Pr eventie e n w e t g e v i n g
Focus op elektrische installaties 2013/2
Inhoud 1
2
3
Wettelijk kader
............................................................................................................................................................................................................................
1.1
Referentie
1.2
Historiek
1.3
KB Elektrische installaties
5
.........................................................................................................................................................................................................................
5
............................................................................................................................................................................................................................
5
...................................................................................................................................................................................
7
Krachtlijnen .................................................................................................................................................................................................................................... 9 2.1
Definities en toepassingsgebied
2.2
Verplichtingen voor de werkgever
Bijkomende informatie
..................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................
......................................................................................................................................................................................................
3.1
Literatuurreferenties
3.2
Interessante websites
Focus op elektrische installaties
9 9
15
.............................................................................................................................................................................................
15
...........................................................................................................................................................................................
15
3
1 Wettelijk kader 1.1
Referentie
De belangrijkste bepalingen over elektrische installaties zijn terug te vinden in het KB van 4 december 2012 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaatsen (BS van 21 december 2012) (KB Elektrische installaties). Deze bepalingen zijn ondergebracht in Titel III Arbeidsplaatsen van de Codex welzijn op het werk, m.n. in hoofdstuk 2 Elektrische installaties.
1.2
Historiek
De regelgeving over elektrische installaties staat verspreid over het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, het Algemeen Reglement op de Elektrische installaties en de Codex welzijn op het werk.
1.2.1 ARAB In het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) zijn de bepalingen over elektrische installaties opgenomen in titel III Bijzondere bepalingen toepasselijk in zekere nijverheidstakken, hoofdstuk 1 Toestellen, installaties, arbeidsprocédés, gemeen aan verscheidene nijverheidstakken, Afdeling I Elektrische installaties. Het gaat om de artikelen 184 tot 266bis. De artikelen leggen eisen op voor elektrische installaties op de arbeidsplaats. Deze eisen zijn momenteel enkel nog gedurende een overgangsperiode van toepassing op oude installaties. Want, met het verschijnen van het Algemeen Reglement op de Elektrische installaties (AREI) en de KB’s Elektrische installaties gelden de ARAB-bepalingen enkel nog voor de installaties waarop de recentere bepalingen (nog) niet van toepassing zijn (zie hierna).
1.2.2 AREI Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI) is ontstaan uit het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB). Omdat de bepalingen uit Titel III verouderd waren, werd besloten om een apart reglement met voorschriften in te voeren waaraan Belgisch elektrisch materieel en elektrische installaties moesten voldoen. Het AREI werd bindend verklaard door twee koninklijke besluiten: - het KB van 10 maart 1981 waarbij het AREI bindend wordt verklaard voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie (BS van 29 april 1981); - het KB van 2 september 1981 waarbij het AREI bindend wordt verklaard op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het ARAB (BS van 30 september 1981). De AREI bepalingen gelden echter enkel voor ‘nieuwe’ elektrische installaties, d.w.z. voor installaties die dateren van na 1981 en voor belangrijke wijzigingen aan bestaande installaties. Bovendien gelden de AREI bepalingen ook voor alle installaties, dus niet enkel voor deze op de werkplek. Voor elektrische installaties op het werk die dateerden van vóór 1981 bleven dus ook na het verschijnen van het AREI de ARAB-bepalingen van toepassing. Deze situatie wijzigde met het verschijnen van het KB uit 2008. Focus op elektrische installaties
5
Kader 1 - Toepassingsgebied van het AREI Art. 1. Toepassingsgebied. 01. Algemene voorwaarden De voorschriften van dit reglement gelden voor alle elektrische installaties bestemd voor productie, omvorming, transport, verdeling of gebruik van elektrische energie voor zover de nominale frequentie van de stroom niet groter is dan 10.000 Hz. 02. Uitzonderingen Deze voorschriften gelden niet: - voor vaste installaties eigen aan elektrische tractie van spoorwegen, (...); - voor installaties ontworpen of uitgebaat door de militaire overheid; - voor signalisatie-installaties van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen; - voor telecommunicatie-installaties verwezenlijkt ten behoeve van: a. de Regie van Telegrafie en Telefonie; b. de defensie van het land; c. de administraties en organismen van openbaar nut door de Staat belast met het beheer en de uitbating van installaties voor grote waterwegen, grote wegen, (...); - voor installaties op zeeschepen, vissersvaartuigen en binnenschepen; - voor installaties voor luchtnavigatie, (...); - voor de elektrische uitrusting die noodzakelijk is voor het in het verkeer brengen van motorvoertuigen (auto’s, motoren, vrachtwagens, landbouwvoertuigen ...); - voor ondergrondse installaties en (...); - voor installaties voor informatica, voor gegevensverwerking, voor teletransmissieinstallaties van elektriciteitsproducenten en uitbaters en voor elk ander systeem van gegevensoverbrenging. Deze installaties en systemen moeten echter beantwoorden aan de regels van goed vakmanschap. (...); - voor installaties voor teledistributie.
1.2.3 KB Elektrische installaties uit 2008 Het KB van 2 juni 2008 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 juni 2008, legt de minimale voorschriften vast inzake veiligheid voor oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen. Het KB werd ingevoerd in de Codex welzijn op het werk titel III: Arbeidsplaatsen, Hoofdstuk 2: Nutsvoorzieningen, Afdeling I: Elektrische installaties. Dit KB van 2008 is bij de verschijning van het KB Elektrische installaties volledig opgeheven. Toepassingsgebied Het KB uit 2008 was enkel van toepassing op bepaalde ‘oude’ elektrische installaties op arbeidsplaatsen. ‘Oude’ betekende in dit geval dat het om installaties ging die dateren van vóór de toepassing van het AREI. Dit zijn installaties waarvan de bouw startte vóór 1 oktober 1981 en die na deze datum geen belangrijke wijzigingen of uitbreidingen hebben ondergaan. Voor werkgevers die toen over een elektrische dienst met gewaarschuwde of bevoegde personen (codes BA4 of BA5) beschikten, was deze spildatum 1 oktober 1983 in plaats van 1 oktober 1981. Dit toepassingsgebied is in het KB Elektrische installaties overgenomen als definitie van een oude installatie. Inhoud Het uitgangspunt van dit KB was om een gelijkwaardig beschermingsniveau te voorzien voor oude installaties als voor de nieuwe installaties. Het KB legde de verplichting op van een risicoanalyse en voorzag tevens in periodieke controles (om de vijf jaar voor laagspanningsinstallaties en jaarlijks voor de hoogspanningsinstallaties, voor de installaties in explosiegevaarlijke omgevingen, en voor de tijdelijke of mobiele installaties). Ook de verplichting om een dossier op te stellen voor elke elektrische installatie is opgenomen in dit KB. Overgangstermijn Het KB trad op 29 juni 2008 in werking met een overgangstermijn van vijf jaar (tot 29 juni 2013) om te voldoen aan de bepalingen van het KB. In de overgangsperiode bleven de ARAB-artikels van toepassing voor deze oude installaties. 6
Focus op elektrische installaties
1.3
KB Elektrische installaties
Op 21 december 2012 werd het koninklijk besluit van 4 december 2012 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaatsen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dit besluit heft het KB van 2 juni 2008 op. De bepalingen krijgen een nieuwe plaats in de Codex welzijn op het werk. Ze zijn niet meer verzameld in een afdeling maar vormen een apart hoofdstuk (Hoofdstuk 2 - Elektrische installaties) in Titel III (Arbeidsplaatsen). Toepassingsgebied Dit besluit geldt voor alle elektrische installaties op arbeidsplaatsen zowel voor ‘oude’ als voor ‘nieuwe’ installaties (zie 2.1 voor de definities). Inhoud Net zoals het besluit van 2008 legt dit KB aan de werkgevers de verplichting op om een risicoanalyse uit te voeren. Op basis van deze analyse moeten ze de nodige preventiemaatregelen nemen om de werknemers een doeltreffende bescherming te garanderen. De uitvoering van elke elektrische installatie op arbeidsplaatsen moet minstens voldoen aan de bepalingen van het AREI (minimale voorschriften). Voor oude installaties kan hiervan afgeweken worden, maar ze moeten beantwoorden aan de voorwaarden die vermeld staan in bijlage I van het besluit (Minimale voorschriften betreffende de uitvoering van de elektrische installatie). In deze bijlage werd de inhoud van de afdeling IV van het vorige KB van 2 juni 2008 overgenomen. Daarnaast bevat het KB nog bepalingen over de controle van elektrische installaties, over de opleiding en bekwaamheid van de personen die werken aan de installaties en over de documentatie. Overgangstermijnen De overgangstermijnen zijn verlengd t.o.v. het KB uit 2008. Elke oude elektrische installatie moet uiterlijk op 31 december 2014 voldoen aan de bepalingen van de afdeling II (de risicoanalyse en de preventiemaatregelen) en uiterlijk op 31 december 2016 aan de bepalingen van de artikelen 8 en 9 (betreffende de uitvoering van de elektrische installatie). Wat de uitvoering van de elektrische installatie betreft, is het de werkgever echter toegestaan om de termijn met maximum 2 jaar te overschrijden (dus tot 31 december 2018) indien een gedetailleerd uitvoeringsplan wordt opgesteld met advies van de preventieadviseur en het Comité. In dit uitvoeringsplan moeten onder andere de redenen voor het uitstel, eventuele tussenstappen en de uiterste datum van uitvoering opgenomen worden. Zolang de elektrische installatie niet voldoet aan de bepalingen van de artikelen 8 en 9, moet zij wel blijven beantwoorden aan de bepalingen van het ARAB (art. 184 e.v.). Structuur Het KB Elektrische installaties vormt hoofdstuk 2 Elektrische installaties in Titel III Arbeidsplaatsen van de Codex welzijn op het werk . Tabel 1 - Structuur en inhoud van het KB Elektrische installaties (Codex, titel III, hfst 2) Afdeling
Artikels
Inhoud
1 2 3 4 5 6 7 8 Bijlage 1 Bijlage 2
1-3 4-6 7-9 10-11 12-17 18-21 22 23
toepassingsgebied en definities risicobeoordeling en algemene preventiemaatregelen minimale voorschriften betreffende de uitvoering werkzaamheden controles bekwaamheid, opleiding en instructies documentatie slotbepalingen minimale voorschriften betreffende de uitvoering van de elektrische installatie inhoud van de documentatie
Focus op elektrische installaties
7
2 Krachtlijnen Het is aan de werkgever om de veiligheid en gezondheid van de werknemers te beschermen. Het voorzien van veilige elektrische installaties en ervoor zorgen dat de werkzaamheden aan deze installaties in alle veiligheid kunnen uitgevoerd worden, maakt daar deel van uit.
2.1
Definities en toepassingsgebied
Het KB Elektrische installaties (art. 2) geeft aan dat de bepalingen van toepassing zijn op alle elektrische installaties, ongeacht of het om oude of nieuwe installaties gaat. Het gaat met name om de elektrische installaties die bestemd zijn voor productie, omvorming, transport, verdeling of gebruik van elektrische energie, voor zover de nominale frequentie van de stroom niet groter is dan 10 000 Hz, gelegen in gebouwen of op de terreinen van de onderneming of de inrichting van een werkgever. Het begrip inrichting duidt op de geografisch afgebakende plaats die deel uitmaakt van een onderneming of een instelling, en die onder de verantwoordelijkheid valt van een werkgever die er zelf werknemers tewerkstelt. Deze omschrijving omvat dus ook installaties in open lucht. Hierbij moet opgemerkt worden dat de bepalingen van toepassing zijn op alle elektrische installaties op het werk. Op alle ‘oude’ en op alle ‘nieuwe’ maar ook op deze die uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van het AREI (zie de uitzonderingen op het toepassingsgebied van het AREI in kader 1) aangezien deze uitzonderingen niet zijn hernomen in het KB Elektrische installaties. De bepalingen inzake de uitvoering van de elektrische installaties (artikels 7 en 8) zijn evenwel niet van toepassing op installaties die uitgesloten zijn van het AREI-toepassingsgebied (art. 9). Aangezien het KB specifieke bepalingen bevat voor oude elektrische installaties, zijn deze omschreven op basis van een welomschreven definitie (art. 3). Deze definitie is gelijklopend aan het toepassingsgebied van het oude KB van 2008. Een oude elektrische installatie is een elektrische installatie, waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen: a) ten laatste op 1 oktober 1981 voor de elektrische installaties van de inrichtingen die geen elektriciteitsdienst hebben die bestaat uit gewaarschuwde of bevoegde personen die beschikken over de bekwaamheden gekenmerkt door de code BA 4 of BA 5, zoals bepaald in artikel 47 van het AREI; b) ten laatste op 1 januari 1983 voor de andere installaties.
2.2
Verplichtingen voor de werkgever
Het KB elektrische installaties legt verscheidene verplichtingen op aan de werkgever. Het is aan de werkgever om ervoor te zorgen dat de elektrische installaties op het werk geen risico inhouden voor de werknemers. De verplichtingen omvatten: - een risicoanalyse uitvoeren; - de nodige preventiemaatregelen nemen; - ervoor zorgen dat de uitvoering van de installatie beantwoordt aan de minimale voorschriften; - controles organiseren; - voorzien in de opleiding en de bekwaamheid van de werknemers; - een documentatie opstellen.
Focus op elektrische installaties
9
2.2.1 Risicoanalyse De werkgever moet een risicoanalyse uitvoeren van de elektrische installaties. Dit kadert tevens in de algemene principes van het dynamisch risicobeheersingsysteem (KB Beleid). Voor het uitvoeren van een risicoanalyse op de elektrische installaties somt het besluit de verschillende risico’s op die moeten opgespoord en geëvalueerd worden. Voor het maken van de evaluatie moet er rekening gehouden worden met aspecten zoals: - de spanningsgebieden; - de absolute conventionele grensspanning en de relatieve conventionele grensspanning; - het systeem van de aardverbindingen; - de uitwendige invloeden; - de eventuele inplanting van de elektrische installatie in een exclusieve ruimte van de elektrische dienst zoals bedoeld door het AREI; - de eventueel aanwezige andere factoren die de ernst van de risico’s kunnen beïnvloeden (bv. de aanwezigheid van andere elektrische of niet elektrische installaties en vreemde geleidende delen). Kader 2 - Opsomming van de risico’s die opgespoord en geëvalueerd moeten worden voor de elektrische installaties 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
de risico’s voor elektrische schokken door rechtstreekse aanraking; de risico’s voor elektrische schokken door onrechtstreekse aanraking; de risico’s te wijten aan ontladingen en lichtbogen; de risico’s te wijten aan potentiaalspreiding; de risico’s te wijten aan ophoping van energie, zoals in condensatoren; de risico’s te wijten aan overspanningen ten gevolge van inzonderheid, fouten die kunnen ontstaan tussen actieve delen op kringen op verschillende spanning, van het schakelen en van atmosferische ontladingen; de risico’s voor oververhitting, brandwonden, brand en ontploffing, veroorzaakt door de elektrische uitrusting; de risico’s te wijten aan overstromen; de risico’s te wijten aan een spanningsdaling en het wederopkomen van de spanning; de risico’s inherent aan het gebruik van elektrische energie en de werkzaamheden aan elektrische installaties; de niet elektrische risico’s die te wijten kunnen zijn aan een fout of een slecht functioneren van een elektrische uitrustingscomponent, zoals stuurorganen of stuurstroombanen.
KB Elektrische installaties, art. 4 Voor ‘oude’ elektrische installaties is er een overgangstermijn voorzien tot 31 december 2014 om zich in regel te stellen met de verplichtingen inzake risicoanalyse.
2.2.2 Preventiemaatregelen De risicoanalyse vormt de basis voor het nemen van de gepaste preventiemaatregelen. Een doeltreffende bescherming van de werknemers tegen de risico’s van elektriciteit staat daarbij voorop. Bij het bepalen van de preventiemaatregelen moet de werkgever ook rekening houden met de bepalingen van het KB arbeidsmiddelen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden aan de elektrische installaties moet de werkgever ervoor zorgen dat deze uitgevoerd worden volgens de bepalingen die opgesomd staan in het AREI, artikelen 192 tot 197 en 266 (KB Elektrische installaties, art. 10). Deze AREI-artikelen behelzen: - art. 192: Te nemen voorzorgsmaatregelen bij werken in de nabijheid van luchtlijnen en ondergrondse kabels; - art. 193-195: Richtlijnen voor de uitvoering van het plaatsingswerk van de lijn of van de kabels (kennisgeving van de uitvoering van een werk, uitvoeringswijzen en controle); - art. 196: Tijdelijk buiten spanning zetten - tijdelijk wegnemen; - art. 197: Ongevallen. 10
Focus op elektrische installaties
Artikel 266 is een centraal artikel in het AREI aangezien het de preventiemaatregelen opsomt die gelden bij het werken aan elektrische installaties. Het is een uitgebreid artikel dat de verschillende maatregelen vastlegt in functie van de soorten werkzaamheden (zie kader 3).
Kader 3 – AREI artikel 266: voorschriften voor het uitvoeren van werkzaamheden op elektrische installaties1 Artikel 266 van het AREI bevat voorschriften die van toepassing zijn op alle werkzaamheden die aan, met of in de omgeving van elektrische installaties worden uitgevoerd. De tekst is gebaseerd op de Europese norm EN 50110. Verschillende soorten werkzaamheden Art. 266 maakt een onderscheid tussen de verschillende soorten werkzaamheden die aan en bij een elektrische installatie kunnen plaatsvinden: - elektrische werkzaamheden, bv. vervanging van een onderdeel, onderhoud van een machine, ...; - niet-elektrische werkzaamheden, bv. schilderwerken in de buurt van de machine, ...; - exploitatiewerkzaamheden, bv. de bediening en de controle van een elektrische installatie. Verder is er een opdeling tussen: - werken onder spanning, een zone onder spanning van de elektrische installatie aanraken of binnendringen; - werken buiten spanning, de elektrische installatie staat niet onder spanning en er is dus geen elektriciteitsrisico; - werken in de nabijheid van delen onder spanning, werkzaamheden waarbij een persoon in de nabijheidszone binnendringt, hetzij met een lichaamsdeel, hetzij met arbeidsmiddelen en uitrustingen, zonder evenwel in de zone onder spanning binnen te dringen. De afstanden die de grenzen van de zones onder spanning en de nabijheidszones bepalen worden in tabellen weergegeven. Werken onder spanning In principe worden de werkzaamheden buiten spanning uitgevoerd. Werken onder spanning mag slechts als aan drie voorwaarden voldaan is: - de kenmerken van de elektrische installatie moeten het toestaan; - er moet een aangepaste werkmethode worden toegepast; - de noodwendigheid vereist het. Werkverantwoordelijke en installatieverantwoordelijke De ‘werkverantwoordelijke’ heeft de leiding van de werkzaamheden, terwijl de ‘installatieverantwoordelijke’ voor de exploitatie van de elektrische installaties instaat. Beide functies kunnen door één persoon uitgeoefend worden. De werkverantwoordelijke en installatieverantwoordelijke treffen in overleg schikkingen om de veiligheid van de werkzaamheden te verzekeren. Zo moeten de werknemers voor aanvang van de werkzaamheden op de hoogte zijn van alle instructies. Het is de taak van de werkverantwoordelijke om de installatieverantwoordelijke op de hoogte te brengen van de aard, de plaats en de planning van de voorziene werkzaamheden en de gevolgen daarvan voor de elektrische installatie(s). Vooraf: risicobeoordeling Als basisprincipe geldt dat alle werkzaamheden moeten voorafgegaan worden door een risicobeoordeling. Die laat toe te bepalen hoe de werkzaamheden moeten voorbereid en uitgevoerd worden om de veiligheid te waarborgen. Voor exploitatiewerkzaamheden of regelmatig weerkerende werkzaamheden die onder dezelfde omstandigheden verlopen volstaat een algemeen geschreven procedure gebaseerd op een risicobeoordeling. Het artikel beschrijft de minimale werkprocedures voor alle soorten werkzaamheden. Het resultaat van de risicobeoordeling zal mee bepalend zijn om eventuele bijkomende maatregelen te treffen om de veiligheid te verzekeren. 1 Artikel 266 is grondig gewijzigd door het KB van 25 april 2004 (BS 26 mei 2004). De wijzigingen gelden niet voor installaties van vóór die datum; voor deze installaties is het oude artikel 266 nog steeds van toepassing.
Focus op elektrische installaties
11
Het KB Elektrische installaties besteedt specifieke aandacht aan werken aan elektrische installaties die uitgevoerd worden door derden. In het kader van de wetgeving werken met derden (art. 8-12 van de wet welzijn op het werk, zie ook Focus op werken met derden) heeft de werkgever een informatieplicht. Hij moet derden informeren over de risico’s en de preventiemaatregelen in zijn bedrijf. In het geval van elektrische installaties wijst het KB Elektrische installaties erop dat de werkgever de specifieke verplichting heeft om te wijzen op de aanwezigheid van elementen van de elektrische installatie die niet of niet volledig aan de bepalingen van het AREI voldoen. In dat geval moet hij de (onder)aannemers informatie geven over: - de aanwezigheid in de elektrische installatie van delen die niet of niet volledig voldoen aan de bepalingen van het AREI, en van de lokalisatie van deze delen; - en over de specifieke preventiemaatregelen die in dat geval moeten genomen worden. KB Elektrische installaties, art. 11.
2.2.3 Minimale voorschriften inzake de uitvoering van elektrische installaties Het KB elektrische installaties geeft aan dat elke elektrische installatie, voor elk te evalueren risico (zie kader 2), ten minste moet voldoen aan de bepalingen van het AREI. Voor installaties die beantwoorden aan de definitie van een ‘oude’ installatie geldt deze verplichting niet maar ze moeten wel beantwoorden aan de voorschriften opgesomd in bijlage 1 van het KB. De werkgever heeft tijd om zich hiermee in regel te stellen tot 31 december 2016. Deze termijn kan met twee jaar verlengd worden indien hij een gedetailleerd uitvoeringsplan opstelt. In het uitvoeringsplan moet aangegeven worden waarom de deadline van 31 december 2016 niet kan gerespecteerd worden en wordt tevens een timing vastgelegd voor de noodzakelijke aanpassingswerken. De preventieadviseur en het comité pbw geven hun advies bij dit uitvoeringsplan. Tijdens de periode van de overgangstermijn moet de elektrische installatie voldoen aan de ARAB-bepalingen. Elektrische installaties die niet tot het toepassingsgebied van het AREI behoren (zie ook kader 1) moeten niet voldoen aan de minimale voorschriften voor de technische uitvoering van een elektrische installatie.
2.2.4 Controle Het behoort tot de verplichtingen van de werkgever om ervoor te zorgen dat de elektrische installaties gecontroleerd worden. De controles behelzen enerzijds een gelijkvormigheidsonderzoek (nieuwe installaties) of een eerste controle (oude installaties) en anderzijds periodieke controles. Gelijkvormigheidsonderzoek Voor ‘nieuwe’ installaties is een gelijkvormigheidsonderzoek verplicht zoals bepaald in art. 270 of 272 van het AREI. Een werkgever die een verslag kan voorleggen dat een dergelijk onderzoek reeds heeft plaatsgevonden, is vrijgesteld van deze verplichting. KB Elektrische installaties, art. 13 12
Focus op elektrische installaties
Eerste controle Voor ‘oude’ installaties is een ‘eerste controle’ verplicht. De controle heeft een gelijkaardig doel als een gelijkvormigheidsonderzoek, met name nagaan of de installatie beantwoordt aan de geldende technische voorschriften, in dit geval deze die bepaald zijn in bijlage 1. De eerste controle moet uitgevoerd worden ten laatste op 1 januari 2014. Op basis van de eerste controle wordt een verslag opgesteld. De eerste controle is niet vereist voor: - de luchtlijnen en de ondergrondse leidingen van een openbaar verdeelnet van elektriciteit; - de installaties op zeer lage gelijkspanning gevoed uitsluitend door batterijen, accumulatoren, accumulatorenbatterijen die niet onder het toepassingsgebied van artikel 63 van het AREI vallen, fotovoltaïsche cellen of andere gelijkaardige bronnen. KB Elektrische installaties, art. 14 Periodieke controle Zowel voor ‘nieuwe’ als voor ‘oude’ installaties is een periodieke controle opgelegd. De frequentie van de periodieke controles is zoals bepaald in het AREI. Voor elke periodieke controle wordt een verslag opgemaakt. Indien blijkt dat de installaties niet beantwoorden aan de voorschriften dan moet de werkgever de nodige maatregelen nemen om de installatie in orde te brengen. Erkend organisme Het gelijkvormigheidsonderzoek, de eerste controle en de periodieke controles moeten uitgevoerd worden door een erkend organisme zoals omschreven in art. 275 van het AREI. De erkenning wordt via een ministerieel besluit bekend gemaakt. Het MB van 19 december 2012 (BS 10 januari 2013) geeft de lijst van 28 bedrijven die erkend zijn voor het uitvoeren van dergelijke elektrische controles.
2.2.5 Opleiding en bekwaamheid Opleiding en instructies Het is de verplichting van de werkgever om ervoor te zorgen dat de werknemers de nodige opleiding en instructies hebben gekregen rekening houdend met de risico’s waarmee ze te maken hebben en met hun taken. De werkgever moet ook nagaan of de werknemers de instructies naleven. Daarbij wordt ook de rol van de hiërarchische lijn benadrukt. Zij moeten de instructies kennen, naleven en doen naleven. De instructie over eerste hulp bij een ongeval met elektriciteit moet bovendien uitgehangen worden op oordeelkundig gekozen plaatsen, bv. in de buurt van een elektrische verdeelkast. KB Elektrische installaties, art. 18, 20, 21 Bekwaamheid Enkel werknemers die over de nodige bekwaamheid beschikken, mogen werkzaamheden uitvoeren aan elektrische installaties. Het KB verwijst daarvoor naar de codificatie van bekwaamheid zoals vastgelegd in het AREI (art. 47). De bekwaamheid wordt aangegeven met de letters BA gevolgd door een cijfer. Hoe hoger het cijfer, hoe hoger de bekwaamheid. Tabel 2 geeft een overzicht. Het toekennen van de bekwaamheid gebeurt door de werkgever maar die moet voor deze beoordeling rekening houden met een reeks voorwaarden. Ook deze zijn bepaald in artikel 47 van het AREI. Focus op elektrische installaties
13
Tabel 2 – Omschrijving van de bekwaamheid op basis van artikel 47 van het AREI Code
Omschrijving
Voorwaarden
Voorbeelden
BA1
Gewone
Niet hieronder geclassificeerde personen
Lokalen voor huishoudelijk of analoog gebruik, lokalen gewoonlijk toegankelijk voor het publiek, ...
BA2
Kinderen
Kinderen die zich bevinden in de voor hen bestemde lokalen
Kinderbewaarplaatsen en kinderkribben, ...
BA3
Gehandicapten
Personen die niet over al hun fysische of geestelijke vermogens beschikken
Rusthuizen voor invaliden, ouderlingen of mentaal gehandicapten, ...
BA4
Gewaarschuwden
Personen die: - ofwel voldoende onderricht werden aangaande de elektrische risico’s verbonden aan de hen toevertrouwde werkzaamheden - ofwel permanent worden bewaakt door een vakbekwaam persoon tijdens de hen toevertrouwde werkzaamheden teneinde de aan elektriciteit verbonden risico’s tot een minimum te herleiden
Uitbatings- of onderhoudspersoneel van elektrische installaties, ...
BA5
Vakbekwamen
Personen die via kennis, verkregen door opleiding of ervaring, de gevaren verbonden aan de uit te voeren werkzaamheden zelf kunnen inschatten en de maatregelen kunnen bepalen om de daaruit voortvloeiende specifieke risico’s te elimineren of tot een minimum te beperken
Ingenieurs en technici belast met de uitbating van elektrische installaties
2.2.6 Documentatie De werkgever moet ook een dossier opstellen van de elektrische installatie waarin onder meer het volgende wordt opgenomen: - de schema’s en plannen van de elektrische installatie; - de verslagen van de controlebezoeken; - de berekeningsnota’s; - de resultaten van de risicoanalyse en de daaruit voortvloeiende maatregelen voor die delen die niet of niet volledig voldoen aan de voorschriften van het AREI; - de lijst met de BA4-of BA5-werknemers met hun activiteitsdomein. De inhoud van de nodige documentatie is opgenomen in bijlage 2 van het KB. KB Elektrische installaties, art. 22
14
Focus op elektrische installaties
3 Bijkomende informatie Wie meer wil weten over dit onderwerp, vindt in onderstaande referenties verwijzingen naar artikelen die verschillende aspecten van de problematiek belichten. Het lijstje met websites biedt een overzicht van sites waar u terecht kan voor praktische ondersteuning.
3.1
Literatuurreferenties
- Een nieuw KB elektrische installaties op arbeidsplaatsen, PreventActua, 01/2013 - Oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen, PreventActua, 15/2008 - Het AREI gewijzigd, deel 3, PreventActua, 13/2004
3.2
Interessante websites
Op de website van de FOD Economie is informatie terug te vinden over verplichtingen in het kader van het AREI, het toezicht en de controles. http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/energie/elektriciteit/controle_installations/
Focus op elektrische installaties
15
Focus op elektrische installaties is een gezamenlijke uitgave van
:
Gachardstraat 88 bus 4, 1050 Brussel Tel.: 02 643 44 44 t Fax: 02 643 44 40 www.prevent.be t e-mail:
[email protected]
en Uitgeverij
: Stijn Streuvelslaan 73, 8501 Heule Tel. : 056 36 32 00 t Fax: 056 35 60 96 www.uga.be t e-mail:
[email protected]
© Copyright Prevent - UGA