20:15 STUDIO 4

ZATERDAG / SAMEDI 26.04.14 / 20:15 STUDIO 4

Shostakovich 7

Brussels Philharmonic Giancarlo Guerrero, muzikale leiding / direction musicale

19:30 Meet The Artist! met / avec Giancarlo Guerrero & Greet Samyn (Foyer 1) (ENG, FR, NL) 19:30 Introduction / Inleiding politiek & muziek met/avec Minister van Staat Willy Claes (Studio 2) (NL)

www.flagey.be

PROGRAMMA / PROGRAMME

Dmitri Shostakovich (1906 – 1975) Symfonie nr. 7 in c, op. 60 / Symphonie n° 7 en do mineur, op. 60 ‘Leningrad’ 1942 | 70’

I. Allegretto 26’ II. Moderato (poco allegretto) 11’ III. Adagio 17’ IV. Allegro non troppo 15’

TOELICHTING / COMMENTAIRE 22 juni 1941: het Duitse leger valt de Sovjetunie binnen. Dmitri Shostakovich biedt zich aan voor militaire dienst. Hij krijgt het antwoord: “we roepen u wel op als we u nodig hebben”. Ongeduldig om iets te kunnen doen, biedt hij zich aan bij de Burgerwacht. In Iszvestija van 4 juli verklaart hij: “Ik zal mijn vaderland verdedigen en ben bereid mijn leven en mijn kracht op te offeren en elke missie uit te voeren die me wordt opgedragen”.

NL

Met een brigade van vrijwilligers van het Conservatorium steekt hij de handen uit de mouwen. Hij graaft mee antitank-greppels rond Leningrad en werpt barricaden op. Later in de maand krijgt hij een opleiding tot brandweerman. Een brand moet hij nooit blussen, want iedereen spaart hem. Zijn echte talent is te kostbaar. Zoals vele collega’s produceert Shostakovich patriottische liederen, waaronder een marslied voor de Burgerwacht. Zijn bekendste lied uit die tijd, Eed aan de Volkscommissaris, eindigde met de zin: “het grote uur is daar, Stalin voert ons aan in de strijd, zijn bevel is wet! Trek moedig de gevreesde strijd tegemoet”. Op 19 juli begon Shostakovich aan een groot werk dat zijn ervaringen met de oorlog zou vereeuwigen: de Zevende Symfonie. Hij componeerde haar met een ongeziene intensiteit. Hij nam zijn notitieblok mee wanneer hij op het dak van het Conservatorium op wacht stond. Later verklaarde hij: “Ik schreef mijn Zevende Symfonie, de Leningrad, snel. Ik kon haar niet schrijven. De oorlog woedde overal. Ik moest bij het volk zijn, ik wilde het beeld van ons belegerd land scheppen, het graveren in muziek”. Toen Shostakovich de schets van het eerste deel klaar had gekregen, begon de Duitse blokkade van Leningrad. De artistieke en intellectuele elite was al geëvacueerd. Shostakovich kon niet worden overhaald te vertrekken. Op 17 september verklaarde hij over de radio: “Een uur geleden voltooide ik de partituur van twee delen van een grote symfonische compositie. Als ik erin slaag om het werk te voltooien, kan ik het misschien mijn Zevende Symfonie noemen. Waarom vertel ik u dit? Opdat de luisteraars die nu naar mij luisteren zouden weten dat het leven in onze stad normaal verder gaat.” Shostakovich’ optimisme was voorbarig. De gruwelijke effecten van de blokkade lieten zich reeds voelen. Er dreigde hongersnood. De blokkade van Leningrad zou uitgroeien tot de grootste tragedie van de Tweede Wereldoorlog na de Holocaust. Achthonderdduizend burgers kwamen om. De menselijke prijs was zodanig, dat na de oorlog een debat zou ontstaan over de vraag naar de noodzaak van het verzet. Alsof stenen belangrijker waren geweest dan mensen… www.flagey.be

Shostakovich maakte het beleg mee, totdat hij op 1 oktober werd geëvacueerd. Hij vertrok op uitdrukkelijk bevel van de partijleiding. Hij werd met zijn gezin overgevlogen naar Moskou. De media smeerden het verhaal van zijn verblijf in Leningrad en zijn onwil om te vertrekken breed uit. Shostakovich werd tot het propaganda-symbool van de jonge moedige componist die zijn stad wou verdedigen in zijn daden en zijn kunst. Op 15 oktober vertrok Shostakovich naar Koeïbysjev, de tijdelijke zetel van de regering, de diplomatie en de centrale pers. De dubbele verhuis had het compositorische élan in Shostakovich verstoord. Het werk aan het vierde deel van de symfonie vorderde niet langer. Op 9 december kreeg hij een appartement toegewezen, waar hij de nodige rust vond om opnieuw aan het werk te gaan. In december 1941 was de symfonie voltooid. De eerste uitvoering van de “Leningrad-symfonie” vond plaats in Koeïbysjev op 5 maart 1942. Samoeïl Samosoed dirigeerde het orkest van het Bolsjoj-theater. Daarna ging de symfonie naar Moskou en naar het buitenland. Het succes van de symfonie en haar symbolische impact overtrof alle verwachtingen. Ze ging de wereld rond voordat Leningrad haar kon horen. Op 22 juni dirigeerde Henry Wood haar in Londen. Op 19 juli voerde Arturo Toscanini de partituur uit voor de radio. In 1942 en 1943 weerklonk het werk niet minder dan tweeënzestig keer in de Verenigde Staten. De symfonie kreeg de symbolische status van een anti-nazipamflet in tonen. Leningrad kreeg haar symfonie pas te horen op 9 augustus 1942. De uitvoering was in handen van Karl Eliasberg en het Radio-orkest. De uitwerking van de uitvoering op de hongerende stad kan moeilijk worden overschat. Er waren zoveel hindernissen te nemen, dat het concert op zichzelf al het karakter kreeg van een heroïsche daad. Begin juli werd de partituur overgevlogen. Kopiisten werkten dag en nacht, vechtend tegen gebrek aan slaap, papier en pennen. De oorlog had de rangen van het Radioorkest uitgedund tot veertien musici. De legerleiding gaf musici die aan het front vochten verlof om het orkest te versterken. Luidsprekers zonden het concert uit in de stad. In de beste traditie van de psychologische oorlogvoering stonden er ook luidsprekers opgesteld die gericht waren naar de vijand, om hen te demonstreren dat het moreel niet gebroken was. Voordat het concert begon, liet de bevelhebber van de Russische artillerie de Duitse stellingen extra beschieten, om zeker te zijn dat hun geschut zou zwijgen.

een monument voor de heroïsche strijd van de sovjet-bevolking. Shostakovich bevestigde die interpretatie in talrijke interviews en artikels. In de Pravda verklaarde hij: “de oorlog die wij vechten tegen Hitler is een gerechtvaardigde oorlog. We verdedigen de vrijheid, eer, en onafhankelijkheid van ons land. We strijden voor de hoogste menselijke idealen in de geschiedenis. We strijden voor onze cultuur, wetenschap, kunst, voor alles wat wij hebben geschapen en gebouwd. En de sovjet-kunstenaar zal zich nooit onthouden van de historische confrontatie die nu plaatsvindt tussen rede en obscurantisme, tussen cultuur en barbarij, tussen licht en duisternis… Ik draag mijn Zevende Symfonie op aan onze strijd tegen het fascisme, aan onze nakende overwinning over de vijand, en aan mijn geboortestad, Leningrad.” In privégesprekken relativeerde Shostakovich echter de eenduidigheid van de boodschap die hij in de Zevende vertolkte. Uit de herinneringen van Flora Litvinova weten we dat hij protesteerde tegen een te simpele associatie van de muziek met een onderwerp: “muziek, echte muziek, is nooit letterlijk verbonden met een thema. Fascisme is niet enkel Nationaal Socialisme. De muziek gaat over terreur, slavernij, de onderdrukking van de geest.” De “Leningrad-symfonie” is muziek die geen muzikale verfijning beoogt. Ze vertolkt een directe boodschap. Shostakovich verdedigde zijn opvallende referentie naar de bolero van Ravel in het eerste deel met de simpele verklaring: “laat ze mij maar beschuldigen, zo hoor ik de oorlog”. De muziek verwijst naar de terreur van de bombardementen en het geluid van de alarmsirenes. Shostakovich bedacht titels voor de vier delen: 1. Oorlog, 2. Herinnering, 3. De uitgestrektheid van het vaderland, 4. Overwinning. Later liet hij hen vallen omdat hij hen te restrictief vond. Westerse critici reageerden heftig tegen het succes van de symfonie. Virgil Thomson noemde haar “geschreven voor luisteraars die traag van begrip zijn, niet erg muzikaal en vlug afgeleid”. Béla Bartók parodieerde het invasie-thema uit het eerste deel in het vierde deel van zijn Concerto voor orkest, waarin het thema door de houtblazers wordt “weggelachen”. Voor het Russische publiek was die kritiek van geen tel. Voor hen groeide de “Leningradsymfonie” uit tot een monument in tonen van hun heroïsche strijd. De symbolische waarde van het werk is sindsdien niet verminderd. Francis Maes, 2003

De sovjet-autoriteiten waren zich goed bewust van de psychologische impact van kunst op het moreel van de bevolking. De Leningrad-symfonie werd in alle media geprezen als www.flagey.be

FR

Le 22 juin 1941, l’armée allemande envahit l’Union soviétique. Dmitri Shostakovich veut s’enrôler dans l’armée et s’entend répondre : « Nous vous appellerons si nous avons besoin de vous. » Impatient d’agir, il propose alors ses services à la garde civique. Il déclare dans l’Izvestia du 4 juillet : « Je vais défendre ma patrie et je suis prêt à sacrifier ma vie et mes forces, ainsi qu’à effectuer toute mission qui me sera confiée. »

Shostakovich vécut le siège jusqu’à son évacuation le 1er octobre. Sur ordre formel de la direction du parti, il prit un vol pour Moscou avec toute sa famille. Les médias relatèrent abondamment son séjour à Leningrad et son refus obstiné de quitter la ville. Shostakovich devint un symbole pour la propagande : un jeune compositeur courageux, déterminé à défendre sa ville par ses actes et son art.

Il se lance dans la lutte avec une brigade de volontaires du Conservatoire, creusant des tranchées antitanks autour de Leningrad et élevant des barricades. Plus tard dans le mois, il reçoit une formation de pompier. Mais il n’éteindra jamais aucun incendie car tous s’attachent à l’épargner : son talent premier est trop précieux. Comme bon nombre de compositeurs, Shostakovich écrit des Lieder patriotiques, dont un chant martial pour la garde civique. Son Lied le plus célèbre de cette époque, le Serment au commissaire du peuple, se termine par cette strophe : « L’heure a sonné, Staline nous conduit au combat, ses ordres sont loi ! Affrontez courageusement la lutte tant redoutée. »

Le 15 octobre, Shostakovich partit pour Kouïbychev, siège temporaire du gouvernement, de la diplomatie et de la presse centrale.

Le 19 juillet, Shostakovich entame une œuvre ambitieuse au travers de laquelle il veut immortaliser son expérience de la guerre : la symphonie n°7. Il la compose en secret, avec une ferveur hors du commun, emmenant même son bloc de notes lorsqu’il monte la garde sur le toit du Conservatoire. Plus tard, il déclarera : « J’ai composé ma symphonie n°7, « Leningrad », dans l’urgence. Je n’arrivais pas à écrire. La guerre faisait rage. Je devais être parmi le peuple, je voulais évoquer l’image de notre pays assiégé, la graver en musique. » Le siège de Leningrad débute alors que Shostakovich vient de terminer l’ébauche du premier mouvement. L’élite artistique et intellectuelle a déjà été évacuée, mais Shostakovich refuse de partir. Le 17 septembre, il annonce à la radio : « J’ai terminé il y a une heure la partition de deux mouvements d’une grande composition symphonique. Si je parviens à l’achever, alors peut-être pourrai-je l’appeler ma septième symphonie. Pourquoi vous dis-je tout cela ? Pour que les auditeurs qui m’écoutent en ce moment sachent que la vie dans notre ville se poursuit normalement. » L’optimisme de Shostakovich était toutefois prématuré car les terribles conséquences du siège se faisaient déjà sentir et la famine menaçait. Le siège de Leningrad allait d’ailleurs devenir la plus grande tragédie de la Seconde Guerre mondiale après l’Holocauste. Huit cent mille citoyens y trouvèrent la mort. Les pertes humaines furent telles qu’après la guerre, la nécessité de la résistance fit débat. Des pierres auraient-elles plus d’importance que des vies humaines ?

Ce double déménagement avait perturbé son élan créateur et le quatrième mouvement de la symphonie peinait à progresser. Le 9 décembre, un appartement fut mis à la disposition de Shostakovich, qui y trouva la quiétude nécessaire pour se remettre au travail. En décembre 1941, la symphonie était achevée. La symphonie de Leningrad fut exécutée pour la première fois par l’orchestre du théâtre du Bolchoï à Kouïbychev le 5 mars 1942, sous la direction de Samuel Samossoud. Elle fut ensuite interprétée à Moscou et à l’étranger. Son succès et sa puissance symbolique dépassèrent toutes les attentes et elle fit le tour du monde avant même de pouvoir être entendue à Leningrad. Le 22 juin, Henry Wood dirigea la symphonie à Londres. Le 19 juillet, Arturo Toscanini interpréta la partition pour la radio. En 1942 et 1943, elle fut interprétée pas moins de 62 fois aux Etats-Unis. Cette symphonie reçut le statut symbolique de pamphlet antinazi. Leningrad dut attendre le 9 août 1942 pour entendre enfin sa symphonie. Son interprétation fut confiée à Karl Eliasberg et l’orchestre de la radio. Il est difficile d’évaluer l’effet qu’elle produisit sur la ville affamée. Il fallut surmonter tant de difficultés que le concert lui-même fut considéré comme un acte héroïque. La partition fut envoyée à Leningrad par avion au début du mois de juillet. Les copistes travaillèrent jour et nuit, luttant contre le manque de sommeil, de papier et de stylos. La guerre avait décimé les rangs de l’orchestre de la radio, réduit à quatorze musiciens. Le haut commandement accorda dès lors des permissions aux musiciens partis au front pour qu’ils viennent renforcer l’orchestre. Le concert fut diffusé dans toute la ville à travers des haut-parleurs. Dans la meilleure tradition de la guerre psychologique, des haut-parleurs furent également dirigés vers les troupes ennemies, pour démontrer que le moral de la ville n’était pas entamé. Juste avant que le concert ne commence, le commandant de l’artillerie russe pilonna les positions allemandes afin de réduire leurs canons au silence. Les autorités soviétiques étaient parfaitement conscientes de l’impact psychologique de www.flagey.be

l’art sur le moral de la population. Tous les médias firent l’éloge de la symphonie de Leningrad, la présentant comme un monument à la gloire de la lutte héroïque du peuple soviétique. Shostakovich confirma cette interprétation dans de nombreux articles et interviews. Ainsi déclara-t-il dans la Pravda : « La guerre que nous menons contre Hitler est une guerre légitime. Nous défendons la liberté, l’honneur et l’indépendance de notre pays. Nous combattons pour les idéaux humains les plus élevés de l’histoire. Nous nous battons pour notre culture, notre science, notre art, pour tout ce que nous avons créé et construit. Et l’artiste soviétique ne se départira jamais de la confrontation historique qui se déroule aujourd’hui entre la raison et l’obscurantisme, la culture et la barbarie, la lumière et les ténèbres… Je dédie ma symphonie n° 7 à notre lutte contre le fascisme, à notre victoire imminente sur l’ennemi et à ma ville natale, Leningrad. » En privé, Shostakovich relativisa toutefois le caractère univoque du message exprimé par sa symphonie n° 7. Les mémoires de Flora Litvinova nous apprennent en effet qu’il rejetait l’idée d’associer de manière trop évidente la musique à un sujet : « La musique, la véritable musique, n’est jamais liée littéralement à un sujet. Le fascisme n’est pas uniquement le national-socialisme. La musique parle de la terreur, de l’esclavage, de la répression de la pensée. » La symphonie de Leningrad ne se veut pas une œuvre musicale raffinée. Elle traduit un message simple. Shostakovich défendit la référence frappante au Boléro de Ravel dans le premier mouvement en déclarant simplement : « qu’on me critique seulement, c’est comme ça que j’entends la guerre ». La musique reflète la terreur des bombardements et le bruit assourdissant des sirènes. Shostakovich avait imaginé un titre pour chacun des quatre mouvements : 1. Guerre, 2. Souvenirs, 3. Les grands espaces de ma patrie, 4. Victoire. Plus tard, il décida d’abandonner ces titres car il les trouvait trop restrictifs. Les critiques occidentaux réagirent par des critiques virulentes au succès de la symphonie. Virgil Thomson estima qu’elle semblait « écrite pour des esprits lents, pas très musiciens et peu attentifs. » Béla Bartók parodia quant à lui le thème de l’invasion du premier mouvement dans le quatrième mouvement de son Concerto pour orchestre, en utilisant les bois pour se moquer du thème. Le public russe fit peu de cas de ces critiques. La « symphonie de Leningrad » devint un véritable monument musical dédié à leur lutte héroïque. Depuis, l’œuvre n’a rien perdu de sa valeur symbolique. Francis Maes, 2003

BIO’S Giancarlo Guerrero, dirigent / chef d’orchestre Giancarlo Guerrero werd geboren in Managua en groeide op in Costa Rica. Hij studeerde in de VS (percussie en orkestdirectie). Hij is sinds 2009 muziekdirecteur van het Nashville Symphony, maar heeft intussen al als gastdirigent voor zowat alle grote Zuid- en Noord-Amerikaanse orkesten gestaan. Zijn repertoire omvat in de eerste plaats de grote romantische componisten, maar hij is ook gepassioneerd voorstaander van nieuwe muziek en heeft creaties gedirigeerd van onder meer Wim Henderickx, John Adams, John Corigliano, Osvaldo Golijov en Jennifer Higdon. Zijn opnames met Nashville Symphony leverden hem in 2011 en 2012 Grammy Awards voor “Best Orchestral Performance” op. Ook in Europa heeft hij intussen erkenning gekregen: hij dirigeerde onder meer het London Philharmonic Orchestra, het Orchestre Philharmonique de Radio France, het Frankfurt Radio Symphony en het Copenhagen Philharmonic. NL

Giancarlo Guerrero est aujourd’hui reconnu comme le très novateur directeur musical du Nashville Symphony Orchestra, grâce à son énergie, sa vision et sa programmation très imaginative. Il a également été nommé Chef principal invité de l’Orchestre de Cleveland. Giancarlo Guerrero a travaillé également auprès de nombreux grands orchestres américains tels que le Philadelphia Orchestra, le Boston Symphony, le Baltimore Symphony, le Seattle Symphony, le Los Angeles Philharmonic, ainsi que le Dallas Symphony Orchestra. En tant que chef invité en Europe, Guerrero a fait ses débuts avec le Brussels Philharmonic en 2010 et a travaillé depuis avec le Gulbenkian Orchestra, l’Orchestre de la Radio Polonaise, le Royal Scottish National Orchestra, les BBC Scottish So et BBC National Orchestra of Wales ainsi qu’avec les Philharmoniques de Strasbourg et Monte-Carlo. Guerrero est un défenseur actif de la musique contemporaine au travers de compositeurs reconnus comme John Adams, John Corigliano, Michael Daugherty et Wim Henderickx. En 2011, il a remporté 2 Grammys pour son enregistrement de la Metropolis Symphony de Michael Daugherty (Naxos).

FR

Brussels Philharmonic - www.brusselsphilharmonic.be Brussels Philharmonic werd in 1935 opgericht door de openbare omroep (NIR). Het orkest concerteerde in de loop van zijn bestaan met grote dirigenten en solisten, en creëerde nieuwe werken van wereldvermaarde componisten als Bartók, Stravinsky, Messiaen en Francesconi.

NL

www.flagey.be

De werking van Brussels Philharmonic vertrekt vanuit verschillende reeksen in Brussel, zowel in Flagey, waar het repeteert in de akoestisch tot de wereldtop behorende Studio 4, als in BOZAR. Daarnaast is het orkest thuis op de grote podia in Vlaanderen en in belangrijke culturele centra. Muziekdirecteur Michel Tabachnik is sinds 2008 een sleutelfiguur in de werking van Brussels Philharmonic. Op een creatieve en publieksvriendelijke manier combineert hij het grote orkestrepertoire met de muziek van de 20ste eeuw. Zijn credo: ‘We zijn geen museum, wel een platform voor levende muziek.’ Samen met het orkest zorgt Tabachnik voor warm onthaalde concerten in binnen- en buitenland. Op internationaal vlak veroverde Brussels Philharmonic intussen een eigen plaats, met vaste afspraken in de Europese hoofdsteden. In het Parijse Cité de la musique is het orkest in residentie, en er zijn jaarlijkse concerten in het Concertgebouw Amsterdam en Cadogan Hall in Londen. Het is vaste partner van het Festival Musica in Strasbourg en het Festival de Besançon. Het orkest gaat ook steeds vaker op tournee in Europa (Duitsland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië) en stond zo op gerenommeerde podia in Salzburg, Wenen en Berlijn. Een andere specialisatie waarmee Brussels Philharmonic zich internationaal profileert, is filmmuziek. Voor het opnemen en uitvoeren van filmmuziek van grote namen zoals Howard Shore, John Williams of Alberto Iglesias, is het Filmfestival Gent vaste partner. Internationale erkenning kwam er met de Golden Globe-winnende soundtrack voor ‘The Aviator’ van Martin Scorsese (2005), en meer recent dankzij de Oscar-winnende muziek voor ‘The Artist’ (muziek van Ludovic Bource). Ook in de toekomst blijft het orkest zijn expertise in het opnemen van soundtracks verder uitbouwen. Intussen bewees het orkest ook op andere vlakken een pionier te zijn. Zo zijn er vooruitstrevende initiatieven zoals een spin-off voor filmmuziek met Galaxy Studio’s, een traject rond digitale partituren met Samsung, en de oprichting van een stichting voor de aankoop van strijkinstrumenten met de private bank Puilaetco Dewaay. Samen met verschillende partners werkt Brussels Philharmonic aan uiteenlopende cdreeksen: met Klara rond Vlaamse solisten, met het Palazzetto Bru Zane en dirigent Hervé Niquet rond het repertoire van de Prix de Rome, en met het Filmfestival Gent rond grote filmmuziekcomponisten. Met het eigen label, Brussels Philharmonic Recordings, maakt het orkest referentie-opnames van het grote symfonische repertoire die internationale bijval krijgen.

Brussels Philharmonic is een instelling van de Vlaamse Gemeenschap. Mediapartners zijn Klara, Cobra.be en Roularta. De heren van het orkest worden gekleed door Café Costume. Le Brussels Philharmonic fut fondé en 1935, sous l’égide de la radiodiffusion Belge (NIR/INR). L’orchestre a joué sous la direction des chefs les plus prestigieux tels Boulez ou Markevitch et accompagné les solistes les plus réputés.

FR

Il a par ailleurs créé des œuvres de célèbres compositeurs tels Bartók, Stravinsky, Messiaen et Fransesconi. Le Brussels Philharmonic réside à Bruxelles dans le Studio 4 du bâtiment Flagey, très réputé pour son acoustique. C’est là qu’il donne de nombreux concerts. Il se produit aussi à Bozar, ainsi que dans les grandes salles et les centres culturels de la Flandre. Depuis 2008, Michel Tabachnik joue un rôle déterminant comme directeur musical du Brussels Philharmonic. Il combine le répertoire traditionnel et la musique d’aujourd’hui d’une manière créative et accessible au public. Son credo : ‘Nous ne sommes pas un musée, mais une plateforme pour la musique vivante.’ Tabachnik donne avec l’orchestre des concerts en Belgique et à l’étranger qui reçoivent toujours un très chaleureux accueil. Sur la scène internationale, le Brussels Philharmonic a maintenant ses entrées dans toutes les capitales Européennes. À Paris, il est en résidence à la Cité de la musique et il est regulièrement invité au Concertgebouw Amsterdam, au Cadogan Hall de Londres, au Grosses Festspielhaus de Salzbourg, ainsi qu’aux Festivals de Besançon et de Strasbourg. Ses récents concerts au Musikverein de Vienne et au Konzerthaus de Berlin sont venus couronner ce parcours. Le Brussels Philharmonic s’est également forgé une belle reconnaissance internationale dans le domaine de la musique de film. Grâce à sa collaboration avec le Festival du Film de Gand, il a joué et enregistré des partitions de grands noms comme Howard Shore, John Williams ou Alberto Iglesias. La reconnaissance internationale est venue avec la bande originale, lauréate du Golden Globe, du film de Martin Scorcese, The Aviator (2005) et plus récemment avec l’Oscar de la meilleure musique remportée par The Artist (musique de Ludovic Bource). L’orchestre poursuivra dans le futur ses enregistrements de bandes originales pour le cinéma. L’orchestre se fait aussi pionnier au travers de nombreuses initiatives innovantes, comme son projet de « spin-off » autour de la musique de film avec Galaxy Studio’s, ou encore le

www.flagey.be

développement de partitions digitales aux côtés de Samsung ou encore la création d’une fondation pour financer l’achat d’instruments à cordes via la banque privée Puilaetco Dewaay.

Brussels Philharmonic:

Avec la complicité de différents partenaires, le Brussels Philharmonic travaille à diverses séries de CD: avec Klara sur les jeunes solistes, avec le label Glossa, le Palazzetto Bru Zane et le chef d’orchestre Hervé Niquet sur le répertoire du Prix de Rome et avec le Festival du Film de Gand, sur de grands compositeurs de musique de film. Avec son propre label, Brussels Philharmonic Recordings, l’orchestre présente ses versions de référence du grand répertoire, qui toujours reçoivent l’attention de la presse internationale.

Eerste viool / Premier violon Virginie Petit (2) Stefan Willems (3) Olivia Bergeot Annelies Broeckhoven Bartlomiej Ciaston Stefan Claeys Teresa Heidel Daniela Rapan Philippe Tjampens Alissa Vaitsner Gillis Veldeman Anton Skakun Veerle Van Roosbroeck

Le Brussels Philharmonic est une institution de la Communauté flamande. Les partenaires médias sont Klara, Cobra.be et Roularta. Les hommes de l’orchestre sont habillés par Café Costume.

Concertmeester / Konzertmeister Otto Derolez

Tweede viool / Deuxième violon Ivo Lintermans (1) Mari Hagiwara (2) Caroline Chardonnet Ion Dura Yuki Hori Bruno Linders Karine Martens Sayoko Mundy Francis Vanden Heede Cristina Constantinescu Aline Janeczek Veerle Houbraken Altviool / Alto Paul De Clerck (1) Griet François (3) Philippe Allard Agnieszka Kosakowska Stephan Uelpenich Patricia Van Reusel Benjamin Braude Barbara Peynsaert Danila Mashkin

Cello / Violoncelle Karel Steylaerts (1) Kirsten Andersen Jan Baerts Barbara Gerarts Emmanuel Tondus Elke Wynants Sophie Jomard Hans Vandaele Contrabas / Contrebasse Jan Buysschaert (1) Sandor Budai Simon Luce Martin Rosso Philippe Stepman Pascal Smets Fluit / Flûte Wouter Van den Eynde (1) Eric Mertens Dirk De Caluwé (3) Hobo / Hautbois Joris Van den Hauwe (1) Maarten Wijnen Lode Cartrysse (3) Klarinet/Clarinette Eddy Vanoosthuyse (1) Anne Boeykens (2) Danny Corstjens (3) Tomasz Zymla (3) Fagot/Basson Karsten Przybyl (1) Alexander Kuksa Jonas Coomans (3) Hoorn/Cor Hans van der Zanden (1) Bart Indevuyst Mieke Ailliet (3) Evi Baetens

Pierre Buizer (3) Isabelle Van de Wiele Guido Rooyakkers Els Wilmaers Trompet/Trompette Andrei Kavalinski (1) Ward Hoornaert (2) Rik Ghesquière Luc Sirjacques Philippe Ranallo Serge Rigaumont Trombone David Rey (3) Lode Smeets (3) Wim Bex (3) Julien Donnay Pieter Vandermeiren Maarten Lowel Tuba Hugo Matthyssen (3) Pauken/Timpani Gert François (1) Slagwerk /Percussion Gert D’haese (3) Pieter Mellaerts (3) Tom Pipeleers Gerrit Nulens Bart Swimberghe Ken Gybels Harp/Harpe Eline Groslot (3) Karen Peeters Piano Catherine Mertens (3) (1) aanvoerder / chef de pupitre (2) co-aanvoerder / co-chef de pupitre (3) solist / soliste

Fellow Charles Adriaenssen, Geert Duyck, Inge Duyck, Omroepgebouw Flagey NV / Maison de la Radio Flagey SA

Great Friend Claude de Selliers de Moranville, Dominique Dumonteil, Gérard Dumonteil, Dominique Faulx, Vinciane Kaisin, Jo Libeer, Kris Libeer, Manfred Loeb, Benoit Philippart de Foy, Réjane Philippart de Foy, Michèle Rollé, Jean-Louis Rollé, Anne-Véronique Stainier, Bertold Theeuwes, Charlotte Vandoorne, Christophe Vandoorne, Piet Van Waeyenberge

Friend Catherine Alexandre, Paul Baeyaert, Joe Beauduin, Marijke Beauduin, André Beernaerts, Mireille Beernaerts, Christine Boël, Mickey Boël, Patricia Bogerd, Bernard Boon Falleur, Isabelle de Borchgrave, Werner de Borchgrave, Fabienne de Broqueville, Pierre de Broqueville, Olivier de Clippele, Ludo Deklerck, Suzanne Dulieu, Gilles Emond, Danièle Espinasse, Jacques Espinasse, Colette Goldschmidt, Pierre Goldschmidt, Sylvia Goldschmidt, Arnaud Grémont, Marleen Heijens–De Geest, Roger Heijens–De Geest, Frederika Jansen-D’Hoore, Yvan Jansen-D’Hoore, Ann Jansen-Wallays, Guy Jansen-Wallays, Corine Legrand, Sarah Marteyn, Yannick Nelissen Grade, Philippe Nihoul, Gerardus Nijborg, Irina Nijborg, Bénédicte Ries, Olivier Ries, Antonine Seynaeve, Augustin Siaens-De Jaegher, Cécile Siaens-De Jaegher, Beatrix Thuysbaert, Olivier Thuysbaert, Danielle Van Daalen-Borremans, Maarten Van Daalen-Borremans, Agnès de Wouters, Philippe de Wouters

Met de steun van de

www.flagey.be

Superb and spectacular can only begin to describe the wizardry of cellist Gavriel Lipkind… Times Herald-Record, NY

Gavriel Lipkind Anna Lipkind, Roman Zaslavsky

07.05.14 - 20:15 Ravel, Shostakovitch, Tchaikovsky www.flagey.be _ t. 02 641 10 20 € 25 ▸ 13 - Heilig-Kruisplein - Place Sainte-Croix - Brussel 1050 Bruxelles © Marco Borggreve