Pr ev en ti e e n w e tg e v in g
Focus op brandpreventie 2014/2
Inhoud 1
2
3
Wettelijk kader ............................................................................................................................................................................................................................. 5 1.1
Referentie .......................................................................................................................................................................................................................... 5
1.2
Historiek ............................................................................................................................................................................................................................. 5 1.2.1 Artikel 52 ............................................................................................................................................................................................................. 5 1.2.2 Herziening .......................................................................................................................................................................................................... 5
1.3
KB Brandpreventie ..................................................................................................................................................................................................... 8
1.4
Andere relevante wetgeving ................................................................................................................................................................................ 8
Krachtlijnen .................................................................................................................................................................................................................................. 10 2.1
Definities en toepassingsgebied ................................................................................................................................................................... 10 2.1.1 Toepassingsgebied .................................................................................................................................................................................... 10 2.1.2 Definities ........................................................................................................................................................................................................... 10
2.2
Verplichtingen van de werkgever ................................................................................................................................................................. 10 2.2.1 Risicoanalyse uitvoeren ......................................................................................................................................................................... 11 2.2.2 Preventiemaatregelen nemen ........................................................................................................................................................... 11 2.2.3 Organisatie en plannen ........................................................................................................................................................................ 14 2.2.4 Opleiding en informatie van werknemers .............................................................................................................................. 17 2.2.5 Rol van het comité en de preventieadviseur ........................................................................................................................ 18
Bijkomende informatie ....................................................................................................................................................................................................... 20 3.1
Literatuurreferenties .............................................................................................................................................................................................. 20
3.2
Interessante websites ............................................................................................................................................................................................ 20
Focus op brandpreventie
3
1
Wettelijk kader
1.1 Referentie De belangrijkste bepalingen inzake de organisatie van de brandpreventie zijn terug te vinden in het KB van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen (BS 23 april 2014, kortweg KB Brandpreventie). Deze bepalingen vormen hoofdstuk 3 Brandpreventie op de arbeidsplaatsen van Titel III Arbeidsplaatsen van de Codex Welzijn op het werk.
1.2 Historiek De bepalingen over brandpreventie behoorden geruime tijd tot het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB). Het art. 52 bevat zowel constructievoorschriften als bepalingen i.v.m. de organisatie van de brandpreventie.
1.2.1
Artikel 52
De regelgeving over de brandpreventie op het werk staat beschreven in het uitgebreide ARAB artikel 52, dat deel uitmaakt van Titel II Bepalingen betreffende de arbeidshygiëne alsmede de veiligheid en de gezondheid van de arbeiders, Hfst. 1 Bepalingen betreffende de veiligheid van de arbeiders, afdeling V Voorzorgen tegen brandgevaar, ontploffingen en de toevallige ontsnapping van schadelijke of ontvlambare gassen. De basisprincipes van deze wetgeving maakten reeds deel uit van de ARAB-teksten toen deze in 1946 samengebracht werden in een reglement. Met de brand in het Brusselse warenhuis Innovation (1967) ondergingen de teksten echter grondige wijzigingen en werden strikte bepalingen voorzien over constructie-voorschriften, evacuatie en organisatie van de brandbestrijding op het werk. Artikel 52 maakt een onderscheid tussen lokalen naar gelang het risico en deelt ze op in drie groepen. De lokalen van de eerste groep zijn de lokalen met het grootste risico. Dit zijn lokalen waarin hoeveelheden ontvlambare vloeistoffen en brandbare stoffen zijn opgeslagen. De verplichtingen zijn gedefinieerd in functie van de groepen. Voor de lokalen van de eerste groep gelden de strengste verplichtingen.
1.2.2 Herziening De ARAB-regelgeving dateert uit de jaren zeventig en onderging sindsdien maar weinig wijzigingen. Bij de herziening was het de bedoeling om een duidelijk onderscheid te maken tussen de bepalingen met bouwvoorschriften enerzijds en de bepalingen die er op gericht zijn om werknemers te beschermen (regelgeving welzijn op het werk). Bij het opmaken van een ontwerp met constructievoorschriften stelde zich echter het probleem dat er reeds uitgebreide regelgeving bestaat, m.n. het KB Basisnormen (zie 1.4). Toch is er geopteerd om ook een besluit met constructievoorschriften uit te werken. Deze keuze heeft te maken met de noodzaak aan voorschriften die gelden voor alle gebouwen met werknemers en aan specifieke voorschriften voor warenhuizen. Het KB Basisnormen geldt immers enkel voor nieuwe gebouwen (bv. voor industriële gebouwen, bouwaanvragen vanaf 15 augustus 2009) en bevat geen specifieke bepalingen voor warenhuizen. Het KB over de organisatie van de brandpreventie is ondertussen verschenen; het KB met constructievoorschriften voor gebouwen waar werknemers tewerkgesteld zijn, zit nog in ontwerpfase. Dat verklaart waarom artikel 52 niet volledig is
Focus op brandpreventie
5
afgeschaft met het verschijnen van het KB Brandpreventie. Verscheidene bepalingen met bouwvoorschriften zijn behouden en zullen pas opgeheven worden wanneer ook het andere koninklijke besluit zal verschijnen. Tabel 1 biedt een overzicht van de bepalingen uit art. 52 van het ARAB en door welke bepalingen deze al dan niet vervangen werden.
6
Focus op brandpreventie
Tabel 1 – Overzicht van de bepalingen van het ARAB: stand van zaken en concordantie Het desbetreffende ARAB-artikel is Nog van toepassing; Opgeheven; of (Overgeheveld naar) KB… 52.1.1
Verplichtingen voor de werkgever
KB Brandpreventie, art. 5
52.1.2
Verwijzing naar norm brandweerstand
Nog van toepassing
52.1.3
Aanleveren bewijs gedrag bij brand van de bouwelementen
Nog van toepassing
52.2
Classificatie: indeling in groepen
Nog van toepassing
52.3
Bouwvoorschriften
Nog van toepassing
52.4
Toegang
Opgeheven
52.5.1
Doel: snelle en gemakkelijke evacuatie
KB Brandpreventie, art. 11
52.5.2 -52.5.8
Bouwvoorschriften voor trappen, uitgangen, uitgangswegen
Nog van toepassing
52.5.9
Verbod op belemmeren doorgang
KB Brandpreventie, art. 12, § 2
52.5.10
Buitentrappen of buitenbrandladders
Nog van toepassing
52.5.11
Signalisatie van uitgangen
Nog van toepassing
52.5.12.a
Draairichting uitgangsdeuren lokalen eerste groep
Nog van toepassing
52.5.12.b
Deuren van nooduitgangen
KB Brandpreventie, art. 13, al. 1, 2
52.5.13
Deuren in uitgangswegen tussen 2 uitgangen: openen in beide richtingen
Opgeheven
52.5.14
Draaideuren - draaipaaltjes: toegelaten onder voorwaarden
Niet meer van toepassing
52.5.15
Draaideuren in winkels voor kleinhandel: verboden
Opgeheven
52.5.16
Automatische deuren : automatisch openen
KB Arbeidsplaatsen, art. 21
52.5.17
Glazen deuren
KB Arbeidsplaatsen, art. 17
52.5.18
Berekening aantal trappen
Nog van toepassing
52.5.19
Stoppen van mechanische trappen
Opgeheven
52.6
Gasinstallaties
Nog van toepassing
52.7
Verwarming van de lokalen
Nog van toepassing
52.8
Voorkoming van brand
Nog van toepassing
52.9
Brandbestrijdingsmiddelen
KB Brandpreventie, art. 16-20 en 23
52.9.1
Voldoende uitrusting
Opgeheven
52.9.2
Materieel: in goede staat, verspreid, gesignaleerd, gebruiksklaar
Opgeheven
52.9.3
Winkels voor kleinhandel
Nog van toepassing
52.9.4
Blustoestellen met giftige uitwaseming: verboden
Opgeheven
52.10.1
Waarschuwings- en alarmmiddelen aanbrengen: enkel onder voorwaarden
Opgeheven
52.10.2
Waarschuwings- en alarmposten: in goede staat, verspreid, gesignaleerd, …
KB Brandpreventie, art. 8-9, 16-20 en 23
52.10.3
Signalen: geen verwarring mogelijk
KB Brandpreventie, art. 19, al. 3
52.10.4
Elektrische netten voor waarschuwing en alarm verschillend
Nog van toepassing
52.10.5
Waarschuwen van brandweer
Opgeheven
52.10.6
Private dienst voor bestrijden brand
KB Brandpreventie, art. 8-9
52.10.7
Stilleggen bij brand van mechanische trappen, verwarming, klimaatregeling
Nog van toepassing
Focus op brandpreventie
7
52.11
Periodieke controle
KB Brandpreventie, art. 23
52.12
Informatie van het personeel
KB Brandpreventie, art. 22
52.13
Plannen
KB Brandpreventie, art.14, 22, 24
52.14
Verbouwingen en uitbreidingen
Nog van toepassing
52.15
Afwijkingen
Nog van toepassing
52.16
Overgangsmaatregelen
Nog van toepassing
1.1 1.2
KB Brandpreventie Andere relevante wetgeving
1.3 KB Brandpreventie Het KB van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen (BS 23 april 2014) bevat de verplichtingen voor werkgevers inzake de organisatie van de brandpreventie op het werk. Deze bepalingen vormen hoofdstuk 3 Brandpreventie op de arbeidsplaatsen van Titel III Arbeidsplaatsen van de Codex Welzijn op het werk. De structuur van het hoofdstuk ligt in dezelfde lijn als de andere hoofdstukken van de Codex. Vanuit de risicoanalyse is het aan de werkgever om gepaste preventiemaatregelen te nemen en de informatie van de werknemers te organiseren. (tabel 2). Tabel 2 - Structuur en inhoud van het KB Brandpreventie (Codex, titel III, hfst. 3) Artikel 1–3 4-7 8-9 10 11 – 15 16 - 20 21 22 23 24 25 26 28 Bijlage 1
Inhoud Toepassingsgebied en definities Risicoanalyse en algemene preventiemaatregelen Brandbestrijdingsdienst Preventie van brand Verzekeren van de snelle en veilige evacuatie Elk begin van brand vlug en doelmatig bestrijden De schadelijke gevolgen van een brand beperken Het vergemakkelijken van de interventie van de openbare hulpdiensten Periodieke controle en onderhoud Het intern noodplan Het brandpreventiedossier Opleiding en informatie van de werknemers Werkzaamheden uitgevoerd in de inrichting van een werkgever Vaardigheden en opleiding van de brandbestrijdingsdienst
1.4 Andere relevante wetgeving De wetgeving die van toepassing is op brandpreventie in bedrijven kan teruggevonden worden in verscheidene besluiten en op verschillende bestuurlijke niveaus. Op federaal niveau zijn er enerzijds constructievoorschriften en anderzijds zijn er bepalingen over brandpreventie en –bestrijding op de werkplek. Op het vlak van constructievoorschriften legt het KB Basisnormen Brand de voorwaarden vast waaraan alle “nieuwe” gebouwen moeten voldoen. Voor industriële gebouwen betekent dit bijvoorbeeld dat alle gebouwen met een bouwaanvraag vanaf 15 augustus 2009 aan dit KB moeten voldoen. De regelgeving over de organisatie van brandpreventie op het werk is zoals hoger beschreven opgenomen in artikel 52 van het ARAB en het KB Brandpreventie. 8
Focus op brandpreventie
Daarnaast zijn er nog afzonderlijke besluiten die handelen over explosieve atmosferen (ATEX), opslagplaatsen van ontvlambare vloeistoffen, elektrische installaties en het signaleren van brandbestrijdingsmaterieel. In de Codex zijn ook specifieke bepalingen opgenomen over noodplanning en de verplichting om informatie te geven over brandbestrijding en evacuatie. De bepalingen i.v.m. elektrisch materieel en brand zijn terug te vinden in het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI). Ook op het regionale en gemeentelijke niveau zijn er besluiten over brandpreventie en –bestrijding. Kader 1 geeft een nietexhaustief overzicht. Kader 1 – Overzicht van de wetgeving relevant voor brandpreventie (niet-exhaustief) Federaal • Algemene constructievoorschriften voor ‘nieuwe’ gebouwen - KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen (BS 26 april 1994) • Organisatie van de brandpreventie op het werk - KB Brandpreventie - ontwerp KB tot vaststelling van de regels voor de bouw van gebouwen waarin werknemers tewerkgesteld worden - Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB), titel II hfst. 1, afdeling V Voorzorgen tegen brandgevaar, ontploffingen en de toevallige ontsnapping van schadelijke of ontvlambare gassen, art. 52. • Signalisatie KB van 17 juli 1997 Veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk (BS 19 september 1997, Codex, titel III, hfst. 1) • Opslagplaatsen van ontvlambare vloeistoffen KB van 13 maart 1998 Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (BS 15 mei 1998, Codex, titel III, hfst. 4, afd. 9) • Explosieve atmosferen (ATEX) KB van 22 juni 1999 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke apparaten en beveiligingssystemen, bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (BS 25 september 1999) KB betreffende het welzijn van de werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen, 26 maart 2003 (BS 5 mei 2003, Codex, titel III, hfst. 4, afd. 10) • Noodplannen en informatie KB van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (BS 31 maart 1998, Codex, titel I, hfst. 3, art. 17, art. 22) • Elektrisch materieel en installaties - KB van 4 december 2012 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaatsen (BS van 21 december 2012, Codex, titel III, hfst. 2) - Algemeen Reglement op de elektrische installaties (AREI), o.m. art. 104 Regionale besluiten - Constructievoorschriften voor gebouwen met een specifieke bestemming, bv. hotels, ziekenhuizen, ouderenvoorzieningen, enz. - Milieuwetgeving Gemeentelijke besluiten “Nieuwe Gemeentewet” (KB van 24 juni 1988, BS 3 september 1988) maatregelen om brand te voorkomen en hulp verstrekken om branden te doen ophouden m.n. aanmaningen op verslag van de brandweer, sluiten van bepaalde inrichtingen, het uitvaardigen van gemeenteraadsbesluiten brandveiligheid voor bepaalde voor publiek toegankelijke gebouwen, ...
Focus op brandpreventie
9
1 2 Krachtlijnen Het KB Brandpreventie beschrijft de wijze waarop de werkgever brandpreventie moet organiseren op het werk. Uitgaande van een risicoanalyse zijn zowel algemene als specifieke preventiemaatregelen vereist.
2.1 Definities en toepassingsgebied 2.1.1 Toepassingsgebied Het KB Brandpreventie is van toepassing op - werkgevers en werknemers zoals omschreven in de wet welzijn; - arbeidsplaatsen zoals omschreven in het KB Arbeidsplaatsen (KB van 10 oktober 2012 tot vaststelling waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden, BS van 5 november 2012). Met de verwijzing naar de omschrijving arbeidsplaats zoals in het KB Arbeidsplaatsen wordt dit begrip ruim gedefinieerd. Het gaat om elke plaats die bestemd is als locatie voor werkplekken in gebouwen van de onderneming, of inrichting, met inbegrip van elke andere plaats op het terrein van de onderneming of inrichting waartoe de werknemer in het kader van de uitvoering van zijn werk toegang heeft (KB Arbeidsplaatsen, art. 2). Deze definitie geeft een brede invulling van het concept arbeidsplaats. Het gaat niet enkel om werkplekken in gebouwen maar ook deze in open lucht voldoen aan de definitie. Bovendien behelst de definitie ook werkplekken die (tijdelijk) ter beschikking worden gesteld (bv. satellietkantoren, containers). Volgende werkplekken vallen echter niet onder de definitie van een arbeidsplaats: - transportmiddelen gebruikt buiten de onderneming of inrichting; - arbeidsplaatsen in transportmiddelen; - tijdelijke of mobiele bouwplaatsen; - winningindustrieën; - vissersvaartuigen; - velden, bossen en andere terreinen die deel uitmaken van een landbouwbedrijf of bosbouwbedrijf maar die buiten het bebouwde gebied van dat bedrijf liggen.
2.1.2 Definities Het KB Brandpreventie geeft definities van de verscheidene begrippen die gehanteerd worden doorheen de bepalingen. De basisdefinitie is deze voor het begrip ‘brand’. Een brand wordt omschreven als het geheel van de verschijnselen behorend bij een niet-gecontroleerde schade toebrengende verbranding.
2.2 Verplichtingen van de werkgever Het KB Brandpreventie omschrijft de verplichtingen van de werkgever. De werkgever heeft de verplichting om - een risicoanalyse uit te voeren (2.2.1); - preventiemaatregelen te nemen (2.2.2); - een organisatie op te zetten en plannen te maken (2.2.3); - de werknemers te informeren (2.2.4); - het comité en de preventieadviseur te betrekken (2.2.5).
10
Focus op brandpreventie
2.2.1 Risicoanalyse uitvoeren Het KB brandpreventie voert de verplichting in om een risicoanalyse te maken. Deze analyse moet de werkgever in staat stellen om zo veel mogelijk situaties te definiëren die kunnen leiden tot brand op de arbeidsplaats (waarschijnlijke scenario’s). Of er al dan niet brand ontstaat, hangt af van verschillende factoren. In de eerste plaats gaat het over het samen aanwezig zijn van een brandbaar product, ontstekingsenergie en zuurstof. Daarnaast zijn er ook factoren die het risico op brand, het verloop van een brand en ook de gevolgen beïnvloeden. Factoren waarmee rekening gehouden moet worden zijn: - de aard van de activiteiten; - welke stoffen er gebruikt worden, welke procédés, welke installaties er aanwezig zijn en welke de eventuele interacties zijn die kunnen optreden; - het maximaal aantal werknemers dat gelijktijdig aanwezig is, en ook bezoekers, klanten, contractors, patiënten, ... - de ligging van de verschillende lokalen, opslagruimten, gebouwen; - het al dan niet samen aanwezig zijn op eenzelfde arbeidsplaats van verschillende ondernemingen; - het uitvoeren van werkzaamheden door externe ondernemingen. Het inschatten van de ernst en de kans dat bepaalde scenario’s zich daadwerkelijk voordoen, vergt een degelijke evaluatie. Bij het opstellen van de scenario’s moet rekening gehouden worden niet alleen met de normale gang van zaken in het bedrijf maar ook met uitzonderlijke omstandigheden zoals pieken in de voorraad, het niet toepassen van procedures, onderhoud, de aanwezigheid van onervaren werknemers of bezoekers, enz. Om het risico op brand te evalueren kan gebruik gemaakt worden van risico-evaluatie methodieken. Een specifieke methodiek voor brandrisico wordt aangereikt in de norm ISO 16732 - Fire safety engineering — Guidance on fire risk assessment. De risicoanalyse is een dynamisch proces. Regelmatige bijwerking i.f.v. de wijzigingen in processen, methodes en werkomgeving is een vereiste.
2.2.2 Preventiemaatregelen nemen De risicoanalyse vormt de basis voor de preventiemaatregelen die moeten genomen worden. Deze preventiemaatregelen hebben volgende doelstellingen (in volgorde): 1 Brand voorkomen; 2 De veiligheid verzekeren (indien nodig snel evacueren) van iedereen die op de arbeidsplaats aanwezig is; 3 Elk begin van brand bestrijden om de uitbreiding ervan tegen te gaan; 4 De schadelijke gevolgen van een brand beperken; en 5 De tussenkomst van de hulpdiensten vergemakkelijken.
2.2.2.1 Brand voorkomen Bij het voorkomen van brand gaat het om het uitschakelen van gevaren en de risico’s te beperken die te maken hebben met de aanwezigheid van ontvlambare of brandbare stoffen en met het uitvoeren van risicovolle activiteiten.
Focus op brandpreventie
11
Aanwezigheid van ontvlambare of brandbare stoffen beheersen Het KB somt een aantal beheersmaatregelen op indien het werk gebruik vereist van ontplofbare stoffen, brandbare gassen, ontvlambare vloeistoffen of vaste stoffen of voor zelfontbranding vatbare vloeistoffen of vaste stoffen. Deze beheersmaatregelen zijn - de hoeveelheid beperken tot strikt noodzakelijk; - opslaan op passende wijze; - afstand of isolering van deze stoffen ten opzichte van elke ontstekingsbron; - zelfontbranding van stoffen of afvalstoffen beheersen door afvalstoffen in hermetisch gesloten recipiënten te bewaren en/of afvalstoffen regelmatig verwijderen. Risicovolle activiteiten/Werken door aannemers Indien aannemers werken komen uitvoeren in de onderneming dan zijn er specifieke preventiemaatregelen vereist m.n. - de werkgever geeft de nodige informatie aan de aannemer over de risico’s en de preventiemaatregelen inzake brand en gaat na of deze informatie ook begrepen is; - de werkgever gaat na of hij van de aannemers de nodige informatie krijgt over de brandrisico’s die gepaard gaan met de werkzaamheden die ze komen uitvoeren. Indien blijkt dat de werkzaamheden een verhoogd risico met zich meebrengen, dan is een voorafgaande toestemming vereist. Deze voorafgaande toestemming wordt opgenomen in een document (= werkvergunning, vuurvergunning, heetwerk vergunning). Het document wordt ondertekend door de werkgever, zijn bevoegde preventieadviseur en de aannemer die een afschrift ontvangt. Indien de werken niet door een aannemer maar wel door een eigen werknemer worden uitgevoerd, dan wordt de voorafgaande toestemming verleend aan een leidinggevende, m.n. de persoon van de hiërarchische lijn die belast is met de leiding van de dienst die de werkzaamheden uitvoert. Kader 2 – Informatie op het document dat voorafgaande toestemming verleent bij werken met een brandrisico (vuurvergunning) - de plaats waar de werkzaamheden worden uitgevoerd; - de aard van de uit te voeren werkzaamheden; - de risicoanalyse; - de vereiste preventiemaatregelen; - bijkomende preventiemaatregelen op aangeven van de aannemer; - handtekeningen van de werkgever + preventieadviseur + aannemer (of hiërarchische lijn)
2.2.2.2 Veilige evacuatie verzekeren De werkgever neemt alle maatregelen zodat bij een brand de werknemers en de andere aanwezige personen de arbeidsplaatsen vlug kunnen evacueren naar een veilige plaats. De maatregelen worden vastgelegd in procedures en samengebracht in een intern noodplan (zie 2.2.3.2). Ten minste 1 keer per jaar wordt een evacuatieoefening gehouden om de procedures in te oefenen. De evacuatievoorzieningen en de evacuatiewegen worden aangegeven op het evacuatieplan (zie 2.2.3.2 ). Eisen voor evacuatiewegen, uitgangen, nooduitgangen - voortdurend vrij zijn (niet geblokkeerd); - uitgerust met een veiligheidsverlichting en een gepaste signalisatie; Eisen voor nooddeuren - openen in de richting van de evacuatie; geen schuif- of draaideuren; - gemakkelijk en onmiddellijk te openen door elke persoon die er gebruik van wil maken, in geval van nood. Ze mogen niet op slot zijn.
12
Focus op brandpreventie
Voor de andere deuren die geen nooddeuren zijn maar zich bevinden op het traject van evacuatiewegen zijn de eisen meer flexibel. Dat neemt echter niet weg dat de werkgever ten allen tijde een veilige evacuatie moet verzekeren. Kader 3 – Definities i.v.m. evacuatie - veilige plaats: een plaats buiten het gebouw of, in voorkomend geval, het gedeelte van het gebouw dat gelegen is buiten het compartiment waar er brand is en vanwaar het mogelijk is om het gebouw te verlaten zonder door dat compartiment te moeten gaan; - evacuatieweg: doorlopende en onbelemmerde weg die toelaat de veilige plaats te bereiken door gebruik te maken van de normale circulatiewegen; - nooduitgang: uitgang die specifiek bestemd is voor de evacuatie van het gebouw in geval van nood; - nooddeur: deur die geplaatst is in een nooduitgang; - waarschuwing: informatie over de ontdekking van een brand doorgegeven aan de personen die deel uitmaken van het personeel van de werkgever die specifiek daartoe zijn aangeduid; - melding: informeren van de openbare hulpdiensten over de ontdekking van een brand; - alarm: bevel aan de gebruikers van één of meerdere compartimenten om te evacueren.
2.2.2.3 Elk begin van brand vlug en doelmatig bestrijden Wat zijn beschermingsmiddelen tegen brand? Om elk begin van brand vlug en doelmatig te bestrijden moet de werkgever zorgen voor de nodige beschermingsmiddelen tegen brand. Met een beschermingsmiddel tegen brand wordt bedoeld elke uitrusting die toelaat brand te detecteren, te signaleren, te blussen, zijn schadelijke gevolgen te beperken, of de tussenkomst van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken. Het gaat bijvoorbeeld om hydranten, brandslangen, blusdekens, automatische en manuele blussystemen, branddetectiesystemen. KB Collectieve beschermingsmiddelen toepassen Het KB Brandpreventie stelt dat voor deze beschermingsmiddelen de bepalingen van het KB Collectieve beschermingsmiddelen (KB van 30 augustus 2013, BS van 7 oktober 2013) gelden inzake de evaluatie, de keuze, de aankoop, het gebruik, de installatie, de controle en het onderhoud. Dat betekent dus dat de procedure van de drie groene lichten van toepassing is op deze brandbestrijdingsmiddelen. Een juiste keuze maken De keuze van de geschikte middelen moet gebeuren na een grondige evaluatie. Bij een dergelijke evaluatie spelen volgende elementen een rol: - de inrichting van de werkruimten; - de aard van de werkzaamheden; - de eigenschappen van de aanwezige stoffen; - de gebruikte arbeidsmiddelen en werkprocédés; - de bezettingsgraad van de werkruimten; - de beschikbaarheid van een interventieploeg; - de kennis, opleiding van de werknemers over de beschikbare middelen; - het materieel en het personeel waarover de openbare hulpdiensten (brandweer) beschikt; - de responstijd van de brandweer. Periodieke controle en onderhoud De beschermingsmiddelen tegen brand moeten door onderhoudsbeurten in goede staat voor gebruik worden gehouden. Verder zijn ook periodieke controles vereist. Hierbij moeten de voorschriften van de fabrikant of de installateur gevolgd worden maar de controles moeten ten minste 1 keer per jaar gebeuren.
Focus op brandpreventie
13
Aangezien deze controles niet moeten gebeuren door een externe dienst voor technische controle (EDTC), kan de werkgever kiezen voor een medewerker, een extern persoon of een gespecialiseerde dienst die de vereiste competenties heeft om deze controles uit te voeren.
2.2.2.4 De schadelijke gevolgen van een brand beperken Het is aan de werkgever om ervoor te zorgen dat in geval van brand, de constructie van het gebouw toelaat om veilig te evacueren en dat de brandweer in alle veiligheid kan optreden. Constructievoorschriften voor gebouwen zijn verder gedetailleerd voor ‘nieuwe’ gebouwen in het KB Basisnormen (KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, BS 26 april 1994) en in art. 52 van het ARAB (voor alle gebouwen).
2.2.2.5 Het vergemakkelijken van de interventie van de openbare hulpdiensten Om de interventie van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken, moet de werkgever een interventiedossier samenstellen en dit ter beschikking houden aan de ingang van het gebouw (zie 2.2.3.2).
2.2.3 Organisatie en plannen Het KB Brandpreventie schrijft de oprichting van een brandbestrijdingsdienst voor en het bijhouden van een brandpreventiedossier, met een evacuatieplan, een interventiedossier en een intern noodplan.
2.2.3.1 Oprichten van een brandbestrijdingsdienst De werkgever moet een brandbestrijdingsdienst oprichten ongeacht het aantal werknemers van de onderneming. De bedoeling hiervan is dat er minstens één iemand aanwezig is die kan optreden bij een beginnende brand. De brandbestrijdingsdienst speelt niet enkel een rol op het vlak van het blussen van een eventuele brand. De dienst heeft ook verscheidene taken toebedeeld op het vlak van voorkoming en evacuatie (zie tabel 3). De omvang en de middelen van de dienst moeten aangepast zijn aan de aanwezige risico’s, het aantal personen in de onderneming, en de preventiemaatregelen. Ook de middelen waarover de openbare hulpdiensten beschikken, spelen een rol. Elementen die de werkgever moet vastleggen zijn: - het aantal werknemers dat deel uitmaakt van de dienst; - de bekwaamheden nodig voor het uitvoeren van hun taken, rekening houdend met de minimale bekwaamheden zoals vastgelegd in de bijlage 1 van het KB (zie tabel 3); - de specifieke opleidingen nodig voor het verwerven van deze bekwaamheden, rekening houdend met de voorschriften opgenomen in de bijlage 1 van het KB (zie tabel 3); - de verdeling van deze werknemers zodat het geheel van de arbeidsplaatsen gedekt is; - regels i.v.m. de uitvoering van de taken van de brandbestrijdingsdienst. De werkgever mag aanvullend een beroep doen op personen die geen deel uitmaken van het personeel van de onderneming of instelling. De werkgever legt de beschrijving van de organisatie en de taken van de brandbestrijdingsdienst vast in een document.
14
Focus op brandpreventie
Tabel 3 – Taken, vaardigheden en opleiding van de brandbestrijdingsdienst Doel
Taken
Ontstaan van brand voorkomen
- situaties melden die zouden kunnen aanleiding geven tot brand - deelnemen aan de risicoanalyse en aan het opstellen van de procedures voor het noodplan
Evacuatie vergemakkelijken/ Evacuatie van de aanwezigen
- uitvoeren van de procedures voor waarschuwing en melding -de mensen in veiligheid brengen (in afwachting van de tussenkomst van de hulpdiensten) - een snelle toegang verzekeren voor de hulpdienst en hen snel naar de plaats van de brand leiden - de situaties melden die de evacuatie kunnen bemoeilijken
Een beginnende brand beheersen of blussen/Interventie bij brand
Focus op brandpreventie
Vaardigheden (bijlage 1 van het KB Brandpreventie)
Opleiding (bijlage 1 van het KB Brandpreventie)
Bekwaam zijn om: - het belang en de beperkingen van zijn rol te identificeren en te herkennen; - de gevaren verbonden aan een brand te identificeren; - de verschillende situaties te identificeren die leiden tot evacuatie; - de verschillende evacuatietechnieken op te sommen en uit te leggen, en ze weten toe te passen in het bedrijf; - situaties die de evacuatie van personen kunnen hinderen te herkennen en te signaleren; - de evacuatiewegen te identificeren; - in geval van alarm correct te reageren; - een evacuatie snel en efficiënt uit te voeren.
De opleiding betreffende de evacuatie van de aanwezigen omvat theoretische elementen en praktische oefeningen betreffende de evacuatie. Bijscholingen betreffende deze opleiding worden op regelmatige wijze georganiseerd.
Bekwaam zijn om: - het belang en de beperkingen van zijn opdracht te identificeren en te herkennen; - de aard van het vuur te begrijpen en de wijze van voortplanting ervan; - de gevaren verbonden aan een brand te identificeren; - het nut van de brandprocedures te begrijpen; - de beschermingsmiddelen tegen brand te identificeren en correct te gebruiken; - in geval van waarschuwing en in geval van alarm correct te reageren; - op een veilige wijze elk begin van brand te bestrijden; - situaties die een brandrisico kunnen creëren te herkennen en te signaleren.
De opleiding betreffende de interventie bij brand omvat theoretische en praktische elementen, onder andere, praktische oefeningen in het gebruik van de beschermingsmiddelen tegen brand volgens interventiescenario’s. Bijscholingen betreffende deze opleiding worden op regelmatige wijze georganiseerd.
15
2.2.3.2 Brandpreventiedossier De werkgever moet alle informatie over brandpreventie bijhouden en samenbrengen in een dossier: het brandpreventiedossier. Dit dossier geeft de werkgever, de preventieadviseur, de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk, de arbeidsinspectie en de hulpdiensten een overzicht van het brandpreventiebeleid van de onderneming. Het dossier wordt steeds actueel gehouden en staat ter beschikking van het comité, van de inspectie van de openbare hulpdiensten. In het brandpreventiedossier zit ook het interventiedossier, het evacuatieplan en het intern noodplan. Interventiedossier Het interventiedossier bevat alle informatie die de tussenkomst van de hulpdiensten moet vergemakkelijken. Dit interventiedossier moet zich aan de ingang van het gebouw bevinden. Evacuatieplan De werkgever hangt aan de ingang van het gebouw en per niveau een evacuatieplan op. Het wordt uitgewerkt in samenspraak met de preventieadviseur en voorgelegd aan het comité. Intern noodplan De werkgever moet geschreven procedures opstellen voor de uitvoering van zijn brandpreventiebeleid. Dit zijn procedures voor de brandbestrijdingsdienst, evacuatie, evacuatieoefeningen, het gebruik van de beschermingsmiddelen tegen brand, informatie en opleiding van de werknemer. Voor deze procedures is het advies van het comité vereist en de interne preventieadviseur ondertekent de procedures ‘voor gezien’.
16
Focus op brandpreventie
Kader 4 - Inhoud van het brandpreventiedossier m.i.b. van het intern noodplan, het evacuatieplan en het interventiedossier. 1 document met de resultaten van de risicoanalyse en de preventiemaatregelen; 2 document dat de organisatie van de brandbestrijdingsdienst beschrijft; 3 de procedures opgemaakt i.f.v. nood en evacuatie (intern noodplan); schriftelijk procedures voor: - de uitvoering van de taken toevertrouwd aan de brandbestrijdingsdienst; - de evacuatie van personen; - de evacuatieoefeningen; - het gebruik van de beschermingsmiddelen tegen brand; - de informatie en de opleiding van de werknemers. 4 het evacuatieplan; dit omvat - de indeling en de bestemming van de lokalen, de situering van de compartimentsgrenzen; - de ligging van de lokalen met een verhoogd gevaar voor brand; - de ligging van de uitgangen, nooduitgangen en verzamelplaatsen; 5 het interventiedossier; - het evacuatieplan (zie pt. 4); - de lijst van brandbestrijdingsmiddelen (zie pt. 7); - de informatie overgemaakt aan de openbare hulpdiensten (zie pt. 11); - de locatie van de elektrische installaties; - de locatie en de werking van de sluitkranen van de gebruikte fluïda; - de locatie en de werking van de ventilatiesystemen; - de locatie van de branddetectiecentrale. 6 de verslagen van de evacuatieoefeningen; 7 een lijst van de beschermingsmiddelen tegen brand die beschikbaar zijn op de arbeidsplaats en hun situering op een plan; 8 de data van de controles en de onderhoudsbeurten van de beschermingsmiddelen tegen brand, van de gas-, verwarmings- en airconditioningsinstallaties en van de elektrische installaties evenals de vaststellingen gedaan tijdens deze controles; 9 de lijst van eventuele individuele afwijkingen die aan de werkgever werden verleend op basis van ARAB artikel 52; 10 de adviezen van de preventieadviseur, de arbeidsgeneesheer, het comité, de openbare hulpdienst; 11 de informatie overgemaakt op vraag van de openbare hulpdiensten i.f.v. noodplanning.
2.2.4 Opleiding en informatie van werknemers Elke werknemer moet over de kennis en/of de vaardigheid beschikken om: - gedrag te vermijden dat de oorzaak van brand zou kunnen zijn; - de preventiemaatregelen uit te voeren die voor hem van toepassing zijn; - elke situatie te melden die een brandgevaar vormt; - een brandwaarschuwing te geven; - de waarschuwings- en alarmsignalen te begrijpen; - in correcte omstandigheden en volgens de procedures te evacueren. De werkgever moet minstens één keer per jaar een evacuatieoefening organiseren.
Focus op brandpreventie
17
2.2.5 Rol van het comité en de preventieadviseur Het KB Brandpreventie vermeldt verscheidene punten waarvoor expliciet het advies gevraagd moet worden aan het comité voor preventie en bescherming op het werk. Indien er geen comité is in de onderneming, dan wordt deze rol vervuld door de ondernemingsraad, de vakbondsafvaardiging of rechtstreekse participatie naar gelang de situatie. Ook de preventieadviseur speelt een belangrijke rol. Verscheidene aspecten moeten in samenspraak met de preventieadviseur gebeuren. Brandbestrijdingsmiddelen zijn gelijkgesteld met collectieve beschermingsmiddelen en dat houdt in dat de procedure van de drie groene lichten van toepassing is. De preventieadviseur komt tussen bij de bestelling, bij de levering en bij de indienststelling. Tabel 4 geeft een overzicht. Tabel 4 – Rol van het Comité en de preventieadviseur Onderwerp
Comité
Preventieadviseur -
Referentie uit het KB Brandpreventie
Risicoanalyse en preventiemaatregelen
Document voorleggen voor advies
Organisatie van de brandbestrijdingsdienst
Advies
Advies
Art. 9. (...) Voor de organisatie van de brandbestrijdingsdienst vraagt de werkgever het advies van de bevoegde preventieadviseur en van het Comité en raadpleegt hij, in voorkomend geval, de bevoegde openbare hulpdienst.
Evacuatieplan
Advies
Samenwerken aan de uitwerking
Art. 14. De werkgever hangt aan de ingang van het gebouw en per niveau een evacuatieplan op. Het evacuatieplan en zijn wijzigingen worden uitgewerkt in samenwerking met de bevoegde preventieadviseur en worden voorgelegd voor advies aan het Comité.
Brandbestrijdingsmiddelen
Betrekken bij de keuze
Procedure v.d. 3 groene lichten
Art. 16. (…) de werkgever (past) de artikelen 4 tot 20 toe van het (KB collectieve beschermingsmiddelen), wanneer hij de beschermingsmiddelen tegen brand evalueert, kiest, aankoopt, gebruikt en installeert, zelfs indien deze middelen niet beantwoorden aan de definitie van collectieve beschermingsmiddelen. Art. 17. De werkgever betrekt het Comité bij de evaluatie en de keuze van de beschermingsmiddelen tegen brand.
18
Art. 6. De resultaten van de risicoanalyse en de preventiemaatregelen worden opgenomen in een document dat voorgelegd wordt voor advies aan het Comité.
Focus op brandpreventie
Periodiek onderhoud
Ter beschikking houden
Procedures brandpreventie
Advies
Brandpreventiedossier
Ter beschikking houden
Werkzaamheden door aannemers
Focus op brandpreventie
-
-
Art. 23. § 3. De data van de controles en onderhoudsbeurten bedoeld in dit artikel, en de vaststellingen die er gedaan werden, moeten bewaard worden en ter beschikking gehouden van het Comité en van de met het toezicht belaste ambtenaren.
Advies Ondertekenen ‘voor gezien’
Art. 24. Voor het opstellen van deze procedures vraagt de werkgever het advies van de bevoegde preventieadviseur en van het Comité. Deze procedures worden ‘voor gezien’ getekend door de preventieadviseur belast met de leiding van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, of in voorkomend geval, van de afdeling van de interne dienst.
-
Art. 25. Dit dossier wordt bijgewerkt. Het wordt ter beschikking gehouden van het Comité, van de met het toezicht belaste ambtenaren en van de openbare hulpdiensten.
Ondertekenen document met voorafgaande toestemming in geval van werken met verhoogd risico
Art. 29. (…) De voorafgaande toestemming van de werkgever wordt opgenomen in een document (…). Het document wordt ondertekend door de werkgever, zijn bevoegde preventieadviseur en de aannemer, of in voorkomend geval de onderaannemer, die een afschrift ontvangt.
19
3
Bijkomende informatie
Wie meer wil weten over dit onderwerp, vindt in onderstaande referenties verwijzingen naar artikelen die verschillende aspecten van de problematiek belichten. Het lijstje met websites biedt een overzicht van sites waar u terecht kan voor praktische ondersteuning.
3.1 Literatuurreferenties - Het KB brandpreventie is verschenen!, PreventActua, 8/2014 - Artikel 52 ARAB is (bijna) verdwenen, PreventActua, 9/2014
3.2 Interessante websites De pagina over brandpreventie op de arbeidsplaatsen op de website van de Federale Overheidsdienst voor Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg brengt de belangrijkste aspecten van het KB Brandpreventie samen. http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=41382
Focus op brandpreventie is een gezamenlijke uitgave van
Kolonel Begaultlaan 1A/51, 3012 Leuven Tel.: 016 910 910 • Fax: 016 910 901 www.prevent.be • e-mail:
[email protected]
en Uitgeverij
: Stijn Streuvelslaan 73, 8501 Heule Tel. : 056 36 32 00 • Fax: 056 35 60 96 www.uga.be • e-mail:
[email protected]
© Copyright Prevent - UGA
Focus op brandpreventie