34e jaargang
Mayors for Peace tekenen tegen kernwapens Opkomst en neergang van de vredesbewegingen Mediation bij politieke conflicten
4
winter 2014
Redactioneel Uitgave van Artsen voor Vrede / AVV en de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie ‘Gezondheidszorg en Vredesvraagstukken’ / NVMP
Verschijnt vier keer per jaar.
Colofon Redactie M. Bakker H. D’aes (hoofdredacteur) J.M.G. van der Dennen (eindredacteur) H. van Iterson W. Kusters M. Tyssen
Samensteller van de Engelse synopsis: P. M. Moll-Huber. Medecorrector: A. Mercx
Redactie-adres Voor Nederland: Postbus 199, 4190 CD Geldermalsen, telefoon: 06-42009559, e-mail:
[email protected] Internet: www.nvmp.org Voor Vlaanderen: Hugo D’aes, Van Stralenstraat 10, 2060 Antwerpen, e-mail:
[email protected]
Europese website: http://www.ippnw-europe.org
Vormgeving / druk Equipe, Heerenveen SMG Banda-Telenga Kopijsluiting Inleveren kopij voor 15 februari 2015. Bureau / Secretariaat Voor NVMP: Postbus 199, 4190 CD Geldermalsen, telefoon: 06-42009559, e-mail:
[email protected] Voor vragen over en bestellen van medischpolemologische literatuur (artikelen, boeken, documentatiemappen), audiovisueel materiaal, symposiumverslagen en eerder verschenen Nieuwsbrieven. Postrekening bestellingen 55 52 587. Voor Artsen voor Vrede / AVV (Vlaanderen): J. De Loof, Karel van de Woestijnestraat 18, 9300 Aalst, telefoon: (053) 78 44 26. Lidmaatschap NVMP-lidmaatschap vanaf € 60,--/jaar. Postrekening NVMP: NL40INGB0004395340 Opzegging lidmaatschap uiterlijk 3 december. Artsen voor Vrede / AVV: het modale lidgeld bedraagt € 60,--/jaar. Bijdragen op rek.nr.: 429-8072731-15 of rek.nr. 001-1066890-63 van Artsen voor Vrede. Copyright Overnemen van artikelen uit de Nieuwsbrief is toegestaan met vermelding van de bron. Bij de voorplaat Burgemeesters voor Vrede (Mayors for Peace) Frank Koen (Capelle aan de IJssel) en Bert Blase (Vlaardingen) tekenen tegen kernwapens /
GEZONDHEIDSZORG EN VREDESVRAAGSTUKKEN ARTSEN VOOR VREDE
2
ISSN 2215-1230
De NVMP heeft de toekomst van de vereniging op de agenda staan. Schrik niet, de NVMP gaat door. Als organisatie zijn NVMP en AVV nog steeds hard nodig. Bij het beraad over de toekomst probeert het bestuur middelen te vinden om effectiever te kunnen werken met de beperkte financiën en mensen, het inzetten van moderne middelen (social media) en de modernisering van de website, om de leden te kunnen betrekken bij de activiteiten, het aantrekken van nieuwe leden en donateurs. Dit alles is al veel vaker geprobeerd, maar moet regelmatig onder de aandacht komen. De tijden veranderen en zo ook de manier waarop we met elkaar omgaan. In deze nieuwsbrief vindt u zoals gebruikelijk een variatie aan artikelen. Op allerlei manieren wordt getracht de wereld een beetje beter te maken. Dit wordt nu en dan beloond met een prijs. Lees over de verschillende meningen over de laatste Nobelprijs voor de Vrede. Ook trachten velen met mediation te zorgen voor een betere verstandhouding bij politieke conflicten. Achtergronden en theorie worden besproken. De traditionele onderwerpen als kernwapens en oorlog blijven actueel, zoals u ook in deze nieuwsbrief in meerdere artikelen kunt lezen. Kernwapens zijn nog steeds een gevaar. De onderwerpen variëren van de ontwikkeling van de eerste kernwapens tot de acties voor uitbanning van het huidige arsenaal. Op de website van IPPNW staat een Campaign Kit met alle feiten over de gevolgen van het gebruik van kernwapens in een oorlog, met de titel The Humanitarian Impact of Nuclear Weapons.
is al eerder gedaan, maar nu is de verklaring uitgebreider. In de verklaring wordt het ontwikkelen, testen, produceren en gebruiken van kernwapens veroordeeld. Verder wordt gepleit voor een snelle uitbanning van kernwapens. De reden is dat zelfs een beperkte kernoorlog leidt tot catastrofale effecten op de gezondheid van de bevolking. In 2015 in Oslo moet deze verklaring officieel worden. NVMP-duovoorzitter Peter Buijs heeft naar aanleiding van deze verklaring een oproep in dagblad Trouw gedaan voor een nationaal kernwapenverbod. PAX is een burgerinitiatief hiertoe gestart. De handtekeningenactie van PAX loopt nog steeds, er moeten voldoende handtekeningen verzameld worden om het onderwerp op de agenda van het parlement te krijgen. U kunt nog steeds meedoen, eventueel via de website van Pax. Daarnaast staat de Nieuwsbrief in het teken van de Eerste Wereldoorlog. In het boek ‘Onder Stervenden’ heeft Leo van Bergen zich ingeleefd in verschillende mensen die deze oorlog hebben meegemaakt en hoe men nu tegen die oorlog en de herdenkingen aan kijkt. In feite kunnen de beschreven ervaringen moeiteloos overgeheveld worden naar andere oorlogen, het leed en de ellende en ook de herdenking naderhand zijn bijna universeel te noemen. Er blijkt ook veel muziek te zijn die geïnspireerd werd door de Eerste Wereldoorlog. Zoals gezegd blijven acties tegen oorlog, tegen kernwapens en voor een betere, vreedzame wereld hard nodig. Daarvoor moeten we zo goed mogelijk geïnformeerd zijn om met kennis van zaken deze activiteiten te ondernemen, via AVV en NVMP en op andere manieren. Het moet toch een keer lukken.
Wist u dat de World Medical Association stelling heeft genomen tegen kernwapens? Dat
MB
Inhoud Woord van de NVMP voorzitter . . . . . . 3
Boekbespreking: ‘Onder Stervenden’ . . . 14
Mayors for Peace tekenen tegen kernwapens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Column: Des Pudels Kern . . . . . . . . . . . 15
WILPF 2015 Conferentie . . . . . . . . . . . 11
Uit tijdschriften en van internet . . . . . . . 24
Opkomst en neergang van de vredesbewegingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Nicolaj Mjakovski, 4de symfonie . . . . . . . 12
Hugo de Groot (1583-1645) . . . . . . . . . 16
Mediation bij politieke conflicten . . . . . 20
Woord van de NVMP-voorzitter wapenleveranciers gretig aftrek vinden bij zekerheid zoekende mannen wereldwijd.
Herman Spanjaard Weet u nog? Bill Clinton? Democraten verwachtten veel van hem op het gebied van ontwapening. Teleurgesteld werd de tweede termijn afgesloten en kwamen de jaren Bush. “It's time to change!” met een vlammende campagne won de eerste Afro-Amerikaan de presidentsverkiezingen. Ook voor Obama was Kennedy het grote voorbeeld en in Berlijn en Praag waren er toezeggingen over nucleaire ontwapening. De absolute aantallen zijn verminderd, zeker. Maar de modernisering in de landen waar dat transparant is wordt ondanks protest doorgevoerd en in de landen waar dat niet transparant is mogen we er naar raden.
In Wenen werd begin december een recent ontstaan nieuw elan over de humanitaire gevolgen van kernwapens verder door regeringen en ngo's omarmd. Zal dit zich steeds verder uitbreidend initiatief een ommekeer gaan brengen? Geloven de oudere leden dat zij niet voor niets zich hun hele werkzame leven ingezet hebben? Voor hen is het goed te weten dat de vereniging nog altijd actief is, zich verjongt en dat middels sociale media aan jongere generaties toont.
Uw steun is die hoeksteen waarmee we dat gebouw van de vrede kunnen neerzetten, figuurlijk maar ook letterlijk. Wij zijn u allen erkentelijk voor de steeds continuerende (en soms substantiële eenmalige) steun, waarmee we toch de NVMP springlevend houden. In 2015 verwachten we meer concreet samen op te kunnen trekken
met de KNMG (in het kader van de WMA-resolutie tegen kernbewapening) en het Nederlandse Rode Kruis (in het kader van de uitspraak van het Internationale Comité dat kernwapens als een niet te behandelen ziekte ziet). Het IPPNW-rapport Humanitarian Causes of Nuclear War is zeker het lezen waard als u de komende weken wat mooi leeswerk wilt hebben (op de NVMP-website gemakkelijk te vinden). Het is bij WHO en VN een gewaardeerd en geciteerd rapport. Begrip en waardering krijgen wij alom. Zetten politici die woorden om in daden? Mocht u nog niet getekend hebben voor de PAX-actie om met 40.000 handtekeningen een debat over de Nederlandse kernwapens op de agenda van de Tweede Kamer te krijgen: ga online of vraag Hans van Iterson om handtekeningenkaarten voor uw familie en vrienden. Het bestuur wenst u veel wijsheid en gezondheid in 2015. *
China verhoogt het defensiebudget substantieel en structureel en Rusland idem dito. De roep in ons land om het nieuwe Gordijn in de Oekraïne te verdedigen lijkt een ommekeer te gaan maken in de structurele bezuinigingen die in Europa op de defensiebudgetten worden doorgevoerd. Stellen wij de verkeerde prioriteiten? Zijn wij het gebroken geweertje van het Interbellum? Of is onze missie de enige zinvolle om deze wereld te helpen overleven? Hoe verhoudt zich het sprokkelen van 40.000 handtekeningen voor een debat in de Tweede Kamer over onze kernwapens tot $ 1.500 miljard voor defensieuitgaven wereldwijd? De tijd van de zonnewende stemt tot reflectie. Kerstmis, Chanoeka, orthodox Kerstmis, Oost en West. En ondanks al die reflectie steeds maar dat angstbeeld waardoor
3
Mayors for Peace tekenen tegen kernwapens onder hun collega-burgemeesters te verspreiden waarin zij opriepen aan te sluiten bij Mayors for Peace. Dit schrijven was een doorslaand succes en is van tijd tot tijd herhaald waardoor het aantal Mayors for Peace in Nederland steeg van een vijftigtal naar het huidige aantal van 125.
Hans van Iterson In de laatste nieuwsbrief vond u informatie bijgesloten over de actie ‘Teken tegen kernwapens’ waarmee opgeroepen wordt handtekeningen te verzamelen om een verbod op kernwapens op de politieke agenda te zetten. Ook enkele Mayors for Peace geven het goede voorbeeld door hun steentje bij te dragen.
Mayors for Peace, Burgemeesters voor Vrede
Even in herinnering roepen, Mayors for Peace, Burgemeesters voor Vrede, is opgericht in 1982 door burgemeester Araki van Hiroshima. Momenteel zijn er wereldwijd meer dan 6.300 burgemeesters bij aangesloten. Burgemeesters dragen verantwoordelijkheid voor de veiligheid van hun burgers. Op grond van die verantwoordelijkheid, en niet zozeer op grond van hun politieke overtuiging vinden zij elkaar in hun gedeelde bezorgdheid over de nog immer bestaande nucleaire wapens. Daar ligt ook het raakvlak met artsen die zich zorgen maken over de humanitaire gevolgen van een kernexplosie, waartegen nucleaire ontwapening de enige remedie is.
De ‘kerngroep’ van Mayors for Peace is inmiddels uitgebreid tot vijf. Naast Hoekema, Koen en Ostendorp bestaat ze uit Geert van Rumund van Wageningen en Hans Romeyn van Heiloo. Bert, Hans en voorzitter Herman Spanjaard hebben het afgelopen jaar al tweemaal overlegd met deze groep over verdere activiteiten. 2015 wordt daarbij een belangrijk jaar, veel gemeenten zullen immers activiteiten ontplooien naar aanleiding van 70 jaar bevrijding. In augustus 2015 is het ook 70 jaar geleden dat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki vielen. Ook dat vormt een goed moment om aandacht voor een kernwapenvrije wereld te vragen.
Teken tegen kernwapens
het Project on European Nuclear NonProliferation (PENN) het secretariaat van Mayors for Peace-Nederland gevormd. Karel is in 2009 vertrokken omdat hij buitenlandmedewerker van het wetenschappelijk bureau van de SP
Een mooie aanloop naar dat jaar is de campagne ‘Teken tegen kernwapens’. Burgemeester Blase van Op 24 november volgden de burgemeesters Jansen Vlaardingen was de eerste Vanaf het begin van deze eeuw heeft (Montfoort) en van den Brink (IJsselstein). die publiekelijk zijn handtede NVMP samen met Karel Koster van kening zette. Daarbij vroeg hij wie het stokje van hem over wilde werd. In 2011 heeft NVMPnemen. Burgemeester Koen van lid Bert Sweerts zich bereid Capelle aan de IJssel ging graag op verklaard de functie van deze uitnodiging in en zo werd op 5 Mayors for peace-campaignovember een begin gemaakt met deze ner op zich te nemen. Samen burgemeestersmarathon. * met Hans van Iterson van het NVMP-bureau coördiOp de NVMP-website vindt u de neert hij voor Nederland de huidige samenstelling van deze ledenMayors for Peace-campaggroep: ne. In april 2012 vonden zij http://www.nvmp.org/MfP2014.pdf . vier burgemeesters (Jan Hoekema van Wassenaar, Frank Koen van Capelle aan Staat uw gemeente erbij?! Zo nee, wilt den IJssel, Peter Rehwinkel u dan uw burgemeester benaderen? Het van Groningen en Hans Burgemeester Blase (r) en burgemeester Koen (l) zetten Martijn Ostendorp van NVMP-bureau helpt u graag met de hun handtekeningen tegen kernwapens. nodige informatie en documentatie. Bunnik) bereid een brief
4
Opkomst en neergang van de vredesbewegingen Ward Kusters
Vrede is een kostbaar goed. Al duizenden jaren spreken denkers zich uit over het belang van vrede. De recepten worden in vele beschavingen herhaald en zijn vrij eenvoudig: indien de mensen wat respect voor elkander zouden opbrengen dan zouden er geen problemen zijn. Het belang van vrede lijkt ook logisch. Zelfs los van al het menselijke leed, is vrede noodzakelijk voor stabiliteit en het scheppen van toegevoegde waarde. De geschiedenis laat zien dat, tot heden, vrede veelal gebaseerd is op de macht van de sterkste. Daarbij worden godsdienst, taal, etnische superioriteit of andere ideologieën gebruikt om de neuzen van de bevolking min of meer in dezelfde richting te krijgen en beslissingen mogelijk te maken. Bij alle naties is het een elite die de beslissingen neemt. Deze elite wordt bewust of onbewust dikwijls gedreven door hebzucht. De massa volgt omdat hun edeler motieven werden voorgespiegeld. De Verlichting was een beweging van intellectuelen in de 18e eeuw met als doel het gebruik van de rede en de filosofie te bevorderen. Ze steunde op feiten en verzette zich tegen intolerantie. Ze bestreed bijgeloof en misbruiken in kerk en staat. Alles moest kunnen onderzocht worden, ook oorlog. Volgens veel filosofen van die tijd bestond er een enorme tegenstelling tussen het algemeen welzijn van de bevolking en de verwoestende oorlogen die vorsten voerden om dingen, die niets met het algemeen belang te maken hadden. Dat miljoenen mensen telkens weer meededen aan conflicten die schadelijk waren voor l'utilité générale was alleen te wijten aan puur bijgeloof, domheid en vooroordeel. De Verlichting veroordeelde de oorlogen en het militarisme van de 18e eeuw.
18e eeuw – De Rede
Het enige soort oorlog dat de Franse filosoof Diderot als legitiem aanzag, was de bevrijdingsoorlog tegen monarchen, aristocraten, kooplieden en priesters. Herder, een vooraanstaande Duitse filosoof, had een afkeer van Frederik de Grote. Deze had op dat ogenblik een van de best uitgeruste, meest gedisciplineerde en efficiëntste leger van Europa. Hij werd geroemd als veldheer Frederik, ging zelf prat op zijn Verlichte status en maakte goede sier met zijn verwerping van bijgeloof. Maar tegelijk droeg hij bij aan een bijna permanente toestand van oorlog en bloedvergieten in Europa. In Herders ogen was dit schijnheiligheid.
De kritiek, ook door anderen, werd zo algemeen dat Frederik er door geïrriteerd raakte. Dit blijkt uit zijn sarcastische opmerkingen in brieven aan Voltaire, waarin hij klaagt dat de Russische keizerin Catherina kennelijk een speciale dispensatie van de verlichte filosofen gekregen had voor een ‘aanvalsoorlog’ tegen de Turken. “De heren encyclopedisten oefenen een filosofencensuur uit en willen mij dwingen de vrede te bewaren om geen filosofenschennis te begaan” schrijft hij vanuit Potsdam, “zodat ik in de toekomst wel moet oppassen geen excommunicatie op te lopen”. In de visie van Frederik en ook Voltaire waren staande legers en oorlog noodzakelijk. Eeuwige vrede was voor hen een utopische
droom van wereldvreemde mensen. De enig haalbare eeuwige vrede onder mensen, stelde Voltaire in zijn essay De la paix perpetuelle (1769), was verdraagzaamheid door beteugeling van fanatisme en verzwakking van religieus gezag. Vrede tussen vorsten, zegde hij, is een hersenschim, even onbereikbaar als vrede tussen neushorens en olifanten of tussen wolven en honden.
Ook Voltaire zag er geen graten in om Catherina met lof te overladen omdat zij een aanvalsoorlog tegen de Turken begonnen was met het doel het Osmaanse Rijk ten val te brengen en de wedergeboorte van Griekenland mogelijk te maken. Immanuel Kant daarentegen stelt in zijn traktaat Zum ewigen Frieden (1795) dat de droom van eeuwige vrede geen hersenschim is maar het hoogste doel blijft van menselijke vooruitgang. Zowel Voltaire als Kant meenden dat afschaffing of begrenzing van de monarchie en overgang naar een representatieve democratie de vrede zou bevorderen. Oorlog was voor veel encyclopedisten te wijten aan een gebrek aan rechtvaardigheid tussen volkeren. Hierdoor zou binnen iedere samenleving de machtige de zwakke onderdrukken en zouden naties elkaar onderdrukken. Frederik de Grote wees de klachten over zogenaamde barbaarse en onnodige oorlogen van de hand. “Vorsten en hun
Vervolg op pagina 6
5
Vervolg van pagina 5
staande legers zitten in de beklaagdenbank” zegde hij “maar als monarchie en erfopvolging verdwijnen dan zullen regeringen onophoudelijk bloot staan aan burgeroorlog wat duizendmaal erger is dan buitenlandse conflicten. Afschaffing van koningen en edelen biedt geen garantie voor internationale vrede. Venetië, Genua of de Verenigde Provincies voeren eveneens oorlog zonder dat zij een monarchie hebben.” Voor de radicale filosofen bleef het feit dat oorlog en militarisme toe te schrijven waren aan bijgeloof, een samenstel van nationale denkgewoonten, religieuze bezieling en eerbied van het volk voor monarchie, aristocratie en kerkelijk gezag. De stelling dat la vraie politique niets anders is dan de kunst de mensen gelukkig te maken, betekent dat alles wat niet op dat doel gericht is, zoals koloniale expansie en plannen om andermans handel met geweld af te pakken, niet te verrechtvaardigen zijn. De radicale filosofen waren niet pacifistisch maar zij hadden een afschuw van oorlogen die om buit, prestige en territorium gevoerd werden. De weg naar de eeuwige vrede zou moeten steunen op de gedachte van Spinoza: in een rechtvaardige samenleving is ieder individu aan de ander gebonden op basis van wederkerigheid. Dit zou men ook moet toepassen op staten. Ieder land heeft morele verplichtingen tegenover zijn buurlanden. De verlichting maakte plaats voor de romantiek met een grotere aandacht voor gevoelens. In haar magistraal werk The Proud Tower, A portrait of the World before the War 1890-1914 beschrijft Barbara Tuchman een wereld vol hoop en mogelijkheden. De vredesbewegingen bloeiden, niet in het minst door Bertha von Suttner. Haar boek Die Waffen nieder kende een enorm succes. Tolstoj vergeleek de impact ervan met dat van Uncle Tom's Cabin voor de afschaffing van de slavenhandel. In het boek uitte zij haar gevoelsmatige afkeer van oorlog. Het boek werd in zestien talen vertaald en in honderdduizenden exemplaren verkocht. Bertha kende Alfred Nobel, een wat excentrieke, verlegen miljonair. Hij had zijn enorme rijkdom verkregen door het produceren van explosieven. Incognito bezocht hij een vredescongres in Bern en vertelde Bertha:
19e eeuw – De Emotie
6
“Overtuig mij en ik zal iets groots doen voor uw onderneming”. Later schreef hij haar: ik zal mijn vermogen nalaten voor een prijs die elke vijf jaar zal uitgereikt worden aan de persoon die het meest heeft bijgedragen aan de vrede in Europa. Hij verwachtte dat na 5 of 6 uitreikingen alles zou zijn opgelost en de prijs niet meer nodig.
Nobel was een fervente voorstander van arbitrage, maar niet van ontwapening wat hij maar een dwaas idee vond. Hij pleitte voor het stichten van een tribunaal en een verplichting om bij een twist tussen naties tenminste één jaar een wapenstilstand te respecteren. In die sfeer deed tsaar Nicholaas II in 1898 een voorstel dat de wereld met verstomming sloeg. Hij deed een oproep naar alle naties om deel te nemen aan een conferentie die de voortdurende bewapening zou stoppen en zelfs doen afnemen. Dat dit voorstel van Rusland kwam wekte enorme verwondering. Rusland had aan enorme gebiedsuitbreiding gedaan en werd zeker in het Westen nog gezien als een halfbarbaars land. Anderzijds was de vrees voor de nieuwe wapens wijd verbreid. Krupp was de grootste wapenproducent, maar ook Skoda, SchneiderCreusot, Vicker-Martin hadden belangen in elk kamp. Elk jaar produceerden zij een of ander wapen dat efficiënter en dodelijker was dan het voorgaande. De kosten stegen enorm zodat het leek dat het uiteindelijk niet meer haalbaar zou zijn. Voor velen moest de productie van die vreselijke machines die
morgen al weer verouderd zouden zijn, stoppen. De tsaar was op dat ogenblik dertig jaar en waarschijnlijk niet pacifistischer of meer idealist dan andere vorsten. Het voorstel was niet zijn eigen idee. Het kwam van zijn drie sleutelministeries: Oorlog, Financiën en Buitenlandse Zaken, en vond zijn oorzaak in het feit dat Rusland achterop was geraakt in de bewapeningswedloop en ook geen middelen zag om terug bij te benen. Oostenrijk wilde een snelvurend kanon invoeren dat Duitsland en Frankrijk al bezaten. Indien men de Oostenrijkers kon overtuigen tot een tien jaar durende bewapeningsstop dan zouden enorme kosten bespaard worden. In plaats van een bilaterale overeenkomst stelde de Tsaar een algemene conferentie voor wat veel beter oogde. Uiteraard stond in de conferentie na de bewapeningsbeperking, arbitrage van conflicten op de tweede plaats. Verder was er nog het verbod om bepaalde wapens te gebruiken (oorlogsgassen en afwerpen van bommen uit zeppelins). De regeringen waren zeer sceptisch maar ze konden niet tegen de algemene opinie ingaan. Alles leek plots mogelijk. Om dit nog meer te onderstrepen verscheen een nieuw boek: The Great Illusion van Norman Angell. Hij toonde aan dat in een nieuwe oorlog de overwinnaar evenveel zou lijden als de overwonnene. De gevolgen van de economische verwoesting en het individuele lijden zouden zo enorm zijn dat oorlog niet alleen ondenkbaar maar gewoon onmogelijk werd. Het werd haast een dogma: de eeuwige vrede was nabij.
20e Eeuw – Het Blijkbaar Onvermijdelijke
Tegelijk ontstonden tegenkrachten die precies de Ewigen Frieden van Kant onmogelijk maakten. Na de aanslag op de Oostenrijkse troonpretendent in Sarajevo leken de achtereenvolgende gebeurtenissen onafwendbaar, alhoewel niemand zegde een oorlog te willen. Men rommelde werkelijk de oorlog in. Men vertelde dat moeder Rothschild aan een buurvrouw verzekerde: “Er komt geen oorlog, onze familie wil het niet”. De familie had grote bankiershuizen in Frankfurt, Parijs en Londen die nauw met elkaar vervlochten waren. Ook links was tegen oorlog. Maar uiteindelijk zouden een hele reeks partijen afstappen van
hun anti-oorlogsstandpunt. Zo stemden de Belgische socialisten onder leiding van Emile Vandervelde vóór de oorlogskredieten. Alleen de bolsjewieken, de Hongaarse, Bulgaarse en Italiaanse sociaaldemocraten en de Socialistische Partij van de Verenigde Staten hielden vast aan hun anti-oorlogsresoluties.
Na Wereldoorlog I kwam, voortbordurend op Kant, de Volkerenbond waarvan al vlug duidelijk werd dat hij machteloos was. Daarom richtte men na Wereldoorlog II naast de VN ook de Veiligheidsraad op die de macht zou vertegenwoordigen. Maar ook dit voldeed niet. Staten met veel macht gebruikten de Veiligheidsraad wanneer het hun uitkwam en negeerden deze wanneer de mogelijke beslissingen niet strookten met hun eigenbelang. De oorlog in Irak was daar een mooi voorbeeld van. Ook de gebeurtenissen daarna met steun aan de burgeroorlogen in Syrië en Libië roepen vragen op. Nog in september van dit jaar blokletterde De Standaard: “Strijd tegen de Islamitische Staat is noodzakelijk, met goedkeuring van de VN indien mogelijk, zonder indien nodig”. Onderhandelen met respect voor elkaar is er niet meer bij. Wij rommelen verder. Ondertussen blijft bij de brede volksmassa toch een wil en hoop op vrede bestaan. Een bewijs hiervoor zijn de vele vredesbewegingen en het feit dat slechts weinige groepen voluit zeggen voor oorlog te zijn. Toch lijkt ook nu weer de manipulatie van de publieke opinie door de elite onveranderd. Al naargelang de omstandigheden worden leiders als Sadam, Sadat, Khadaffi met égards ontvangen om kort daarna afgeschilderd te worden als baarlijke duivels.
21e eeuw – Verdampen van de vredesbewegingen
De vredesbewegingen waren het sterkst op het einde van de 19e eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de vredesbewegingen nooit meer het elan gekend dat zij voor 1900 hadden. Er waren nog korte oplevingen. Maar het massale volksprotest tegen het plaatsen van kruisraketten of de grote manifestaties tegen de oorlog in Irak haalden uiteindelijk niets uit. Men moet zich dan toch de vraag stellen: wat maakt de vredesbewegingen zo zwak en betekenisloos? Er zijn meerdere oorza-
ken. Het focussen op wapens en niet op de beslissingen voor de inzet van die wapens is er een van. Verder is er het door elkaar mengen van verschillende dingen. Het feit dat vredesbewegingen zich eerder op gevoelens dan op wetenschappelijke analyses baseren zal meespelen. Het gaat om een buikgevoel dat doet beseffen dat het veroorzaken van zoveel leed niet goed kan zijn. Zij staan daardoor kort bij Bertha von Suttner en de romantiek van de 19e eeuw. Een wetenschappelijke benadering ontbreekt.
De filosoof Karl Popper deed onderzoek naar wetenschappelijke theorieën. Volgens hem zijn theorieën als psychoanalyse of marxisme geen wetenschap. Psychoanalyse is leuk. Ze laat toe zowat alle mogelijke menselijke gedragingen te verklaren. Maar veel praktische waarde om iemand te helpen heeft de theorie niet. Het marxisme beweerde dat ondernemers altijd maar tegen elkaar zouden concurreren in een vrije markt en de klasse van bezitloze arbeiders verder uitbuiten om goedkoper te produceren totdat ze uiteindelijk allemaal failliet zouden gaan. Dit bleek niet waar te zijn omdat een ondernemer zoals bijvoorbeeld Ford zijn werknemers zoveel betaalde dat zij op hun beurt konden consumeren en goederen aankopen. Behoort de vredeswetenschap ook tot dergelijke theorieën die op het eerste zicht goed ogen maar in werkelijkheid geen harde waarheid bevatten? Een theorie die te vaag en te ontoereikend is voor verklaringen en prognoses? En dus ook ongeschikt om er gedragsregels aan vast te knopen? De argumentatie van de vredesbeweging lijkt nog zwakker dan de argumentatie in de 19e eeuw. Men concen-
treert zich haast uitsluitend op wapens. Niet op degenen die de wapens hanteren. De nucleaire bom wordt afgeschilderd als zulk verschrikkelijk wapen dat beschaafde mensen haar niet mogen gebruiken. De nadruk die de vredesbewegingen leggen op de vreselijke destructiekracht van nucleaire wapens komt goed van pas om het afschrikkingpotentieel van de bezitters van kernwapens te onderstrepen. Het helpt bij de afschrikking en ondersteunt zo de officiële politiek. De vredesbeweging die soms op extreme wijze de gevolgen van een nucleaire explosie omschrijft helpt de bezitter van dergelijke bommen bij zijn doelstellingen: de doelstelling van afschrikking. De verdenking dat Irak een dergelijk wapen zou kunnen maken was al voldoende om een invasie goed te praten. Een andere zwakte is het door elkaar mengen van verschillende doelstellingen. Het zijn dezelfde mensen die luisteren naar hun gevoel en zich daardoor vooral richten naar stromingen die op dat ogenblik modieus zijn. Ze zijn tegen kernenergie en tegen de opwarming van de aarde. Maar het blijft allemaal zo oppervlakkig dat het ongeloofwaardig wordt. Als arts zou men niet verdragen dat men spreekt over het gevaar van een medicatie zonder over dosis te spreken. Nochtans is dat wat gebeurt met ioniserende straling. Men moet uiteraard voorzichtig zijn voor ioniserende straling maar men moet eerlijk zijn in zijn communicatie: de zee is ook radioactief. De minimis non curat praetor van de Romeinse rechtsleer, is een zinvol principe. Een regering/organisatie moet zich niet bezighouden met bagatellen die geen invloed hebben op het geheel. Maar vrede, een beter woord is misschien nonkilling, is geen bagatel en is zeker een inzet waard. Hoe dan ook, de redenen van de geringe impact van de vredesbewegingen zijn vaagheid en gebrek aan harde wetenschappelijke basis. Daarnaast maken het dooreen mengen van allerlei zaken (ecologische problemen, kernenergie, mijnontginning, ...) de doelstellingen van de vredesbeweging tot een ondoorzichtige brei. De heersende machten aanvaarden dit en gebruiken de vredesideologie wanneer het hun uitkomt voor hun doelstellingen. De oorzaak van de zwakte is niet een gebrek aan informa-
Vervolg op pagina 8
7
Vervolg van pagina 7
tie. Integendeel, dagelijks overspoelt ons een tsunami aan informatie. Alles lijkt belangrijk en niets is belangrijk. De zondvloed aan informatie wordt gefilterd door de betrokken redacties en niet altijd op een transparante manier. Soms lijkt het hun ook aan elementaire kennis te ontbreken. Zo werd het begin van de financiële crisis door de media gemist. Met teveel aan informatie die niet te plaatsen is, kun je niets.
De vredesbewegingen zouden moeten focussen op hun primaire doelstelling: de preventie van het intentioneel doden van mensen. Hierbij zou men zich meer moeten baseren op de beslissingen van de machthebbers dan op hun instrumenten (wapens). Dit is uiteraard moeilijker en ook niet zo veilig. Zelfs bij een goede analyse zal de vredesbeweging in het beste geval genegeerd en belachelijk gemaakt worden en in erger gevallen vijandelijk behandeld worden. De beslissingen in de politiek zijn gebaseerd op macht. Vredesbewegingen hebben geringe macht en zeker geen legers. Hun enige macht is de publieke opinie. En deze heeft wel degelijk macht. Afschaffen van de slavernij of aanvaarden van vrouwenrechten zijn hiervan voorbeelden. Maar om de publieke opinie te beïnvloeden is kennis nodig. Het gaat om analyse van de besluiten die genomen worden en die omwille van een of andere ideologie als absoluut noodzakelijk wordt voorgesteld.
Indien psychologie, sociologie en antropologie wetenschappen zijn die aan universiteiten onderwezen worden, dan zou dit nog meer voor vredeswetenschappen moeten gelden. Maar dan moet zij zich wel losmaken van het flirten met toevallig modieuze stromingen en loskomen van het buikgevoel en van de oppervlakkigheid. Veel vredesbewegingen zeggen tegen wapens te zijn, eigenlijk tegen de middelen om macht uit te oefenen. Maar dan stoppen zij en lijken niet verder te willen nadenken. Hoe moet de leegte van bijvoorbeeld een kernvrij MiddenEuropa worden opgevuld? Moet dit gebied zijn toevlucht zoeken onder een Russische atoomparaplu? Waarschijnlijk wil men dat niet. De macht toevertrouwen aan een supranationale organisatie? Het is niet duidelijk en zeker
8
Enkele opmerkingen naar aanleiding van Kusters ‘Opkomst en neergang van de vredesbewegingen’ Opkomst en neergang van de vredesbewegingen geeft een, zij het kort, helder overzicht van de opvattingen over oorlog en vrede van met name filosofen en andere denkers in de 18e eeuw. Dat de verlichting in de 19e eeuw plaats maakt voor een grotere aandacht van gevoelens illustreert Kusters o.m. aan een wereld vol hoop en mogelijkheden zoals Barbare Tuchman dat in haar The Proud Tower beschrijft. Of de bloeitijd van de vredesbeweging ten tijde van Bertha von Suttners Die Waffen Nieder, kan worden gesitueerd is nog wel een vraag. Dat haar boek in zestien talen vertaald en in honderdduizenden exemplaren verkocht werd zegt iets over de kennelijke behoefte aan een dergelijk boek, maar is nog geen bewijs voor het bloeien van ‘de vredesbewegingen’. Probleem is dat ‘vredesbeweging’ niet gedefinieerd wordt. In het artikel wordt wel verwezen naar ‘publieke opinie’, welke laatste overigens ook voor vele definities vatbaar is. Uit de tekst van het stuk blijkt dat politieke elites indertijd niet op het oorlogspad waren, alhoewel het grote vredesinitiatief m.b.t. de vredesconferenties van Tsaar Nicholaas II eerder uit militaire nood geboren was dan uit vredesidealisme. In de 20ste eeuw zijn het ook weer de diverse politieke elites die oorlog of vrede bepalen. Of bij ‘de brede volksmassa’ toch een wil en hoop op vrede nooit helder geformuleerd. Evenmin wordt het basisprincipe van respect voor elkaar door de vredesbewegingen toegepast. Er zijn geen stemmen die opgaan om te spreken met de opstandelingen in Oekraïne, evenmin met de aanhangers van de ‘Islamitische Staat’, integendeel van rechts tot links verdringen de politici zich om gewapend tussenbeide te komen. Het doet wat denken aan de gretigheid om de ‘ander’ te straffen in de gebeurtenissen die de jaren 1914 voorafgingen. Hoe dan ook indien de vredesbeweging niet tot haar kerntaak terugkeert zal zij ook in de toekomst nog minder betekenen. Zij is aan het verdampen. *
September 2014
blijft bestaan is een hypothese. Feit is dat m.b.t. zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog, naar de woorden van Herman Göring, “het een fluitje van een cent was voor de regeringen om de burger mee te krijgen”. Ook nu geldt nog steeds dat met medewerking van oude en nieuwe media meerderheden te behalen zijn voor het gewelddadig afrekenen met ‘de vijand’. De vraag die zich bij het lezen van het artikel ook voordoet is wat onder ‘vrede’ als doelstelling van een vredesbeweging te verstaan. De auteur houdt het kennelijk op nonkilling. Maar dat is wel een zeer beperkte opvatting. Vrede wordt tegenwoordig veelal in termen van veiligheid gedefinieerd, waarbij aangesloten kan worden op het positieve vredesbegrip van Galtung, te weten: afwezigheid van de oorzaken die ertoe leiden dat mensen zich niet in overeenstemming met hun aanleg kunnen verwezenlijken.Veiligheid is dan niet alleen in militaire zin of als nonkilling te definiëren, maar heeft ook zijn politieke, economische, ideologische, ecologische, medische en juridische aspecten. Streven naar verwezenlijking van mensenrechten is evenzeer streven naar vrede als streven naar een eerlijker verdeling van de materiële en immateriële bronnen in de wereld of afwezigheid van ernstige milieuvervuiling. Overigens het verwijt van Kusters aan ‘de vredesbeweging’ Nota De tekst is gebaseerd op de boeken: Revolutie van het denken. Radicale Verlichting en de Wortels van onze democratie. Jonathan Israël. Vertaler Arendt Smilde. The Proud Tower, A portrait of the World before the War 1890-1914. Barbara Tuchman
De verantwoording voor de teksten ligt enkel bij de auteur. De bovenstaande tekst is misschien wat provocatief en riep reacties op, ook in de redactie. De eindredacteur gaf een eerste reactie. Het zou goed zijn moesten ook anderen meedenken. Hoe moet het verder? Indien onze beweging zinvol is, hoe kan zij dan efficiënter worden? Reacties kunnen gestuurd worden naar de redactie:
[email protected]. Op de website http://www.nvmp.org/ staat in de linkerkolom onder het kopje “Archief en Contact” de link “reageren”.
als zou deze zich in veel gevallen blind staren op bewapening, of erger een bepaald soort bewapening, is maar al te waar. Maar zulks is ook begrijpelijk: des te kwalijker een wapen is en althans als zodanig begrepen wordt, des te gemakkelijker zal de publieke opinie daartegen te mobiliseren zijn. Onder vredesbeweging moet wel verstaan worden een organisatie die uit een aantal mensen bestaat, waartussen enig verband is. De huidige vredesbeweging betreft veelal een aantal sponsoren, mensen die wat geld doneren en het daarbij, wat actie betreft, laten. Dat de actie tegen de kruisraketten uiteindelijk geen effect had, lijkt mij onjuist. De regering, die onder druk van de NAVO en met de bevoegdheid tot het betreffend besluit zoveel jaren aarzelde, was een politiek effect van de toenmalige vredesbeweging. Het was een actie vanuit de publieke opinie die toen gestalte kon krijgen omdat het ging om het wegnemen van een voor iedereen begrijpelijke bedreiging op een eenvoudige manier. De bedreiging bestond uit de komst van kruisraketten en de oplossing uit het niet-plaatsen. Eenvoudiger kon het niet. Daarbij speelden tal van maatschappelijke instituties, variërend van massamedia, vakbonden, kerken en onderwijssectoren ook een belangrijke rol. Dat een wetenschappelijke benadering niet, bij wat men nu mogelijk nog de vredesbeweging noemt, aan de orde is, snijdt deels hout, maar deels ook niet.
De polemologie als wetenschapseenheid, beoefend door tal van wetenschappers aan diverse universiteiten en daarbuiten, had en heeft weliswaar haar contacten met ‘de vredesbeweging’, maar haar agenda wordt er niet door bepaald. Polemologie mag een verouderde term zijn, maar onder aanduidingen als ‘conflictstudies’, ‘conflictanalyse’ en ‘conflictmanagement’ wordt meer aan vredesonderzoek gedaan dan in de eerste decaden na de Tweede Wereldoorlog. Indertijd hebben polemologen als Galtung, Boulding, Senghaas , Bouthoul en ten onzent Röling het belang van de wetenschap van oorlog en vrede in studie en onderzoek benadrukt, onderzoek dat nu – veelal uitgebreider – aan diverse universiteiten verricht wordt. Overigens zijn er echter ook instituten, die deels ook overheidsbelang en -visie tot leiddraad hebben. Dat de vredesbeweging aan het verdampen is, is niet helemaal waar: een deel van de oude vredesbeweging is al verdampt. Maar wat voor de polemologie geldt, geldt ook voor “de vredesbeweging”: onder andere namen worden, en soms effectiever, bepaalde vredesdoeleinden bereikt of althans de verwezenlijking ervan bevorderd. Nog steeds geldt dat de politieke elite in staat blijkt de publieke opinie – in de zin van de opvatting van de meerderheid van burgers – te bespelen, soms te veranderen en te bepalen. De daarbij noodzakelijke hulp van massamedia wordt vaak bewust, ook onbewust,
geboden.Via de nieuwe, vrije, media kan hiertegen iets ondernomen worden, maar juist doordat de nieuwe media en de oude gezamenlijk een front kunnen vormen zal het vaak vechten tegen de bierkaai zijn en moeten we de absolute slechtheid van de ons gepresenteerde vijand voor waar aannemen en instemmen met grof fysiek geweld als kennelijk enige doorslaggevende middel tot ‘vrede’. De vraag is dan wel wiens vrede? De opmerking van de auteur m.b.t. de opstandelingen in Oekraïne en de aanhangers van de ‘Islamitische Staat’ is zeer terecht. Het zijn blijkbaar vijanden, waarmee elk gesprek onmogelijk en ongepast is. Daarbij komt dat in bepaalde gevallen de publieke opinie en zelfs het parlement aanvankelijk of in het geheel genegeerd kan worden door de besluitvormers, ook in onze verschijningsvorm van de democratie. Wat in het tot nadenken verplichtend stuk van Kusters nog wel eens onderstreept had mogen worden is dat een echte vredesbeweging per definitie aan politiek zal moeten doen. Men kan niet tegen bepaalde besluiten en ontwikkelingen zijn en tegelijk niet tegen de politieke partij of richting die dit nastrevenswaardig acht. Het probleem is natuurlijk dat vogels van diverse politieke pluimage lid van een vredesbeweging zijn en met een ‘aan politiek doen’ wordt de ‘vrede’ binnen de vredesbeweging zelf in gevaar gebracht. * Leon Wecke
Enige kritische noten bij collega Kusters’ ontboezemingen Collega Kusters vergist zich. Als de kerntaak (veronderstellend dat er zoiets als een kerntaak bestaat) van de vredesbewegingen (veronderstellend dat er zoiets bestaat als een min of meer homogene categorie ‘vredesbewegingen’) is: het voorkomen van het intentioneel doden van mensen, dan zit collega Kusters en ieder ander NVMP/AVV lid totaal verkeerd. Dan zou men zich beter kunnen richten op het voorkómen van huiselijk
geweld, dat wereldwijd tien maal meer slachtoffers maakt dan grootschalig politiek geweld, of zich aansluiten bij protestbewegingen tegen terreur- en terroristische organisaties zoals Islamitische Staat (IS voorheen ISIS), Boko Haram, Taliban, Al Qaida, Al-Shabaab, etc.; tegen Assad die in Syrië zijn eigen bevolking afslacht, en andere kleptocratische megamoordenaarsstaten, tegen criminele organisaties zoals de Mexicaanse drugskartels, de Maffia, etc. etc. Maar zoals de ‘kerntaak’ van een geitenfokvereniging is het bevorderen van het geitenfokken, en de ‘kerntaak’
van een filatelieclub is het bevorderen van het verzamelen van postzegels, zo is de ‘kerntaak’ van de vredesbeweging het bevorderen van de vrede. Omdat een vrede tot elke prijs al lang geen reële optie meer is kan het bevorderen van de vrede (lokaal, regionaal of mondiaal) in het uiterste geval het intentioneel doden van andere mensen impliceren (zoals de bloedige strijd tegen IS en Boko Haram). Bovendien heeft de NVMP/AVV als onderafdeling (affiliate) van de IPPNW eveneens als ‘kerntaak’, zoals de naam al zegt, de
Vervolg op pagina 10
9
Vervolg van pagina 9
preventie van kernoorlog, met als min of meer vanzelfsprekende ‘neventaken’ de preventie van oorlog in het algemeen. (Men zou zelfs kunnen stellen dat deze ‘kerntaak’ al lang is gehaald en dat de IPPNW en de NVMP/AVV zichzelf dus in alle gemoedsrust kunnen opheffen). Het bevorderen van de vrede kan op vele manieren, maar helaas wordt de vredesbeweging, zoals alle ideële bewegingen, gekenmerkt (geteisterd zou ik bijna zeggen) door de eeuwige strijd tussen preciezen en rekkelijken, dogmatici en pragmatici, deontologische en utilitaire moralisten, scherpslijpers en ‘botterikken’, steilen en gematigden, zuiveren-in-de-leer en ‘flierefluiters’, intoleranten en toleranten, orthodoxen en heterodoxen. In 2015 bestaat ‘de vredesbeweging’ op de kop af 200 (tweehonderd) jaar. De eerste seculiere vredesbewegingen, de New York en de Massachusetts Peace Societies werden in 1815 opgericht. In een uitvoerig hoofdstuk over de vredesbeweging in het boek van David Barash en Charles Webel (2002) Peace and Conflict Studies (Sage: Thousand Oaks) kunt u nalezen hoe die vredesbewegingen vanaf het begin werden geteisterd door controverses, ruzies, richtingenstrijd (vooral tussen preciezen en rekkelijken), afscheidingen, splijtzwammen en tamelijk intolerante onheilsprofeten die de ‘verdamping’ van de vredesbeweging voorspelden als er niet naar hun zuivere dan wel zuiverende heilsboodschap betreffende de eigen legitieme doeleinden zou worden geluisterd: In addition to their fickleness, peace movements are notorious for their ideological heterogeneity, and occasional combativeness. Paradoxically, peace activists fight a lot, at least with each other! (Not actual violence, mind you, but often with substantial verbal and conceptual aggressiveness)… Here are some of the major controversies that have caused substantial splitting within peace movements: • state-centeredness (states as problem versus states as solution) • the use of military force (absolute versus relative pacifism; dogmaticists versus pragmaticists) • centralization versus grassroots organization • single-issue versus broader social agenda (“rekkelijken vs preciezen”, P.S.) • practicality versus idealism
10
• civil disobedience (Barash & Webel, 2022: 46-50). Het artikel van collega Kusters doet dit debat, dit periodieke begrafenis/crematieritueel, dat vrijwel even oud is als ‘de vredesbeweging’ zelf, nog eens dunnetjes over. Het is een beetje déjalu, meer-van-hetzelfde, lood-om-oudijzer. Men kan de vrede bevorderen door tegen oorlog te ageren, maar omdat oorlog als internationaal geweldsfenomeen nauwelijks meer voorkomt, zou men dus eigenlijk tegen burgeroorlogen, intranationaal geweld, insurgency and counter-insurgency, en Low Intensity Conflicts (LICs; zelden was een militair eufemisme zo’n totaal malapropisme) moeten ageren, maar waarom zou men zich beperken tot burgeroorlogen als er nog een gigantisch geweldsspectrum onder ligt? Soms kan men de vrede bevorderen door in te grijpen in een brandhaard zoals de NAVO in Bosnië/Kosovo of de interventiemissies van de VN (die dan zo’n belachelijk klein mandaat krijgen dat ze effectief zo goed als waardeloos zijn: zie Nederlands nationale trauma Srebrenica, zie de blauwhelmen in Rwanda). En soms kun je de vrede bevorderen door even pas op de plaats te maken en na te denken en te contempleren zonder in navelstaarderij te vervallen. Maar ja, dat mag allemaal niet van collega Kusters, want dat behoort niet tot de ‘kerntaak’ van de vredesbeweging. Er zijn ook weldenkende en welmenende mensen die vinden dat de vrede wordt bevorderd door te ijveren voor ontwapening en arms control; door het agenderen en nastreven of realiseren van mensenrechten in het algemeen, of meer specifiek vrouwenrechten en emancipatie, homorechten, dierenrechten, rechtvaardigheid in het algemeen (Pax et Justitia), etc.; door te strijden tegen armoede en honger; door de preventie van klimaatcrises en -oorlogen; door de afschaffing van kernwapens; door het elimineren van wapenhandel, small arms, clustermunitie, landmijnen, zenuwgassen; door een wereldregering te realiseren; door te streven naar economische interdependentie en/of meer democratie; etc.; en zelfs door te strijden tegen overbevolking als bedreiging van de wereldvrede. En, inderdaad… naarmate er meer wordt
bijgehaald ‘verwatert’ en ‘verdampt’ en verdwijnt de vredesbeweging, qua vredesbeweging, uit het zicht. De vraag is dan of dat erg of betreurenswaardig is. Barash & Webel waren nog niet zo lang geleden enthousiast over de prille integratie van mensenrechten, strijd tegen economische ongelijkheid en milieudefensie binnen de vredesbeweging: there seems little doubt that historically – and only marginally less so at present – the defining characteristic of peace movements has been their antiwar stance. Efforts to achieve ecological balance, economic fairness, and human rights are crucially important, and they certainly belong within the purview of peace and conflict studies, but they are only just beginning to be integrated into what has generally
Pax et Justitia, een aloude allegorie (schildering van Balestra)
been meant by a peace movement… a wide variety of doctrines and organizations espouse various (often contradictory) ways of achieving peace (Barash & Webel, 2002: 29-30). Er zit ook nog een (kleine) contradictie in collega Kusters’ redenering. Enerzijds meent hij dat de zwakte van de vredesbeweging is dat men zich uitsluitend op wapens concentreert, terwijl iets verderop wordt gesteld dat de andere zwakte van de vredesbeweging is het door elkaar mengen van verschillende doelstellingen. “Het zijn dezelfde mensen die luisteren naar hun gevoel en zich daardoor vooral richten naar stromingen die op dat ogenblik modieus zijn. Ze zijn tegen kernenergie en tegen de opwarming van de aarde. Maar het blijft allemaal zo oppervlakkig dat het ongeloofwaardig wordt… Hoe dan ook de redenen van het geringe impact van de vredesbewegingen zijn vaagheid en gebrek aan harde wetenschappelijke basis”. Maar kernenergie en de opwarming van de aarde zijn allesbehalve modieuze ‘bagatellen’.
WILPF 2015 Conferentie van 27 tot 29 april Kernenergie en de opwarming van de aarde, om mij te beperken tot deze door Kusters zelf aangedragen voorbeelden, zijn integraal onderdeel van de huidige klimaatcrises en kunnen, in de vorm van klimaatoorlogen, wel degelijk zeer bedreigend voor de (lokale, regionale, mondiale) vrede zijn. De ‘ondoorzichtige brei’ die de doelstellingen van de vredesbeweging zouden opleveren is een afspiegeling van de ondoorzichtige, anarchistische constellatie van de (politieke) wereld waarin alles met alles is verweven en samenhangt. Gegeven het feit dat aanhangers van vredesbewegingen over het algemeen bestaan uit goedwillende, idealistische (en soms naïeve en wereldvreemde) amateurs, is het fair om hen te verwijten dat zij geen ‘wetenschappelijke’ antwoorden hebben? Overigens zijn wetenschappers over de gehele wereld bezig met vredesproblematieken (meervoud). Betrouwbare en valide wetenschappelijke theorieën en modellen zijn echter uiterst schaars en bovendien onderworpen aan het veto van ‘de politiek’. ‘De vredesbeweging’ beschikt niet over een Codex Medicus of een DSM-V of een andere gebruiksaanwijzing. Wat dat betreft zijn wij allemaal arme stakkers die in het duister tasten, maar het voor willen schrijven wat ‘de vredesbeweging’ wel of niet moet doen getuigt m.i. van een arrogant soort moralisme.Vredeswetenschapper Johan Galtung heeft ons opgezadeld met de tamelijk misleidende en onwerkbare tegenstelling tussen ‘negatieve’ en ‘positieve’ vrede, plus het elusieve en vaporeuze begrip ‘structureel geweld’. Sommige fanatieke vredeshitsers en ‘Paxzalvers’ (met dank aan polemoloog Leon Wecke) zullen niet rusten tot elke vorm van structureel geweld is uitgebannen en de positieve vrede voor de mensheid is bereikt. Met alle geweld desnoods. Dit vooruitzicht beangstigt mij meer dan het relatief vreedzaam ‘verdampen’ van ‘de vredesbeweging’. Tenslotte, ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat collega Kusters ooit Esperanto heeft gestudeerd. Ik wil erom wedden dat hij dat heeft gedaan ook met de (vage) hoop dat dat een heel klein beetje zou bijdragen aan de vrede. Toch een kleine eigen bijdrage aan de ‘verdamping’. * Dr. Pinus Sylvestris
100 jaar geleden kwamen meer dan 1300 vrouwen uit 12 landen in Den Haag bijeen om te protesteren tegen de Eerste Wereldoorlog en om voorwaarden voor vrede te formuleren. Vanuit die bijeenkomst is Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) ontstaan. 100 jaar later zijn oorlog en geweld nog steeds aan de orde van de dag en is er weinig ruimte voor vrouwenstemmen voor vrede. Met de conferentie Women’s Power to Stop War, gepland voor 27-29 april 2015 in Den Haag, viert WILPF haar 100-jarig bestaan en zet zij het werk van vrouwen voor vrede, ontwapening en gelijkheid in het zonnetje.
Lezingen en workshops gaan over: • Mensenrechten • Ontwapening • Militarisme • Sociale en economische rechtvaardigheid • Milieu • Ongelijkheid en discriminatie
U kunt zich nu inschrijven als deelnemer voor de Conferentie Women’s Power to Stop War. Voor meer informatie en om u in te schrijven gaat u naar www.womenstopwar.org De kosten van lezingen, workshops en lunches gedurende 3 dagen zijn 300 euro. WILPF Nederland, Obrechtstraat 43, 3572 EC Utrecht www.wilp.nl, www.wilpfinternational.org
Ter verduidelijking Het stuk Opkomst en Neergang van de Vredesbewegingen heeft tot doel de lezers uit te nodigen om mee te denken. Zijn de huidige doelstellingen en methoden de meest efficiënte? Zijn er andere opties mogelijk? Nog voor de lezers reageerden hebben enkele eminente figuren naar de pen gegrepen voor een kritische beschouwing. Dhr. Sylvestris heeft gelijk wanneer hij zegt dat de vredesbewegingen vanaf het begin geteisterd werden door controversen. Dit mag niet betekenen dat er in de loop van de tijd geen aanpassingen nodig zijn. Halstarrigheid zal juist tot een verdere afkalving van de deelnemers leiden en het zogenaamde begrafenisritueel inzetten. De al dan niet juiste opmerking dat huiselijk geweld tot meer doden leidt dan oorlog, doet niets af van het feit dat het om verschillende zaken gaat en de preventie dus ook verschillend moet zijn. Het zich alleen concentreren op wapens en niet op degenen die de wapens gebruiken blijft een dubieuze aanpak omdat op die manier niet wordt ingegaan op het waarom. Ook het door elkaar mengen van de problematiek van ioniserende straling bij kernenergie en de vernietigende werking van bombardementen met nucleaire bommen, leidt tot een verzwakking van de vredesbeweging. Hoe dan ook, de mening en de reactie van de lezers blijven belangrijk.
Ward Kusters
11
Componisten en de Eerste Wereldoorlog: Gergiev-festival, Rotterdam
Nicolaj Mjakovski, 4de symfonie Christien Mudde Het jaar 2014 is ten einde, het jaar waarin op tal van manieren en op tal van plekken het begin, 100 jaar geleden, van de Eerste Wereldoorlog werd herdacht. Zo ook in Rotterdam op het Gergiev-festival (12-14 september). Wie zoekt naar muziek die is gerelateerd aan de Eerste Wereldoorlog zal zien dat die oorlog meer ‘indirect’ is te vinden dan bv. in andere kunstvormen: literatuur of schilderkunst. Mjaskovski’s vierde symfonie stond in dit festival min of meer centraal, niet zozeer omdat dit het belangrijkste of beste werk van de programmering was, maar meer omdat in de hele geschiedenis van WO I de aanleiding tot dit stuk wel een belangrijke middelste episode markeerde. Laten we het festival volgen. De eerste dag was gewijd aan het Westfront. In de zomer van 1914 was er aan beide kanten een groot enthousiasme om ten strijde te trekken. Dit zou de oorlog worden, die alle latere oorlogen overbodig maakte. En voor Kerst zouden de manschappen weer thuis zijn. De mannen gingen zingend de oorlog in, enthousiast uitgewuifd door familie en vrienden en wie dienst weigerde, werd in Engeland als coward gedecoreerd met een witte veer, een ernstige vernedering. Het Westfront is vooral in de literatuur herdacht. Wie kent niet Im Westen nichts Neues van Erich Maria Remarque, wellicht het aangrijpendste anti-oorlogsboek ooit geschreven? Of de gedichten van Wilfred Owen, zoals 1914, of Anthem for doomed Youth: What passing-bells for these who die as cattle / only the monstrous anger of the guns / only the stuttering rifles' rapid rattle / can patter out their hasty orisons... Maar ook in de muziek laat de oorlog
12
Nicolai Mjaskovski
zijn sporen na. Het voert te ver hier het volledige programma te bespreken, ik licht er een paar onderdelen uit.
's Middags was er een aangrijpende theatervoorstelling: ‘Niemandsland’ (regie: Serge van Veggel) gebaseerd op herinneringen, brieven, gedichten en dagboekfragmenten van de ‘onbekende soldaat’, die naamloos sterft in de modder van het gebied tussen de vijandelijke loopgraven. Het nam de bezoeker mee in de kelders van de Doelen, daar waar je normaal geen toegang hebt. Dan komt ook het gedicht van John McCrae (gesneuveld op 2.5.1915) bij je op: In Flanders fields the poppies blow, between the crosses, row by row... / We are the Dead, short days ago, we lived, felt dawn, saw sunset glow, / loved and were loved, and now we lie in Flanders Fields... En dan het avondconcert door het Rotterdams Philharmonisch orkest o.l.v. Valeri Gergiev: Edward Elgar (1857-1934) componeerde zijn Pomp and Circumstance eigenlijk als mars voor de Engelse troepen in de Boerenoorlog, en voegde er later het Land of Hope and Glory aan toe, nu nog jaarlijks bij de Proms gespeeld. Het is de weerslag van de glorie van het oude traditionele Brittannia, een enorm wereldrijk. Maar een wereld die, zoals we nu weten, voorgoed zou verdwijnen. Dit was welhaast de laatste tromfantelijke muzikale verklanking ervan.
Maurice Ravel (1875-1937) Pianoconcert voor de linkerhand. Dit werk was in opdracht van Paul Wittgenstein (ja, de broer van de filosoof Ludwig Wittgenstein) gecomponeerd, nadat Paul bij de gevechten aan het front zijn rechterarm verloor. Een fantastisch kleurrijk werk, dat door de Koreaanse Yeol Eum Sum virtuoos werd vertolkt, naar ze later vertelde haar eerste keer in de concertzaal. En met succes! Zij had een blauwe jurk aan, waarvan de rechtermouw die arm geheel bedekte, de vrije blote linkerarm deed het werk! Mooi! Maar vooral de prachtige muziek natuurlijk. Ravel wilde zelf graag naar het front, maar werd wegens zijn geringe lengte afgekeurd, wist echter als chauffeur van een ambulance toch zijn steentje bij te dragen. Het ging hem m.n. ook om de clash tussen de culturen: de Franse beschaving (vertolkt in de Tombeau de Couperin) tegenover het barbarisme van de Duitsers. In het late avondconcert zong de Laurenscantorij uit Rotterdam eveneens van Maurice Ravel Drie mooie paradijsvogels.
Maurice Ravel
De tweede dag was gewijd aan het Oostfront waar we hier meestal maar weinig van weten. Terwijl het Westfront 700 km lang was en zich nauwelijks bewoog, was het Oostfront 1200 km lang, van de Baltische Staten tot aan de Zwarte Zee en voortdurend in beweging. De gevechten vonden vooral in Polen en de Oekraїne plaats en
werden gevoerd door een multinationale lappendeken van volkeren. Zo kwamen we bij de Vierde Symfonie van Nicolaj Mjaskovski (1881-1950) het centrale stuk in deze muzikale ’herdenking’. Aanvankelijk werden de Russische troepen verslagen bij Tannenberg (augustus 1914) en in Mazurië (september 1914). Maar aan het Oostenrijks-Hongaarse front hadden de Russen meer succes: in het Broesilovoffensief (het grootste Russische offensief in de Eerste Wereldoorlog (Galicië) van 4 juni tot 28 september 1916 wonnen de Russen. Tenslotte ging het toch mis voor de Russen: in een groot tegenoffensief in 1917 braken de Duitsers veel beter bewapend en met een enorme numerieke meerderheid door de vijandelijke linies. Mjaskovski bevond zich in deze hel en raakte er ernstig fysiek en psychisch gewond. Tijdens die slag in Galicië waren er na een dag strijd van de 16.000 manschappen van zijn 18e divisie nog 3000 over... Naar schatting sneuvelden 1,2 miljoen soldaten en 325.000 werden krijgsgevangen gemaakt. Aanvankelijk had hij in de lijn van zijn familietraditie voor een militaire loopbaan gekozen, maar toen hij de oorlog in al zijn gruwelijkheid had leren kennen noemde hij oorlog “een godslastering”. Terug in St. Petersburg besloot Mjaskovski zich verder aan de muziek te wijden en meldde zich aan het Conservatorium van St. Petersburg. Hij was leerling van Glazoenov en Rimski-Korsakov en later leraar van Kabalevski en Chatsjatoerian en boezemvriend van Prokoviev. Toch was hij, aanvankelijk in de Sovjetunie bejubeld, later in ongenade gevallen. Zijn werk is kennelijk nergens opvallend genoeg om in de grote muziekgeschiedenis op te vallen, maar wel van een goede kwaliteit. Hij schreef 27 symfonieën en enorm veel ander werk. Mjaskovski bleef een eenzame en introverte figuur en werd dus ook nog eens een ’gevallen held van de Sovjetunie’. Eerder had hij Stalins collectivisatie nog verheerlijkt in de Kolchoz symfonie van 1931, maar na de Tweede Wereldoorlog werd hij beschuldigd van ‘formalisme’ wat daar en toen een artistieke dood betekende. Hij ligt begraven op het beroemde Novodevitsjikerkhof in Moskou, waar ook Tsjechov, Gogol, Prokoviev en vele andere beroemde Russische groothe-
den begraven liggen, maar op een onvindbare plaats, die niet in de index staat vermeld.
De vierde symfonie is de weerslag van zijn oorlogservaringen, een uiterst onstuimig en verdrietig stuk, met veel oorlogsgeweld (donderende pauken en dissonanten) maar ook mooie verstilde en troostrijke solistische passages. Het voor de Russen rampzalige verloop van de oorlog aan het Oostfront, de oorlogsmoeheid van de Russen door de enorme menselijke verliezen en het einde van het Tsarentijdperk, maakten dat in 1917 de jonge Sovjetstaat, die ook nog eens in een burgeroorlog tussen Roden en Witten verzeild raakte, onafhankelijk van de Westerse mogendheden met de Duitsers het BrestLitovsk-verdrag sloot om de Eerste Wereldoorlog te beëindigen. Vermeldenswaard ander onderdeel van het avondconcert was het magnifiek uitgevoerde “Eerste Vioolconcert” van Sergej Prokofjiev (1891-1953), dat geschreven lijkt te zijn als een verlangen naar vrede, waarin de jonge violiste Lisa Batiashvili uit Georgië gloreerde. De derde dag was gewijd aan de Russische revolutie. Al is die strikt genomen geen onderdeel van de Eerste Wereldoorlog, deze laatste schiep wel degelijk mede de situatie waarin dan ook in het Oosten van Europa de oude wereldorde voorgoed werd afgebroken en wel via een revolutionaire omwenteling, waarvan tot op heden de gevolgen moeilijk zijn te beschrijven.
Dmitri Sjostakovitsj
In het jaar 1961 kreeg Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) de opdracht een symfonie te schrijven gewijd aan de Revolutie van 1917. Dit wordt zijn Twaalfde Symfonie. Sjostakovitsj moest steeds manoevreren tussen loyaliteit aan het sovjetregime en zijn persoonlijke artistieke opvattingen. Al eerder was ook hij uit Stalin’s gratie ge-
vallen m.n. door zijn opera “Lady Macbeth van Mtsinsk”. Hij aanvaardt de opdracht. Volgens muziekcrirticus Oswin Schneeweisz is alles wat hij schrijft juist een aanklacht tegen Stalin en legt hij alle 50 miljoen slachtoffers van de revolutie aan Stalin's voeten. Maar wie kan in de ziel en het hoofd van een componist kijken? Igor Stravinsky zei ooit: “Muziek is muziek en kan niets anders uitdrukken dan zichzelf”. In elk geval: in het derde deel van de symfonie klinken de kanonschoten uit de twaalf lopen van pantserkruiser Aurora op het Winterpaleis en dan zijn de oude tijden ook in dit deel van de wereld voorgoed voorbij.
Voor mij een van de meest indringende uitvoeringen van het hele aan WO I gewijde festival was het optreden aan het slot van het Kronoskwartet met muzikale ‘illustraties’ van Aleksandra Vrebalov bij bewaarde krakkemikkige en zwaargehavende filmfragmenten van de Grote Oorlog, onder de titel: Beyond Zero 1914-1918. Hoewel het niet eens ging om de meest schokkende beelden maakten die grote indruk, vooral doordat ze zo duidelijk de absurditeit en zelfs banaliteit van die oorlog illustreerden. Levende beelden van mensen, die op het ene moment nog druk bezig waren iets aan de oorlogshandelingen bij te dragen en er vervolgens, misschien een moment later, al niet meer waren, voor wat? voor niets! Toen dan ook al tijdens de laatste slotnoot het applaus en bravogeroep losbarstte in plaats van eerst een (volgens mij) gepaste stilte, kon ik niet anders doen dan stilletjes wegsluipen.
Ik eindig met een strofe uit Darius Milhaud 's Cantate de la Paix waarin de componist diverse bijbelteksten combineert: “Alle geweld en alle plundering, en de bebloede kleding, zal in het vuur gegooid worden, het wordt het voer van het vuur. De leeuw zal zij aan zij eten met het lam. Hij zal stro eten als een stier. Ik heb het verbond ingetrokken, dat u met de dood heeft gemaakt” (Uit het avondconcert van de Laurenscantorij). In de komende vier jaar zal ongetwijfeld nog meer muziek gerelateerd aan de Grote Oorlog te horen zijn. En dat het niet de oorlog was, die alle andere overbodig maakte heeft de geschiedenis ons bitter geleerd. *
13
Boekbespreking
‘Onder Stervenden’ Hans van Iterson NVMP-bestuurslid en medisch historicus Leo van Bergen heeft in de afgelopen jaren een serie korte fictieve, maar zeer realistische, verhalen geschreven over de Eerste Wereldoorlog onder de titel Onder stervenden. In nummer 1, 2014 van deze Nieuwsbrief werd het verhaal ‘Maskers’ geplaatst.Toen was het nog afwachten of het boekje er ook daadwerkelijk zou komen. Het fraai gedrukte exemplaar, voorzien van een degelijke hardcover, dat hier voor me ligt is het bewijs dat dit gelukt is. Leo van Bergen geldt als een van de grootste deskundigen daar waar het de Eerste Wereldoorlog betreft. Zijn Magnum Opus Zacht en Eervol. Lijden en sterven in de Grote Oorlog getuigt daarvan. Dit bijna 600 pagina’s tellende werk zal in een volgend nummer van de Nieuwsbrief besproken worden.
Een goede introductie op dit meesterwerk vormt echter Onder Stervenden, het literaire debuut van Van Bergen. Het motto van het boekje wordt treffend weergegeven met een citaat uit La Boue des Flandres van Max Deauville: ‘Zoek in deze bladzijden geen heldendaden die een mens tot eer en glorie trekken. De tragiek van de oorlog heeft niets avontuurlijks’. Van Bergen vraagt zich in 25 fictieve monologen af hoe het is om aan den lijve de Grote Oorlog te ondervinden. Daartoe kruipt hij in de huid van de gewone soldaat, de generaal, de chirurg, de brancardier, de aalmoezenier, maar ook de dood zelf passeert de revue. Wat ervaren zij die zich midden tussen het oorlogsgeweld bevinden? In de huid van welk personage Van Bergen ook kruipt telkens is er weer sprake van een treffende situatieschets. Er is niet één tekst die doodslaat, niets zegt of niets doet. Iedere tekst roept iets op, of het nu verbazing,
14
ontroering, verbijstering of irritatie is. Iedere tekst zet aan tot nadenken of tot een stellingname.
De monologen, elk zo’n anderhalve pagina lang, roepen ook onmiskenbaar beelden van loopgraven, modder en ellende bij de lezer op. Die beelden zijn zonder uitzondering somber, gruwelijk of cynisch. Verwacht dus niet af en toe een prettig verhaal met goede afloop. Een van de personages vraagt zich af, terwijl hij kijkt naar een kunstwerk over een gezichtsmismaakte: moet je gruwelijkheden van een oorlog mijden of juist de werkelijkheid in al haar details tonen ook al is die nog zo onprettig? Het nawoord van Van Bergen zelf is duidelijk en komt bijvoorbeeld tot uiting in het verhaal over de soldaat die in zijn loopgraaf klaar staat voor zijn vijfde (en laatste?) aanvalsgolf. Wat hij ervaart nadat zijn commandant, met getrokken pistool om iedereen naar voren te jagen, het sein tot aanvallen heeft gegeven, brengt de waanzin en de hel die deze oorlog geweest moet zijn angstaanjagend dichtbij.
Die waanzin houdt niet op maar gaat ook door buiten het slagveld, met ver-
halen over een soldaat met oorlogsneurose, een gezichtsmismaakte in een ziekenhuis, een oorlogsmoede soldaat in zijn laatste momenten voor het vuurpeloton en de laatste overdenkingen van een stervende. Van Bergen laat zo’n beetje iedereen passeren die met deze oorlog te maken heeft gehad. Een reeks verhalen die aangrijpend genoeg is om Onder Stervenden in een ruk uit te lezen.
Toch nog iets ‘positiefs’ te melden over deze zinloze oorlog? Jazeker, de medische wereld dacht terdege profijt te hebben van de Eerste Wereldoorlog. Zij zagen ruimte voor oefening en experiment. De oorlog als leermeester, als de arts der artsen. * Onder stervenden Auteur: Leo van Bergen Serietitel: Bibliotheek van de Eerste Wereldoorlog Uitgeverij: Dulce et Decorum Prijs: € 19,90 ISBN:978-90-8960-015-8
Te bestellen bij de boekhandel, maar ook bij Leo van Bergen zelf.
[email protected]
Column
Des Pudels Kern Leon Wecke
Wat een geluk, ze zijn er nog! Onze eigen Amerikaanse kernwapens in hun silo’s op het vliegveld Volkel. Wat een geruststelling in een wereld die er echt niet vrediger op is geworden, zegt men. Het – zo dachten we – allang verouderde ‘landjepik’ is in ere hersteld. Maar gelukkig afschrikking werkt. Dat de Koude Oorlog indertijd geen hete oorlog is geworden, hebben we te danken aan de kernwapens, zoals iedereen weet. Tot een oorlog tegen een tegenstander die dezelfde wapens heeft wordt niet besloten: de besluitvormers en besluitnemers weten dat ze dan zelf ook in rook en straling opgaan. En dat weet de Russische beer eveneens, de onbetrouwbare, onberekenbare agressieve en niets ontziende nieuwe tsaar, Wladimir de Verschrikkelijke. Heeft hij niet heel kort geleden het Oekraïense schiereiland, de Krim, geannexeerd? Poetin, Schender van het internationaal recht bij het bezetten en toe-eigenen van een deel van een onafhankelijk land! De talloze Russische divisies staan gereed bij de grenzen met het Westen. Nog even en zij walsen door de Baltische staten en Polen de Duitse laagvlakte in om tenslotte bij Katwijk aan Zee halt te houden. Eindelijk is onze NAVO wakker geworden en worden flits-interventiemachten aan de grenzen van het land van die neo-imperialist opgesteld. Steeds zwaardere sancties zullen zijn economie op den duur verlammen en wellicht dat dan het onderdrukte proletariaat van voorheen de Sovjet-Unie in opstand komt. Op onze defensie wordt niet meer bezuinigd en wie het waagt daar toch nog voorstander van te zijn is een verrader, ‘een verrader van volk en vaderland’ staat dan in de Telegraaf. De pers geeft eensgezind het vijandbeeld van Rusland en zijn Poetin weer: we moeten zeer op ons hoede zijn! Wat een zegen dat kernwapens in Volkel kunnen bijdragen om de potentiële agressor af te schrikken. Of zou het zo zijn dat Poetin met zijn opvatting dat het Westen Rusland omsingelt, enigszins gelijk heeft? Dat zijn vrees voor het Westen deels terecht is? Het begon al een tijdje geleden: Napoleon en Hitler deden hun militaire gooi naar het bezetten van het toenmalige Rusland. Voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog klopte de Sovjet-Unie tevergeefs aan de deur van ‘München’ om mee te mogen doen met de alliantie tegen nazi-Duitsland. Haar werd de deur gewezen met als gevolg dat rare niet-aanvalsverdrag. In de Tweede Wereldoorlog werd in de ogen van Stalin wel erg lang gewacht met het tweede front in Normandië. Zijn vrees was dat het Westen gaarne zag dat de communisten en de nazi’s elkaar wederzijds zouden afmaken. De geringe waardering in het Westen voor de 20 miljoen of meer dodelijke Russische slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog was ook geen factor die het Russisch vertrouwen in datzelfde Westen bevorderde. Na de oorlog en met name na de Koude Oorlog, moet Rusland vervolgens aanzien hoe haar oorspronkelijke invloedssfeer in Europa
door een oprukkende NAVO en Europese Unie wordt ingeperkt. Estland, Letland, Litouwen, Polen, Hongarije, Roemenië en Bulgarije verdwijnen uit de Russische invloedssfeer, evenals de rest van de Balkan. De garantie van 1990 waarin beloofd werd dat de NAVO zich niet verder naar het oosten zou uitbreiden, bleek weinig waard. Rusland gaf, samen met China, in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties groen licht voor de actie om de Libische bevolking tegen Khadafi te beschermen. De voorwaarde was wel geen regime change. Het resultaat was echter wèl regime change en de verkrachting en moord op de Libische leider. Het gevolg was dat Rusland en China en een groot aantal andere landen geconcludeerd hebben: we lieten ons één keer belazeren, maar dat nooit meer. Er worden raketschilden opgesteld. Zogenaamd tegen de straks aanstormende raketten van Iran, maar, zoals iedereen weet, in feite tegen Rusland. Dat Poetin Russische invloed binnen de vroegere Sovjetruimte wil herstellen is niet veel meer dan begrijpelijk. Of moet hij met lede ogen aanzien hoe het ‘decadente en materialistische Westen’ verder tegen de grenzen van zijn Russische moederland aanschurkt? Van Poetin is een autistisch vijandbeeld gemaakt dat in het Westen zonder kritiek verspreid en versterkt wordt. ‘Onze’ kernwapens in Volkel worden gemoderniseerd. Ze worden preciezer en handzamer. Hoe kleiner en fijner die dingen zijn, hoe gemakkelijker de drempel naar het gebruik ervan overschreden kan worden. Ze moeten weg! Des Pudels Kern van kernwapens is niet dat het politieke wapens zijn, maar dat die politieke wapens onder bepaalde omstandigheden, zij het expres of per ongeluk toch worden ingezet. De Amerikaanse president en Nobelprijswinnaar voor de Vrede, Barack Obama, heeft bij zijn intrede de wereld verzekerd dat alle kernwapens de wereld uit moeten. Misschien wil hij dat nog steeds in plaats van ze te moderniseren, maar kan hij, als president van dat oerconservatieve land, niet veel meer doen dan iets roepen in de wetenschap dat het toch niet realiseerbaar is. Kernwapens, met een al dan niet verhulde verwijzing naar een mogelijke hete confrontatie met Poetin, te bewaren, grenst aan waanzin, die slechts te legitimeren is met een grootschalige volksverlakkerij. De kernwapens moeten weg, ook in Volkel. Die 40.000 handtekeningen voor een Nederlands burgerinitiatief inzake een verbod op kernwapens zullen er hopelijk wel komen. En een meerderheid in de Tweede Kamer is er wellicht ook. In dat geval maar afwachten of de Nederlandse regering zo flink zal zijn niet – vanwege het ontbreken van een VN-mandaat – alleen in Syrië niet te bombarderen maar ook de regering van de VS te laten weten dat enkele tientallen gevonden voorwerpen in Volkel ongeduldig op hun rechtmatige eigenaar wachten.
15
Hugo de Groot (1583-1645) Nico Vroenhof De reeks “Erflaters van de Vredesbeweging” beschrijft een aantal persoonlijkheden die hebben bijgedragen tot de huidige vredesbewegingen. In deze reeks mag een figuur als Hugo (Huig) de Groot niet ontbreken. In het Zuiden is hij minder bekend maar bij de Nederlandse schooljeugd is zijn avontuurlijke ontvluchting in een boekenkist een vast gegeven voor de geschiedenislessen. Belangrijker is zijn werk. Bij twisten om macht gebruikt men vaak godsdienst als uithangbord, bijvoorbeeld bij de verdeling IndiëPakistan.Taal neemt die plaats in waar godsdienst aan belang inboet (België, Kroatië, Slowakije, Oekraïne). Godsdienst of taal zijn drijvende krachten bij conflicten tussen naties maar ook in het evenwicht tussen centrifugale en centripetale krachten in één natie. De Groot zocht naar een meer objectieve basis en wilde dit doen via het natuurrecht. Hij was de grondlegger van het volkerenrecht, de eerste die de soevereiniteit der staten wilde beperken ter wille van een internationale organisatie en daarmee een voorontwerp van de Volkerenbond schiep. Tot in de 20e eeuw gebruikten oorlogvoerenden de teksten van zijn hoofdwerk De iure belli ac pacis om hun gelijk te bewijzen.
Jeugd, opleiding en benoeming tot raadpensionaris
Hugo de Groot werd op paasdag 10 april 1583 geboren te Delft. Zijn vader, Jan de Groot, was schepen en later een der burgemeesters van Delft. Hij was goed bevriend met Simon Stevin en hielp deze bij diens natuurkundige proeven. Hij stierf hoogbejaard, slechts vijf jaren voor zijn zoon. Zijn moeder was eveneens van voorname afkomst. In dit welvarende, intellectuele milieu viel Hugo's bijzondere begaafdheid al snel op. Hij kon vanaf zijn achtste jaar
16
Hugo de Groot
dichten in het Latijn o.a. met een lofdicht over de verovering van Nijmegen door prins Maurits en hij vertaalde op jonge leeftijd Griekse en Latijnse boeken. Hij was vroegrijp en had eigenlijk nooit de kans kind met kinderen te zijn. Grotius vir natus est: de Groot is als man geboren, schreef men over hem. Op twaalfjarige leeftijd ging hij studeren aan de universiteit van Leiden. De scheiding tussen wat wij nu middelbaar en hoger onderwijs noemen, was destijds niet zo scherp. In die periode bekeerde zijn moeder, tot dan katholiek, zich tot het protestantisme met het argument “dat zij een te verstandige vrouw was om in de papisterij te blijven volharden”. In 1598 stuurden de Staten hem, eerder als een bezienswaardigheid, met een gezantschap onder leiding van Johan van Oldenbarnevelt naar Frankrijk met als doel aan koning Hendrik IV steun te vragen voor de voortzetting van de opstand tegen Spanje. Het was tijdens deze reis dat de Franse koning hem le miracle d' Hollande zou hebben genoemd. Bovendien promoveerde hij in Orléans tot doctor in beide rechten: het wereldlijk recht én het kerkelijk recht. Dit succes als wonderkind heeft waarschijnlijk mee aan de basis gelegen van zijn neiging zichzelf te willen overtreffen. Hij was nergens tevreden maar ging voortdurend van het ene beroep naar het andere. Zijn carrière begon in 1600 als advocaat in Den Haag. Dit voldeed hem niet. In 1607 werd hij in dezelfde stad advocaat-fiscaal, zoveel als procureur-generaal van de Hoge
Raad van Holland, Zeeland en Friesland. In 1613 werd hij pensionaris van Rotterdam, formeel was dit een ambt maar in feite een politieke functie, omdat het ambt in de praktijk toegang verleende tot de regering van de Staten van Holland. Ondertussen werkte hij aan een groot werk: De iure predae commentarius – een commentaar op het buitrecht. De tekst diende om te bewijzen dat het kapen van een rijk beladen Portugees schip door Jacob van Heemskerck met het volste recht gebeurd was. Het ging niet alleen om een bedrag van 4 miljoen gulden maar ook over de verdeling van de buit door de admiraal, de compagnie en de Staten. In dit geschrift ontvouwde hij de eerste denkbeelden over het oorlogsrecht. Het boek werd niet uitgegeven omdat het de beginnende vredesonderhandelingen met Spanje Portugal kon belemmeren. Wel werd een deel van het werk later gebruikt voor een verhandeling over Mare Liberum of De vrije zee. De Groot meende dat op basis van het natuurrecht bezit door arbeid moest verkregen zijn. Aangezien op zee niets te bearbeiden viel, was dit res nullius, niemands bezit, ergo vrij en open voor ieder. Hij concludeerde: “Het staat ieder volk vrij met ieder ander volk contact te leggen en met dat volk handel te drijven”. De verhandeling was met name gericht tegen een bepaling van paus Nicolaas V, die de Spanjaarden en Portugezen in 1455 het alleenrecht op de handel met Azië en Amerika had toegezegd.
Zijn stellingname strookte wel met de Hollandse opvattingen maar ging in tegen die van de Engelse. Deze zagen met lede ogen dat de visvangst van de Hollanders onder de Engelse kust schatten opbracht die naar zij meenden hun landgenoten toekwamen. In 1613 maakte hij als diplomaat deel uit van een delegatie naar Engeland. Het was een handelsmissie maar hij onderhield zich met koning Jacobus I ook over de kerkelijke twisten in Holland waarvoor hij steun zocht bij de Engelse koning. Het ging over de predestinatieleer: het leerstuk dat God van tevoren heeft
bepaald, welke mensen hij zal uitverkiezen en welke hij zal verwerpen. Steunend op de soevereiniteit van God die alle dingen van tevoren weet en bepaalt, zou geloof en het verwerven van de hemel uitsluitend de vrucht zijn van goddelijke genade. Een deel van de gelovigen, de remonstranten, verzette zich hiertegen omdat de leer geen rekening hield met de menselijke verantwoordelijkheid. Het was complexer maar uiteindelijk ging het om de macht. Twee groepen stonden tegenover elkaar. Een groep, onder leiding van Oldenbarnevelt, beweerde dat elke provincie gerechtigd was zijn eigen kerkelijke zaken te regelen. De stadhouder Maurits en de Staten-Generaal voelden dit als een bedreiging aan. Zij zochten via een nationale synode de eenheid te herstellen. Verschillende steden wezen een nationale synode af. Om de plaatselijke orde te herstellen werden huurlingen (waardgelders) ingezet. Hoewel niet erg godsdienstig kwam Hugo de Groot door zijn afkomst en benoeming in het kamp van Oldenbarnevelt terecht. Hij moest bemiddelen in de steden, iets wat hem, als eerder kamergeleerde, dikwijls slecht lukte. Tijdens de strijd tegen Spanje heerste er nog min of meer eendracht. Na het verlies van de Spaanse vloot in de strijd van Spanje tegen Engeland, hadden de Noordelijke provincies de mogelijkheid een handelsgrootmacht te worden. In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht. Door de afsluiting van de Schelde en de blokkade van de Vlaamse kust verhuisden veel Zuid-Nederlandse kooplieden naar het Noorden. De krijgskansen tegen Spanje bleven wisselend en bij velen was er een verlangen naar vrede. Uiteindelijk werd een moeizaam compromis bereikt, het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). Maar nu kwamen een aantal sluimerende politieke en sociale tegenstellingen aan bod. Daar was op de eerste plaats de economische tegenstelling tussen de welvaart van de kooplieden en regenten enerzijds en de soms schrijnende armoede van de kleine burgerij en arbeiders anderzijds. Dit leidde tot politieke tegenstellingen tussen de regentenpartij en de Partij van Oranje, de stadhouder. Hij was immers de enige die wat
Drastische wending van carrière
tegengewicht kon bieden in conflicten tussen regenten en kooplieden enerzijds en het volk anderzijds. Zo kwam de populistische macht van de stadhouder (Maurits) te staan tegen over de macht van de elite (Oldenbarnevelt). Uit eigenbelang pleitte de regentenpartij voor een sterk gedecentraliseerd gezag (ten voordele van de regenten) en voor vrede (ten voordele van de handel). De stadhouder had meer oog voor het belang van de hele Unie door strijd tegen Spanje en verdere gebiedsuitbreiding. Hierop kwamen de religieuze tegenstellingen tussen de ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen’. De rekkelijken vormden de humanistische groep binnen het calvinisme, zij konden zich niet verzoenen met het strenge calvinistische leerstuk van de uitverkiezing (predestinatie). De jonge republiek stond op de rand van een burgeroorlog. Maurits handelde behoedzaam maar zette uiteindelijk de politieke situatie naar zijn hand. Door een list – zij werden voor een onderhoud ontboden – werden in 1618 Oldenbarnevelt en de Groot gevangen genomen. In de rechtbank hoorde de Groot hoe Oldenbarnevelt ter dood veroordeeld werd. Het vonnis werd kort daarna uitgevoerd. De Groot kreeg levenslange gevangenisstraf en verbeurdverklaring van al zijn goederen. Aanvankelijk werd hij in De Haag in hechtenis gehouden, maar later werd hij overgebracht naar Slot Loevestein. Hij werd behandeld op een manier die hijzelf als erg hard ervoer maar die voor de normen van onze tijd niet erg streng lijkt. Zijn vrouw en kinderen en ook hun dienstmeisje Elsje van Houweningen mochten zich bij hem voegen. Hij studeerde en schreef er Memorie van mijn intentiën en de
De boekenkist van Hugo de Groot
Memorie van mijne bejegening. Hij berijmde ook het Bewijs van den waren godsdienst, een geloofsbelijdenis voor zijn kinderen. Het was opgevat in de vorm van een catechismus en was enorm populair. Het werd in Engeland nog tot de vijftiger jaren van vorige eeuw gebruikt.
De boeken die voor zijn studies nodig waren, werden vanuit Gorkum in een boekenkist naar Slot Loevestein gebracht. De boekenkist werd in het begin streng gecontroleerd, maar later verslapte de controle. Hierdoor smeedde zijn vrouw een plan om Hugo te laten ontsnappen. Hij trainde om stil en geruisloos te liggen in de boekenkist. De training duurde steeds twee uur per keer, de duur van de overtocht. Op de dag dat er in Gorkum een jaarmarkt gevierd werd, kroop Hugo de Groot in de boekenkist en werd door niets vermoedende dragers, vergezeld door het dienstmeisje Elsje van Houweningen, buiten het kasteel gebracht. De boekenkist werd mede door de festiviteiten niet gecontroleerd. Elsje vergezelde de kist naar de overkant van de Waal en leverde de ‘kostbare inhoud’ in Gorkum af bij een bevriende koopman. Hier verkleedde de Groot zich als metselaar en vertrok richting het zuiden.
Intussen was zijn vrouw, die vrijwillig samen met Hugo de Groot gevangen zat op Slot Loevestein, een detail vergeten uit te voeren, zodat men dezelfde dag zijn ontsnapping ontdekte. Zij vergat die avond een kaarslicht te branden. Men vond zijn kamer verdacht donker en ontdekte zijn ontsnapping. Er werden nog wel ruiters de regio ingestuurd maar deze moesten buiten
Vervolg op pagina 18
17
Vervolg van pagina 17
Spaans gebied blijven en hadden geen aanknopingspunt wat de bestemming zou zijn van Hugo de Groot. Hij vluchtte naar Antwerpen en van daar naar Parijs waar hij met open armen werd ontvangen. Hij had 1 jaar en 10 maanden gevangen gezeten.
Verblijf in Frankrijk, Poging tot terugkeer, Ambassadeur van Zweden
Koning Lodewijk XII nam hem in bescherming en beloofde een jaargeld dat echter zeer onregelmatig werd uitbetaald. Toen in de lente van 1623 in Parijs een pestepidemie uitbrak aanvaardde de Groot een uitnodiging om enkele maanden in een buitenverblijf buiten Parijs te verblijven. Hier schreef hij zijn beroemd werk De Jure Belli ac Pacis.
Prins Maurits stierf en werd door Frederik Hendrik opgevolgd. Deze was nog een studiegenoot van de Groot geweest en mede daardoor meende de Groot dat de tijd van terugkeer eindelijk was aangebroken. Van een terugkeer was echter nog geen sprake. Richelieu, de Franse eerste minister bood hem een plaats aan, ook waren er aanbiedingen van Denemarken en Zweden. De Groot weigerde: hij hoopte nog altijd terug te keren naar Holland. Het bleef een leven van wachten. Wachten ook op de mondigheid van zijn kinderen: of zij in zijn voetstappen zouden stappen. Maar drie ervan, een jongen en twee meisjes stierven jong. De andere vier, drie jongens en een meisje, in verwarring door het onzekere milieu en heen en weer geslingerd tussen de toegeeflijkheid van de vader en de gestrengheid van de moeder, konden de verwachtingen niet inlossen. Zijn vrouw reisde tot vijf keer naar Holland om van hun vermogen te redden wat er nog te redden viel en de mogelijkheden van terugkeer en eerherstel te peilen. Maar zij kon niets bereiken. Frederik Hendrik kon of wilde ondanks zijn persoonlijke sympathie voor de Groot niet iemand rehabiliteren die na de dood van Oldenbarnevelt als partijhoofd van de verslagen Loevensteinse groep functioneerde. In september 1631, meer dan 12 jaar na zijn gevangenneming, waagde de Groot toch de grote sprong en reisde naar Rotterdam. Hier gedroeg hij zich alsof tegen hem nooit een veroordeling
18
Recht van oorlog en vrede
was uitgesproken. Deze arrogante houding werd een discussiepunt in vergaderingen van de Staten van Holland. Een uitwijzingsbevel werd uitgevaardigd. Hij vluchtte naar Amsterdam waar hij, door zich stil te houden, hoopte de bui te laten overwaaien. Maar het lukte niet: de Staten Generaal vaardigde bij decreet een beloning uit voor degene die hem kon gevangen nemen. Vrienden trachtten hem over te halen een gratieverzoek in te dienen. Dit weigerde hij omdat het zou neerkomen op schuld bekennen. Hij moest weer vluchten, ditmaal niet naar Frankrijk waar het beloofde jaargeld slecht was uitbetaald, maar naar Hamburg. Wallenstein, de opperbevelhebber van de keizerlijke troepen, Polen, Denemarken en zelfs de Spaanse koning, allen nodigden ze hem uit in hun dienst te treden. Uiteindelijk ging hij in op de vraag van de Zweedse rijkskanselier Oxenstjerna voor een belangrijke betrekking als gezant van de Zweedse kroon bij het Franse Hof. Voor de tweede maal ging De Groot naar Parijs, doch nu niet als balling. Hij verbleef er bijna elf jaar. Zijn taak bestond er vooral de politiek van Richelieu te volgen en hierover te berichten. Frankrijk was openlijk tussengekomen in de dertigjarige oorlog in Duitsland en op aanstoken van Frankrijk was ook koning Adolf van Zweden in de strijd betrokken. Toch vond de Groot nog tijd om aan wetenschap te doen. Wanneer Richelieu en daarna ook koning Lodewijk XII stierven kon hij voor Zweden niet veel meer bereiken. Toen hem dan vanuit Zweden nog een
helper werd toegestuurd die eerder als toezichter functioneerde werd het hem te veel en bood hij zijn ontslag aan. Hij verliet Parijs en reisde via Holland naar Zweden. Zijn rechtstreekse tegenstrevers waren overleden en dank zij de roem die hij in Frankrijk had verworven werd hij in Holland met eerbetuigingen overladen. In Amsterdam werd hem een glorievolle ontvangst bereid. Daarna ging hij via Hamburg verder naar Stockholm, om zijn zaken te regelen met koningin Christina. De Groot bleef niet langer in Zweden dan nodig was, hij wilde naar Holland terug. Maar hij zou zijn vaderland niet meer terugzien. Op de terugreis leed hij in een storm schipbreuk, hij werd gered en kwam 26 augustus 1645 doodziek te Rostock aan. Enkele dagen later stierf hij. Jan Romein schrijft in zijn schets over het leven van Hugo de Groot dat zijn laatste woorden zouden zijn geweest: “Veel heb ik ondernomen, niets volbracht”. Romein knoopt er de bedenking aan vast, hoe zelfs een extreem begaafd kind, misschien juist daardoor, het gevoel kan hebben voortdurend tekort te schieten en zo verbitterd eindigt. Het verhaal over zijn sterfbed is waarschijnlijk een verzonnen geschiedenis omdat de ‘laatste woorden’ van een beroemd persoon altijd interessant zijn. In andere biografieën vindt men dit verhaal niet terug. Hij werd begraven in de hoofdkerk van Rostock. De predikanten hadden zich hiertegen verzet omdat de Groot niet zou gestorven zijn in het ware geloof. Maar de studenten van de plaatselijke universiteit, dwongen hen echter dit toch te doen. Zijn lichaam werd later overgebracht naar Delft, waar zijn familie in het jaar 1781 voor hem een praalgraf oprichtte. Hoewel de titel van het boek suggereert dat het de vrede zou behandelen, gaat het toch vooral over oorlog. Oorlog, of beter wapengeweld, is nodig daar waar er geen rechtbank of rechtsorde bestaat. Oorlogen hebben altijd bestaan en in de godsdienst vonden zij een voedingsbodem en uithangbord. Om de oplopende geweldspiraal tegen te gaan, onderzocht de Groot systematischer en grondiger dan zijn voorgangers in welke gevallen oorlog gerechtvaardigd zou zijn. Hij schreef het werk in de winter en voorjaar tus-
De Iure Belli ac Pacis
sen 1623 en 1624 in een rustige omgeving maar toch gejaagd om het werk vlug af te krijgen. De snelheid waarmee het werk tot stand kwam eiste ook haar tol. Er zijn bruske gedachtensprongen. De vele citaten zijn soms incorrect (wellicht uit het hoofd geciteerd) ofwel uit hun context gehaald zodat het citaat weinig bewijst. Waarom moest het allemaal zo vlug? Het moest klaar zijn voor de beurs in Frankfurt (die bestond blijkbaar toen al) maar was het dat alleen? Misschien wilde hij zo vlug mogelijk beroemd worden als wraak tegen de natie die hem zo onrechtvaardig strafte. De waarheid heeft veel aspecten. De Groot onderscheidt vier rechtvaardige oorlogen: zelfverdediging, herstel van eigendomsrechten, het bemachtigen van wat men ons verschuldigd is en tenslotte ernstige overtredingen van het natuurrecht. Alle andere oorlogen zijn onrechtvaardig. Onrechtvaardig zijn dus niet alleen roofoorlog of het veroveren van beter land maar zelfs preventieve en inmengingoorlogen. Rechtvaardige oorlogen kunnen onrechtvaardig worden wanneer er een wanverhouding bestaat tussen het doel en de middelen. Hij maakt de vergelijking met de burgerlijke wet, waar een burger door eigengereidheid het recht in eigen hand neemt en daardoor het burgerlijk recht van zijn land schendt. Deze burger ondermijnt hierdoor de geordende verhoudingen waarop zijn eigen bestaan en dat van zijn nakomelingen berust. Zo doet ook een volk dat zich aan de wetten van het natuurrecht onttrekt en de basis ondergraaft waarop zijn toekomst rust. Theoretisch kan een oorlog aan beide zijden rechtvaardig zijn zoals ook in een burgerlijke rechtbank schuld niet altijd duidelijk tegenover onschuld staat. De vergelijking met de burgerlijke rechtspraak verklaart ook de nadruk op de vormgeving. Pas door een oorlogsverklaring – die in de juiste vorm moet zijn – krijgen de daden van oorlogvoerenden rechtskracht. Anders zijn zij zondig. Dit klonk indrukwekkend maar zelfs in die tijd had de zondigheid van oorlogsvoering weinig of geen praktische gevolgen. De Groot legt grote nadruk op het natuurrecht en biedt zo een antwoord op sceptici die zeggen dat de machtigste instantie steeds het recht bepaald. De basisvraag is dan: bestaat een natuurrecht? Zowel mens als dier zoekt door zijn aard altijd
wat voor hem voordelig is. Indien dit de enige waarheid is, zou er geen natuurrecht bestaan en zo het al bestond, zou het dom zijn want het zou zijn eigen welzijn opofferen voor de belangen van anderen. Maar volgens Hugo de Groot is de mens sociaal van aard. Een van de kenmerkendste eigenschappen van de mens is de begeerlichheyt tot geselligheyt. Dit kan ook bij dieren maar bij de mens komt er het verstand bij. Door het ‘sociale’ in de mens is deze geneigd tot samenlevingsvormen als gezin, dorp, stad en staat, geordend volgens het menselijk verstand. Zo kan men niet zeggen dat de mens alleen maar baatzuchtig zou zijn.
Beeld van Hugo de Groot in Delft
Hieruit leidt De Groot enkele belangrijke natuurrechterlijke grondbeginselen af. De sociale gezindheid wordt een rechtsbron. Omdat hij verstand bezit is het voor hem natuurlijk, zorg te dragen voor de gemeenschap. Omdat het natuurlijk is, is het ook zijn plicht. Zonder deze grondrechten is een goed functionerende leefgemeenschap niet mogelijk. Het gaat om persoonlijke rechten als het recht op leven en op middelen die voor de instandhouding van dit leven noodzakelijk zijn. Wie aanspraak wil maken op die rechten moet ook de rechten van de medemens respecteren. De mens heeft daardoor recht op instandhouding van zijn eigendom, op terugbetaling van uitstaande schulden en op vergoeding van schade. Deze rechten bekleden een fundamentele plaats bij een eventuele rechtvaardiging van een van oorlog. Geschillen tussen individuen kunnen
voor een rechtbank beslist worden. Wanneer echter de mogelijkheid tot rechtsvordering ontbreekt, op volle zee bijvoorbeeld of in het verkeer tussen zelfstandige staten, dan is oorlog toegestaan. Oorlog is niets anders dan een vordering die met geweld wordt afgedwongen. Het oorlogsrecht is dus juridisch gefundeerd in het vredesrecht. Maar bovendien is vrede het doel van de oorlog. Zoals in het burgerlijk recht geldt ook hier: is iets van oudsher gewoonte, dan is dat een bewijs van volksrecht d.i. een overeenkomst tussen volkeren. Hij bespreekt ook regels die in een eenmaal begonnen oorlog moeten gelden. Deze regels beantwoorden aan zijn tijdsgeest en zijn zeer hard. Doden, plundering en onderwerping tot slavernij zijn aanvaardbaar. Maar hiertegenover plaatst hij het proportionaliteitsbeginsel. Alleen krijgshandelingen die zonder overbodige schade rechtsherstel beogen zijn geoorloofd. Op basis van de christelijke ethiek pleit hij voor matiging. Kettermoord wijst hij af. De middelen ter voorkoming van oorlog worden nauwelijks aangehaald en gezien de weinige nadruk die hij er op legt, vormen ze zeker niet de kern van zijn werk. Hij kent drie middelen: conferentie, arbitrage en de beslissing van het lot, dit laatste als een rest van het middeleeuwse godsoordeel. In het tweede kan men de kern van het Haagse Internationaal Gerechtshof herkennen.
Het boek besluit met een oproep tot trouw aan het gegeven woord en vrede, twee idealen die bij het uitvechten of voorkomen van oorlogen steeds voorop moeten staan. Zijn tolerantie voor andersdenkenden wekte ergernis op zowel bij jezuïeten – het boek stond jarenlang op de index – als bij streng calvinisten. Misschien was deze tolerantie tegelijk de sleutel voor het blijvend succes van het boek. *
Nota
Over Hugo De Groot bestaat zeer veel literatuur. Hier is gebruik gemaakt van het originele werk van Jan & Annie Romein. Erflaters van onze beschaving. Querido (1979) en het zeer gedetailleerde boek van Henk Nellen. Hugo de Groot. Een leven in strijd om de vrede, Balans, Amsterdam (2007). Voor het thema De Iure Belli ac Pacis werd gebruik gemaakt van de vertaling van Jan Frans Lindemans. Hugo de Groot. Het recht van oorlog en vrede. Ambo (1973) en H. Bertens. Hugo de Groot en zijn rechtsfilosofie. E-book #11951 (2004).
19
Een inleiding
Mediation bij politieke conflicten
Mimi Tyssen
Onlangs besloot de NVMP-werkgroep afdeling Rijnmond (zie voor meer info op de website van de NVMP) zich te verdiepen in de diverse aspecten van Soft Power. Mediation in political conflicts is een van deze aspecten. Het boek Mediation in political conflicts- soft power or counter culture? van Jacques Faget, uitgegeven bij Oñati International Series in Law and Society bevat een heldere inleiding op de materie. De auteur schetst de ontwikkeling, de geschiedenis, de mogelijkheden en het falen van de verschillende vormen van mediation bij politieke conflicten. Professor Jacques Faget is onderzoeker en juridisch expert bij het Centre National de Recherche Scientifique (CNRS) France en professor aan het Institut d’études politiques de Bordeaux. Het gaat verder dan de westerse state-centered politiek van de voorbije eeuw. Hij onderzoekt de effectiviteit van een nieuwe soft power mediation-cultuur bij de mogelijkheid om mondiale problemen aan te pakken. Een tiental jaar geleden had de NVMP een werkgroep Conflicthantering, waarin diverse aspecten van mediation, conflicttransformatie en reconciliation aan bod kwamen. Er waren workshops op het bureau van de NVMP, en in Wales en NoordIerland onder leiding van professio-
20
nele mediators. De vorm van mediation in politieke conflicten was vooral gebaseerd op de methode ontwikkeld door de Quakers, zoals Adam Curle, diverse ngo’s (waaronder Peace Brigades International) en Nick Lewer van de universiteit van Bradford. Meerdere jaren heeft de methode deel uitgemaakt van het keuzecurriculum voor de vierdejaars medicijnen aan de VU/UvA. Door middel van rollenspel over het Noord-Ierse conflict werd duidelijk gemaakt wat mediation inhoudt. Hier is vooral gebruik gemaakt van de studie van Faget. Mediation heeft haar wortels in de geschiedenis. De Nederlandse diplomaat Abraham Wicquefort (1606-1682) publiceerde in 1680 The Ambassador and his Functions. Hij beschreef verbluffend modern aandoende ethische codes voor ambassadeurs, waarin men een concept van mediation terug kan vinden. Het is echter pas sinds de Haagse Conferentie van 1907 dat de term mediation gebruikt wordt bij internationale politieke conflictresoluties. Na WO I verdween de term om pas terug te komen in de jaren zeventig van vorige eeuw. Mediationinspanningen zijn er vooral geweest bij territoriale of etnische conflicten.
Deze tekst analyseert de recente toename van mediation-strategieën en van de vele spelers op het gebied van vredesopbouw. Ngo’s van verschillende statussen, charismatische persoonlijkheden, private groepen, academische en religieuze netwerken hebben hun inbreng. De verschillende paradigma’s aangaande internationale relatietheorieën komen aan bod, met name het ‘Realisme’- paradigma, dat focust op een institutionele staatsgerichte aanpak en het ‘Pluralisme’paradigma, meer gericht op individuen en de vele actoren in de burgermaatschappij. De eerste hypothese – Het Realisme of Politiek Realisme – gaat uit van de traditionele staatsdiplomatie. Het is een onderzoekstraditie van de internationale betrekkingen. De term omvat een grote variatie
aan theorieën en gedachten en is eigenlijk een pessimistische stroming. Zij was oorspronkelijk een reactie op het idealisme na Wereldoorlog I. Macht, conflict en oorlog staan centraal in het realisme. Moraal en recht zijn enkel een gevolg van macht. Men maakt onderscheid tussen klassiek realisme en neorealisme of structureel realisme (cfr. Wikipedia). De tweede hypothese gaat uit van bottom-upmediation- initiatieven. Zij worden geïnitieerd door peacemakers met heterogene legale status en gedreven door overtuigingen die niet zuiver van politieke aard zijn. Mediation is iets anders dan vredesopbouw. Bij vredesopbouw gaat het om het versterken van de economische en sociale ontwikkeling, het opzetten van nieuwe organisaties en het bevorderen van democratische verkiezingen. Mediation kan voorafgaan aan vredesopbouw maar beide processen kunnen tegelijkertijd voorkomen en verweven zijn met elkaar. Er bestaat ook verwarring tussen verzoening en mediation. Het onderscheid tussen beide is niet makkelijk. Bij verzoening kan meer sprake zijn van een directieve aanpak, waarbij oplossingen worden voorgesteld. Bij mediation gaat het, zeker bij langdurige conflicten, meer om het opbouwen en verbeteren van de communicatie dan om oplossen van het conflict. Politieke conflicten komen in allerlei vormen en in elke politieke organisatie voor, want strijd om de macht tussen politieke en maatschappelijke groepen is een essentieel verschijnsel in democratieën. Deze conflicten kunnen een gewelddadig karakter krijgen, zoals in Noord-Ierland, Cyprus, Timor en Soedan. Veel conflicten krijgen een internationaal karakter door de problemen van vluchtelingenstromen naar naburige landen of wanneer culturele groepen verspreid zijn over verschillende landen, zoals bij de Koerden. Analyse van politieke conflicten is meer het exclusieve domein van specialisten in
internationale betrekkingen, terwijl mediation het onderzoeksgebied deelt met verschillende disciplines zoals politieke wetenschappen, juridische disciplines, sociale wetenschappen en specialisten in conflictoplossing. Dit onderscheid vindt men vooral in Noorwegen, de VS en het VK. Hun analytische instrumenten zijn afkomstig van de antropologie, sociale wetenschappen, experimentele psychologie, wetgeving en internationale relaties. Zij gebruiken verschillende concepten en proberen los te komen van de bestaande patronen.
Hier volgt een uiteenzetting over de verschillende wetenschappelijke scholen van mediation. I. De benadering vanuit politiek realisme Vooral Amerikaanse wetenschappers, in samenwerking met Australische, Scandinavische, Nederlandse, Zwitserse en Britse onderzoekers ontwikkelden in de jaren tachtig van de vorige eeuw wetenschappelijke inzichten. Een belangrijk onderzoek is dat van de Nederlandse Marieke Kleiboer, Universiteit Leiden. De belangrijkste artikelen verschenen in het Journal of Peace Research, het Journal of Conflict Resolution en in niet gespecialiseerde tijdschriften als het American Journal of Political Science and Political Studies. Het concept mediation wordt hier breed opgevat als ‘een proces van conflict management’ waarbij de betrokkenen de hulp zoeken van een persoon, of een organisatie, om een conflict op te lossen zonder over te gaan naar fysiek geweld. Mediators kunnen geweld voorkomen door beïnvloeding en manipulatie waarbij zelfs de ethiek van mediation niet rigide moet gehanteerd worden. Researchwerk bestaat vooral uit case studies, kwantitatieve analyses en effectanalyse van verschillende vormen van mediation. Veel publicaties getuigen van een westerse etnocentrische visie. De aandacht gaat vooral naar internationale gewapende conflicten. Over de positie en de macht van de mediator bestaat veel discussie. Bij deze positie onderscheidt men drie rollen: ‘de facilitators, de formulators en de manipulators’. Voor macht worden zes vormen onderscheiden. Bij de ‘echte mediation’ zoals die bij
de Quakers bestaat macht er juist in geen macht uit te oefenen. De mediator maakt zich acceptabel omdat hij niet-directief handelt, geen eigen agenda heeft en geen persoonlijke doelen nastreeft. De meeste auteurs denken dat deze ‘genuine’ mediators, (ook aangeduid als het Noorse type) vooral succesvol zijn in de beginfase van het mediationproces. Als besluit kan gezegd worden dat zij interessante instrumenten presenteren. Daartegenover staat een flinke methodologische bias. Dit komt vooral door de zeer uitgebreide definitie van mediation. Er bestaan significante verschillen tussen de druk uitgeoefend door een president van de Verenigde Staten en die door een Noorse hoogleraar of een kleine humanitaire ngo.
II. Mediation vanuit het Transformatie-paradigma Een van de belangrijkste kenmerken van een mediationproces is vertrouwelijkheid, het niet in de openbaarheid treden en onzichtbaarheid. Deze onzichtbaarheid is zeker van belang als het gaat om conflicten waarbij identiteit en etniciteit een grote rol spelen. Voor deze conflicten is een langdurig mediationproces nodig.
Mediation brug
De status van politieke mediators is heterogeen. Zij kunnen deel uitmaken van een kleine of van een grote ngo, stichtingen, ideologische, religieuze autoriteiten of van gespecialiseerde universitaire centra. Wat zij gemeen hebben is het feit dat zij allen horen tot een westerse democratie. De eerste Amerikaanse mediators in de jaren zeventig van de vorige eeuw waren afkomstig van pacifistische groepen. Experts in conflictresolutie waren diplomaten of voormalige presidenten, bijvoorbeeld Jimmy Carter met de Carter Foundation. Hij was vooral actief in Soedan, Ethiopië, Oeganda, Liberia en Haïti. Zijn persoonlijke betrokkenheid werd zeker gevoed door zijn geloof (baptist). Politieke mediation is veelal geworteld in filosofische en religieuze ideeën en overtuigingen. De betrokkenheid van veel mediators kan niet begrepen worden zonder hun ethische overtuigingen van geweldloosheid. Vaak zijn deze geïnspireerd op boeddhistische leringen of religieuze overtuigingen zoals bijvoorbeeld bij Johan Galtung en de Quaker Adam Curle.
Johan Galtung, spreker op een IPPNW congres in Wenen in 1992, is een Noorse academicus die het Journal of Peace Research oprichtte en het International Peace Research Institute of Oslo (PRIO). Vanaf de jaren zeventig van vorige eeuw waren Quakers betrokken bij conflicten
Vervolg op pagina 22
21
Vervolg van pagina 21
tussen India en Pakistan, in Nigeria, Rhodesië, Sri Lanka en het MiddenOosten. Zij ontwikkelden een nietdirectief type mediation gebaseerd op vredesonderwijs. Zij stonden voor empowerment van individuen en gemeenschappen, zodat deze zich verantwoordelijk voelden voor een goede dialoog tussen de conflicterende partijen opdat deze hun eigen oplossingen zouden vinden.
Zoals we zagen bestaat er een grote verscheidenheid aan mediation-patronen. In het algemeen kan men ze onderscheiden in facilitators, formulators en manipulators. De verschillen berusten niet enkel op ideologische overtuigingen. Zij zijn ook het gevolg van economische competitie tussen specialisten die de academische trainingen controleren. De meeste afgestudeerden houden zich aan de modellen van hun mentor. Anderen zoeken een model dat het beste past bij het conflict dat zij begeleiden. In de academische International Relations- programma’s (IR) is het referentiemodel dat van de Multitrack-diplomatie*. Dit is een benadering die niet echt gaat over mediation. In het model van de principled negotiation zocht de mediator oplossingen voor de betrokkenen om een win-win te bereiken. Een ander belangrijk model is het transformatieve model. Dit gaat uit van het besef van het eigen vermogen om verantwoordelijkheid te nemen en zelf in staat te zijn tot positieve veranderingen. In deze optiek gaat het om crisissen in menselijke interacties en faciliteren mediators de dialoog. Een overeenkomst sluiten is niet het uiteindelijke doel, wel de kwaliteit van de communicatie.
Kortweg zijn er twee tegenovergestelde richtingen: de doctrine van de conflict resolution en deze van conflict regulation. De eerste is meer directief, de tweede biedt meer ruimte aan subjectieve belevingen en emoties. Achter deze methodologische tegenstellingen zitten in feite twee tegenovergestelde werelden: die van de juridische en politieke specialisten enerzijds en die van sociale wetenschappers anderzijds. Alle pogingen om beide benaderingen te verzoenen, kunnen dit culturele verschil niet ver-
22
bergen. Het debat berust op verschillende concepten van vrede. Bij het ene is er pas een vredesproces als er officiële onderhandelingen plaatsvinden en formele overeenkomsten ondertekend worden. In het andere concept is er pas een vredesproces als er relaties opgebouwd worden tussen de verschillende groepen. Met verwijzing naar Fisher (Fisher, 1978) en Galtung moet een vredesproces niet alleen de hoge officials en notabelen omvatten maar alle sociale en culturele lagen.
Duclos en Lederach leggen er van hun kant de nadruk op dat vredesopbouw niet zonder verzoening kan. Zij verwijzen bijvoorbeeld naar het conflict in Noord-Ierland. Zonder het opbouwen van een dialoog zou het vredesproces teveel gericht zijn op de belangen van de leiders en niet op de hele bevolking. Een vredesproces moet ook bottom up gestuurd zijn (Hancock, 2008). De Ierse bevolking (civil society) zou anders enkel een passieve toeschouwer zijn.
Het begrip civil societies, vertaald in burgermaatschappij of maatschappelijk middenveld wordt op verschillende manieren ingevuld Het is belangrijk om mediation te zien in een groter geheel van interacties en terreinen. Deze houden met elkaar verband en vullen elkaar aan: - staatsdiplomatie - individuen of organisaties die eventueel samenwerken met regeringen maar geen officiële status hebben
- het publieke debat met opiniemakers - het maatschappelijk middenveld als een geheel met geweldloze initiatieven en vredesonderwijs.
Vaak is het belangrijk dat het werk van niet-officiële actoren (track 2)* omwille van de vertrouwelijkheid, veiligheid en betrouwbaarheid gescheiden plaats vindt van dat van officiële mediators (track 1)*. Een voorbeeld van complementaire strategie staat in Search for Common Ground, een Amerikaanse ngo wiens betrokkenheid bij conflictoplossing gebaseerd was op het promoten van samenwerking met lokale gemeenschappen. Zij gingen uit van training van lokale mediators, opzetten van initiatieven voor ontwikkeling van wederzijds begrip door het uitgeven van tijdschriften, door tv-programma’s, radioseries, tweetalige kleuterklassen, vredesfestivals en voetbalmatchen. Zo werkten ook de Peace Brigades International en het Elkarri Dialogue Association in Baskenland vanuit de overtuiging dat een vredesproces pas goed verloopt als er zoveel mogelijk mensen bij betrokken zijn.
III. De politieke inzet van mediation Onderzoek naar de impact van mediation op vredesprocessen omvat twee benaderingen. Fervente voorstanders van mediation zijn soms heilig overtuigd van het belang van economische motieven. De wereld van mediation is echte business geworden.
Een facelift voor diplomatieke acties
Tegenwoordig vindt een geleidelijke privatisering van de diplomatie plaats, door het inschakelen van private personen of instellingen in situaties waarin vroeger alleen de staatsdiplomatie heerste. De strategieën bij vredesopbouw worden gedepolitiseerd. De vraag blijft in hoeverre sommige instituten onafhankelijk zijn van regeringen. Sommige Amerikaanse ngo’s zoals het Institute for Multitrack Diplomacy of de Conflict Management Group hebben sterke banden met de Amerikaanse regering. Sommige ngo’s worden direct gefinancierd door de eigen regering of een coalitie van westerse regeringen
die grotendeels eenzelfde visie hebben op de wereld. Met andere woorden: mediation zou een zachte manier kunnen zijn om mondiaal overwicht te houden, een soort soft power. Hoewel mediators op hun onafhankelijkheid staan, kan dat makkelijk worden tegengesproken door het feit dat hun initiatieven parallel lopen met die van een staat. Als voorbeeld kan het ‘Noorse model’ genoemd worden dat bestaat uit een gecombineerde actie van de staatsautoriteiten en ngoleden, waarbij de ngo ook rijkelijk gefinancierd wordt door de autoriteiten. Een mediationproces in Guatemala werd gefinancierd door een langdurige samenwerking tussen Noorwegen en het Vaticaan. Zelfs als we aannemen dat er mediators en organisaties zijn die werkelijk onafhankelijk optreden dan nog blijft de vraag of hun gemeenschappelijke opleiding aan Europese Universiteiten niet bijdraagt aan het uitdragen van hun etnocentrische visie op de wereld. Als dat het geval is zou de rol van tussenpersoon niet alleen die van ‘conflictoplosser’ zijn maar ook van uitdrager van eigen waarden op economisch, politiek, cultureel en sociaal gebied.
Ethische metamorfose van Peacemaking
Het feit dat mediation vaak wordt uitgevoerd door ngo’s gefinancierd door een regering moet niet doen denken dat zij alleen de belangen van een regering vertegenwoordigen. Ngo’s zijn in toenemende mate georganiseerd in netwerken, zoals de Negotiation Network Federation, waar geen regeringen bij betrokken zijn. Mediation werd ontwikkeld door charismatische persoonlijkheden, zoals Galtung, Fisher en Lederach die een grote stempel hebben gedrukt op het veld van internationale betrekkingen. Er wordt gezegd dat mediation thans een onderdeel is van “een echte industrie van promotie van de democratie”. Die retoriek brengt boodschappen van participatieve democratie, zelfbeschikking, mensenrechten, ethische onafhankelijkheid, onpartijdigheid, tolerantie en respect voor ‘de Ander’. Deze waarden spreken een breed publiek aan, en vinden daardoor hun weg in nieuwe internationale ethische codes.
IV Onderzoek aan mediation casussen Er bestaan veel verschillende meningen over mediation. Dit toont hoe gecompliceerd het begrip mediation is. De reader uitgegeven door Faget noemt lang niet alle individuen en organisaties die bij dit werk betrokken zijn en is onvolledig. De reader geeft vooral de Europese aanpak weer, zoals ontwikkeld door Franse, Spaanse, Zwitserse en Duitse specialisten.
Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel focust op de ethische problemen waarvoor de mediators zich gesteld zien. Het tweede deel is gewijd aan de rol van de Rooms Katholieke kerk in geweldloze conflictoplossing. Het derde en laatste deel beschrijft mediationprocessen in NoordIerland en in Afrika.
Het eerste deel handelt over de ethische posities van de mediator, vanuit verschillende perspectieven. Deze ethische beginselen gaan terug tot de Dertigjarige Oorlog (16181648) die eindigde met de vredesverdragen van Münster en Osnabrück. Verder worden conflicten in Oeganda, Afghanistan, de Filippijnen en Columbia besproken. De auteur van dit hoofdstuk stelt zich de vraag of mediation succesvol genoemd kan worden als er amnestie verleend wordt aan plegers van moord, verkrachting en andere wreedheden. Zij vraagt zich af of het stoppen van geweld voldoende is of dat het proces alle sociale groepen zou moeten omvatten, zeker de slachtoffers van geweld. Kan men spreken van vredesopbouw als de mensenrechten niet gegarandeerd zijn?
In het tweede deel, over de rol van de Rooms Katholieke Kerk, wordt duidelijk dat het niet gaat om haar rol als instituut, maar wel om lokale en transnationale groepen, zoals in Spaans Baskenland, Burundi en de Chiapas regio in Mexico. Dus om het individuele activisme van leden van de kerk en niet om de officiële rol van een instituut. Het zijn nieuwe private spelers op de ‘vredesmarkt’. Het derde deel laat zien hoe verschillende mediation-programma’s naast
elkaar toegepast worden. Het is noodzakelijk om brede lagen van de bevolking te bereiken als er veel geweld blijft tussen gemeenschappen in een stedelijke omgeving, zoals in Noord-Ierland, Burundi, Congo en Ethiopië. Lokale groepen voelen zich niet gehoord, zoals in het langdurige Noord-Ierse conflict, wanneer de vredesprocessen enkel gevoerd worden op politiek en institutioneel niveau. Maatschappelijk werkers, lokale ngo’s en gemeentelijke instanties ontwikkelden lokale mediation-strategieën in Belfast en Londonderry om erkenning van en respect voor ‘de Ander ’te promoten.
In het laatste hoofdstuk van de bundel wordt de vraag gesteld, steunend op de ervaringen in Gambella, een regio van Ethiopië dicht bij de grens met Soedan, of het niet beter is om lokale gewoonten te gebruiken in plaats van geïmporteerde westerse mediationmethoden. • Met Multitrack diplomatie wordt meestal bedoelt de combinatie van de officiële diplomatie, wat track 1 diplomatie genoemd wordt en de conflicttransformatie en contacten door ngo’s wat track 2 diplomatie genoemd worden. Anderen onderscheiden 9 tracks: de officiële diplomatie, onofficiële professionele conflictresolutie, internationale handelsonderhandelingen, uitwisseling van burgers zoals docenten, internationaal onderzoek en trainingen, activisme, contacten en uitwisselingen van religieuze leiders, internationale financiële ondersteuning, publieke opinie en communicatieprogramma’s. In volgende nummers van de Nieuwsbrief zal ingegaan worden op casusbeschrijvingen en andere theoretische kennis. *
23
Uit tijdschriften en van internet Verlening Nobelprijs onterecht? Hans van Iterson
parlementsleden. Juist dát is het geval bij het vredescomité, hier bestaan de ‘experts’ uit voormalige Noorse politici. Stel je eens voor dat bejaarde politici zouden moeten beslissen over de toekenning van de Nobelprijs voor geneeskunde. Kortom: wil je dat de Nobelprijs voor de vrede prestigieus blijft, of volgens sommigen wordt, dan moet er een comité komen dat de criteria van Alfred Nobel respecteert.
Vrijdag 10 oktober: De Nobelprijs voor de Vrede gaat dit jaar naar de Pakistaanse Malala Yousafzay en Kailash Satyarthi uit India voor hun “strijd tegen de onderdrukking van jongeren en voor het recht van alle kinderen op onderwijs”. Wie kent de natuurkundigen, wis- en scheikundigen achter een gewonnen Nobelprijs? Niemand toch? Pas bij literatuur begint er Malala won al vele internationale prijzen enige herkenning te ontstaan. maar op de keper beschouwd Het jaarlijkse koningsnummer is ronduit gevaarlijke ideeën over echter de bekendmaking van de AIDS. Het HIV-virus zou in wesNobelprijs voor de Vrede, daarterse laboratoria zijn ontwikkeld van wordt bijna verlangd dat het om het zwarte ras uit te roeien. om een bekend iemand gaat. Dit Op de redenen waarom aan haar jaar ging dat zeker op voor de prijs was toegekend, ging hij Malala, een mediabekendheid die echter niet in, maar ook daar al veel internationale prijzen waren vraagtekens bij te zetten. won. Toch komt er steeds meer De toekenning aan Maathai liet kritiek op de toekenning van wederom zien dat de Nobelprijs deze prijs. De vredeslijst, een di- verworden was tot een milieugitale nieuwsrubriek van vredes- mensen-en-vrouwenrechten-enmedia, meldt: De toekenning van andere-humanitaire-activiteitende Nobelprijs voor de Vrede op prijs.Van Bergen stelt: Let there be 10 oktober heeft vanuit de vreno mistake, milieu en vrouwendesbeweging fundamentele krirechten zijn zeer belangrijk, maar, tiek geoogst. De prijswinnaars met de strijd voor vrede, het zijn zeer sympathiek en hun beëindigen van oorlog, en het opkomen voor mensenrechten streven naar ontwapening hebverdient grote waardering, maar ben ze slechts hooguit zeer indihet gaat bij de Nobelprijs om rect te maken, en niet eens altijd vrede en niet om mensenrechin positieve zin. Maar laten dat nu ten. juist de criteria zijn geweest die Alfred Nobel had opgesteld. Het Al decennia lang is er was zijn secretaresse, de jarenlan-
kritiek op de toekenning
NVMP-bestuurslid Leo van Bergen hierover: het lijkt wel alsof het comité de criteria van Nobel geheel terzijde heeft geschoven. Stel je een Nobelprijs voor de literatuur voor waarbij sinds 1945 hooguit 10 keer een schrijver de prijs gekregen heeft. Al 10 jaar geleden pleitte Ronald Plasterk ervoor om de Nobelprijs voor de Vrede af te schaffen. Dit naar aanleiding van de toekenning aan de Keniaanse milieuactiviste Wangari Maathai. Zij had de prijs gekregen voor het planten van miljoenen bomen en haar strijd voor vrouwenrechten in Kenia. Plasterks kritiek richtte zich echter op haar, zacht gezegd, wat warrige,
24
De Keniaanse milieuactiviste Wangari Maathai
Nog nooit waren er zoveel kandidaten
ge vredesactiviste Bertha von Suttner, schrijfster van de pacifistische bestseller Die Waffen nieder, die Nobel met zijn prijs voor ogen had. Een persoon dus, en het liefst een vrouw, gepokt en gemazeld in de vredesbeweging. Daarom verdiende Maathai de prijs niet, maar ook winnende organisaties als Artsen zonder Grenzen, Amnesty International of het Rode Kruis voldoen niet aan de criteria Het werk van genoemde organisaties is van groot belang en vaak een zegen voor de mensheid, maar met vredesstreven, anti-oorlogactivisme of ontwapening heeft het wederom slechts zeer indirect te maken.
De Nobelprijs voor de Vrede is geen mensenrechtenprijs Het bericht in vredesmedia laat het gezaghebbende Zweedse Transnational Foundation for Peace & Future Research aan het woord. Ook zij stellen dat de Nobelprijs geen prijs is voor mensenrechten of algemene goeddoenerij. Dit jaar was er een met vele gewapende conflicten, waarom is het dan zo moeilijk voor het Nobelcomité om een of twee mensen te vinden die zich, net zoals miljoenen anderen, verzetten tegen dit geweld? Zoveel vredesorganisaties die zich permanent inzetten voor een vreedzame wereld. De Zweden leggen vooral de schuld bij de samenstelling van het Nobelcomité dat beslist over toekenning van de prijs. Alfred Nobels wens was dat de diverse comités zouden worden samengesteld door het Noorse parlement. Niet dat ze bestaan uit
Peter Strutynski van de Duitse Bundesausschuss Friedensratslag spreekt refererend aan de criteria die Alfred Nobel werkelijk voor ogen had van een ronduit foute beslissing. Helaas niet de eerste want zo langzamerhand tekent zich een trend af. De toekenning aan Barack Obama op basis van goede voornemens was ook onterecht net als die aan de Europese Unie die zelfs bij de betrokkenen wat lacherige reacties opriep.
Edward Snowden wel een terechte winnaar?
Maar wie waren dan wel geschikte kandidaten om de prijs te winnen? Strutynski noemt Edward Snowden die Amerikaanse spionageactiviteiten aan het licht bracht (Snowden won wel de ‘alternatieve Nobelprijs’) of de oprichter van Wikileaks, Julian Assange. De huidige keuze wordt door Strutynski als laf en inspiratieloos neergezet. De door Strutynski genoemde kandidaten vallen misschien op door hun moed maar vallen ook allerminst binnen de criteria die Alfred Nobel voor ogen had. Zolang deze criteria niet serieus worden genomen is de Nobelprijs feitelijk verworden tot een jaarlijkse wenkbrauwenfronser die aan gezag heeft ingeboet.