achterzijde 6 gebruikers + hoofdgebruiker + bedreiging 4-cijferige gebruikerstoegangscode 32 draadloze zones + 4 zones met bedrading 2 functies voor gedeeltelijke activering Onafhankelijk programmeerbare vertraging voor binnenkomen/naar buiten gaan Vertraagde waarschuwing bij binnenkomen/naar buiten gaan (selecteerbaar) Programmeerbare alarmduur Snelle setup Zoneblokkering Alarmbeltoon Logboek (99 gebeurtenissen) Thuiskomstmelder Systeembeheer via telefoon Meeluisterfunctie. Bescherming tegen sabotage, aan voor- en achterzijde Persoonlijke aanval (PA) functie Telefoonkiezer (voice dialler) Interface voor Remote Security Manager (meldkamer) Aansluitingen voor sirene met vaste bedrading
Afstandsbediening (optioneel)
Magneetcontactsensor(s) voor deur/raam
●
● ●
● ● ● ●
● ●
RF bedrijfsfrequentie: 868 MHz Bereik: max. 150 meter Testmodus Bescherming tegen sabotage Aansluitmogelijkheid voor extra magneetcontact met vaste bedrading Levensduur van batterij >1 jaar LED voor laag batterijvermogen
● ● ● ● ● ● ●
RF bedrijfsfrequentie: 868 MHz Bereik: max. 125 meter Te wijzigen 4-cijferige gebruikerstoegangscode Beschermd tegen sabotage Persoonlijke aanval (PA) functie Levensduur van batterij >1 jaar LED voor laag batterijvermogen
Dummy Externe sirene (optioneel)
l l
l Levensduur van batterij >1 jaar LED’s knipperen iedere 5 seconden om de beurt.
oNDErzoEk EN oNtwikkELiNg Onze R & D-afdeling werkt constant aan de ontwikkeling van nieuwe producten. Wij hanteren een beleid van continue verbeteringen en behouden ons het recht voor specificaties te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving. Novar elektrische componenten en systemen zijn onderworpen aan kwaliteitscontrolenorm BS EN ISO9001 2000, Asta.
●
●
toetsenpaneel (optioneel)
● ● ●
RF bedrijfsfrequentie: 868 MHz Bereik: max. 80 meter Persoonlijke aanval (PA) schakelaar Werkt voor alle functies m.b.t. volledige activering (ARM), gedeeltelijke activering (PART-ARM) en deactivering (DISARM) Zendindicatie-LED Levensduur van batterij >1 jaar LED voor laag batterijvermogen
HULPLiJN Voor kLANtEN Voor vragen betreffende het Friedland productprogramma kunt u contact opnemen met Jacs koopman B.V. via telefoonnummer:
0343-592222 Bereikbaar ma t/m vr van 8.00-16.45 uur
Novar Electrical Devices and Systems Limited. (A Honeywell Company) The Arnold Centre, Paycocke Road, Basildon, Essex SS14 3EA. UK www.friedlandproducts.com © Novar Electrical Devices and Systems Limited. 2010
50053279-002 rev.A