3.1.1 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
Inhoud 1
2
3
4
5
6
Inleiding.............................................................................................................. 2 1.1 Wat ......................................................................................................... 2 1.2 Voor wie .................................................................................................. 2 1.3 Door wie .................................................................................................. 3 1.4 Leeswijzer ............................................................................................... 3 Onze visie en pedagogisch beleidsplan ............................................................. 4 2.1 Geschiedenis .......................................................................................... 4 2.2 Pedagogische visie ................................................................................. 5 2.3 Een natuurlijke omgeving ........................................................................ 6 2.4 De dagelijkse praktijk .............................................................................. 6 2.5 Het team ................................................................................................. 7 Vertaling van doelen naar pedagogisch plan ...................................................... 8 3.1 Respect................................................................................................... 8 3.2 Ruimte .................................................................................................... 8 3.3 Buiten...................................................................................................... 8 3.4 Dieren ..................................................................................................... 8 3.5 Regelmaat en regels ............................................................................... 9 3.6 Rust en Liefde ......................................................................................... 9 Vertrouwen in jezelf .......................................................................................... 10 4.1 Individualiteit ......................................................................................... 10 4.2 Communicatie ....................................................................................... 10 4.2.1 Praten vanuit jezelf ........................................................................... 11 4.2.2 Praten vanuit je gevoel ..................................................................... 11 4.2.3 Non verbale communicatie ............................................................... 11 4.3 Aanspreken op gedrag .......................................................................... 11 4.4 Zelfstandigheid...................................................................................... 12 4.5 Keuzes leren maken ............................................................................. 12 4.6 Lichamelijke ontwikkeling ...................................................................... 12 4.7 Buiten spelen en uitstapjes ................................................................... 12 4.7.1 Dagverblijf ........................................................................................ 13 4.7.2 Buitenschoolse opvang..................................................................... 13 Vertrouwen in de omgeving .............................................................................. 15 5.1 Structuur en regelmaat .......................................................................... 15 5.1.1 Dagritme groepen ............................................................................. 15 5.2 Veiligheid .............................................................................................. 16 5.2.1 Fysieke veiligheid ............................................................................. 16 5.2.2 Emotionele veiligheid ........................................................................ 17 5.3 Stimulatie om in een veilige omgeving stappen te durven nemen ......... 23 5.3.1 Keuze groepsindeling ....................................................................... 23 5.3.2 Werkwijze ......................................................................................... 23 5.3.3 Ontwikkelingsgebieden ..................................................................... 25 5.3.4 Respect ............................................................................................ 27 Vertrouwen in de ander .................................................................................... 29 6.1 Kinderen ............................................................................................... 29 6.2 Pedagogisch medewerk(st)ers .............................................................. 30 6.3 Ouders .................................................................................................. 30 6.4 Ondersteuning ...................................................................................... 30
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 1 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
1
Inleiding
1.1 Wat In dit pedagogisch beleidsplan beschrijven wij onze visie op de benadering van kinderen in onze organisatie. Wij vinden het belangrijk dat deze visie voor de verschillende doelgroepen duidelijk is. Wij gaan ervan uit dat we met elkaar het beste willen voor “onze” kinderen en hier constant aan zullen werken. We omschrijven hierin hoe de kinderen hun persoonlijke- en sociale competenties kunnen ontwikkelen, hoe we onze normen en waarden aan de kinderen overbrengen en hoe wij de veiligheid van kinderen waarborgen. Daarnaast is er een beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de (stam)groepen opgenomen en wordt er beschreven welke spelactiviteiten er binnen en buiten de groep worden gedaan. We hebben ervoor gekozen één pedagogisch plan te schrijven voor alle kinderen die wij opvangen. Hoe er met kinderen wordt omgegaan is immers bij alle leeftijden hetzelfde. Wel maken we hier en daar met een voorbeeld duidelijk hoe zaken zich bij de buitenschoolse opvang vertalen. Het pedagogisch plan is een onderdeel van ons kwaliteitstelsel. Wij raden ouders aan om ook kennis te nemen van het kwaliteitshandboek en ouderbeleid. Zij kunnen dan inzicht krijgen in het kwaliteitstelsel en de maatregelen die wij binnen de organisatie nemen om de kwaliteit te waarborgen en te continueren. Het pedagogisch plan is aangepast aan de wet kinderopvang van 2005 en daarmee HKZ/ISO aansluitbaar (Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector/ ISO International Organization for Standardization). Het pedagogisch plan is een onderdeel van onze organisatie dat ieder jaar wordt getoetst op HKZ /ISO normen. Dit is voor ons een middel om door een onafhankelijk instituut te laten onderzoeken of onze kwaliteit nog steeds op peil is, zowel op papier als gedragen door onze medewerkers in de praktijk. 1.2 Voor wie Voor de kinderen In elke groep wordt volgens dezelfde visie gewerkt. Op deze manier herkennen de kinderen bepaalde gewoontes en regels en weten ze waar ze aan toe zijn. Door deze regelmaat scheppen wij een veilig klimaat voor de kinderen. Ze kunnen zich hierdoor optimaal ontwikkelen en krijgen de ruimte zichzelf te zijn. Met de kinderen van de buitenschoolse opvang bespreken we de visie aan de hand van een apart boekje. Voor de ouders Dit pedagogisch plan geeft inzicht in de manier waarop wij in ons kinderdagverblijf met kinderen omgaan. Ouders bepalen of deze manier aansluit bij hun eigen ideeën. Zij kunnen dan beslissen of zij hun kind(eren) bij ons willen plaatsen en samen met ons de basis leggen van de ontwikkeling van hun kind(eren). Bij het opvoeden van de kinderen werken wij immers samen met de ouders. We gaan ervan uit dat ouders die hun kind bij ons plaatsen het eens zijn met onze pedagogische visie en ons niet vragen in strijd daarmee te handelen.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 2 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
Bij vragen en onduidelijkheden over het pedagogisch beleid zijn de pedagogisch medewerksters en / of de leidinggevende van de vestiging het eerste aanspreekpunt voor de ouders. Mochten deze geen duidelijkheid kunnen bieden, dan kunnen ouders zich richten tot de algemeen directeur. Die is belast met beleidszaken. Voor meer praktische informatie verwijzen wij naar het intakeboekje dat ouders ontvangen bij het intakegesprek. In dit boekje staan onder andere onze visie en handelen over de verzorging van de kinderen, ziekte en ongevallen, overlijden, kindermishandeling, ontwikkelingsproblemen en seksueel misbruik. Voor de pedagogisch medewerksters Wij vinden het belangrijk dat de pedagogisch medewerksters goed weten hoe wij binnen ons kinderdagverblijf omgaan met kinderen. We hebben daarom allerlei procedures ontwikkeld over het omgaan met de kinderen met daaraan gekoppelde taak- en werkinstructies voor de verschillende functies. Op deze manier wordt er een rode draad gevolgd en weet iedereen waar hij aan toe is. Nieuw personeel maakt door middel van een training kennis met ons pedagogisch beleid: het is een onderdeel van het inwerkprogramma. Het zittende personeel krijgt jaarlijks een opfriscursus met een daaraan verbonden toets om te controleren of de kennis nog aanwezig is en aanpassingen hiervan zijn doorgekomen. 1.3 Door wie De algemeen directeur is verantwoordelijk voor het opstellen, de evaluatie, bijstelling en toepassing van het pedagogisch beleid in samenspraak met de teams en de ouderraad. Het pedagogisch beleid is een dynamisch geheel. Het wordt beïnvloed door ideeën en visies die van buiten en / of van binnen de organisatie naar ons toekomen, via pedagogisch medewerksters, via ouders en via kinderen. De mening van de kinderen wordt gevraagd via de kindervergadering. Het pedagogisch plan wordt besproken in de ouderraad. Alle ouders kunnen meepraten over het plan tijdens de jaarlijkse evaluatieavond of hun mening geven via de reactieformulieren. Natuurlijk is het ook altijd mogelijk om via mail of in een gesprek van gedachten met elkaar te wisselen. Met de pedagogisch medewerkers evalueren wij ook jaarlijks het gehele pedagogisch plan tijdens een evaluatieavond. Via de evaluatieprocedure die beschreven staat in het algemeen beleid worden eventuele aanpassingen van het beleid doorgevoerd. 1.4 Leeswijzer Na deze inleiding staat in hoofdstuk 2 onze geschiedenis, visie en pedagogisch beleidsplan. Hoofdstuk 3 geeft een vertaling van visie en doelstelling naar het pedagogisch werkplan, met de centrale waarden en normen en een introductie van de drie vlakken waarop wij groei zien. Die drie vlakken worden in de hoofdstukken 4 tot en met 6 verder uitgewerkt. Als wij in dit plan schrijven over ouders bedoelen we ook de verzorgers. Daar waar we ‘hij’ schrijven, bedoelen we ook ‘zij’ en omgekeerd.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 3 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
2
Onze visie en pedagogisch beleidsplan
2.1 Geschiedenis BV kinderopvang Kidswereld Nederhorst den Berg kamer van koophandel nummer 32108292. BV kidswereld Baambrugge kamer van koop handelnummer 34247855 en BV kinderopvang Kidswereld Weesp kamer van koophandel nummer 32058347 hebben een samenwerkingsverband in het kader van kinderopvang. Kinderopvang Kidswereld Weesp is het eerste kinderdagverblijf in Nederland op een boerenbedrijf. Willy Verweij en haar man zijn de initiatiefnemers. Geïnspireerd door een groepje vrouwen die onderling de opvang regelden, komt Willy op het idee om bij haar thuis een kinderopvang te beginnen. De start blijkt echter niet eenvoudig. Kinderopvang op de veehouderij is een nog onbekend fenomeen. De eerste reactie van de gemeente is dan ook: ´Kinderopvang op een veehouderij, dat kan niet!´. Maar Willy zet door en start met één groep in de oude stal. De ruimte is volgens de regels van de GGD geschikt gemaakt. Intussen gaat zij door met lobbyen bij de gemeente en toont aan dat er méér opvangplaatsen nodig zijn. Dit leidt in 1994 tot een gedoogvergunning. Al snel is er een wachtlijst, maar het duurt nog tot 1999 voor de tweede groep start. Sinds begin 2001 is er nieuwbouw waarin twee verticale groepen en twee BSO-groepen huizen. En zo functioneert Kinderopvang Kidswereld Weesp als een particulier kinderopvangcentrum, op hetzelfde erf als de veehouderij met koeien. Het is vijf dagen per week geopend van 7.30 tot 18.30 uur. Er zijn vier verticale groepen (0 – 4), elk met 12 kinderen en twee pedagogisch medewerksters en twee BSO-groepen met elk 20 kinderen en twee pedagogisch medewerksters. In 2005 krijgt onze kinderopvang de kans om opnieuw volgens haar visie kinderopvang op te zetten. Dit maal in Nederhorst den Berg. De voorgaande kinderopvang is opgehouden te bestaan en door meteen aan te pakken en ons positieve denken krijgen wij in een zeer korte tijd voor elkaar dat Nederhorst den Berg niet zonder kinderopvang hoeft te zitten. Ook hier speelt het buitenspelen een belangrijke rol en worden kleine dieren een dagelijks gebruik. Er zijn op onze kinderdagopvang wat kippen en cavia’s en het konijn om te verzorgen en te knuffelen. En natuurlijk heel veel insecten om te bekijken. Kinderopvang Kidswereld Nederhorst Den Berg is vijf dagen in de week open van 7:30 tot 18:30 uur. Er zijn drie verticale groepen (0 – 4), elk met 12 kinderen en twee pedagogisch medewerksters en nu twee BSO-groepen elk met 20 kinderen en twee pedagogisch medewerkers per groep. Ook Kinderopvang Kidswereld Nigtevecht is vijf dagen in de week open. Tijdens de schoolweken van 15:00 tot 18:30, en in de schoolvakanties van 7:30 tot 18:30 uur. Er is een BSO-groep met 18 kinderen en twee pedagogisch medewerkers. Kinderopvang Kidswereld Baambrugge is tot stand gekomen naar aanleiding van de intentie van Ichtusschool en dorpshuis om een verregaande samenwerking neer te zetten met in de toekomst een integraal beleid. Bij onze BSO verandert door ervaring in het buitengebied met vooral de oudere leeftijdsgroep, de visie over de BSO. Wij zijn steeds meer van mening dat kinderen in de school leeftijd, graag in hun leefwereld bij de school willen blijven. In 2006 beginnen we de ervaring op te bouwen met Buitenschoolse opvang in de school. Aansluiten bij de leefwereld van het kind wordt een heel belangrijk doel in de buitenschoolse opvang, zo dat kinderen in hun eigen wijk, eigen sportclub kunnen blijven. We beginnen hier met het opstarten van een 9 plus formulier. Een formulier Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 4 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
waarin kinderen, ouders en pedagogisch medewerksters afspraken maken over bevoegdheden, zoals bijv. zelf naar huis lopen of zelf na de sportclub gaan vanuit de BSO. De zelfstandigheid zien we bij deze kinderen hard groeien, maar de BSO blijft een tweede thuis waar ze ook even gezellig binnen wippen, een kopje thee drinken al of niet aan een activiteit deelnemen en samen met de pedagogisch medewerkster overleggen wat zij willen en waarom zij dit op deze manier zouden willen doen. We merken hoe belangrijk het vriendje of vriendinnetje van school wordt. Ook al zit dit vriendinnetje niet op de Bso. Er wordt gemakkelijk op het plein afgesproken en we zien dat er ook een stap gezet zou kunnen worden naar naschoolse activiteiten. Inmiddels hebben we 3 locaties waar BSO bij de school is gesitueerd, In Aetsveld bij de basisscholen de Hobbedob en de Terp en in Nigtevecht bij de basisscholen de Tweemaster en de Flambouw en in Baambrugge in basisschool De Ichtus. 2.2 Pedagogische visie “Kinderopvang betekent veel meer dan een gebouw neerzetten en een paar kinderen plaatsen”. Onze visie is de volgende: het grote gezin evenaren in de vorm van verticale groepen in de vorm van verticale groepen. Wij bieden dit door: Respect, Ruimte, Buiten (en of Dieren), Regelmaat en regels, Rust en liefde
Respect: onvoorwaardelijke acceptatie dat het kind er mag zijn en dat hij mag zijn wie hij is, maar ook respect voor de medemens, natuur en omgeving; Ruimte: ruimte rust en ontspanning creëren door opgroeien in de nabijheid van dieren; Buiten: Niets is heerlijker dan het waaien van de wind door je haren, in de plassen stampen, het gevoel dat je voeten vast kunnen zuigen in de modder. Zolang een kind het niet koud krijgt is buiten zijn heerlijk. Dieren: gebruik maken van het gegeven dat dieren veel voor kinderen kunnen betekenen; Regelmaat en regels: zorgen dat kinderen weten wat er gaat gebeuren en waar ze aan toe zijn, onder meer door afspraken maken over opruimen; Liefde: als pedagogisch medewerker moet je verantwoord kunnen werken en hart en zorg voor de zaak en het werk hebben.
Respect voor kinderen is belangrijk. De waarden en uitgangspunten van onze kinderopvang sluiten aan bij de pedagogiek van Korczak. Om diepgang te geven aan de pedagogische visie denken de teamleden na over vragen als: “Wat wilden we zelf als kind? Wat vonden we leuk, wat boeide ons?”. Met de verticale groepen creëren we de huiselijke sfeer van het grote boerengezin. In de omgang van de pedagogisch medewerksters met de kinderen is de benadering van Korczak de leidraad: ´Zak door je knieën en kijk naar het kind en bedenk wat wil dit kind en hoe ga ik dit met de visie in mijn achterhoofd vorm geven !. Een ander aspect dat in onze centraal staat, is het buitenspelen. De mogelijkheden om buiten te spelen worden helaas steeds kleiner door verstedelijking en drukker verkeer. Maar deskundigen zijn overtuigd van de grote waarde die buitenspelen heeft voor de ontwikkeling van kinderen. Kinderen kunnen buiten eindeloos bewegingen oefenen en herhalen, zich met elkaar meten, en zo hun motorische vaardigheden ontwikkelen. Ook op zintuiglijk gebied valt er buiten veel te beleven: ruiken, voelen, proeven. Kinderen kunnen ervaringen opdoen met een veelheid aan materialen. Ze
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 5 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
leren natuurverschijnselen kennen, de cyclus van de seizoenen, het groeien en bloeien van planten. Dat heeft een grote cognitieve waarde. Op sociaal-emotioneel gebied biedt buitenspelen zeker extra kansen. Kinderen worden uitgedaagd om in te spelen op nieuwe en onbekende situaties. De aanwezigheid van dieren, hoe klein ook, biedt unieke kansen. Kinderen worden betrokken bij de zorg voor dieren, waardoor zij al jong inlevingsvermogen en zorgzaamheid voor anderen ontwikkelen. 2.3 Een natuurlijke omgeving Op onze kinderopvang komen de kinderen in contact met de natuur en leren daar respect te hebben voor flora en fauna. In het voorjaar gaan zij kijken aan de waterkant naar nestjes van watervogels. En ze poten zonnebloemzaadjes in de grond en volgen met aandacht de groei. Ook ´seizoensgebonden arbeid´ als aardbeienplukken hoort erbij. In onze kinderopvang gaan kinderen elke dag naar buiten, ook als het regent. Onze bevinding is dat volwassenen regen vaak vervelend vinden, maar kinderen hebben helemaal geen hekel aan regen. Als het weer echt te bar is, spelen de kinderen een korte tijd buiten. Kinderen kunnen op onze kinderopvang bezig zijn met natuurlijke materialen. En dat biedt een rijke reeks van ervaringen: de zuigkracht van modder, de snelle reactie van een cavia, het zachte velletje van een konijn, de warme eieren van een kip. Ook wordt er wel eens een broedmachine neergezet waarin we na een aantal weken de eieren uit zien komen. Deze broedmachine wordt niet neergezet wanneer er kinderen zijn die allergisch zijn. Het contact met buiten is een belangrijk element op onze kinderopvang. 2.4 De dagelijkse praktijk Het dagprogramma van de kinderen van 0-4 jaar start om 9.15 uur met de kring. Alle kinderen, ook de baby´s die niet slapen, zitten in de kring. Dat is een belangrijke sociale setting voor de kinderen. Ouders wordt daarom gevraagd om hun kind voor 9.15 uur te brengen. In de kring voeren de kinderen en leidsters gesprekken over alles wat hen bezighoudt. Leidsters luisteren goed naar de kinderen en haken in op wat ze zeggen. De ene keer gaat het gesprek over ziek zijn, de andere keer haalt een jongetje een pissebed uit zijn zak en gaan de leidsters daarop in. De kring is ook het moment voor liedjes en een spelletje, waarin elke leeftijd aan bod komt. Daarna eten en drinken de kinderen en begint het verschoon- en wc ritueel. Dan is het tijd voor koffiepauze voor de leidsters. Bijzonder is dat de pedagogisch medewerkers in een koffiehoekje in de hal, net buiten de groepsruimte, pauzeren. De pedagogisch medewerkers geven de kinderen letterlijk de ruimte om zichzelf te ontwikkelen in de groep. Ze laten de kinderen pedagogisch zelfstandig spelen, de pedagogisch medewerksters houden een oogje in het zeil door middel van de vele ramen en door zo nu en dan de groepsruimte in te lopen. We proberen de situatie welke ontstaat wanneer een kind een blokje afpakt van een ander kind voor te zijn. Door op te staan naar het kind toe te lopen en te zeggen vond jij dit blokje ook zo mooi? Het betreffende kind geeft al heel snel dit blokje terug. Leren delen is ook moeilijk, zeker wanneer je dit blokje nodig hebt. Na de koffiepauze gaan de lopende kinderen naar buiten. Van elke groep gaat één pedagogisch medewerkster met hen mee. De andere pedagogisch medewerksters blijven binnen en richten zich speciaal op de kleintjes. De kleinere baby’s doen niet mee in dit dagprogramma, de oudere baby’s gaan afhankelijk van hun capaciteiten mee in het dag programma. De pedagogisch Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 6 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
medewerksters volgen zoveel mogelijk het eigen ritme van iedere baby´s en sluiten aan op specifieke behoeften en ontwikkelingsstadia. Naast de verzorgingsmomenten liggen de pedagogisch medewerksters dagelijks met de baby´s “op de mat” en geven hen gerichte aandacht. De kinderen van de BSO worden door de pedagogisch medewerksters opgehaald lopend of met een personenbusje. Het busje rijdt altijd dezelfde route waardoor de kinderen weten waar ze aan toe zijn. De kinderen gaan soms vanuit de BSO naar sportclubjes en dergelijke. Dit geldt niet voor de BSO’s die de kinderen met busjes vervoeren. De BSO is in de eerste plaats een thuis, waar kinderen rust en gezelligheid kunnen hebben. We hebben een 9+ formulier waarmee de kinderen van 9 jaar en ouder zelf kunnen afspreken met de leidsters of ze die dag wel of niet zullen komen. Dit formulier wordt door de ouders/verzorgers het kind en de leidsters ingevuld. Nieuwe kinderen, maar ook ouders, moeten wennen aan de opvang. Bovendien vinden wij het belangrijk dat de pedagogisch medewerkers de gelegenheid krijgen om het kind te leren kennen. In overleg met de ouders/verzorgers mag een kind twee keer komen wennen. Ook als het kind van stamgroep verandert, bijvoorbeeld van de verticale groep naar de bso, of van de 7- naar de 7+ groep, gaat het kind eerst een paar keer wennen in de nieuwe groep. 2.5 Het team Respect voor kinderen is het uitgangspunt voor de omgang. De pedagogisch medewerkster wordt gezien als coach. Werken volgens Korczak betekent dat pedagogisch medewerksters zich verdiepen in wat het kind eigenlijk wil en nadenken over de vraag: ‘Hoe sta ik daar zelf in, hoe wil ik daarmee omgaan?’ Dat geldt zeker voor kinderen met opvallend gedrag. Kinderen mogen druk zijn op onze kinderopvang, pedagogogisch medewerksters maken daar ruimte voor. Ze stralen uit dat het kind mag zijn zoals hij is. Maar dat neemt niet weg dat ze op gezette tijden zijn gedrag sturen, bijvoorbeeld door tegen hem te zeggen: “Nu wil ik dat je rustig in dat hoekje gaat spelen”. In plaats van de constatering: “Leentje is zo lastig”, stellen pedagogisch medewerksters zich de vraag: “Hoe kunnen we de situatie zo verbeteren dat het beter gaat met Leentje?”. Deze werkwijze betekent voor veel pedagogisch medewerksters een omschakeling. In het team praten pedagogisch medewerksters en leidinggevenden over de omgang met de kinderen. In halfjaarlijkse bijeenkomsten is er expliciet aandacht voor de vertaling van pedagogische visie naar praktijk. Ook in het maandelijkse overleg komt dit steeds aan de orde. Een belangrijke regel op onze kinderopvang is dat pedagogisch medewerksters elkaar kunnen aanspreken op hun handelen. De leidinggevende bespreekt regelmatig met de pedagogisch medewerksters wat haar opvalt. Steeds zijn de pedagogisch medewerksters en de leidinggevende met elkaar in gesprek rond vragen als: ´Waarom heb je dat zo aangepakt? Hoe zou het anders kunnen?´ De pedagogisch medewerksters leren om dat op een positieve manier te doen.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 7 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
3
Vertaling van doelen naar pedagogisch plan Verantwoording van de visie, Waarden en normen
Door liefde en respect te geven kan vertrouwen ontstaan Onze pedagogische visie en aanpak zijn gebaseerd op de overtuiging dat door een liefdevolle benadering het vertrouwen van het kind kan groeien. Wij zijn daarom altijd op zoek naar pedagogisch medewerksters die in staat zijn het kind veel liefde te geven. We hebben met elkaar een aantal waarden en normen bepaald waarvan wij het belangrijk vinden om aan de kinderen mee te geven. Wij brengen deze waarden en normen over door in de eerste plaats zelf het goede voorbeeld te geven. Als wij kinderen willen leren respect te hebben voor elkaar zullen wij ook respect voor hen moeten laten zien. Dit voorbeeld onderschrijven we steeds door communicatie. We maken de kinderen duidelijk wat we ze willen leren. Als er bijvoorbeeld opgeruimd wordt, vertellen we ook dat wij het belangrijk vinden dat ze zelf voor hun spullen zorgen en dat we samen werken. 3.1 Respect Een onvoorwaardelijke acceptatie dat het kind er mag zijn, dat het mag zijn wie hij is. Maar ook het respect van medemens natuur en omgeving speelt hier een belangrijke rol. Een vogelnestje wordt bekeken maar wordt niet vernield. Respect betekent ook eerlijkheid en openheid. Kinderen stappen niet zomaar over hun gevoelens heen en kunnen en mogen uitkomen voor de fouten die ze gemaakt hebben. Door zich open te stellen naar zichzelf en de ander is het mogelijk om tot begrip te leren komen wat voorgevallen is. 3.2 Ruimte Kinderen hebben ruimte nodig. Zowel binnen als buiten. Buiten gebruiken we de speel ruimte maar ook ruimte zonder hekken. Kinderen krijgen bij ons de ruimte om te leren om te vallen en op te staan. En juist ook om te leren wanneer je buiten de hekken loopt, bij elkaar te blijven en op elkaar te letten. 3.3 Buiten Wij merken dat kinderen dit heerlijk vinden. In de plassen stampen, soms natte voeten krijgen, de wind door je haren laten waaien of heerlijk in de zandbak spelen. Ook in de regen lopen vinden kinderen geen probleem. Het is aan ons er voor te zorgen dat ze het niet koud krijgen. Kinderen die zichzelf niet voort kunnen bewegen krijgen het sneller koud. Daardoor gaan de grotere kinderen elke dag naar buiten en wordt er door het weer voor baby’s een uitzondering gemaakt. 3.4 Dieren Het is al interessant om te zien hoe druk mieren zijn wat voor nest ze bouwen, hoe een spin een vlieg vang t en hoe kleverig het web is. Bij sommige kinderen kunnen dieren heel veel betekenen, bij andere kinderen niets. Er zijn e worden verschillende onderzoeken gedaan over dit onderwerp. Kinderen zouden minder depressief zijn, sociaal vaardiger, verantwoordelijker en zelfs intelligenter als ze opgroeien met dieren. Zij gaan volgens de onderzoeken gemakkelijker met anderen om. “ Kinderen Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 8 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
die met dieren opgroeien leren zich al vroeg in te leven in een ander wezen”zegt Nienke Endenburg. Zij is klinisch pedagoog aan de faculteit dieren geneeskunde aan de Universiteit van Utrecht. 3.5 Regelmaat en regels Kinderen willen graag ( even als volwassenen ) weten wat er gaat gebeuren en waar ze aan toe zijn. Regels houden ook afspraken in die je samen maakt over bijv. huiswerk, het maken van hutten, het opruimen van speelgoed e.d. Wij vinden het voor een kind erg belangrijk dat er structuur en regelmaat wordt geboden. Om één lijn in onze kinderopvang binnen de verschillende vestigingen te trekken werken we volgens een pedagogisch werkplan. Op een positieve manier met deze regels omgaan, betekent dat je situaties makkelijker aan kunt. Soms gebeuren er vervelende dingen en daar mag je je best rot over voelen. We laten kinderen zien dat er ook een goede kant aan die dingen is. Ze hebben immers weer iets geleerd. De pedagogisch medewerksters benaderen de kinderen vanuit een positieve instelling. Vervallen in een negatieve spiraal is makkelijker dan de positieve dingen zien. Vaak vergeten we dat alles goed loopt. We lopen wel te mopperen als een kind zijn kamer niet goed opruimt, maar zeggen er niets van dat het altijd zo goed afwast. De pedagogisch medewerksters geven elkaar daarom ook veel feedback. 3.6 Rust en Liefde Als een paal boven water staat dat je als pedagogisch medewerkster verantwoordt moet kunnen werken hart en zorg voor de zaak hebben. Hierbij denken we ook aan het zelf verantwoordelijk zijn van kinderen, dit kunnen kinderen al heel jong leren. Zoals het opruimen van spullen, samen een ruzie oplossen, voor je eigen spullen zorgen. Leren zien wat er gedaan moet worden en wie welk stukje kan doen. Samen spelen samen delen is iets wat veel gezegd wordt. We leren de kinderen dat we met elkaar in de groep, maar ook op de wereld zijn. We kunnen het samen doen, want dan komen we verder. We willen ze de gezelligheid laten ervaren van samen dingen doen, Samen zorgen voor elkaar. Door dit te hanteren en het geven van liefde kan het vertrouwen groeien. Wij zien deze groei in een drietal vlakken.
1)
vertrouwen in jezelf
2)
vertrouwen in de omgeving
3)
vertrouwen in de ander
In de volgende hoofdstukken werken we dit verder uit.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 9 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
4
Vertrouwen in jezelf
Wij bieden kinderen de mogelijkheid om hun persoonlijke talenten te ontwikkelen. Zelfvertrouwen is daarin heel belangrijk. We willen kinderen zelfvertrouwen laten ervaren en geven. Als kinderen worden geboren kijken ze onbevangen de wereld in. Ze zijn nog vrij van allerlei ballast. Door ervaringen leren kinderen. Hun kijk op de wereld wordt als het ware gekleurd door de dingen die ze meemaken en leren en door hun omgeving. Het ene kind zal daarom anders op een situatie reageren dan het andere kind, doordat ze met een andere bril kijken. De volgende zaken dragen bij aan het zelfvertrouwen van kinderen: Individualiteit, ieder kind is uniek communicatie: gevoelens niet invullen aanspreken op gedrag, niet op zijn zelfstandigheid, nemen van eigen verantwoording keuzes leren maken lichamelijke ontwikkeling, we zijn allemaal anders en dat is goed 4.1 Individualiteit Elk kind is een individu en dient ook zo te worden aangesproken, zowel bij het aanbieden van een activiteit als bij het opvoeden. Ieder kind heeft een eigen aanpak. Natuurlijk zijn er wel groepsregels, maar iedereen wordt daarop op een eigen manier aangesproken. Door een individuele benadering proberen we kinderen dingen te geven die ze in staat stellen het beeld over zichzelf stevig en vol zelfvertrouwen te maken. De pedagogisch medewerkers moeten de kinderen goed kennen om ze op hun eigen manier aan te kunnen spreken. Ze vragen daarom ook aan de ouders hoe thuis met het kind wordt omgegaan en wat de visie van de ouders is, onder andere bij de intakegesprekken. Op deze manier kunnen de pedagogisch medewerkers binnen de grenzen van onze visie zoveel mogelijk met de ouders op één lijn zitten. 4.2 Communicatie Communicatie is van groot belang. Met onze verbale en non-verbale communicatie maken we de hele dag dingen duidelijk, verwoorden we zaken voor de kinderen, creëren we sfeer enz. Daarbij zorgen we ervoor het gevoel van de kinderen niet in te vullen. Als een kind huilt zeggen we dus niet: ‘wat ben je verdrietig’. Het kunnen ook tranen van boosheid zijn. We willen ze ook niet bevestigen in hun (irreële) angsten. Als een kind bang is zullen we dus niet zeggen: ‘eng hè, kom maar bij me hoor’. Op deze manier wordt het kind bevestigd in zijn gevoel, de volwassen zegt immers ook dat het eng is. In plaats daarvan zeggen we: ‘kom maar bij me hoor dan help ik je even’. Als het kind stopt met huilen, belonen we weer positief: goed zo, goed gedaan. Een ander voorbeeld hiervan is Sinterklaas. We hebben nog wel eens de gewoonte om steeds te roepen: ‘hij vindt het eng hoor’, ‘spannend hè, kom maar niet te dichtbij’. Op deze manier leert het kind van de ouder dat het eng is en wordt het Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 10 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
hierin bevestigd. Zelfs als het kind het niet eng vindt wordt er nog gezegd: ‘ze is niet bang, goed hè’. Alsof ze dus bang had moeten zijn. Het goede voorbeeld geven werkt meestal beter voor het kind om over de angst heen te komen. En we praten er dus op een positieve manier over: ‘gezellig feestje hier zeg, wat ziet alles er leuk uit. Natuurlijk mag je bij mij op schoot, dan kijken we gezellig samen’. Ook met naar bed gaan doen we het op die manier. Soms heeft de kleine even moeite om alleen te zijn en begint het te huilen als het naar bed moet. Met zachte aanmoedigingen leggen we het kind toch in bed. Als het het kind niet lukt om in slaap te vallen, gaan we even tussendoor troosten. Als het echt niet lukt halen we het kind uit bed. Ook hier stimuleren we het slapen weer door het kind positief toe te spreken als het wel gelukt is. ‘Heb je lekker geslapen, goed hoor, lekker hè’. Naast het feit dat we gevoelens niet willen invullen voor kinderen, ontkennen we de gevoelens ook niet. Als een kind boos of bang is, schenken we daar goed aandacht aan. Het gevoel mag er zijn. Je mag best boos zijn, je mag een ander geen pijn doen omdat je boos bent. We helpen het kind een goede manier te vinden om met het gevoel om te gaan. Het valt niet altijd mee om elkaar te begrijpen. Al die mensen met verschillende ervaringen, verwachtingen, emoties en gevormde beelden en gedachten. Daarom proberen we kinderen al op jonge leeftijd wat middelen mee te geven die kunnen helpen bij een goede communicatie. 4.2.1 Praten vanuit jezelf We leren kinderen praten vanuit jezelf. Blijf bij jezelf en je eigen gevoel. Als je praat vanuit jezelf val je een ander niet aan. Je geeft immers alleen aan hoe je het zelf ervaart. De pedagogisch medewerkers geven hier het voorbeeld in. Ze praten door middel van zogenoemde 'ik-boodschappen'. ‘Ik vind het niet fijn dat je zo doet.’ ‘Ik krijg pijn in mijn oren als je zo gilt.’ Het maakt het kind bewust wat zijn gedrag met een ander doet en het kind kan zijn gedrag aanpassen. Ook hier is een positieve stimulans als het goed gaat erg belangrijk. 4.2.2 Praten vanuit je gevoel Kinderen krijgen de hele dag te maken met emoties, maar kunnen daar nog niet altijd iets mee. De pedagogisch medewerkers proberen het kind hierbij te helpen door te verwoorden wat ze zien. Ze passen hierbij wel goed op dat ze geen invulling voor het kind doen. Dus als een kind staat te stampvoeten, zegt ze niet: ‘wat ben je boos’, maar: ‘ik zie dat je aan het stampvoeten bent, kun je vertellen wat er is.’ 4.2.3 Non-verbale communicatie Ook non-verbaal zijn er veel zaken die we kunnen doen om de emotionele veiligheid van de kinderen te waarborgen. We helpen ze een beter zelfvertrouwen te krijgen zodat ze lekker in hun vel komen te zitten. Lachen, knipogen, even lekker aanhalen zijn zaken die het zelfvertrouwen van het kind kunnen vergroten. 4.3 Aanspreken op gedrag We vinden het erg belangrijk kinderen aan te spreken om hun gedrag en niet op hun zijn. Er is een groot verschil tussen: ‘Jij bent niet lief’ en ‘wat je nu doet dat vind ik niet lief’. In het eerst geval denkt het kind: ‘ik ben niet lief’. Het kind bouwt een beeld over zichzelf op dat het niet lief is. In het tweede geval denkt het kind ‘wat ik deed was niet goed’.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 11 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
We leren de kinderen ook dat fouten maken mag, want daar leren we van. Uiteraard leren we ze ook om wel de eigen verantwoording nemen voor hun fouten. Bijvoorbeeld als een kind een ander kindje heeft geslagen is dat natuurlijk niet goed. We zeggen in zo’n geval dan ook: ‘wat jammer dat het gebeurd is, maar we kunnen het weer goed maken door bijvoorbeeld elkaar weer een hand te geven’. Daarna een groot compliment. ‘Goed zo, dat heb je goed opgelost zeg’. 4.4 Zelfstandigheid Zelfstandigheid vinden we ook belangrijk. De kinderen krijgen hier veel zelfvertrouwen van en worden gestimuleerd om nieuwe uitdagingen aan te gaan. We stimuleren zelfstandigheid op allerlei gebieden: aankleden, eten, problemen oplossen met je leeftijdsgenoten, hulp vragen, naar de wc gaan, zindelijkheidstraining. Zelfstandigheid wordt individueel bekeken en gewaardeerd. Een opdracht is voor het ene kind een hele uitdaging terwijl de ander het fluitend doet. Voor de kinderen met wat meer zelfvertrouwen zorgen we dat er genoeg uitdaging is. Bij de wat angstigere kinderen zorgen we er voor dat ze ondanks de angst met wat begeleiding toch stappen naar zelfstandigheid kunnen zetten. Om de overgang tussen kinderdagverblijf en school zo klein mogelijk te maken, proberen we de oudste peuters zo zelfstandig mogelijk te krijgen. De kinderen moeten anders in één keer alles zelf kunnen als ze vier zijn geworden en naar de basisschool gaan. Daarom mogen ze bij ons ook al dingen “alleen“ doen. Bijvoorbeeld “zonder juf” naar de wc, waarbij de pedagogisch medewerkster vanuit de deuropening kijkt of helpen in de keuken. 4.5 Keuzes leren maken Voor het krijgen van zelfvertrouwen is het erg belangrijk dat het kind keuzes leert maken. Het kan bij zichzelf blijven en goed voelen en denken wat het graag zou willen. Bijkomend voordeel is dat keuzemogelijkheden het kind afleidt van het bekende nee zeggen. Je vraagt immers niet ‘wil je …’, maar je legt een keus voor: ‘wil je dit of dat’. Het kind heeft dan minder de neiging om er tegen in te gaan met “nee “ zeggen. 4.6 Lichamelijke ontwikkeling Zelfvertrouwen over je eigen lichaam is ook erg belangrijk. Al vroeg gaan kinderen hun eigen lichaam ontdekken en zien ze onderlinge verschillen om zich heen. Ook op onze kinderopvang krijgen we met dit soort zaken te maken. Wij mijden lichamelijke bewustwording niet en doen er ook niet geheimzinnig over. De begrippen die wij in onze kinderopvang hanteren zijn piemel (voor jongens) en plasser (voor meisjes). Ook proberen wij de kinderen niet te corrigeren als ze bezig zijn hun lichaam te ontdekken. Ze zouden dan het idee kunnen krijgen dat het fout is wat ze doen. Wel leren we de kinderen, dat deze plekjes van jezelf zijn en dat je beter alleen kunt zijn als je hieraan zit. Op deze manier proberen we de kinderen ook al vroeg een beetje bij te brengen dat dit hun eigen plekjes zijn en niet van andere mensen. 4.7 Buiten spelen en uitstapjes Het is belangrijk dat kinderen naar buiten gaan en een frisse neus halen. Dit is goed voor de gezondheid en bovendien ontdekken de kinderen de omgeving en de grenzen ervan. Daarom gaan we zoveel mogelijk naar buiten. Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 12 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
4.7.1 Dagverblijf Ook de baby’s gaan dus zoveel mogelijk mee wandelen. Zomers blijven de kinderen langer buiten en doen de activiteiten ook daar. Wij hebben het beleid dat; wij ook buiten de afgesloten speelplaats met de kinderen lopen. Let wel wanneer ouders dit niet wensen dan kunnen zij niet met hun kinderen bij onze kinderopvang terecht. Wij vragen hierin ook een stuk vertrouwen van de ouders. Een kind moet tenslotte ook leren dat wanneer hij bijvoorbeeld een auto in en uitstapt niet zomaar de weg over kan lopen. Door ze regelmatig mee te nemen met deze uitstapjes hebben wij het idee dat kinderen sneller begrijpen waar ze wel en niet mogen rennen. Op de locatie aan de Kanaaldijk (veehouderij) wandelen we regelmatig met de kinderen in het land of op de veehouderij. Dit is een extra dimensie die we hier aan de kinderopvang kunnen geven. Dit wil ook zeggen dat wij van de ouders het vertrouwen moeten krijgen dat we kunnen wandelen buiten de hekken, langs de sloten zonder dat hier een hek om heen staat. Het is onze ervaring dat pedagogisch medewerkers extra oplettend zijn tijdens deze uitstapjes buiten de afgesloten speelplaats. Wanneer we deze uitstapjes ondernemen zijn er standaard twee pedagogisch medewerkers ‘ers mee wandelen, met de kinderen worden van te voren afspraken gemaakt. Zo lopen ze veel aan de hand in het land. Maar op grote stukken spreken we ook af dat de handen los mogen en de kinderen heerlijk kunnen rennen, vogelnestjes bekijken, bloemetjes plukken, in de koeienvlaaien stampen en het verschil ervaren tussen drassig en droog land. Slootje springen over een greppel (een smalle gang van 20 cm diep door het land die voor de afvoer van water naar de sloot zorgt). Natuurlijk hebben wij ook hele snelle peuters, dan is de afspraak dat een pedagogisch medewerker deze kinderen extra in de gaten houdt, dit wordt afgewisseld door verschillende pedagogisch medewerkers zo heeft iedereen bepaalde tijd de verantwoordelijk voor deze kinderen. Natuurlijk kan er in deze situatie altijd wat gebeuren, maar we moeten ons realiseren dat er in elke situatie iets kan gebeuren. Het komt natuurlijk ook voor dat een pedagogisch medewerker op de groep een kindje staat te verschonen terwijl er achter haar rug iets gebeurt. Wel is onze ervaring dat er buiten het afgesloten gedeelte een grotere alertheid is dan daar binnen. Ook bij Kidswereld Nederhorst den Berg) ondernemen we deze uitstapjes. We gaan dan niet op het land lopen maar rond of in het voetbal veld, maar ook wel eens een uitstapje naar het bos of het dorp. Regel is dat alle kinderen die zichzelf goed kunnen voort bewegen meegaan. Ook wandelen we regelmatig met een brandketting, welke onder het kopje calamiteiten beschreven staat. 4.7.2 Buitenschoolse opvang Voor de kinderen van de buitenschoolse opvang geldt hetzelfde. We dwingen ze niet om naar buiten te gaan, maar houden wel in de gaten of niet altijd dezelfde kinderen binnen blijven. Soms gaan we met de hele groep naar buiten. Even een frisse neus halen. Ook organiseren we buiten activiteiten waaraan de kinderen kunnen deelnemen. Kinderen met schriftelijke toestemming van de ouders mogen zonder direct toezicht buiten spelen in de omgeving rond onze kinderopvang. Ouders bepalen zelf hoe in welk gebied hun kind rondom de locatie mag spelen. Deze
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 13 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
kinderen spreken met de pedagogisch medewerker af wanneer ze zich komen melden. De pedagogisch medewerker gaat ook regelmatig kijken of alles nog goed gaat. Op de BSO wordt gewerkt met themakisten, o.a de landenkist, de heksenkist, de toverkist, en de discokist. In deze kisten zitten materialen omtrent het thema van de kist. De kisten rouleren onder de vestigingen. Dit thema wordt van te voren weergegeven op de deuren van de groepen. De lokalen kunnen dan met de kinderen helemaal in de sfeer van de themakist gebracht worden, en de hele week worden er activiteiten uit de kist gedaan. Bv. Uit de heksenkist, heksensoep en toverspreuken maken, een bezemsteel knutselen, een heks maken etc. Ook kunnen er buiten de opvang activiteiten gedaan worden, bv met de landenkist een middag naar Schiphol. Deze kisten worden gebruikt in de vakantieperiode, maar ook tussendoor als thema om te behandelen.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 14 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
5
Vertrouwen in de omgeving
Om een kind goed bij zichzelf te laten blijven, is het belangrijk dat het vertrouwen heeft in zijn omgeving. Een stabiele, warme thuissituatie is daar natuurlijk het belangrijkste in, en ook wij dragen ons steentje daaraan bij. Een kind opvoeden is steeds stapje voor stapje het kind loslaten zodat het leert om uiteindelijk als volwassene op eigen benen te staan en eigen keuzes te maken. Dit proces heeft ook alles te maken met vertrouwen. De ouder moet vertrouwen hebben in het kind om het los te laten en het kind moet vertrouwen hebben in zichzelf en de omgeving om de stap te durven maken. In dit proces zijn er voor ons drie dingen belangrijk: structuur en regelmaat fysieke en emotionele veiligheid stimulatie om in een veilige omgeving stappen te durven nemen 5.1 Structuur en regelmaat Structuur en regelmaat zorgen ervoor dat een kind zich veilig voelt. We moeten daarin niet doorschieten. Enige vrijheid leert kinderen zich aan te passen, te incasseren en te improviseren. Daarom zijn er genoeg “vrije” momenten die steeds anders ingevuld worden. Bijvoorbeeld: de ene keer poppenkast, de andere keer vrij spelen of wandelen. En het kind weet dat we na het eten even gaan slapen. Balans in vrijheid en structuur. Natuurlijk leren we een kind wel aan dat er grenzen zijn in de vorm van afspraken die we met elkaar maken. 5.2 Dagritme groepen Een vast dagritme op de groepen, geeft de benodigde structuur en regelmaat om houvast aan te hebben. De kinderen weten de volgorde van de dag en dat geeft ze zekerheid. Ook volwassenen vinden het vaak prettig te weten hoe een dag gaat verlopen. Voor de baby’s en maken we een uitzondering. We volgen het ritme dat de baby thuis heeft en passen dit langzaam aan in de groep. Dit leidt in de praktijk tot blijere en rustigere kinderen die gevolgd worden in hun behoeften. De dreumesen werken in hun eigen tempo toe naar een vast ritme. Eetmomenten zijn vaste onderdelen van het dagritme. Eten is voor ons een moment om gezellig samen te zijn, naast dat eten natuurlijk noodzakelijk is. Rondom het eten hebben we daarom vaste rituelen. Op het kinderdagverblijf zingen voor het eten altijd hetzelfde liedje. Als iedereen bijna klaar is met eten zingen we ook weer allerlei liedjes. Zo kunnen de langzame eters en drinkers ook rustig hun bord en beker leeg maken. Door dit altijd op dezelfde manier te doen, zijn het voor kinderen herkenbare momenten op de dag. Bij de BSO wachten de kinderen altijd op elkaar met eten. De kinderen smeren zelf hun boterhammen en beginnen met eten als iedereen klaar is om te eten. Onze pedagogisch medewerksters eten niet tegelijkertijd met de kinderen. Hiervoor hebben wij de volgende redenen: De pedagogisch medewerker begeleidt de maaltijd. Ze heeft daardoor te weinig rust om zelf te eten. Dat is niet goed voor haar gezondheid. Bij de buitenschoolse opvang wordt daarin tegen wel meegegeten, dit omdat het Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 15 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
een andere leeftijd betreft en het eten met elkaar heeft hier ook een hele sociale functie. De pedagogisch medewerker moet hetzelfde eten als de kinderen. Ze kan dus geen dieet houden of iets anders eten. Wij zien meer waarde in het gezellig maken van de maaltijd op andere manieren (zingen, begeleiden, stimuleren) dan in zelf mee te eten. Op de BSO eten de pedagogisch medewerkers wel mee met de kinderen, de kinderen kunnen zelfstandig eten waardoor het voor de pedagogisch medewerker veel rustiger is om zelf te eten. Wanneer een pedagogisch medewerker een bepaald dieet volgt kunnen zij dit gerust aan de kinderen uitleggen, er wordt niet gezegd dat hij/zij zich te dik vindt. Er kan een allergie zijn waardoor iemand niet alles kan eten wat een ander wel eet. Bij de BSO is er veel meer met de kinderen te bespreken. 5.3 Veiligheid Het is voor een kind belangrijk dat het kan vertrouwen op een veilige omgeving. Veiligheid staat binnen onze kinderopvang daarom hoog in het vaandel. Ook hier is balans nodig. Thuis zullen er minder regels zijn en krijgt het kind de kans om stapje voor stapje de “gevaren” te leren kennen. Op een kinderdagopvang moet alles zo afgeschermd mogelijk zijn, ook omdat we met meerdere kinderen zijn. Het kind en de pedagogisch medewerksters moeten erop kunnen vertrouwen dat het kind zich veilig kan bewegen en spelen in de ruimtes. We zijn dan ook zeer alert op de veiligheidseisen zoals ze door de GGD, Arbo-wet, Voedsel en Waren Autoriteit, brandweer en gemeente zijn opgesteld. Jaarlijks wordt er bekeken of we op alle punten voldoen en of we onze vergunning krijgen. Wij delen de veiligheid van kinderen in twee delen: fysieke veiligheid emotionele veiligheid. Commissie Gunning 5.3.1 Fysieke veiligheid Ongevallen Al onze pedagogisch medewerksters worden opgeleid tot kinder EHBO’er en bedrijfshulpverlener. Ieder jaar gaan zij op herhalingscursus. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Ondanks alle maatregelen kunnen er toch ongevallen gebeuren. Aan de hand van de ongevallenprocedure rapporteren we een ongeval op het ongevallenformulier. Ieder kwartaal bespreekt en beoordeelt het managementteam deze ongevallenformulieren. We kijken daarbij ook of er een patroon is: of ongevallen veel bij een bepaalde pedagogisch medewerker of bij een bepaald kind gebeuren. Maatregelen die we kunnen nemen zijn bijvoorbeeld: speelgoed verwijderen, andere opstelling van materiaal, observatie, bijv. motoriek van een kind, gesprek met bepaalde pedagogisch medewerker . Als een ongeval aanleiding geeft tot directe actie, zal de leidinggevende daar voor zorgen. Bijvoorbeeld als een speeltoestel niet veilig genoeg blijkt te zijn. Calamiteiten De werkwijze van de volgende calamiteiten staan beschreven in de werkinstructies van de medewerkers: ongevallen met kinderen / personeel Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 16 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
overlijden van kind / medewerker binnen onze kinderopvang brand in de kinderopvang calamiteiten veroorzaakt door apparaten calamiteiten veroorzaakt door buitenstaanders: indringer in pand, sporen van inbraak, overval, ouders die onrechtmatig het kind opeisen, kind kwijt, kind niet opgehaald vaststelling van een ongeval en calamiteit: preventieve maatregelen voor de speelruimten binnen en buiten We oefenen regelmatig hoe te handelen bij calamiteiten. In de winter houden we een aangekondigde brandoefening. De pedagogisch medewerksters kunnen de kinderen dan van te voren hun jas (laten) aandoen. In de zomer gaat het onaangekondigd zodat het effect van snel handelen duidelijk wordt. Door evaluaties worden eventuele knelpunten opgelost. Tijdens een brandoefening gaan de kinderen die zelf kunnen lopen in de leeftijd van 1-4 jaar aan een zogenoemde brandketting naar buiten. Hierbij zitten de kinderen ieder met een koord aan een groot touw vast. De pedagogisch medewerkster kan ze dan in één keer mee naar buiten nemen. Met deze brandketting wordt elke maand geoefend bij het wandelen zodat de kinderen hieraan gewend zijn. Ze vinden het dan niet vreemd of eng om aan de brandketting vast te zitten. Hygiëne Hygiëne staat bij onze kinderopvang hoog in het vaandel. Door een goede hygiëne proberen we ziektes te voorkomen. We proberen de kinderen al op jonge leeftijd bij te brengen dat het belangrijk is om op te ruimen en schoon te maken. Opruimen en schoonmaken biedt bovendien weer structuur en regelmaat en houdt zaken overzichtelijk. De kinderen helpen ook met opruimen en soms soppen. We vinden het hierbij belangrijk de kinderen aan te leren hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. In het informatieboekje staan de maatregelen die wij nemen op het gebied van hygiëne, zoals het dragen van overschoenen in de groepen waar kinderen veel over de grond kruipen. Daarnaast wordt er jaarlijks een risico-inventarisatie gemaakt op het gebied van gezondheid en veiligheid. Deze inventarisaties worden jaarlijks door de GGD getoetst en besproken met de centrale oudercommissie. 5.3.2 Emotionele veiligheid Onder emotionele veiligheid verstaan we een stabiele omgeving waarin liefde voelbaar is en er wordt gehandeld volgens onze visie. Emotionele veiligheid is noodzakelijk voor een optimale ontwikkeling van kinderen, zowel van persoonlijke als van sociale competenties. Wij vinden het daarom belangrijk dat kinderen zich veilig voelen in onze kinderopvang. Wij waarborgen deze veiligheid met alle maatregelen, zienswijze en omgangsvormen die in dit pedagogisch plan omschreven staan, zowel voor het individuele kind als het kind in de groep. Deze pedagogische visie is de leidraad waarlangs wij werken om het klimaat voor de kinderen zo optimaal mogelijk te maken en de kinderen een veilige leefomgeving te geven.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 17 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
Stimuleren en corrigeren Stimuleren is belangrijker dan corrigeren. Wij geven vaak complimentjes, een aai over de bol, een knuffel of een knipoog. Hierdoor krijgt het kind een positief zelfbeeld en daardoor zelfvertrouwen. Door meer aandacht te besteden aan het positieve gedrag zal een kind er plezier in krijgen goed gedrag te vertonen en zal negatief gedrag minder opvallend worden. Weten wat een kind leuk vind is vaak weten hoe je hem kunt stimuleren. Als het kind het nog steeds moeilijk vindt om zich aan de gedragsregels te houden kan de pedagogisch medewerker haar stem verheffen. Ze legt daarna aan de groep uit waarom de pedagogisch medewerker haar stem verheft, zodat kinderen niet hoeven te denken dat de pedagogisch medewerker boos op hen is. Soms lukt het niet met woorden alleen. In dat geval halen we het kind (de kinderen) even uit de groep. De pedagogisch medewerkster zet het kind in een stoel en zet hem even passief aan de kant. We geven het kind daarmee de gelegenheid om weer terug te komen bij zichzelf. Het kind en de pedagogisch medewerkster krijgen dan de tijd om even afstand van het negatieve gedrag te nemen, waarna na het goedmaken weer met een schone lei begonnen kan worden. Ook hier is weer de basishouding: positief, fouten maken mag, streep eronder en weer verder met elkaar. Elke correctie wordt afgesloten met een klein gesprekje om het kind inzicht in het gedrag te geven. Slaan doen wij niet. Wij vinden dat dat niet werkt. Je laat door zelf te slaan immers zien dat je dit normaal vindt en het kind neemt dit gedrag dan over. Mochten onze methodes niet werken dan overleggen we met de ouders om tot een gezamenlijke oplossing te komen. 5.3.3
Commissie Gunning Of allen de toevoeging : vanaf 1 juli 2013 is de commissie Gunning van kracht Naar aanleiding van de zedenzaak is de commissie Gunning ingesteld om onderzoek te doen naar de toedracht van de Amsterdamse zedenzaak met als doel om hieruit lessen te trekken voor een betere en veiliger kinderopvang. Na gedegen onderzoek naar de praktijk van de kinderopvang, de regelgeving, het toezicht en hulpverlenende instanties is de commissie Gunning met een rapport vol aanbevelingen gekomen. De commissie richt zich met haar aanbevelingen tot alle betrokkenen bij de kinderopvang. De aanbevelingen zijn niet alleen relevant als het gaat om seksueel misbruik, maar ook als het gaat om kindermishandeling of andere veiligheidsrisico's. Na het bekend worden van het rapport Gunning hebben we de aanbevelingen voor de kinderopvang naast onze eigen praktijk, protocollen en werkinstructies gelegd en zijn we verder gegaan met het aanpassen van protocollen, acties voor bouwkundige aanpassingen in de locaties en het personeelsbeleid. Dit document gaat over hoe Kidswereld kinderopvang het zogenaamde 4 ogen en oren principe toepast in het beleid. Het 4-ogen en oren principe betekent dat er altijd minimaal twee volwassenen, in een bepaalde vorm, toezicht moeten houden op kinderen in kinderdagverblijven. De branche organisatie kinderopvang heeft samen met Boink een brochure uitgegeven
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 18 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
over het 4-ogenprincipe in de praktijk. Deze brochure dient als achtergrond informatie bij ons beleid. Uit het rapport Gunning: Stelt verplicht dat er altijd twee volwassenen zijn die de kinderen in een groep kunnen zien of horen. In de mix van de dagelijkse praktijk zijn er naar de mening van de commissie voldoende mogelijkheden om dit te realiseren. Te denken valt niet alleen aan aanwezigheid of directe nabijheid van pedagogisch werkers, maar ook aan de inzet van bijvoorbeeld stagiaires, ouders, groepshulp en/of vrijwilligers. Ook het kortere tijd aan het begin of het eind van de dag samenvoegen van groepen, en bouwkundige en technische maatregelen voor transparantie in het gebouw kunnen alternatieven zijn. Een achterwacht is naar de mening van de commissie niet voldoende. Een deel van de sector past overigens het vierogen principe al met succes toe, met behoud van de financiële continuïteit. Een vierogen principe verkleint niet alleen het risico ten aanzien van seksueel misbruik, maar ook het risico ten aanzien van kindermishandeling in brede zin, terwijl er -meer generiek gesproken- sneller en effectiever kan worden ingegrepen als een kind of een pedagogisch werker iets overkomt. Bovendien kan de sector het vierogen principe benutten als impuls voor verdere kwaliteitsverbetering. Wettelijke bepalingen: Beroepskracht-kind-ratio: Bij de kinderdagopvang bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk aanwezige kinderen ten minste: a. één beroepskracht per vier kinderen in de leeftijd tot één jaar; b. één beroepskracht per vijf kinderen in de leeftijd van één tot twee jaar; c. één beroepskracht per zes kinderen in de leeftijd van twee tot drie jaar; d. één beroepskracht per acht kinderen in de leeftijd van drie tot vier jaar. 3-uursregeling: Conform het convenant kwaliteit is het toegestaan per dag gedurende maximaal drie uur af te wijken van de beroepskracht-kind-ratio. Dit mag op de volgende tijden: Voor 9.30 uur tussen 12.30 en 15.00 uur na 16.30 uur Voor een deel van de ‘onderbezette’ uren aan het begin en eind van de dag zullen de aanwezige kinderen in Nederhorst den Berg in een centrale ruimte gezamenlijk worden opgevangen door pedagogisch medewerkers met een z.g. vroege- of late dienst. Deze gezamenlijke opvang duurt bij voorkeur niet langer dan 30 minuten maar maximaal 1 uur per keer. In Weesp is er voor gekozen de kinderen op te vangen in de eigen groep of naast gelegen groep, met een skype verbinding met de andere locaties. Op dagen dat er op één of meerdere groepen een onderbezetting van kindplaatsen is, zullen geregeld groepen samengevoegd worden. Deze samenvoegingen kunnen alleen plaats vinden wanneer het maximum aantal kinderen voor die leeftijdsgroep en de beroepskracht-kind ratio niet wordt overschreden en de opvang op pedagogisch verantwoorde wijze kan plaats vinden oftewel, het welbevinden van de kinderen mag niet in het gedrang komen. Op deze manier kan het gezamenlijk opvangen een hele dag duren. Ouders worden, indien mogelijk van tevoren van deze samenvoeging op de hoogte gesteld of anders wordt bij de eigen stamgroep, waar Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 19 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
de gezamenlijke opvang niet plaats vindt, een briefje opgehangen waarop de ouders zien in welke groep/groepsruimte hun kind opgevangen wordt. In de praktijk zal er met het samenstellen van de roosters per locatie altijd uitgegaan worden van openen en sluiten met minimaal 2 pedagogisch medewerkers en slechts in onvoorziene omstandigheden zal hiervan afgeweken kunnen worden. Gedurende de gehele periode waarop er kinderen die geplaatst zijn en door Kidswerel opgevangen worden aanwezig zijn, is het van belang dat er altijd minimaal 1 pedagogisch medewerker aanwezig is (naar de norm van beroepskracht-kind ratio) en een andere volwassene die ingezet kan worden in geval zich een calamiteit voordoet. (dit kan bijvoorbeeld een onderwijzer van de school zijn die op de vestiging aanwezig is maar ook een groepshulp of een ouder). De haal en breng tijden dus de aanweigheid van de ouders wordt geregistreerd,waardoor zichtbaar is hoeveel tijd de pedagogisch medewerkster werkelijk alleen staat. 4 ogen-, oren en transparantie gedurende de dag Open aanspreekcultuur Iedere medewerk(st)er heeft zijn eigen verantwoording. Dit houdt in wanneer de een medewerkster zaken waarneemt die niet volgens het geldende beleid uitgevoerd worden, hij of zij verplicht is niet alleen naar het handelen waarom en hoe zo te handelen te vragen, maar ook de verantwoording deelt op deze actie. Is de betreffende medewerkster het niet met deze handeling eens dan heeft zij de verplichting dit te melden aan haar meerdere en zorg te dragen dat er daadwerkelijk een actie uit voort komt.
Transparantie Kidswereld kinderopvang heeft over het algemeen locaties met glas. Het is een opdracht om al het glas transparant te houden en niet dicht te plakken met werkjes en mededelingen. Er zijn tussendeuren die open staan. Daar waar minder glas is worden deuren opengezet zodat medewerksters naast de skype verbinding in de ochtend en avond elkaar kunnen horen. Personeelsbezetting De kinderdagverblijven zijn veelal kleine locaties waardoor er in de ochtend en in de avond weinig medewerkers aanwezig zijn. Dit is de reden dat wij de haal en brengtijden van de kinderen registeren en onder goedkeurend oog van de oudercommissies een skype verbinding neerzetten en groepen samenvoegen. Echter de inzet van stagiaires vergroot deze aanwezigheid van ogen en oren. Specifieke situaties Gedurende een kinderdagverblijfdag doen zich verschillende bezettingsmomenten voor, bezetting qua kinderen en bezetting van medewerkers. Hieronder beschrijven wij de situaties waarbij het kan voorkomen dat een medewerker alleen is met de kinderen en hoe wij hiermee omgaan met inachtneming van het vier ogen en orenprincipe. Beschrijving situaties: Halve groepen met 1 pedagogisch medewerker.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 20 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
Een halve groep bestaat uit 1 pedagogisch medewerker en het aantal kinderen volgens de beroepskracht-kindratio of minder.: - Maximaal 5 baby’s in een babygroep - Maximaal 7 peuters in een peutergroep Bij meerdere halve groepen worden deze indien mogelijk samengevoegd zodat er 2 PMers op de groep aanwezig zijn. Waar mogelijk wordt gekeken naar de inzet van een stagiaire. Bij 1 halve groep is de deur met buurgroep de gehele dag geopend, daarnaast wordt er onverwacht binnengelopen bij de halve groep door collega’s of teamleider, en natuurlijk in de ochtend en avondspits door de ouders. Indien nodig kan een babyfoon gebruikt worden. Op de stilste momenten wordt de skype verbinding toegepast
Breng en haal momenten tijdens de 3 uursregeling. 3 uur per dag alleen staan van medewerksters bij brengen en halen en pauzetijden, is bij regelgeving geregeld. In de praktijk worden de kinderen van verschillende groepen enige tijd samen in de hal of op een gezamenlijke groep opgevangen door pedagogisch medewerkers (het vroege begin, 7.30-8.30 uur en het late eind van de dag, 17-18 uur). Na en voor het gezamenlijk opvangen in de hal/ gezamenlijke groep is de pedagogisch medewerker een half uur tot een uur alleen in de groep tot de 2e collega begint of de 1e collega naar huis gaat (rooster): tijdens deze drukke ‘verkeersuren’ is er een voortdurende inloop door ouders, zijn tussendeuren tussen de groepen open en hebben alle groepen transparante deuren en ramen zowel naar de gang/hal als naar buiten (dus niet beplakt met posters, berichten voor ouders e.d.). Het onvoorspelbare karakter van de haal en brengsituaties (je weet niet exact wanneer een ouder binnen- of langsloopt en hoeveel tegelijk etc.) verkleint het risico dat iemand zich onbespied of niet gecontroleerd zou kunnen voelen. De vroege middag: Slaapruimte De slaapruimte van de baby is in principe aangrenzend aan of dicht bij de groep, als een PMer de slaapruimte ingaat blijft de deur open. Voor 2 verticale groepen is zo mogelijk 1 babyslaapruimte waardoor er meerdere medewerksters in en uit lopen. De slaapruimte van de peuters is veelal niet aangrenzend, hier is ook ‘verkeer’ doordat kinderen op verschillende momenten wakker worden en naar de groep gebracht worden of door een PMer worden opgehaald. De teamleider heeft een actieplan waarin maatregelen genoemd staan wanneer een pedagogisch medewerker alleen in de slaapruimte verblijft met kinderen. Daarin staan maatregelen als: de deur blijft open staan, onregelmatig en onverwacht komen er verschillende personen binnen lopen, er wordt tijdelijk een babyfoon gebruik, gordijnen voor (binnen-)ramen zijn geopend. Deze maatregelen worden per situatie op maat ingezet. 3 plus groep Opblijvers worden gezamenlijk opgevangen op een groep of in de centrale hal, een zichtbare plek van de locatie waar ogen, oren en onverwacht binnenlopen het risico Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 21 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
moeten verkleinen, er is in principe één PMer aanwezig (vanwege pauzetijd). Welke met de drieplus activiteit bezig is in het kader van Voor en vroegschoolse educatie. Daar waar zichtbaarheid te weinig aanwezig is zal de leidinggevende hier extra maatregelen op nemen. Kortdurend alleen op de groep wordt opgelost door de tussendeur naar de buurgroep open te zetten, te melden dat jij of je collega even weg is. Momenten waarvoor deze afspraken gelden zijn bijvoorbeeld: Kortdurend: even naar keuken/toilet o.i.d. melden/afstemmen bij/met buurgroep. Toezicht bij buiten spelen Een pedagogisch medewerker is niet langdurig en structureel alleen buiten met kinderen. Indien sprake is van afwijkende en daardoor risicovolle situaties wordt er een apart actieplan geschreven voor de betreffende locatie met een passende maatregel voor die situatie. Het buitenspelen geschied op 2 locaties over het algemeen op speelplaatsen die zichtbaar zijn door omringende woningen. De zichtbaarheid voor de buurt/omgeving / veehouderij/ voetbal moet zo min mogelijk belemmerd worden. Van de omwonenden verwachten wij geen directe betrokkenheid en input, wel zullen medewerkers die iets willen doen dat niet toelaatbaar is zich ‘gezien’ weten doordat ze niet in een afgesloten ruimte zitten waar niemand hen kan opmerken.
Uitstapjes Voor veiligheid en 4-ogen en orenprincipe hanteren wij het protocol veilige uitstapjes voor van onze organisatie. Continu screenen De overhied is vanaf maart 2013 begonnen met het continu sreenen het gedrag van medewerksters. Indien de medewerksters een delict heeft begaan van dien aard waardoor zijn Verklaring Omtrent Gedrag niet meer afgegeven wordt. Krijgen wij een melding van de ocverheid waardoor de medewerkster op non actief wordt gesteld. Natrekken van referenties Bij de sollicitatie procedure is standaard in ons systeem het natrekken van referenties opgenomen. Uitzonderingen en speciale gevallen In afwijkende situaties worden specifieke oplossingen beschreven in de Risicoinventarisatie veiligheid van de betreffende locatie. Op dit moment loopt er een pilot met een medewerking van oink en de onderzoekers van het BA rapport, met als doel, kwalitiet behouden en kosten beperken. Waar wij eind september 2013 de gegevens van binnen krijgen en met elkaar de discussie starten hoe deze gegevens binnen onze organisatie toe te passen. Het gebruik van skype heeft een preventieve functie waarin beelden en geluid via een s[pilt screen van de diverse locaties op afstand bekeken en gehoord worden.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 22 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
5.3.4 Veiligheid buiten onze opvang Ook buiten onze opvang blijven wij alert of de veiligheid van de kinderen gewaarborgd is. Bij vermoeden van mishandeling zullen we onze procedure daarvoor volgen. Deze procedures zijn te vinden in het intakeboekje op de site. 5.4 Stimulatie om in een veilige omgeving stappen te durven nemen Zoals we hierboven al vermeldden achten wij het van groot belang dat er naast structuur en regelmaat de uitdaging is om jezelf vanuit een veilige omgeving te ontwikkelen. Wij stimuleren de kinderen om steeds weer wat nieuws te ontdekken. Hieronder bespreken we onze visie op de groepssamenstelling en verderop de ontwikkelingsgebieden die we bij kinderen willen stimuleren. In hoofdstuk 6 ‘vertrouwen in een ander’ wordt het sociale aspect meer uitgediept. 5.4.1 Keuze groepsindeling Wij hebben verticale groepen. In deze groepen zitten kinderen van 0 - 4 en 4 -12 jaar bij en door elkaar. Dit omdat wij het grote gezin willen evenaren waarin iedereen groot of klein een plekje heeft en iedereen even belangrijk is. Of je nu het stille of het drukke kind bent, de baby of de kleuter. De ouderen helpen zorgen voor de jongeren en de jongeren trekken zich op aan de ouderen. Het voordeel hiervan is dat kinderen vier jaar lang dezelfde pedagogisch medewerksters hebben en niet elk jaar over gaan naar een volgende groep. Deze groep is minder ontwikkelingsgebonden omdat er voor elke leeftijd speelgoed en leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Voor broers en zussen is dit een ideale groep, maar ook kinderen die thuis alleen zijn kunnen op deze manier de sfeer van een “gezin met meerdere kinderen“ proeven. Toch kunnen we niet altijd broertjes en zusjes bij elkaar op de groep plaatsen. We proberen dit dan op de gespiegelde groep te doen. Twee groepen werken nauw samen. Dit betekent ook dat de pedagogisch medewerksters de kinderen van de andere groep kennen. Bij de buitenschoolse opvang is gekozen voor verticale groepen. Dit betekent dat kinderen van 4 – 12 jaar bij elkaar zitten. In de praktijk bleek dat kinderen het leuk vinden om bij elkaar in de groep te zitten en elkaar op te zoeken. Het grote voordeel is dat kinderen leren rekening met elkaar houden en met elkaars leeftijd en ontwikkelingsniveau. Kinderen leren op deze manier heel veel van elkaar. Ook voor kinderen uit één gezin is het vaak wenselijk om bij elkaar te blijven. We streven ernaar dat elke BSO een ruimte heeft of krijgt waar de oudere kinderen zich terug kunnen trekken als ze dat willen. De activiteiten worden zo gekozen dat kinderen van elke leeftijd er op eigen niveau iets mee kunnen. 5.4.2 Werkwijze Ook hier is balans bij ons een sleutelwoord. We proberen vastigheid te combineren met het vertrouwen hebben in andere mensen en omgevingen. Vaste elementen Vaste stamgroep De kinderen verblijven in een eigen groep: de stamgroep. Ondanks het feit dat kinderen regelmatig in andere ruimtes kunnen verblijven hebben we geen open deuren beleid. Eerder is er te spreken van een open kieren beleid (zie verder).
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 23 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
We werken met verticale groepen van: 0 tot 4 jaar met 12 kinderen 4 tot 12 jaar met 10 of 20 kinderen N.B. In vakantieperiodes kan het voorkomen dat er groepen/vestigingen worden samengevoegd. Vaste pedagogisch medewerksters Elke groep heeft zijn vaste pedagogisch medewerksters als aanspreekpunt (conform het Convenant Kwaliteit kinderopvang). Als zij afwezig zijn proberen we zoveel mogelijk met vaste invallers te werken. Het streven is altijd minimaal één pedagogisch medewerkster op de groep te hebben die de kinderen kent. Hoe is de achterwacht geregeld Bij het openen en sluiten zijn in principe twee of meer medewerkers aanwezig. Indien er bij hoge uitzondering slechts één medewerker aanwezig is (dit kan voorkomen op onze BSO vestiging in Nigtevecht), dan is de dichtstbijzijnde opvang locatie de achterwacht. Dit is binnen de voorgeschreven ambulance aanrijdtijd. Variabele elementen Vervanging Door de natuurlijke afwezigheid van vaste medewerksters door vakantie en/of ziekte kan het kind wennen aan andere pedagogisch medewerksters en ervaren dat hij hier vertrouwen in kan hebben. We vragen ouders dan ook om het kind vertrouwen te geven in Kidswereld en niet in een bepaalde pedagogisch medewerkster. Als de ouder aangeeft lekker te gaan spelen bij een bepaalde pedagogisch medewerkster en zij is er die dag niet, is de teleurstelling voor het kind groot. Beter zou zijn aan te geven lekker bij Kidswereld te gaan spelen. Spelen in andere stamgroepen We zorgen er ook voor dat de groepen geen aparte eilanden vormen. De pedagogisch medewerksters van verschillende groepen lopen bij elkaar binnen en doen hun best zoveel mogelijk kinderen te kennen, zodat invallen voor elkaar makkelijker is. Zo gaan ook broertje en zusjes even gezellig bij elkaar op bezoek of even een kusje brengen. Soms worden broertjes en zusjes ook op dezelfde groep geplaatst. Als de aantallen het toe laten gaan kinderen af en toe naar een andere groep om eens te kijken hoe het daar gaat. Kinderen kunnen zo wennen aan de wereld buiten hun vertrouwde groep. Dit geldt met name voor de kinderen van ruim 3 jaar die dan even een kijkje kunnen nemen bij de BSO. Voor de verticale groepen kunnen kinderen af en toe met andere leeftijdgenootjes spelen, zonder rekening te hoeven houden met de jongere kinderen. Ook deze kinderen gaan dus even bij elkaar op bezoek. Door activiteiten te doen met kinderen van andere groepen is er balans tussen vastigheid en nieuwe uitdagingen. De pedagogisch medewerkers krijgen op deze manier bovendien een idee van welk kind dit leuk vindt en makkelijk doet en welk kind daar wat meer moeite mee heeft en wat langer de tijd nodig heeft om te wennen. Spelen op andere plekken
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 24 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
Behalve in de eigen groep kunnen de kinderen ook op andere plekken spelen: buitenspeelplaats, gangen, lege lokalen. Hierdoor laten we de kinderen wennen aan andere ruimtes waar andere activiteiten worden gedaan. Door hierin te variëren leren we de kinderen vertrouwen te hebben in zichzelf waar ze zich ook bevinden. 5.4.3
Ontwikkelingsgebieden We stimuleren kinderen steeds zich verder te Zoals ook uit onze ontwikkelen. Dit doen we door de omgeving veilig te subdoelen te lezen is stellen en allerlei activiteiten aan te bieden waarin achten wij het van zeer kinderen steeds een stimulans kunnen vinden tot groot belang dat kinderen groei. Om te weten wat een kind stimuleert moet je de mogelijkheid krijgen om weten wat een kind leuk vindt. zich te ontwikkelen. Naast het opvoeden en verzorgen Omdat we meerdere kinderen in een groep hebben, achten wij het ook onze kunnen we de ontwikkeling van de verschillende taak om de kinderen in hun kinderen makkelijker vergelijken. Dit vergelijken ontwikkeling te stimuleren. doen we structureel door te observeren aan de hand van een observatie-instrument.
Eén keer per jaar leggen we onze observaties van alle kinderen van 0 – 4 jaar vast aan de hand van het observatie-instrument. Natuurlijk observeren we het hele jaar door. Dus als de pedagogisch medewerksters tussendoor problemen signaleren, volgen zij de procedure ontwikkelingsproblemen. Hierin staat beschreven hoe te handelen bij problemen. Deze procedure is te vinden in het intakeboekje. Wij observeren op zeven verschillende ontwikkelingsgebieden: Zelfstandigheid: lichamelijke verzorging Omgevingsbewustzijn Sociaal-emotionele ontwikkeling Spelontwikkeling Taalontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Lichamelijke ontwikkeling: o Grove motoriek o Fijne motoriek Zelfstandigheid: lichamelijke verzorging Het kind leert zelfstandig voor zichzelf en zijn omgeving te zorgen. Voorbeelden van werkdoelen: Zichzelf: De speen pakken, zichzelf aan / uit kleden bij het slaapuurtje. De omgeving: de afwas doen, speelgoed opruimen. Bij het oudere kind wordt er sterk gewerkt aan de zelfstandigheid en het uitbouwen daarvan. Voorbeelden: Zelfstandig conflicten oplossen, spullen voor activiteiten verzamelen, zelf activiteiten ontplooien, zorg dragen voor eigen spullen: jas, tas, brieven van school De omgeving: zorg voor de ruimte en de spullen, helpen met de afwas en het eten en drinken Omgevingsbewustzijn Het kind wordt zich bewust van mensen en zaken in zijn omgeving. Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 25 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
Voorbeelden van werkdoelen: Het herkennen van familieleden, lesje over voertuigen, oefenen van (achter)namen. Bij het oudere kind speelt hier vooral dat het zich steeds meer bewust gaat worden dat we met elkaar op de wereld zijn en we samen moeten leren spelen, werken en ontspannen. Sociaal-emotionele ontwikkeling Het kind leert omgaan met zijn eigen gevoelens en die van andere mensen. Voorbeelden van werkdoelen: Het om leren gaan met afscheid nemen, eigen ruzie oplossen, leren delen, samen spelen, samen werken, het op je beurt wachten. Spelontwikkeling Het kind ontwikkelt zijn spel. Voorbeelden in werkdoelen: Kringspelen, rollenspel. Taalontwikkeling Het kind ontwikkelt zich op taalgebied. Voorbeelden van werkdoelen: Alles verwoorden waar je mee bezig bent, liedjes, taalspelletjes. Beeldjes denken over in abstract denken Cognitieve ontwikkeling Alles wat het kind leert, het leren, het geheugen. Voorbeelden van werkdoelen: Het leren van liedjes, rijmpjes, kleurenspel, dagen van de week, voor- en achternamen. Bij het oudere kind gaat dit door op een hoger niveau. We bieden activiteiten aan die ieder kind op eigen niveau kan uitvoeren. Ook het spelen op de computer draagt bij aan de cognitieve ontwikkeling. Lichamelijke ontwikkeling Het kind maakt vanaf de geboorte een lichamelijke ontwikkeling door. Deze ontwikkeling verdelen we in grove en fijne motoriek. Grove motoriek Alle grote bewegingen: kruipen, lopen en rennen. Voorbeelden van werkdoelen: Gymmen in de gymzaal, buiten fietsen, balspelen, tikkertje. Fijne motoriek De kleine bewegingen. Voorbeelden van werkdoelen: Puzzelen, kralen rijgen en propjes maken, knutselen. Buitenschoolse opvang Bij de buitenschoolse opvang hanteren we ook een observatie-instrument. De kinderen zijn vrij kort bij de buitenschoolse opvang aanwezig. Wij vinden dat de hoofdzorg voor de ontwikkeling van de kinderen in deze leeftijdsfasen bij de ouders en de scholen berust. Er zijn bovendien nog veel meer momenten en mensen die
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 26 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
schoolgaande kinderen zien. Denk hierbij aan de schoolarts en de clubs. Toch willen we graag bijhouden hoe het kind zich in de groep voelt. Bij afwijkend of verontrustend gedrag overleggen we altijd met de ouders. Tot onze taak rekenen wij ook het verstrekken van informatie aan scholen over hoe het kind bij ons functioneert. Natuurlijk alleen als de ouders hiervoor toestemming hebben gegeven. Ook zijn we bereid mee te werken aan eventuele behandelingsplannen van logopedisten, therapeuten e.d. van kinderen. Jaarlijks observeren de leidster ook het welbevinden van de de groep en in situaties. Ontwikkeling Zowel op het kinderdagverblijf als op de buitenschooolse opvang stimuleren wij de kinderen op verschillende ontwikkelingsgebieden door ze activiteiten en materialen aan te bieden. Het speelgoed en materiaal zijn aangepast aan de leeftijd. Hierdoor blijven de kinderen enerzijds steeds uitdagingen vinden in nieuw materiaal en anderzijds veiligheid bij bekend materiaal. Als een kind emotioneel nog niet toe is aan een volgende groep, maar wel uitdagender speelmateriaal wil hebben, komt er een uitwisseling van materialen tussen de groepen. In de verticale groepen zijn materialen van alle leeftijden aanwezig. Mocht een peuter voor lopen dan zijn er voorbereidende werkbladen en activiteiten die richting kleuterwerk gaan. 5.4.4 Respect Voor elkaar We maken de kinderen duidelijk dat respect voor elkaar belangrijk is. We zijn allemaal anders in uiterlijk en dat is het allemaal prima. De één heeft grote oren en de ander een kleine neus. Het ene kind is gezond en de ander heeft een handicap en dat hoort er allemaal bij. Je bent goed zoals je bent, wat een ander daar ook van zegt. Zien van verschillen mag, een waardeoordeel eraan hangen niet. Leefomgeving Bij vertrouwen in een omgeving hoort ook respect voor al wat er nog meer leeft in onze omgeving, ons milieu. Ook het in aanraking komen met dieren achten wij van groot belang voor de opvoeding van kinderen en het aanleren van waarden en normen. We leren kinderen bijvoorbeeld niet hun vingers in de ogen te steken van een konijntje of te trekken aan blaadjes van bomen of niet moedwillig mieren dood te trappen op het plein. In verband met allergieën zijn de mogelijkheden wat beperkt. Toch zijn er binnen onze kinderopvang weleens dieren te vinden. Lief zijn voor andere levende wezens, al is het dan een lieveheersbeestje, vinden wij erg belangrijk en in het verlengde van de manier waarop wij omgaan met elkaar. De kinderen zitten regelmatig op het plein naar bijvoorbeeld een slak te kijken. Respect voor spullen Naast respect voor elkaar en de omgeving vinden wij ook respect voor spullen belangrijk. We leren de kinderen voorzichtig om te gaan met spullen. We beginnen dan ook al bij de jongste kinderen om te leren dat het speelgoed goed moet worden opgeruimd, zodat je het altijd weer kunt vinden en het netjes blijft. Met het oog op kleding vinden wij dat een kind mag spelen , zich vrij mag bewegen en dus ook vies mag worden.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 27 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
Ook bij de buitenschoolse opvang is het van groot belang dat kinderen leren verantwoordelijk te zijn voor de ruimte en de spullen die daarin staan. Opruimen voordat je naar huis gaat is dus een regel.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 28 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
6
Vertrouwen in de ander
In hoofdstuk 4 ‘vertrouwen in jezelf’ hebben we omschreven waarom we het belangrijk vinden dat kinderen de mogelijkheid hebben om hun persoonlijke competenties te ontwikkelen. We leggen daarin het belang uit van zelfvertrouwen. Daarnaast vinden we het ook belangrijk dat het kind de kans krijgt sociale competenties te ontwikkelen. We willen kinderen leren op een prettige manier met elkaar om te gaan. We willen kinderen een gevoel van eenheid meegeven. We doen dingen apart, maar er zijn ook momenten dat we samen spelen. De uitspraak samen spelen, samen delen wordt dan ook veel herhaald. Er zullen door de dag heen veel momenten zijn om deze eenheid te laten voelen. Voorbeelden hiervan zijn de eetmomenten, de kring, samen zingen en activiteiten doen. Bij de oudere kinderen van de buitenschoolse opvang worden er andere woorden gebruikt maar ook daar ligt het accent op samen spelen, op een respectvolle manier met elkaar omgaan. Tijdens het vrije spel oefenen kinderen hun sociale vaardigheden optimaal. Je moet immers speelgoed en ruimte delen met de anderen en dat kan ook wel eens voor conflicten zorgen. 6.1 Kinderen Oplossen van conflicten Wij vinden het heel belangrijk dat kinderen leren hoe je een conflict zelf kan oplossen. Bij het oplossen van conflicten hanteren we een aantal stappen 1) 2)
3)
4)
5)
We laten elk kind vertellen wat het voelt. De ruimte om emoties te voelen en te ervaren moet er zijn om er goed mee om te kunnen gaan. We letten er wel op dat kinderen vanuit zichzelf praten. Voorbeeld: ‘hij slaat mij, hij is stom’, wordt ‘hij slaat mij, ik vind dat stom of niet leuk’. Op deze manier proberen we kinderen aan te leren om steeds bij zichzelf te blijven en te vertellen wat ze aan emoties voelen. Ook leren we elkaar aan te spreken om elkaars gedrag en niet op elkaars zijn. Bij het oplossen van een conflict proberen we kinderen elkaars standpunten te laten zien. Voorbeeld: ‘Je hebt geslagen, dat doet pijn bij de ander. Snap je dat, jij zou ook pijn hebben als je geslagen wordt.’ We vertellen duidelijk dat fouten maken mag. Iedereen maakt wel eens een fout, maar we moeten het wel goed oplossen zodat we de volgende keer niet weer dezelfde fout maken. We laten kinderen eigen verantwoording nemen voor gemaakte fout. Voorbeeld: ‘Jammer dat je een foutje hebt gemaakt, dat kan gebeuren en hoe gaan we het nu samen weer goed maken, zodat het niet nog eens gebeurt.’ We laten het kind eigen verantwoording nemen voor de daad en het zoeken naar een oplossing Het wordt weer goed gemaakt, eventueel met hand geven zodat de band hersteld kan worden of leren de kinderen sorry zeggen. Pm’ wers complimenteren de kinderen voor de goede aanpak.
Naar mate de kinderen groter worden zijn deze stappen makkelijker te nemen omdat er meer interactie tussen kinderen en pedagogisch medewerker is. Toch proberen
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 29 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
we op jonge leeftijd deze stappen al te nemen. Bij de jonge kinderen zullen we meer zelf verwoorden, maar maken we de bedoeling al snel duidelijk. Bij de buitenschoolse opvang wordt hier veel aandacht aan besteed, zodat kinderen goed duidelijk krijgen wat hun gedrag bij anderen veroorzaakt en hoe ze hier een weg in kunnen vinden. Pesten en geweld Bij de buitenschoolse opvang wordt ook gewerkt met een pestprotocol. Bij aanvang van elk schooljaar wordt hier de aandacht extra op gevestigd en de afspraken met elkaar doorgenomen. Tijdens het schooljaar vindt er nog een herhaling plaats. Steeds maken we duidelijk dat geweld en pesten niet worden geaccepteerd, omdat het geen goede oplossing is om je emoties te uiten. Ook verbaal geweld valt hieronder, dus schelden en vloeken zijn zaken waarvan iets gezegd wordt en wordt onderzocht of je het niet anders op had kunnen lossen. Ook hier geldt dat volhouden moeilijk is maar volgens ons zeker de moeite waard. 6.2 Pedagogisch medewerk(st)ers Bij vertrouwen in de ander hoort natuurlijk ook pedagogisch medewerker . Zij is een belangrijk onderdeel van het verblijf op de kinderopvang. Onze pedagogisch medewerkers zijn allemaal gediplomeerd of in opleiding volgens de CAO kinderopvang. Wij selecteren de pedagogisch medewerkers op het bezitten van de juiste waarden, normen, uitstraling en liefde voor het kind om met onze visie en pedagogisch plan te kunnen werken. We verwachten van onze pedagogisch medewerkers professionaliteit. Daar hoort ook een bepaalde gelijkmatigheid van karakter bij. Uiteraard gelden de waarden en normen voor de kinderen ook voor de onderlinge samenwerking en functioneren. Deze staan beschreven in het personeelsbeleid. Ook over samenwerken en communiceren van de pedagogisch medewerkers onderling wordt een training gegeven. Van pedagogisch medewerkers verwachten we ook dat zij hun fouten kunnen toegeven en kunnen corrigeren. Ook als kinderen ze hierop wijzen. Voorbeeld: als de kinderen opmerken: ‘Juf, wat doe je boos’, dan antwoordt zij bijvoorbeeld: ‘ja sorry, dat ligt aan mij, ik zal erop letten, dank je dat je er wat van zegt.’ Wij gaan ervan uit dat wij kinderen iets te leren hebben, maar zijn er tegelijkertijd van overtuigd dat als wij goed naar kinderen kijken wij van hen ook veel kunnen leren. Zoals we al eerder vermeldden is structuur goed, maar is het ook heel fijn dat iedere pedagogisch medewerker weer anders is. Met de één zal het wat beter klikken dan met de ander. Ook dit is voor kinderen en pedagogisch medewerker een oefensituatie. Je zult dan beter je best moeten doen om samen te werken. 6.3 Ouders Zoals uit de doelstelling al blijkt vinden wij het van grootst belang om samen met de ouders te werken aan optimale omstandigheden voor de kinderen. Zij weten immers heel veel over hun kind. In ons ouderbeleid staat één en ander beschreven. 6.4 Ondersteuning Als er problemen zijn met de kinderen overleggen de pedagogisch medewerkers met de ouders en de leidinggevende wat de beste weg is. Naast de kennis en ervaring Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 30 van 31
3.1.2 Pedagogisch beleidsplan 0-12 jaar
van de pedagogisch medewerkers is het af en toe ook nodig andere deskundigen bij problemen met de kinderen te betrekken. Daarom hebben wij een goede samenwerking met sherpa en of fysiotherapeuten, Integrale vroeghulp team.
Aangepast door de instelling op datum: 18-02-13
Pagina 31 van 31