navb dossier DRIEMAANDELIJKSE UITGAVE - 2015/2
Bundel N° 143
Veiligheid op de openbare weg
Bundel N° 143
navb dossier
Inhoud
Inleiding................................................................................................................................................................... 3 1. Rol van het navb - inhoud van het dossier................................................................................................... 5
Veiligheid op de openbare weg
2. Organisatie van vervoer: reglementering................................................................................................... 5 2.1. Burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid........................................................................................... 6 2.2. Transport langs de openbare weg – toepassing van de wegcode.................................................................. 7 2.3. De wegcode .................................................................................................................................................. 8 2.4. Vervoer op publiek domein buiten de openbare weg.................................................................................... 9 2.5. Overzicht van de rijbewijscategorieën .......................................................................................................... 9 2.6. Technische eisen voor voertuigen................................................................................................................ 10 3. Uitzonderlijk vervoer...................................................................................................................................... 12 3.1. Voorwaarden voor uitzonderlijk vervoer...................................................................................................... 13
De navb dossiers zijn driemaandelijkse uitgaven van het Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en hygiëne in het Bouwbedrijf - navb-cnac Constructiv. In dezelfde reeks zijn nog andere dossiers beschikbaar. De navb dossiers bestaan ook in het Frans, onder de titel cnac dossier. REDACTIE Luc Christiaens, Christian Depue, Veerle De Saedeleer, Thierry Frere, Carl Heyrman, Véronique le Paige, Isabelle Lootens, Emmy Streuve, Isabelle Urbain, Evy Vinck. VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Carl Heyrman • navb-cnac Constructiv Koningsstraat 132/4 • 1000 Brussel Tel.: +32 2 552 05 00 • Fax: +32 2 552 05 05 E-mail:
[email protected] Website: navb.constructiv.be Inschrijvingsnummer bij de Koninklijke Bibliotheek (wettelijk depot) 2515. AANSPRAKELIJKHEID Het redactiecomité van de navb dossiers streeft steeds naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, rekening houdend met de huidige stand van de regelgeving en de techniek. Noch het redactiecomité, noch navb-cnac Constructiv kunnen echter aansprakelijk worden gesteld voor de gepubliceerde informatie. De raadgevingen in deze publicatie ontslaan de lezer niet van de verplichting om de geldende regelgeving na te leven. De reproductie van teksten en illustraties is toegestaan mits de uitdrukkelijke toestemming van de uitgever en duidelijke bronvermelding. BESTELLINGEN EN TARIEVEN Zie eshop.constructiv.be Ook gratis downloadbaar op navb.constructiv.be OPMAAK EN DRUKWERK www.mwp.be
© navb-cnac Constructiv 2015 Overname toegestaan mits uitdrukkelijke toestemming van het navb en duidelijke bronvermelding.
4. Signalisatie van verkeershinder op de openbare weg............................................................................ 14 4.1. Wettelijk kader............................................................................................................................................ 14 4.2. Verantwoordelijkheid: wie voert de werken uit? Wie veroorzaakt de hinder?.............................................. 14 4.2.1. Voorkomen van het probleem - inbreng van de veiligheidscoördinator........................................... 15 4.2.2. Aanstellen van een bevoegd seingever of gemachtigd opzichter .................................................... 15 4.2.3. Mogelijke oplossingen: technische uitrusting.................................................................................. 16 5. Gemengd transport en vervoer van gevaarlijke producten...................................................................... 19 6. Transport van goederen voor rekening van derden................................................................................ 21 7. Persoonlijke documenten en boorddocumenten..................................................................................... 22 8. Vakbekwaamheid van vrachtwagenbestuurders.................................................................................... 22 8.1. Wettelijk kader ........................................................................................................................................... 22 8.2. Opleidingen van het fvb.............................................................................................................................. 23 8.3. Ladingzekering / overlading........................................................................................................................ 24 9. Mobiliteits- en verplaatsingsvergoeding................................................................................................... 24 10. Vervoer van personen - rijbewijs en medische schifting ..................................................................... 25 11. Rij- en rusttijden / medische schifting / gezondheidstoezicht........................................................... 26 11.1. Wettelijk kader (transportbedrijf)............................................................................................................. 26 11.2. Aansprakelijkheid en verplichtingen – controle........................................................................................ 26 12. Gemengde activiteiten................................................................................................................................ 27 13. De fysieke gesteldheid van de bestuurder ............................................................................................. 27 13.1. Aandacht achter het stuur......................................................................................................................... 27 13.2. Stress en vermoeidheid............................................................................................................................. 29 13.3. Alcohol- en druggebruik........................................................................................................................... 30 14. Conclusie.......................................................................................................................................................... 31 Bijlage 1.................................................................................................................................................................. 32 Overzicht van de reglementering....................................................................................................................... 32 Bijlage 2 ................................................................................................................................................................. 34 Rijgeschiktheidsattest - afschaffing van de verplichting voor rijbewijs A, B en BE ............................................. 34 Wie betaalt de kosten voor het medisch onderzoek en het rijbewijs?................................................................ 34
Inleiding
1
Tegenwoordig wordt onbeperkte mobiliteit beschouwd als een verworven recht: iedereen wil zich zo snel mogelijk van punt A naar punt B kunnen verplaatsen en beschouwt tijdverlies door files of opstoppingen als hinder. Hoe beter de transportmiddelen en de infrastructuur zijn, hoe meer mensen zich echter zullen verplaatsen en hoe meer de mobiliteit opnieuw bemoeilijkt zal worden. Zonder een degelijke organisatie wordt mobiliteit dus het slachtoffer van haar eigen succes. Wegenwerken en de aanvoer van bouwmaterialen naar de werven kunnen voor verkeersoverlast zorgen en liggen aan de bron van verkeershinder. Dit blijft niet zonder gevolgen voor de verkeersveiligheid en heeft een directe impact op het aantal arbeidsongevallen. Ongeveer 4,5% van de arbeidsongevallen doet zich voor tijdens de verplaatsing tussen het werk en de woning. Dit lijkt misschien niet veel, maar als deze cijfers meer in detail worden bestudeerd, blijkt dat woon-werkongevallen ongeveer 38% van alle dodelijke arbeidsongevallen vertegenwoordigen. Studies uit het buitenland tonen vergelijkbare cijfers. Dit betekent dat er bijna evenveel dodelijke arbeidsongevallen gebeuren tijdens de verplaatsing tussen de woning en de werf als op de bouwplaats. Evolutie van het aantal aangiften, van de erkende ongevallen, op de arbeidsweg en op de arbeidsplaats in de bouwnijverheid - 2000 tot 2011 Aantal aangiften
Erkende ongevallen
N1
N1
in %
Op de arbeidsweg N1
Op de arbeidsplaats
in %
N1
in %
2000
30.237
28.846
95,4
1.300
4,5
27.546
95,5
2001
31.144
29.633
95,1
1.343
4,5
28.290
95,5
2002
28.113
26.425
94,0
1.192
4,5
25.533
96,6
2003
25.532
24.278
95,1
1.102
4,5
23.176
95,5
2004
24.933
23.686
95,0
1.112
4,7
22.573
95,3
2005
23.418
22.197
94,8
1.055
4,8
21.142
95,2
2006
24.941
23.401
93,8
1.053
4,5
22.382
95,6
2007
24.630
23.124
93,9
1.063
4,6
22.061
95,4
2008
24.629
22.874
92,9
1.094
4,8
21.780
95,2
2009
22.462
20.984
93,4
1.025
4,9
19.959
95,1
2010
21.982
20.455
93,1
1.071
5,2
19.384
94,8
2011
22.841
21.145
92,6
981
4,6
20.164
95,4
Bron: FAO - De arbeidsongevallen in de sector van de bouwnijverheid in 2011. Uitgave 2012 - Tabel 2
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Dodelijke arbeidsongevallen
164
118
134
130
109
Dodelijke ongevallen woon-werk
61
42
52
48
42
%
37,2
35,6
38,8
36,9
38,5
BELGIE
FRANKRIJK Dodelijke arbeidsongevallen
1.029
956
894
888
945
881
Dodelijke ongevallen woon-werk
407
387
356
359
393
323
%
39,6
40,5
39,8
40,4
41,6
36,7
DUITSLAND Dodelijke arbeidsongevallen
1.208
1.246
1.122
1.030
818
886
892
886
Dodelijke ongevallen woon-werk
562
535
503
458
362
367
394
336
%
45,7
42,9
44,8
44,5
44,3
41,4
44,2
43,6
Bron: ETSC (European Transport Safety Council): The Business Case for Managing Road Risk at Work - mei 2014
N= aantal
1
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 3
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
Intens wegverkeer heeft ook een duidelijke invloed op de publieke veiligheid en gezondheid en op het milieu. Aangezien een samenleving niet meer zonder een goede mobiliteit kan, is deze problematiek ook een belangrijk onderwerp van politieke discussies geworden. Mensen moeten zich niet alleen verplaatsen voor hun werk, voor hun ontspanning en om bijvoorbeeld boodschappen te doen, maar er moeten ook goederen vervoerd worden naar de verbruikers. Vooraleer iemand een nieuwe economische activiteit opstart, moet er een milieu- of uitbatingsvergunning aangevraagd worden en moet een mobiliteitsstudie uitgevoerd worden. Het is immers niet alleen belangrijk te weten hoe gemakkelijk een nieuwe inplanting bereikbaar zal zijn voor de werknemers en de aanvoer van goederen, maar ook welke impact het bijkomende verkeer zal hebben op de omgeving. Ook bij het opstarten van een nieuwe bouwwerf zou logischerwijze een dergelijke studie uitgevoerd moeten worden. De impact van wegenwerken op de wegveiligheid wordt duidelijk geïllustreerd in de volgende tabel. Jaarlijks maken wegenwerken een vijftiental dodelijke verkeersslachtoffers. Verkeersongevallen in de omgeving van wegenwerken 2002
2003
2004
2005
2006
Letselongevallen in de omgeving van wegenwerken
755
747
759
759
682
Aantal doden tot 30 dagen na het ongeval
25
15
15
18
21
Aantal ernstig gewonden
138
117
110
113
100
Aantal licht gewonden
947
852
888
906
770
Bron: FOD Economie AD Statistiek en Economische Informatie
Om de veiligheid op de weg te verzekeren, bestaat er reglementering over de te volgen verkeersregels, de technische eisen voor voertuigen, de verkeerssignalisatie, de eisen voor de bestuurders, enz. In een poging een duidelijk overzicht te geven van dit complexe geheel, hebben we de inhoud van dit dossier beperkt tot de basisprincipes die opgenomen zijn in de wetgeving, zonder in te gaan op alle details. Verder zullen we ons in dit dossier beperken tot enkele specifieke punten die nauw verbonden zijn met bouwactiviteiten. Vooraleer de informatie in dit dossier te gebruiken, is het aangewezen na te gaan of op de werf ook voldaan is aan de randvoorwaarden waarvoor deze informatie geldt. Ook zullen we in het dossier een poging doen om greep te krijgen op andere elementen die een impact hebben op veiligheid en gezondheid en op het milieu, zoals de impact van druk verkeer, de tijd die besteed wordt aan verplaatsingen en de vermoeidheid die hiermee gepaard gaat. Voor sommige bestuurders is het vervoeren van personen of goederen een voltijdse job, voor anderen is het een beperkte activiteit of een bijkomende belasting bovenop het gewone werk (zoals bijvoorbeeld het vervoeren van collega-werknemers voor of na de normale werkuren). Wij hebben de volgende thema’s geselecteerd om verder uit te werken in dit dossier:
• bouwactiviteiten en verkeersveiligheid • verkeer en de veiligheid van wegenwerkers • mobiliteit en verkeer als oorzaak van psychosociale belasting In de eerste hoofdstukken zal aandacht besteed worden aan de technische en organisatorische bepalingen om de verkeersveiligheid en de veiligheid bij transportactiviteiten te verbeteren. Hiertoe behoren niet alleen het transport van bouwmaterialen, maar ook het vervoer van werknemers en de verplaatsingen van machines. In de laatste hoofdstukken zal meer aandacht besteed worden aan de persoonlijke veiligheid en het welzijn van bestuurders van voertuigen of machines.
4
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
1. Rol van het navb inhoud van het dossier Het navb werd opgericht door het Paritair Comité 124 (PC 124) en daarom is de inhoud van dit dossier toegespitst op ondernemingen die activiteiten uitvoeren die onder de bevoegdheid van PC 124 vallen. Eigenlijk zou het dan enkel om bouwactiviteiten mogen gaan, maar gezien de context en de praktijk van de bouw, komen bepaalde aspecten toch ruimer aan bod. Het navb heeft enkel een adviserende functie en heeft dus geen bevoegdheid om wegverkeer te controleren of om inbreuken vast te stellen en sancties op te leggen. Als de adviseurs van het navb tijdens hun werfbezoeken inbreuken vaststellen die de veiligheid en gezondheid in het gedrang kunnen brengen, kunnen ze echter wel de gepaste informatie verstrekken en indien nodig de hulp inroepen van een bevoegde dienst. Wanneer een bestuurder een inbreuk op de wegcode begaat, kan hij hiervoor een boete krijgen, zelfs als de inbreuk geen onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid inhoudt. Vaak kunnen inbreuken – en dus boetes – vermeden worden als bestuurders voldoende goed geïnformeerd zijn. Hoewel dit niet echt tot het takenpakket van de navb-adviseurs behoort, verschaffen zij in de rand van de dienstverlening die het navb aanbiedt aan werknemers en werkgevers uit de bouwsector, ook op dit vlak regelmatig informatie. In vorige campagnes heeft het navb al uitgebreid aandacht besteed aan de veiligheid bij wegenwerken en de hinder die veroorzaakt wordt door wegenwerken. Hierover werden het Witboek Wegenwerken en het Studieverslag van de campagne Wegenwerken gepubliceerd. navb.constructiv.be>Welzijnsinfo>Publicaties>Witboek-Wegenwerken
2. Organisatie van vervoer: reglementering Als er over mobiliteit of verkeershinder wordt gesproken, wordt in eerste instantie gedacht aan het verkeersreglement of de wegcode. Deze reglementering moet zorgen voor een vlotte doorstroming van het verkeer en voor de veiligheid van de weggebruikers. Naast de technische eisen voor voertuigen, voor de uitrusting van de weg of voor de bekwaamheid van de bestuurders, bevat de wegcode ook regels die weggebruikers in acht moeten nemen (zoals snelheidsbeperkingen en voorrangsregels). Naast de wegcode bestaan er ook nog andere reglementeringen die van belang zijn. Bij mobiliteit en bij het organiseren van vervoersactiviteiten zijn meerdere partijen betrokken. Daarom is het nodig de rol, de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van al deze partijen te bekijken en vast te leggen welke rol iedere partij speelt en welke aansprakelijkheden die rol met zich meebrengt. Bovendien mogen we niet uit het oog verliezen dat een opgelegd preventiebeleid in de praktijk minder efficiënt zal zijn als er geen toezicht wordt gehouden op de naleving ervan en als inbreuken niet gesanctioneerd worden. Een wegcode publiceren zonder de nodige controles en sancties te voorzien, zal dan ook weinig resultaten opleveren. Daarom wordt in elke wet of besluit ook duidelijk vastgelegd wie aansprakelijk kan worden gesteld bij een inbreuk en welke boetes of sancties hiervoor opgelegd kunnen worden. Bij het bepalen van de verantwoordelijkheden moeten we een onderscheid maken tussen:
• de burgerlijke aansprakelijkheid • de strafrechtelijke aansprakelijkheid
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 5
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
Ook moeten we rekening houden met de wettelijke en reglementaire bepalingen en de hieruit voortvloeiende aansprakelijkheden en controlebevoegdheden, die kunnen verschillen in functie van de plaats waar de activiteiten worden uitgevoerd:
• langs de openbare weg • op publiek domein • op een privaat terrein • op een afgebakende bouwplaats De betrokken partijen zijn:
• de opdrachtgever en de organisator van het transport (verantwoordelijk voor de veiligheid tijdens het transport en het laden en lossen) • de eigenaar van het voertuig (verantwoordelijk voor de technische conformiteit van het voertuig) • de bestuurder van het voertuig of de gebruiker van de weg (zowel burgerlijk als strafrechtelijk aansprakelijk) • de eigenaar van de weginfrastructuur (verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van de weg en de kosten hiervoor) • de beheerder van de weg (verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg - verantwoordelijk • •
voor het vastleggen van de nodige technische eisen met de eigenaar en voor het opleggen van beperkingen aan het verkeer indien nodig) de toezichthouder (bevoegd om controles uit te oefenen en om tegensprekelijke vaststellingen te doen, zowel in burgerlijke als in strafrechtelijke zaken) de ordehandhaver (bevoegd om inbreuken te bestraffen en sancties op te leggen)
2.1. Burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid Veel inbreuken gebeuren uit onwetendheid of door een slechte voorbereiding van de werken. Voor een bestuurder van een voertuig of een werfmachine bestaat er een onderscheid tussen de burgerlijke en de strafrechtelijke aansprakelijkheid. De burgerlijke aansprakelijkheid speelt voornamelijk bij ongevallen met lichamelijke of materiële schade. Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat wie schade berokkent, die ook moet vergoeden. Bij het uitvoeren van bouwwerken wordt meestal een verzekering afgesloten die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt. Voor het besturen van voertuigen op de openbare weg is een verzekering ‘Burgerlijke aansprakelijkheid’ verplicht. Bij inbreuken op de wetgeving kan de inbreukpleger, ook als er geen schade is, strafrechtelijk vervolgd worden. Een rechtbank spreekt zich uit over wie verantwoordelijk is voor de inbreuk en wie ervoor gesanctioneerd moet worden. Bij een inbreuk op de wegcode, waarin de regels die bestuurders van voertuigen moeten respecteren en de bepalingen waaraan het voertuig en de bestuurder moeten voldoen, opgenomen zijn, kan de bestuurder strafrechtelijk vervolgd worden. Dit wil zeggen dat de wetgever een groot deel van de verantwoordelijkheid bij de bestuurder legt en hem aansprakelijk kan stellen. Enkele regelmatig voorkomende voorbeelden zijn:
• rijden met een voertuig of samenstel waarvoor de bestuurder niet het juiste rijbewijs heeft, zoals • •
6
NAVB DOSSIER • N° 143
bij het trekken van een zwaar geladen aanhangwagen, een zware compressor of een elektrische generator van meer dan 750 kg terwijl de bestuurder slechts over een rijbewijs B beschikt in plaats van een rijbewijs B+E rijden op de openbare weg met een gemotoriseerd voertuig (of een bouwmachine) dat niet ingeschreven en verzekerd is of waarvoor het gelijkvormigheidsattest of de technische keuring ontbreekt zonder vergunning een uitzonderlijk transport uitvoeren van ladingen die te zwaar zijn of die buiten de normale afmetingen uitsteken, zoals het vervoer van verlichtingspalen, machines met brede rupskettingen, werfketen, enz.
© navb-cnac Constructiv 2015
• gevaarlijke producten zoals brandstoffen, gasflessen, enz. vervoeren in hoeveelheden waarvoor een speciale ADR -opleiding vereist is • bouwmaterialen vanuit de bouwhandel naar de bouwplaats vervoeren zonder vakbekwaamheidsattest • materieel en materiaal vervoeren zonder een degelijke ladingzekering (bv. beschadigde spanbanden of verpakkingen) • opstuivend materiaal of afvalmaterialen vervoeren zonder dekzeil 2
Als de bestuurder van een voertuig oordeelt dat de lading niet veilig vervoerd kan worden, mag of moet hij weigeren om het transport in kwestie uit te voeren.
2.2. Transport langs de openbare weg – toepassing van de wegcode De openbare weg kan gedefinieerd worden als de wegen die publiek toegankelijk zijn en door iedereen gebruikt kunnen worden. Deze wegen moeten niet noodzakelijkerwijze eigendom zijn van de publieke overheid, ook wegen op privaat domein kunnen beschouwd worden als openbare weg indien de eigenaar (stilzwijgend) toestaat dat ze door iedereen worden gebruikt. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan de wegen die door een industriegebied, een havengebied of een goederenstation lopen en waarvan de grond en dus de weginfrastructuur eigendom is van een havenbedrijf of van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen. Dit eigendomsrecht is echter belangrijk als er moet worden bepaald wie instaat voor het onderhoud en de eventuele herstelling van de infrastructuur. Een gemeentebestuur kan niet zomaar beslissen om op de eigendom van iemand anders werken uit te voeren of signalisatie of andere uitrusting te plaatsen. Bij de regelgeving in verband met het transport van goederen over de openbare weg zijn verschillende wetten en besluiten van toepassing die verband houden met:
• de veiligheid van het wegverkeer • de handhaving van de verkeersveiligheid • de organisatie van wegtransport (vervoersvergunning) • de inschrijving en technische keuring van voertuigen (technische eisen voor de voertuigen en eventuele sanctionering in geval van inbreuken) • de medische geschiktheid (medische eisen voor de bestuurders) • het rijbewijs en de vakbekwaamheid van de bestuurders (rijopleiding, examinering en nascholing) De versnippering van bevoegdheden en de spreiding ervan over de verschillende federale of regionale overheidsdiensten maken de zaken er niet eenvoudiger op. De inhoud van de verschillende wetten en besluiten en de controle op de uitvoering zouden een coherent geheel moeten vormen, maar door deze versnippering van bevoegdheden kunnen niet alle bepalingen in één document opgenomen worden. Het is dus aangewezen om naast de wegcode ook de andere toepasbare reglementering te raadplegen. Gerechtelijke uitspraak! Op de werf die aan het openbaar verkeer onttrokken werd, zijn de wettelijke voorschriften van het verkeersreglement niet van toepassing. (LUIK 19.02.70, De Verzekering, 1970, p.105) Bij het uitvoeren van werken op de openbare weg is het belangrijk om de werkzones zeer duidelijk af te bakenen en ze af te scheiden van de openbare weg. Door een duidelijke afscheiding wordt de werkzone onttrokken aan de openbare weg en daarmee aan de wegcode. Doordat de wegcode niet van toepassing is binnen de werkzone, kunnen handelingen die anders verboden zouden zijn, toch uitgevoerd worden. Enkele voorbeelden:
• voetgangersverkeer of achteruit rijden op een autosnelweg • stationeren of parkeren op plaatsen waar een stationeerverbod of parkeerverbod geldt, zoals aan bushaltes en op invoegstroken
Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend te Genève op 30 september 1957
2
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 7
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
• tegen de rijrichting rijden in eenrichtingsstraten
De uitvoerders van de werken moeten echter beseffen dat een afbakening in twee richtingen werkt. Enerzijds wordt het verkeer uit de werkzone geweerd, maar anderzijds blijft de werkzone ook beperkt tot de afgebakende zone. Werknemers of voertuigen en machines die zich buiten de afbakening bevinden, bevinden zich op de openbare weg en moeten alle verkeersregels in acht nemen. Voordat een werf wordt ingericht, kan er dus best al rekening gehouden worden met het bepalen van de afgebakende werkzones, inclusief de nodige losplaatsen en het aanvragen van de signalisatievergunning. Een werkzone op een autosnelweg moet bijvoorbeeld lang genoeg zijn om toe te laten dat vrachtwagens de werkzone binnenrijden en binnen het afgebakende gebied hun achteruitrijmanoeuvre uitvoeren.
2.3. De wegcode Elke weggebruiker wordt verondersteld de wet (wegcode) te kennen en elke bestuurder van een voertuig heeft een theoretisch examen afgelegd om zijn rijbewijs te verkrijgen. Van elke bestuurder zou dus verwacht mogen worden dat hij weet met welke voertuigen hij mag rijden met het rijbewijs waarover hij beschikt en wat de beperkingen ervan zijn. De wegcode, of juister gezegd ‘Het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg’ van 1 december 1975, bevat de reglementering voor alle verkeer langs de openbare weg, dus zowel voor het wegverkeer met gemotoriseerde voertuigen als voor voetgangers en niet-gemotoriseerde voertuigen. Werfmachines worden beschouwd als gemotoriseerde voertuigen als ze zich langs de openbare weg verplaatsen en vallen in dat geval dus onder de bepalingen van de wegcode. Dit betekent dat, als iemand met een werfvoertuig over de openbare weg rijdt, dit voertuig moet voldoen aan alle eisen die gelden voor voertuigen op de openbare weg. Een uitzondering wordt gemaakt voor het transportvoertuig dat gebruikt wordt om het werfvoertuig naar de werf te vervoeren. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met artikel 81.4.5 van de wegcode, dat stelt dat voertuigen met metalen rupsbanden niet op de openbare weg mogen rijden. De bestuurders van deze voertuigen moeten voldoen aan de eisen die opgelegd worden in verband met:
• de leeftijd van de bestuurder • rijopleiding (rijbewijs) • medische geschiktheid • vakbekwaamheid (indien van toepassing) Titel II, art. 2 §2 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs: Motorvoertuigen die rijden op de openbare weg en die niet behoren tot een van de categorieën gedefinieerd in § 1, zoals het verrijdbare bedrijfsmaterieel, worden ingedeeld bij de categorie B, C1 of C naargelang hun maximale toegelaten massa. In de wegcode staan een aantal bepalingen om de veiligheid van het wegverkeer te verbeteren. Hieronder vallen onder andere:
• de betekenis van de wegsignalisatie, verkeerslichten, wegmarkeringen, voorrangsregels, snelheidsbeperkingen • de maatregelen die genomen moeten worden in geval van een defect motorvoertuig • de regels betreffende het stationeren en parkeren langs de openbare weg • de maatregelen die genomen moeten worden als er door de uitvoering van werken hinder wordt veroorzaakt voor het wegverkeer, zowel voor voertuigen als voor fietsers en voetgangers • het gebruik van de veiligheidsuitrusting, zoals de gevarendriehoek en de zwaailichten • de bevoegdheden om het verkeer te regelen en een seingever aan te stellen Deze punten worden verder in dit dossier uitgebreider besproken. Naast de wegcode bestaan er KB’s die parallel met de wegcode zijn opgesteld en waarin bijvoorbeeld de sancties zijn opgenomen die worden toegepast in functie van de vastgestelde inbreuken.
8
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
2.4. Vervoer op publiek domein buiten de openbare weg Voor vervoer buiten de openbare weg kunnen we veronderstellen dat de wegcode niet van toepassing is. Voor vervoer op een publiek domein is echter wel de regelgeving van openbare orde integraal van toepassing. Hieronder vallen onder meer algemene veiligheid, openbare dronkenschap en lawaaihinder. Op publiek domein kunnen de politiediensten optreden bij inbreuken tegen de openbare orde. ARAB - art. 434.4.3 Een persoon die niet volledig 18 jaar oud is of die de vereiste geschiktheden niet bezit om een beweegbaar toestel of een voertuig op de openbare weg te besturen, mag dit toestel of dat voertuig op de bouwplaats niet besturen, of toegelaten worden te besturen, ongeacht of die persoon al dan niet tot de onderneming behoort. Dit betekent dat de bepalingen in de wegcode ook vastleggen aan welke criteria bestuurders van werfvoertuigen of bouwmachines moeten voldoen. Dit betekent echter niet automatisch dat alle officiële attesten die verplicht zijn voor het besturen van deze voertuigen op de openbare weg (rijbewijs en vakbekwaamheid), ook voorgelegd moeten kunnen worden voor het besturen van deze voertuigen op de bouwplaats.
2.5. Overzicht van de rijbewijscategorieën De meeste bestuurders beschikken over een rijbewijs B of C en moeten de beperkingen kennen die van toepassing zijn voor hun rijbewijs. Hieronder volgt een overzicht van de verschillende bestaande rijbewijscategorieën:
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 9
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
In functie van de gewichtsklasse van de werfmachines zullen de bestuurders moeten beschikken over een aangepast rijbewijs:
• tot 3.500 kg: rijbewijs B • tot 7.500 kg: rijbewijs C1 • meer dan 7.500 kg: rijbewijs C Bij het inzetten van kleinere zelfaangedreven machines moet gecontroleerd worden of deze eventueel voldoen aan de beschrijving van drie- of vierwielers (trikes en quads) waarvoor een rijbewijs A geldt. Ook houders van een rijbewijs B mogen met deze voertuigen rijden. Bij het inzetten van grotere machines en bij de verplaatsing ervan langs de openbare weg zou gecontroleerd moeten worden of deze niet in de categorie ‘uitzonderlijk vervoer’ thuishoren. Vaak vallen grotere machines immers onder de bepalingen van het uitzonderlijke vervoer omdat de toegelaten breedte of het maximaal toegelaten gewicht overschreden wordt. Een rijbewijs G is enkel geldig voor het besturen van landbouwtractoren. Het is enkel van toepassing voor land- en bosbouwtoepassingen die beperkt blijven tot het traject tussen het erf en het veld. Zie ook de informatiefiche van het navb over rijbewijzen navb.constructiv.be>Welzijnsinfo>Publicaties
2.6. Technische eisen voor voertuigen Het KB van 15 maart 1968 legt de technische eisen vast voor voertuigen die zich verplaatsen langs de openbare weg. Deze eisen moeten ervoor zorgen dat de voertuigen geen extra risico’s voor de verkeersveiligheid veroorzaken. Onder de technische eisen zijn bepalingen opgenomen in verband met:
• de toegelaten lengte, breedte en hoogte van de voertuigen met hun lading • het toegelaten gewicht en de gewichtsverdeling op de verschillende assen • de technische uitrusting van vrachtwagen, zoals:
de lichten, richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of contourmarkering de achteruitkijkspiegels, dodehoekspiegels en het achteruitrijsignaal de uitrusting voor de ladingzekering, met de weerstandspecificaties voor de kop-, zij- en achterschotten en de ankerpunten de verplichte uitrusting voor noodgevallen, zoals brandblusser, signalisatiekegels en zwaailichten
uu uu
• •
De voertuigen worden volgens hun gebruiksdomein ingedeeld in categorieën. Deze indeling werd op Europees niveau vastgelegd om de technische eisen voor voertuigen te harmoniseren en ervoor te zorgen dat in de verschillende lidstaten dezelfde veiligheidsregels worden toegepast. Naast de technische eisen voor het voertuig zelf, zijn aan de verschillende categorieën ook eisen voor de bestuurder gekoppeld (rijopleiding, medische geschiktheid en vakbekwaamheid). De werknemers uit het PC 124 zullen voornamelijk geconfronteerd worden met de volgende categorieën, die verder beschreven zijn in de onderstaande tabel: categorieën M1 en AF, categorieën N1, N2 en N3, categorieën O en SF.
10
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
Categorie M
Beperkingen Aantal zitplaatsen3 / MTM4 / snelheid … Voor personenvervoer M1
Maximaal 8 zitplaatsen + bestuurder AA – Sedan AB – Voertuig met achterklep AC – Stationwagen AD – Coupé AE – Cabriolet AF – Voertuig voor meerdere doeleinden AF wordt aangeduid als FA en ingedeeld bij categorie N als het aantal ‘beschikbare’ zitplaatsen N ≤ 6 en het laadvermogen voor goederen > laadvermogen voor personen (= N x 68 kg).
M2 (*)
Meer dan 8 zitplaatsen en MTM < 5.000 kg
M3 (*)
Meer dan 8 zitplaatsen en MTM > 5.000 kg (*) De voertuigen van categorie M2 en M3 worden verder onderverdeeld in klassen naargelang van het aantal passagiers (tot 22 of > 22) en de aanwezigheid van zit- en/of staanplaatsen, en volgens type en code van koetswerk.
N
Voor goederenvervoer N1
< 3.500 kg
N2
3.500 tot 12.000 kg
N3
> 12.000 kg De voertuigen van categorie N worden verder onderverdeeld volgens: BA – Vrachtwagen BB – Bestelwagen BC – Oplegger-trekkend voertuig BD – Aanhangwagen-trekkend voertuig
G
Terreinvoertuigen Aanduiding die toegevoegd moet worden aan de categorieën M en N voor voertuigen voorzien van aandrijving van zowel voor- als achteras en voorzien van een differentieelblokkeringsmechanisme
O
Aanhangwagens O1
Aanhangwagens met MTM tot 750 kg
O2
Aanhangwagens met MTM van 750 kg tot 3.500 kg
O3
Aanhangwagens met MTM van 3.500 kg tot 10 ton
O4
Aanhangwagens met MTM > 10 ton De voertuigen van categorie O worden verder gecodeerd: DA – Oplegger DB – Autonome aanhangwagen DC – Middenasaanhangwagen
T
Landbouw- en bosbouwtrekkers T1
Max. 40 km/u en spoorbreedte > 1.150 mm en massa > 600 kg
T2
Max. 40 km/u en spoorbreedte < 1.150 mm en massa > 600 kg Max. 30 km/u als (hoogte zwaartepunt/gemiddelde spoorbreedte) > 0,90
T3
Max. 40 km/u en massa > 600 kg
T4
Trekkers voor speciale doeleinden en max. 40 km/u T4.1 – Portaaltrekkers T4.2 – Brede trekkers T4.3 – Trekkers met geringe hoogte boven het wegdek
C
Landbouw- en bosbouwtrekkers op rupsbanden
R
Aanhangwagens voor landbouw- en bosbouwtrekkers R1
TTM5 tot 1.500 kg
R2
TTM van 1.500 tot 3.500 kg
R3
TTM van 3.500 tot 21.000 kg
R4
TTM > 21.000 kg per as Aangevuld met de vermelding a - Max. 40 km/u b - > 40 km/u
34
Het aantal zitplaatsen wordt bepaald op basis van het aantal bevestigingspunten voor zitplaatsen. Zitplaatsen die tijdelijk weggenomen worden, maar waarvan de bevestigingspunten beschikbaar blijven, worden meegeteld in het aantal zitplaatsen.
3
MTM = Maximaal Toegelaten Massa
4
TTM = Technisch Toegelaten Massa
5
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 11
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
S
Verwisselbare getrokken machines S1
TTM tot 3.500 kg per as
S2
TTM > 3.500 kg per as Aangevuld met de vermelding a - Max. 40 km/u b - > 40 km/u
Voertuigen voor speciale doeleinden SA – Kampeerwagens SB – Gepantserde voertuigen SC – Ambulances SD – Lijkwagens SE – Caravans SF – Mobiele kranen SG – Overige voertuigen voor speciale doeleinden SH – Voor rolstoelen toegankelijke voertuigen
3. Uitzonderlijk vervoer Wanneer ladingen worden vervoerd die groter of zwaarder zijn dan wat met normale vrachtwagens vervoerd kan worden, worden ze beschouwd als ‘uitzonderlijk vervoer’ en hiervoor gelden specifieke regels. Het is dan ook belangrijk om te weten wat ‘normaal’ of ‘uitzonderlijk’ is, zeker bij het vervoeren van grote of zware ladingen, zoals:
• machines met brede rupskettingen of met een lange giek, torenkranen, machines voor boorpalen of hei-installaties en verhuisliften • geprefabriceerde elementen, balken, spanten, welfsels of vloerplaten, kokers en duikers • verlichtingspalen en bomen In de wegcode en het technisch reglement voor motorvoertuigen zijn de grenzen voor de massa en de afmetingen van voertuigen vastgelegd. Met voertuigen worden zowel gemotoriseerde voertuigen als aanhangwagens bedoeld. Artikel 46 van de wegcode bepaalt het volgende: Artikel 46. Lading van de voertuigen: afmetingen 46.2.3. De lading van de andere voertuigen mag niet verder dan 1 meter buiten het achtereinde van het voertuig uitsteken. De uitsteek mag evenwel bedragen: a) 3 meter, wanneer één van deze voertuigen met lange ondeelbare stukken beladen is; b) 1,50 meter, voor de ladingen van slepen die uitsluitend bestemd zijn voor het vervoer van auto’s;
• •
46.3. De hoogte van een beladen voertuig mag niet meer dan 4 meter bedragen. Het technisch reglement bepaalt de maximaal toegelaten afmetingen in functie van de samenstelling van de sleep, de afstand tussen de (tandem)assen en de toegelaten asbelasting in functie van het moment van inschrijving in het verkeersregister. Dit komt erop neer dat voor elk transport dat hoger dan 4 m, breder dan 2,5 m, langer dan 15,5 m of zwaarder dan 44 ton is, gecontroleerd moet worden of het een ‘uitzonderlijk’ vervoer is en in welke categorie het thuishoort. Het KB van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen legt de specifieke regels vast voor voertuigen die buiten de normale afmetingen of gewichtsklassen vallen. Artikel 3 bevat de definitie en in artikel 4 worden de verschillende categorieën van uitzonderlijk vervoer gedefinieerd. KB van 2 juni 2010 - Artikel 3 Een uitzonderlijk voertuig is een auto, een aanhangwagen of een sleep, zoals gedefinieerd in artikel 1 van het technisch reglement, die wegens zijn constructie of wegens zijn ondeelbare lading, de grenzen inzake massa of afmetingen overschrijdt vastgesteld in de Wegcode en het technisch reglement.
12
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
De eisen van de wegcode en het technisch reglement en de definities van de verschillende categorieën van uitzonderlijk vervoer die vermeld worden, kunnen als volgt samengevat worden: Bepalingen van de wegcode (KB van 1 december 1975) Type voertuig
Lengte voertuig
Lengte sleep
Breedte
Hoogte incl. lading
< 2,60 m
< 4,00 m
Gewicht
Bepalingen van het technisch reglement (KB van 15 maart 1968) Type voertuig
Lengte voertuig (*)
N (2 assen)
tot 12 m
Lengte sleep (*)
Breedte
Hoogte
2,50 m
Gewicht (**) < 19 ton
N (3 assen)
< 26 ton
Trekker/oplegger
< 15,50 m
tot 44 ton
Vrachtauto + aanhangwagen
< 18,65 m
tot 44 ton
(*) Afhankelijk van het aantal assen, de asafstand, … (voor details: zie art. 31 van het KB van 15 maart 1968) (**) Afhankelijk van de samenstelling, de datum van de inschrijving, … (voor details: zie art. 32 van het KB van 15 maart 1968)
Bepalingen in verband met uitzonderlijk vervoer (KB van 21 juni 2010) Categorie
Lengte voertuig
Lengte sleep
Breedte
Hoogte
Gewicht
1
< 19 m
< 27 m
< 3,5 m
< 4,00 m
conform
2
19 tot 22 m
27 tot 30 m
3,50 tot 4,25 m
< 4,50 m
< 90,0 ton
3
22 tot 28 m
30 tot 35 m
4,25 tot 5,0 m
4,50 tot 4,80 m
90 tot 120 ton
4
> 28 m
> 35 m
> 5,0 m
> 4,80 m
> 120 ton
3.1. Voorwaarden voor uitzonderlijk vervoer Aan uitzonderlijk vervoer worden een aantal verplichtingen opgelegd die de veiligheid op de weg moeten waarborgen. Dit zijn de belangrijkste:
• in het bezit zijn van een vergunning voor uitzonderlijk vervoer. Hier wordt een onderscheid
gemaakt tussen een langlopende of permanente vergunning en een kortlopende of tijdelijke vergunning. een retributie betaald hebben in functie van de categorie van uitzonderlijk vervoer (respectievelijk 75, 75, 113 of 150 euro (index november 2009)) voldoen aan de technische eisen voor het voertuig, zoals stuurbare assen en beperking van de oversteek in acht nemen van de beperkingen op het aantal producten dat gelijktijdig vervoerd mag worden zorgen dat het voertuig voorzien is van de voorgeschreven veiligheidsuitrusting, zoals signalisatie en verlichting naargelang van de omstandigheden begeleiding voorzien door: uuéén begeleidingsvoertuig uutwee begeleidingsvoertuigen, waarvan één met de verkeerscoördinator uudrie begeleidingsvoertuigen, waarvan één met de verkeerscoördinator uude politie (aanvullend) •• De begeleidingsvoertuigen voldoen aan de gestelde technische eisen en zijn voorzien van de verplichte bijkomende uitrusting, zoals communicatiemiddelen, veiligheids- en signalisatiematerieel (brandblusser, toortslampen, verkeersborden en kegels) en meetapparatuur. •• Een verkeerscoördinator en eventueel bijkomende begeleiders worden aangesteld en hun bevoegdheden worden vastgelegd. Het te volgen traject wordt vijf dagen op voorhand verkend door de verkeerscoördinator. •• Afhankelijk van het type uitzonderlijk vervoer is transport verboden op weekdagen tussen 6.00 u en 21.00 u, van 12.00 u ‘s zaterdags tot 24.00 u ‘s zondags, op feestdagen, bij mist of beperkt zicht of bij ongunstige weersomstandigheden zoals sneeuw en ijzel.
• • • • •
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 13
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
4. Signalisatie van verkeershinder op de openbare weg Bij het leveren van bouwmaterialen op de bouwplaats kan het verkeer op de openbare weg regelmatig gehinderd worden, zowel door vrachtwagens die tijdens het lossen geheel of gedeeltelijk op de openbare weg blijven staan als door werknemers die moeten zorgen voor het aanslaan van de lasten en door hefwerktuigen die worden ingezet om de lading te lossen.
4.1. Wettelijk kader Wegcode - Artikel 78. Signaleren van werken en verkeersbelemmeringen 78.1.1. Het signaleren van de op de openbare weg aangebrachte werken valt ten laste van diegene die de werken uitvoert. Wanneer verkeersborden betreffende de voorrang, verbodsborden, gebodsborden, verkeersborden betreffende het stilstaan en parkeren of voorlopige markeringen die de rijstroken aanduiden moeten worden aangewend, mag deze signalisatie slechts worden aangebracht op voorwaarde dat daartoe toelating is gegeven: door de Minister tot wiens bevoegdheid het beheer van de autosnelwegen behoort of door zijn gemachtigde, zo het een autosnelweg betreft; door de burgemeester of zijn gemachtigde zo het een andere openbare weg betreft. De toelating bepaalt in elk geval de verkeerstekens die zullen gebruikt worden.
•• ••
78.1.2. De verkeerstekens moeten weggenomen worden door diegene die de werken uitvoert zodra deze beëindigd zijn. 78.2. De verkeersbelemmeringen moeten worden gesignaleerd: hetzij door de overheid die het beheer van de openbare weg heeft, wanneer het een belemmering betreft die niet te wijten is aan de daad van een derde; hetzij door hem die de belemmering in het leven geroepen heeft.
•• ••
Ingeval deze laatste in gebreke blijft, neemt de overheid die het beheer van de openbare weg heeft, deze verplichting op zich; de kosten die hieruit voortvloeien, kunnen door die overheid teruggevorderd worden van de in gebreke gebleven persoon. De wegcode bepaalt dat verkeershinder duidelijk gesignaleerd moet worden en verwijst hiervoor naar de bepalingen van het ministerieel besluit van 7 mei 1999 over de signalisatie van verkeershinder. De wegcode stelt ook dat de persoon die de hinder veroorzaakt, voor de nodige signalisatie moet zorgen, maar spreekt zich niet uit over de vraag welke van de partijen de hinder veroorzaakt. Bij een levering van bouwmaterialen aan een werf kan dit inderdaad op twee manieren geïnterpreteerd worden. Wie veroorzaakt de hinder? Degene die de bouwwerken uitvoert en de materialen bestelt of degene die de bestelde materialen komt leveren? Hiervoor zou een praktische oplossing gevonden moeten worden, omdat de vereiste signalisatie afhankelijk van het type weg, de omvang en de duur van de hinder, meer of minder uitgebreid zal zijn.
4.2. Verantwoordelijkheid: wie voert de werken uit? Wie veroorzaakt de hinder? Wie is verantwoordelijk voor de plaatsing van de werfsignalisatie als het verkeer gehinderd wordt tijdens het lossen van de vrachtwagens? De werfleiding, de leverancier van bouwmaterialen of de transporteur die het vervoer verzekert?
14
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
De wegcode voorziet bepalingen voor laden en lossen, maar sommige ‘loswerkzaamheden’ vallen duidelijk buiten de definitie van de wegcode, zeker als het lossen meerdere uren in beslag neemt en hiervoor speciale uitrusting of machines nodig zijn, zoals mobiele kranen en betonpompen. Dit betekent dat deze werken niet uitgevoerd zouden mogen worden als er geen aangepaste signalisatie aanwezig is op de losplaats. Bij een eventuele interventie van de politie of een andere bevoegde overheidsdienst, zal deze zich meestal richten tot de persoon die het voertuig bestuurt en hem verbaliseren. Het is dus de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat zijn voertuig tijdens het lossen op een reglementaire manier opgesteld staat. Ook hier geldt het principe dat de werkgever een werknemer niet kan verplichten om een overtreding te begaan. Het is de verantwoordelijkheid van de vrachtwagenbestuurder om na te gaan of de loswerken in veilige omstandigheden kunnen verlopen en indien nodig te vragen de nodige verbeteringen aan te brengen.
4.2.1. Voorkomen van het probleem - inbreng van de veiligheidscoördinator De veiligheidscoördinator moet al tijdens de ontwerpfase oog hebben voor de manier waarop de werken uitgevoerd zullen worden en een summiere planning van de werken opmaken. Tijdens zijn studie zal hij dan de knelpunten kunnen ontdekken die zich kunnen voordoen bij de levering, de opslag en de plaatsing van de bouwmaterialen of aangevoerde geprefabriceerde elementen. De levering en het transport van bouwmaterialen worden meestal geregeld door een leveringsovereenkomst en niet door een aannemingsovereenkomst. Dit betekent dat de levering van bouwmaterialen niet als een bouwactiviteit wordt beschouwd en dat de leveranciers niet als onderaannemers worden beschouwd. Daarom neemt de veiligheidscoördinator de levering van bouwmaterialen vaak niet op in het Veiligheids- en Gezondheidsplan (VGP). Het KB TMB6 stelt echter duidelijk dat de veiligheidscoördinator bij het opmaken van een VGP rekening moet houden met alle eventuele risico’s waaraan de uitvoerders worden blootgesteld, waaronder het verkeer. Daarnaast moet hij ook de risico’s bestuderen die de werf veroorzaakt voor de omgeving. Als het leveren van bouwmaterialen aan de werf met andere woorden hinder voor het verkeer veroorzaakt of de verkeersveiligheid in het gedrang brengt, moeten de nodige preventiemaatregelen opgenomen worden in het VGP. Een mobiliteitsstudie zou dus deel moeten uitmaken van de opdracht van de veiligheidscoördinator.
4.2.2. Aanstellen van een bevoegd seingever of gemachtigd opzichter De bevoegdheid om het verkeer te regelen, ligt bij de politiediensten. De wegcode staat enkele uitzonderingen toe, maar is zeer restrictief over de situaties waarin weggebruikers de instructies van andere personen moeten opvolgen. In artikel 40bis van de wegcode komen het gedrag tegenover groepen kinderen, scholieren, personen met een handicap en bejaarden en de begeleiding van deze groepen door ‘opzichters’ aan bod. Wegcode - art. 59.21: De opzichters bedoeld in artikel 40bis.1.2° moeten ten minste 18 jaar oud zijn en gemachtigd zijn door de burgemeester van de gemeente waar zij hun taak uitoefenen, na een gepaste opleiding door de gemeentelijke politie of de rijkswacht. Zij dragen om de linkerarm een band met, horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, de naam van de gemeente. In artikel 41.3.1 staat dat weggebruikers de aanwijzingen van werfopzichters moeten opvolgen om de veiligheid van het personeel van werken op de openbare weg te verzekeren. Wegcode - art. 41.3: 41.3.2. Om het verkeer stil te leggen, moeten die militairen, signaalgevers, wegkapiteins, groepsleiders en werfopzichters gebruik maken van een schijf waarop het verkeersbord C3 afgebeeld is en waarvan de karakteristieken bepaald worden door de Minister van Verkeerswezen. Koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.
6
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 15
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
Vaak geleiden arbeiders werfvoertuigen wanneer deze de werf binnen- of buitenrijden. Op die manier bevorderen ze de verkeersveiligheid op de openbare weg door te waarschuwen voor de gevaren die de uitvoering van de werken met zich kan meebrengen. Daarbij is het belangrijk dat de arbeiders de werken of gevaren signaleren volgens de regels die zijn vastgelegd in de wegcode. De arbeiders moeten zich er echter van bewust zijn dat ze niet bevoegd zijn om bestuurders van voertuigen te verplichten om:
• te stoppen om een vrachtwagen door te laten die van de werf komt • hun voertuig te verplaatsen als het voor de werf hinderlijk opgesteld zou zijn • over een ononderbroken witte lijn te rijden of tegen de rijrichting in te rijden, als de doorgang om voorbij de werken te rijden te smal zou zijn • een rood stoplicht of de voorrangsregels te negeren, zelfs niet als de weg hierdoor sneller vrijgemaakt kan worden
Daarom is een goede werfvoorbereiding belangrijk, zodat tijdig een signalisatieplan opgemaakt kan worden en de nodige vergunningen verkregen kunnen worden, ook als de bouwwerken zelf niet op de openbare weg worden uitgevoerd, maar er verkeershinder kan ontstaan door de aanvoer van bouwmaterialen. Bij twijfel is het aangewezen overleg te plegen met de bevoegde diensten (politie of gemeentelijke diensten).
4.2.3. Mogelijke oplossingen: technische uitrusting Werfuitrusting – signalisatiemateriaal Bij de studie van de werfinrichting en de opmaak van het VGP moet de veiligheidscoördinator voldoende aandacht besteden aan het vervoer, het laden en lossen en de opslag van bouwmaterialen en machines. Als het verkeer op de openbare weg hierdoor gehinderd wordt, zal het aspect weg signalisatie automatisch aan bod komen. De beste oplossing is om op de werf een plaats te voorzien waar vrachtwagens tijdens het lossen kunnen stationeren en een gemakkelijk te verplaatsen afbakening en signalisatie ter beschikking hebben, zodat ze de losactiviteiten op een veilige manier kunnen uitvoeren. Bij de werfinrichting moet rekening gehouden worden met de plaats die een vrachtwagen nodig heeft om veilig een werf binnen en buiten te rijden, maar verder moet ook het zicht van de bestuurder verzekerd zijn en moet de inrijbreedte voldoende groot zijn, zeker bij zeer lange ladingen, waar het middelste deel van de lading de bocht zal afsnijden en de oversteek achteraan zal uitzwaaien. Zie ook navb dossier 142, Bouwplaatsinrichting (navb.constructiv.be>Welzijnsinfo>Publicaties).
16
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
Uitrusting van voertuigen – gelijktijdig gebruik van de vier knipperlichten Artikels uit de wegcode: Artikel 32bis. Gelijktijdig gebruik van al de richtingsaanwijzers De inrichting die toelaat al de richtingsaanwijzers van een voertuig gelijktijdig te laten werken, mag slechts gebruikt worden in de gevallen voorzien in artikelen 39bis.27 en 51 of om de andere weggebruikers te wijzen op een dreigend gevaar voor ongeval. Artikel 51. Defect voertuig, op de openbare weg gevallen lading 51.1. De bestuurder van een defect voertuig moet de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en vlotheid van het verkeer te verzekeren. Te dien einde moet hij het voertuig opstellen zoals een geparkeerd voertuig. Wanneer een auto of een door dit voertuig getrokken aanhangwagen evenwel niet kan worden verplaatst of slechts kan worden opgesteld op een plaats waar het stilstaan en het parkeren verboden zijn, moet de bestuurder dit voertuig op afstand signaleren door de gevarendriehoek, voorzien in artikel 81.2.1° van dit reglement. De bestuurder kan bovendien gebruik maken van andere signalisatiemiddelen, ondermeer door het gelijktijdig doen functioneren van alle richtingsaanwijzers van het voertuig of door een draagbaar oranjegeel knipperlicht te plaatsen. De auto of aanhangwagen waarvan de verlichtings- of signalisatiemiddelen defect zijn moet op dezelfde wijze gesignaleerd worden wanneer het voertuig niet duidelijk kan worden opgemerkt van op een afstand van ongeveer 100 meter. 51.2. De gevarendriehoek wordt voor het voertuig geplaatst ongeveer in verticale stand, op een afstand van ten minste 30 meter op de gewone wegen en van ten minste 100 meter op de autosnelwegen, en zodanig dat hij voor de naderende bestuurders zichtbaar is van op een afstand van ongeveer 50 meter. Binnen de bebouwde kommen, op plaatsen waar de afstand van 30 meter niet kan in acht genomen worden, mag de gevarendriehoek op een kleinere afstand en eventueel op het voertuig geplaatst worden. 51.3. Wanneer een lading geheel of gedeeltelijk op de openbare weg valt en niet onmiddellijk kan worden weggeruimd moet de bestuurder eveneens de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en vlotheid van het verkeer te verzekeren en de hindernis signaleren zoals hierboven bepaald. Artikel 52. Gedrag bij een ongeval 52.1. Elke persoon betrokken in een ongeval moet de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en vlotheid van het verkeer te verzekeren. De bestuurder moet ondermeer de bepalingen van artikel 51 naleven. Het voertuig moet evenwel niet verplaatst worden wanneer het een ongeval betreft dat lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Veel bestuurders van voertuigen zijn niet op de hoogte van de richtlijnen voor het gelijktijdig laten werken van de vier knipperlichten. Een veel voorkomend geval van een oneigenlijk gebruik van de knipperlichten is bij het kortstondig stationeren op plaatsen waar eigenlijk niet gestationeerd mag worden en waar het voertuig een gevaar vormt voor het verkeer of voor de andere weggebruikers. Om de andere weggebruikers te waarschuwen voor dit gevaar, worden vaak de vier knipperlichten aangezet. Op zich misschien een goedbedoelde maatregel, maar dit verandert niets aan het feit dat de bestuurder een overtreding begaat en dat de knipperlichten niet op de voorgeschreven manier worden gebruikt.
Veiligheidsuitrusting In elk voertuig moet de wettelijk verplichte veiligheidsuitrusting aanwezig zijn. Deze omvat:
• een gevarendriehoek • een brandblusser: het type en de capaciteit moeten aangepast zijn aan de grootte van het
voertuig en aan de vervoerde lading. In de ADR-reglementering zijn gedetailleerde bepalingen opgenomen voor gevaarlijke producten.
Artikel 39bis 2 betreft het busvervoer van schoolkinderen.
7
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 17
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
• een EHBO-kit: de inhoud van de kit kan aangepast worden aan de vervoerde lading of aan het aantal vervoerde personen. • een signalisatievest Indien nodig kan bijkomend het volgende voorzien worden:
• signalisatiematerieel (zoals verkeerskegels) • mobiele verlichting of zwaailichten: het is aangewezen de steunpoten bij hefwerktuigen of betonpompen te signaleren en te verlichten wanneer het donker is.
Uitrusting van vrachtwagen – oranjegele zwaailichten en reflecterende markeringen De vrachtwagens zelf moeten uitgerust zijn met:
• oranjegele zwaailichten • •
De zwaailichten moeten het verkeer verwittigen van een mogelijk gevaarlijke situatie die veroorzaakt wordt doordat de vrachtwagen breder is dan van op afstand ingeschat kan worden of traag rijdt of stilstaat en hierdoor een onverwachte hindernis vormt. aangepaste zijdelingse verlichting De zijdelingse verlichting moet ervoor zorgen dat de andere weggebruikers de omvang van de vrachtwagen of van de sleep op een correcte manier kunnen waarnemen. De trekker en aanhangwagen moeten als één geheel waargenomen worden. retroreflecterende markeringen
Deze markeringen zijn sinds 10 juli 2011 verplicht voor voertuigen van categorie N2, N3, O3 en O4, en meer specifiek voor vrachtwagens vanaf 7.500 kg, breder dan 2,10 m of langer dan 6 m en voor aanhangwagens vanaf 3.500 kg. Het principe van de zijmarkering wordt geïllustreerd in de figuur hiernaast. De kleur van de markeringen moet wit of geel zijn aan de zijkant en wit, geel of rood aan de achterkant. De markeringen moeten voldoende ver verwijderd blijven van de achterlichten, stoplichten en knipperlichten, zodat deze lichten duidelijk waarneembaar blijven. Extra aandacht is ook nodig bij het vervoer van lange elementen met behulp van een afzonderlijke dissel. Op de lading die de verbinding vormt tussen deze dissel en de trekker, moet de nodige signalisatie en verlichting aangebracht worden.
Uitrusting van prioritaire voertuigen - blauwe zwaailichten In het kader van dringende interventies werden bepalingen voor prioritaire voertuigen vastgelegd. Om ervoor te zorgen dat deze voertuigen duidelijk herkenbaar zijn, zijn ze uitgerust met blauwe zwaailichten waarvan het gebruik streng gereglementeerd is. De wegcode bepaalt in artikel 37 waar en wanneer deze zwaailichten gebruikt mogen worden. Wegcode - Artikel 37. Prioritaire voertuigen 37.1. Prioritaire voertuigen zijn uitgerust met één of meerdere blauwe knipperlichten en een speciaal geluidstoestel overeenkomstig de bepalingen van de technische reglementen van de auto’s of van de bromfietsen en motorfietsen. 37.2. De blauwe knipperlichten moeten gebruikt worden wanneer het prioritaire voertuig een dringende opdracht uitvoert. Ze mogen niet gebruikt worden bij de uitvoering van elke andere opdracht. 37.3. Het speciaal geluidstoestel mag slechts gebruikt worden wanneer het prioritaire voertuig een dringende opdracht uitvoert. 37.4. Wanneer het verkeer door verkeerslichten wordt geregeld mag het prioritaire voertuig dat het speciaal geluidstoestel gebruikt, het rood licht voorbijrijden na te hebben gestopt en op voorwaarde dat zulks geen gevaar voor de andere weggebruikers oplevert. Artikel 38. Gedrag tegenover prioritaire voertuigen die het speciaal geluidstoestel gebruiken Zodra het speciaal geluidstoestel het naderen van een prioritair voertuig aankondigt, moet elke weggebruiker onmiddellijk de doorgang vrijmaken en voorrang verlenen; zo nodig moet hij stoppen.
18
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
Het technisch reglement voor motorvoertuigen bepaalt welke voertuigen uitgerust mogen worden met blauwe zwaailichten, namelijk voertuigen van de brandweer, de politie, de civiele bescherming, de MUG en ambulances. Voor andere voertuigen is het gebruik van blauwe zwaailichten verboden. Bij uitzondering kan de minister van Mobiliteit een vergunning verlenen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor Fluxys in het kader van het uitvoeren van dringende interventies bij gaslekken. Bij deze uitzonderingen staat zeer duidelijk beschreven voor welke interventies de blauwe zwaailichten gebruikt mogen worden. KB 19688 - Technisch reglement, artikel 28, §2, 1°, c, lid 4: Bij wijze van uitzondering kan de Minister van Verkeerswezen de toelating verlenen om andere voertuigen, bestemd voor een openbare dienst, vooraan of op het dak uit te rusten met één of meerdere blauwe knipperlichten. 5
5. Gemengd transport en vervoer van gevaarlijke producten In verband met gemengd transport duiken regelmatig vragen op. Bijvoorbeeld: wat mag samen vervoerd worden in voertuigen die zowel geschikt zijn voor het vervoer van personen als van goederen? Het antwoord hierop is echter niet zo eenvoudig. De beperking op de maximaal toegelaten massa (MTM) moet altijd gerespecteerd worden. Bij voertuigen voor gemengd transport wordt het laadvermogen bepaald als de MTM van het voertuig, verminderd met het gewicht van de passagiers. Dit betekent echter niet dat er extra materiaal vervoerd mag worden als er geen passagiers aanwezig zijn. In het technisch reglement wordt het aantal passagiers gelijkgesteld aan het aantal zitplaatsen, met inbegrip van de beschikbare aanhechtingspunten waaraan bijkomende zitplaatsen bevestigd kunnen worden. In het technisch reglement zijn ook bepalingen opgenomen in verband met de afscheiding tussen de laadruimte en de bestuurderscabine: er moet een mechanische barrière zijn tussen de vervoerde goederen en de passagiers. Een lading moet correct gezekerd kunnen worden. Ook mogen de bestuurder of de passagiers niet blootgesteld worden aan gevaarlijke producten: gezondheidsgevaarlijke en brandgevaarlijke producten mogen dus niet in dezelfde ruimte worden vervoerd als de passagiers. Gebeurt dit wel, dan moet de laadruimte volledig afgescheiden zijn van de passagiersruimte en indien nodig voorzien zijn van extra verluchting. Bij het transport van grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen moeten de regels van de ADRreglementering in acht genomen worden, bijvoorbeeld bij het vervoer van brandstoffen voor de bevoorrading van grondverzetmachines, vloeibare bitumen bij wegenwerken of oplosmiddelen bij industriële schilderwerken. Wegcode - Artikel 48bis. Vervoer van gevaarlijke goederen 48bis.1. Verplichting de autosnelweg te volgen Voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren in de zin van het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) en zijn bijlagen, ondertekend te Genève op 30 september 1957 en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960, en die krachtens dat Verdrag of krachtens verordeningsbepalingen van intern recht voorzien moeten zijn van een oranje bord, moeten, behalve in geval van noodzaak, de autosnelwegen volgen.
Technisch reglement: koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.
8
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 19
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
ADR9 1.1.3.3. Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van vloeibare brandstoffen De voorschriften van het ADR zijn niet van toepassing op het vervoer van: a. De brandstof, vervat in de reservoirs van een voertuig dat een transportoperatie uitvoert, en die dient voor zijn voortstuwing of voor de werking van een van zijn uitrustingen. De brandstof mag vervoerd worden in vaste brandstofreservoirs, rechtstreeks verbonden met de motor of met de hulpuitrusting van het voertuig en conform aan de desbetreffende reglementaire bepalingen, of in draagbare brandstofrecipiënten (zoals jerrycans). De totale capaciteit van de vaste reservoirs mag niet groter zijn dan 1500 liter per transporteenheid, en deze van een reservoir dat op een aanhangwagen gemonteerd is mag niet groter zijn dan 500 liter. Ten hoogste 60 liter per transporteenheid mag vervoerd worden in draagbare brandstofreservoirs. Deze beperkingen zijn niet van toepassing op voertuigen die door de hulpdiensten gebruikt worden. b. De brandstof, vervat in de reservoirs van voertuigen of andere transportmiddelen (zoals schepen) die als lading vervoerd worden, wanneer deze bestemd is voor hun voortstuwing of voor de werking van één van hun uitrustingen. De kranen tussen de motor of de uitrusting en het reservoir moeten tijdens het transport gesloten zijn, behalve wanneer het noodzakelijk is dat deze uitrusting blijft werken. In voorkomend geval moeten de voertuigen of andere transportmiddelen rechtop geladen worden en beveiligd tegen elke val. In de ADR-reglementering zijn een aantal afwijkingen en vrijstellingen opgenomen, waardoor het vervoer van kleine hoeveelheden brandstof vrijgesteld is van de administratieve verplichtingen die voortvloeien uit de ADR-reglementering. Hieruit kunnen we concluderen dat er maximaal 60 liter brandstof (benzine of diesel) vervoerd mag worden in draagbare brandstofrecipiënten (jerrycans). Overeenkomstig de beperkingen tijdens het transport zou het brandstofreservoir van bouwmachines of andere uitrusting een capaciteit van maximaal 500 liter mogen hebben en moet dit reservoir vast aan de machine verbonden zijn. Het vervoer van een gevulde tank door middel van een heftruck, een verreiker of een ander behandelingstoestel is niet toegelaten. 6
ADR: het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend te Genève op 30 september 1957
9
20
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
6. Transport van goederen voor rekening van derden De wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg legt niet alleen bepalingen vast voor de transporteur, maar ook voor de opdrachtgever. Volgens de bepalingen van artikel 43, §3 kan een aannemer vervolgd worden als hij de opdracht geeft een transport uit te voeren dat niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is. Wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg – artikel 43, §3 De opdrachtgever, de verlader, de vervoerscommissionair of de commissionair-expediteur van een vervoer van goederen waarop de communautaire regelgeving, deze wet of haar uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn, worden op dezelfde wijze gestraft als de daders van de hierna genoemde inbreuken indien zij instructies hebben gegeven of daden hebben gesteld die tot deze inbreuken hebben geleid: 1° de overschrijding van de toegelaten massa’s en afmetingen van de voertuigen of slepen; 2° de niet-naleving van de voorschriften betreffende de veiligheid van de lading van de voertuigen; 3° de niet-naleving van de voorschriften betreffende de rij- en rusttijden van de bestuurders van voertuigen; 4° de overschrijding van de toegestane maximumsnelheid van de voertuigen; 5° de niet-naleving van de voorschriften inzake cabotage over de weg. Deze clausules kunnen belangrijk zijn voor een bouwonderneming, vooral wanneer alle transportmiddelen binnen het bedrijf verzameld zijn in een aparte onderneming die juridisch ook een autonome entiteit vormt. Dat is vaak zo wanneer voor grondverzetvoertuigen en -machines een apart filiaal wordt opgericht dat ook voor andere bedrijven grondwerken kan uitvoeren en kan optreden als onderaannemer. Vooral bedrijven met gemengde activiteiten die een eigen afdeling hebben voor de productie van bouwmaterialen (zoals beton- of asfaltcentrales), voor de productie van geprefabriceerde bouwelementen of voor de verwerking van afbraakmateriaal (zoals breek- en recyclageinstallaties voor betonpuin), gaan op die manier te werk. Een apart transportbedrijf verzorgt dan het vervoer van de materialen tussen de productiesite en de werf. Het is belangrijk om na te gaan of dit soort overeenkomsten geregeld wordt via een aannemingsovereenkomst of dat de vergoeding gebaseerd is op het aantal gepresteerde uren of de vervoerde hoeveelheden. In het laatste geval kan de overeenkomst geïnterpreteerd worden als een vervoersovereenkomst voor ‘transport voor rekening van derden’. Of de contractant al dan niet deel uitmaakt van dezelfde groep, is daarbij van geen belang. Juridisch gezien wordt hij beschouwd als een ‘derde’. De uitzonderingen op de vakbekwaamheidsverplichting die gelden voor het vervoer van bouwmaterialen en uitrusting voor eigen gebruik, moeten opnieuw geëvalueerd worden in geval van transport voor rekening van derden. De onderneming in kwestie moet dan beschikken over een geldige vervoersvergunning en over het nodige bevoegde personeel om dit bedrijf te leiden. Meer informatie hierover is te vinden in de wetten van 15 juli 2013 betreffende het vervoer van goederen en betreffende het vervoer van personen.
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 21
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
7. Persoonlijke documenten en boorddocumenten Elke bestuurder die zich met zijn voertuig op de openbare weg begeeft, moet beschikken over een aantal officiële (en originele) documenten. Deze omvatten: Persoonlijke documenten:
• identiteitskaart • een geschikt rijbewijs en indien nodig een attest van rijgeschiktheid en vakbekwaamheid • bestuurderskaart of tachograafschijf en indien nodig een attest van non-activiteit Boorddocumenten:
• inschrijvingsbewijs • keuringsbewijs • gelijkvormigheidsattest • verzekeringsdocumenten • eurovignet • fiscaal kenteken • Europees aanrijdingsformulier Andere documenten:
• handleiding van het voertuig en de gemonteerde uitrusting • •
Indien van toepassing: nationale vergunning voor beroepsgoederenvervoer leaseovereenkomst
Als er bijkomende uitrusting op de vrachtwagen gemonteerd is, zoals een autolaadkraan:
• eventuele keuringsattesten en gebruiksvoorschriften Een regelmatige controle van de geldigheid van de persoonlijke documenten en van de boorddocumenten moet ervoor zorgen dat niet alleen wordt voldaan aan alle bepalingen inzake het technisch onderhoud en de technische keuring van het voertuig, maar ook aan de bepalingen inzake opleiding, nascholing en medische geschiktheid van de bestuurder.
8. Vakbekwaamheid van vrachtwagenbestuurders 8.1. Wettelijk kader De Europese richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen werd omgezet in het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D, D+E en legt aan alle professionele bestuurders de verplichting op om regelmatig hun vakkennis bij te schaven. Deze nascholing houdt in dat elke bestuurder een opleiding moet volgen, waarbij één volledige dag opleiding (van acht uur) gelijkstaat met zeven punten. Binnen de periode van vijf jaar voor het vervallen van zijn vakbekwaamheidsattest moet de bestuurder 35 punten verzameld hebben of met andere woorden vijf dagen opleiding gevolgd hebben. Als dat het geval is, wordt het bewijs van vakbekwaamheid aangeduid op het rijbewijs met een code 95 die vijf jaar geldig blijft.
22
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
Uitzondering voor het vervoer van bouwmaterialen: In het KB van 4 mei 2007 zijn een aantal uitzonderingen opgenomen waarvoor geen attest van vakbekwaamheid vereist is. Een van deze clausules kan zo geïnterpreteerd worden dat het transport van bouwmaterialen niet onder de verplichting tot nascholing zou vallen. UITZONDERING: de vereiste van vakbekwaamheid is niet van toepassing op bestuurders van: voertuigen met een toegelaten maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/uur voertuigen in gebruik bij of onder controle van strijdkrachten, burgerbescherming, brandweer, handhaving van de openbare orde testvoertuigen, onderhoudsvoertuigen, herstellingsvoertuigen, … voertuigen die worden gebruikt bij noodtoestanden of reddingsoperaties voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel goederen- en personenvervoer voor privédoeleinden voertuigen (of combinaties van voertuigen) die worden gebruikt voor het vervoer van materiaal, apparatuur of machines die de bestuurder voor zijn werk nodig heeft en op voorwaarde dat dit vervoer niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is. Voor meer informatie rond deze uitzonderingen kunt u de website van de FOD Mobiliteit en Vervoer raadplegen: www.mobiliteit.belgium.be>Resources>publicaties>wegvervoer> pub_rijbewijs_faq_vrijstellingen.
•• •• •• •• •• •• ••
In het KB staat vermeld dat deze verplichte nascholing niet van toepassing is als het vervoer van goederen slechts occasioneel gebeurt en niet de hoofdactiviteit van de vrachtwagenbestuurder is. Ook bestuurders van landbouwtractoren en houders van een rijbewijs G ontsnappen aan deze verplichtin g. Aangezien de verkeerswetgeving regelmatig wordt aangepast aan moderne technieken, is een opfrissing van de theoretische kennis geen verloren moeite. Deze theoretische kennis omvat onder andere:
• kennis van de verkeerstekens • de eisen inzake ladingzekering • maatregelen in verband met incidenten of ongevallen op de openbare weg en eerste hulp bij ongevallen • de registratie en de administratie op het vlak van rij- en rusttijden en het gebruik van de tachograaf
Naast deze theoretische kennis wordt in deze richtlijn ook de nadruk gelegd op praktische oefeningen om vertrouwd te raken met defensief rijden, rijden met bewegende ladingen en dergelijke. Hierbij mag niet uit het oog verloren worden dat veel ongevallen veroorzaakt worden door een gebrek aan kennis en vakbekwaamheid. Verder wordt tijdens het transport vaak materiaal en materieel beschadigd omdat het slecht gestapeld is of los vervoerd wordt. Een degelijke opleiding kan dergelijke schade voorkomen en veel kosten besparen.
8.2. Opleidingen van het fvb Voor bestuurders die werkzaam zijn bij bouwbedrijven of bij handelaars in bouwmaterialen die ressorteren onder het PC 124, biedt het fvb specifieke opleidingen over de risico’s bij het transport van bouwmaterialen. Vier modules van elk acht uur kunnen (apart) gevolgd worden:
• defensief rijden (theorie + praktijk) • ecodriving (theorie + praktijk) • wetgeving en boorddocumenten • veilig vervoer van bouwmaterialen (theorie + praktijk)
Voor actuele informatie, surf naar fvb.constructiv.be>Opleidingscatalogus
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 23
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
8.3. Ladingzekering / overlading Specifiek wordt in de opleiding Veilig vervoer van bouwmaterialen, die deel uitmaakt van het opleidingsaanbod van het fvb, veel aandacht besteed aan het zekeren van de lading. Dit is een thema waaraan werkgevers meer aandacht zouden moeten besteden, want op een bouwplaats is meestal onvoldoende vakbekwaamheid aanwezig op het vlak van ladingzekering. Vaak worden de uitrusting en het materiaal los in de laadbak van de vrachtwagen of in de laadruimte van de bestelwagen gestapeld, zonder aandacht voor het vastsjorren van deze lading. De bestuurder van het voertuig draagt in dit verband een grote verantwoordelijkheid. Er gebeuren regelmatig ongevallen door:
• het vervoer van palletten stenen of andere materialen in geopende verpakkingen. Wanneer • •
de bestuurder bruusk remt of scherpe bochten neemt, worden de stenen niet meer tegengehouden door de verpakking en kunnen ze gemakkelijker van de vrachtwagen vallen. het vervoer van gasflessen die los in de laadruimte gelegd worden, waardoor de veiligheidsuitrusting van de gasfles beschadigd wordt het vervoer van vloeibare producten in verpakkingen die geopend zijn en niet opnieuw lekdicht zijn afgesloten
Wegcode - art. 45bis.2. De bestuurder van een voertuig van groep C mag zijn voertuig niet gebruiken indien het ladingzekeringssysteem van de in of op het voertuig vervoerde lading niet in overeenstemming is met artikel 45bis.4. De bestuurder van een voertuig van groep C moet: 1°een visuele controle uitvoeren om zich ervan te vergewissen dat de achterste laaddeuren, de inklapbare laadklep, de deuren, de dekzeilen, het reservewiel en de andere uitrustingen die te maken hebben met het gebruik van het voertuig zijn vastgezet; 2° zich ervan vergewissen dat de lading geen hinder vormt voor het veilig besturen van het voertuig; 3° zich ervan vergewissen dat het zwaartepunt van de lading zoveel als mogelijk gecentreerd wordt op het voertuig. 45bis.3. Indien de primaire verpakking van een goed niet voldoende stevig is voor een veilig transport van de goederen, dan moet de verpakker en/of verlader de goederen bijkomend omhullen met een transportverpakking die stevig genoeg is om een goede ladingzekering mogelijk te maken. De verlader dient de vervoerder waarop hij beroep doet vooraf schriftelijk alle informatie te verschaffen die de vervoerder nodig acht om de goederen te stouwen.
9. Mobiliteits- en verplaatsingsvergoeding In principe moeten arbeiders gebruik maken van een eigen vervoermiddel of van het openbaar vervoer om zich van hun woonplaats naar hun plaats van tewerkstelling te begeven. De cao Bouw bepaalt immers dat “de verplaatsingen die de arbeiders moeten doen tussen hun woonplaats en de sociale zetel van de onderneming of de bouwplaats, op eigen kracht moeten gebeuren, uitgezonderd indien de werkgever voor deze verplaatsing een voertuig ter beschikking stelt”. Als de totale werkelijke afstand van het traject woonplaats-werkplaats die per dag wordt afgelegd, meer dan 10 km bedraagt, is de werkgever verplicht om een verplaatsings- en mobiliteitsvergoeding te betalen. De verplaatsingsvergoeding wordt betaald voor het trajectdeel waarvoor de arbeider zich op eigen kracht verplaatst. Dit kan gezien worden als een vergoeding voor de voertuigkosten, die niet onderworpen is aan RSZ-bijdragen en fiscaal niet of beperkt belastbaar is, afhankelijk van de vraag of de verplaatsingskosten al dan niet als onkosten worden ingebracht in de belastingaangifte.
24
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
De mobiliteitsvergoeding kan gezien worden als een vergoeding voor de tijd die de werknemer besteedt aan zijn verplaatsing en is wel gedeeltelijk onderworpen aan RSZ-bijdragen en wel fiscaal belastbaar. Hierbij speelt het geen rol of de verplaatsing gebeurt met een eigen voertuig, met een vervoermiddel dat door de werkgever ter beschikking wordt gesteld of met het openbaar vervoer. Bij het bepalen van de vergoeding wordt een onderscheid gemaakt tussen de vergoeding voor arbeider-chauffeurs die collega’s met een voertuig van de werkgever naar en van de werkplaats vervoeren en arbeiders die meereizen als passagier.
10. Vervoer van personen rijbewijs en medische schifting Elke bestuurder van een voertuig moet medisch geschikt zijn om dit voertuig te besturen. Als de bestuurder fysieke beperkingen heeft, kan een aangepast voertuig of een aangepast besturingssysteem voorzien worden en moet hier melding van gemaakt worden in het afgeleverde rijbewijs. Bestuurders die aan een medische aandoening lijden waardoor de veiligheid in het gedrang kan komen, kunnen een verbod krijgen om een voertuig te besturen. Dit is bijvoorbeeld zo voor personen die aan epilepsie of nachtblindheid lijden, of die geneesmiddelen moeten innemen die duizeligheid of slaperigheid veroorzaken. De behandelende arts moet hen dan op deze risico’s wijzen. Bijlage 6 bij het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, getiteld Minimumnormen en attesten inzake de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig, bevat de bepalingen met betrekking tot de controle van de medische geschiktheid van de bestuurders. 0p 15 november 2008 trad het koninklijk besluit van 31 oktober 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 in werking. Tot dan toe bepaalde artikel 43 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 welke bestuurders, naast vrachtwagenbestuurders en bestuurders van een autobus of autocar, moesten beschikken over een rijbewijs waarop de rubriek ‘bezoldigd vervoer (cat. A, B, B+E)’ werd aangekruist. Aangezien artikel 43 niet van toepassing is op bestuurders van een vrachtwagen of een autobus of autocar, blijft de verplichting om te beschikken over een rijbewijs waarop de rubriek ‘bezoldigd vervoer’ werd aangekruist, na 15 november 2008 bestaan voor bestuurders van voertuigen die behoren tot een categorie van groep C of groep D. Het nieuwe koninklijk besluit van 31 oktober 2008 heft de verplichting om te beschikken over een rijbewijs waarop de rubriek ‘bezoldigd vervoer (cat. A, B, B+E)’ werd aangekruist, op voor de volgende groepen van bestuurders:
• bestuurders die worden ingezet bij het vervoer van personeel, georganiseerd en uitgebaat • •
door de werkgever met eigen, gehuurd of in leasing genomen materieel en op eigen verantwoordelijkheid bestuurders die worden ingezet bij het vervoer georganiseerd en uitgebaat door fysieke of rechtspersonen ten behoeve van hun cliënteel bestuurders die worden ingezet bij vervoer georganiseerd ten behoeve van hospitalen, klinieken, rust-, verzorgings- en hersteltehuizen, inrichtingen voor gerechtelijke plaatsing van minderjarigen en medisch-pedagogische instellingen
Daardoor is het voor werknemers die collega’s vervoeren (bijvoorbeeld door in ploeg in een bestelwagen naar de werf te rijden), dus niet langer nodig dat ze in het bezit zijn van een rijgeschiktheidsattest (vaak ‘geneeskundige schifting’ genoemd). Deze werknemers blijven wel onderworpen aan een jaarlijks medisch onderzoek vanwege het risico van hun ‘veiligheidsfunctie’. Bij de medische evaluatie van personen met een veiligheidsfunctie worden dan ook grondig een ondervraging en een onderzoek uitgevoerd. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan functies die een belangrijke invloed kunnen hebben op de rijgeschiktheid. Een goed gezichtsvermogen is bijvoorbeeld van het grootste belang bij mensen met een veiligheidsfunctie. Daarom wordt bij deze categorie van werknemers bijzondere aandacht besteed aan het oogonderzoek.
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 25
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
11. Rij- en rusttijden / medische schifting / gezondheidstoezicht Bestuurders van zware vrachtwagens die lange tijd ononderbroken achter het stuur zitten, kunnen door de eentonigheid van het werk of door oververmoeidheid een verminderde aandacht hebben voor de risico’s op de weg. Daardoor vormen zij een verhoogd risico voor het verkeer. Om dit risico te verminderen, werden Europese regels vastgelegd waarin de maximale rijtijden worden bepaald en verplichte rustpauzes worden ingevoerd.
11.1. Wettelijk kader (transportbedrijf) De wetgeving hanteert een aantal specifieke termen bij het vastleggen van regels. Onder ‘rijperiode’ wordt de tijd verstaan dat de bestuurder aaneensluitend achter het stuur zit en zijn vrachtwagen bestuurt. Een rijperiode mag niet langer dan 4 uur en 30 minuten duren en moet onderbroken worden door een korte rustpauze (d.i. een onderbreking van de rijtijd met ten minste 45 minuten of een opgesplitste onderbreking van een keer 15 minuten en een keer 30 minuten), of een langere rusttijd (nachtrust). Een onderbreking dient uitsluitend om te rusten. Dat betekent dat de bestuurder tijdens deze periode niet mag rijden en geen andere werkzaamheden mag verrichten. Onder ‘dagelijkse rijtijd’ wordt de optelling van de rijperiodes van één dag verstaan. Omdat bestuurders bij internationaal transport door verschillende tijdzones kunnen reizen, wordt een ‘dag’ gedefinieerd als een periode van 24 uur. Wettelijk gezien mag de dagelijkse rijtijd niet meer dan negen uur bedragen. Concreet betekent dit dat er binnen een periode van 24 uur maximaal twee rijperiodes van 4 uur en 30 minuten kunnen zijn. Als uitzondering wordt aanvaard dat de dagelijkse rijtijd tweemaal per week verlengd wordt tot tien uur. Elke dag of, beter gezegd, tijdens elke periode van 24 uur, moet een dagelijkse rusttijd genomen worden van ten minste elf achtereenvolgende uren. Deze dagelijkse rusttijd kan opgesplitst worden in twee periodes, waarvan de eerste ten minste drie ononderbroken uren bedraagt en de tweede ten minste negen ononderbroken uren. De ‘wekelijkse rijtijd’ wordt bepaald als de optelsom van de rijperiodes van zeven opeenvolgende dagen (of zeven periodes van 24 uur). Deze som mag niet meer dan 56 uur bedragen. Het totaal van twee opeenvolgende weken mag niet meer dan 90 uur zijn. De wekelijkse rusttijd mag niet later beginnen dan aan het einde van zes periodes van 24 uur, te rekenen vanaf het einde van de vorige wekelijkse rusttijd. De normale wekelijkse rusttijd is een rustperiode van ten minste 45 uur.
11.2. Aansprakelijkheid en verplichtingen – controle Elke bestuurder van een transportvoertuig moet de volgende documenten kunnen voorleggen bij een controle op de openbare weg:
• bestuurderskaart en/of tachograafschijven • print-outs van de digitale tachograaf • de registraties van de dag zelf en van de voorgaande 28 kalenderdagen (schijven) • een attest van de werkgever voor de non-activiteitsdagen als bestuurder. Dit is verplicht
gemaakt om een controle van de voorbije periode mogelijk te maken. Als er in de voorafgaande periode van 28 dagen een onderbreking is in de registraties op de bestuurderskaart, moet hiervoor een attest van non-activiteit beschikbaar zijn.
Voor bestuurders die maar occasioneel met een vrachtwagen rijden, is het aangewezen dat bij een dergelijke controle ook een bewijs van de normale werkzaamheden kan worden voorgelegd. Ook moet de bestuurder ervoor zorgen dat hij bij het invoeren van de gegevens in de tachograaf de juiste activiteit instelt (rijden of werken) en dat hij een geldig non-activiteitsattest heeft voor de dagen dat hij niet met de vrachtwagen rijdt.
26
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
12. Gemengde activiteiten Arbeiders die naast hun normale werk op de bouwplaats ook instaan voor het transport van materialen, moeten opletten dat ze hiervoor administratief in orde zijn. Als bestuurder van een vrachtwagen moeten ze beschikken over een geldige bestuurderskaart. Dit houdt ook in dat de periodes van inactiviteit gerechtvaardigd moeten worden met een attest van werkloosheid of van ‘niet-rijden’. Arbeiders die naast hun dagtaak ook instaan voor het vervoer van andere werknemers van en naar de arbeidsplaats, hebben recht op een vergoeding voor deze prestatie. De werfleiding zou rekening moeten houden met deze extra prestatie, die de arbeidsdag van deze arbeider-bestuurder verlengt. Indien nodig moet de taak van bestuurder verdeeld worden over twee personen, waarbij de ene persoon het traject van de woning naar de werf verzorgt en de andere instaat voor het traject terug naar huis. Op die manier wordt vermeden dat een oververmoeide werknemer achter het stuur kruipt. De bestuurder is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagiers en kan ook aansprakelijk gesteld worden. De werfleiding of de directie moet de nodige instructies geven in verband met het respecteren van de verkeersregels en de maximaal toegelaten snelheid, en dit zowel aan de bestuurder als aan de passagiers. Een toolboxmeeting rond het thema verkeersveiligheid kan bijvoorbeeld nuttig zijn. Verschillende aannemers die voertuigen ter beschikking stellen aan het personeel, hebben trouwens al snelheidsbegrenzers ingebouwd om het aantal overtredingen te beperken. Wanneer iemand met een aanhangwagen rijdt, moet hij zijn rijgedrag aanpassen. Hij moet zijn snelheid minderen, en ook een bijkomende opleiding is aangewezen. Bij avond-, nacht- en winterwerk moet bovendien rekening gehouden worden met de duisternis, die het besturen van een voertuig zwaarder belastend maakt, waardoor meer aandacht vereist is.
13. De fysieke gesteldheid van de bestuurder Naast de medische geschiktheid van de bestuurder, die gebaseerd is op zijn algemene gezondheidstoestand, moet ook voldoende aandacht besteed worden aan zijn toestand op het moment van het besturen van het voertuig zelf. Daarbij gaat het voornamelijk over:
• vermoeidheid • stress • een gebrek aan aandacht • alcohol- en druggebruik
Bron: Het belang van Limburg, 2 oktober 2014
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 27
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
13.1. Aandacht achter het stuur Het ligt voor de hand dat een bestuurder voldoende aandacht moet hebben voor het verkeer. Veel bestuurders van voertuigen beseffen niet wat de gevolgen kunnen zijn van een paar seconden onachtzaamheid. Bij een snelheid van 70 km/uur legt een voertuig in twee seconden tijd een afstand van ongeveer 40 meter af. Bij 110 km/uur wordt dit ongeveer 60 meter. De voornaamste redenen waarom bestuurders hun aandacht voor de weg verliezen, zijn:
• gsm-gebruik • het instellen van een gps of het raadplegen van een landkaart • conversaties met de passagiers • rijden met cruisecontrol • vermoeidheid of verveling, de eentonigheid van de weg • de krant lezen of documenten doornemen tijdens het rijden
Zoals duidelijk geïllustreerd wordt in de volgende krantenartikelen, kunnen de gevolgen dramatisch zijn. Als een bestuurder een stilstaand signalisatievoertuig met een botskussen niet opmerkt en erop inrijdt, is er duidelijk iets mis met zijn aandacht voor het verkeer, zijn reactievermogen of de snelheid waarmee hij reed. Uit de analyse van de ongevallen in functie van het tijdstip van de dag blijkt dat er meer ongevallen gebeuren op het einde van de werkdag. Dit toont het verband tussen de vermoeidheid van de bestuurder en een gebrek aan concentratie en dus het risico op ongevallen.
28
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
13.2. Stress en vermoeidheid Werknemers moeten soms verre verplaatsingen maken tussen hun woning of hun bedrijf en de bouwplaats. Die verplaatsingen kunnen aanleiding geven tot stress en vermoeidheid. Stress of opgejaagdheid kan te wijten zijn aan:
• de drukte van het verkeer • de angst te laat te komen op het werk • de druk die veroorzaakt wordt door de medereizigers • de lengte van het traject en het feit dat de bestuurder niet vertrouwd is met de reisroute of de omgeving • een hongergevoel door onregelmatige arbeidsuren en door op onregelmatige tijdstippen te eten Vermoeidheid kan te wijten zijn aan:
• verplaatsingen ’s ochtends vroeg of ’s avonds laat • de belasting van het werk op de bouwplaats • de duurtijd van de trajecten en langdurig zitten • de stress die gepaard gaat met de trajecten • de blootstelling aan bedwelmende gassen, zoals bij een defecte installatie van de
airconditioning of door uitwasemingen van meegevoerde producten (bv. oplosmiddelen)
Momenteel loopt er in Wallonië een campagne voor verkeersveiligheid: ‘Mort de fatigue’, wat vertaald kan worden als ‘Doodmoe’ en duidt op het verband tussen een vermoeide bestuurder en dodelijke verkeersongevallen.
Uit een studie die recent werd uitgevoerd in de transportsector10, blijkt dat de volgende gezondheidsproblemen vaak voorkomen bij chauffeurs:
• pijn in de onderrug door langdurig in dezelfde houding te zitten en door blootstelling aan trillingen • gehoorschade door een langdurige blootstelling aan lawaai • overgewicht, ademhalingsaandoeningen en een verhoogd risico op hart- en vaatziekten door een tekort aan beweging • oververmoeidheid door te weinig of te korte rustpauzes op onregelmatige uren • maagklachten door eenzijdige voeding en maaltijden op onregelmatige uren • risico op inslapen en een specifieke visuele vermoeidheid (beperkt gezichtsveld, gezichtsstoornissen, ...)
Europees agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk: Bevordering van de gezondheid in het wegvervoer, 2010, E-Facts 47
10
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 29
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
Preventief kunnen een aantal maatregelen genomen worden om de belasting en de stress van de bestuurder te beperken:
• het werk organiseren op een manier die gezonde keuzes aanmoedigt: denk aan het inlassen van een pauze, zodat de chauffeurs de benen kunnen strekken • anticipatie: werknemers de gewoonte aanleren hun trajecten te plannen in functie van het weerbericht en de omstandigheden op de weg • aanleren van routinecontroles, zoals controle van de bandendruk, het brandstofniveau, de staat van de brandblusser, … • het gedrag in het voertuig verbeteren bij zowel de chauffeur als de passagiers: afleiding en stress voorkomen • ergonomie: een gezondere rijhouding aanleren en eventueel een opleiding over manueel hanteren van lasten voorzien • sensibilisering rond de luchtkwaliteit in voertuigen (airco controleren: een teveel aan • • • • •
koolstofgassen in de wagen door een gebrek aan ventilatie kan aanleiding geven tot slaperigheid; de wagen goed verluchten en het interieur en de airco regelmatig reinigen, ...) gepaste veiligheidsuitrusting ter beschikking stellen (fluohesje + verbanddoos) sensibilisering en opleiding rond het dragen van een fluohesje en het gebruik van de ongevallendriehoek installatie van een kit voor handenvrij telefoneren een contactpersoon in geval van problemen voorzien zorgen dat de verzekeringen in orde zijn
13.3. Alcohol- en druggebruik De regels voor professionele bestuurders van voertuigen in verband met alcohol- en druggebruik zijn sinds 1 januari 2015 strenger gemaakt. De toelaatbare alcoholgrens voor bestuurders van personenwagens voor privégebruik is 0,5 promille. Voor beroepschauffeurs is deze grens vastgesteld op 0,2 promille. Deze beperking geldt zowel voor bestuurders van vrachtwagens als voor bestuurders die beroepsmatig personen vervoeren, dus taxi- en buschauffeurs. Vanuit de transportsector wordt gestreefd naar 0 promille en wordt erop aangedrongen dat bestuurders zelf hun verantwoordelijkheid opnemen. Dit geldt zowel voor alcohol- als voor druggebruik. Een zwaar ongeval met drie dodelijke slachtoffers heeft namelijk ook het gebruik van drugs weer onder de aandacht gebracht (zie hieronder).
Zonder vooruit te lopen op de feiten en ongeacht de resultaten van het gerechtelijk onderzoek of de beslissing van de rechtbank voor het geciteerde ongeval, kunnen we stellen dat elke bestuurder van een vrachtwagen of een ander voertuig zich altijd bewust moet zijn van de gevolgen van drug- of alcoholgebruik op zijn rijgedrag en van de mogelijke risico’s die dit met zich kan meebrengen voor de verkeersveiligheid. Op reglementair vlak biedt cao 100 betreffende het voeren van een preventief alcohol- en drugs beleid diverse handvaten aan. Zo kan in het arbeidsreglement worden vastgelegd dat een onder neming kiest voor nultolerantie op het vlak van alcohol- en druggebruik.
30
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
14. Conclusie Mobiliteit maakt een groot deel uit van ons leven en bezorgt ons een zeker niveau van luxe en comfort, maar vormt ook een zware belasting voor iedereen die er dagelijks mee te maken heeft. Meer aandacht voor mobiliteit kan niet alleen zorgen voor een vlotter verloop van het verkeer en een betere verkeersveiligheid, maar draagt ook bij aan het comfort van de weggebruiker en de veiligheid van de werknemers die voor de uitoefening van hun werk op de openbare weg moeten komen. Ook dat is iets waar samen aan gewerkt moet worden. Opleidingen of toolboxmeetings zijn nuttig en nodig, maar volstaan niet: iedereen moet ook de juiste mentaliteit aan de dag leggen en bijdragen aan zijn eigen veiligheid en die van de andere weggebruikers. De hiërarchische lijn, de preventieadviseur, de werknemer-bestuurder zelf: iedereen moet hierin zijn verantwoordelijkheid opnemen.
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 31
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
Bijlage 1 Overzicht van de reglementering 1. Wegveiligheid
• Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer • Wegcode: koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg • Koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van •
de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer Bijlage 6 bij het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs Minimumnormen en attesten inzake de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig
2. Technische eisen voor voertuigen
• Technisch reglement: koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement • •
op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen Wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen Koninklijk besluit van 1 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van inbreuken inzake de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen
3. Belastingen en accijnzen
• Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën • Wet van 22 oktober 1997 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit 4. Vervoer van gevaarlijke goederen
• ADR: het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend te Genève op 30 september 1957 • Koninklijk besluit van 28 juni 2009 betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg of per spoor, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen
5. Arbeidsvoorwaarden
• Koninklijk besluit van 9 april 2007 houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 561/2006 van • •
32
NAVB DOSSIER • N° 143
het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften voor het wegvervoer van sociale aard, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad Paritair Comité voor het Bouwbedrijf - Sectoraal akkoord 2011-2012 (Neerlegging: 21 juni 2011, registratie: 13 juli 2011, nr. 104746/CO/124) Cao van 12 juni 2014 betreffende de tegemoetkoming in de reiskosten
© navb-cnac Constructiv 2015
6. Transport voor rekening van derden - goederenvervoer
• Wet van 15 juli 2013 betreffende het eRegister van wegvervoersondernemingen • Wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering
• •
van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg Koninklijk besluit van 22 mei 2014 betreffende het goederenvervoer over de weg Ministerieel besluit van 23 mei 2014, genomen ter uitvoering van het KB van 22 mei 2014 betreffende het goederenvervoer over de weg
7. Transport voor rekening van derden - reizigersvervoer
• Wet van 15 juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering
• •
van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 Koninklijk besluit van 22 mei 2014 betreffende het reizigersvervoer over de weg Decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (zie art. 2, 2°: bijzondere vormen van geregeld vervoer: vervoer van werknemers, …)
8. Uitzonderlijke voertuigen
• Koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen • Ministerieel besluit van 15 juni 2010 tot toekenning van de bevoegdheidsdelegaties voor • • • • • •
de toepassing van artikel 5 § 1 van het KB van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen Ministerieel besluit van 16 december 2010 betreffende de procedure, de vorm en de inhoud van de vergunning voor het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen Koninklijk besluit van 27 februari 2013 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van overtredingen inzake het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen en tot wijziging van de KB’s van 24 maart 1997, 19 juli 2000, 22 december 2003 en 1 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van overtredingen Decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport Besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende handhaving inzake de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport Besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van vervoer met langere en zwaardere slepen in het kader van een proefproject Besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 33
VEILIGHEID OP DE OPENBARE WEG
Bijlage 2 Rijgeschiktheidsattest - afschaffing van de verplichting voor rijbewijs A, B en BE Sinds 15 november 2008 is het KB van 15 oktober 2008 van toepassing en is niet langer een medisch onderzoek vereist voor houders van een geldig Belgisch of Europees rijbewijs voor de categorie A, B of BE, bij:
• vervoer van personeel dat georganiseerd wordt door de werkgever met een voertuig dat • •
eigendom is van de werkgever, of dat door hem werd gehuurd of in leasing genomen, wanneer dat vervoer plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van de werkgever vervoer van cliënteel, zoals transport naar de luchthaven door een reisbureau vervoer van patiënten door ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen en medisch-pedagogische instellingen, met uitzondering van het vervoer van personen met ambulances
Voor het verkrijgen van een rijbewijs van categorie A, B of B+E is geen medisch onderzoek verplicht, maar volstaat het een verklaring in te vullen waarin staat dat de bestuurder algemeen lichamelijk en geestelijk geschikt is om een voertuig te besturen. Als een chauffeur bezoldigd vervoer moet verrichten, moet hij echter bijkomend beschikken over een rijgeschiktheidsattest, wat inhoudt dat hij een medisch onderzoek met een oogtest heeft ondergaan. Het rijgeschiktheidsattest is verplicht voor houders van een rijbewijs van de volgende categorieën: A, B, B+E, met de volgende functie: uutaxichauffeur uuchauffeur van verhuurdiensten van voertuigen met chauffeur (o.a. limousines) uubezoldigd leerlingenvervoer uuambulancediensten uuinstructeurs van rijscholen C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1, D1+E
•
•
Dit KB wijzigt niets aan de verplichting voor bestuurders van een vrachtwagen of een werfmachine (> 3.500 kg), aangezien het attest van (medische) rijgeschiktheid voor houders van een rijbewijs C of D altijd verplicht is.
Wie betaalt de kosten voor het medisch onderzoek en het rijbewijs? In principe zijn de kosten ten laste van de bezitter van het rijbewijs, maar voor beroepschauffeurs worden meestal afspraken gemaakt met de werkgever en staat de werkgever vaak in voor de kosten van het medisch onderzoek dat voorzien is in de Welzijnswet, met inbegrip van de aanvullende testen of controles. Aangezien een preventieadviseur/arbeidsgeneesheer een rijgeschiktheidsattest mag uitschrijven, kan het medisch onderzoek dat opgelegd wordt voor een veiligheidsfunctie, tegelijk ook dienst doen als medisch onderzoek voor de rijgeschiktheid.
34
NAVB DOSSIER • N° 143
© navb-cnac Constructiv 2015
© navb-cnac Constructiv 2015
Veiligheid op de openbare weg 35
Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en hygiëne in het Bouwbedrijf navb-cnac Constructiv Koningsstraat 132/4 1000 Brussel
Tel.: +32 2 552 05 00 Fax: +32 2 552 05 05
E-mail:
[email protected] Website: navb.constructiv.be