Focus on the Belgian economy Economic Research
De Belgen en sparen (1/2)
Philippe Ledent Economic Research, ING België Brussel (32) 2 547 31 61
[email protected]
_
November 2009
•
De Belgische burger behoort tot de spaarkampioenen van Europa. In 2008 kwam de spaarquote van de Belgen immers op 16,7% uit, terwijl het Europese gemiddelde zowat 11% bedraagt.
•
De spaarquote gaat al sinds 2005 in stijgende lijn en zal dit jaar gemiddeld waarschijnlijk nog toenemen, rekening houdend met de vrees van de consumenten, onder meer voor de werkgelegenheid. De spaarquote zal zodoende de grens van 17% overschrijden.
•
•
spaargeld
wordt
besteed
aan
financiële
beleggingen
1.5% 1.0%
In 2008 bedroeg de hoeveelheid spaargeld meer dan 35 miljard euro. Dat
Belgische groei weer positief
0.5% 0.0%
of
-0.5%
vastgoed, via de terugbetaling van een hypothecaire lening. Die
-1.0%
laatste mogelijkheid lijkt de laatste jaren de voorkeur te genieten,
-1.5%
wat waarschijnlijk samenhangt met de sterke stijging van de
-2.0%
vastgoedprijzen over diezelfde periode.
-2.5% 02/07
De spaarquote ligt het hoogst in de gezinnen met een gezinhoofd tussen 30 en 39 jaar, ook al heeft die niet het hoogste inkomen. Het
08/07
02/08
08/08
02/09
08/09
Bron: INR
gemiddelde gespaarde bedrag per gezin bedraagt in dat geval meer dan 8.000 euro per jaar. •
Een gezin van deze leeftijdsgroep spaarde in 2006 en 2007 gemiddeld meer dan 10.000 euro in Vlaanderen, tegenover amper 5.200 euro in Wallonië en 7.100 euro in Brussel. Overigens lijkt het profiel van de spaarquote volgens leeftijd in Wallonië veel platter te zijn dan in de andere gewesten. Dit onderscheid is voornamelijk het resultaat van inkomensverschillen.
•
Prognoses voor de Belgische economie 2009
2010
Bbp (1)
- 3,2
1,3
Werkgelegenheid (1)
- 1,0
- 1,0
De spaarquote stijgt samen met het inkomen, maar dat verloopt niet
Werkloosheidscijfer (2)
8,1
9,1
lineair. De spaarquote is gelijk aan nul voor een netto beschikbaar
Inflatie (3)
-0,1
1,2
inkomen van 22.000 euro. Daaronder is de spaarquote negatief.
http://www.ingwholesalebanking.com
Bloomberg: ING
(1) Jaarlijks gemiddelde – yoy (2) Jaarlijks gemiddelde – definitie Eurostat (geharmoniseerd) (3) Consumptieprijsindex
Focus on the Belgian economy
2
De Belg spaart veel. Hij behoort zelfs tot de spaarkampioenen van de eurozone. De recente aanpassing van de nationale rekeningen toonde trouwens aan dat de spaarquote in België al lang werd onderschat. Het ideale moment dus om de balans op te maken. Volgens de laatste cijfers van de Nationale Bank bedroeg de spaarquote van alle Belgen samen 16,7% van het beschikbare inkomen in 2008, tegenover een gemiddelde van 14,5% in de eurozone (en maar 11% in heel Europa). Uiteraard gaan achter dit cijfer tal van verschillende situaties schuil. Naast de enquêtes die geregeld in bepaalde media worden aangehaald, zijn er ook de – vaak onvoldoende benutte – gegevens van de nationale rekeningen en het ADSEI 1 , die een vrij goed beeld schetsen van het sparen in België. Dit nummer van Focus on the Belgian economy is eraan gewijd. De evolutie van de spaarquote door de jaren heen komt aan bod, op basis van de nieuwe gegevens van de nationale rekeningen. Door gebruik te maken van de recente gegevens uit de huishoudbudgetenquêtes kunnen ook de "spaargewoontes" van de gezinnen op basis van hun inkomen en leeftijd worden toegelicht. Het volgende nummer van Focus on the Belgian economy zal een aanvulling zijn op dit nummer, en uitvoerig de diverse inkomsten en uitgaven van de gezinnen bespreken.
1. De spaarquote schommelt in de tijd De spaarquote van de gezinnen wordt op macro-economisch niveau gemeten door eerst het beschikbare inkomen van de gezinnen te berekenen. Dat is grosso modo de som van alle soorten inkomsten (ook de sociale uitkeringen en andere bedragen die aan de gezinnen worden overgemaakt), waarvan alle sociale bijdragen en belastingen worden afgetrokken. Het beschikbare inkomen, dat in 2008 goed was voor meer dan 207 miljard euro, dient dan voor de consumptie-uitgaven, die elders worden gemeten. Het verschil tussen het beschikbare inkomen en de consumptie-uitgaven vormt uiteindelijk de hoeveelheid spaargeld van de gezinnen, die in 2008 op meer dan 35 miljard euro uitkwam. Het percentage van het beschikbare inkomen dat wordt gespaard, is dan de spaarquote. De afgelopen tien jaar waren er sterke schommelingen in de spaarquote (grafiek 1). In het prille begin van de jaren 2000, in een omgeving van recessie en het uiteenspatten van de "internet-bubble", steeg de spaarquote tot een recordniveau van bijna 18% van het beschikbare inkomen. Daarna is de quote onafgebroken gedaald tot in 2005. Dit fenomeen kan door verschillende factoren worden verklaard. -
Enerzijds ligt de conjuncturele situatie ten grondslag aan de schommelingen van de spaarquote. Dat is vooral zo in de jaren 2004 en 2005, die door een sterke activiteitsgroei worden gekenmerkt. Bij een goede conjunctuur hebben de consumenten vertrouwen in de toekomst, waardoor ze een groter deel van hun inkomen consumeren. Ze sparen dus minder uit voorzorg.
-
Anderzijds waren de Belgische overheidsfinanciën in de periode 2002-2005 vrij goed in evenwicht. De schuldenlast van de overheid daalde en de staatsbegroting was in evenwicht. Ook de belastinghervorming waartoe in 2001 besloten werd, gaf de indruk dat de overheidsfinanciën eindelijk gezond waren. Die factor is niet neutraal. Verschillende studies hebben immers aangetoond dat de gezondheid van de overheidsfinanciën het consumptie-/spaargedrag van de gezinnen beïnvloedt. Zo wordt een lagere spaarquote waargenomen in periodes waarin consumenten – terecht of onterecht – menen dat de overheidsfinanciën geen gevaar vormen voor hun toekomstige spaargeld.
1
Algemene directie Statistiek en Economische informatie
Focus on the Belgian economy Gr. 1 De afgelopen tien jaar waren er sterke schommelingen in de spaarquote
3
Gr. 2 De toename van de hoeveelheid spaargeld na 2005 vertaalt zich vooral in vastgoedbeleggingen
18.5%
18.5%
18.0%
18.0%
17.5%
17.5%
17.0%
17.0%
16.5%
16.5%
16.0%
16.0%
15.5%
15.5%
15.0%
15.0%
14.5%
14.5%
14.0%
14.0%
24000
40000
22000
35000
13.5% 1999
20000
2003
2005
18000
25000
16000 14000
20000 15000 1999
12000
2001
2003
2005
2007
10000 2009
Bruto besparingen
13.5% 2001
30000
Vorm ing van financiële activa
2007
Terugbetaling hyp. leningen (rhs)*
Bron: INR – Belgostat
*: de terugbetaling van leningen wordt benaderd op basis van de bruto investeringen van de huishoudens, zoals voorgesteld in de nationale rekeningen. Bron: INR – Belgostat
Sinds 2005 wordt er daarentegen alsmaar meer gespaard. De jaarlijkse vorming van spaargeld is tussen 2005 en 2008 met zowat 30% gestegen, en ging van ongeveer 2.700 euro per inwoner naar 3.500 euro. Zo is de spaarquote gestegen van 15,0% in 2005 naar 16,7% in 2008. De sterke terugkeer van de vrees of de staat zijn verbintenissen in het kader van de bevolkingsvergrijzing wel zal kunnen nakomen, kan een verklarend element zijn voor die stijging. Maar er kan nog een andere factor hebben meegespeeld. De financiële rekeningen tonen immers aan dat de hoeveelheid spaargeld sneller is toegenomen dan de vorming van financiële activa (grafiek 2). Dat kan een verklaring vinden in het feit dat het spaargeld ook dient om eerder aangegane leningen (hoofdzakelijk hypothecaire) terug te betalen. In de periode 20052008 zijn de Belgen heel wat meer leningen aangegaan (stijging van 10% per jaar), wat tot een grotere terugbetalings- en rentelast leidde. De stijging van de spaarquote zou dan ook verbonden zijn met de toename van de schulden, die op haar beurt het gevolg is van de bijzonder sterke stijging van de vastgoedprijzen in die periode. Dit jaar zal waarschijnlijk worden afgesloten met een nieuwe stijging van de spaarquote van de gezinnen, maar om totaal andere redenen dan de laatste jaren. De leningen zullen uiteraard verder worden afbetaald. Maar vooral het geschokte vertrouwen van de gezinnen door de economische en financiële crisis zet hen ertoe aan om te sparen uit voorzorg. Dat is een fenomeen dat we ook bij de vorige economische crisissen hebben waargenomen. Concreet zijn verschillende inkomsten van de gezinnen (lonen en sociale bijdragen) sterk geïndexeerd geweest door de hoge inflatie in 2008, maar het is zeer waarschijnlijk dat die stijging volledig werd opgespaard uit angst voor de toekomst. Een spaarquote van meer dan 17% in 2009 kan dus niet worden uitgesloten. Hiermee zou de spaarquote ongeveer op het niveau van het begin van de jaren 2000 uitkomen. De komende twee jaar zal de situatie anders zijn: het beschikbare inkomen van de gezinnen zal in 2010 niet veel stijgen, maar het vertrouwen van de gezinnen zal vermoedelijk wel toenemen en hen ertoe aanzetten hun spaarquote te verkleinen en meer te consumeren. We verwachten dan ook een positieve groei van de consumptie in de komende twee jaar.
2. Sparen in de loop van de levenscyclus Op basis van de macro-economische gegevens van de nationale rekeningen kan helaas geen onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende soorten spaargedrag van de Belgen. We vermoeden immers dat de spaarquote sterk verschillend is volgens het inkomen of de leeftijd van het individu. Om een overzicht te krijgen van de verschillende gedragingen, verstrekken de huishoudbudgetenquêtes van het ADSEI bijzonder nuttige informatie. Die resultaten kunnen niet
Focus on the Belgian economy
4
rechtstreeks met de gegevens van de nationale rekeningen worden vergeleken. Het gaat hier om gegevens uit enquêtes op basis van steekproeven en de beschikbare inkomstenconcepten stemmen niet helemaal overeen. Maar de twee bronnen vertonen door de jaren heen wel een vergelijkbare evolutie, en wel zo dat de resultaten van die enquêtes een nuttige aanvulling zijn van de macro-economische gegevens. Volgens de economische theorie zou de spaarquote in de loop van de levenscyclus van de individuen een specifiek profiel moeten volgen. Dit profiel blijkt duidelijk uit de huishoudbudgetenquêtes. Wanneer een gezin jong is 2 , heeft het niet voldoende middelen om veel te sparen, zodat zijn spaarquote gematigd blijft. Daarna nemen de inkomsten sneller toe dan de consumptie-uitgaven, wat tot een geleidelijke stijging van de spaarquote leidt, en voor het land het hoogst is in de leeftijdsgroep 30-39 jaar. Hoewel de inkomsten blijven stijgen (het gemiddelde inkomen van een gezin van 40 tot 49 jaar was in 2006-2007 gemiddeld 9% hoger dan dat van een gezin van 30-39 jaar) 3 , nemen daarna de uitgaven van het gezin sterker toe, onder meer omdat de uitgaven voor de kinderen alsmaar groter worden. De spaarquote begint dan te dalen, en dat geldt voor de verdere levenscyclus van het gezin. Want voor de oudere leeftijdsgroepen vermindert het inkomen sneller en sterker dan de uitgaven. Dat hangt samen met het feit dat het tewerkstellingscijfer met de leeftijd afneemt en dat de vervangingsinkomsten, inclusief het pensioen, de looninkomsten maar gedeeltelijk kunnen compenseren. Het is niet verrassend dat de spaarquote zo goed als nul is voor de gezinnen in de oudste leeftijdsgroepen. In Vlaanderen is ze zelfs lichtjes negatief. Het volledige inkomen wordt dan geconsumeerd en er wordt ook vaak een beroep gedaan op het spaarkapitaal dat tijdens de levenscyclus van het gezin werd opgebouwd. Gr. 3 De spaarquote evolueert in de loop van de levenscyclus
Gr. 4 Kleine verschillen in spaarquote tussen de gewesten
30%
30%
30%
30%
25%
25%
25%
25%
20%
20%
20%
20%
15%
15%
15%
15%
10%
10%
10%
10%
5%
5%
5%
5%
0%
0%
0%
0%
-5%
-5%
-5% 25
35
45
Spaarquote
55
65
-5% 25
Gemiddelde alle kl assen
Bron: ADSEI
35 Vlaanderen
45 Br ussel
55
65 W all onië
Bron: ADSEI
Voorgaande resultaten moeten uiteraard wat genuanceerd worden volgens de socio-economische omstandigheden van de verschillende gewesten (grafiek 4). Enerzijds zijn de opgebouwde spaartegoeden van de Vlaamse gezinnen veel groter dan in de andere twee gewesten, en vooral in vergelijking met Wallonië. Zo bedroeg het gemiddelde jaarlijkse gespaarde geld van de gezinnen in 2006-2007 gemiddeld 5.237 euro in Vlaanderen, tegenover 4.000 euro in Wallonië en 4.432 euro in Brussel (4.400 euro voor het hele land). Voor de leeftijdsgroep die op nationaal niveau het meest spaart (30-39 jaar), zijn de verschillen nog opvallender. In Vlaanderen spaart een dergelijk gezin meer dan 10.000 euro per jaar, tegenover amper 5.200 euro in Wallonië en 7.150 euro in Brussel.
2
"De leeftijd" van het gezin stemt eigenlijk overeen met de leeftijd van de referentiepersoon die in het kader van de huishoudbudgetenquête werd ondervraagd. 3 Hier worden de huishoudbudgetenquêtes van 2006 en 2007 gebruikt. De cijfers verwijzen naar het gemiddelde van de twee enquêtes.
Focus on the Belgian economy
5
Anderzijds lijkt ook de houding tegenover het sparen tijdens de hele levenscyclus te verschillen volgens het gewest. Vlaanderen en Brussel mogen dan al een vergelijkbaar profiel hebben, gekenmerkt door een eerst stijgende spaarquote, die een piek bereikt voor de leeftijdsgroep 30-39 jaar en daarna afneemt, Wallonië daarentegen heeft een veel platter profiel. De spaarquote blijft bijna constant en laag tot de leeftijdsgroep 40-49 jaar. Die verschillen kunnen vermoedelijk worden verklaard door de veel grotere werkloosheid in Wallonië, wat het gemiddelde inkomen sterk naar beneden trekt, terwijl de verschillen in uitgaven tussen de gewesten veel minder uitgesproken zijn (afvlakking van de consumptie). Dit punt zal uitgebreid aan bod komen in het volgende nummer, met een uitvoerige analyse van het beschikbare inkomen en de consumptie van de gezinnen.
3. Sparen volgens het inkomen Dat er ook heel grote verschillen zijn volgens het inkomen van het gezin kon men wel al vermoeden. Uit de enquêtes van het ADSEI blijkt inderdaad dat het eerste kwartiel van de inkomens (de 25% van de gezinnen met de laagste inkomens) een negatieve spaarquote heeft (grafiek 5). Ze geven dus meer uit dan ze verdienen en maken dus schulden, of ze consumeren het spaargeld dat ze vroeger hebben opgebouwd als het gaat om oudere gezinnen. De gezinnen met de hoogste inkomens hebben daarentegen een spaarquote van meer dan 20% van hun beschikbare inkomen. Net zoals de statistieken volgens leeftijd, tonen die resultaten dus bijzonder goed aan dat de consumptie van de gezinnen afvlakt. Gr. 2 Gezinnen met een laag inkomen hebben een negatieve spaarquote 25%
Gr. 3 De functie van de spaarquote is niet-lineair
25% 20%
20%
15% 15%
10% 10%
5%
5%
0% -5%
0%
-10%
-5%
-15% -10%
-20% 10000
-15% Kwartiel 1
Kwartiel 2
Kwartiel 3
20000
Spaarquote
Bron: ADSEI
30000
40000
50000
60000
70000
Kwartiel 4
Nationale gemiddelde
Log. (Spaarquote)
Bron: ADSEI
Ook de gewestelijke statistieken geven grote verschillen weer. Het eerste kwartiel van de inkomens in Brussel heeft bijvoorbeeld een buitengewoon lage spaarquote van -20% 4 . Toch zijn die gewestelijke verschillen bijna uitsluitend te wijten aan verschillen in het inkomensniveau (het eerste kwartiel van de inkomens in Brussel stemt overeen met een veel lager inkomen dan in de andere gewesten). Het geheel van de gewestelijke resultaten wijst daarentegen op een goede coherentie van de spaarquote volgens het inkomen, en wel zo dat het mogelijk is om op basis van die resultaten een functie te schetsen van de spaarquote van de Belgische gezinnen op basis van hun inkomen (grafiek 6). Die functie is niet-lineair en toont aan dat de spaarquote van een gezin met een beschikbaar inkomen van 22.000 euro per jaar gelijk is aan nul. Daarboven wordt de spaarquote positief.
4
Die cijfers kunnen uiteraard vertekend zijn door zwartwerk, de ondervraagde personen kunnen in dat geval immers terughoudend zijn om hun volledige inkomen aan te geven.
Focus on the Belgian economy
6
Conclusie In dit artikel toonden we enerzijds de evolutie van de spaarquote door de jaren heen en anderzijds de grote verschillen in het sparen tussen de gezinnen. De stijging van de spaarquote van de jongste jaren valt waarschijnlijk te verklaren door de stijging van de terugbetalings- en rentelast van de (hypothecaire) leningen die door de gezinnen zijn aangegaan. De vorming van financiële activa lijkt daarentegen niet te versnellen. In 2009 zal de spaarquote waarschijnlijk nogmaals stijgen door het vertrouwensverlies van de gezinnen, waardoor ze weer op het niveau van het begin van de jaren 2000 zal uitkomen. Over de verschillen tussen de gezinnen onthouden we dat de theoretische hypothese over de afvlakking van de consumptie van de gezinnen via het sparen lijkt bevestigd te worden, rekening houdend met de hier besproken resultaten. We onthouden ook dat de spaarquote voor een beschikbaar inkomen van ongeveer 22.000 euro per jaar gelijk is aan nul.
Tabel 1. Prognoses voor de Belgische economie (jaarlijks groeicijfer, tenzij anders vermeld)
Privéconsumptie Overheidsconsumptie Bruto kapitaalvorming waarvan ondernemingen Binnenlandse vraag (buiten voorraden) Netto-uitvoer (1) BBP Beroepsbevolking Werkgelegenheid Niet-tewerkgestelde werkzoekenden Overheidsoverschot (+) of tekort (-) (2) Consumptieprijzen (1) bijdrage tot de groei (2) in % van het bbp
2009
2010
2011
-1,8 1,6 -3,1 -5,2
0,5 0,9 -0,5 -1,4
1,7 0,7 1,6 1,4
-1,3
0,4
1,4
-0,8 -3,2 0,4 -1,0
0,2 1,3 0,4 -1,0
0,1 1,8 0,5 0.5
10,0
11,4
-5.0
-6,0
-6,0
-5,5
-0,1
1,2
2,0
Focus on the Belgian economy
7
Disclaimer De informatie in dit rapport geeft de persoonlijke mening weer van de analist(en) over de onderliggende securities en/of over de uitgevende instanties en geen enkel deel van de beloning van de analist(en) was, is, of zal direct of indirect gerelateerd zijn aan het opnemen van specifieke aanbevelingen of meningen in dit rapport. De analisten die aan deze publicatie hebben bijgedragen voldoen allen aan de vereisten zoals gesteld door hun nationale toezichthouders aan de uitoefening van hun vak. Deze publicatie is gemaakt namens de ING in dit verband zijnde ING Groep N.V., gevestigd in Nederland, en enkele van haar dochtermaatschappijen en/of branches, en enkel en alleen bedoeld ter informatie van haar cliënten. ING is onderdeel van ING Group (in dit verband zijnde ING Groep N.V. en haar dochters en gelieerde ondernemingen). Deze publicatie geeft geen investment advies noch is het een aanbieding of uitnodiging tot koop of verkoop van enige financieel instrument. Alhoewel redelijke zorg is besteed om er zeker van te zijn dat de informatie opgenomen in dit rapport is niet onjuist of misleidend ten tijde van de publicatie, geeft ING geen garantie dat de informatie accuraat of compleet is. De informatie in dit rapport kan gewijzigd worden zonder enige vorm van aankondiging. ING Group en al haar bestuurders, werknemers, en aan haar gerelateerde cliënten mogen, voor zover toegestaan bij wet, lange of korte posities houden of anderszins belang hebben bij enige transactie of investment (derivaten hieronder begrepen) waarnaar wordt verwezen in deze publicatie. Bovendien mag ING Group diensten op het gebied van bank, verzekering en asset management aanbieden en leveren aan, of zulke diensten afnemen van, elke vennootschap waarnaar wordt verwezen in deze publicatie. Noch ING noch enige van haar directeuren of werknemers accepteren enige aansprakelijkheid voor enig direct of indirect verlies of schade voortkomend uit het gebruik van (de inhoud van) deze publicatie. Auteursrecht en rechten ter bescherming van gegevensbestanden zijn van toepassing op deze publicatie. Niets in deze publicatie mag worden gereproduceerd, verspreid of gepubliceerd door wie dan ook voor welke reden dan ook zonder de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de ING. Alle rechten zijn voorbehouden. Enige investering waarnaar wordt verwezen kan significant risico inhouden, zijn niet noodzakelijkerwijze mogelijk in alle jurisdicties, zijn wellicht illiquide en zijn wellicht niet geschikt voor elke investeerder. De waarde van, of inkomsten uit, enige investering waarnaar wordt verwezen kunnen fluctueren en/of kunnen zijn ontstaan door veranderingen in de wisselkoers. Resultaten behaald in het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Investeerders dienen hun eigen investeringsbeslissingen te nemen zonder te vertrouwen op deze publicatie. Alleen investeerders met voldoende kennis en ervaring op financieel gebied om de verdiensten en risico’s te kunnen beoordelen kunnen overwegen om te investeren in enige uitgevende instantie of markt zoals hierin beschreven. Andere personen dienen geen enkele actie te nemen op basis van deze publicatie. Deze publicatie is in het Verenigd Koninkrijk alleen uitgegeven aan personen beschreven in artikelen 19, 47 en 49 van de Financial Services and Markets Act 2000 (Financial Promotion) Order 2005 en is niet bestemd om te worden verspreid, direct of indirect, naar enige ander klasse van mensen (hieronder private investors begrepen). De publicatie is in Italië alleen uitgegeven aan personen beschreven in artikel 31 van Consob Regulation No. 11522/98. Deze publicatie is in de Verenigde Staten van Amerika alleen uitgegeven aan Qualified Institutional Buyers (QIB’s) en grote bedrijven. Cliënten dienen contact op te nemen en hun transacties uit te voeren via analisten van een ING entiteit in hun eigen jurisdictie tenzij toepasselijk recht anders toestaat. ING Bank N.V., haar branches en/of haar dochterondernemingen zijn allen geregistreerd en staan onder toezicht bij de betrokken nationale toezichthouders. ING Bank N.V. heeft een vergunning van De Nederlandsche Bank (DNB) en staat onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). ING Bank N.V. is statutair gevestigd te Amsterdam, houdt kantoor aan de Amstelveenseweg 500, 1081 KL Amsterdam, Nederland en is onder nummer 33031431 ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel. ING Financial Markets LLC, lid van NYSE, NASD en SIPC en onderdeel van ING, heeft onder de toepasselijke voorwaarden de verantwoordelijkheid geaccepteerd voor de distributie van dit rapport in de Verenigde Staten. Voor de publicaties in België is de verantwoordelijke uitgever Peter Vanden Houte, Marnixlaan 24, 1000 Brussel.