2900 Duizendpoten De competentieontwikkelingsbehoefte en netwerkbehoefte van combinatiefunctionarissen in de sport (versie voor deelnemers aan het onderzoek)
29-02-2012 Desirée Verbeek Renskje de Wit Jan Janssens
1
Voorwoord De Hogeschool van Amsterdam heeft met behulp van de subsidie van Leven Lang Leren een onderzoek gedaan naar de competentieontwikkelingsbehoefte en netwerkbehoefte onder combinatiefunctionarissen in de sport. De uitkomsten van dit onderzoek zullen gebruikt worden om het onderwijsaanbod en de beroepspraktijk van combinatiefunctionarissen beter op elkaar te laten aansluiten. De Hogeschool van Amsterdam – Domein Bewegen, Sport en Voeding (DBSV) – kan de resultaten gebruiken om de toch al hoge kwaliteit van het onderwijs nog verder te verhogen. Kennisen expertisecentrum Kennis is Kracht (KiK) kan bij- en nascholing organiseren dat inspeelt op de competentieontwikkelingsbehoefte van combinatiefunctionarissen. Voor het slagen van dit onderzoek was de medewerking van landelijke, regionale en lokale gesprekspartners cruciaal. Gelukkig was de bereidheid om mee te werken groot en kenmerkten de interviews zich door openheid en enthousiasme. Bedankt. In dit rapport worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd en worden verschillende aanbevelingen gedaan voor de Hogeschool van Amsterdam (DBSV), en voor het kennis- en expertisecentrum KiK. Dit rapport en de database vormen slechts het begin van een nieuwe uitdaging voor de Hogeschool van Amsterdam – DBSV en KiK. Nu de behoefte aan competentieontwikkeling onder combinatiefunctionarissen is geïnventariseerd, is de uitdaging om het huidige onderwijsaanbod van de ALO- en SM&O-opleiding beter te laten aansluiten op de beroepspraktijk van combinatiefunctionarissen, en om bij- en nascholing te ontwikkelen dat naadloos aansluit op de competentieontwikkelingsbehoefte van combinatiefunctionarissen. Desirée Verbeek Renskje de Wit Jan Janssens
2
Inhoudsopgave Voorwoord
2
Beleid – de oude en nieuwe impuls Aanleiding van het onderzoek Onderzoeksvragen Dataverzameling
5 7 9 11
Resultaten A. Kenschets van de combinatiefunctionaris Resultaten B. Competentieprofielen Resultaten C. Competentieontwikkelingsbehoefte Resultaten D. Landelijk en regionaal bijscholingsaanbod Resultaten E. Huidige bij- en nascholingspraktijk Resultaten F. Huidig opleidingsaanbod SM&O en ALO *verwijderd* Resultaten G. Netwerkmogelijkheden en netwerkbehoefte
13 17 27 31 37 41 43
Conclusies *Aanbevelingen verwijderd* Gebruikte bronnen
47
Bijlage 1 – Lijst van geïnterviewden Bijlage 2 – Online vragenlijst combinatiefunctionarissen Bijlage 3 – Lijst van gemeenten die meedoen aan de impuls Bijlage 4 – Competentieprofielen
55 57 63 69
51
3
4
Beleid – De oude en nieuwe impuls In het kader van de regeling combinatiefuncties wordt in dit rapport gesproken over de oude impuls (2007) en de nieuwe impuls (2011). In 2007 is de aanstelling van combinatiefunctionarissen door de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) vastgelegd in de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur: de oude impuls. In 2011 heeft VWS, tegen de huidige trend van bezuinigen in, besloten om de regeling voor combinatiefunctionarissen door te zetten en zelfs uit te bouwen: de nieuwe impuls. Oude impuls In 2007 is de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur van start gegaan. In deze impuls is de aanstelling van 2500 fte combinatiefuncties vastgelegd. Later is dit aantal bijgesteld naar 2250 fte. Het gaat hierbij om structurele rijksmiddelen ten behoeve van gemeenten voor de inzet van professionals die een brug vormen tussen onderwijs, cultuur en sport, en daarmee deze sectoren tevens verbreden en versterken (www.combinatiefuncties.nl). Op het terrein van de sport betekent de impuls in de praktijk vaak een voortzetting van de regeling Buurt, Onderwijs en Sport (BOS; zie VWS 2005, VWS 2006, VWS 2007). BOS was er ook op gericht om onderwijs en sport in de wijk bij elkaar te brengen, met als doel mensen in beweging te krijgen. Wat de Impuls extra biedt ten opzichte van BOS, is de link met cultuur, en het feit dat het een structurele financiering is, terwijl BOS projectfinanciering betrof. In de beleidsbrief ‘De kracht van sport’ (VWS, oktober 2007) worden de doelen van het aanstellen van combinatiefunctionarissen als volgt verwoord: “de uitbreiding van het aantal brede scholen met sport- en cultuuraanbod in zowel het primair als het voortgezet onderwijs, om te beginnen in de 40 krachtwijken; de versterking van sportverenigingen met oog op hun maatschappelijke functie en de inzet van sport voor het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk; het stimuleren van een dagelijks sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor alle leerlingen; het bevorderen dat de jeugd tot 18 jaar vertrouwd raakt met één of meer kunst- en cultuurvormen” (VWS 2007, p.8). Het idee is dat de combinatiefunctionaris en diens activiteiten een meerwaarde vormen voor alle samenwerkende partijen. De vereniging kan professionaliseren en een kwaliteitsslag slaan. Het onderwijs kan het naschoolse aanbod vormgeven en het sportieve karakter opwaarderen. De gemeente kan uitvoer geven aan kansrijk sportstimuleringsbeleid. Nieuwe impuls In 2011 is in de Beleidsbrief 'Sport en Bewegen in Olympisch perspectief' (VWS, mei 2011) en in het beleidsprogramma ‘Sport en Bewegen in de Buurt’ (VWS, november 2011) aangekondigd dat de regeling rond combinatiefunctionarissen wordt voortgezet. Er zijn wel wat veranderingen aangebracht.
5
Ten eerste zal de combinatiefunctionaris die op het terrein van de sport werkzaam is vanaf nu ‘sportbuurtcoach’ genoemd worden1. Dit is in lijn met de naam van combinatiefunctionarissen op het terrein van de cultuur; zij worden al van begin af aan cultuurcoaches genoemd. Ten tweede richt de nieuwe impuls zich niet alleen op kinderen en jeugd tot 18 jaar, maar ook op volwassenen en ouderen. “Het takenpakket van de combinatiefunctionaris wordt verbreed naar volwassenen, ouderen, buurt, zorg en welzijn. De combinatiefunctionaris maakt het mogelijk dat verbindingen worden gelegd tussen sport en de buurt, school, naschoolse opvang, zorg en welzijn” (VWS 2011a, p.5). Ten derde is de nieuwe impuls niet alleen een verbreding, maar ook een uitbreiding. Er kunnen vanaf 2013 2900 fte gerealiseerd worden. Dat is inclusief de huidige combinatiefuncties. Aangezien de aangepaste doelstelling in de oude impuls 2.250 fte was, is het een uitbreiding van 650 fte. Een kanttekening hierbij is dat de 2.250 fte uit de oude impuls nog niet allemaal gerealiseerd zijn. “Per 1 januari 2011 zijn meer dan 1.000 combinatiefuncties gerealiseerd in ruim 300 gemeenten” (Van den Heuvel et al. 2010 in: VWS 2011b, p.5). De minister schrijft in de beleidsbrief: “Met de uitbreiding en verbreding van de huidige impuls wil ik bereiken dat meer mensen kunnen sporten en bewegen in de buurt, sportverenigingen versterkt worden en er een verbinding wordt gelegd tussen sport en andere sectoren zoals onderwijs, welzijn, kinderopvang, zorg en het bedrijfsleven. Daarmee kunnen de sportbuurtcoaches tevens een bijdrage leveren aan lokale opgaven als het bevorderen van gezondheid en leefbaarheid.” (VWS 2011b, p. 5). Overigens richt de nieuwe impuls zich alleen op de sectoren onderwijs en sport. Waar de oude impuls een gezamenlijk initiatief van VWS en OCW was, wordt de nieuwe impuls gedragen door VWS. Naar cultuurcoaches gaan geen extra middelen. Tijdschema oude en nieuwe impuls Op (of: van) 04-06-2007 07-08-2007 10-12-2007
Tot
Maart 2008 2008 20-03-2008 Mei 2008 Mei 2009 30-10-2009 Mei 2010 14-11-2011 13-02-2012
Start 2008 2012 Start 2009 Start 2010 Start 2011
Gebeurtenis Rijk en VNG ondertekenen het bestuursakkoord Samen aan de Slag OCW en VWS informeren gemeenten via de Impuls brede scholen, sport en cultuur OCW, VWS, VNG, landelijke organisaties in onderwijs, sport en cultuur ondertekenen de Kaderstellende overeenkomst Impuls brede scholen, sport en cultuur Eindrapportage Taskforce combinatiefuncties Start 1e tranche gemeenten (30 van de G31 gemeenten) Implementatie onder regie van gemeenten Aanbevelingen rechtspositionele aspecten door Taskforce combinatiefuncties Bekendmaking en start 2e tranche gemeenten (86 gemeenten) Bekendmaking en start 3e tranche gemeenten (81 gemeenten) OCW en VWS Kamerbrief voortgang Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur Bekendmaking en start 4e tranche gemeenten (130 gemeenten) Beleidsbrief Programma Sport en Bewegen in de Buurt – nieuwe impuls Ondertekening bestuurlijke afspraken programma Sport en Bewegen in de Buurt door VWS, VNG, NOC*NSF, VNO-NCW en MKB-Nederland.
1
In dit rapport gebruiken we voor het gemak zowel voor de oude als de nieuwe impuls de term ‘combinatiefunctionaris’.
6
Aanleiding van het onderzoek De Hogeschool van Amsterdam (HvA) heeft de ambitie om goed onderwijs te geven dat aansluit bij de beroepspraktijk. Tevens wil zij een bijdrage leveren aan de professionalisering van nieuwe beroepsgroepen. Om die reden wil het Domein Bewegen, Sport en Voeding (DBSV) – waar de ALO2en SM&O3-opleidingen onder vallen – inspringen op de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur (2007) en Sport en Bewegen in de Buurt (2011). Er zijn reeds grote aantallen combinatiefunctionarissen aangesteld, en het aantal combinatiefunctionarissen – of sportbuurtcoaches – zal tot 2013 nog verder toenemen. Dit betekent dat combinatiefuncties een belangrijke beroepsgroep vormen voor studenten die de ALO- of SM&Oopleiding afgerond hebben. Tevens zouden mensen die dit nieuwe beroep vervullen een scholingsbehoefte kunnen hebben. Het aan DBSV verbonden kenniscentrum Kennis is Kracht (KiK)4 zou in deze behoefte kunnen voorzien door een passend cursusaanbod te ontwikkelen. Met dit in het achterhoofd heeft Pim de Vries vanuit zijn voormalige functie bij het Expertisecentrum Sport en Gezondheid (ESG) - nu kenniscentrum Kennis is Kracht (KiK) - een onderzoeksvoorstel geschreven en ingediend bij het Europese stimuleringsprogramma 'Leven Lang Leren'. De subsidie is toegewezen, waardoor dit onderzoek plaats heeft kunnen vinden. In 2008 zijn de eerste combinatiefunctionarissen van start gegaan. Zij zijn de pioniers binnen deze nieuwe beroepsgroep. In de werkpraktijk hebben zich in de afgelopen jaren vele ontwikkelingen voorgedaan. De opleidingen zijn echter nog niet ingesprongen op deze ontwikkelingen. Tot zorg van het werkveld is het in de opleidingen formaliseren van de nieuwe functies in de sport achtergebleven bij de snelle ontwikkelingen in de sportsector (Kwalificatieprofiel Sportmanager, 2007). Dat geldt ook voor de combinatiefuncties; er wordt zelden aandacht gegeven aan deze beroepsgroep en er is nog niet onderzocht of de sportopleidingen voldoende inzetten op de competenties die een combinatiefunctionaris nodig heeft. Het idee dat er een discrepantie zou kunnen zijn tussen het opleidingsaanbod en de beroepspraktijk van de combinatiefunctionarissen leeft niet alleen binnen DBSV, maar ook daarbuiten. Zo stelt VWS: "De potentie van de combinatiefunctionarissen die werken in sport en onderwijs kan nog beter worden benut. Het kabinet ziet erop toe dat de professionals beter worden toegerust voor hun taken en breder worden ingezet." (VWS 2011, p.10) Tijdens het onderzoek bleek bovendien dat Calibris5 –
2
Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Sport, Management en Ondernemen. 4 Het kenniscentrum Kennis is Kracht (KiK) vormt de brug tussen de opleidingen van het Domein Bewegen, Sport en Voeding, en de respectievelijke beroepenvelden. Vanuit deze brugfunctie ontwikkelt KiK tal van cursussen en trainingen voor de benodigde bij- en nascholing van studenten, alumni en professionals voor de respectievelijke beroepenvelden waarvoor de initiële opleidingen een startbekwaamheid verlenen. Het aanbod van cursussen en trainingen is gericht op in beginsel HBO afgestudeerden en kenmerkt zich dan ook als post HBO. Voor enkele cursussen is het mogelijk dat anders opgeleiden uit verwante werkvelden kunnen instromen in dit aanbod. KiK voert tevens opdrachten uit ten bate van curriculumvernieuwing en doet onderzoek om nieuwe inzichten te ontwikkelen en deze te vertalen naar een adequaat leeraanbod. 5 Kenniscentrum Calibris is verantwoordelijk voor de erkenning van leerbedrijven en voor het onderhoud van de kwalificatiestructuur voor de sectoren Zorg, Welzijn en Sport. De focus ligt op het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). 3
7
kenniscentrum voor leren in de praktijk in zorg, welzijn en sport – vanuit het werkveld signalen ontvangt dat de combinatiefunctionarissen niet altijd over de benodigde competenties beschikken. Gezien de aangekondigde verbreding binnen de nieuwe impuls, was het oorspronkelijke onderzoeksvoorstel erop gericht om de hierdoor nieuw ontstane competentieontwikkelingsbehoefte in kaart te brengen. Maar, aangezien er ook nog weinig bekend is over de competentieontwikkelingsbehoefte van combinatiefunctionarissen die via de oude impuls zijn aangesteld, is besloten het onderwerp van het onderzoek te verbreden. Met de verkregen subsidie is een onderzoek uitgevoerd naar de benodigde en gewenste competentieontwikkeling van combinatiefunctionarissen (CF-en) oude stijl en nieuwe stijl. Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is de competentieontwikkelingsbehoefte ten aanzien van combinatiefunctionarissen in kaart te brengen. Zowel landelijke stakeholders, de teamleiders van combinatiefunctionarissen, als de combinatiefunctionarissen zelf zijn hierover bevraagd (meer informatie hierover vindt u bij Dataverzameling). Inzicht in de competentieontwikkelingsbehoefte kan voor twee doeleinden gebruikt worden. Ten eerste kan de Hogeschool van Amsterdam (DBSV) de onderzoeksresultaten gebruiken om te bekijken of zij haar ALO- en SM&O-studenten voldoende voorbereiden op de beroepspraktijk van een combinatiefunctionaris. Mochten bepaalde competenties waarover een combinatiefunctionaris dient te beschikken, onderbelicht blijven in de opleidingen, dan kan aan deze competenties wellicht extra aandacht geschonken worden. De combinatiefunctionaris is namelijk een groeiende beroepsgroep en dus een kansrijk toekomstperspectief voor de studenten. Het kan de toch al hoge kwaliteit van de opleiding ten goede komen als ook aan dit beroepsperspectief specifieke aandacht gegeven wordt. Ten tweede kan het kenniscentrum Kennis is Kracht (KiK) bij- en nascholing verzorgen voor mensen die al als combinatiefunctionaris werkzaam zijn. Zij kunnen cursussen of bijeenkomsten ontwikkelen specifiek voor die competenties waar de combinatiefunctionarissen behoefte aan hebben. Afbakening Het onderzoek heeft betrekking op die combinatiefunctionarissen die in ieder geval sport in hun takenpakket hebben. De combinatiefunctionarissen op het gebied van cultuur, de cultuurcoaches, vallen buiten dit onderzoek.
8
Onderzoeksvragen Onderzoeksvraag Over welke competenties moet een combinatiefunctionaris (CF) beschikken, hoe ziet de competentieontwikkelingsbehoefte eruit, en waaruit bestaat hun netwerkbehoefte? Deelvragen • Over welke competenties moet de combinatiefunctionaris beschikken? Om verbindingen te maken tussen school, sport(vereniging) en de buurt? (oude impuls) Om in de buurt verbindingen te maken tussen de ongeorganiseerde en georganiseerde sport en zorg- en welzijnsinstellingen om volwassenen en ouderen meer te laten bewegen? (nieuwe impuls) •
Waar ligt de wens, behoefte of noodzaak voor competentieontwikkeling? Volgens CF-en zelf, volgens CF-coördinatoren, en volgens regionale en landelijke stakeholders. Zowel voor CF-en oude stijl (oude impuls) als voor CF-en nieuwe stijl (nieuwe impuls)
•
Hoe ziet het landelijke en regionale bij- en nascholingsaanbod voor combinatiefunctionarissen eruit? Welke organisaties bieden bij- en nascholing voor combinatiefunctionarissen? Welke onderwerpen komen in de bestaande bij- en nascholing aan bod? Hoe worden de cursussen georganiseerd? (groepsgrootte, duur, locatie, lesvormen) Hoe wordt het landelijke en regionale bij- en nascholingsaanbod gewaardeerd?
•
Hoe wordt de bij- en nascholing op lokaal niveau ingevuld, en welke eisen stellen de combinatiefunctionarissen en hun coördinatoren aan de bij- en nascholing?
•
Hoe ziet het opleidingsaanbod van het Domein Bewegen, Sport en Voeding eruit? Tot welke competenties worden de SM&O-studenten opgeleid? Tot welke competenties worden de ALO-studenten opgeleid?
•
Hoe zien de netwerkmogelijkheden en netwerkbehoefte er onder combinatiefunctionarissen uit? Is er contact met andere combinatiefunctionarissen? Is er behoefte aan contact met andere combinatiefunctionarissen? Met welk doel en waarover willen zij contact?
9
10
Dataverzameling Er zijn meerdere onderzoeksmethoden gebruikt om data te verzamelen. Deze datatriangulatie vergroot de betrouwbaarheid van de uitkomsten van het onderzoek. 1. Desk research 2. Interviews met landelijke en regionale stakeholders 3. Interviews met coördinatoren/teamleiders van combinatiefunctionarissen 4. Interviews met combinatiefunctionarissen 5. Online vragenlijst onder combinatiefunctionarissen 1. Desk research Middels desk research is zicht gekregen op: het beleid rondom combinatiefuncties. de competentieprofielen voor combinatiefunctionarissen. het bestaande landelijke en regionale scholingsaanbod voor combinatiefunctionarissen. de competenties waarvoor ALO- en SM&O-studenten opgeleid worden. 2. Interviews met landelijke en regionale stakeholders Verschillende landelijke organisaties zijn betrokken bij de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur. Zoals VSG, NOC*NSF, Kennispraktijk, Academie Sport en Beleid, KVLO en het Mulier Instituut. De volledige lijst van geïnterviewde organisaties en personen is te vinden in Bijlage 1. 3. Interviews met coördinatoren/teamleiders van combinatiefunctionarissen 4. Interviews met combinatiefunctionarissen In de interviews met combinatiefunctionarissen en hun coördinatoren is de regio waar de HvAstudenten vandaan komen sterker vertegenwoordigd dan de andere regio’s in Nederland. Hiervoor is gekozen omdat beroepsbeoefenaars uit Noord-Holland, Flevoland, Utrecht en Zuid-Holland voor de HvA de belangrijkste doelgroep voor bij- en nascholing vormen. Om een completer beeld te krijgen, zijn ook gesprekken gevoerd met combinatiefunctionarissen en hun coördinatoren in andere regio’s in Nederland. Met de geïnterviewde personen zijn we in contact gekomen via landelijke en regionale stakeholders, via het bestaande netwerk, via de landelijke kennisdag voor combinatiefunctionarissen, en via de groep ‘Combinatiefuncties’ op Linkedin. De volledige lijst van geïnterviewde organisaties en personen is te vinden in Bijlage 1. 5. Online vragenlijst onder combinatiefunctionarissen De uit de interviews verkregen gegevens zijn in een enquête voorgelegd aan een grotere groep combinatiefunctionarissen. Hiermee wordt gecontroleerd of de antwoorden van de geïnterviewden overeenstemmen met die van andere combinatiefunctionarissen. De enquête vergroot de betrouwbaarheid van het onderzoek. Deze enquête is erop gericht om naast een aantal algemene kenmerken van combinatiefunctionarissen (geslacht, leeftijd, opleiding, werkervaring en werkgeverschap) de competentieontwikkelingsbehoefte en netwerkbehoefte te achterhalen, en een beeld te krijgen van de tevredenheid over eerder bijgewoonde cursussen en bijeenkomsten. De uitkomsten kunnen gebruikt worden bij het ontwikkelen van bij- en nascholing. 11
12
Resultaten A. Kenschets van de combinatiefunctionaris Voordat de resultaten aangaande de kern van het onderzoek, namelijk de competentieprofielen, competentieontwikkelingsbehoefte, huidige scholingspraktijk en netwerkbehoefte van combinatiefunctionarissen gepresenteerd worden, is het goed eerst een beeld te schetsen van de personen over wie het gaat. Wie is eigenlijk die combinatiefunctionaris? Gebaseerd op de antwoorden in de online vragenlijst kan de combinatiefunctionaris als volgt geschetst worden. Gezien het grote aantal respondenten (n=290), de hoge respons (43%) en de verdeling over de vier tranches (zie punt 6) zullen de onderzoeksresultaten in grote mate overeenkomen met de werkelijkheid6. 1) Leeftijd De combinatiefunctionaris is jong. Meer dan de helft van de combinatiefunctionarissen is tussen de 25 en 34 jaar oud (54%). Iets meer dan een kwart is zelfs jonger dan 25 jaar (26%). De leeftijdsgroepen 35-44 jaar en 45 jaar of ouder zijn ondervertegenwoordigd (respectievelijk 9% en 11%). 2) Opleiding De meeste combinatiefunctionarissen hebben een ALO achtergrond (56%). Daarna volgt MBO Sport en Bewegen (30%). En 16% heeft een sportmanagement achtergrond (SBM). Het grootste deel van de combinatiefunctionarissen heeft dus een sportopleiding gevolgd. Andere genoemde opleidingen van combinatiefunctionarissen zijn: Trainersdiploma’s 7%, PABO 3%, Bewegingswetenschappen 2%, CMV – Culturele en Maatschappelijke Vorming 2%, HBO Economie 1% en Motorisch Remedial Teaching (MRT) 1%7. Van de oudste groep combinatiefunctionarissen (45+) heeft 28% een achtergrond in een bepaalde sport waarvoor zij trainersdiploma’s behaald hebben. Dat percentage ligt dus veel hoger dan bij jongere combinatiefunctionarissen het geval is. Oudere combinatiefunctionarissen zijn via de ervaring in hun sport en/of bij hun vereniging in hun functie gerold. Ze zijn nu veelal werkzaam als sportspecifieke combinatiefunctionaris. Van de 45-plussers is 38% een sportspecifieke combinatiefunctionaris, terwijl dat onder alle respondenten 19% is (zie ook punt 10). 3) Geslacht Combinatiefuncties worden iets meer door mannen (57%) dan door vrouwen vervuld (43%). De verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke combinatiefunctionarissen verschilt voor de leeftijdsgroepen. Hoe ouder de combinatiefunctionaris, hoe kleiner de kans dat dit een vrouw is. Onder de groep jonger dan 25 jaar is 49% man en 51% vrouw. Onder de 25-34 jarigen is 56% man en 44% vrouw. Van de 35-44 jarigen is 64% man en 36% vrouw. Onder de 45-plussers is 75% man.
6
Representativiteit van de steekproef van combinatiefunctionarissen kan niet gegarandeerd worden, omdat de achtergrondkenmerken van de gehele populatie combinatiefunctionarissen niet bekend zijn. 7 Telt niet op tot 100% omdat respondenten meerdere opleidingen gevolgd kunnen hebben.
13
4) Werkervaring Meer dan de helft van de combinatiefunctionarissen (53%) is pas net actief op de arbeidsmarkt; deze groep heeft in totaal 0-4 jaar werkervaring. 21% van de combinatiefunctionarissen heeft 5-9 jaar werkervaring, 10% heeft 10-14 jaar werkervaring en 15% heeft 15 jaar werkervaring of meer. 5) Werkervaring als combinatiefunctionaris De regeling voor combinatiefuncties ging in 2008 van start. Een combinatiefunctionaris die in 2008 gestart is, kan dus maximaal 4 jaar in deze functie werkzaam zijn. Van de respondenten heeft 63% 0 á 2 jaar ervaring in deze functie. 33% is 3 á 4 jaar werkzaam als combinatiefunctionaris. De overige 4% geeft aan al 5 jaar of langer een combinatiefunctie te vervullen. Waarschijnlijk gaat het hier om mensen die vanuit de BOS-regeling doorgestroomd zijn naar een combinatiefunctie. 6) Tranche De invoering van de regeling combinatiefuncties is verdeeld over vier tranches. In 2008 startte de 1e tranche van 30 gemeenten. In 2009 startte de 2e tranche, in 2010 de 4e tranche en ten slotte is in 2011 de 4e tranche van gemeenten van start gegaan (een overzicht van deelnemende gemeenten is te vinden in Bijlage 3). Grofweg geldt dat hoe eerder de tranche, hoe groter de gemeente en hoe meer combinatiefunctionarissen er in die gemeente zijn aangesteld. In het databestand zijn de respondenten als volgt over de tranches verdeeld: 45% 1e tranche, 35% 2e tranche, 13% 3e tranche, en 7% 4e tranche8. Toen in 2008 de eerste combinatiefunctionarissen aangesteld werden, gold een ander selectiebeleid dan bij latere tranches het geval was. Bij de 1e tranche lag de focus sterk op het aanstellen van ‘ trainingspakken’; veelal MBO-ers of mensen met een trainersachtergrond. Later is men hierop teruggekomen, en is steeds meer voor HBO-ers gekozen. Figuur A1 laat zien wat de opleidingsachtergrond is van de combinatiefunctionarissen die op dit moment in gemeenten van verschillende tranches werkzaam zijn.
Figuur A1. Opleidingsachtergrond naar tranche waar de combinatiefunctionaris werkzaam is.
8
Een enkele combinatiefunctionaris werkt voor verschillende gemeenten. In dat geval is gekozen voor de e e e ‘oudste’ tranche. Een respondent werkzaam in Den Haag (1 tranche) en Delft (2 tranche), werkt dus in een 1 tranche gemeente.
14
7) Geografische spreiding De geografische spreiding van combinatiefunctionarissen in de dataset ziet er als volgt uit (op volgorde van groot naar klein): Noord-Holland 23%, Noord-Brabant 19%, Zuid-Holland 14%, Limburg 10%, Gelderland 8%, Utrecht 8%, Drenthe 6%, Overijssel 5%, Friesland 4%, Groningen 2%, Flevoland 1%, Zeeland 1%. Het directe verzorgingsgebied van de Hogeschool van Amsterdam (Noord-Holland) is dus het sterkst vertegenwoordigd in de dataset. Maar ook van combinatiefunctionarissen uit het bredere verzorgingsgebied (Zuid-Holland en Utrecht) en andere delen van Nederland zijn de competentieontwikkelingsbehoefte en netwerkbehoefte in kaart gebracht. 8) Werkgeverschap Ruim de helft van de combinatiefunctionarissen (52%) is werkzaam voor een organisatie gelieerd aan gemeente of provincie - zoals een lokale of provinciale sportservice organisatie. Daarnaast is nog eens een derde van de combinatiefunctionarissen werkzaam voor de gemeente (31%). 8% geeft aan dat ze voor de sportvereniging werken en 5% voor een onderwijsinstelling. Dit zijn de organisaties waarmee combinatiefunctionarissen overleg voeren over de inhoud van het werk, waar ze begeleid worden, waar de taken/opdrachten, contact, en waar besloten wordt over de scholingsmogelijkheden. Wat betreft het formele werkgeverschap (contract, salarisbetaling) zijn de aan gemeente of provincie gelieerde organisaties nog dominanter. Voor 63% van de respondenten geldt dat het werkgeverschap bij hen ligt. Voor een kwart van de respondenten ligt het werkgeverschap bij gemeenten (25%). Daarnaast verzorgen onderwijsinstellingen (4%), sportverenigingen (2%), onafhankelijke stichtingen (2%) en uitzendbureaus (1%) het werkgeverschap. Dat aan provincies en gemeenten gelieerde stichtingen een dominante positie hebben in het werkgeverschap van combinatiefunctionarissen heeft te maken met BTW (zie SGBO 2009), en met risicobeperking. Gemeenten, onderwijsinstellingen en sportverenigingen willen liever geen mensen in dienst nemen, omdat zij op het moment dat de regeling zou stoppen verantwoordelijk zijn voor het personeel dat ze in dienst genomen hebben, maar zij daar geen financiering meer voor ontvangen. 9) Functietitel Sinds de combinatiefuncties in het leven geroepen zijn, is er discussie over de functietitel van combinatiefunctionarissen. Het was aanleiding voor de minister om het voortaan over sportbuurtcoaches te hebben. Uit het onderzoek onder combinatiefunctionarissen blijkt desalniettemin dat op dit moment 84% van hen zich aan anderen voorstelt als combinatiefunctionaris. Het gebruik van de term combinatiefunctionaris is ingeburgerd. Andere gebruikte termen zijn sportconsulent (4%), bewegingsconsulent (3%), jeugdsportcoördinator (3%) en schoolsportcoördinator (1%). Op dit moment noemt nog geen enkele respondent zichzelf sportbuurtcoach. 10) Typen combinatiefunctionarissen De regeling voor combinatiefuncties laat veel vrijheid aan gemeenten om deze naar eigen behoefte in te vullen. De regeling maakt lokaal maatwerk mogelijk. Als gevolg hiervan is er grote diversiteit tussen combinatiefunctionarissen in verschillende gemeenten. Niet alleen tussen gemeenten zijn grote verschillen, ook binnen gemeenten worden combinatiefunctionarissen uiteenlopend ingezet. 15
Dit is vooral het geval binnen grotere gemeenten waar meerdere combinatiefunctionarissen sport aangesteld zijn. Als gevolg van de vrije impuls en het lokale maatwerk, bestaan er vele verschillende typen combinatiefunctionarissen. Uit de interviews (zie Resultaten B) zijn vier hoofdtypen onderscheiden. Deze zijn in de online vragenlijst voorgelegd aan de combinatiefunctionarissen. Zij scharen zich als volgt onder deze typen: - combinatiefunctionaris onderwijs en sport (CFO): 66% - sportspecifiek combinatiefunctionaris (CFS): 19% - combinatiefunctionaris vereniging (CFV): 9% - combinatiefunctionaris wijk (CFW): 6% De verschillende typen combinatiefunctionarissen hebben een andere opleidingsachtergrond. Van het type CFO heeft 70% de ALO gedaan, 33% MBO Sport en Bewegen en 13% SBM7: ALO-ers zijn oververtegenwoordigd. Van het type CFS heeft 27% de ALO gedaan, 25% SBM, en 23% MBO Sport en Bewegen9. De SBM-ers zijn relatief gezien oververtegenwoordigd. Van het type CFV heeft 31% de ALO gedaan, 19% MBO Sport en Bewegen en 15% SBM: 35% heeft een andere opleidingsachtergrond. Van het type CFW heeft 50% de ALO gedaan, 44% MBO Sport en Bewegen en 33% een Sportmanagement opleiding (SBM)7 (Figuur A2). Andersom geldt (Figuur A3) dat van de ALO-ers die combinatiefunctionaris zijn, 80% CFO, 9% CFS, 5% CFV en 6% CFW is. Van de MBO-ers die combinatiefunctionaris zijn, is 71% CFO, 14% CFS, 6% CFV en 9% CFW. En van de SBM-ers die combinatiefunctionaris zijn, is 50% CFO, 28% CFS, 8% CFV en 13% CFW.
Figuur A2 (links). Opleidingsachtergrond van verschillende typen combinatiefunctionarissen. Figuur A3 (rechts). Het type combinatiefunctionaris van verschillende opleidingsachtergronden.
Meer informatie over deze typen combinatiefunctionarissen volgt in Resultaten B.
9
Telt niet op tot 100% omdat de overige opleidingen hier niet weergegeven worden in verband met een te kleine N.
16
Resultaten B. Competentieprofielen B1. Desk research B2. Interviews landelijke en regionale stakeholders B3. Interviews coördinatoren van combinatiefunctionarissen B4. Interviews combinatiefunctionarissen B5. Gevolgen van de nieuwe impuls voor de competentieprofielen B6. Conclusie competentieprofielen B1. Desk research Een competentieprofiel omvat de verwachtingen hoe een functie uitgeoefend dient te worden. De competentieomschrijving gaat in op het verwachte gedrag en de verwachte houding. Competenties omvatten het hebben en kunnen gebruiken van kennis, inzichten, attitudes en vaardigheden om de taak tot een goed resultaat te brengen. Door diverse partijen zijn competentieprofielen van combinatiefunctionarissen opgesteld. Hieronder volgt een overzicht van deze competentieprofielen. Daarnaast komen competenties aan bod die belangrijk worden geacht door werkgevers en door combinatiefunctionarissen zelf. Taskforce Combinatiefuncties In 2008 heeft de Taskforce Combinatiefuncties het rapport ‘Aan het werk met Combinatiefuncties!’ opgesteld (Taskforce Combinatiefuncties, 2008). Hierin is beschreven hoe de implementatie van functionarissen kan worden vormgegeven. De Taskforce biedt handreikingen, modellen en adviezen. Één van de onderdelen van het rapport is een beschrijving van competenties van combinatiefunctionarissen en het daarbij behorende ‘Competentiewoordenboek’. De Taskforce heeft een aantal competenties omschreven waaraan combinatiefunctionarissen veelal (zouden) moeten voldoen. Hierbij wordt de notitie gemaakt dat de betreffende competenties geen bindend karakter hebben. De inzet van combinatiefunctionarissen is lokaal maatwerk, waardoor de inzet en daarmee de competenties verschillen. Het initiatief van de Taskforce is een eerste aanzet geweest voor de beschrijving van het competentieprofiel van combinatiefunctionarissen. Zoals eerder aan bod is gekomen worden combinatiefunctionarissen ingezet om het sportaanbod voor kinderen in het Primair en Voortgezet Onderwijs te verbeteren, sportverenigingen te versterken en/of het dagelijkse sport- en beweegaanbod te stimuleren. Combinatiefunctionarissen zijn werkzaam in ten minste twee werkvelden en zij vervullen een verbindingsfunctie tussen deze werkvelden. Om tot een overzicht van competenties te komen heeft de Taskforce Combinatiefuncties vier specifieke karakteristieken onderscheiden die van toepassing zijn op alle combinatiefunctionarissen. Dit betreft ‘oriëntatie op de omgeving’, ‘organiserend vermogen’, ‘omgang met kinderen’ en ‘professionaliteit’. Deze vier karakteristieken omvatten ieder enkele competenties (zie Bijlage 4.1). De Taskforce heeft elf competenties onderscheiden die toe te schrijven zijn aan combinatiefunctionarissen. Dit zijn: • Samenwerken; • Omgevingsbewustzijn; • Netwerken; • Creativiteit; • Initiatief; 17
• Professioneel handelen; • Flexibiliteit; • Plannen en organiseren; • Motiveren / stimuleren; • Coachen en ontwikkelen; • Inlevingsvermogen. Onder ‘samenwerken’ wordt verstaan dat een combinatiefunctionaris samen met anderen dient toe te werken naar een gemeenschappelijk doel. ‘Omgevingsbewustzijn’ houdt in dat een combinatiefunctionaris goed geïnformeerd dient te zijn over de ontwikkelingen op het eigen vakgebied en binnen de eigen sector(en) waarin hij of zij werkzaam is, alsmede over ontwikkelingen in de omgeving die van invloed is op de werkzaamheden. De combinatiefunctionaris dient deze kennis effectief te gebruiken voor de eigen functie en / of betrokken organisatie(s). Het ontwikkelen en onderhouden van relaties wordt gezien als ‘netwerken’. Het kunnen opbrengen van oplossingen voor problemen en het kunnen bedenken van nieuwe manieren van werken wordt omschreven als ‘creativiteit’. ‘Initiatief’ omvat het ondernemen van actie om veranderingen tot stand te brengen. ‘Professioneel handelen’ houdt in dat een combinatiefunctionaris in staat is kennis en vaardigheden te gebruiken dat actueel en goed is. Combinatiefunctionarissen dienen tevens ‘flexibiliteit’ te bezitten, dus hun gedrag of benadering te kunnen veranderen of aan te passen aan de situatie. Met kunnen ‘plannen en organiseren’ wordt bedoeld dat combinatiefunctionarissen doelen en prioriteiten kunnen bepalen en daarbij de juiste acties, tijd en middelen kunnen verschaffen. ‘Motiveren / stimuleren’ omvat het kunnen stimuleren van mensen tot actie en betrokkenheid om een doel te bereiken, alsmede het kunnen aanpassen van de stijl van coachen om op die manier het maximale uit de persoon te halen. Het helpen van anderen om zichzelf te ontwikkelen, individueel dan wel op groepsniveau volstaat tot ‘coachen en ontwikkelen’. Ten slotte, wordt ‘inlevingsvermogen’ uitgelegd dat gedurende het eigen handelen rekening gehouden dient te worden met emoties en belangen van anderen. Aangezien er een groot verschil bestaat tussen de diverse manieren van invulling van de functie van combinatiefunctionarissen heeft de Taskforce Combinatiefuncties (2008) verschillende gedragsniveaus geformuleerd: • Niveau A: bewust en taakgericht invulling geven aan eigen functioneren; • Niveau B: bewust en resultaatgericht invulling geven aan eigen functioneren en aan functie als verbinding tussen organisaties; • Niveau C: bewust en doel- of effectgericht invulling geven aan en ontwikkelen van eigen functioneren en van samenwerking tussen en van professionaliteit van organisaties. De Taskforce heeft de competenties op deze niveaus uitgewerkt om een onderscheid te kunnen maken tussen de verwachtingen van een bepaalde competentie aan een combinatiefunctionaris op een bepaald niveau. Voor de uitwerking van de competenties op de verschillende niveaus (zie Bijlage 4.1). NOC*NSF De onderscheiden competenties van de Taskforce Combinatiefuncties vormen een overzicht van alle competenties die combinatiefunctionarissen (zouden) moeten bezitten. Echter, de functie van een combinatiefunctionaris kan en wordt op diverse manieren ingevuld. NOC*NSF heeft getracht de diverse vormen van de manier waarop de functie wordt ingevuld samen te vatten in zeven functieprofielen: 18
• Trainer / Sportdocent • Verenigingscoördinator • Coördinator Leerbedrijf • Multitrainer • Sportcoördinator • Sportprogrammeur • Verbinder De profielen zijn uitgewerkt naar bijbehorende taken, betrokken partijen en meerwaarde die het profiel levert voor betrokkenen. Aan de profielen zijn tevens specifieke competenties en vaardigheden gekoppeld. Het inzetten van een combinatiefunctionaris als Trainer / Sportdocent houdt in dat deze op school en binnen de sportvereniging sportlessen verzorgt, en zich bezig houdt met het opleiden en begeleiden van andere trainers. Om dit uit te voeren zijn sportspecifieke en presentatievaardigheden nodig, evenals vaardigheden voor plannen en organiseren. Daarnaast moet de persoon didactisch sterk zijn, betrokken zijn en verantwoordelijkheidsbesef hebben. Een combinatiefunctionaris die wordt ingezet als Verenigingscoördinator dient de sportvereniging(en) structureel te versterken. Deze combinatiefunctionaris moet goede communicatieve en schrijfvaardigheden hebben en in staat zijn om verbindingen te leggen en te plannen en organiseren. Een Coördinator Leerbedrijf kan worden ingezet om een sportvereniging te positioneren als erkend leerbedrijf. De specifieke competenties en vaardigheden van een Coördinator Leerbedrijf zijn communicatieve vaardigheden, omgaan met verschillende niveaus mensen, empathie / inlevingsvermogen, voortgangsbewaking en overzicht in een organisatie (helikopterview). Een combinatiefunctionaris kan ook worden ingezet als Multitrainer, wat inhoudt dat kinderen kennismaken met verschillende takken van sport en er een goede doorstroom bestaat naar sportverenigingen. Hiervoor zijn sportspecifieke en presentatie vaardigheden nodig en moet de combinatiefunctionaris allround sportief zijn, kunnen plannen en organiseren, didactisch sterk zijn en betrokkenheid en verantwoordelijkheidsbesef hebben. Een Sportcoördinator verzorgt de introductie van een divers sportaanbod vanuit verschillende verenigingen op scholen. Een Sportcoördinator dient communicatieve en sociale vaardigheden te bezitten en in staat zijn verbindingen te leggen en te kunnen plannen en organiseren. Als een combinatiefunctionaris wordt ingezet als Sportprogrammeur zal deze de koppeling (veelal op projectbasis) tussen sport en onderwijs realiseren. De competenties en vaardigheden die daaraan gekoppeld zijn, zijn communicatieve, sociale en goede schrijfvaardigheden, in staat zijn verbindingen te leggen en plannen en organiseren. Een Verbinder is ten slotte een combinatiefunctionaris die alle betrokken partijen bij elkaar brengt met het gezamenlijke doel om kinderen meer te laten sporten bij een sportvereniging. De competenties en vaardigheden die hierbij aansluiten zijn communicatieve vaardigheden, omgaan met mensen van verschillende niveaus, analytisch sterk zijn, kansen zien, herkennen en implementeren en draagvlak (kunnen) creëren. Uit bovenstaande valt op te merken dat NOC*NSF de competenties – door deze te koppelen aan een functie – meer specifiek geformuleerd heeft dan door de Taskforce Combinatiefuncties is gedaan. Vacatures Aan de hand van competentieomschrijvingen in vacatureteksten kunnen ook diverse competenties worden onderscheiden die van combinatiefunctionarissen worden verwacht. Echter, de competenties zijn hierin ook veelal meer specifiek geformuleerd dan in het Competentiewoordenboek van Taskforce Combinatiefuncties. De competentie ‘initiatief’ wordt in 19
vacatureteksten bijvoorbeeld omschreven als een proactieve instelling hebben en ondernemend zijn. ‘Netwerken’ wordt vormgegeven als communicatieve en sociale vaardigheden en mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden. Improviseren en vernieuwend zijn behoren toe aan de competentie ‘creativiteit’. ‘Omgevingsbewustzijn’ wordt uitgelegd als inzicht hebben in de organisatie en in de structuur van organisaties. ‘Coachen en ontwikkelen’ omvat het pedagogisch en didactisch onderlegd zijn. Hoofd- en bijzaken onderscheiden behoort toe aan de competentie ‘plannen en organiseren’. ‘Professioneel handelen’ wordt uitgelegd als dienstverlenende en klantvriendelijke instelling, systematisch en resultaatgericht werken en ambitieus zijn. Er zijn ook competenties te achterhalen die minder goed toe te schrijven zijn aan één van de door de Taskforce Combinatiefuncties opgestelde competenties. Dat zijn bijvoorbeeld het hebben van een positieve instelling en een open karakter. Studenteninterviews In het kader van het werkstuk voor de minor ‘Sport, beleid en bestuur’ hebben SM&O-studenten van de Hogeschool van Amsterdam interviews afgenomen onder combinatiefunctionarissen. Deze interviews zijn dus niet verricht in het kader van dit onderzoek, maar zijn wel geraadpleegd. Competenties die voort komen uit deze interviews en die vernieuwend zijn ten opzichte van de eerder behandelde competenties zijn toegankelijkheid, zelfvertrouwen, enthousiasme en multidisciplinair inzetbaar zijn. B2. Interviews landelijke en regionale stakeholders Tijdens de gesprekken met landelijke en regionale stakeholders zijn de competentieprofielen van combinatiefunctionarissen in beperkte mate aan bod gekomen. Er is wel aangegeven dat de competentieprofielen van combinatiefunctionarissen sterk afhangen van de lokale invulling van de Impuls. Daarnaast verschillen de competenties ook voor combinatiefunctionarissen die uitvoerend, dan wel coördinerend bezig zijn. Een uitvoerende combinatiefunctionaris moet in staat zijn sportactiviteiten te verzorgen en begeleiden van een goed niveau. Combinatiefunctionarissen met eveneens coördinerende taken dienen ook competenties als ‘netwerken’ en ‘verbinden’ te bezitten. Algemene competenties die zijn genoemd, zijn het creëren van een veilige sportomgeving, het creëren van een doorlopende leerlijn tussen school en sportvereniging en het hebben van een lesbevoegdheid. In het gesprek met NOC*NSF zijn competentieprofielen wel nadrukkelijk aan bod gekomen. De verschillende typen combinatiefunctionarissen, zoals genoemd in paragraaf B1, zijn nader toegelicht. Aan ieder type zijn verschillende competenties gekoppeld. Het succes van de combinatiefunctionaris hangt af van de mensen die er voor worden ingezet. In dit verband worden het moeten hebben van drive voor sport en voor het omgaan met mensen genoemd, evenals enthousiast en betrokken zijn, solistisch kunnen werken en kunnen omgaan met uiteenlopende verwachtingen van diverse partijen. Daarnaast wordt aangegeven dat de grootte van de gemeente waarin de combinatiefunctionaris actief is, invloed heeft op de competenties die de combinatiefunctionaris moet beschikken. B3. Interviews coördinatoren van combinatiefunctionarissen De Impuls wordt dus in iedere gemeente anders ingevuld. Naar aanleiding van de gesprekken met coördinatoren van combinatiefunctionarissen kunnen verschillende typen combinatiefunctionarissen worden onderscheiden. Op sportgebied, de focus van dit onderzoek, zijn deze te hergroeperen tot de volgende vier typen: 20
• • • •
CF Onderwijs en Sport; CF Vereniging; CF Sportspecifiek; CF Wijk.
De coördinatoren is gevraagd over welke competenties combinatiefunctionarissen moeten beschikken. Veelgenoemde competenties (letterlijk overgenomen) voor de combinatiefunctionarissen – ongeacht het type combinatiefunctionaris – zijn: • Samenwerken met partners; • Omgevingsbewustzijn, trends en ontwikkelingen volgen, positie in krachtenveld kennen; • Contacten leggen, netwerken, bruggen bouwen; • Proactief zijn, assertief zijn, anticiperen op kansen, durven en doen, initiatief nemen, ondernemend karakter; • Organisatiesensitiviteit; • Klantgericht werken; • Zelfstandig werken; • Flexibiliteit, creativiteit in oplossingen, aanpassingsvermogen; • Kennis van financiën; • Projectmatig werken, coördineren, plannen, structureren, organiseren, rapporteren. • Zelfleiderschap, zelfmanagement, overzicht houden, resultaatgericht werken; • Enthousiasmeren, stimuleren, inspiratievermogen, coachen, entertainen; • Kennis van sport en bewegen, hart voor sport, interesse in de sportwereld, sportspecifieke vaardigheden; • Energiek, extravert, open uitstraling; • Communicatieve vaardigheden: gespreksvaardigheden, schakelen tussen niveaus, het echte probleem/de vraag achterhalen, adviesvaardigheden; • Pedagogische vaardigheden; • Omgaan met verschillende doelgroepen: omgaan met minder sportieve kids, omgaan met kinderen met autisme en/of ADHD, omgaan met lastige jongeren, omgaan met ouders, omgaan met verschillende culturen, omgaan met vrijwilligers; • Sociale vaardigheden: vertrouwen winnen, empatisch vermogen; • Stevig in je schoenen staan, ‘nee’ kunnen zeggen, doortastend zijn, visie hebben en uitdragen, lef hebben; • PR, promotie, reclame, marketing, persbericht, website. Daarnaast heeft elk type combinatiefunctionaris zijn eigen accenten in de competentieprofielen. Extra competenties voor de combinatiefunctionaris Onderwijs en Sport (CFO) luiden: • Lesbevoegdheid en talent in lesgeven; • Didactische vaardigheden; • De groepsdocent ondersteunen en onderwijzen. Veelgenoemde competenties voor de combinatiefunctionaris Vereniging (CFV) zijn: • Verenigingsondersteuning (o.a. Ledenwerving, Vrijwilligerswerving); • Training geven; 21
•
Train de trainer.
Een combinatiefunctionaris Sportspecifiek (CFS) dient de volgende competenties te bezitten: • Sportspecifieke kennis en vaardigheden, specialist in één sport, trainersdiploma; • Verenigingsondersteuning; • Training geven; • Train de trainer. Een combinatiefunctionaris Wijk (CFW) moet kunnen: • Omgaan met hangjongeren; • Omgaan met verschillende culturele achtergronden; • Weerbaar en doortastend zijn; • Contacten leggen met partners in de wijk. B4. Interviews combinatiefunctionarissen Ook aan combinatiefunctionarissen is gevraagd welke competenties zij volgens hen moeten bezitten om hun taak goed uit te voeren. Uit de gesprekken kwam naar voren dat combinatiefunctionarissen zich bewust zijn van de vele competenties waarover zij moeten beschikken. De meeste combinatiefunctionarissen kunnen zonder problemen een hele rij competenties noemen. Veelgenoemde competenties (letterlijk overgenomen) zijn: • Samenwerken, werken in een team, collegialiteit; • Communicatieve vaardigheden, communiceren met verschillende partijen, overlegvaardigheden; • Contacten leggen en onderhouden, netwerken, weten bij wie je moet zijn, bruggen bouwen, mensen betrekken, een relatie opbouwen, verenigingen benaderen, scholen benaderen; • Problemen zien en oplossen, problemen achterhalen door te luisteren – samenvatten – doorvragen; • Proactief en ondernemend zijn, kansen zien en pakken, innoveren, initiatief nemen, commercieel denken; • Sterk in je schoenen staan, doortastend zijn, om kunnen gaan met onzekerheid en onduidelijkheid, zelfvertrouwen hebben, delegeren, ‘nee’ kunnen zeggen, grenzen stellen; • Overtuigingskracht, uit kunnen leggen wat een combinatiefunctionaris is en doet, visie hebben en verwoorden, je verhaal kunnen doen; • Lesvaardigheden, didactische vaardigheden; • Pedagogische vaardigheden; • Flexibiliteit, aanpassen, omgaan met verschillende rollen als combinatiefunctionaris, creativiteit; • Projectmatig werken, plannen, organiseren, roosters maken, draaiboeken maken, coördineren, afspraken maken, managen, verslagen maken, rapporteren, verantwoording afleggen; • Zelfstandig werken, zelfdiscipline; • Inspireren, enthousiasmeren, motiveren, coachen; • Sportminded zijn, passie voor sport, kennis van de sportwereld, kennis van meerdere sporten; • Promotie van activiteiten, pr, marketing; • Sociale vaardigheden, omgaan met diverse doelgroepen; omgaan met mensen, omgaan met (lastige) kinderen, omgaan met verschillende culturen, omgaan met vrijwilligers, omgaan met verenigingsbestuur, omgaan met ouders. 22
Eveneens kan een onderscheid worden gemaakt tussen competenties gerelateerd aan de verschillende typen combinatiefunctionarissen. Een combinatiefunctionaris die verbonden is aan een sportvereniging moet onderdeel zien te worden van een vereniging. Je moet een relatie opbouwen. Daarnaast moet de CFV de sportvereniging ondersteunen en adviseren. Voor de overige typen combinatiefunctionarissen geldt in veel gevallen dat ze kunnen omgaan met een clubcultuur. Zij moeten verenigingen benaderen voor bijvoorbeeld samenwerking. Hierdoor moeten zij ook kunnen omgaan en samenwerken met vrijwilligers. Opmerkelijk is dat twee van de geïnterviewde combinatiefunctionarissen aangeven dat voor het uitvoeren van hun werkzaamheden levenservaring van belang is. Dit wordt door de ene respondent gekoppeld aan het omgaan met mensen en door een andere respondent aan het omgaan met kinderen door de ervaring als vader. B5. Gevolgen van de nieuwe impuls voor de competentieprofielen Momenteel bestaat er nog veel onduidelijkheid rondom de nieuwe, verbrede impuls. Het is nog niet duidelijk of gemeenten met de nieuwe regeling mee gaan doen, en zo ja, hoe zij deze dan zullen invullen. Uit het gesprek met VWS is naar voren gekomen dat zij het initiatief nemen in het opstellen van competentieprofielen behorende bij de nieuwe impuls. Dit zal vergelijkbaar zijn met een beschrijving van de competenties zoals gedaan door Taskforce Combinatiefuncties in 2008 gerelateerd aan de oude impuls. De verwachting is dat een aantal competenties in de nieuwe impuls belangrijker worden dan dat zij in de oude impuls zijn en dat er een aantal competenties bij zullen komen. Onderstaande competenties worden in de nieuwe impuls nog belangrijker: • Relaties leggen en onderhouden met verschillende partijen, en in de communicatie schakelen tussen deze partijen; • Een visie hebben op het werk, en de taken die daaronder vallen bewaken. De combinatiefunctionaris komt namelijk in een nog complexer, breder en vrijer werkveld terecht. Hiermee samenhangend wordt ook het omgevingsbewustzijn belangrijker; • Wijkgericht te werken; binnen de wijk naar samenwerking te streven tussen onderwijs, sport, wijkcentra, artsen, welzijnscentra, zorginstellingen e.d. • Omgaan met gehandicapte doelgroepen, aangepast sporten; • Omgaan met mensen met obesitas of overgewicht; En dan komen er nog een aantal competenties bij die in de oude impuls niet nodig waren: • Verstand hebben van voeding en gezondheid; • Omgaan met oudere doelgroepen; • Omgaan met private, commerciële partijen, zoals fitnesscentra en kinderopvang. Er wordt geopperd dat het voor combinatiefunctionarissen in de nieuwe impuls van meerwaarde kan zijn om een achtergrond in sociaal en cultureel werk te hebben, omdat meerdere doelgroepen kunnen worden bereikt met de nieuwe impuls.
23
B6. Conclusie competentieprofielen De deelvraag ‘Over welke competenties moet de combinatiefunctionaris beschikken?’ kan als volgt beantwoord worden. Alhoewel er, afhankelijk van de grootte van de gemeente en van het type combinatiefunctionaris, verschillen zijn in de competentieprofielen, komt een groot deel van de benodigde competenties overeen. Ongeacht de specifieke invulling en lokale situatie moet een combinatiefunctionaris over bijvoorbeeld de volgende competenties beschikken: omgevingsbewustzijn, netwerken, organiseren, projectmatig werken en sociale vaardigheden. Daarnaast zijn er accentverschillen; er zijn specifieke competenties nodig in kleine gemeenten (meer coördinerende competenties), grote gemeenten (omgaan met verschillende culturen), en als CFO (lesbevoegdheid) of als CFW (partijen bij elkaar brengen en omgaan met probleemjongeren) (zie figuur B1). Bovendien is een groot deel van de competenties waar een combinatiefunctionaris over moet beschikken beroepsoverstijgend. Ze zijn overdraagbaar naar andere beroepspraktijken dan die van de combinatiefuncties. Dat zijn ook veelal HBO-gerelateerde competenties, zoals netwerken, coördineren, projectmatig werken, organiseren en communiceren met meerdere partijen waarin men moet schakelen tussen verschillende niveaus. Dat er meerdere competenties op HBO-niveau gevraagd worden van combinatiefunctionarissen, van wie een groot deel een MBO-opleiding heeft, resulteert automatisch in een scholingsbehoefte. Naast de beroepsoverstijgende competenties worden van de combinatiefunctionaris ook sportspecifieke competenties gevraagd, zoals gymles geven, een sporttraining verzorgen, hart voor de sport hebben, en een visie hebben op het werk als combinatiefunctionaris en deze visie helder op anderen over kunnen brengen. Een derde conclusie die getrokken kan worden is dat er behoorlijke overeenstemming is tussen wat coördinatoren als de benodigde competenties beschouwen, en wat combinatiefunctionarissen zelf als benodigde competenties ervaren. Beide partijen weten wat er nodig is om een goede combinatiefunctionaris te zijn. Training geven
Flexibiliteit Sportkennis
Uitvoerend Didactische vaardigheden
Naschoolse activiteiten
Zelfstandig werken
Communicatie
Proactief
Marketing Promotie
Beleid
Netwerken
Sportminded
Obesitas
Private aanbieders
Gezondheid
Projectmatig werken Omgevingsbewustzijn Samenwerken
Les geven CFO Visie uitdragen CFS Pedagogische vaardigheden CFV
Coördinerend
Dorp
Wijkgericht werken Flexibiliteit
Kleine stad
Organiseren Omgaan met ouderen
CFW
Grote stad
Figuur B1. Overlap in de competentieprofielen van combinatiefunctionarissen in de sport. Accentverschillen zijn afhankelijk van het type combinatiefunctionaris, de grootte van de gemeente, en de uitvoerende en/of coördinerende werkzaamheden. Het figuur moet niet als een matrix gelezen worden. Dikgedrukte competenties worden in de nieuwe impuls nog belangrijker. Schuin gearceerde competenties waren in de oude impuls nog niet nodig, maar zullen in de nieuwe impuls wel nodig zijn.
24
Ten slotte kan geconcludeerd worden dat gezien de onduidelijkheid die nu nog heerst rondom de nieuwe regeling, de verwachte gevolgen van de verbreding op de competentieprofielen nog onduidelijk zijn. Om te achterhalen of deze verwachtingen werkelijkheid worden, zou het onderzoek over een aantal maanden (kleinschalig) herhaald kunnen worden.
25
26
Resultaten C. Competentieontwikkelingsbehoefte C1. Interviews landelijke en regionale stakeholders C2. Interviews coördinatoren van combinatiefunctionarissen C3. Interviews en online vragenlijst combinatiefunctionarissen *verwijderd* C4. Gevolgen van de nieuwe impuls voor de competentieontwikkelingsbehoefte C5. Conclusie competentieontwikkelingsbehoefte C1. Interviews landelijke en regionale stakeholders Uit onderzoek van Kennispraktijk en het Mulier Instituut (Von Heijden et al., 2011) blijkt dat slechts 4% van de combinatiefunctionarissen aangeeft knelpunten te ervaren in zijn of haar werk. Toch betekent dat niet dat er geen behoefte is aan competentieontwikkeling. De landelijke en regionale stakeholders noemen wel degelijk een aantal punten waarop de combinatiefunctionarissen zich zouden moeten ontwikkelen, of waar ontwikkeling op zijn minst wenselijk is. De competentieontwikkelingsbehoefte bestaat volgens landelijke en regionale stakeholders uit de volgende zaken: • Projectmatig werken, plannen, prioriteren, rapporteren; • Timemanagement, zelfmanagement, grenzen bewaken, structuur aanbrengen; • Organisatorische vaardigheden. • •
Leiderschapsvaardigheden, overtuigingskracht hebben, gezag uitstralen; Een eigen visie hebben, eigen doel kennen en bewaken.
•
Omgevingsbewustzijn, zicht hebben op het krachtenveld, omgaan met alle partijen en schakelen tussen alle partijen, bruggenbouwen.
•
Verenigingsondersteuning, verenigingsmanagement, werken in vrijwilligersorganisaties.
•
Marketing, reclame, PR, website.
•
Sportspecifieke ontwikkeling.
Niet elke combinatiefunctionaris hoeft al deze competenties te ontwikkelen. Wie welke competenties moet ontwikkelen, hangt af van de vooropleiding, de eerdere werkervaring, de leeftijd, het karakter van de persoon en uiteraard van de invulling van de functie in de betreffende gemeente. C2. Interviews coördinatoren van combinatiefunctionarissen De coördinatoren van combinatiefunctionarissen geven aan dat de combinatiefunctionarissen zich nog op diverse vlakken kunnen en moeten ontwikkelen. De volgende competentieontwikkelingsbehoeften worden genoemd: • Organisatorische taken (bijv. het organiseren van naschoolse activiteiten, evenementen); • Projectmatig werken, meting, evaluatie, coördinerende taken, plannen maken en uitvoeren; • Flexibiliteit enerzijds, grenzen stellen anderzijds; • Zelfstandig werken enerzijds, samenwerken anderzijds; • Ondernemerschap, proactiviteit; 27
• • • •
Managementvaardigheden, overtuigingskracht; Financiën, budgetteren; Rapporteren; Beleidsstuk schrijven, vrijwilligersbeleid opzetten.
• • • •
Sociale vaardigheden; Omgaan met verschillende doelgroepen; lastige kinderen, verschillende culturen; Pedagogische vaardigheden; Omgaan met verschillende partijen en hun belangen.
• • •
Communicatieve vaardigheden; Interviewtechnieken, gesprekstechnieken, vraag/behoefte achterhalen; Communiceren en schakelen tussen partijen, netwerken.
• • • • • •
Lesgeven, training geven; Coaching van groepsleerkrachten, kennisdeling; Sportspecifieke ontwikkeling; Kennis van de sportinfrastructuur; Lesmethodieken; Motorische Remedial Teaching (MRT).
Hierbij geven de coördinatoren van combinatiefunctionarissen aan dat de ontwikkelingsbehoefte afhangt van de opleiding die de combinatiefunctionaris gevolgd heeft. Bij ALO-ers worden zaken als projectmatig werken, beleidsstukken schrijven, organisatorische en managementvaardigheden genoemd. Bij SBM-ers zouden pedagogische vaardigheden, en het les- en training geven verder ontwikkeld moeten worden. Combinatiefunctionarissen met een MBO-achtergrond moeten vooral leren zelfstandig te werken en meer proactief te zijn. C3. Interviews en online vragenlijst combinatiefunctionarissen *verwijderd in verband met vertrouwelijkheid* C4. Gevolgen van de nieuwe impuls voor de competentieontwikkelingsbehoefte Zoals eerder gesteld, bestaat er nog veel onduidelijkheid over de nieuwe impuls en wat deze zal betekenen voor de competentieprofielen van combinatiefunctionarissen. Daarom valt ook over de competentieontwikkelingsbehoefte nog weinig concreets te zeggen. Een veilige optie is om de scholing in ieder geval in te zetten op die competenties die in de oude impuls ook al van belang waren en die naar verwachting in de nieuwe impuls van nog groter belang worden. Daarnaast kan door middel van scholing worden ingespeeld op de nieuwe aandachtsgebieden waarvoor de nieuwe impuls ruimte geeft. De scholing kan zich focussen op voeding en gezondheid, omgaan met oudere doelgroepen, omgaan met gehandicapte doelgroepen, aangepast sporten, omgaan met mensen met obesitas of overgewicht, en op het omgaan met commerciële sportorganisaties. Met het oog op de huidige bezuinigingsmaatregelen kan het ook van meerwaarde zijn als combinatiefunctionarissen zich ontwikkelen op het gebied van het verkopen en het benadrukken van het belang van hun rol. Door de bezuinigingen komt het (lokale) sportbudget onder druk te staan. 28
Door goed en duidelijk het belang van de functie van combinatiefunctionaris uit te leggen en mensen daarvan te overtuigen, is een combinatiefunctionaris in staat de eigen functie te creëren en te behouden. C5. Conclusie competentieontwikkelingsbehoefte De wens, behoefte of noodzaak voor competentieontwikkeling (deelvraag op p.9) sluit direct aan op de competentieprofielen. Het lijkt er op dat op elke gevraagde competentie ook een ontwikkelingsbehoefte zit. Dit betekent uiteraard niet dat geen enkele combinatiefunctionaris over de benodigde competenties beschikt, noch dat alle combinatiefunctionarissen zich op al deze competenties zouden moeten ontwikkelen. Het betekent dat elke combinatiefunctionaris zich op een aantal van de competenties verder zou kunnen ontwikkelen. Dat is ook logisch gezien de veelal jonge werknemers. Elke combinatiefunctionaris moet zich gezien de eigen kennis, vaardigheden en ervaringen op andere vlakken ontwikkelen. De competentieontwikkelingsbehoefte hangt af van de opleidingsachtergrond. ALO-ers hoeven zich niet te ontwikkelen op didactisch en pedagogisch gebied, maar wel op het gebied van financieel management en beleidsontwikkeling. Voor SBM-ers geldt globaal gezien het tegenovergestelde. MBO-ers hebben volgens hun teamleiders vooral behoefte aan cursussen op het gebied van projectmanagement en zelfmanagement. De competentieontwikkelingsbehoefte hangt ook af van het type combinatiefunctionaris en de werkzaamheden die daarbij horen. Op een aantal punten verschilt de competentieontwikkelingsbehoefte van combinatiefunctionarissen zoals zij die zelf ervaren van de ervaring van hun coördinatoren. Dit verschil kan duiden op manifeste behoeften enerzijds (door beide partijen genoemd) en latente behoeften anderzijds (de teamleider geeft het wel aan, maar de combinatiefunctionaris zelf niet).
29
30
Resultaten D. Landelijk en regionaal bij- en nascholingsaanbod Er is met de aanstelling van combinatiefunctionarissen een nieuw beroep en een nieuwe opleidingsmarkt ontstaan. Verschillende organisaties bieden bij- en nascholing aan combinatiefunctionarissen. De belangrijkste hiervan zijn: D1. Academie Sport en Beleid; een initatief van VSG, Manage to Manage en Arko Sports Media10 D2. HBO-sportopleidingsinstituten11 D3. Combiteam Utrecht: Sportservice Midden Nederland12, SRO13 en Kennispraktijk14 D4. Huis voor de sport Limburg15 D5. Conclusie landelijk en regionaal bij- en nascholingsaanbod Hieronder wordt beschreven hoe de scholing van deze aanbieders eruit ziet, hoe deze door deelnemers geëvalueerd wordt, en hoe niet-deelnemers er tegenaan kijken. De informatie is verkregen uit desk research en interviews, waar mogelijk aangevuld met informatie uit de online vragenlijst. D1. Academie Sport en Beleid (ASB) Academie Sport en Beleid biedt een zesdaagse cursus voor aankomende en reeds werkende combinatiefunctionarissen. De reguliere cursus van ASB kost € 1.995,- voor VSG-leden en € 2.295,voor niet-leden. De cursus bestaat uit drie keer twee dagen achter elkaar met een overnachting in een hotel. Die overnachting erbij is cruciaal, aldus Karin Horsting, omdat in de avonden een vertrouwensband tussen de cursisten ontstaat. Er mogen maximaal vijftien cursisten meedoen. De reguliere cursus is eenmaal gegeven. Daarnaast heeft Karin Horsting de cursus eenmaal incompany gegeven in Almere á € 5.000,-. De prijs per cursist ligt daarmee een stuk lager dan bij de reguliere cursus het geval is. De incompany cursus bestond uit twee dagen van twaalf uur met een periode ertussen. Dit was te lang en te intensief, en zal in de toekomst niet op deze manier herhaald worden. De derde variant die ASB / Karin Horsting biedt, is coaching on the job. De Academie Sport en Beleid heeft het rapport ‘Aan het werk met Combinatiefuncties!’ (Taskforce 2008) en het daarin opgestelde Competentiewoordenboek als leidraad gebruikt voor de opleiding aan combinatiefunctionarissen. Het theoretische model is gecombineerd met ervaringen uit de praktijk. Het raamwerk dat daardoor is ontstaan vormt de inhoud en opbouw van de reguliere cursus, en bestaat uit drie basisthema’s waaraan competenties gekoppeld zijn die van waarde zijn binnen dat thema (zie Bijlage 4.2). • Projectmatig werken: plannen en organiseren en professionele ontwikkeling. De combinatiefunctionaris bewust maken van het werkveld, bewust maken dat het belangrijk is dat ze laten zien wat ze opleveren, resultaatgericht werken, een jaarplan opstellen.
10
Karin Horsting is de cursusleider van de opleiding voor combinatiefunctionarissen. Hogeschool van Amsterdam (Nils Swidde); Hogeschool Arnhem Nijmegen (Marjolein Bron); Windesheim/Calo (Ad Hogendam, Henk van der Palen); Haagse Hogeschool (Christa Reurings, Maarten van Geffen); Fontys Sporthogeschool Tilburg Speco (Kathalijn Daenen); Hanzehogeschool Groningen (Kris Tuinier). 12 Paul Voois, Sportservice Midden-Nederland. 13 Jan Hardeman, SRO Amersfoort. 14 Alien van der Sluis, Kennispraktijk. 15 Henri Elbersen, Huis voor de Sport Limburg. 11
31
Stakeholder Management / Werken in een complex krachtenveld: samenwerken, omgevingsbewustzijn en netwerken. De doelen van de landelijke regeling aan combinatiefunctionarissen uitleggen. De werkomgeving van de combinatiefunctionaris in kaart brengen. Aandacht geven aan hoe de combinatiefunctionaris daarmee om moet gaan. Onder dit thema valt ook het omgaan met opdrachtgevers en met lastige ouders. • Zelfmanagement & Ondernemerschap: coachen en ontwikkelen, ondernemerschap en zelfinzicht. In deze module ligt de focus op persoonlijke ontwikkeling, toegespitst op de specifieke werksituatie van de combinatiefunctionaris. Onder zelfmanagement valt het in kaart brengen van de persoonlijke obstakels om goed te functioneren, en hoe deze weg te nemen. Onder ondernemerschap valt het leren om kansen te zien en te creëren, en om vervolgens draagvlak te creëren voor die kansen. Verder zijn er enkele competenties die terugkomen in alle onderdelen: ‘inlevingsvermogen’, ‘initiatief’, ‘creativiteit’, ‘flexibiliteit’ en ‘motiveren / stimuleren’. Wat opvalt is dat twee competenties zijn toegevoegd ten opzichte van de competenties die zijn opgesteld door de Taskforce Combinatiefuncties, namelijk ‘ondernemerschap’ en ‘zelfinzicht’. Het is niet bekend waarom deze competenties zijn toegevoegd aan het eerdere model van de Taskforce Combinatiefuncties. •
Drie van de geïnterviewde combinatiefunctionarissen en twee van de respondenten van de online vragenlijst hebben de reguliere of de incompany cursus van de Academie Sport en Beleid gevolgd. De eerste indrukken die hieruit zijn op te maken, zijn dat de inhoud van de cursus hen aanspreekt. Het sluit aan bij de werkpraktijk, en de combinatie van theorie en praktijkopdrachten wordt positief beoordeeld. Combinatiefunctionarissen die de cursus niet gevolgd hebben, geven als belangrijkste reden de hoge kosten ervan. Tevens is het voor veel combinatiefunctionarissen lastig om drie keer twee dagen vrij te nemen. D2. HBO-sportopleidingsinstituten De zes HBO-sportopleidingsinstituten in Nederland hebben de Landelijke nascholing voor de combinatiefunctionaris ontwikkeld. Het nascholingstraject bestaat uit acht modules van een dagdeel. Dit is de enige cursus in Nederland waar cursisten een landelijk erkend certificaat krijgen. Dit certificaat wordt erkend door SBM6: het landelijke overleg van de zes opleidingen voor Sportmanagement, gekoppeld aan de opleidingen voor Lichamelijke Opvoeding. De eisen die aan de cursus en aan de cursist gesteld worden zijn afgesproken in het landelijke overleg van de inhoudelijk verantwoordelijke docenten van de zes opleidingen. De kwaliteit van de cursus wordt gecontroleerd en gewaarborgd door de inhoudelijk verantwoordelijk docenten van de opleidingen. Op het certificaat dat cursisten na afloop krijgen, staan de modules vermeld. De kosten bedragen € 1.195,- per cursist. De cursus is daarmee een stuk goedkoper dan de cursus van ASB16. De modules, die door docenten van de eigen opleiding of door gastdocenten gegeven worden, zijn: 16
Berekend per uur liggen de kosten van ASB en de HBO-opleidingsinstituten dichter bij elkaar. De ASB cursus kost €48 of €42 per uur (voor niet-leden en voor leden). De andere cursus kost €50 of €37 per uur (afhankelijk van de opzet van 8 modules van 3 uur of 8 modules van 4 uur).
32
1. Verenigingsmanagement 2. Monitoren en rapporteren 3. Zelfmanagement en zelforganisatie 4. Begeleiden van (vrijwillig) sportkader 5. Les- en training geven 6. Sportstimulering als vorm van gedragsbeïnvloeding 7. Netwerkmanagement 8. Financiële achtergronden De cursus is landelijk ontwikkeld, maar wordt regionaal gegeven. De Haagse Hogeschool (HH) heeft deze cursus in 2010 tweemaal gegeven voor Haagse combinatiefunctionarissen. Rekening houdend met hun werktijden was er toen zowel een ochtendals een avondcursus. In 2012 geeft de HH de cursus voor de derde keer. In Den Haag zien zowel de HH als de coördinator van de combinatiefunctionarissen de opleiding als een basis. Als deze basis is gelegd, dan weet de coördinator wat elke combinatiefunctionaris in principe moet kunnen. Van daaruit kan vervolgens per persoon verder gekeken worden naar ontwikkelingsbehoeften. Op de Hogeschool van Amsterdam loopt vanaf januari tot en met april 2012 een pilot met dertien combinatiefunctionarissen van Sportservice Amsterdam. De eerste reacties van cursisten zijn positief. Een cursusevaluatie vindt later dit jaar plaats. Hogeschool Arnhem Nijmegen biedt de cursus ‘Combinatiefunctionaris School en Sport’. Deze cursus bestaat net als bovengenoemde uit acht modules en kost € 1.195,- per cursist. Tijdens de cursus zijn er 32 contacturen en daarnaast wordt van de cursisten verwacht dat zij 32 uur aan zelfstudie besteden. Gedurende de acht bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van vier competenties, namelijk: oriëntatie op de omgeving, organiserend vermogen, omgang met kinderen, en professionaliteit. Er komen tien onderwerpen aan bod die voor een groot deel te herleiden zijn tot de acht landelijke modules: 1. Landelijk en gemeentelijk beleid combinatiefuncties. 2. Verdieping in de meest relevante doelgroepen. 3. Krachtenveld (invloed en beïnvloeding). 4. Projectmanagement, monitoring en rapportage. 5. Verenigingsmanagement. 6. Personeelsmanagement binnen de sportorganisatie: Behoud en werving van vrijwilligers. 7. Persoonlijke effectiviteit: samenwerken, leiden van een projectgroep, leidinggeven aan vrijwillig kader, adviseren. 8. Sportstimulering als gedragsbeïnvloeding. 9. Netwerken en onderhandelen. 10. Ondernemerschap binnen bestuurlijk ambtelijke organisaties. Windesheim biedt de post-HBO cursus ‘Combinatiefunctionaris in de praktijk’. Deze cursus wijkt af van de bovenstaande cursussen. De cursus wordt op vier avonden gegeven. Windesheim werkt voor
33
deze cursus samen met Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) en SportService Zwolle. De focus ligt op het organiseren van naschoolse sportactiviteiten. De cursist kan na afloop een certificaat krijgen. Van de andere twee HBO-sportopleidingsinstituten (Tilburg en Groningen) is niet bekend of zij (een variant op) de 8-module cursus geven. Het is de vraag of deze bij- en nascholingsvorm van acht modules aansluit bij de behoefte. Op zich is er onder coördinatoren van combinatiefunctionarissen en onder combinatiefunctionarissen zelf interesse in de modules die in de cursus gegeven worden. Het is echter een basiscursus waar veel verschillende onderwerpen kort aan bod komen. Uit gesprekken met combinatiefunctionarissen die de cursus al dan niet gevolgd hebben, blijkt dat er weinig interesse is in een basiscursus bestaande uit acht modules. Er zitten dan automatisch modules bij waar ze geen interesse in hebben omdat ze het óf al kunnen, óf er in hun situatie weinig mee te maken hebben. Voor coördinatoren kan het wel in een behoefte voorzien, mits zij willen dat hun combinatiefunctionarissen een bepaalde basis aangeleerd krijgen. Ten slotte is er een aantal onderwerpen waar wel vraag naar is, maar die in de cursus niet aan bod komen: ‘communiceren: schakelen tussen niveaus in je communicatie – omgaan met verschillende culturen’, ‘omgaan met kinderen met gedragsstoornissen’, ‘promotie en marketing’ en ‘coachen van de groepsleerkracht’. D3. Combiteam Utrecht Sportservice Midden-Nederland, Kennispraktijk en SRO hebben in 2011 middels een korte enquête de opleidingsbehoefte onder combinatiefunctionarissen verkend. Op basis van de uitkomsten hebben zij vervolgens een aantal bijeenkomsten georganiseerd: Weet wie je bent gebruik je talent á € 120,- per cursist. Werken met kinderen met afwijkend gedrag á € 120,- per cursist. Opleiden/ondersteunen groepsleerkrachten bij bewegingsonderwijs á € 120,- per cursist. En de gratis workshop Tennis op straat van de KNLTB. Het zijn kleinschalige trainingen op specifieke thema’s. Een van de combinatiefunctionarissen die meedeed aan de workshop Tennis op straat was daar erg enthousiast over. Het was concreet, het was een opfrismoment en er zijn contacten gelegd met een coördinator van combinatiefunctionarissen in een andere stad bij wie hij voortaan terecht kan om vragen te stellen. Een coördinator van combinatiefunctionarissen en een combinatiefunctionaris (werkzaam in andere gemeenten) die meededen aan ‘Weet wie je bent, gebruik je talent’ zijn enthousiast over deze bijeenkomst. Het helpt de talenten en valkuilen van jezelf en van de ander te achterhalen. Met die kennis kan men elkaars talenten gebruiken. Korte trainingen zijn populair; ze kosten minder, en gaan specifiek op een bepaald onderwerp in. D4. Huis voor de sport Limburg Huis voor de sport Limburg heeft een cursus ontwikkeld op het gebied van verenigingsondersteuning: ‘Combinatiefunctionaris in verenigingen’. De kosten bedragen € 1.395,- per deelnemer. Gemeenten van Huis voor de Sport Limburg, studenten en verenigingen betalen € 1.195,- per deelnemer. ‘Combinatiefunctionaris in verenigingen’ is een praktijkgerichte cursus waarin aandacht gegeven wordt aan het werken in een vereniging, het werken met vrijwilligers, aan verenigingsversterking en –ondersteuning, en aan het adviseren van de vereniging. Ze gaan in op ‘de spaken van het
34
verenigingswiel’: management, maatschappelijke rol, financiën, kader, accommodatie, vernieuwend sportaanbod, communicatie, sponsoring, beleidsmatig werken en netwerken. Henri Elbersen geeft de cursus die bestaat uit zes keer een middag en avond (twaalf dagdelen). Soms wordt een gastspreker gevraagd met specifieke expertise op een bepaald thema. De cursus is een verdiepingsslag van de module ‘verenigingsmanagement’ in de 8-module cursus. Tijdens de cursus werkt iedere combinatiefunctionaris aan een eigen case. Tot nu toe is de cursus in juni 2009 gegeven aan een gemêleerde groep van twintig Limburgse combinatiefunctionarissen, en tweemaal incompany bij twee Limburgse gemeenten. Mogelijk wordt de cursus eind 2012 of begin 2013 nogmaals gegeven. Geen van de geïnterviewde combinatiefunctionarissen of de respondenten aan de online vragenlijst heeft aan deze cursus deelgenomen. Er kunnen dus geen uitspraken gedaan worden over de evaluatie van de cursus. Conclusie landelijk en regionaal bij- en nascholingsaanbod Op basis van deze resultaten kunnen de deelvragen over het landelijk en regionaal bij- en nascholingsaanbod beantwoord worden (zie pag. 9). Er zijn verschillende partijen die scholing bieden voor combinatiefunctionarissen. De meest bekende daarvan zijn Academie Sport en Beleid, de zes HBO-sportopleidingsinstituten, de provinciale sportservice organisaties en Kennispraktijk. Het aantal cursussen dat tot nu toe daadwerkelijk gegeven is, is beperkt. Omdat het relatief nieuw aanbod is, en omdat de vraag nog niet groot genoeg was, zijn de meeste cursussen pas één of twee keer gegeven. De meest voorkomende onderwerpen die in de bij- en nascholing voor combinatiefunctionarissen aan bod komen, zijn: • Projectmatig werken: monitoren, rapporteren, financiën • Werken in een complex krachtenveld: netwerkmanagement • Zelfmanagement en ondernemerschap • Verenigingsmanagement De inhoud van de cursussen sluit daarmee grotendeels aan op de competentieontwikkelingsbehoefte. Het combiteam Utrecht heeft specifieke aandacht gegeven aan twee onderwerpen die bij ASB en de cursus van de HBO-opleidingsinstituten niet aan bod komen, namelijk het omgaan met kinderen met afwijkend gedrag, en het coachen van de groepsleerkracht. Huis voor de Sport Limburg biedt een uitgebreide cursus voor één van de acht modules. Over de praktische organisatie van de cursussen is het volgende bekend. De groepsgrootte van de cursussen varieert van twaalf tot twintig deelnemers. De duur van het scholingsaanbod varieert van korte bijeenkomsten van een dagdeel, tot drie keer twee dagen met overnachting, tot acht keer een dagdeel. Cursussen worden veelal regionaal gegeven. De provinciale sportservice organisaties geven de cursus voor combinatiefunctionarissen in haar provincie. De sportopleidingsinsituten geven de cursus voor combinatiefunctionarissen in hun verzorgingsgebied. De cursus van Academie Sport en Beleid is niet regio gebonden; ze trekt cursisten uit heel Nederland.
35
In de curussen wordt steeds een combinatie van lesvormen gehanteerd. Klassikale uitleg over een onderwerp enerzijds en praktische toepassing ervan middels groepsopdrachten, groepsdiscussie en een persoonlijke opdracht anderzijds. Combinatiefunctionarissen geven de voorkeur aan korte praktijkgerichte cursussen die over een specifiek en herkenbaar onderwerp gaan. Er moet in die korte tijd wel diepgang geboden worden.
36
Resultaten E. Huidige bij- en nascholingspraktijk E1. Interviews coördinatoren van combinatiefunctionarissen E2. Interviews en online vragenlijst combinatiefunctionarissen E3. Conclusie huidige bij- en nascholingspraktijk De competentieontwikkelingsbehoefte is in kaart gebracht (zie Resultaten C), evenals het huidige bijen nascholingsaanbod op landelijk en regionaal niveau (Resultaten D). De vraag die hieronder beantwoord wordt, is van welke bij- en nascholingsmogelijkheden combinatiefunctionarissen daadwerkelijk gebruik maken. Er kan discrepantie zijn tussen de scholingswens en de daadwerkelijke bij- en nascholing die combinatiefunctionarissen volgen. E1. Interviews coördinatoren van combinatiefunctionarissen Uit de interviews blijkt dat als er binnen het team van combinatiefunctionarissen een behoefte aan bij- of nascholing ontstaat, dat ze veelal niet deelnemen aan een landelijke of regionale cursus. Wat veel vaker gebeurt, is dat binnen de organisatie naar een ervaringsdeskundige gezocht wordt en dat die persoon een incompany training verzorgt. Dat de scholingsbehoefte op deze manier wordt ingevuld, is een gevolg van het feit dat de coördinatoren van combinatiefunctionarissen over een beperkt scholingsbudget beschikken17. Ze vinden de ontwikkeling van hun medewerkers belangrijk, maar de cursussen moeten wel betaalbaar zijn. Externe cursussen zijn gezien het veelal beperkte scholingsbudget al snel te duur. Daarnaast geven meerdere coördinatoren aan dat externe cursussen niet voldoende toegespitst zijn op de werkpraktijk van combinatiefuntionarissen. Bij incompany scholing kan direct ingespeeld worden op de lokale situatie. Er kan ingespeeld worden op hoe de regeling in die gemeente is ingevuld. Of er kan ingegaan worden op ervaringen met bepaalde sportverenigingen of scholen in de gemeente. Samenhangend met het beperkte opleidingsbudget en de wens voor praktijkgerichte, specifieke en korte scholing, wordt op lokaal niveau ook vaak gekozen voor intervisietrajecten. Ook dit is een manier waarop veel coördinatoren de scholing voor hun combinatiefuntionarissen vormgeven. Intervisie vindt in sommige gemeenten plaats tijdens het werkoverleg. Combinatiefuntionarissen delen dan met elkaar waar ze mee bezig zijn, vragen elkaar om adviezen en leren van de aanpak van collega’s. In andere gemeenten vindt intervisie plaats tijdens speciaal daarvoor georganiseerde themabijeenkomsten. Ondanks het beperkte budget en de voorkeur voor incompany trainingen en intervisietrajecten, geeft een aantal teamleiders aan dat zij de voorkeur hebben voor bij- en nascholing door een HBOinstelling. Daar wordt een bepaalde waarde aan gehecht. Bovendien krijgen cursisten dan een landelijk erkend certificaat. Scholing in samenwerking met een HBO-instelling wordt beter gewaardeerd en is tegelijkertijd goedkoper dan bij een commerciële aanbieder.
17
Het geld in de regeling combinatiefuncties is bedoeld voor het salaris van de combinatiefunctionaris, en niet voor overige kosten, zoals begeleiding, werkplekken en scholing. Doordat de verantwoordelijkheid en financiering van bij- en nascholing niet goed is geregeld in de impuls, is er een beperkt scholingsbudget. Dit drukt de prijs die aanbieders van bij- en nascholing van cursisten kunnen vragen.
37
E2. Interviews en online vragenlijst combinatiefunctionarissen Een groot deel van de combinatiefunctionarissen krijgt de mogelijkheid om zich bij te scholen. Van de respondenten aan de online vragenlijst heeft 69% wel eens deelgenomen aan een themabijeenkomst of cursus. Wanneer het werkgeverschap van de combinatiefunctionaris bij een gemeente ligt, is het deelnamepercentage hoger dan wanneer een aan de gemeente of provincie gelieerde organisatie (zoals een sportservice organisatie) het werkgeverschap verzorgt (respectievelijk 77% en 66%). Op basis van de interviews en de online vragenlijst kan de huidige scholingspraktijk voor combinatiefunctionarissen verdeeld worden in vijf clusters. Landelijke netwerkdagen Combinatiefunctionarissen scholen zich bij via lezingen en netwerkbijeenkomsten waar ze de ervaringen van anderen horen. De landelijke kennisdag voor combinatiefunctionarissen biedt de mogelijkheid om te netwerken, en om kennis op te doen. En dat geldt ook voor de KVLO dagen, voor de landelijke dag lerende netwerken en voor de nationale kennisdag sport en bewegen (zie ook Resultaten G). Regionale bijeenkomsten Verschillende provinciale sportservice organisaties organiseren bijeenkomsten voor combinatiefunctionarissen. In de open vraag worden expliciet Sportservice Overijssel, Huis voor de Sport Limburg, Sportservice Noord Brabant en de provincie Drenthe genoemd. Net als de landelijke netwerkdagen zijn ook de regionale bijeenkomsten meer dan momenten waarop combinatiefunctionarissen met elkaar in contact komen. Ze bieden een vorm van scholing (zie ook Resultaten G). Bijeenkomsten binnen de organisatie Ook binnen de eigen organisatie kunnen combinatiefunctionarissen zich ontwikkelen en laten bijscholen. Het betreft hier voornamelijk intervisie bijeenkomsten. In sommige is het management daarbij aanwezig, in andere gevallen zijn het combinatiefunctionarissen onder elkaar. In deze bijeenkomsten, dat kan ook tijdens het werkoverleg zijn, coachen combinatiefunctionarissen elkaar, helpen zij elkaar bij problemen binnen de functie, en wisselen zij ideeën uit (zie ook Resultaten G). Sportspecifieke bijscholing Sportspecifieke combinatiefunctionarissen en combinatiefunctionarissen vereniging volgen ook sportspecifieke bijscholing. Zij volgen cursussen van sportbonden, behalen een trainerslicentie, of gaan naar sportspecifieke themabijeenkomsten. Landelijk en regionaal bijscholingsaanbod De laatste vorm van scholing voor combinatiefunctionarissen is het landelijk en regionaal bijscholingsaanbod, zoals ook beschreven in Resultaten D. Combinatiefunctionarissen noemen bijvoorbeeld de cursus voor combinatiefunctionarissen van een van de zes HBO-opleidingsinstituten, de opleiding combinatiefunctionaris van de Academie Sport en Beleid, en de cursus 'weet wie je bent,
38
ken je talent' die gegeven is door Kennispraktijk. Ook Calibris, BVM Sport18 en de bijscholing van Stroes en Van Gelder19 worden genoemd. De onderwerpen die in deze scholingsvormen aan bod komen zijn heel divers. Ze hebben met elkaar gemeen dat het praktijkgerichte bijeenkomsten zijn waar combinatiefunctionarissen concrete tips en inzichten opdoen over hoe zij deze functie in de praktijk in kunnen vullen. Uit de antwoorden van combinatiefunctionarissen op de open vraag ‘Wat zijn uw positieve ervaringen met deze themabijeenkomsten of cursussen?’ (zie Bijlage 2), blijken drie positieve aspecten van de huidige bij- en nascholingspraktijk: 1) Ideeën, inspiratie en inzichten: “Ervaringen delen met andere CF-en”. “Leren wat juist wel en niet werkt en hoe andere gemeente het doen”. “Elkaar aanvullen en elkaar tips geven of juist kritische vragen stellen waardoor je aan het denken wordt gezet”. “Dat je niet als enige op bepaalde problemen stuit is fijn om te weten. Samen dit oplossen is ook erg leuk om te doen.” 2) Kennis: verbreding, verrijking en delen van kennis. 3) Netwerken: “Vooral de netwerkfunctie is erg handig”. “Netwerken, praten met collega's”. “Mensen uit het werkveld ontmoeten”. “Het is fijn om met mensen te praten die hetzelfde doen”. Combinatiefunctionarissen hebben daarnaast ook negatieve ervaringen met de huidige bij- en nascholingspraktijk. De negatieve aspecten zijn als volgt te kenschetsen: 1) Te weinig toegespitst op de werkpraktijk van de combinatiefunctionaris: “Weinig concrete, uitgewerkte oplossingen”. “Het had meer combinatiefunctionaris gericht mogen zijn”. “Weinig concrete zaken om mee aan het werk te gaan”. “Niet specifiek genoeg, te algemeen”. “Betere afstemming op de behoefte van de CF”. 2) Te weinig vernieuwend, te weinig diepgang: “Inhoudelijk werd er niets aan nieuwe informatie toegevoegd.” “Weinig verdieping op inhoud”. “Geen vernieuwende informatie, inhoudelijk weinig diepgang”. “Weinig concrete leerervaringen”. “Veel van hetzelfde, na 2,5 jaar wil je een ander niveau”. “Het gaat vaak over hetzelfde. Meestal geen vernieuwende zaken”. “Er was weinig materiaal om mee naar huis te nemen”. 3) Te weinig toegespitst op de lokale situatie en invulling: “Niet vergelijkbaar met onze gemeente”, “Er zit veel verschil in de functie als Combinatiefunctionaris. In Drenthe is het absoluut niet te vergelijken met Amsterdam. De manier van werken voor sommige gemeentes is voor ons niet mogelijk. Dus sommige workshops zijn voor ons overbodig.” “Er zijn maar weinig CF's in de coördinerende variant.. vooral uitvoerend, dus weinig overeenkomsten”. “Soms slechte afstemming per sport of niveau van de CF”. “Inspelen op verschillende achtergronden, differentiëren naar niveau”. 4) Te weinig interactie: “Theoretische cursussen waarbij alleen maar informatie wordt gegeven en het wat betreft interactie eenrichtingsverkeer is.” “Ik zie graag dat er een moment van brainstormen of discussieruimte is”. “Meer interactie opleggen aan deelnemers zou een verbetering kunnen opleveren”. “Je leert nog meer als je ervaringen uit kan wisselen met degene die dezelfde functie uitoefent”. “De nadruk kan wat mij betreft nog meer op het uitwisselen van
18
BVM Sport – Beroepsvereniging voor managers in de sport – biedt de cursus ‘Combinatiefunctionaris in de sport’. Deze cursus bestaat uit 7 lessen van 3 uur (www.bvmsport.nl). 19 Wim van Gelder en Hans Stroes. Meer informatie is te vinden op www.in-beweging.net.
39
projecten en kennis”. Maar pas op, het moet niet doorslaan: “Veel cursussen verzanden in dezelfde structuur, jij als deelnemer moet kennis delen en kan geen extra kennis halen”. Naast deze inhoudelijke kritiek, bestaat er ontevredenheid over de locatie, duur en tijdstip van de bijscholingsmogelijkheden. 5) Locatie: “Lange reistijd”. “Soms grote afstand rijden naar locatie”. “Te ver reizen”. “Vaak ver weg waarvan ik werk”. “Er gaat veel reistijd in zitten”. “Veel verspreid door het land”. “Het werd niet in de buurt aangeboden”. Combinatiefunctionarissen gaan vermoedelijk liever naar bijeenkomsten en cursussen in de eigen provincie, bij de eigen sportservice of bij het dichtstbijzijnde HBOsportopleidingsinstituut. 6) Duur: “Duurt soms lang”. “Je bent soms wel een hele dag kwijt”. “Veel verloren tijd, te weinig tijd voor workshops”. “Te veel haast bij de workshops, op het moment dat het ‘los gaat’ is de workshop afgelopen”. “Duurt erg lang, liever afwisselen met actieve onderdelen”. 7) Tijdstip: “Onder werktijd soms moeilijk te plannen”. “Laat in de avond!!!”. “Laat op de avond is na een lange werkdag niet ideaal”. “Is altijd ’s avonds”. E3. Conclusie huidige bij- en nascholingspraktijk Bovenstaande resultaten geven antwoord op de deelvraag zoals gesteld op pagina 9: ‘Hoe wordt de scholing op lokaal niveau ingevuld, en welke eisen stellen de coördinatoren en combinatiefunctionarissen aan de scholing?’ Op lokaal niveau zijn er meer bij- en nascholingsvormen dan er in Resultaten D beschreven zijn. Het landelijke en regionale bij- en nascholingsaanbod is slechts één van de vormen. Daarnaast dragen landelijke netwerkdagen, regionale bijeenkomsten, bijeenkomsten binnen de organisatie (door een ervaringsdeskundige, of intervisietrajecten) en sportspecifieke bijscholingen bij aan de ontwikkeling van combinatiefunctionarissen. De verschillende bij- en nascholingsmogelijkheden worden gebruikt om ervaringen te delen, kennis uit te wisselen en te netwerken. De eisen die coördinatoren en combinatiefunctionarissen aan de scholing stellen, zijn af te leiden uit de positieve en negatieve ervaringen met het huidige scholingsaanbod. Ze eisen dat het aanbod praktijkgericht is, dat het toegespitst is op de lokale situatie en op het type combinatiefunctionaris en de bijbehorende werkzaamheden, dat het diepgang en nieuwe kennis biedt, en dat het mogelijkheden biedt voor interactie tussen cursisten. De praktische eisen zijn dat het aanbod regionaal georganiseerd wordt, dat de bijeenkomsten niet te kort en vluchtig zijn, maar ook niet te lang(dradig), dat de cursussen niet 's avonds gegeven worden, en dat de cursussen niet te duur zijn.
40
Resultaten F. Huidig opleidingsaanbod SM&O en ALO F1. Desk research SM&O F2. Desk research ALO F3. Conclusie huidig opleidingsaanbod SM&O en ALO Vanuit de competentieontwikkelingsbehoefte (Resultaten C) kan niet alleen gekeken worden naar de consequenties voor bij- en nascholing (Resultaten D en Resultaten E), maar ook naar de consequenties voor het huidige opleidingsaanbod binnen het Domein Bewegen, Sport en Voeding. Om later in dit rapport zinvolle aanbevelingen te kunnen doen, is het van belang te weten in hoeverre de competentieprofielen en competentieontwikkelingsbehoefte van combinatiefunctionarissen overeenkomen met de competenties die in de ALO- en SM&Oopleidingen aan bod komen. Dit deel van het rapport beschrijft de competenties waarover afgestudeerde ALO-ers en SM&O-ers (zouden moeten) beschikken. Mocht blijken dat er een verschil zit tussen de competenties waar ALO- en SM&O-studenten voor worden opgeleid en de beroepspraktijk van combinatiefunctionarissen, dan kunnen gerichte aanbevelingen gedaan worden om onderwijs en beroepspraktijk beter op elkaar aan te laten sluiten. *verwijderd*
41
42
Resultaten G. Netwerkmogelijkheden en netwerkbehoefte G1. Netwerkmogelijkheden G2. Interviews landelijke en regionale stakeholders G3. Interviews coördinatoren van combinatiefunctionarissen G4. Interviews en online vragenlijst combinatiefunctionarissen G5. Conclusie netwerkmogelijkheden en netwerkbehoefte G1. Netwerkmogelijkheden Er bestaan verschillende mogelijkheden voor combinatiefunctionarissen om te netwerken met collega's elders in het land. Er worden gelegenheden georganiseerd zoals landelijke en regionale kennisdagen voor combinatiefuncties. Ook kan er tijdens de landelijke KVLO dag, die voor alle vakleerkrachten bewegingsonderwijs georganiseerd wordt, contact gelegd worden met collega combinatiefunctionarissen (zie ook Resultaten E). Naast deze manieren waarop het face-to-face contact tussen combinatiefunctionarissen gefaciliteerd wordt, is er een online platform voor combinatiefunctionarissen en alle mensen die daarmee te maken hebben. Op Linkedin heeft Bas de Wit - coördinator van combinatiefunctionarissen in Haarlem - de groep ‘Combinatiefuncties’ opgericht. Deze groep heeft 429 leden (dd 23-02-2012). G2. Interviews landelijke en regionale stakeholders De landelijke en regionale stakeholders zijn het erover eens dat combinatiefunctionarissen behoefte hebben aan onderling contact. Het is van belang dat zij hun ervaringen delen, van elkaars successen leren, en kunnen sparren over deze unieke baan. Over de vorm waarin dit contact moet plaatsvinden, lopen de meningen van de landelijke en regionale stakeholders uiteen. Sommigen verwachten dat digitaal contact de veelal jonge combinatiefunctionarissen zal aanspreken. Anderen zeggen juist dat de groep ‘Combinatiefuncties’ op Linkedin niet veel door combinatiefunctionarissen gebruikt wordt, maar vooral door hun coördinatoren en door andere stakeholders. Zij zijn van mening dat het contact face-to-face moet plaatsvinden omdat dat de voorkeur van de combinatiefunctionarissen heeft. De landelijke en regionale stakeholders zijn het er over eens dat de Landelijke Kennisdag voor combinatiefunctionarissen (zoals op 8 december 2011) een goede mogelijkheid biedt voor het contact tussen combinatiefunctionarissen. Onderstaand zal blijken dat de meeste coördinatoren en combinatiefunctionarissen hier anders over denken. Een aantal van de landelijke en regionale stakeholders geeft aan dat (naast het organiseren van bijeenkomsten op landelijk niveau) het organiseren van contact tussen combinatiefunctionarissen op lokaal of regionaal niveau een oplossing kan bieden. Daarbij kan ook gekeken worden naar het leggen en onderhouden van contacten per type combinatiefunctionaris. G3. Interviews coördinatoren van combinatiefunctionarissen De coördinatoren zijn het erover eens dat contact tussen combinatiefunctionarissen noodzakelijk is. In ongeveer de helft van de gevallen is er een gezamenlijke werkplek voor de combinatiefunctionarissen. En in bijna alle gemeenten vindt er regelmatig overleg plaats tussen de combinatiefunctionarissen, waarin ze elkaars successen kunnen delen, vragen aan elkaar kunnen stellen en van elkaar kunnen leren. Over de landelijke kennisdag voor combinatiefunctionarissen zijn de meeste coördinatoren van mening dat dit een interessante dag is, maar niet om met het hele team naartoe te gaan. Daarvoor is 43
het te weinig praktijkgericht. De voorkeur gaat duidelijk uit naar lokaal contact tussen combinatiefunctionarissen, omdat zij in een vergelijkbare setting werken en meer van elkaar kunnen leren. Men is huiverig over het onderhouden van contact via digitale netwerken; Linkedin is niet interessant, werkt niet, of wordt niet gebruikt. Als er digitale netwerken voor combinatiefunctionarissen opgezet worden, dan moeten deze volgens hen per type combinatiefunctionaris gecreëerd worden, wil het succesvol kunnen zijn. G4. Interviews en online vragenlijst combinatiefunctionarissen Middels interviews en een online vragenlijst onder combinatiefunctionarissen is informatie verkregen over hun huidige onderlinge contacten en over hun netwerkbehoefte. Hieronder volgt een beschrijving van de resultaten van beide onderzoeksmethoden. Een aantal van de geïnterviewde combinatiefunctionarissen, evenals een aantal respondenten van de online vragenlijst, is op de Landelijke Kennisdag Combinatiefuncties geweest. De kennisdag wordt veelal beoordeeld als ‘te algemeen’. De dag biedt volgens de combinatiefunctionarissen weinig echt interessante inhoud. Er wordt te weinig de diepte ingegaan. Daarnaast is de informatie door het grote verschil in invulling van de functie niet altijd relevant. Het positieve aspect van de Nationale Kennisdag vinden de combinatiefunctionarissen het netwerken waardoor nieuwe kennis en ideeën kunnen worden opgedaan. Het vervullen van een functie als combinatiefunctionaris kan worden omschreven als solitaire baan en een pioniersfunctie. Hierdoor is behoefte aan contact met andere combinatiefunctionarissen. Zij willen weten waar andere combinatiefunctionarissen tegenaan gelopen zijn, en hoe zij dat opgelost hebben. Ze willen sparren om ideeën te ontwikkelen. En ze willen ook gewoon even lol hebben met elkaar en gezellig kletsen. Contact binnen de gemeente De interviews en de online vragenlijst hebben uitgewezen dat veel combinatiefunctionarissen regelmatig contact hebben met andere combinatiefunctionarissen binnen de eigen gemeente (82%). 13% geeft aan soms contact te hebben en 5% heeft dit contact niet. Aansluitend heeft meer dan een kwart (29%) van de respondenten behoefte aan meer contact met combinatiefunctionarissen uit de eigen gemeente. Het grootste gedeelte (71%) van de respondenten heeft dus aangegeven geen behoefte te hebben aan meer contact met combinatiefunctionarissen uit de eigen gemeente. Het is aannemelijk dat degenen die regelmatig contact hebben, geen behoefte hebben aan meer contact. En inderdaad, van hen geeft 78% aan geen behoefte te hebben aan meer contact. Echter, van de combinatiefunctionarissen die geen contact hebben, zegt eveneens het overgrote deel (79%) geen behoefte te hebben aan meer contact. Contact buiten de gemeente Naast het contact met combinatiefunctionarissen in de eigen gemeente, is ook gevraagd naar contact met combinatiefunctionarissen die in andere gemeenten werkzaam zijn. Dit type contact komt redelijk veel voor. Meer dan de helft (60%) van de respondenten heeft contact met combinatiefunctionarissen uit andere gemeenten. 12% heeft dit regelmatig en 48% soms. Een zelfde percentage (60%) geeft aan meer behoefte te hebben aan dit type contact. Wanneer wordt gekeken in hoeverre het huidige contact van invloed is op de behoefte tot meer contact, kan worden opgemerkt dat van degenen die geen contact hebben met 44
combinatiefunctionarissen uit andere gemeenten, de meesten (61%) behoefte hebben aan meer contact. Maar ook de combinatiefunctionarissen die al contact hebben met hun collega’s elders in het land, hebben de behoefte om dit contact te vergroten. Een enkele geïnterviewde combinatiefunctionaris gaf aan in zo’n unieke situatie te werken, dat er geen behoefte is aan contact met combinatiefunctionarissen elders. Contact per tranche Combinatiefunctionarissen zijn aangesteld in verschillende tranches. In de eerste twee tranche zitten voornamelijk de grotere gemeenten. In de latere twee voornamelijk kleinere gemeenten (zie ook Bijlage 3). In welke gemeente de combinatiefunctionaris werkzaam is, kan van invloed zijn op de mate van contact met andere combinatiefunctionarissen en de behoefte aan meer contact, zowel binnen als buiten de eigen gemeente. Wat opvalt, is dat meer dan een kwart (26%) van de combinatiefunctionarissen uit de 4e tranche geen contact heeft met collega’s binnen de eigen gemeente. Dit kan verklaard worden doordat de gemeenten uit de 4e tranche klein zijn en daardoor weinig fte combinatiefuncties hebben. Het is daardoor goed mogelijk dat de combinatiefunctionaris de enige is binnen zijn of haar gemeente. Wat verder opgemerkt kan worden, is dat het contact met combinatiefunctionarissen die in andere gemeenten werkzaam zijn, toeneemt wanneer de respondenten in een ‘latere’ tranche zitten. Van de respondenten uit de 1e tranche heeft 50% contact met combinatiefunctionarissen uit andere gemeenten. Voor respondenten uit de 2e tranche is dit 64%, voor de 3e tranche 81%, en voor respondenten uit de 4e tranche is dit weer 74%. In grotere gemeenten is meer contact met de directe collega’s en in kleinere gemeenten is er juist (noodgedwongen) meer contact met collega’s uit andere gemeenten. Degenen die al contact hebben met combinatiefunctionarissen elders in het land, hebben desondanks behoefte aan meer van dit soort contact. Per tranche wil respectievelijk 64%, 57%, 54% en 68% van hen meer contact buiten de gemeente. De mate van het hebben van contact met combinatiefunctionarissen die in andere gemeenten werkzaam zijn, is dus van invloed op de behoefte aan dit contact. Hoe lager het contact is, hoe groter de behoefte aan meer contact. Alleen de vierde tranche vormt hierop een uitzondering; mogelijk door het kleine aantal respondenten (n=19). Waar wil men het contact voor gebruiken? Ten slotte is aan de respondenten gevraagd waar zij het contact voor zouden willen gebruiken. Het kunnen delen en leren van ervaringen en successen wordt bijna door iedereen (96%) genoemd als doel van het contact. 78% geeft aan ook negatieve ervaringen te willen delen en van deze ervaringen van anderen te willen leren. Deze ervaringen (positief, dan wel negatief) worden concreet toegelicht: “Een van de grootste problemen die ik zou willen bespreken is het werven van de 12+doelgroep voor activiteiten in de wijk”, “Hoe maak ik mezelf bekend bij verenigingen en gemeente”, “Mijn aangepaste manier van rugby in de zaal”, “Inzetten van een buurtsportclub als sociaal bindmiddel in de wijk”, “Structuur binnen het waterpolo”, “Een buitensportclub voor jongens en een girlz only groep voor alleen meiden uit groep 5 en 6”. Wat verder veelvuldig wordt genoemd is dat ze het contact met andere combinatiefunctionarissen te willen gebruiken om vragen te stellen over zaken waar ze tegenaan lopen in het werk (50%). Combinatiefunctionarissen willen graag weten hoe er in andere gemeenten te werk wordt gegaan en hoe andere combinatiefunctionarissen bepaalde zaken aanpakken. 45
G5. Conclusie netwerkmogelijkheden en netwerkbehoefte De netwerkbehoefte loopt sterk uiteen tussen de landelijke en regionale stakeholders, de coördinatoren en de combinatiefunctionarissen zelf, maar deze behoefte is zeker aanwezig. Binnen de eigen gemeente is veel contact tussen combinatiefunctionarissen. De behoefte aan meer contact binnen de eigen gemeente is daardoor niet erg groot. Meer dan de helft van de respondenten uit de online vragenlijst heeft ook contact met combinatiefunctionarissen die in andere gemeenten werkzaam zijn. Van de respondenten geeft daarnaast 60% aan behoefte te hebben aan meer contact met combinatiefunctionarissen die in andere gemeenten werkzaam zijn, ongeacht of er al sprake is van contact. Er zijn verschillende argumenten voor de netwerkbehoefte van combinatiefunctionarissen. Er is aangegeven dat zij het contact met andere combinatiefunctionarissen willen gebruiken om zowel positieve als negatieve ervaringen te delen en van deze ervaringen te leren. Daarnaast geeft een groot deel aan vragen te willen stellen aan collega-combinatiefunctionarissen over zaken waar hij of zij tegenaan loopt.
46
Conclusies Er zijn permanent ontwikkelingen op de sportarbeidsmarkt. Een belangrijke ontwikkeling die de afgelopen jaren plaatsvond en nog een aantal jaren zal doorzetten, is de aanstelling van 2900 combinatiefunctionarissen. Een aanzienlijk deel hiervan is werkzaam in de sport. De Hogeschool van Amsterdam streeft ernaar om haar opleidingsaanbod zo goed mogelijk te laten aansluiten op de arbeidsmarkt. En het kenniscentrum Kennis is Kracht – onderdeel van het Domein Bewegen, Sport en Voeding – heeft als doel om bij- en nascholing aan te bieden die aansluit bij behoeften in het werkveld, om daarmee een bijdrage te leveren aan de professionalisering van nieuwe beroepsgroepen. In het kader van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de wens om hierbij aan te sluiten, was het doel van dit onderzoek om de competentieontwikkelingsbehoefte van combinatiefunctionarissen in kaart te brengen. Wanneer de competentieontwikkelingsbehoefte bekend is, kunnen aanbevelingen gedaan worden richting de ALO-opleiding, de SM&O-opleiding en KiK. Alhoewel het de bedoeling was om de competentieontwikkelingsbehoefte onder zowel de oude als de nieuwe impuls te onderzoeken, hebben de conclusies van dit onderzoek vooral betrekking op de oude impuls. Over de nieuwe impuls is op dit moment nog erg weinig bekend. Het is nog niet duidelijk welke gemeenten mee zullen doen, op welke terreinen zij voor de mogelijkheden tot verbreding zullen kiezen, en wat dat zal betekenen voor de benodigde competenties van de nog aan te stellen sportbuurtcoaches. Het landelijk beleid loopt daarin voor op het gemeentelijk beleid en de werkpraktijk. De nieuwe impuls – het programma ‘Sport en bewegen in de buurt’ – zal vermoedelijk pas in de loop van 2012 echt in werking treden. Ondanks het feit dat er over de gevolgen van de nieuwe impuls voor de competentieontwikkelingsbehoefte nog weinig concreets gezegd kan worden, biedt dit onderzoek interessante inzichten die ook relevant zijn voor de nieuwe impuls. Voor het beantwoorden van de deelvragen die in dit onderzoek centraal stonden, een korte kenschets van de combinatiefunctionaris. De meeste combinatiefunctionarissen zijn jong; het is voor hen hun eerste baan na het afronden van hun sportopleiding. Er is een kleinere groep oudere combinatiefunctionarissen die in het beroep gerold zijn via de vereniging of hun trainerslicenties. Kortweg zijn er vier typen combinatiefunctionarissen in de sport: de Combinatiefunctionaris Onderwijs en Sport (CFO), de Sportspecifieke combinatiefunctionaris (CFS), de Combinatiefunctionaris Vereniging (CFV) en de Combinatiefunctionaris Wijk (CFW). Het werkgeverschap van combinatiefunctionarissen ligt veelal bij aan de gemeente of de provincie gelieerde organisaties zoals sportservice organisaties. De onderzoeksvraag luidt: ‘Over welke competenties moet een combinatiefunctionaris beschikken, hoe ziet de competentieontwikkelingsbehoefte eruit, en in hoeverre is er en waaruit bestaat hun netwerkbehoefte?’ Deze vraag is opgeknipt in een aantal deelvragen. Elk van de deelvragen is in een apart hoofdstuk van dit rapport aan bod gekomen (Resultaten B tot en met Resultaten G). Hieronder zullen per deelvraag conclusies getrokken worden.
47
B. Over welke competenties moet de combinatiefunctionaris beschikken? Om verbindingen te maken tussen school, sport(vereniging) en de buurt? (oude impuls) Om in de buurt verbindingen te maken tussen de ongeorganiseerde en georganiseerde sport en zorg- en welzijnsinstellingen om volwassenen en ouderen meer te laten bewegen? (nieuwe impuls) Ondanks de verschillende typen combinatiefuncties in de sport, zijn er grote overeenkomsten in de competenties die zij in hun werk nodig hebben. Veelgenoemde competenties waar een combinatiefunctionaris over moet beschikken om het werk goed te kunnen doen, zijn: projectmatig werken, omgevingsbewustzijn, netwerken, creativiteit, proactief en ondernemend handelen, professionaliteit, communicatievaardigheden, didactische en pedagogische vaardigheden, flexibiliteit, en kennis van en hart voor de sport. Een groot deel van deze competenties zijn beroepsoverstijgend en komen niet alleen van pas als combinatiefunctionaris. De combinatie van al deze competenties binnen één functie, is wel uniek. Een combinatiefunctionaris moet een duizendpoot zijn die van alle markten thuis is. Naast de generieke competenties voor alle typen combinatiefuncties, zijn er ook accentverschillen waargenomen. De CFO moet veelal lesbevoegd zijn en moet in ieder geval over didactische en pedagogische vaardigheden beschikken. De CFS moet kennis van een specifieke sport hebben en moet trainingen en clinics kunnen geven. De CFV moet zich goed kunnen bewegen in het verenigingsleven. En de CFW moet met veel verschillende partners in de wijk kunnen samenwerken en om kunnen gaan met probleemjongeren in de wijk. Uit het onderzoek bleek verder dat er veelal een onderscheid gemaakt wordt tussen uitvoerende werkzaamheden van combinatiefunctionarissen en de competenties die daarvoor nodig zijn, en de coördinerende werkzaamheden van combinatiefunctionarissen en de competenties die daarvoor nodig zijn. Uitvoerende werkzaamheden zijn het geven van traingen, clinics en het organiseren van naschools sportaanbod. Bij coördinerende taken wordt gedoeld op promotie en marketing, het opzetten van een beleidsplan, het leggen van nieuwe contacten met scholen of verenigingen en het plannen en rapporteren van de eigen werkzaamheden. Met ingang van de nieuwe impuls zal het wijkgericht werken, het leggen van relaties met verschillende partijen, het communiceren op verschillende niveaus en het uitdragen van een visie op het werk als combinatiefunctionaris nog belangrijker worden dan in de oude impuls. Enkele aanvullende benodigde competenties zijn het omgaan met oudere doelgroepen, omgaan met commerciële sportaanbieders en het hebben van kennis over voeding en gezondheid. Ten slotte kan geconcludeerd worden dat er ondanks de veelzijdigheid van de invulling van de functie op lokaal niveau grote overeenstemming is over de competentieprofielen van combinatiefunctionarissen. C. Waar ligt de wens, behoefte of noodzaak voor competentieontwikkeling? • Volgens CF-en zelf, volgens CF-coördinatoren, en volgens regionale en landelijke stakeholders. • Zowel voor CF-en oude stijl (oude impuls) als voor CF-en nieuwe stijl (nieuwe impuls) *verwijderd*
48
D. Hoe ziet het landelijke en regionale bij- en nascholingsaanbod voor combinatiefunctionarissen eruit? • Welke organisaties bieden bij- en nascholing voor combinatiefunctionarissen? • Welke onderwerpen komen in de bestaande bij- en nascholing aan bod? • Hoe worden de cursussen georganiseerd? (groepsgrootte, duur, locatie, lesvormen) • Hoe wordt het landelijke en regionale bij- en nascholingsaanbod gewaardeerd? Verschillende organisaties bieden bij- en nascholing aan combinatiefunctionarissen. Academie Sport en Beleid, de zes HBO-sportopleidingsinstituten, Combiteam Utrecht en de verschillende provinciale sportservice organisaties zijn daar de belangrijkste van. Het aantal aanbieders doet vermoeden dat er ook al veel cursussen zijn gegeven, maar dat is niet het geval. Elke aanbieder heeft haar cursusaanbod slechts één of tweemaal gegeven. De inhoud van het landelijke en regionale bij- en nascholingsaanbod sluit behoorlijk goed aan bij de competentieontwikkelingsbehoefte. De onderwerpen die aan bod komen zijn dezelfde als die waar vraag naar is. Recentelijk is Combiteam Utrecht ingespeeld op twee onderwerpen die in het andere aanbod nog niet aan bod kwamen, namelijk het omgaan met kinderen met afwijkend gedrag, en het coachen van de groepsleerkracht. Wat betreft de praktische organisatie van bij- en nascholing wordt veelal gewerkt met groepen van ongeveer vijftien personen. Er worden verschillende lesvormen toegepast: van klassikaal, tot groepsopdrachten, tot rollenspellen, en opdrachten om thuis aan te werken. De duur van de cursussen loopt sterk uiteen: van drie maal twee dagen met een overnachting, tot acht maal een dagdeel, tot een korte workshop van een dagdeel. Ook de locatie van het huidige bij- en nascholingsaanbod wisselt – en lijkt sterker af te hangen van de locatie van de aanbieder, dan van de werkplek van de cursisten. Wat betreft de waardering van het landelijke en regionale bij- en nascholingsaanbod heeft de cursus van de HBO-sportopleidingsinstituten met de acht modules niet de voorkeur. Bijna alle combinatiefunctionarissen en hun coördinatoren geven de voorkeur aan kortere, op maat vormen van scholing. Het nadeel van de acht modules is dat slechts een deel van de modules interessant is, en een ander deel niet, omdat die competenties dan reeds verworven zijn. Dan kost de cursus relatief veel, omdat ook tijd en geld besteed wordt aan voor die persoon minder interessante onderwerpen. E. Hoe wordt de bij- en nascholing op lokaal niveau ingevuld, en welke eisen stellen de combinatiefunctionarissen en hun coördinatoren aan de bij- en nascholing? In de competentieontwikkelingsbehoefte wordt in de praktijk niet per definitie voorzien door gebruik te maken van het landelijk en regionaal bij- en nascholingsaanbod. In de praktijk blijkt dat dit slechts één van de scholingsvormen is. De andere vier zijn het bijwonen van landelijke netwerkdagen, het bezoeken van regionale themabijeenkomsten, het volgen van sportspecifieke bijscholing, en ten slotte het intern oplossen van de scholingsvraag. Dit laatste gebeurt het vaakst in verband met een beperkt scholingsbudget en het voordeel dat ingesprongen kan worden op specifieke vragen van combinatiefunctionarissen in de lokale context van scholen en sportverenigingen en gemeentelijk beleid. Interne scholing vindt plaats door ervaringsdeskundigen of door intervisietrajecten tussen combinatiefunctionarissen.
49
Positieve ervaringen die combinatiefunctionarissen hebben met de vijf vormen van bij- en nascholing zijn het delen van ervaringen uit de praktijk, het verrijken en verbreden van de kennis, en het contact leggen en onderhouden met andere combinatiefunctionarissen. De negatieve ervaringen met de huidige bij- en nascholingspraktijk zijn dat het: 1) te abstract en te weinig toegespitst is op de werkpraktijk van de combinatiefunctionaris, 2) te weinig inspeelt op de lokale situatie en de verschillende typen combinatiefunctionarissen, 3) niveau te laag is en er te weinig diepgang en vernieuwende kennis geboden wordt, en 4) te weinig interactiemogelijkheden biedt tussen de cursisten. Praktische bezwaren met huidige scholingsmogelijkheden zijn de locatie van de bijeenkomsten, de duur van de bijeenkomsten, en het tijdstip van de scholing in de avonden. F. Hoe ziet het opleidingsaanbod van het Domein Bewegen, Sport en Voeding eruit? • Tot welke competenties worden de SM&O-studenten opgeleid? • Tot welke competenties worden de ALO-studenten opgeleid? Zowel de ALO-opleiding als de SM&O-opleiding zijn geschikte vooropleidingen voor het werk als combinatiefunctionaris. Er zijn wel aanzienlijke verschillen tussen deze opleidingen en het type werkzaamheden waar ze het meest op aansluiten. Kortgezegd leidt de ALO gymdocenten op die ook aan de slag kunnen als CFO. De CFO is ‘gymdocent+’: de CFO verzorgt de gymles, maar is ook verantwoordelijk voor het naschoolse sportaanbod en legt contact met verenigingen die in het naschoolse aanbod clinics komen geven. Bij SM&O worden studenten opgeleid tot sportmanager of sportondernemer. Veelal komen de studenten in de profit sector terecht, maar ook in de non-profit sector is behoefte aan mensen met managementvaardigheden en ondernemende eigenschappen. Er is behoefte aan mensen die kansen zien en beleidsstukken kunnen schrijven en coördinerende taken kunnen verrichten zodat de kwantiteit en kwaliteit van het sportaanbod wordt verbeterd. De SM&O-opleiding is een goede voorbereiding op het werk als CFV en CFS. In beide opleidingen is enige aandacht voor het beroep van combinatiefunctionaris. Bij de ALO volgen studenten een stage buurt, sport en onderwijs. En bij SM&O wordt in vakken waar het actuele sportbeleid aan bod komt, ook verteld over de regeling combinatiefuncties. Gezien het grote arbeidsmarkt potentieel (2900 fte) is de aandacht echter beperkt. G. Hoe zien de netwerkmogelijkheden en netwerkbehoefte er onder combinatiefunctionarissen uit? • Is er contact met andere combinatiefunctionarissen? • Is er behoefte aan contact met andere combinatiefunctionarissen? • In welke vorm willen zij dat dat contact plaatsvindt? De meeste combinatiefunctionarissen hebben behoefte aan contact met andere combinatiefunctionarissen. Binnen de gemeente vindt veelal al voldoende contact plaats, maar er is veel minder contact met combinatiefunctionarissen die elders werkzaam zijn. Een groot deel van de combinatiefunctionarissen zou het contact met hen willen vergroten. Combinatiefunctionarissen willen samenkomen en willen discussiëren rond concrete en praktijkgerichte onderwerpen. Combinatiefunctionarissen geven aan vooral te willen netwerken om ideeën uit te wisselen en van elkaar te leren. Netwerken is dus geen doel op zich, maar een manier om bij te leren: het is een vorm van bij- en nascholing.
50
Gebruikte bronnen ALO (2010). Opleidingscompetenties ALO Amsterdam. September 2010. ALODO (2005). Gemeenschappelijke opleidingskwalificaties voor de lerarenopleidingen aan ALO’s en Sporthogescholen in Nederland. Academies voor Lichamelijke Opvoeding Directeuren Overleg (ALODO). Augustus 2005. ALODO (2007). Kwalificatieprofiel Sportmanager. Gemeenschappelijke opleidingskwalificaties Sportmanager. Uitgave van 6 HBO instituten voor opleiding tot Sportmanager. Den Haag. Mei 2007. ALODO (2010). Landelijke bijscholing voor de Combinatiefunctionaris. Programmavoorstel juli 2010. Appelman, Miriam (2011). Combinatiefunctie onderwijs en sport. Kansen voor het onderwijs en de sport! Onder redactie van Arko Sports Media. Jan Luiting Fonds: Zeist. Bok, Stefan (2011). De verenigingsbestuurder aan het woord. De inzet van de combinatiefunctionaris op de Amsterdamse sportvereniging. Bachelorscriptie Hogeschool van Amsterdam. In opdracht van Sportservice Amsterdam. Juli 2011. Calibris (2008). Servicedocument Combinatiefuncties. Vormgeven van een onderwijsaanbod ten behoeve van combinatiefuncties in het kader van de Brede School en dagarrangementen. Bunnik. Juni 2008. Haaren, P. van (2011). Studiehandleiding Minor Sport 2011-2012. Hogeschool van Amsterdam. Heijden, A. von, Leijenhorst, M., Beth, J., Kalmthout, J., Hilhorst, J. en Boers, E. (2011). Impuls lokaal bekeken: Meer en beter. Verdiepingsonderzoek naar effecten en processen van de inzet van combinatiefunctionarissen binnen zes eerste tranche gemeenten. In: Abstractboek Dag van het sportonderzoek 2011, p.37-38. Hogeschool van Amsterdam – Domein Bewegen, Sport en Voeding (2011). Aanvraag extra project in het kader van de resterende subsidie Levenlang Leren Amsterdam (L3A). Jacomine Ravensbergen, Pim de Vries. Juni 2011. Hogeschool van Amsterdam – Domein Bewegen, Sport en Voeding (2011). Brochure Sport, Management en Ondernemen. 2012-2013. Hogeschool van Amsterdam – Domein Bewegen, Sport en Voeding (2011). Brochure Academie voor Lichamelijke Opvoeding. 2012-2013. Kenniscentrum Kennis is Kracht (2011). Pilot project cursus Combinatiefunctionaris gemeente Amsterdam. Nils Swidde. November 2011. Knoppe, Merel (2009). Kwaliteit naast kwantiteit. Naar een scholingsplan voor Amsterdamse combinatiefunctionarissen. Bachelorscriptie Hogeschool van Amsterdam. In opdracht van Sportservice Amsterdam. Mei 2009. KVLO (2010). Beroepsprofiel leraar lichamelijke opvoeding. Door Hilde Bax, Gert van Driel, Frank Jansma en Henk van der Palen. Jan Luiting Fonds: Zeist. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2005). Tijd voor sport. Bewegen meedoen presteren. Den Haag. September 2005. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2006). Samen voor sport. Bewegen meedoen presteren. Uitvoeringsprogramma van de kabinetsnota Tijd voor sport. Den Haag. Mei 2006. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2007). De kracht van sport. Beleidsbrief Sport. Den Haag. Oktober 2007. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2008). Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs. Den Haag. Oktober 2008. 51
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011a). Sport en bewegen in Olympisch perspectief. Beleidsbrief Sport. Den Haag. Mei 2011. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011b). Sport en bewegen in de buurt. Uitvoeringsprogramma van Sport en bewegen in Olympisch perspectief. Den Haag. November 2011. SBM6 (2012). Beroepsprofiel Sportmanager. Concept. Onder embargo. 16 januari 2012. SGBO (2009). Monitor Impuls brede school, sport en cultuur. Rapportage 1-meting. Stand 1-10-2008 en verwachting per 1-1-2009. Den Haag. Maart 2009. SM&O (2011). SM&O productmatrix. Amsterdam. Mei 2011. Sport Bestuur en Management (2010). Combinatiefuncties veroveren langzaam sport- en cultuurland. Sport Bestuur en Management, februari/maart 2010, p.4-6. Sportlokaal (2008). Met de combinatiefunctie het land in. Sportlokaal, nr. 6, december 2008, p.16-17. Sportlokaal (2009). De eerste resultaten van de combinatiefuncties: Het glas half vol, of half leeg? Sportlokaal, nr. 2, april 2009, p.13-15. Sportlokaal (2009). De drive om te integreren en van elkaar te leren. Sportlokaal, nr. 3, juni 2009, p.21. Sportlokaal (2009). De brug tussen school, sportvereniging en gemeente. Sportlokaal, nr. 4, augustus 2009, p.28-29. Taskforce Combinatiefuncties (2008). Aan het werk met combinatiefuncties! Eindrapportage van de Taskforce Combinatiefuncties. Den Haag. Maart 2008. VBSchrift (2009). Invoering combinatiefuncties sport en cultuur voortvarend van start. Interview met André de Jeu, projectleider Impuls brede scholen, sport en cultuur. VBSchrift, februari 2009, p.10-11. VBSchrift (2010). Invoering combinatiefuncties verloopt nog niet volgens plan. Praktijkvoorbeelden gebundeld en aangeboden aan VWS-staatssecretaris Jet Bussemaker. VBSchrift, januari 2010, p.11-12. VBSchrift (2010). Invoering combinatiefuncties vraagt om lokaal maatwerk. Projectgroep Combifuncties ondersteunt de inzet van combinatiefunctionarissen binnen de school via informatieve regiobijeenkomsten. VBSchrift, september 2010, p.16-17. VSG (2008). Impuls brede scholen, sport en cultuur. Veelgestelde vragen. Den Haag. Maart 2008.
Sportbureau Alkmaar. SportX Combinatiefuncties - DVD SRO. De combinatiefunctionaris in Amersfoort - DVD
www.academiesportenbeleid.nl www.belastingdienst.nl www.brabantsport.nl www.bvmsport.nl www.combinatiefuncties.nl www.combifunctiesonderwijs.nl www.combinatieplanner.nl www.dbsv.hva.nl www.dehaagsehogeschool.nl 52
www.geldersesportfederatie.nl www.han.nl/opleidingen/cursus/combinatiefunctionaris-school-en-sport www.huisvoordesportgroningen.nl www.huisvoordesportlimburg.nl www.in-beweging.net www.kennispraktijk.nl www.kvlo.nl www.mulierinstituut.nl www.nisb.nl www.nocnsf.nl/combinatiefuncties www.sport.nl www.sport.amsterdam.nl www.sportalliantie.nl www.sportengemeenten.nl www.sportflevo.nl www.sportindebuurt.nl www.sportservicemiddennederland.nl www.sportservicenoordholland.nl www.sportserviceoverijssel.nl www.sportservicezuidholland.nl www.sportzeeland.nl www.vbs.nl www.windesheim.nl/werk-en-studie/opleidingen-en-cursussen/bewegen-ensport/combinatiefunctionaris-in-de-praktijk/
53
54
Bijlage 1 – Lijst van geïnterviewden Geïnterviewde personen en de organisaties waarvoor zij werken, op chronologische volgorde. Anneke von Heijden Sandra Meeuwsen Karin Horsting Ingrid Wijntjens Robert van der Hart Roland Rijshouwer Joris Bouwmeister Rianne de Groot Jarno Hillhorst Marja Leijenhorst Wendela Kuper Ellen Husman Madelon Beek Colette van den Heuvel Miriam Appelman Sjoerd van Tiel Marloes Kooij Dick van der Weide Lydia van Noord Don Koehorst Petra Bijsterbosch Jan Hardeman Tom Dokter Lisette van de Kieft Lars Koopman Martin Kuitert Robbert Bessems Laura Goudriaan Stephan Hoes
Mulier Instituut Soul Consult Sportinnovatie VSG Multitask ICT NOC*NSF VSG, ASB Sportbureau Alkmaar Kennispraktijk Kennispraktijk VWS OCW Almere Huis voor de Sport Limburg KVLO Sportservice Noord-Holland Sportservice Noord-Holland Sportservice Den Helder Sportservice Den Helder Sportservice Haarlemmermeer Gemeente Waterland SRO Amersfoort SRO Amersfoort SRO Amersfoort Gemeente Edam-Volendam Gemeente Edam-Volendam Sportpunt Houten Sportpunt Houten Welzijn Woerden
10-11-2011 17-11-2011 17-11-2011 22-11-2011 22-11-2011 24-11-2011 28-11-2011 29-11-2011 29-11-2011 29-11-2011 30-11-2011 30-11-2011 30-11-2011 1-12-2011 1-12-2011 5-12-2011 5-12-2011 5-12-2011 5-12-2011 5-12-2011 6-12-2011 7-12-2011 7-12-2011 7-12-2011 12-12-2011 12-12-2011 12-12-2011 12-12-2011 14-12-2011
Landelijke stakeholder x x x x x x x
Regionale stakeholder
CF-coördinator
CF
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
55
Landelijke stakeholder Rex von Winckelmann Sten Verleg Maarten van Geffen Ad Breedijk Hester van Putten Olga Megens Marloes Ludwig Arie Seekles Jos van de Ven Frans van Beurden Evelien van Ling Esther Voet Jorieke Loohuis Ceres van Gool Sebastiaan Klok Marieke Weusting Fadime Hodes Sylvia de Jong Olga Boogaers David van der Welle Michael ter Riet Brenda Zonneveld Deborah van Ham Mikke Leenders Mark Altenburg Paul Heldens Bas de Wit Sabine Terheggen Joanneke Jansen Rob Wolsleger
Stichting Werkgever Sportclubs Den Haag Stichting Werkgever Sportclubs Den Haag Haagse Hogeschool - Academie voor Sportstudies Sportservice Zaanstad Gemeente Uithoorn Sport Expertise Centrum Oss Globe en Via Nova Utrecht Stichting Sportservice Amsterdam Gemeente Tilburg Gemeente Tilburg Sportformule Eindhoven Gemeente Kampen Sportservice Overijssel Stichting Animo De Bilt Stichting Animo De Bilt Breda Actief MHC Fletiomare Sportinrichtingen Nieuwegein Sportservice M-NL, Gem. Utrechtse Heuvelrug Stichting Sportservice Amsterdam Talent in opleiding Almere Talent in opleiding Almere Sport Expertise Centrum Oss Sportformule Eindhoven KNVB - NOC*NSF Gemeente Nijmegen Sportsupport Haarlem Calibris Gemeente Arnhem Gemeente Rotterdam
19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 20-12-2011 20-12-2011 20-12-2011 20-12-2011 20-12-2011 20-12-2011 20-12-2011 21-12-2011 21-12-2011 21-12-2011 21-12-2011 21-12-2011 22-12-2011 22-12-2011 22-12-2011 22-12-2011 22-12-2011 22-12-2011 28-12-2011 4-1-2012 4-1-2012 5-1-2012 5-1-2012 9-1-2012 9-1-2012 Totaal
Regionale stakeholder
CF-coördinator x
CF x
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
13
5
18
x x 23
56
Bijlage 2 – Online vragenlijst combinatiefunctionarissen Via Questback, een tool om online vragenlijsten op te stellen en te versturen, zijn van 26 januari tot en met 12 februari kwantitatieve data verzameld. De vragenlijst is verstuurd naar 738 combinatiefunctionarissen. Deze combinatiefunctionarissen zijn opgespoord via google, linkedin, facebook, coördinatoren van combinatiefunctionarissen, en via het eigen netwerk. Voor het verzenden van de vragenlijst was niet bekend of deze lijst volledig actueel was, noch was van alle combinatiefunctionarissen een e-mail adres bekend - in dat geval is naar een algemeen e-mail adres gemaild of naar de coördinator. Verkeerde e-mailadressen: 64. De vragenlijst is ingevuld door 290 respondenten. De respons is hoog, namelijk 43%. (738-64 = 674) (290/674 * 100 = 43%) Van deze 290 respondenten waren 280 daadwerkelijk combinatiefunctionaris (97%). In de analyses zijn alleen de 280 respondenten betrokken die aangegeven hebben werkzaam te zijn als combinatiefunctionaris in de sport. Hieronder staat de volledige vragenlijst.
Enquête combinatiefunctionarissen - sportbuurtcoaches <
> De Hogeschool van Amsterdam doet onderzoek naar de competentieontwikkelingsbehoefte van combinatiefunctionarissen. De Hogeschool van Amsterdam zal in samenwerking met Sportservice Noord-Holland een scholingsaanbod ontwikkelen dat aansluit bij de scholingsbehoefte. Om deze in kaart te brengen, willen wij u vragen deze korte vragenlijst in te vullen. Het invullen duurt 5 á 10 minuten. Deelnemers aan dit onderzoek kunnen een gratis cursus van een dagdeel winnen! Alvast hartelijk dank voor uw medewerking. Bent u zelf geen combinatiefunctionaris maar coördinator, begeleider of teamleider van combinatiefunctionarissen, zou u dan zo vriendelijk willen zijn de link van de vragenlijst naar hen door te sturen? Hartelijk bedankt! <<einde inleidende tekst>> 1. Bent u werkzaam als Combinatiefunctionaris in de sport of Sportbuurtcoach? • Ja • Nee 2. Wat is uw geslacht? • Man • Vrouw 3. Wat is uw leeftijd? 57
• • • •
< 25 25-34 35-44 45+
4. Hoeveel jaren werkervaring heeft u in totaal? • 0-4 • 5-9 • 10-14 • 15+ <> In deze vragenlijst spreken we over Combinatiefunctionarissen. Hiermee doelen we ook op Sportbuurtcoaches en op andere functies die onder de regeling van Combinatiefuncties vallen. <<einde tussentekst>> 5. Hoeveel jaren werkervaring heeft u als Combinatiefunctionaris? • 0-2 • 3-4 • 5+ 6. In welke gemeente bent u werkzaam als Combinatiefunctionaris? 7. Welke opleiding(en) heeft u gevolgd? (meerdere antwoorden mogelijk) • MBO Sport en Bewegen; MBO Sport- en bewegingsleider; CIOS • HBO ALO; HBO Sport en bewegen; HBO Sport en bewegingseducatie. • HBO Sportmanagement; HBO Sport, management en ondernemen; HBO Sport, gezondheid en management; HBO Sporteconomie; HBO Sportmarketing. • Ik studeer nog, namelijk • Andere opleiding (of nog bezig met opleiding), namelijk 8. Voor welke organisatie werkt u? (De organisatie waarmee u overleg heeft over de inhoud van uw werkzaamheden en over scholingswensen) • Gemeente • Onderwijsinstelling • Sportvereniging • Organisatie gelieerd aan gemeente of provincie (sportbedrijf, sportbureau, sportservice) • Anders, namelijk 9. Welke organisatie is uw formele werkgever? (De organisatie waarmee u een arbeidscontract heeft) • Gemeente • Onderwijsinstelling • Sportvereniging 58
• •
Sportserviceorganisatie Anders, namelijk
10. Hoe noemt u uw functie als u zich voorstelt aan anderen? • Combinatiefunctionaris • Sportbuurtcoach • Jeugdsportcoördinator • Schoolsportcoördinator • Bewegingsconsulent • Anders, namelijk 11. Er zijn verschillende typen Combinatiefunctionarissen (CF). In welk type herkent u zichzelf het meest? • CF Onderwijs en Sport • CF Vereniging • CF Sportspecifiek (CF voetbal, CF hockey, CF tennis e.d.) • CF Wijk 12. Heeft u in uw functie als Combinatiefunctionaris wel eens deelgenomen aan een themabijeenkomst of cursus? • Ja • Nee 13. Waar gingen deze themabijeenkomsten of cursussen over? <> We willen graag weten hoe u op deze themabijeenkomsten of cursussen terugkijkt en vragen daarom naar uw positieve en negatieve ervaringen. <<einde tussentekst>> 14. Wat zijn uw positieve ervaringen met deze themabijeenkomsten of cursussen? 15. Wat zijn uw negatieve ervaringen met deze themabijeenkomsten of cursussen? Wat kon er volgens u beter?
59
*deel van vragenlijst verwijderd* <> De Hogeschool van Amsterdam en Sportservice Noord-Holland willen een beeld krijgen van het huidige contact en de netwerkbehoefte onder combinatiefunctionarissen. Daartoe stellen we u een aantal vragen. <<einde tussentekst>> 20. Heeft u contact met andere Combinatiefunctionarissen in de gemeente waar u werkzaam bent? • Ja, regelmatig • Ja, soms • Nee 21. Heeft u behoefte aan meer contact met Combinatiefunctionarissen in de gemeente waar u werkzaam bent? • Ja, online • Ja, elkaar ontmoeten • Ja, online en elkaar ontmoeten • Nee 22. Heeft u contact met Combinatiefunctionarissen die in andere gemeenten werkzaam zijn? • Ja, regelmatig • Ja, soms • Nee 23. Heeft u behoefte aan meer contact met Combinatiefunctionarissen die in andere gemeenten werkzaam zijn? • Ja, online • Ja, elkaar ontmoeten • Ja, online en elkaar ontmoeten • Nee 24. Met welke Combinatiefunctionarissen zou u in contact willen komen? (meerdere antwoorden mogelijk) • CF Onderwijs en Sport • CF Vereniging • CF Sportspecifiek • CF Wijk • •
Met Combinatiefunctionarissen die vooral coördinerende werkzaamheden verrichten Met Combinatiefunctionarissen die vooral uitvoerende werkzaamheden verrichten
• •
Met Combinatiefunctionarissen in dezelfde provincie als waar ik werkzaam ben Met Combinatiefunctionarissen in grote steden 60
• •
Met Combinatiefunctionarissen in kleine steden Met Combinatiefunctionarissen in dorpen
25. Waar wilt u het contact met andere Combinatiefunctionarissen voor gebruiken? (meerdere antwoorden mogelijk) • Delen van positieve ervaringen, successen • Delen van negatieve ervaringen, leerpunten • Leren van successen elders • Leren van negatieve ervaringen elders • Vragen stellen over zaken waar ik tegenaan loop in mijn werk • Samenwerkingsmogelijkheden verkennen • Gevoel van saamhorigheid creëren onder Combinatiefunctionarissen • Anders, namelijk 26. Als er een netwerk voor Combinatiefunctionarissen wordt opgezet (online of bijeenkomsten), wat zou u daar willen inbrengen? Welke successen wilt u delen met andere Combinatiefunctionarissen? Welke problemen zou u met hen willen bespreken? Hartelijk bedankt voor het invullen van deze enquête!
61
62
Bijlage 3 – Lijst van gemeenten die meedoen aan de impuls Er zijn 421 gemeenten in Nederland, 340 gemeenten doen mee aan de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur (B&M, 2011-04). Eerste tranche gemeenten – start 2008: Breda Amsterdam Deventer ’s-Gravenhage Dordrecht Rotterdam Eindhoven Utrecht Emmen Alkmaar Enschede Almelo Groningen Amersfoort Haarlem Arnhem
Heerlen Hengelo ‘s-Hertogenbosch Leeuwarden Leiden Lelystad Maastricht Nijmegen
Schiedam Sittard-Geleen Tilburg Venlo Zaanstad Zwolle
Bron: www.combinatiefuncties.nl
63
Tweede tranche gemeenten – start 2009: In 2009 zijn 86 gemeenten gestart met de uitvoering van de combinatiefuncties. Achter de gemeentenaam staat het tenminste aantal fte's dat een gemeente in 2012 gerealiseerd moet hebben (www.combinatiefuncties.nl) Almere – 32.7 fte Alphen aan den Rijn – 10.8 fte Anna Paulowna – 2,3 fte Apeldoorn – 22,4 fte Assen – 10,1 fte Beek – 2,3 fte Boarnsterhim – 3,1 fte Borsele - 3,7 fte Bronckhorst – 5,6 fte Capelle aan den IJssel – 9,3 fte Coevorden – 5,1 fte De Bilt – 6,2 fte De Wolden – 3,6 fte Delft – 10,9 fte Delfzijl – 3,8 fte Den Helder – 7,9 fte Edam-Volendam – 4,5 fte Ede – 17,4 fte Eemsmond – 2,5 fte Gemert-Bakel – 4,2 fte Gilze en Rijen – 3,8 fte Goedereede – 1,8 fte Goes – 5,1 fte Gouda – 11,0 fte Haarlemmermeer – 22,3 fte Hardenberg – 9,6 fte Harenkarspel – 2,6 fte Harlingen – 2,3 fte Heerenveen – 6,1 fte Heerhugowaard – 8,0 fte Hellendoorn – 5,4 fte Hellevoetsluis – 5,7 fte Helmond – 13,2 fte Heusden – 6,6 fte Hoorn – 10,3 fte Houten – 8,4 fte Hulst – 3,8 fte IJsselstein – 5,9 fte Kapelle – 2,0 fte Kerkrade – 5,3 fte Langedijk – 4,3 fte Leidschendam-Voorburg – 9,4 fte Losser – 3,2 fte
Stichtse Vecht (onderdeel Maarssen) – 5,8 fte Middelburg – 6,8 fte Niedorp – 2,0 fte Nieuwegein – 8,4 fte Nunspeet – 4,5 fte Oosterhout – 7,7 fte Oss (onderdeel Oss) – 11,3 fte Pijnacker-Nootdorp – 7,9 fte Purmerend – 11,5 fte Reimerswaal – 3,7 fte Rheden – 5,6 fte Ridderkerk – 5,6 fte Rijssen-Holten – 6,5 fte Rijswijk – 5,2 fte Roermond – 7,2 fte Roosendaal – 11,0 fte Schagen – 2,7 fte Schijndel – 3,4 fte Simpelveld – 1,4 fte Soest – 6,8 fte Spijkenisse – 10,4 fte Steenwijkerland – 6,6 fte Texel – 2,0 fte Tiel – 6,7 fte Tubbergen – 3,7 fte Twenterand – 5,5 fte Tynaarlo – 4,6 fte Uden – 6,1 fte Veenendaal – 10,4 fte Velsen – 10,2 fte Venray – 6,0 fte Vlaardingen – 9,4 fte Vlissingen – 5,8 fte Weert – 6,7 fte Wieringen – 1,2 fte Wieringermeer – 2,0 fte Wijchen – 6,2 fte Wijk bij Duurstede – 3,9 fte Woerden – 7,8 fte Zijpe – 1,7 fte Zoetermeer – 17,7 fte Zutphen – 7,0 fte
64
Derde tranche gemeenten – start 2010 In 2010 zijn 81 gemeenten gestart met de uitvoering van de combinatiefuncties. Achter de gemeentenaam staat het tenminste aantal fte's dat een gemeente in 2012 gerealiseerd moet hebben. (www.combinatiefuncties.nl) Aa en Hunze Aalsmeer Achtkarspelen Albrandswaard Barneveld Bedum Bergen (N-H) Bergen op Zoom Bernheze Best Binnenmaas Bladel Borger-Odoorn Borne Boxmeer Boxtel Bunschoten Buren Cuijk Culemborg Dalfsen Drechterland Eersel Geldermalsen Geldrop-Mierlo Goirle Gorinchem Halderberge Harderwijk Haren Heemstede Hendrik-Ido-Ambacht Hoogeveen Kampen Katwijk Krimpen aan den IJssel Landgraaf Lansingerland Leek Leerdam Leusden
3,6 fte 3,7 fte 4,4 fte 3,3 fte 9,5 fte 1,7 fte 4,1 fte 9,2 fte 2,9 fte 4,7 fte 4,0 fte 2,9 fte 3,7 fte 3,3 fte 4,5 fte 4,5 fte 3,4 fte 4,0 fte 3,7 fte 4,6 fte 4,4 fte 3,0 fte 2,7 fte 4,4 fte 5,5 fte 3,1 fte 5,0 fte 4,0 fte 6,6 fte 2,8 fte 3,7 fte 4,3 fte 8,0 fte 8,3 fte 10,1 fte 4,4 fte 4,8 fte 8,5 fte 2,9 fte 3,2 fte 4,4 fte
Loon op Zand Maassluis Meppel Middelharnis Noord Beveland Noordenveld Oisterwijk Olst en Wijhe Oostflakkee Putten Raalte Renkum Scherpenzeel Schinnen Schouwen-Duiveland Skarsterlân Sluis Smallingerland Súdwest Fryslân (onderdeel Sneek) Son en Breugel Stadskanaal Staphorst Terneuzen Teylingen Uithoorn Utrechtse Heuvelrug Valkenswaard Veere Vianen Voorschoten Werkendam Westland Wierden Wijdemeren Zaltbommel Zeist Zevenaar Zuidhorn Zundert Zwartewaterland
3,3 fte 4,4 fte 3,6 fte 2,7 fte 0,9 fte 4,5 fte 3,9 fte 2,7 fte 1,4 fte 3,8 fte 5,9 fte 4,3 fte 1,5 fte 1,8 fte 4,6 fte 4,3 fte 3,0 fte 8,3 fte 5,0 fte 2,4 fte 4,7 fte 3,3 fte 7,6 fte 5,8 fte 4,2 fte 7,2 fte 4,1 fte 3,3, fte 3,1 fte 3,4 fte 4,2 fte 15,8 fte 3,7 fte 3,5 fte 4,6 fte 8,6 fte 4,4 fte 3,2 fte 2,9 fte 4,2 fte
65
Vierde tranche gemeenten – start 2011 De volgende 130 gemeenten hebben de gemeentelijke verklaring ondertekend. Zij starten in 2011 met de uitvoering van de combinatiefuncties. Achter de gemeentenaam staat het tenminste aantal fte's dat een gemeente in 2012 gerealiseerd moet hebben. (www.combinatiefuncties.nl) Aalburg Alblasserdam Ameland Appingedam Baarle-Nassau Beemster Beesel Bellingwedde Bergeijk Bergen (L.) Berkelland Bernisse Bloemendaal Boekel Boskoop Brielle Brummen Brunssum Castricum Cranendonck Cromstrijen Dantumadiel Dongen Dongeradiel Druten Duiven Echt-Susteren Elburg Enkhuizen Ermelo Ferwerderadiel Gaasterlân-Sleat Gennep Giessenlanden Graafstroom Graft-De Rijp Grave Groesbeek Grootegast Gulpen-Wittem Haaren Haarlemmerliede c.a. Hattem Heemskerk Heerde Heeze-Leende Hilvarenbeek Hoogezand-Sappemeer Horst aan de Maas
2,19 fte 3,05 fte 1,00 fte 1,59 fte 0,79 fte 1,28 fte 1,97 fte 1,18 fte 2,81 fte 1,98 fte 6,77 fte 1,80 fte 3,37 fte 1,65 fte 2,52 fte 2,25 fte 3,13 fte 3,64 fte 5,30 fte 2,81 fte 1,86 fte 3,08 fte 3,77 fte 3,90 fte 2,89 fte 4,49 fte 4,07 fte 3,67 fte 2,56 fte 3,91 fte 1,41 fte 1,58 fte 2,33 fte 2,34 fte 1,89 fte 1,06 fte 1,95 fte 2,62 fte 2,10 fte 1,86 fte 2,17 fte 0,85 fte 1,81 fte 5,61 fte 2,67 fte 2,22 fte 2,45 fte 4,76 fte 6,27 fte
Mook en Middelaar Neder-Betuwe Nederlek Nederweert Nieuw-Lekkerland Nijkerk Noordoostpolder Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Oldambt Oldebroek Oostzaan Opmeer Ouder Amstel Oud Beijerland Ouderkerk Oudewater Peel en Maas Pekela Reusel-De Mierden Rhenen Rijnwoude Roerdalen Rotterdam (Rozenburg) Schiermonnikoog Schoonhoven Sint Anthonis Sint-Oedenrode Sliedrecht Slochteren Steenbergen Stichtse Vecht (excl. Maarssen in 2e tranche) Strijen Súdwest Fryslân (excl. Sneek in 3e tranche) Ten Boer Terschelling Tholen Tytsjerksteradiel Ubbergen Vaals Valkenburg aan de Geul Veendam Veldhoven Vlieland Vlist Voerendaal
1,22 fte 4,25 fte 2,16 fte 2,46 fte 1,87 fte 6,29 fte 7,88 fte 3,22 fte 2,26 fte 3,46 fte 5,20 fte 3,72 fte 1,44 fte 1,89 fte 1,96 fte 3,81 fte 1,34 fte 1,61 fte 6,47 fte 1,87 fte 1,80 fte 2,89 fte 2,89 fte 2,67 fte 1,73 fte 1,00 fte 1,82 fte 1,93 fte 2,70 fte 3,56 fte 2,31 fte 3,29 fte 3,60 fte 1,35 fte 7,70 fte 1,24 fte 1,00 fte 4,27 fte 4,90 fte 1,28 fte 1,14 fte 2,00 fte 3,86 fte 6,22 fte 1,00 fte 1,56 fte 1,67 fte
66
Kaag en Braassem Landerd Landsmeer Lemsterland Liesveld Lingewaal Lingewaard Lochem Loppersum Maasdonk Maasgouw Eijsden-Margraten Marum Menterwolde Mill en Sint Hubert Montferland Montfoort
3,94 fte 2,32 fte 1,49 fte 2,08 fte 1,74 fte 1,74 fte 6,87 fte 4,63 fte 1,62 fte 1,87 fte 3,11 fte 1,97 fte 1,64 fte 1,83 fte 1,67 fte 5,14 fte 2,32 fte
Vught Waalre Wageningen Waterland Weesp West Maas en Waal Westerveld Westervoort Westvoorne Woensdrecht Wormerland Woudrichem Zandvoort Zeevang Zeewolde Zwijndrecht
3,82 fte 2,59 fte 4,07 fte 2,49 fte 2,27 fte 2,70 fte 2,59 fte 2,46 fte 1,91 fte 2,87 fte 2,42 fte 2,24 fte 1,92 fte 1,02 fte 4,02 fte 6,13 fte
67
68
Bijlage 4 - Competentieprofielen Bijlage 4.1 Competentiemodel (Taskforce Combinatiefuncties, 2008)
Bijlage 4.2 Competentieontwikkelingsmodel cursus Academie Sport en Beleid
69