EUROPEES PARLEMENT 1999
« «« « « « « « « « ««
2004
Economische en Monetaire Commissie
VOORLOPIGE VERSIE 2000/2017(INI) 12 juli 2001
ONTWERPVERSLAG over het internationaal monetair stelsel – hoe kan men het beter laten functioneren en toekomstige crises vermijden
(2000/2017(INI)) DEEL B: toelichting Economische en Monetaire Commissie Rapporteur: Robert Goebbels
PR\445621NL.doc
NL
PE 295.938Externe vertaling
NL
PE 295.938
NL
2/22
PR\445621NL.doc
INHOUD Blz. TOELICHTING .................................................................................................................... 4
PR\445621NL.doc
3/22
PE 295.938
NL
TOELICHTING
1. Het financiewezen, zwakke schakel van de wereldeconomie? Volgens een Chinees spreekwoord zie je de muur beter als je er vlakbij staat. In augustusseptember 1998 stond de geglobaliseerde financiële wereld vrijwel met de rug tegen de muur. Na maanden van herhaalde crisissen op de Aziatische markten veroorzaakte het besluit van de autoriteiten in Moskou om een moratorium in te stellen op de betaling van de Russische schuld paniek op de internationale markten, waarvan Brazilië het eerste slachtoffer werd. De ondergang van het 'hedge fund' 'Long Term Capital Management' (LTMC), die door het onorthodoxe optreden van de 'Federal Reserve' van New York en 12 grote banken werd voorkomen, had bijna een kettingreactie op gang gebracht die voor de wereldeconomie rampspoedig zou zijn geweest. Een over het algemeen positieve mobilisatie van de internationale organisaties en het feit dat de belangrijkste centrale banken hun monetair beleid snel aanpasten, maakte het mogelijk een algemene financiële krach en een diepe crisis te voorkomen. De marge was echter smal. De geglobaliseerde financiële wereld had gedurende enkele weken aan de rand van de afgrond gestaan. De G7 besloot tot de oprichting van het 'Forum voor monetaire stabiliteit'. Sedertdien zijn er allerlei colloquia en rapporten geweest over de noodzaak van een 'nieuwe internationale financiële architectuur' en een wenselijke hervorming van de multilaterale financiële instellingen. Afgezien van het feit dat het 'interimcomité' van het IMF tot 'Internationaal Monetair en Financieel Comité' werd omgedoopt, werden evenwel nog maar weinig concrete beslissingen genomen. Op dit ogenblik hebben wij integendeel het gevoel dat, nu de groei is hervat, de regeringen en economische kringen opnieuw uitsluitend op het 'verstand van de financiële markten' vertrouwen. John Kenneth Galbraight heeft kritiek geleverd op de opvatting dat 'economisch succes en verstand samengaan' en gezegd dat die visie één van de belangrijkste oorzaken van de telkens terugkerende financiële crisissen is. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft erop gewezen dat er van 1975 tot het jaar 2000 in de wereld zowat 120 monetaire crisissen zijn geweest, waarbij onder monetaire crisis wordt begrepen dat een bepaalde munt in één jaar tijd meer dan 25% van zijn waarde verliest. Opmerkelijk is dat bijna de helft van die monetaire crisissen zich heeft voorgedaan in stelsels met een flexibele wisselkoers. Ook in de 21ste eeuw zullen zich nog crisissen voordoen. De mensheid kan die niet voorkomen en daarom moeten wij maatregelen nemen om de intensiteit van die crisissen te beperken en om die crisissen beter te beheren. 1.2. De onvolmaakte markt Uw rapporteur behoort tot diegenen die menen dat de markt sedert de eerste pogingen van de mens om de samenleving te organiseren, de meest voor de hand liggende plaats is om handel te drijven. Doordat de mens meestal zijn eigen belangen wil dienen, bestaat de volmaakte markt, waar iedereen op basis van anticipatie handelt en zich rationeel en solidair gedraagt, zeker niet. Het risico van financiële instabiliteit is dus inherent aan de werking van de PE 295.938
NL
4/22
PR\445621NL.doc
economie. Elke crisis is uiteindelijk het gevolg van de collectieve psychologie van de mensen, buitensporig optimisme of pessimisme. Mensen koesteren graag dezelfde illusies. In een wereld waarin de toekomst altijd onzeker is, lijkt het rationeel het gedrag na te bootsen van de marktspelers die succes hebben. De som van rationele individuele gedragingen is echter vaak irrationeel collectief gedrag. Het is rationeel een persoonlijk voertuig te gebruiken om zich van punt A naar punt B te begeven. Als echter te veel mensen tegelijkertijd die rationele beslissing nemen, is het collectieve resultaat rampspoedig. De ontwikkeling van de internationale financiële diensten heeft zonder enige twijfel geleid tot een grotere doeltreffendheid van de markten en een betere besteding van de middelen. De 'volmaakte mobiliteit van de kapitalen voedt evenwel de instabiliteit' (de Boissieu). Een goede besteding van de middelen moet gepaard gaan met een goede spreiding van de risico's. De financiële markten zullen echter nooit alle risico's volledig kunnen spreiden. In een steeds meer geglobaliseerde economie worden de interacties tussen vele, zowel micro- als macroeconomische beslissingen, zonder meer onberekenbaar. Er zullen dus altijd onverwachte en onvoorzienbare gebeurtenissen plaatsvinden. De versnelling van de internationale financiële activiteit sedert de jaren '90 is indrukwekkend. Hier volgen enkele voorbeelden. De BIB meent dat de op de internationale markten op de beurs verhandelde instrumenten (bedragen op het einde van het jaar) tussen 1993 en 1998 vrijwel verdubbeld zijn van 7.770 tot 13.550 miljard dollar. Volgens de 'International Swaps and Derivatives Association' zijn de instrumenten buiten de beurs (Swaps, wisselopties, enz.) tussen 1993 en 1998 spectaculair gestegen van 8.475 tot 50.997 miljard dollar. Volgens de BIB schommelt het volume van de transacties op de valutamarkten tussen 1.800 en 2.000 miljard dollar per dag, terwijl het jaarlijkse totaal van de handel in goederen en diensten op zowat 4.300 miljard dollar wordt geraamd. 1.3. Een zeldzaam goed: kapitaal Het geglobaliseerde financiewezen schijnt dus steeds meer te worden losgekoppeld van de reële economie die het verondersteld wordt te financieren. Het lijdt geen enkele twijfel dat internationale financiële transacties een steeds belangrijker aspect worden van het gebruik van de munt. Die verhoging van de snelheid van de circulatie in de financiële wereld is ongetwijfeld een factor van instabiliteit (hier dient erop te worden gewezen dat 80% van het volume van de transacties op de monetaire markt verrichtingen van minder dan een week betreft). Het is onvoldoende dat wij die verrichtingen als speculatief bekritiseren. Het streven naar winst, vooral onmiddellijke winst, is inherent aan elke menselijke activiteit en dus ook aan elk economisch systeem. De ontwikkeling van elke menselijke onderneming vergt kapitaal en dus winst, zonder dewelke van sparen geen sprake kan zijn. De kapitaalmarkten dienen om die uiteindelijk zeldzame hulpbron, namelijk kapitaal, beschikbaar te stellen. Aan de kapitaalbehoefte van de enen beantwoordt uiteraard het spaargeld van de anderen. Alle financiële activiteit dient om het spaargeld van de enen te recyclen en te belonen om anderen in staat te stellen te investeren. De winstverwachting ligt PR\445621NL.doc
5/22
PE 295.938
NL
aan de basis van de vraag naar kredieten. Door de uitvinding van het geld kon de ruilhandel worden opgesplitst in aparte en herhaalde verrichtingen. De financiële engineering, met inbegrip van afgeleide producten en andere innovaties met een soms kwalijke reputatie, maakt het in werkelijkheid mogelijk de reële economische transacties op te splitsen in aparte en herhaalde monetaire verrichtingen. 1.4. De spreiding van de risico's Volgens Pierre Jacquet 'maakt de financiële innovatie het mogelijk het risico op te splitsen in verschillende componenten en die componenten op de markten te verhandelen (...). De financiële innovatie vergemakkelijkt dus de economische activiteit en de toewijzing van de middelen. Ze heeft evenwel tot gevolg dat de financiële transacties en de kanalen via dewelke risico's worden genomen, almaar ingewikkelder worden, waardoor de regelgevende en controlerende instanties, zowel van de overheid als in de grote particuliere groepen, grote problemen ondervinden inzake follow up en analyse van de risico's ...'. Dat wij de voordelen van de geïntegreerde en zeer liquide mondiale financiële markten waarderen, mag ons de risico's niet doen vergeten, waarvan het feit dat vele investeerders op zeer korte termijn denken, niet het kleinste is. 'Doordat ze in enkele maanden zoveel mogelijk rendement willen halen, worden de investeerders er niet toe aangespoord de reële waarde te onderzoeken van de activa waarin ze investeren, maar proberen ze op de strategie van de andere investeerders te anticiperen'. Dat is een mooie illustratie van het door Keynes graag gebruikte beeld van de 'schoonheidswedstrijd', waarbij hij de financiers vergeleek met leden van een jury die niet de mooiste moeten aanwijzen, maar moeten raden wie de andere juryleden zullen kiezen. De meeste crisissen van de laatste jaren werden veroorzaakt en verergerd door nabootsing en kuddegeest. Het lijdt geen twijfel dat de globalisering van de financiële markten het aantal crisissen heeft doen toenemen. Aan de oorsprong van de vele crisissen lag meestal een buitensporige schuldenlast van de overheid of van de particuliere sector, die werd verergerd door het feit dat de wisselkoers door de markt plotseling als niet-realistisch werd beschouwd. 1.5. Het retrospectieve inzicht Kenmerkend voor elke crisis is dat ze onduidelijke bedreigingen en op dat ogenblik onberekenbare risico's met zich meebrengt. Achteraf zijn er altijd wel experts en andere verlichte commentatoren die 'ex post' uitleggen waarom een bepaalde crisis onvermijdelijk was en die kritiek leveren op het feit dat sommigen slecht voorbereid waren, niets hebben ondernomen en verkeerd hebben gereageerd. Dat was ook zo na de reeks crisissen waarvan de Aziatische 'tijgers', die door de westerse economische kringen gedurende lange tijd waren vertroeteld, het slachtoffer waren. Jeffrey Sachs vat de - laattijdige - verwijten van de internationale ratinginstellingen en –bureaus als volgt samen: 'Oost-Azië heeft zich aan financiële chaos blootgesteld omdat de financiële stelsels er gekenmerkt waren door voorkennis, corruptie en wanbeheer ...'. Hoe is het mogelijk dat zulke landen gedurende zo lange tijd zo veel kapitaal hebben kunnen aantrekken? Als wij bijvoorbeeld kritiek leveren op het Koreaanse systeem van de 'chaebols' PE 295.938
NL
6/22
PR\445621NL.doc
(en als het IMF onder Amerikaanse druk voor de ontmanteling daarvan ijvert), hoe kunnen wij dan vergeten dat dit systeem, dat nu plotseling wordt bekritiseerd, de Koreaanse economie gedurende 35 jaar goede diensten heeft bewezen? Het 'retrospectieve inzicht' in het 'vriendjeskapitalisme' van de Aziatische landen mag ons niet doen vergeten dat de investeerders van de rijke landen die landen aanvankelijk hun vertrouwen hebben gegeven. 'De aantijging over vriendjeskapitalisme, gebrek aan transparantie en manke banksystemen in de ontlenende landen hebben de aandacht afgeleid van de buitenlandse schuldeisers, die wellicht onvoldoende voorzichtig zijn geweest bij de toekenning van leningen, en van hen die Oost-Azië er krachtig toe hebben aangespoord de kapitaal- en financiële markten snel te liberaliseren'. (J. Stiglitz). De financiële crisissen in Azië werden niet veroorzaakt door de 'klassieke' macroeconomische onevenwichtigheid zoals de crisissen in Mexico en Zuid-Amerika (begrotingstekorten en/of buitensporige geldschepping), maar door financiële ontsporingen als gevolg van buitensporige investeringen van de particuliere sector. 1.6. Besmettelijke crisissen Kortlopende schulden in dollars om op lange termijn in nationale munt vaak gewaagde projecten te financieren waren de onmiddellijke oorzaak van de crisissen in Azië. De markten zijn altijd het slachtoffer van hun ontsporingen in het verleden. Als een crisis uitbreekt, wordt ze snel besmettelijk. De crisis begon in Thailand, trof vrijwel geheel Azië en had gevolgen in de gehele wereld. Eén van de opvallendste kenmerken van de crisissen van het einde van de 20ste eeuw was dat ze zich verspreidden tussen landen die, zoals Rusland en Brazilië, geen commerciële of financiële banden van betekenis hebben. Een buitensporig optimisme dat in een bepaald land een crisis veroorzaakt, wekt evenwel onmiddellijk een buitensporig pessimisme in andere landen. In werkelijkheid zijn het dezelfde, nochtans 'intelligente', 'rationele', en 'berekenende' spelers die door het nemen van buitensporig grote risico's een bepaalde markt verhitten en aldus speculatie doen ontstaan die uiteindelijk tot spectaculaire faillissementen leidt. Jammer genoeg zijn het zelden de verantwoordelijken voor de speculatieve waanzin die het gelag moeten betalen. Al te vaak leidt de initiële drang naar privatisering van de winsten ertoe dat de verliezen op de samenleving worden afgewenteld. Gehele bevolkingen hebben, door meer werkloosheid en armoede, betaald voor de irrationele overdrijvingen van de financiële kringen en de eigenaars die ze vertegenwoordigen. (Dat kunnen werknemers zijn in de industrielanden die bijdragen aan een pensioenfonds, een verzekeringsproduct kopen of hun spaarbank vragen hun kleine of grote tegoeden te doen opbrengen). Uiteindelijk is iedereen op een bepaald ogenblik 'speculant', maar de werkelijke speculatieve beslissingen worden door veel machtiger beroepsmensen genomen. 1.7. De morele wisselvalligheid Jammer genoeg worden de prestaties van de actoren van de internationale financiële wereld bankiers, verzekeraars, vermogensbeheerders of beheerders van een investeringsfonds, een pensioenfonds of een 'hedge fund' - meestal beoordeeld door ze met die van hun concurrenten te vergelijken. Dat heeft schadelijke gevolgen. Alle verstrekkers van financiële diensten PR\445621NL.doc
7/22
PE 295.938
NL
gebruiken ongeveer dezelfde technieken om de markten te beoordelen. Dezelfde aanwijzingen veroorzaken dezelfde effecten. 'Kuddegeest is het gevolg van de statistische methodes voor risicobeoordeling '. (Aglietta / de Boissieu) Aangezien men zich beter in goed gezelschap dan helemaal alleen vergist, zet de concurrentie de 'beheerders van speculatieve fondsen' ertoe aan 'de strategie van hun concurrenten na te volgen' (Andrew Crocket van de BIB), omdat men nu eenmaal 'zeer inschikkelijk is tegenover hen die zich, zoals alle anderen in de sector, in hun prognoses hebben vergist'. Ingeval van algemene crisis herinnert de kudde zich de herders van de overheid. Terwijl de financiële kringen over het algemeen menen dat 'de markten in normale omstandigheden perfect of althans goed genoeg functioneren opdat de overheid niet hoeft in te grijpen', brengt elke financiële ramp of wisselkoerscrisis diezelfde kringen ertoe 'een krachtig optreden van de regering' te eisen (Joseph Stiglitz). De neiging van de financiële wereld om zich in tijden van krachtige economische groei 'monetaristisch' te noemen en zich in tijden van crisis als 'Keynesiaans' te ontpoppen heeft een naam: de morele wisselvalligheid! Paul Krugman geeft van de 'moral hazard' de volgende definitie: 'Elke situatie waarin iemand een besluit neemt over de omvang van het te lopen risico, terwijl iemand anders het gelag betaalt als het verkeerd gaat'. 1.8. De maatschappelijke kostprijs De kostprijs van die reddingsoperaties door de overheid kan voor de burgers van de betrokken landen hoog oplopen. Huw Ewans van de Britse 'Financial Services Authority' geeft leerrijke cijfers over de kostprijs van bepaalde financiële crisissen, berekend als percentage van het BIP van de betrokken landen: - Argentinië 1980-82 55 % - Chili 1981-83 41 % - Ivoorkust 1988-91 25 % - Finland 1991-93 8% - Indonesië 1997-99 45 % - Korea 1997-99 15 % - Thailand 1997-99 40 % - Zweden 1991 6% - Israël 1977-83 30 % - Verenigde Staten 1984-91 3% (savings and loans) 2. De financiële stabiliteit is een openbaar goed Als wij zien hoe die kosten soms verpletterend hoog kunnen zijn, is het onverantwoord het financiewezen uitsluitend aan de financiers over te laten. De overheid moet de nodige voorwaarden creëren om crisissen te voorkomen of althans zo goed mogelijk te beheren. Sedert 1998 zijn heel wat werkzaamheden aan de gang, hoewel nog maar weinig concrete besluiten zijn genomen. Het IMF verricht heel wat werk, meer bepaald om zijn eigen transparantie en die van de markt te vergroten: een betere verspreiding van de resultaten van PE 295.938
NL
8/22
PR\445621NL.doc
de uitgevoerde macro-economische controles; opstelling van rapporten over de vaststelling van normen en codes; nieuwe beoordeling van de 12 normen en codes in de verzameling van normen van het Forum voor Financiële Stabiliteit; vaststelling van gezamenlijke programma's voor de beoordeling van de financiële sector door het IMF en de Wereldbank. Het IMF blijft belast met de ontwikkeling van indicatoren inzake de nationale risico's op het gebied van liquiditeit en balans. De mechanismen voor de toekenning van IMF-leningen werden vereenvoudigd. Bepaalde instrumenten werden afgeschaft. Er werd een nieuwe faciliteit gecreëerd, namelijk de 'Contingent Credit Line' (CCL). Het heer Köhler, de nieuwe directeurgeneraal, streeft naar dialoog met de financiële kringen, maar ook met het publiek. De werkzaamheden van het Forum voor Financiële Stabiliteit schieten op. De rapporten van 5 april 2000 van de vier werkgroepen (instellingen met sterke hefboomwerking; kapitaalbewegingen; extraterritoriale financiële centra; toepassing van standaarden) zijn in meer dan één opzicht interessant, hoewel de experts in hun (voorlopige) conclusies, vooral wat de 'hedge funds' betreft, in hun adviezen weinig moed aan de dag leggen. Ook andere werkzaamheden zijn aan de gang, onder meer bij de BIB, waar één van de belangrijkste onderwerpen de herweging van de kapitaalvereisten voor de banken volgens de reële gelopen risico's is. Meer dan twaalf internationale instanties bespreken op dit ogenblik de onontbeerlijke hervorming van de internationale financiële architectuur. Daaruit blijkt hoe complex deze collectieve onderneming is. Zo vergt de vaststelling van regels voor het toezicht op de financiële groepen de medewerking van de controleurs van de banken, beurzen en verzekeringsinstellingen. Aangezien vrijwel al die organisaties naar een consensus moeten streven, zal slechts langzaam vooruitgang worden geboekt. 2.1. Het optreden van de Europese Unie In de eerste plaats dient te worden vastgesteld dat de Europese Unie in het wereldwijde debat over de nieuwe financiële architectuur opvallend afwezig blijft. Er zijn wel enkele initiatieven van Europese regeringen geweest (het voorstel van Gordon Brown, dat heeft geleid tot de oprichting van het Forum voor Financiële Stabiliteit onder het voorzitterschap van de heer Tietmeyer; het voorstel van de Franse regering om van het interim-comité van het IMF een echt beslissingsorgaan te maken; het voorstel van de Britse regering om een comité op te richten dat controle uitoefent op zowel het IMF, de Wereldbank en het Forum voor Financiële Stabiliteit als op de werkzaamheden van de BIB; het voorstel van Carlo Ciampi om een soort Coreper op te richten om de besluiten van het interim-comité van het IMF voor te bereiden; het initiatief van kanselier Schroeder op de Top van de G-7/8 in Keulen inzake de kwijtschelding van de schulden van de armste landen). Al die losse initiatieven vormen echter geen Europees beleid. Vooral de Europese Centrale Bank, waarvan experts nochtans aan bepaalde werkzaamheden deelnemen, blijft in het internationale debat opvallend discreet. 3. De hervorming van het IMF In hun verslag voor de staatshoofden en regeringsleiders hebben de ministers van Financiën van de G7 tijdens hun vergadering van 8 juli 2000 in Fukuoka (Japan) terecht onderstreept dat het IMF een 'universele instelling' is waarvan de centrale rol 'de bevordering van de macroPR\445621NL.doc
9/22
PE 295.938
NL
economische en financiële stabiliteit' moet blijven. Het IMF moet ook in de toekomst 'alle lidstaten te hulp kunnen komen'. Die vaststelling van de G7 houdt de afwijzing in van de belangrijkste voorstellen van de 'Commissie-Meltzer', meer bepaald het voorstel om de financiële hulp van het IMF tot de armste landen te beperken. Minister van Financiën Larry Summers had trouwens al in juni 2000 vrijwel alle aanbevelingen verworpen die acht van de elf leden van die door het Congres van de Verenigde Staten ingestelde commissie hadden goedgekeurd. De werking van het IMF laat nochtans te wensen over. Het IMF is in de eerste plaats een reusachtige bureaucratische machine die, hoewel ze over duizend economen beschikt, niet kan beweren dat ze alles 'beter' weet dan de 182 lidstaten. 3.1. Het gewicht van de Verenigde Staten De voorstellen over transparantie en meer verantwoordelijkheid voor het IMF zijn goed, maar het grootste probleem met deze multilaterale instelling is dat ze geografisch, intellectueel en uiteindelijk ook politiek te dicht bij de Verenigde Staten staat. Het IMF is in werkelijkheid een van de belangrijkste vehikels van de 'consensus van Washington', waarvan het de overtuiging uitdraagt: 'begrotingsdiscipline en fiscale hervorming; vermindering van de overheidsuitgaven; liberalisering van de handel en de financiële markten; privatisering en deregulering', zonder rekening te houden met de vraag of die doelstellingen al dan niet aangepast zijn aan de situatie, de tradities of de reële toestand van de landen die het IMF om hulp verzoeken. De Verenigde Staten verhelen trouwens niet dat ze het IMF gebruiken als instrument om hun belangen te verdedigen. In het voormelde antwoord van Larry Summers in de CommissieMeltzer wordt meermaals onderstreept dat het in het politieke belang van de Verenigde Staten is dat het IMF zijn activiteiten voortzet, bijvoorbeeld door financiële hulp te verlenen aan landen zoals Brazilië, Indonesië, Turkije en Zuid-Afrika, 'waar de Verenigde Staten duidelijk grote strategische en economische belangen hebben'. 3.2. Het IMF democratiseren De Verenigde Staten zijn overigens niet het enige land dat probeert het IMF zijn belangen te doen dienen. Andere grote landen, in het bijzonder de 8 vaste leden van de 24 leden van het uitvoerend comité, houden zich vooral bezig met dossiers waarin hun nationale belangen op het spel staan. Om de internationale geloofwaardigheid van het IMF te versterken, dient het te worden gedemocratiseerd. De ontwikkelingslanden zijn over het algemeen ondervertegenwoordigd, terwijl andere landen oververtegenwoordigd zijn. De quota zouden anders moeten worden toegewezen. De huidige statuten beschermen 75% van die quota. Voor een herverdeling van de quota is een specifieke meerderheid van 85% vereist. De Verenigde Staten, die over 17,56% van alle stemmen beschikken, hebben daardoor een feitelijk vetorecht. Een eerste stap naar de democratisering van het IMF zou de afschaffing van de supermeerderheid van 85% zijn, waarbij alleen de 'bijzondere' meerderheid van 70% voor de belangrijkste beslissingen wordt gehandhaafd (of beter een tweederde meerderheid).
PE 295.938
NL
10/22
PR\445621NL.doc
3.3. De Europese aanwezigheid bundelen Om een tegenwicht tegen de buitensporige invloed van de Verenigde Staten te vormen, hebben de EU-landen er belang bij het werkelijke gewicht van Europa in de wereld ook in het IMF te doen gelden. Wij moeten een oordeelkundige herschikking eisen van de verschillende 'constituanten', meer bepaald die waarin sommige landen van de Unie enigszins geïsoleerd zijn. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn rechtstreeks in de Raad van bestuur van het IMF vertegenwoordigd. België, Oostenrijk en Luxemburg zijn lid van een 'constituante' samen met onder meer Wit-Rusland, Kazakstan en Turkije. Nederland heeft samen zitting met onder meer Oekraïne, Georgië en Israël. Italië, Griekenland en Portugal hebben Albanië, Malta en San Marino als partners. Ierland heeft zitting met Canada en de landen van het Caribische gebied. Finland, Zweden en Denemarken vormen een groep met vijf andere Noordse landen. Spanje heeft zitting onder leiding van Mexico en zeven andere Latijns-Amerikaanse landen. Op 31 juli 2000 beschikten de Verenigde Staten over ongeveer 371.000 stemmen. Als de vijftien landen van de Unie niet zo versnipperd waren, zouden ze meer dan 544.000 stemmen daartegenover kunnen stellen. 3.4. Onafhankelijkheid en controle Een middel om de doeltreffendheid van het IMF te verhogen (onder meer bepleit in het rapport van De Gregorio, Eichengreen, Ito en Wyplosz) bestaat erin de 24 bestuurders operationele onafhankelijkheid te geven. Die 24 bestuurders zouden nog altijd door de respectieve regeringen kunnen worden voorgedragen, maar hun benoeming (voor een niethernieuwbaar mandaat van 6?, 9? jaar) zou pas effectief worden nadat ze door de respectieve nationale parlementen is bekrachtigd. Om de invloed van de Europese Unie en de cohesie tussen de directeurs uit ons deel van de wereld te versterken, zou het Europees Parlement de bevoegdheid moeten krijgen om de benoemde personen te horen en hun benoeming te bekrachtigen. De controle op dat operationelere uitvoerende orgaan, dat de directeur-generaal zou aanwijzen en de directeurs zou benoemen, zou dan worden uitgeoefend door het vroegere interimcomité, dat het Internationaal Monetair en Financieel Comité is geworden en dat de gouverneurs (over het algemeen de ministers van Financiën van de betrokken landen) vertegenwoordigt. Om de besluitvorming door de ministers, met andere woorden het IMFC, te vergemakkelijken, zou een permanent comité van de vertegenwoordigers van de ministers van Financiën kunnen worden ingesteld, zoals Carlo Ciampi destijds heeft voorgesteld. Dat financiële Coreper zou ook tot taak kunnen hebben namens de ministers van Financiën toe te zien op andere multilaterale instellingen, in het bijzonder de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Zulk een structuur zou zeker zorgen voor meer samenhang tussen de werkzaamheden van die thans soms concurrerende instellingen. 3.5. Verdeling van de multilaterale werkzaamheden Er zou in elk geval een 'Memorandum of Understanding' moeten worden opgesteld tussen het IMF en de Wereldbank en tussen deze laatste en de regionale ontwikkelingsbanken. De bedoeling daarvan moet zijn het werk zo doeltreffend mogelijk te verdelen en tot een zo hecht mogelijke samenwerking te komen.
PR\445621NL.doc
11/22
PE 295.938
NL
Om het IMF ertoe in staat te stellen zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid in de lidstaten aan te sluiten, zouden er regionale controle- en waarschuwingssystemen moeten worden ontwikkeld. In maart 2000 beschikte het IMF in het totaal over 289 miljard dollar, waarvan 138 miljard mobiliseerbaar was. In vergelijking met de enorme geldstromen op de financiële markten is dat maar weinig. Het is dus een illusie van het IMF een kredietverschaffer in laatste instantie te willen maken. Het IMF beschikt daartoe niet over de nodige middelen en kan bovendien geen geld scheppen. De enige echte geldverschaffer in laatste instantie is op dit ogenblik de 'Federal Reserve'. Naarmate de euro een belangrijke reservemunt wordt, zal ook de Europese Centrale Bank automatisch die taak krijgen. 4. Preventie, voorspelling en beheer van crisissen Aangezien de verantwoordelijkheid voor de internationale financiële stabiliteit een universeel openbaar goed is, dienen alle openbare en particuliere actoren van de internationale financiële wereld voor hun verantwoordelijkheid te worden geplaatst. In een geglobaliseerde economie moet ook de regelgeving een wereldwijd karakter hebben. In de nabije toekomst mogen wij niet verwachten dat een organisatie van de Verenigde Naties wordt opgericht die universele bevoegdheden op het gebied van regelgeving en controle kan uitoefenen. Daarom moeten wij ons tevreden stellen met intergouvernementele samenwerking en interprofessionele responsabilisering. De huidige hervormingen van de internationale instellingen mogen er niet alleen op gericht zijn die instellingen doeltreffender en transparanter te maken, maar moeten ze ook een universeler karakter geven. Dat geldt vooral voor de BIB, tot op heden een zeer gesloten 'club' van de centrale bankiers van de landen waar zich de belangrijkste financiële centra bevinden. De BIB heeft zich onlangs met veel terughoudendheid opengesteld voor nieuwe leden. Ook andere, wellicht minder bekende maar eveneens belangrijke organisaties moeten een universeel karakter krijgen. De 'International Organisation of Securities Commissions' telt als leden zowat 150 instanties uit 94 landen, waaronder de Amerikaanse 'Securities and Exchange Commission', maar niet de beurs van New York of de NASDAQ, die worden geacht zichzelf te regelen. 4.1. De expertise van de particuliere sector Een doeltreffende begeleiding van alle segmenten van de financiële markten veronderstelt de toepassing van internationale normen en standaarden. Voor de vaststelling daarvan doet de overheid er goed aan op de mogelijkheden en de expertise van de particuliere sector te steunen, bijvoorbeeld de werkzaamheden van het 'Comité J' van de 'International Bar Association', van de 'International Corporate Governance Network' en van het 'International Accounting Standard Committee'. Het IMF, dat onlangs een systeem heeft ontwikkeld voor de verspreiding van 17 soorten macro-economische en financiële gegevens die volgens gestandaardiseerde normen moeten worden vastgesteld, zou moeten worden belast met de universele toepassing van de bestaande normen en standaarden en van die welke nu worden ontwikkeld. Een doeltreffend middel zou zijn elke financiële hulp van het IMF afhankelijk te maken van de omzetting van die normen PE 295.938
NL
12/22
PR\445621NL.doc
en standaarden in de 182 lidstaten. Als zulk een regelgevingskader door de overheid en de particuliere sector samen wordt vastgesteld, zou dat een grote nabijheid bij de markten garanderen en kan dat met de praktijken op die markten mee evolueren. Zulk een modern en evolutief contractueel recht moet ook regels omvatten voor de opstelling van de balans, normen voor beoordeling en doorlichting, kortom, al wat nodig is voor een doeltreffende externe controle. Een ander uiterst belangrijk element van de financiële infrastructuur zijn efficiënte betalings- en vereffeningssystemen. Aangezien, zoals de BIB in haar rapport 2000 opmerkt, 'die systemen alleen al voor de geïndustrialiseerde landen op dit ogenblik voor zowat 6.000 miljard dollar transacties per dag afhandelen, is het volstrekt onontbeerlijk dat ze feilloos functioneren'. 4.2. Beheer van crisissen Een belangrijke infrastructurele component zou een juridisch en justitieel kader zijn dat het mogelijk maakt elk conflict tussen partijen, vooral bij ingebrekestelling, snel op te lossen. In de meeste landen zijn het eigendomsrecht en de faillissementswetgeving te ingewikkeld, wat een herstructurering onmogelijk maakt om in geval van grote crisissen besmetting te voorkomen. Daarom moet de bezinning worden voortgezet over de instelling van 'bankruptcy ombudsmen', 'workout czars' en andere arbitrageorganen. Om in geval van insolvabiliteitscrisis de mogelijkheid van een regeling voor een rechtbank of een arbitrageorgaan te verhogen, zouden bepaalde voorstellen van het 'Forum voor Financiële Stabiliteit' moeten worden uitgevoerd: 'De faillissementswetgeving zou de marktdeelnemers de zekerheid moeten bieden dat de posities kunnen worden vereffend en dat de garantie in dat geval kan worden toegepast'. Barry Eichengreen stelt voor dat op internationaal niveau een bepaling wordt overgenomen uit het Amerikaanse zakenrecht, namelijk het 'debtor-in-possession financing', die het mogelijk maakt prioriteit te verlenen aan de geldschieters die in een failliete vennootschap vers geld pompen. Om te beletten dat in geval van crisis een minderheid van crediteurs een regeling blokkeren, moeten in alle – meer bepaald obligatoire - contracten collectieve actieclausules worden opgenomen. Aangezien dit voor de opkomende landen een delicate kwestie is omdat die maatregel door de markten moeilijk wordt aanvaard, zou de Europese Unie, bijvoorbeeld door middel van een Europese richtlijn, op dit gebied het voorbeeld moeten geven. De totstandbrenging van een internationaal rechtskader om in geval van ernstige crisis een overlegd optreden mogelijk te maken, is een onontbeerlijke voorafgaande voorwaarde voor elke poging om de particuliere sector aan de cofinanciering van de herstructureringsmaatregelen te doen deelnemen. Een grotere betrokkenheid van de particuliere sector bij de preventie en oplossing van crisissen zou de morele wisselvalligheid beperken. 4.3. Minder tussenpersonen en versterkt toezicht In de geglobaliseerde financiële wereld speelt financiële innovatie een steeds grotere rol. Minder tussenpersonen en de tegenhanger daarvan, de komst van steeds meer verschillende PR\445621NL.doc
13/22
PE 295.938
NL
spelers op de markten, maken regelgeving en toezicht minder gemakkelijk. In zijn advies van 8 april 2000 over de 'financiële stabiliteit' stelt het Economisch en Financieel Comité van de EU vast dat 'de vervaging van de verschillen tussen de financiële instellingen en sectoren leidt tot een integratie van de financiële markt die het financiële stelsel beter bestand maakt tegen lokale asymmetrische verstoringen maar die tegelijkertijd de risico's van besmetting versterkt'. Geïntegreerde markten vergen ook een geïntegreerd toezicht. Sommigen willen een wereldwijde of in elk geval Europese 'superregelaar'. Zulk een superregelaar die normen en standaarden kan opleggen, zou zeer veel, misschien zelfs te veel macht hebben. Door zich met alles bezig te houden, zou hij onvermijdelijk bureaucratisch worden. Om doeltreffend te zijn moeten de controleautoriteiten de markt van dichtbij volgen. Ze moeten nieuwe producten ook snel kunnen beoordelen om de innovatie niet te belemmeren en tegelijkertijd een adequate controle te garanderen. Een goede controle ontwikkelt zich 'bottom up', van beneden naar boven, van de nationale hoofdsteden en betrokken economische kringen naar een op Europees of internationaal niveau geconsolideerd toezicht. Om een 'level playing field' te garanderen en concurrentiedistorsies te voorkomen, zijn gemeenschappelijke regels nodig: in een voor iedereen gelijke markt zijn ook de risico's en dus de lasten voor iedereen dezelfde! In de meeste landen heeft de segmentering van de financiële markten geleid tot de instelling van gespecialiseerde regelgevende organen voor onder meer de banken, de beurs en het verzekeringswezen. Omdat de regelgeving nog altijd grotendeels nationaal is, terwijl de markt een wereldwijd karakter heeft gekregen, is rationalisering nodig. Het Verenigd Koninkrijk heeft met zijn 'Financial Services Authority' de weg getoond. De Amerikaanse financiële markt daarentegen wordt gecontroleerd door vier federale en 50 controleorganen van de Staten van de Unie. Nu de traditionele grenzen tussen banken, verzekeringen, institutionele investeerders en andere marktspelers vervagen en aangezien de controle niet kan worden geconsolideerd, moet deze laatste worden gecoördineerd. 4.4. Coördinerende rol voor het ESBC Op Europees niveau is de voor de hand liggende coördinator het Europees Stelsel van Centrale Banken. In artikel 105, lid 6 van het EG-Verdrag wordt bepaald dat de Raad de ECB kan belasten met specifieke taken betreffende het beleid op het gebied van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en andere financiële instellingen, 'met uitzondering van verzekeringsondernemingen'. Gelet op de vele fusies en kruisparticipaties tussen banken, verzekeringsinstellingen en institutionele investeerders, zou het logisch zijn in het Verdrag de beperking betreffende de verzekeringsondernemingen te schrappen om het ESBC ooit in staat te stellen, niet om de sector te regelen, maar om de werkzaamheden van de verschillende controleorganen op Europees niveau en in hun internationale samenhang te coördineren. Voor het toezicht op de 'financiële melkweg' is de beste oplossing de aanwijzing, door het ESBC, van 'coördinatoren ad hoc', die uit de autoriteiten van de verschillende marktsegmenten dienen te worden gekozen. Die autoriteiten moeten worden belast met de PE 295.938
NL
14/22
PR\445621NL.doc
organisatie van de uitwisseling van informatie over grote financiële groepen en bepaalde transnationale activiteiten. Enkele bedrijfseconomische autoriteiten werken op die manier al samen op basis van 'memorandums of understanding'. Die samenwerking moet op het niveau van de Unie en op hoger niveau worden georganiseerd en gesystematiseerd. 4.5. Geen grijze zone Om het risico van ernstige crisissen te beperken, moet het geconsolideerde toezicht zich uitstrekken tot de grijze zones van de internationale financiële wereld. 'De virtuele explosies in de sector van de afgeleide instrumenten, die buiten de beurs worden verhandeld, veroorzaken een grotere onstabiliteit' (William H. White van de BIB). Meer bepaald de 'swaps', het belangrijkste afgeleide instrument voor de financieringen in vreemde valuta, maken het mogelijk 'zich gedeeltelijk aan de regels te onttrekken, de controles op kapitaal te omzeilen en over grotere hefbomen te beschikken om schulden te maken' (Aglietta/Boissieu). Volgens diezelfde auteurs is het voordeel van de afgeleide markten, namelijk dat ze de risico's tegen geringere kosten kunnen splitsen, tegelijkertijd ook de achilleshiel ervan. 'De mogelijkheid van de afgeleide markten om de risico's te splitsen heeft als tegenhanger dat de tussenpersonen op de markt grotere risico's nemen dan vroeger'. Het is onontbeerlijk dat het toezicht op verrichtingen buiten de balans wordt versterkt: swaps, opties, tradingactiviteiten voor eigen rekening, kredietlijnen ten opzichte van speculatieve fondsen en andere zwarte gaten in de financiële wereld. 'De versterking van het toezicht en van de regelgevende controle op alle kredietverstrekkers is een belangrijk element dat ertoe bijdraagt de toepassing en het behoud van gezonde praktijken te garanderen'. Dat is de mening van het 'Forum voor Financiële Stabiliteit', dat de oprichting overweegt van een 'kredietregister' bij de BIB in Bazel. Dat register moet dienen om de informatie te centraliseren 'betreffende de blootstelling van alle gereglementeerde, niet-onbelangrijke financiële vennootschappen ten opzichte van de financiële instellingen met een krachtig hefboomeffect die voor het systeem van belang zijn. De verzamelde gegevens moeten betrekking hebben op alle instrumenten die, zowel buiten als binnen de balans, tot blootstelling aan kredietrisico's leiden. De verzamelde gegevens over aan alle tegenpartijen van instellingen met krachtig hefboomeffect toegestane kredieten zouden dan op vertrouwelijke basis toegankelijk zijn voor die tegenpartijen, voor de controle- en regelgevingsautoriteiten en voor de andere belanghebbende instanties'. 4.6. De waarschuwing van het LTCM Zulk een maatregel lijkt van het allergrootste belang. Het bijna-faillissement van het 'hedge fund' LTCM illustreert de omvang van de risico's. Begin 1998 beschikte LTCM over 4,8 miljard dollar eigen middelen voor verbintenissen ten bedrage van 120 miljard dollar, met andere woorden een hefboom van 25. Op 23 september 1998 bedroegen de netto activa van LTCM nog slechts 600 miljoen dollar, tegenover verbintenissen ten bedrage van zowat 100 miljard dollar, met andere woorden een hefboom van 167! De redding van LTCM - zonder straf of gevolgen voor de beheerders van het fonds - voorkwam een kettingreactie. Wie kan echter garanderen dat niet hetzelfde gebeurt op een schaal waarop redding onmogelijk is? Het kapitaal waarmee LTCM aanvankelijk werkte, kwam in de eerste plaats van de banken die zelf in principe werden gecontroleerd! De aan de banken gestelde bedrijfseconomische eisen als ze als tegenpartij voor speculatieve fondsen optreden, moeten dus worden versterkt. PR\445621NL.doc
15/22
PE 295.938
NL
Aangezien vele van die fondsen zich in weinig geregelde 'offshore'-centra bevinden, is het eenvoudigste middel om op te treden tegen 'hedge funds' die 'ondoorzichtig' willen blijven, dat de herfinanciering ervan door banken in de onder de akkoorden van Bazel vallende landen moeilijker en duurder wordt gemaakt. De bankleningen zouden strikt kunnen worden beperkt in verhouding tot de door de 'offshore' gevestigde fondsen geboden tegenprestatie. Zowel het 'Forum voor Financiële Stabiliteit' als de 'International Organisation of Securities Commissions' en het 'Comité van Bazel', meer bepaald in het rapport-Brockmeijer van januari 2000, hebben in dit verband aanbevelingen en voorstellen geformuleerd. Op dit ogenblik is nog geen enkel van die voorstellen uitgevoerd. Nu aan de regels van Bazel wordt gewerkt inzake minimumkapitaal, solvabiliteitsratio en liquiditeit van de banken, kunnen de internationale autoriteiten een aantal almaar belangrijker wordende actoren van het wereldwijde financiewezen niet de facto 'vrijstellen'. 4.7. Meer risico's, minder transparantie? Strengere regels en meer transparantie voor bepaalde kapitaalbewegingen, maar niet voor afgeleide producten, zal de markt ertoe aanzetten meer van deze laatste gebruik te maken. Uiteindelijk zal er in de wereld meer risico en minder transparantie zijn. Zoals Patrick Artuis zegt, 'brengt het gebruik, door de speculatieve fondsen, van een belangrijke hefboom om hun posities te financieren die fondsen ertoe hun activa te verkopen zodra blijkt dat hun strategieën enig verlies opleveren, of de verliezen op een bepaalde markt te compenseren met de meerwaarden op andere markten'. Dat op zichzelf rationele gedrag van de beheerders van 'hedge funds' versterkt de instabiliteit op de markten en wordt een factor van besmetting in geval van crisis. De tijdens de crisis van de Russische obligaties geleden verliezen hebben vele spelers ertoe aangezet hun posities in Zuid-Amerika te liquideren, wat een gevaarlijk domino-effect heeft veroorzaakt. 'De marktwaarde van een effect hangt minder af van de financiële solidariteit van de emittent dan van die van de houders ervan' (Eric Berthalon). De huidige inspanningen voor meer transparantie, een grotere verantwoordelijkheid voor de spelers, een beter bestuur en meer toezicht op basis van internationaal erkende normen en standaarden zullen nooit elk risico van crisis op het gebied van schulden, bankwezen of wisselkoers kunnen uitsluiten. De val van Barings, Sumitomo, Daïwa en Metallgesellschaft werd veroorzaakt door traders die aan de interne en, a fortiori, aan de externe controle ontsnapten. Gevaarlijke speculatie, die des te misdadiger is omdat geld van anderen op het spel wordt gezet, zal nooit helemaal kunnen worden voorkomen. 4.8. Systeemcrisissen voorkomen De internationale gemeenschap zal haar inspanningen moeten richten op de voorkoming van systeemcrisissen. Een nuttige maatregel zou de oprichting zijn van een 'waarnemingspost voor systeemcrisissen' die, om praktische redenen, aan de BIB in Bazel zou kunnen worden verbonden. Voor de wereldeconomie zijn wisselkoerscrisissen het meest destabiliserend. De 'macroPE 295.938
NL
16/22
PR\445621NL.doc
economische deugdzaamheid' van een land wordt door de markten niet noodzakelijk beloond. Zoals Bergsten, Davanne en Jacquet in hun rapport over de internationale financiële architectuur vaststellen, 'leeft de wisselkoersmarkt een beetje zijn eigen leven, wat betekent dat hij heftige bewegingen kan registreren zonder dat echte economische informatie beschikbaar is. Op de markt heeft men het over 'technische correcties', wat op een zekere onwetendheid over de werkzame factoren wijst. Dezelfde auteurs schrijven voorts: 'De fundamentele economische analyse heeft op de wisselkoersmarkt niet de plaats die ze verdient. De debatten tussen de marktspelers hebben zelden betrekking op fundamentele begrippen zoals langetermijnevenwicht, risicopremies of zelfs de verschillen tussen reële rentevoeten op lange termijn'. 4.9. Het scherm als enige horizon Alleen wie het leven op de beursvloer kent, weet dat de 'traders', moderne Sisyphussen die voortdurend moeten arbitreren, verkopen of kopen, als belangrijkste horizon alleen het scherm hebben waarop voortdurend ruwe informatie verschijnt die ze meteen moeten beoordelen om te proberen het 'beter te doen dan de markt'. Aangezien hun informatiebronnen dezelfde zijn Reuters, Bloomberg, eventueel de 'Financial Times' of de 'Wall Street Journal' -, zijn ook hun reacties stereotiep. Het dagelijkse leven op de beursvloer verloopt op het ritme van kleine stukjes informatie - bijvoorbeeld de evolutie op de arbeidsmarkt in de Verenigde Staten, een bericht over de bouwsector of de evolutie van de omzet van de handel - en andere 'gebeurtenissen' die op een tendens wijzen maar meestal eigenlijk onbeduidend zijn. Tientallen minuten voordat een op een bepaald ogenblik verwacht stukje informatie vrijkomt, lijkt de markt de adem in te houden en vertragen het aanbod en de vraag. Zodra een 'voorspellend' statistisch gegeven bekend wordt, komt op het scherm, dat de hele wereld van de trader vormt, de cijferdans opnieuw op gang. Die dagelijkse werkelijkheid op de beursvloer is onrustbarend omdat ze wijst op een rationaliteit waarin de voor het economische leven onontbeerlijke lange termijn vrijwel volledig ontbreekt. 5. Het verlangen naar stabiliteit De reële economie, de producenten van goederen en diensten en de internationale handel hebben een grote behoefte aan monetaire stabiliteit. Kunnen wij de monetaire markt stabiliseren door de kapitaalbewegingen te belasten? Uw rapporteur vindt de idee van James Tobin om in het raderwerk van de internationale financiële wereld wat zandkorrels tegen de speculatie te strooien, uit intellectueel oogpunt interessant. Afgezien van het feit dat in het Internettijdperk een wereldregering nodig zou zijn om elk risico op omzeiling van een Tobinbelasting te verhinderen, blijkt uit recente studies dat zulk een maatregel een illusie zou zijn. Olivier Davanne wijst er in zijn rapport voor premier Lionel Jospin op dat die wegens hun omvang verdachte dagelijkse verrichtingen voor het economisch leven intrinsiek nuttig zijn: 'De overgrote meerderheid van de verrichtingen op de wisselkoersmarkten zijn risicoloze arbitrageverrichtingen om de technische efficiëntie van de markt te verbeteren. (...) Als een koper zich aanbiedt, aanvaardt de makelaar, hoewel er geen echte koper klaarstaat, als tegenpartij op te treden en verkoopt hij zijn positie door aan PR\445621NL.doc
17/22
PE 295.938
NL
een andere tussenpersoon (tegen dezelfde prijs: als er geen belasting wordt geheven, gaat het om een nuloperatie), die hetzelfde doet tot een tegenpartij buiten het banksysteem wordt gevonden'. Die vele verrichtingen drijven de omvang van de kapitaalbewegingen zodanig op dat ze volstrekt niets meer met de reële economie te maken schijnen te hebben. Jean-Pierre Landau verklaarde tijdens een hoorzitting in de Franse Senaat: ' Sommige kapitaalbewegingen op zeer korte termijn kunnen de markt integendeel stabiliseren' en 'Het is niet vanzelfsprekend dat de beperking van de transacties - wat het doel is van de (Tobin)belasting - de doeltreffendste manier is om de volatiliteit van de markten te verminderen (...). Hoe breder en liquider de markten, hoe kleiner de door een schok veroorzaakte prijsschommelingen'. 5.1. De grenzen van Tobin Als de Tobinbelasting wordt toegepast, zou ze waarschijnlijk niet het effect hebben dat de voorstanders ervan verwachten, zeker niet wat de opbrengst ervan betreft. Wie zou trouwens dat manna verzamelen en incasseren? Zijn dat de internationale ontwikkelingsorganisaties, de - goede of slechte - regeringen van de derdewereldlanden of de organisaties van de burgermaatschappij, die iedereen en niemand vertegenwoordigen? Uw rapporteur gelooft dus niet in een Tobinbelasting, maar dat betekent niet dat hij erkent dat speculatie bestaat en dat ze verwoestende gevolgen kan hebben voor de opkomende economieën. Minder dan 4% van de dagelijkse verrichtingen heeft evenwel betrekking op de munten van de opkomende landen. Waarom zouden we dan, zogezegd om de zich ontwikkelende economieën te beschermen, de verrichtingen tussen dollar, euro en yen bestraffen? 5.2. Inbreng bestraffen Een beter middel om het destabiliserende effect van de inbreng van kortlopend (en dus over het algemeen speculatief) kapitaal op een opkomende economie te verhinderen, is de oude Chileense maatregel om de inbreng van buitenlands kapitaal te belasten teneinde de maturiteit van de schuldenlast te versterken. Zelfs Hans Tietmeyer, die wij er moeilijk kunnen van verdenken het vrije verkeer van kapitaal aan banden te willen leggen, heeft de verdiensten geprezen van de Chileense 'encaja', die beleggingen op korte termijn bestraft en aldus beleggingen op lange termijn bevordert. Zoals tijdens de Aziatische crisis is gebleken, heeft de snelheid, in het bijzonder door middel van de communicatietechnologieën, waarmee kapitaal uit een markt kan worden teruggetrokken, een reusachtig destabiliserend effect. Om de toestroom van kortlopend kapitaal te beperken, biedt de Chileense belasting, omdat ze gericht is op een bepaald land, een doeltreffender bescherming dan een Tobinbelasting die alle kapitaalbewegingen bestraft, zowel die welke inderdaad louter speculatief zijn als die welke de reële economie dienen. 5.3. Het dilemma van de armen Het dilemma voor de opkomende landen is reëel. Het spreekt vanzelf dat de armste landen ook de zwakste kapitaalmarkten hebben. Om zich te kunnen ontwikkelen moeten die landen PE 295.938
NL
18/22
PR\445621NL.doc
meer bepaald particulier kapitaal kunnen aantrekken. Zoals een Afrikaans leider verklaarde, is het niet aangenaam door multinationale ondernemingen te worden uitgebuit, maar is het nog veel erger door die ondernemingen te worden genegeerd! Geen enkele - grote of kleine kapitalist leent zijn geld uit zonder enige garantie en zonder de hoop dat het iets opbrengst. Door zich voor buitenlands kapitaal open te stellen kunnen de opkomende landen zich sneller ontwikkelen, maar nemen ze ook risico's. In de gepolijste taal van het IMF klinkt dat als volgt: 'De financiële integratie, met inbegrip van de liberalisering van de kapitaalbewegingen, levert substantiële voordelen op. Ze houdt evenwel risico's in en moet zorgvuldig worden beheerd en georganiseerd'. Om goed te functioneren, met andere woorden om de economische efficiëntie te bevorderen, moet elke financiële markt hoog ontwikkeld zijn. Dat staat overduidelijk in het rapport van de Verenigde Naties over de 'Global Financial Turmoil and Reform': 'Hoe breder (door de diversiteit van de spelers) en actiever (door het aantal transacties per dag) een markt, hoe solider de prijsvorming op die markt en hoe minder instabiel de prijzen'. 5.4. Gecontroleerde liberalisering Die doelstelling kan slechts in verschillende, goed op elkaar aansluitende stappen worden bereikt. Daarom moeten sommige landen de inbreng van kortlopend kapitaal eventueel beperken, zoals Chili dat met veel succes heeft gedaan. 'Er bestaat geen enige en unieke methode om de voordelen van de internationale kapitaalbewegingen te genieten en de risico's ervan te beperken', zegt het IMF. Dat geldt meer bepaald voor de keuze van een adequate wisselkoers. 'In de nieuwe internationale consensus heeft men de neiging vlottende wisselkoersen als enige goede keuze voor te stellen' (Bergsten, Davanne, Jacquet). Koppeling aan een bepaalde valuta schijnt echter een uitnodiging tot speculatie te zijn. Anderzijds bieden volgens de markt vlottende wisselkoersen de economische subjecten niet de verhoopte stabiliteit. Vele landen ontdekken nu het voordeel van een mobiele koppeling (crawling peg) of liever van een koppeling aan een valutakorf bij de samenstelling waarvan met de structuur van de buitenlandse handel van het bewuste land rekening wordt gehouden. In een verslag van het Europees Parlement gaat het niet aan een uitspraak te doen over die voor elk land existentiële vragen. Het lijkt evenwel evident dat voor de opkomende landen, die uit de allocatie van de internationale financiële middelen profijt willen halen, de externe liberalisering van de kapitaalbewegingen moet worden voorafgegaan door een interne liberalisering en een doeltreffend toezicht. Anders wordt het risico van de valstrik van de buitenlandse schuld te groot. Zoals Joseph Stiglitz, die door zijn ervaring bij de Wereldbank een groot gezag geniet, verklaarde, spitsen de markten zich steeds meer toe op de verhouding 'wisselreserves/kortlopende schulden', waardoor ze de landen die een crisis willen voorkomen, ertoe dwingen hun wisselreserves te verhogen in verhouding tot de kortlopende leningen van hun economische subjecten die bij buitenlandse investeerders schulden aangaan. Stiglitz geeft daarvan een leerrijk voorbeeld: als een particuliere vennootschap van een opkomend land voor haar ontwikkeling bij een Amerikaanse of Europese bank 100 miljoen PR\445621NL.doc
19/22
PE 295.938
NL
dollar leent, bedraagt de te betalen rente, rekening houdend met de risicopremies, meestal meer dan 15% (en vaak nog meer). De regering van het betrokken land zou dan, om in de toekomst niet met wisselkoersrisico's te worden geconfronteerd, eveneens 100 miljoen dollar als reserve opzij moeten zetten en dat bedrag bijvoorbeeld moeten beleggen in obligaties van de Amerikaanse regering, die 4 of 5% opbrengen. Wat een situatie! 6. Schulden van de derde wereld Uw rapporteur kan dit verslag niet afronden zonder enkele bedenkingen over de schuldenlast van de derde wereld en de mondialisering te formuleren. In 1982, toen de schuldcrisis van de ontwikkelingslanden uitbrak, hadden de vijftien landen met de grootste schuldenlast 270 miljard dollar schulden bij de internationale banken tegen een gemiddelde rente van 13,7%. In een eerste fase werden voor de schuldenlanden nieuwe kredieten gemobiliseerd om ze ertoe in staat te stellen hun schulden te herschikken en de rente te betalen. Volgens de Wereldbank is de omvang van de schuldenlast van de opkomende landen sedert het begin van de jaren '80 verdrievoudigd en bedroeg hij in 1997 2.171 miljard dollar. De dienst van de rente bedroeg op dat ogenblik zowat 250 miljard dollar, vrijwel het volume van de hoofdsom van de vijftien landen met de grootste schuldenlast in het begin van de jaren '80. De verschillende initiatieven om die last te verlichten hebben slechts bescheiden resultaten opgeleverd. Zowel in de G7 als in de Club van Parijs zijn de schuldeisers zowel rechter als partij. In die organen wordt vaker gesproken over de 'morele wisselvalligheid' van een volledige kwijtschelding van de schulden en over compensaties voor de schuldeisers (voor wie de morele wisselvalligheid geen rol schijnt te spelen) dan over de dramatische situatie van de bevolkingen van de schuldenlanden. Hoewel de elites in de ontwikkelingslanden het vaak zeer goed hebben (naar het traditionele voorbeeld van de elites in de ontwikkelde landen), komt de schuldcrisis van de derde wereld vooral de rijke landen ten goede doordat de return, zowel wat de hoofdsom als de rente betreft, veel groter is dan de oorspronkelijke inzet. Door de schulden van de armste landen kwijt te schelden zou de internationale gemeenschap hoogstens een 'onrechtvaardigheid' begaan ten aanzien van de arme landen met een kleinere schuldenlast, die dus meer 'hun best' hebben gedaan. Een nieuwe start naar groei en armoedebestrijding vergt nochtans de kwijtschelding van de schulden. 6.1. Het Duitse precedent In de meeste ontwikkelde landen bestaan wettelijke bepalingen die natuurlijke of rechtspersonen ertoe in staat stellen failliet te gaan. Waarom wordt aan de derdewereldlanden niet de mogelijkheid geboden volledig opnieuw te beginnen, waarbij het gefailleerde land eventueel gedurende lange tijd onder toezicht wordt geplaatst? Op 27 februari 1953 scholden de geallieerde landen in het kader van de Overeenkomst van Londen 50% van de schuld van Duitsland kwijt, namelijk 14,6 miljard toenmalige DM. De overige 50% van de schuld werd geherfinancierd, zodat de Duitse autoriteiten het saldo konden terugbetalen a rato van 5% van de jaarlijkse opbrengst van de Duitse uitvoer. Het PE 295.938
NL
20/22
PR\445621NL.doc
Duitse 'economische wonder' van na de oorlog steunde op die herschikking van de schuld. Nu wordt verwacht dat de arme landen hun financiële verplichtingen nakomen en daaraan 20, 30, 40% of nog meer van de opbrengst van hun schamele uitvoer besteden. Dat is ondoenbaar. De schuld van de armste landen moet absoluut worden kwijtgescholden. Bovendien moeten de opkomende landen met een grote schuldenlast de mogelijkheid krijgen om de dienst van hun schuld te spreiden naargelang ze zich in de wereldeconomie integreren en hun uitvoer meer opbrengt. 6.3. De kloof wordt dieper De OESO-landen zijn op dit ogenblik gemiddeld 3 à 4 keer rijker dan vóór de jaren '70. In de officiële statistieken wordt de overvloed voor de grote meerderheid van de mensen in de ontwikkelde landen zelfs schromelijk onderschat. De kwalitatieve verbeteringen van de meeste producten en sommige diensten zijn immers moeilijk meetbaar. Een PC of telefoontoestel is niet alleen duidelijk goedkoper dan vijf jaar geleden, maar ook veel beter. Sedert de jaren '70 is de levensstandaard van de mensen in de derde wereld slechts in zeer beperkte mate verbeterd. De kloof tussen de enen en de anderen wordt almaar groter. In zijn toespraak van 26 juni 2000 op de Europese conferentie over de ontwikkeling van de Wereldbank stelde Lionel Jospin het volgende vast: 'Wij leven in een wereld waarvan de totale rijkdom zonder voorgaande is. In die wereldeconomie moet de helft van de bewoners van onze planeet - 3 miljard mannen en vrouwen - evenwel rondkomen met minder dan twee dollar per dag, beschikt een miljard mensen niet over drinkbaar water en lijden bijna 800 miljoen mensen honger (...). De bekommeringen van de welvarende landen, hoe belangrijk ook, worden niet noodzakelijk door iedereen gedeeld'. Als gevolg van de globalisering is de internationale handel in de voorbije jaren sneller toegenomen dan de interne handel in de afzonderlijke landen. Het aandeel van de wereldhandel vertegenwoordigt echter slechts 15% van het bruto mondiale product. De OESO-landen zijn goed voor zowat 70% van dat mondiale product. Het economische gewicht van landen zoals China en India is niet groter dan dat van Californië. De mondialisering, die sommige kringen in onze landen heel wat nadelen toeschrijven, is lang niet universeel. Ze is asymmetrisch en betreft in de eerste plaats de landen van de triade. Ze gaat voorbij aan de onderontwikkelde landen, die men zedig opkomende landen noemt. De globalisering beperkt zich vooral tot drie sectoren: - vervoer - communicatie - kapitaal Vooral deze laatste sector is met behulp van de nieuwe communicatietechnologieën echt globaal geworden en functioneert dag en nacht. Financiële stabiliteit en globalisering zijn nauw met elkaar verbonden. De internationale mobiliteit van het kapitaal is reëel. Het probleem voor de politici is dat zij de nodige maatregelen moeten nemen opdat de voordelen van de mobiliteit van het kapitaal groter zijn PR\445621NL.doc
21/22
PE 295.938
NL
dan de kostprijs ervan en de ontwikkeling van de gehele mensheid ten goede komen.
PE 295.938
NL
22/22
PR\445621NL.doc