KADOC NIEUWSBRIEF
2015/2
INHOUD 4
Wonen, leven en werken in de Kempen (1925-1965). Eindverhandelingen landbouwonderwijs zusters van Berlaar 8 Syndicaal voorman én voorbeeldig archiefvormer. Archief Frans Verheyen 13 Souvenir d’exil (1915-1919) 14 Damiaan, daar zit muziek in 15 Dakira en Les gazelles. 50 jaar Marokkaanse migratie 16 De KADOC-lezer doorgelicht. De leeszaal in 2014 22 Proficiat Aaldert Prins 23 Mission & Science. Nieuwe publicatie 24 Ollekebolleke in erfgoedland
COLOFON Werkten mee aan dit nummer Lieve Claes | Jan De Maeyer | Carine Dujardin | Godfried Kwanten | Patricia Quaghebeur | Luc Vints Vormgeving Alexis Vermeylen Druk Peeters, Herent Verschijnt 4 keer per jaar wordt op aanvraag kosteloos toegezonden Kantoor van afgifte 3000 Leuven 1 Verantwoordelijke uitgever Emmanuel Gerard | Kortrijksestraat 351 | 3010 Leuven (Kessel-Lo) KADOC Documentatie- en onderzoekscentrum voor religie, cultuur en samenleving Vlamingenstraat 39 | 3000 Leuven | +32 (0) 16 32 35 00
[email protected] | kadoc.kuleuven.be Giften voor KADOC kunnen worden overgemaakt op rekeningnummer BE45 7340 1941 7789 van de KU Leuven met vermelding ‘400/0000/53084 gift KADOC’. Vanaf 40 euro wordt een fiscaal attest bezorgd. ISSN 0776-0787
Cover: detail van de kaft van een eindverhandeling aan de Normaalschool van Landbouwhuishoudkunde in Berlaar over bloemen rondom de hoeve, 1931. [KC17211]
2
Deze Nieuwsbrief wordt u in het kader van onze taak tot publiekscommunicatie gratis toegezonden. Niet dat KADOC geen financiële noden heeft. Zo is uw steun voor de realisatie van het erfgoeddepot in Heverlee erg welkom. Daarvoor ontvangt het centrum immers geen overheidssubsidie. Inlichtingen over de modaliteiten van het bouwfonds vindt u in een speciale brochure die u op eenvoudige aanvraag wordt toegezonden. U kunt natuurlijk ook rechtstreeks het bouwfonds steunen via een overschrijving op rekeningnummer BE45 7340 1941 7789 van de KU Leuven met vermelding van de gestructureerde mededeling +++400/0000/49448+++. Daarvoor wordt u vanaf 40 euro een fiscaal attest bezorgd.
KADOC
Repetitie fanfare, Kalawao, Molokaï, J.P. Juliotte, omstreeks 1900. Uit de tentoonstelling ‘Damiaan, daar zit muziek in’. Zie p. 14.
3
WONEN, LEVEN EN WERKEN IN DE KEMPEN (1925-1965) Eindverhandelingen landbouwonderwijs zusters van Berlaar Godfried Kwanten Plattelandsontwikkeling en onderwijs - vooral aan (volks) meisjes - vormen een noodzakelijke voorwaarde voor algemene economische vooruitgang en welvaartstoename. Veel ontwikkelingsprojecten in het Zuiden trekken daarom ook die kaart. Ook in Vlaanderen kwamen landelijke gebieden in de eerste helft van de voorbije eeuw in een economische stroomversnelling terecht door een kwaliteitsverbetering en schaalvergroting van de landbouw. Die evolutie zorgde immers voor gunstige effecten op de voedselkwaliteit en op de volksgezondheid en maakte dat er arbeidskrachten vrijkwamen voor de industrie. Voor die ontwikkelingen in de agrarische sector was het landbouwonderwijs, in het bijzonder dat aan meisjes, van essentieel belang. In de Kempen verschaften de Berlaarse zusters van het H. Hart van Maria dat soort onderwijs op diverse niveaus. Een ruime collectie eindverhandelingen (630 exemplaren) van leerlingen aan hun hogere landbouwschool kwam terecht op KADOC.
Normaalschool voor Landbouwhuishoudkunde in Berlaar De congregatie van de zusters van het H. Hart van Maria van Berlaar werd 170 jaar geleden opgericht met als voornaamste doel onderwijs te verstrekken aan het volkskind. In haar brede aanbod in de twintigste eeuw vormde haar landbouwonderwijs het paradepaardje en het uithangbord. De Normaalschool voor Landbouwhuishoudkunde van de congregatie was de eerste vrije instelling in haar soort die officieel werd erkend (1923). De school werkte nauw samen met de toenmalige Belgische Boerenbond, die haar ook financieel ondersteunde. Landbouw- en huishoudkundig onderwijs moesten er het meisje vanaf 14 jaar voorbereiden op haar taak in gezin en huishouden en in het landbouwbedrijf. Op hun beurt zouden de afgestudeerden hun kennis en vaardigheden doorgeven via diverse vormings- en onderwijskanalen. Socio-economische emancipatie ging in die hogere landbouwschool hand in hand met religieus-morele educatie. De congregatie rekruteerde haar leerlin-
4
Kaft van een eindverhandeling over de evolutie van land- naar tuinbouw in de omstreken van Puurs aan de Normaalschool voor Landbouwhuishoudkunde in Berlaar, z.d. [KC17137].
5
gen (evenals haar leden) in belangrijke mate in de landelijke milieus van de Antwerpse en Limburgse Kempen, de regio’s waar ook haar kloosters waren ingeplant. Doelgroep en onderwijsaanbod vonden elkaar feilloos. Het congregatie- en onderwijsarchief, bewaard in de schoot van de congregatie, laat toe de boeiende geschiedenis te schrijven van het Berlaarse landbouwonderwijs op al zijn niveaus. Recent doken er evenwel nog schatten op zolder (letterlijk) op. In enkele kasten werd een bijna volledige verzameling eindverhandelingen van het landbouwonderwijs aangetroffen. Die collectie werd overgedragen aan KADOC, waar ze toegankelijk werd gemaakt. Het geheel is van bijzonder historisch belang. Het werpt niet alleen een licht op inhoud, didactiek en ‘eindtermen’ van het toenmalige landbouwonderwijs, maar is ook een rijke bron voor de lokale geschiedenis en het landelijk leven in de Kempen in de eerste helft van de vorige eeuw.
Diversiteit en kwaliteit Twee aspecten van die eindwerkenverzameling springen in het oog. Ten eerste illustreren de verhandelingen de diversiteit en het omvattende karakter van het landbouwonderwijs in de jaren 1925-1965. Dat bestreek werkelijk alle aspecten van huishouden en landbouwbedrijf. Onderwerpen die vaak terugkeren, zijn de teeltverbetering van planten en dieren, de bemesting en bodemanalyse, de sociale initiatieven voor landbouwers, de inrichting van landbouwwoning en -bedrijf, zeden en gewoonten op het platteland, de hygiëne en de kwaliteit van voeding, drinkwater en landbouwproductie, de zuivelverwerking, de bestrijding van ziekten en plagen en de aanwending van elektriciteit in het landbouwbedrijf. Veel eindwerken hanteren een lokale of regionale invalshoek, andere zijn dan weer bijzonder ambitieus en durven het aan hun licht te laten schijnen op een wereldwijde problematiek. Een deel van de eindwerken is bijzonder theoretisch en abstract van aard, de meeste evenwel zijn uiterst praktisch en gericht op onmiddellijke toepassing en bruikbaarheid. Dat is zeker het geval bij die leerlingen die het landbouwbedrijf van hun ouders kritisch doorlichten. Ten tweede springt het niveau van de eindwerken in het oog. Wat de inhoud betreft, gaat het doorgaans over zeer degelijke, goedgeschreven en stevig onderbouwde onderzoeken met genuanceerde conclusies. Het predicaat ‘wetenschappelijk’ is hier meestal op zijn plaats; de begeleiding moet in handen zijn geweest van vakbekwame docenten. Ook de presentatie van de onderzoeken mag gezien worden. De werken zijn het resultaat van veel huisvlijt en handwerk. Ze vertonen een vaste en stijlvolle lay-out en zijn vaak rijk geïllustreerd met zelfgemaakte landkaarten, grafieken en tabellen, tekeningen (bijvoorbeeld van stallingen of gewassen) of (ingeplakte) foto’s en prentkaarten.
6
Op basis van die uitzonderlijke collectie kan onderzoek worden verricht naar leerstof en inhoud van het Berlaarse landbouwonderwijs: op welke wijze wilde dat onderricht de Kempense meisjes emanciperen en welk ideaalbeeld stond de initiatiefnemers en lesgevers daarbij voor ogen? De verzameling is ook een buitengewone bron voor de studie van sociale realiteiten: hoe leefden, woonden en werkten de landbouwers en hun gezinnen op het Kempense platteland in de eerste helft van de voorbije eeuw? In dat opzicht is er voor diverse gemeenten unieke inhoudelijke en iconografische informatie aanwezig.
Kaft van een eindverhandeling aan de Normaalschool voor Landbouwhuishoudkunde in Berlaar, 1934. [KC17266]
De collectie is beschreven in de netwerkcatalogus Alma en is vrij toegankelijk.
7
SYNDICAAL VOORMAN ÉN VOORBEELDIG ARCHIEFVORMER Archief Frans Verheyen Godfried Kwanten Een archivaris is geen onderzoeker. Hij/zij leest en analyseert de documenten niet van a tot z, maar identificeert dossiers, koppelt ze aan een taak of handeling van de archiefvormer en geeft de bundels hun correcte plaats in een archiefstructuur. Zo creëert hij/zij een wegwijzer voor de onderzoeker. Vaak volstaat die minimale activiteit evenwel al voor de archivaris om een goed beeld te krijgen van de archiefvormer. De aanduidingen op de bundels, de wijze waarop archief geordend en gebruikt werd, wat aanwezig is en wat niet: dat alles leert essentiële zaken over de man/vrouw die eens de dossiers vorm gaf. Dat was zeker het geval voor archiefvormer Frans Verheyen (1922-1983), een spilfiguur in de naoorlogse christelijke arbeidersbeweging van de Kempen. Zijn echtgenote Victorine Lemmens en zijn kinderen bezorgden recentelijk zijn persoonlijk en ongerept archief aan KADOC, waar het werd geïnventariseerd. Frans Verheyen doemt uit zijn archief op als een ‘pietje precies’, een perfectionist en een zeer gedreven, beslagen en veelzijdig persoon die zich met grote verbetenheid in zijn opdrachten vastbeet. De manier waarop hij zijn activiteiten stelselmatig documenteerde en zijn dossiers thuis en op zijn werk klasseerde (die overzichten bleven bewaard), wijst op een zeer systematisch denken en consequent handelen. De aard van de bundels illustreert zijn brede interesse, naast het regionale netwerk waarin hij zich bewoog én zijn passie voor het verleden. Verheyen liep school in het Turnhoutse Sint-Victorinstituut, maar bleef zijn hele leven studeren en grossieren in diploma’s en getuigschriften. In 1939 trad hij in dienst van de stad Turnhout, maar via zijn engagement in de KAJ, in de KWB en in enkele ACV-vakcentrales belandde hij in de christelijke vakbeweging van het verbond Turnhout. Daar was hij jarenlang (1946-1972) hoofd van de studiedienst. Vanaf 1972 gaf hij als ACV-secretaris leiding aan dat verbond. Hij werd een spin in het web van de sociale ontwikkeling en de industrieel-economische expansie van de Antwerpse Kempen. Op het einde van zijn loopbaan werd hij ziek. Hij overleed voortijdig in 1983.
8
Enkele onderdelen van het archief van Verheyen zijn uniek en verdienen enige toelichting. Verheyen geraakte kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog in toenemende mate geëngageerd in de christelijke arbeidersbeweging in zijn geboortestad. De figuur en inspiratie van Cardijn waren daar niet vreemd aan. Het was de periode van een semi-clandestiene werking, vermits syndicale en politieke acties verboden waren. De Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) en de pas opgerichte Katholieke Werkliedenbonden (KWB) legden zich vooral toe op religieuze en vormende activiteiten. Verheyen geraakte ook betrokken bij het verzet. Hij zou het statuut van ‘erkend weerstander’ verwerven. De bundels in zijn archief reiken belangrijke bouwstenen aan voor de studie van het leven van de Turnhoutenaars en hun verenigingen tijdens de bezetting en voor mobilisatie, ravitaillering, verzet, collaboratie en bevrijding. In het oog springt de verzameling briefwisseling tussen Verheyen en verplicht tewerkgestelde kajotters in Duitsland. Wat de onmiddellijke naoorlog betreft, bevindt zich een dossier in het archief over de oprichting en eerste jaren van de CVP-afdeling van de stad Turnhout. Verheyen was er trouwens secretaris van.
Frans Verheyen tijdens een vormingsles van ACV en KAJ, 1957-1958.
9
Na de oorlog werd Verheyen een dynamisch hoofd van de ACVstudiedienst. Hij kan worden beschouwd als een exponent van een bepaalde generatie syndicalisten (én patroons) die in de jaren 1950-1960 een onbegrensd vertrouwen hadden in een sociale en economische vooruitgang die het resultaat zou zijn van de voortschrijdende inzichten van techniek en wetenschap. Productie- en arbeidsprocessen, classificaties van werknemers, sociale relaties ook, moesten volgens hen op ‘wetenschappelijke’, op ‘objectieve’ wijze worden bestudeerd en ingericht. Dat zou niet alleen leiden tot productiviteitsstijgingen en economische groei, maar ook tot sociale vooruitgang, tot stabiele sociale relaties en zelfs tot meer arbeidsvreugde. Geestdodende arbeid zou spoedig tot het verleden behoren. In bedrijfstakken en op de werkvloer moesten goed opgeleide ‘technici’ die wetenschappelijke aanpak introduceren. Het archief-Verheyen illustreert die optimistische visie voortreffelijk. Verheyen zou trouwens - zeer opmerkelijk voor die tijd - opleidingen volgen in die materie in de VSA, de bakermat van die inzichten en aanpak (met een hele reeks dagboeken tijdens zijn verblijf in 1955). Hij verspreidde zijn daar verworven inzichten via honderden cursussen en vormingsinitiatieven. Lesbundels en documentatie werden slechts exemplarisch bewaard in het archief. Ze zijn immers massaal aanwezig in het archief van de (nationale) ACV-Dienst Techniek en Produktiviteit. De economische crisis van de jaren 1970 hielp die generatie, met haar onwankelbaar en wat naïef vooruitgangsgeloof, uit haar droom. De economische vooruitgang stokte en de sociale pacificatie kwam op de helling te staan. Verheyen was inmiddels ACV-verbondssecretaris en draaide al ruim een decennium volop mee in de initiatieven voor de economische ontsluiting van de Antwerpse Kempen. Er werden industrieterreinen aangelegd, de verkeersinfrastructuur werd verbeterd, buitenlandse bedrijven werden aangetrokken en arbeidskrachten werden opgeleid. ‘Volledige tewerkstelling’ en ‘werk in eigen streek’ waren de motto’s. Werkgevers, werknemers en lokale politici sloegen de handen in elkaar. Die evolutie is voortreffelijk gedocumenteerd in het archief, dat een volledige, zeer ruime en wellicht unieke reeks vergader- en werkdocumenten bewaart van de Kempische Economische Raad (19501982, Verheyen was jarenlang voorzitter), het Ekonomisch Komitee voor de Kempen (1959-1982) en het Adviserend Regionaal Comité Ontwikkelingsprogramma Zuiderkempen (1961-1963). Daarnaast bevat het archief nog boeiende dossiers over bijvoorbeeld grensen seizoenarbeid en over enkele grote bedrijven in de regio (Métallurgie Hoboken-Overpelt, Métallurgie et Mécanique Nucléaires Dessel, Vieille-Montagne Balen, Glaverbel Mol). De volledige beroepsloopbaan van Verheyen stond in het teken van zelfstudie en van onderwijzen. Onderwijs en opleiding waren voor hem noodzakelijke instrumenten om sociale emancipatie en economische vooruitgang te realiseren. Verheyen verstrekte zelf vorming voor honderden fora, was jurylid voor vele examens en
10
eindverhandelingen in sociale hogescholen, zette initiatieven van beroepsoriëntering op en zetelde in enkele inrichtende machten van scholen met bijzonder onderwijs en beroeps- en technische opleidingen. Te vermelden zijn onder andere de dossiers over de beginperiode van het Geelse Hoger Instituut der Kempen, mee opgericht om te voldoen aan de honger van Kempense industriële bedrijven naar ingenieurs en technische beroepen. Ten slotte was Verheyen een passioneel verzamelaar van historische documenten. Door zijn ingrijpen bleven een aantal pareltjes bewaard. Zo redde hij het archief van de Katholieke Volksbond Turnhout, destijds, wellicht door een ijverige secretaris, in chronologische orde in grote registers geplakt. Verheyen nam ook het archief van de jezuïet en KAJ-proost Jozef Cleymans onder zijn hoede. Het bestaat uit honderden brieven over de werking van de KAJ tijdens en na de Tweede Wereldoorlog in het verbond Turnhout. Zelden bleef een proostenarchief dat zo’n prachtig tijdsbeeld biedt, zo ongerept bewaard. Oorlog en bezetting, met de koningskwestie en de leopoldistische actie als uitvloeisel, boeiden Verheyen mateloos. Dat blijkt onder andere uit de vele documenten die hij verzamelde over de relatie christelijke vakbeweging-bezetter. Die betreffen niet alleen de toestand in Turnhout, maar ook het nationale niveau. Hoe Verheyen in het bezit kwam van sleuteldocumenten over de opstelling van het ACV tegenover de Duitse overheid en over de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, is niet bekend. Wellicht ontfermde hij zich over die dossiers die hij hier of daar aantrof of die hem als bekend verzamelaar werden toegespeeld. In het archief van Verheyen bevinden zich nog een aantal andere ‘Fremdkörper’, dossiers bijvoorbeeld over het Turnhoutse Moederhuis (1929-1933), over de Turnhoutse Werkmansbeurs of over de pensioenwetgeving in de jaren 1930. Het archief van de Katholieke Volksbond Turnhout en dat van pater Cleymans werden van het archief Verheyen afgescheiden en als zelfstandige bestanden ontsloten. Het (fragiele) archief Volksbond werd ook integraal gedigitaliseerd. Het mag duidelijk zijn dat het onderzoeksbelang van dit persoonsarchief de persoonlijke geschiedenis van zijn archiefvormer of de evolutie van de christelijke arbeidersbeweging in Turnhout overstijgt. Het bevat ook uniek basismateriaal voor de sociale en industriële ontwikkelingen in de Kempen na 1945, naast documenten over nationale gebeurtenissen. Ongetwijfeld was het de ambitie van Verheyen om ooit zelf de sociale en economische geschiedenis van de Antwerpse Kempen te schrijven en de rol die de christelijke arbeidersbeweging daarin speelde. Zijn vroegtijdig overlijden besliste daar anders over. Het archief is raadpleegbaar na toestemming van het afdelingshoofd Behoud en Beheer van KADOC.
11
Titelpagina van Souvenir d’exil van 11 augustus 1915, met een portrettekening van koning Albert en het logo van het blad “L’union fait la force”.
12
SOUVENIR D’EXIL (1915-1919) Carine Dujardin De Eerste Wereldoorlog blijft alom tegenwoordig in de media. De grote bewaarinstellingen van Vlaanderen stellen hun collectie oorlogstijdschriften ter beschikking van een grootschalig digitaliseringsproject (“Nieuws van de Groote Oorlog”) van het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA), waarvan de website begin september wordt gelanceerd. Ook KADOC participeert daaraan. Daarbij dook recent een onvermoede schat op. Souvenir d’exil (1915-1919) is het studentenblad van het Collège Stanislas, het jezuïetencollege in ballingschap in het Verenigd Koninkrijk, dat achtereenvolgens in Fronoleu (Wales), Barmouth (Wales) en Hastings (Sussex) was gevestigd. Vormelijk vertoont het tijdschrift veel gelijkenissen met de talrijke andere collegeblaadjes die al in de collectie aanwezig zijn. Het verscheen intern, in een beperkte oplage, handgeschreven en gestencild, studentikoos van opzet en rijk geïllustreerd, met een aantal opmerkelijke karikaturen. De bijdragen zijn meestal in het Frans, maar soms ook in het Nederlands en het Engels. Inhoudelijk is Souvenir d’exil een erfgoedpareltje! Het leert ons het reilen en zeilen van dat Belgisch college in ballingschap kennen: uitstappen in Groot-Brittannië, sport- en scoutsactiviteiten, contacten met het thuisfront. In de rubriek “la semaine de la guerre” werden de ontwikkelingen aan het front geanalyseerd. Opmerkelijk voor een collegeblaadje is de grote belangstelling voor de internationale politiek, met artikels over de ontwikkelingen in Rusland en China, over Congo en de neutraliteit van de paus. Op de leerlingenlijst (meer dan 600 leerlingen in 5 jaar tijd) staan heel wat illustere Belgen, zoals de latere minister en CVP-voorzitter August-Edmond De Schryver (1898-1991), die zich in 1916, mee geïnspireerd door de patriottische geest in het college, meldde als oorlogsvrijwilliger. Het blad is trouwens een boeiende bron voor de mentaliteitsgeschiedenis. Men leest er over arbeidsethos (“time for labour, eternity for rest”), plicht, patriottisme geïnspireerd vanuit het geloof (“pour Dieu et la patrie”) en over democratische vrijheden (“amants de la liberté”). Ook de vooruitgangsgedachte wordt geprezen, met onder andere een ode aan de elektriciteit en de typemachine, die in het voorjaar van 1919 in het college werden geïntroduceerd.
13
DAMIAAN, DAAR ZIT MUZIEK IN Tentoonstelling muziekhandschrift
Een opgerold matje in een houten kist. En vooral (gezonde) nieuwsgierigheid ... Daar begon alles mee. De houten kist stond bij de Paters van de Heilige Harten in hun Damiaancollectie en het matje bleek geen matje te zijn, maar de kaft van een handschrift, een muziekhandschrift met noten en teksten in het Latijn en het Hawaiiaans. Het handschrift werd dankzij Boekensteun, het gezamenlijk crowdfunding platform van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek en het Vlaams Fonds der Letteren, gerestaureerd. Het wordt nog tot 31 juli gepresenteerd in KADOC. De tentoonstelling toont het handschrift ‘in al zijn glorie’ en gaat in op enkele vragen die het oproept. Wat is de band met pater Damiaan? Wat betekende muziek voor hem en voor zijn missiewerk? Want muziek lijkt een belangrijke rol te hebben gespeeld op Hawaii en in het missiemilieu daar, zoals ook in andere missiegebieden het geval was. De tentoonstelling is de vrucht van een intense samenwerking van KADOC met het Leuvense Damiaancentrum - Damiaan Vandaag, Resonant - Centrum muzikaal erfgoed, Erfgoedcel Leuven en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek.
14
DAKIRA EN LES GAZELLES 50 JAAR MAROKKAANSE MIGRATIE IN KADOC VANAF 4 SEPTEMBER
Vanaf 4 september kunt u in KADOC twee tentoonstellingen bezoeken die vorig jaar werden gerealiseerd naar aanleiding van 50 jaar Marokkaanse migratie in België. Dit jaar vinden nog talrijke initiatieven plaats die deze belangrijke gebeurtenis willen herdenken. Ook KADOC doet daaraan mee in samenwerking met de stad Leuven (Dienst diversiteit en gelijke kansen en Erfgoedcel Leuven), de KU Leuven en de Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV). De tentoonstelling Dakira (Arabisch voor ‘herinnering’), gerealiseerd door FMV met de medewerking van KADOC, brengt de migratie van Marokkanen naar België tot leven aan de hand van persoonlijke verhalen, foto’s en voorwerpen. De bezoeker kan er op zoek gaan naar de wortels van de Marokkaanse migratie, de aankomst in België herbeleven en ontdekken hoe de zoektocht naar onderdak en werk verliep. Ook het Marokkaanse verenigingsleven en de religieuze en culturele tradities komen aan bod. In deze ‘Leuvense’ editie wordt ook het woord gegeven aan een aantal Leuvense pioniers. Zij vertellen hoe het was om hier
toe te komen en hoe het is om hier nu te leven. Voor Les Gazelles, een realisatie van het C-mine cultuurcentrum Genk, maakte fotografe Malou Swinnen grote portretten van Marokkaanse meisjes en jonge vrouwen. Maar het gaat om meer dan portretten. De fotografe betrok de modellen ook in een discussie over schoonheid. Wat is schoonheid? En denken verschillende culturen anders over schoonheid? In het kader van beide tentoonstellingen, die lopen tot 23 oktober, worden ook enkele workshops georganiseerd en is er een educatief aanbod. Meer info vindt u op de KADOC-website.
15
DE KADOC-LEZER DOORGELICHT De leeszaal in 2014 Patricia Quaghebeur
Menig lezer of student maakt voor het eerst kennis met KADOC via de leeszaal. Het is daar dat de erfgoedcollecties - na zorgvuldige inventarisatie en beschrijving in databanken - pas echt hun geheimen prijsgeven voor het brede publiek. De leeszaal heeft dan ook een spilfunctie in de publiekswerking van KADOC. Het profiel van de lezer en het soort erfgoed dat hij raadpleegt, zijn de laatste tien jaar geëvolueerd. Maar bovenal wenst de lezer vandaag zoveel mogelijk online te vinden. KADOC speelt daarop in met een doordacht digitaal beleid. De leeszaalwerking wordt daardoor meer en meer een digitale realiteit. In 2014 mocht KADOC 700 fysieke lezers in de leeszaal verwelkomen, goed voor ruim 2400 bezoeken. Dankzij de onlinedatabanken en de repro faciliteiten kunnen de meeste lezers nu hun opzoekingen afronden na één à twee leeszaalbezoeken. Slechts 27% van de lezers kwam meerdere keren langs in de leeszaal. Dat waren vooral studenten die archief doornamen voor hun masterproef of doctorale verhandeling. In 2014 bedroeg het aantal buitenlandse lezers 6,7%. In eigen land blijft KADOC in hoofdzaak een Vlaams lezerspubliek aanspreken (85% lezers), 5% lezers was afkomstig uit het Brussels hoofdstedelijk gewest en slechts 2,4% uit Wallonië. Wel krijgt KADOC jaarlijks 75% nieuwe lezers over de vloer. Het lezerspubliek van KADOC is overwegend mannelijk (61%), behalve in het leeftijdssegment 19 tot 25 jaar, waarin de vrouwelijke studenten en doctorandi net iets meer vertegenwoordigd zijn dan hun mannelijke collega’s (17,5% en 16%). Daarna kantelen de genderverhoudingen. In de leeftijdscategorie 25 tot 45 jaar zijn nog bijna evenveel vrouwelijke (12%) als mannelijke (16%) professionals actief in de erfgoedsector, de museale wereld, de media en de restauratiesector. Maar wanneer geschiedenis een vrijetijdsactiviteit wordt (vanaf ca. 55 jaar) haken de vrouwen massaal af. De oudste lezer was 91 jaar, de jongste 17 jaar. Studenten vertegenwoordigen ongeveer 40% van de totale groep van lezers. Ruim 12% van die groep waren doctoraatsstudenten, 34% masterstudenten en 46% bachelorstudenten. Geschiedenis
16
vormt nog steeds de belangrijkste studierichting (39%) waaruit studenten KADOC-erfgoed raadplegen, gevolgd door 31% studenten uit de kunstwetenschappen en de architectuuropleidingen. Het aandeel KU Leuven-studenten blijft dominant, maar tevens bezochten 35% studenten uit onderwijsinstellingen die geen deel uitmaken van de Associatie KU Leuven de leeszaal. Naast studenten raadpleegden in 2014 ook 13% academische onderzoekers de KADOC erfgoedcollecties.
De KADOC-leeszaal.
Al enkele jaren werkt KADOC actief samen met docenten uit zowel Vlaamse als Franstalige universiteiten, dat in het kader van onderzoeksseminaries en afstudeerscripties. Ook studenten uit de professionele bachelor-opleidingen krijgen de kans om voeling te krijgen met cultureel erfgoed en zijn educatieve mogelijkheden. In samenspraak met de docenten worden hanteerbare erfgoedpakketten voorbereid. Om preservatieredenen wordt er ook meer en meer gekozen voor digitale raadpleging waarbij hoofdbronnen, zoals dagboeken of bewegend beeldmateriaal, worden gedigitaliseerd en (online) ter beschikking gesteld van de studenten. Bij de start van de seminaries wordt een collectief bezoek aan de leeszaal en het erfgoeddepot georganiseerd. Het resultaat van het studentenwerk in 2014 werd getoond in enkele recente tentoonstellings- en publicatieprojecten van KADOC. De studenten van de Faculteit Architectuur van de KU Leuven en de LUCA School of Arts realiseerden de tentoonstelling Re: Dessauvage. Moderne kerken herbekeken (mei-juni 2015). Drie studenten uit de Lerarenopleiding (KHLeuven) maakten een afstudeerscriptie over de scheutist Joseph Raskin, die tijdens WO I dienst deed als aalmoezenier aan het IJzerfront. Een aantal van hun ideeën werd verwerkt in de tentoonstelling Vijandige vergezichten. De Groote Oorlog op kleine
17
vormingswerk (functie) vormingswerk 0,61% (functie) 0,61%
andere 24,09%
student 38,20% erfgoedgemeenschap KADOC 13,02%
onderzoeker (vrije tijd) 1,95% onderzoeker (statuut) 11,44%
erfgoedinstelling erfgoed(functie) 645% instelling (functie) kunst en 6,45% cultuur
media (functie) 2,19%
(functie) 2,07%
Soort onderzoek, 2014
scriptie 3,79%
seminarieoefening 15,59%
tentoonstelling 4,09%
kunst en cultuur (functie)Verdeling lezers 2,07% over sectoren, 2014.
andere 27,02% artikel 11,36%
persoonlijke interesse 8,10% masterproef 8,55% licentiaatsverhandeling film 0,98% 0,08%
audiovisuele productie 2,00%
boek 8,93%
bachelorproef 2,12%
doctoraatsverhandeling 4,84%
Soort onderzoek, 2014.
religieuze instituten 21,65% opvoeding, opvoeding, onderwijs onderwijs en wetenschap en wetenschap 3,86% 3,86%
religieuze instituten 21,65%
ideologie en ideologie en jeugd en sport politiek politiek 16,86% 4,65% jeugd en sport 4,65% 16,86%
kerken en religie 2,51%
media en communicatie 5,83%
media en communicatie 5,83%
maatschappelijke organisaties maatschappeen maatschappelijk lijke organi- leven 40,07% saties en maatschappelijk leven 40,07%
18
kunst en cultuur 4,57%
kerken en religie 2,51% kunst en cultuur 4,57%
Geraadpleegde archiefdossiers per themaveld 2014
schaal (maart-april 2015). Van de onderzoekseminaries die collega’s Henk Byls en Arthe Van Laer voor de studenten tweede bachelor geschiedenis van de KU Leuven organiseerden, wordt verwacht dat ze puzzelstukjes aanbrengen voor het publicatieproject Geschiedenis van het katholiek onderwijs in België. De belangrijkste evolutie in het lezerspubliek is toch wel de verbreding tot groepen die KADOC bezoeken in het kader van een professionele opdracht of als vrijetijdsbesteding. De laatste jaren maken zij ruim 50% van de lezers uit. Vooral de archieven van religieuze instituten vormen een rijke bron voor genealogen en lokale geschiedschrijvers (24% van de lezers). Het thema ‘de Groote Oorlog’ bleef in 2014 voor velen de drijfveer om in KADOC erfgoed te raadplegen. De collecties werden tevens bevraagd door medewerkers of leden van de KADOC-erfgoedgemeenschappen (13% van het aantal lezers). Ook collega’s uit publieke en cultureel erfgoedinstellingen en musea raadpleegden én ontleenden in het kader van hun publiekswerking regelmatig documenten van KADOC (8% van het lezersaantal). Architecten en kunsthistorici vormen ondertussen een vast segment van het KADOC-lezerspubliek (2,20%). In het kader van restauratie- en herbestemmingsprojecten raadpleegden zij archieven van architecten en glazeniersateliers, maar ook plannenarchieven van religieuze instituten. Medewerkers van productiehuizen en omroepen (2,20%) selecteerden in 2014 voor diverse producties, zoals het Eén-programma 1000 zonnen en de Canvas-reeks Archibelge, fragmenten uit de rijke filmcollecties die in de instelling worden bewaard (o.a. van CD&V, de Boerenbond en Beweging.net). Buitenlandse documentairemakers putten fragmenten uit de collectie missiefilms voor onder meer The Bloody Truth, een documentaire over hiv en voor La Belle at the Movies, een documentaire over cinema in Leopoldville (Congo).
Van arbeidersbeweging tot zustercongregaties: een staalkaart van het geraadpleegd erfgoed In 2014 werden in totaal 24.315 documentatie-eenheden geraadpleegd, waarvan ongeveer 64% op papier. Boeken, tijdschriften en gepubliceerde verslagen vormen samen 20% van de geraadpleegde stukken. In de leeszaal werd dus vooral archief doorgenomen, in totaal 10.887 archiefbundels uit 252 verschillende fondsen. Daarvoor is steeds vooraf toestemming nodig van de bewaargever of de archivaris van KADOC. Dat kan online worden aangevraagd via LIAS of het verzoekformulier op de website van KADOC. Normaal kan de lezer binnen een termijn van tien dagen de gewenste archiefdossiers raadplegen. Ruim 80% van de geraadpleegde archiefdossiers behoren tot de grote themavelden maatschappelijke organisaties en maatschappelijk leven (40,07%), kerken en religie & religieuze instituten (24,16%) en ideologie en politiek (16,86%). Twee doctoraatsstudenten van de UCL doorploegden in 2014 heel veel archief dat gelieerd is aan
19
Affiche van het (katholiek) Comité voor Vrijheid en Democratie tijdens de schoolstrijd van 1955-1958. [KCA311]
de christelijke arbeidersbeweging. De archieven van de religieuze instituten waren goed voor ruim 20% van de archiefraadplegingen, een trend die de laatste jaren duidelijk toeneemt. Opnieuw prijkten de archieven van de scheutisten (428 bundels), de Belgische/Vlaamse provincie van de jezuïeten (426 bundels) en de Noord-Belgische provincie van de redemptoristen (403 bundels) in de top tien. Ze werden heel vaak geraadpleegd voor opzoekingen in verband met ‘de Groote Oorlog’. Ook buitenlandse lezers en onderzoekers vinden er steevast hun gading. De afdelingsdossiers van de Landelijke Gilden (513 bundels) werden in 2014 het meest geraadpleegd, meestal in functie van vieringen van bestuursleden of van het honderd jarig bestaan van een Landelijke Gilde. De archieven uit het themaveld Kunst en Cultuur worden vooral geraadpleegd in het kader van restauratieprojecten. Van de 559 papieren dossiers werden vooral dossiers uit het atelierarchief Bressers-Blanchaert en het archief van architect Marc Dessauvage geraadpleegd. Wegens het formaat of de broosheid van de stuk-
20
ken worden atelier- en kunstenaarsarchieven soms in het erfgoeddepot KADOC II (Heverlee) geraadpleegd, waar de lezers worden geadviseerd door de archivarissen die gespecialiseerd zijn in dat erfgoeddomein.
Een maquette op de tentoonstelling Re: Dessauvage.
De leeszaal gaat virtueel De tijd dat studenten en lokale erfgoedgeïnteresseerden soms maandenlang archiefdossiers in de leeszaal doorploegden, ligt definitief achter ons. Vandaag zou de lezer het liefst vanop zijn tablet of iPad eender welk boek of archiefdossier instant kunnen raadplegen. De uitdaging voor de erfgoed- en bewaarinstellingen is dan ook groot. KADOC werkt daarom stelselmatig aan een digitaal beleid. Kerncollecties worden gedigitaliseerd, ontsloten via professionele ontsluitingsinstrumenten, duurzaam bewaard in een digitaal depot en geïntegreerd ter beschikking gesteld van de internetgebruiker. Op de website van KADOC vindt de lezer alvast de belangrijkste toegangen tot onze collecties. In de LIMO-catalogus krijgt hij gedetailleerde informatie over alle gedrukte en digitale publicaties die in KADOC worden bewaard. Wie specifiek op zoek is naar historische informatie over personen, organisaties, tijdschriften, gebouwen e.a. kijkt het best de ODIS-databank na. LIAS is een krachtige zoekbox voor de archiefcollectie, waarin fulltext kan worden gezocht in archiefbeschrijvingen tot op dossierniveau. Via die databanken raadpleegden de lezers vorig jaar al heel wat erfgoed online: 2353 tijdschriftjaargangen, 2594 foto’s/fotoalbums, 1202 affiches en 1491 archiefdossiers. Voor sommige lezers is dat een stap te ver, of de databanken leveren niet het verwachte resultaat op. Zij kunnen via ‘Contact’ terecht bij de leeszaal. In 2014 beantwoordden de leeszaalmedewerkers 566 vragen via e-mail en nog slechts 15 vragen via brief of telefoon. Zij helpen gericht mee zoeken naar de gewenste documentatie en geven concrete informatie over de raadplegings- en
21
reprovoorwaarden. Ruim 11% van de onlinevragen was afkomstig van buitenlandse onderzoekers en geïnteresseerden. Sinds enkele jaren biedt KADOC ook een scanning on demandservice aan. Via die onlinedienstverlening werden in 2014 ruim 100 lezers verder geholpen zonder dat zij een fysiek bezoek aan de leeszaal hoefden te brengen. Vaak zijn dat buitenlandse onderzoekers die concrete stukken uit een bepaald archiefdossier zoeken, maar zich geen tijdrovende en dure verplaatsing kunnen veroorloven. Voor een beperkte kostprijs worden die stukken ingescand en doorgemaild, uiteraard mits toestemming van de bewaargever. In LIAS, dat toegang biedt tot het digitaal depot, kunnen lezers een selectie maken uit foto’s, albums en affiches die reeds digitaal beschikbaar zijn. In 2014 werden zo 10.032 digitale kopieën van bibliotheekmateriaal (inclusief aanvragen via IBL), archiefstukken, foto’s, affiches, plannen en kaarten doorgemaild en dat meestal binnen de week. Een eenvoudige mail volstaat om digitale kopieën in hoge resolutie te bekomen voor publicatie of een tentoonstelling. Naast een kleine reprokost wordt daarvoor wel een gebruiksrecht aangerekend. Het voorbije jaar werden ook heel wat digitale kopieën van ledenlijsten, persoonsdossiers of plannen doorgemaild aan bewaargevers in het kader van vieringen van bestuursleden, lokale afdelingen of de voorbereiding van restauratiewerken. Door de onlinedatabanken en de digitale dienstverlening komen de erfgoedcollecties van KADOC beter in het bereik van lezers die zich niet gemakkelijk kunnen verplaatsen en worden ze ook vaker in buitenlandse tentoonstellingen en internationaal onderzoek gevaloriseerd. Heeft u vragen over onze erfgoedcollecties, neem dan gerust contact op met de leeszaal via http://kadoc.kuleuven.be/contact. De leeszaalmedewerkers zullen u gericht door de databanken en collecties loodsen. En misschien duikt er wel een pakketje nooit vermoede brieven op of een fotoalbum met schitterende tijdsbeelden.
PROFICIAT AALDERT PRINS Op 28 maart doctoreerde onze Evadoccollega Aaldert Prins aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven met zijn studie over de Belgische Evangelische Zending. Die heeft een belangrijke rol gespeeld in de groei van het protestantisme in België in de 20ste eeuw. Ze werd tijdens de Eerste Wereldoorlog opgericht door het Amerikaanse echtpaar Ralph en Edith Norton, dat na de oorlog zijn missionaire initiatief voortzette. De missie legde vooral de nadruk op lec-
22
tuurverspreiding en andere vormen van evangelisatie die moesten leiden tot het stichten van protestantse kerken, verspreid over heel België. In totaal werd, met wisselend succes, op meer dan 200 plaatsen een lokale kerk gesticht. Het onderzoek, onder de titel The History of the Belgian Gospel Mission from 1918 to 1962, eindigt in 1962, wanneer de eerste acht kerken zich verenigden in de nieuwe denominatie van Vrije Evangelische Gemeenten.
MISSION & SCIENCE NIEUWE PUBLICATIE
De relatie tussen religie en wetenschap is complex en blijft actueel. Zelden wordt er echter vanuit protestants èn katholiek perspectief op ingezoomd. Dat gebeurt wel in de nieuwe KADOC-publicatie Mission & Science. Missiology Revised / Missiologie revisitée, 1850-1940, die onlangs is verschenen in de reeks KADOC Studies on Religion, Culture and Society, uitgegeven door Universitaire Pers Leuven. In deze bundel, onder de redactie van KADOC-collega dr. Carine Dujardin en prof. em. dr. Claude Prudhomme (Université de Lyon), komen de auteurs – twintig theologen, missiologen en historici uit binnen- en buitenland – tot nieuwe inzichten over het ontstaan en de ontwikkeling van de missiologie. Die wordt in het boek omschreven als een “project of modernity”, een eigentijdse vorm van apologetiek. “Scientific apologetics” was dé manier om het bestaansrecht van de missionering te verantwoorden in een zich snel seculariserende samenleving.
In het boek komen zowel de interactie met nieuwe wetenschapsdisciplines (geschiedschrijving, geografie, etnologie, antropologie, linguïstiek) en nieuwe wetenschappelijke inzichten (evolutionisme van Darwin, heliocentrisme), als de rol van het pausdom en de inspiratie van de missioneringspraktijk (eerst China en het Verre Oosten, later Afrika) aan bod. De vernieuwde missiologie heeft op haar beurt de missioneringspraktijk van de twintigste eeuw beïnvloed, daarin aangestuurd door het apostolische beleid. Sommige “missionnaires savants” hebben zelfs op een opmerkelijke wijze het wetenschappelijke discours van hun tijd beïnvloed. De bundel is mede het resultaat van het gelijknamige FWO-Vlaanderen project dat werd uitgevoerd door An Vandenberghe. In bijgevoegde folder vindt u de inhoudstafel en alle technische informatie.
23
OLLEKEBOLLEKE IN ERFGOEDLAND Drs P is overleden. Taalvirtuoos met een krakende stem. Schrijver van onvergetelijke nummers als Veerpont (“Heen en weer, heen en weer ....”), Dodenrit (“Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg”) en Knolraap en lof, schorseneren en prei. Hij introduceerde het Ollekebolleke in het Nederlandse taalgebied, een versvorm waarin ‘zeslettergrepigheid’ centraal staat. Hij gebruikte vaak oude woorden, maar in een nieuwe, hilarische context. Met het overlijden van Drs. P en de lofzang op zijn virtuoos taalgebruik en -gevoel kwam ook mijn ergernis over de taal in erfgoedland weer naar boven. En, troost je, ook wij in KADOC maken er ons schuldig aan, omdat we zelfs niet meer anders kunnen of mogen (of er de moeite niet meer voor doen om het te vermijden). We lanceren comparatieve en interdisciplinaire projecten aangaande de geschiedenis van de meest diverse themavelden, we gaan daarvoor samenwerkingsverbanden aan met andere erfgoedactoren, waarover we voordien dan meetings plannen met een resonantiegroep en dat met het oog op een eventuele synergie en clustering, we implementeren de gegenereerde resultaten in nieuwe tools en finaliseren het geheel ten slotte in een generiek product. .... En ook al die Engelse termen waarmee je om de oren wordt geslagen. Ik heb er geen probleem mee omdat het Engelse termen zijn, maar omdat er gewoon perfecte en zelfs betere alternatieven zijn. Onlangs nog ging het in een workshop over de ‘awareness’. Je ziet dan enkele deelnemers snel op hun pc tikken om te zien of ze het wel begrepen hebben. Of het aartslelijke ‘content providers’ .... . Ik krijg het zelfs nauwelijks getypt. Ik weet natuurlijk ook dat je daar niet radicaal in kunt zijn – het gebruik hierboven van bijvoorbeeld ‘workshop’ is er een mooi voorbeeld van (maar ‘werkwinkel’ klinkt nu eenmaal niet) – en dat onze taal vol zit met leenwoorden, dat taal leeft en evolueert. Deed ze dat niet, dan spraken we, bij wijze van spreken, nog Middelnederlands. Maar af en toe een beetje ‘awareness’ kan geen kwaad, noch voor een correct (wat niet wil zeggen puristisch) en hedendaags gebruik van de taal, noch voor een beetje creativiteit. Mogen we dromen van een ollekebolleke in erfgoedland? Luc Vints
24