EEN ALTERNATIEF WINDSTREEK 2012/2013
BOUWSTENEN
Fundament:
Lusten eerlijk delen - lasten eerlijk delen - zeggenschap eerlijk delen
In nije mienskip fan, foar en troch alle Friezen: enerzjy ferieningen en koöperaasjes
Resultaat:
Financiële armslag voor de dorpen en kernen van Fryslân
Financieel voordeel voor iedereen die mee wil doen
De Provincie realiseert de eigen ambities
Het Rijk krijgt het volle pond
En: Fryslân blijft mooi!
Bonus: 1. Fryslân bewijst zijn bestaansrecht
Comité Hou Friesland Mooi
Revisie 2, 14 april 2013
SAMENVATTING Met de hiernavolgende voorstellen wil het Comité Hou Friesland Mooi de confrontatie tussen burgers en bestuurders over de plannen van de Provincie ten aanzien van het opwekken van windenergie in Fryslân doorbreken en vervangen door een gezamenlijk optrekken van Provincie, gemeentes en de Fryske bevolking.* De kern van onze voorstellen ligt in de volgende bouwstenen. 1. De Provincie wijst op land een tiental saneringsgebieden aan, alsmede binnen elk van die gebieden één plaatsingslocatie. Bestaande windturbines worden gesaneerd en nieuwe turbines mogen alleen op een plaatsingslocatie worden neergezet. 2. Tot 2020 staat de Provincie per plaatsingslocatie maximaal 5 windturbines van 3 MW of 8 turbines van 2MW toe. Samen met het IJsselmeerproject levert dat genoeg ruimte op voor 525 MW, ook als een groot deel van de bestaande turbines wordt gesaneerd. Variatie is mogelijk: wat meer vermogen op land kan worden ingezet voor een kleiner IJsselmeerproject. 3. De Provincie bevordert, per plaatsingslocatie, het oprichten een “Vereniging van Omwonenden”, stelt eisen aan de statuten daarvan, geeft 50.000 euro als startkapitaal en stelt uit het FSFE aan elke vereniging 1 miljoen euro beschikbaar bij wijze van renteloze of laagrentende lening om zich in te kopen in het project. Totale kosten ten laste van het FSFE: ruim 10 miljoen. 4. In de beste traditie van het Fryske mienskip steunt de Provincie, als een dorp dat wil, het oprichten van een “Dorpscoöperatie Duurzame Energie”. Dorpscoöperaties proberen in eerste instantie te participeren in een project op een nabijgelegen plaatsingslocatie, maar als dit niet lukt, mogen zij bij wijze van uitzondering een windturbine plaatsen buiten een plaatsingslocatie. 5. Als een dorpscoöperatie een algemeen maatschappelijk doel heeft, verstrekt de Provincie aan die dorpscoöperatie een bedrag van 50.000 euro bij wijze van startkapitaal. De Provincie reserveert eveneens een bedrag uit het FSFE voor het verstrekken van renteloze of laagrentende leningen aan dorpscoöperaties. Totale kosten: variabel, maar normeren op evenveel als voor de vereniging van omwonenden? Dus ruim 10 miljoen? 6. Een ongeveer even groot bedrag als voor de verenigingen en dorpscoöperaties gezamenlijk wordt gereserveerd voor het uitkopen van eigenaren van bestaande windturbines in saneringsgebieden. Voorrang daarbij krijgen eigenaren die de uitkoopsom investeren in een nieuw project binnen een plaatsingslocatie. Er komen objectieve maatstaven voor het bepalen van de uitkoopsom. 7. De Provincie geeft de plaatsingslocaties gefaseerd vrij al naar gelang projectvoorstellen bijdragen aan sanering van bestaande windturbines. Een gefaseerde uitvoering is ook wenselijk vanwege technologisch en economische onzekerheden: nieuwe technologieën kunnen windenergie naar het museum verwijzen en economische ontwikkelingen kunnen het huidige subsidiebeleid ter discussie stellen. Fasering vermindert daarom de kans dat de Provincie (en de verenigingen en dorpscoöperaties!) op het verkeerde paard wedt. 8. Bij het ontwikkelen en implementeren van de noodzakelijke kaders, regelingen en procedures laat de Provincie zich bijstaan door een “Commissie Duurzame Energie” bestaande uit onafhankelijke en neutrale deskundigen, in de eerste jaren met name op het gebied van windenergie. Het instellen daarvan is ook bedoeld als een signaal aan de bevolking dat projectvoorstellen van commerciële partijen op hun maatschappelijke merites worden beoordeeld.
*
Natuurlijk op hoofdlijnen: veel moet nog nader doordacht en uitgewerkt worden. Ook de gebruikte cijfers duiden eerder op een orde van grootte dan op een exacte maat. Tien plaatsingslocaties van 4 km2 kunnen dus ook 8 of 12 plaatsingslocaties zijn van 3 of 6 km2. Etc.
EEN ALTERNATIEF WINDSTREEK 2012/2013 A. ENERGIETRANSITIE 1. Er is een overweldigend aantal rapporten met bijbehorende discussies over het nut en de noodzaak van windenergie voor het terugdringen van de mondiale CO2 uitstoot om de opwarming van de aarde binnen aanvaardbare grenzen te houden. Dit niet alleen in Nederland, maar in elk land dat windenergie wil inzetten in de transitie naar duurzame energie. Windenergie is dus een middel tot een hoger doel: minder CO2 uitstoot en tegengaan van opwarming. 2. Echter, het hiernavolgende gaat niet over al die rapporten en discussies. De vraag naar nut en noodzaak van windenergie is ongetwijfeld van groot belang, maar discussies daarover horen - zo vinden wij - vooral gevoerd te worden op nationaal en internationaal niveau en niet zozeer met het Bestuur van de Provincie Fryslân. Reden: op Provinciaal niveau gaat de besluitvorming niet over de vraag of er windenergie moet worden opgewekt, maar over de vraag hoe dat gedaan moet worden. Toch in dit “Vooraf” een enkele, meer algemene opmerking over de transitie naar duurzame energie. 3. De energietransitie komt in Nederland maar langzaam van de grond: de teller staat nu op 4,3% van het totale energieverbruik. Dat is eigenlijk niet verbazingwekkend voor een klein, dichtbevolkt land dat ook nog eens overwegend vlak is zodat waterkracht hier niet de rol kan spelen die het bijvoorbeeld in Zweden speelt. De vraag is evenwel hoe erg het is dat Nederland relatief achter loopt bij andere Europese landen. Immers, de technologische en economische ontwikkelingen gaan snel en zijn in belangrijke mate onvoorspelbaar. Een voorsprong nu kan een rem zijn later. 4. Zo worden zonnecellen in hoog tempo efficiënter en goedkoper; kunnen warmtepompen nu ook al energie onttrekken aan de buitenlucht; hebben WKK installaties van de glastuinbouw een energieproducent gemaakt; en biedt isolatie van huizen nog steeds goede (en goedkope) besparingsmogelijkheden. En dan zijn er nog tal van nieuwe technologieën voor de wat verdere toekomst: blue energy uit de interface tussen zoet en zout water; aardwarmte begint een reële mogelijkheid te worden (overigens juist voor Fryslân); en - als het in dit land ooit uit de taboesfeer komt – kernenergie op basis van thorium-splitsing is ook voor Nederland een mogelijk alternatief voor centrales op basis van uranium-splitsing. Dan is er nog de opkomst van waterstof, niet als energiebron, maar als energiedrager. En schaliegas heeft nu al grote effecten, al kan niemand voorspellen wat die effecten precies zullen zijn. 5. Wat al die ontwikkelingen gaan opleveren, laat zich slecht of helemaal niet voorspellen. Echter, één ding is duidelijk: ook voor de Provincie Fryslân is het onverstandig om alle kaarten op één enkele technologie te zetten en om daar al het schaarse geld aan uit te geven. Niettemin gaat het hierna enkel over windenergie en over de vraag hoe de Provincie daarmee om moet gaan. Maar juist daarom is het goed om er rekening mee te houden dat de energiewereld er zelfs over vijf jaren wel eens heel anders uit kan zien. Ga dus gefaseerd aan de slag. 6. Om dit alles concreter te maken: hierna wordt een belangrijke rol toegekend aan verenigingen en dorpscoöperaties. Op dit moment gaat het daarbij om windenergie, maar uit het voorafgaande volgt dat het verstandig is de zaken nu al zo in te richten dat die verenigingen en coöperaties zich over enkele jaren zonder moeite kunnen transformeren in brede samenwerkingsverbanden voor alle vormen van duurzame energie. Want uiteindelijk zal de transitie naar duurzame energie slechts bereikt kunnen worden met een nu nog niet te voorspelen mix van (nieuwe) technologieën – en dus ook met een nu nog niet met zekerheid te voorspellen rol voor windenergie. 7. Met deze kanttekeningen: over naar de orde van de dag! En die is dat het Rijk van de Provincie Fryslân eist dat er ruimte wordt gereserveerd voor 525 MW aan windenergie in 2020 en dat de Provincie zelf zich ten doel heeft gesteld om in 2020 16% van het totale Fryske energieverbruik uit duurzame bronnen te halen. Als er hierna gepleit wordt voor geleidelijkheid en fasering dan is dat dus niet om de zaak te vertragen of tegen te houden, maar om te voorkomen dat achteraf blijkt dat de Provincie op het verkeerde paard heeft gewed. 1
B. UITGANGSPUNTEN De voorstellen hierna zijn dus - zie boven - gebaseerd op de volgende uitgangspunten. 8. Fryslân komt het IPO-akkoord na en reserveert ruimte voor 525 MW. In die reservering zit enige rek voor het geval er meer MW’s nodig zouden zijn. 9. Fryslân werkt mee aan het metterdaad realiseren van die 525 MW om de eigen ambitie van 16% schone energie in 2020 waar te maken. 10. De lokale bevolking heeft echte invloed op de opzet van nieuwe projecten en deelt werkelijk mee in de financiële voordelen van windprojecten. 11. Exploitanten van windturbines maken een redelijke winst en het woon- en leefgenot en de economische belangen van omwonenden worden gerespecteerd. 12. Landschap, natuur en cultuur worden zoveel mogelijk ontzien en waar dat niet lukt, wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van landschap, natuur en cultuur elders. 13. Het coalitieakkoord wordt voor een deel aangepast, dat wil zeggen: enkel voor wat betreft de beperking tot drie zoekgebieden. Over dit laatste punt: het akkoord heeft so-wie-so nog maar een beperkte looptijd en het is bovendien ingehaald door nieuwe omstandigheden (zoals de verhoging van het aantal MW’s). Loslaten van de beperking tot drie zoekgebieden tast ook de onderliggende principes niet aan: saneren, clusteren en opschalen blijft het doel - slechts de weg daarheen verandert. C. TWEESPRONG 14. Er staat reeds ongeveer 160 MW opgesteld in Fryslân en dus zou er 365 MW bij moeten komen. De geschatte opbrengst van het IJsselmeerproject (dat thans wordt uitgewerkt onder de RCR) bedraagt 325 MW. Daaruit volgt dat er bij handhaving van de status quo elders in de Provincie nog slechts een opgave ligt van 40 MW. Die zou zonder veel moeite gerealiseerd kunnen worden in de zoekgebieden bij Heerenveen en de Kop van de Afsluitdijk: elk 7 turbines van 3 MW en, voilá, de Provincie heeft voldaan aan de eisen van het Rijk en aan de eigen ambitie. 15. Een dergelijke (opportunistische) aanpak zal ongetwijfeld veel maatschappelijk verzet wegnemen, in elk geval richting Provincie. Het dan nog meest ingrijpende project (het IJsselmeerproject) is immers een zaak van het Rijk. Grootste probleem van dat project is de teloorgang van de recreatieve sector in Makkum en wellicht ook in Workum en het lijkt onwaarschijnlijk dat het Rijk dat probleem gaat oplossen. Daarnaast is er nog het probleem van de vele, deels verouderde (of zelfs buiten werking gezette) windturbines her en der verspreid over het Fryske landschap. Ook in Windstreek 2000 werd al aangedrongen op het saneren van geïsoleerd opgestelde windturbines door ze te clusteren. Van dit voornemen is weinig terecht gekomen, maar dit betekent niet dat het geen goed idee was – en is. 16. Het Provinciaal Bestuur heeft hier dus een cruciale beleidskeuze te maken bij het nader uitwerken van de concept structuurvisie Windstreek 2012. A. Ofwel: puur pragmatisch/opportunistisch te werk gaan door mee te werken aan de realisatie van een zeer groot IJsselmeerproject (jammer van Makkum dan!), een beperkt aantal turbines bij te (laten) plaatsen bij Heerenveen en de Kop van de Afsluitdijk en sanering over te laten aan de loop der dingen. B. Ofwel: vanuit bovenstaande uitgangspunten een echte visie ontwikkelen op de toekomst van windenergie in Fryslân. Dus: meewerken aan een IJsselmeerproject van beperkte omvang, sanering van geïsoleerd opgestelde turbines en ruimte vinden op land voor wat dan nog nodig is. Stel dat een (kleinschaliger) IJselmeerproject 250 MW oplevert en stel dat er van de huidige 160 MW op korte termijn ongeveer 60 MW moet verdwijnen, dan moet er dus op land ruimte gevonden worden voor (globaal) 175 MW. 17. Hierna wordt aangenomen dat de Provincie kiest voor optie B. Optie A. haalt misschien wat druk van de ketel (al zal het IJsselmeerproject veel verzet blijven oproepen, ook van watersporters van 2
buiten Fryslân), maar die optie is voor het overige niet aantrekkelijk in het licht van bovenstaande uitgangspunten. Niets doen, Makkum (en Workum) opofferen: dat kan en mag geen optie zijn! D. BOUWSTEEN 1: SANERINGSGEBIEDEN EN PLAATSINGSLOCATIES 18. De Provincie wordt verdeeld in 10 “saneringsgebieden” met een onderling vergelijkbaar aantal te saneren windturbines. Binnen elk saneringsgebied wordt een “plaatsingslocatie” aangewezen. In principe (zij het soms op termijn) worden alle bestaande windturbines in een saneringsgebied opgeruimd, terwijl nieuwe turbines alleen op een plaatsingslocatie neergezet mogen worden. Elke plaatsingslocatie biedt voldoende ruimte voor maximaal 10 turbines van 2 tot 3MW. Een oppervlakte van 2 x 2 kilometer is technisch groot genoeg voor dat aantal. Saneringsgebieden en plaatsingslocaties worden vastgelegd in een Provinciaal inpassingsplan. 19. Een dergelijke aanpak geeft duidelijkheid en voorkomt de onrust bij de bevolking die het gevolg is van het aanwijzen van grote zoekgebieden zoals nu in Windstreek 2012 gebeurt. Immers, grote zoekgebieden leiden er toe dat talloze, met elkaar concurrerende marktpartijen over die gebieden uitzwermen om links en rechts opties te verwerven: “zoekgebieden” worden “jachtgebieden”. Met als gevolg een wildgroei van geruchten en plannen waar niemand raad mee weet. 20. De Provincie bepaalt dat er tot 2020 per plaatsingslocatie maximaal één cluster van 5 tot 8 turbines mag komen. Ten overvloede: 10 plaatsingslocaties elk met 6 turbines van 3 MW (of 9 van 2 MW) leveren de vereiste 175 MW aan opgesteld vermogen op (zie punt 16). Variaties zijn natuurlijk mogelijk: als het aantal windturbines op de plaatsingslocaties op land wat wordt uitgebreid, kan daarmee het IJsselmeerproject (nog) kleinschaliger worden gemaakt. En als het lastig is 10 plaatsingslocaties te vinden: minder kan ook maar dan stijgt het aantal turbines per locatie. 21. Die 10 plaatsingslocaties (binnen de 10 saneringsgebieden) worden gezocht daar waar het Fryske landschap toch al “rommelig” is, dat wil zeggen: aangrenzend (of op) industrieterreinen en bij knooppunten van snelwegen. En zover mogelijk verwijderd van bebouwing (en omwonenden). Anders dan Groningen heeft Fryslân niet één heel groot industrieterrein, maar dit nadeel wordt een voordeel als de spreiding van industrieterreinen wordt benut voor spreiding van plaatsingslocaties. 22. Ook locaties bij knooppunten van snelwegen kunnen worden ingezet om een beperkt aantal, over de Provincie verspreide plaatsingslocaties aan te wijzen. Een dergelijke aanpak ontziet de bestaande structuur van het Fryske landschap zoveel mogelijk, des te meer als verlies van natuur op locatie A wordt gecompenseerd op locatie B. E. BOUWSTEEN 2: PROJECTONTWIKKELING 23. Het ontwikkelen van projecten tot het opstellen van windturbines binnen een plaatsingslocatie wordt overgelaten aan marktpartijen. Daarbij hanteert de Provincie voor die markpartijen duidelijke en voor de bevolking transparante procedures. Zie verder punt 35 e.v. De Provincie geeft ook duidelijkheid over de voorwaarden waaraan projectvoorstellen moeten voldoen om op medewerking en/of goedkeuring van de Provincie te mogen rekenen. Zie verder punt 39 e.v. 24. Bij het beoordelen van projectvoorstellen en het nader uitwerken van kaders, procedures en regelingen laat de Provincie zich bijstaan door een “Commissie Duurzame Energie” bestaande uit onafhankelijke en neutrale deskundigen, in de eerste jaren in het bijzonder op het gebied van windenergie. Afgezien van de inhoudelijke bijdrage die zo’n Commissie kan leveren is het instellen ook een signaal naar de bevolking dat de Provincie de projectvoorstellen van markpartijen kritisch tegen het licht zal houden. F. BOUWSTEEN 3: VERENIGING VAN OMWONENDEN 25. Ter concretisering van de eis* van draagvlak onder de bevolking bij het ontwikkelen van projecten, bevordert de Provincie voor elk van de plaatsingslocaties het oprichten van een *
En dit niet alleen omdat het een te prijzen idee is, maar ook omdat de Staat der Nederlanden daartoe verplicht is ingevolge het Verdrag van Aarhus.
3
26.
27.
28.
29.
“Vereniging van Omwonenden”. Tot zo’n vereniging kunnen toetreden één eigenaar of huurder per huis of (bedrijfs)gebouw binnen een straal van (bijvoorbeeld) 5 kilometer van de plaatsingslocatie in kwestie. Waarbij de straal afhankelijk is niet alleen van te verwachten geluidshinder, maar ook van de visuele impact van de te plaatsen turbines vanuit een huis of gebouw. Uit het Fûns Skjinne Fryske Enerzjy (FSFE) stelt de Provincie aan elke vereniging een bedrag van (bijvoorbeeld) 50.000 euro beschikbaar voor oprichtingskosten en onderzoek (bijvoorbeeld nulmetingen geluid) tijdens het ontwikkelen van een project. Voorwaarde daarbij is dat de statuten van de vereniging in overeenstemming zijn met door de Provincie opgestelde eisen, o.a. met betrekking tot participatie (zeg: minimaal 50%), besluitvorming (bij meerderheid van stemmen) en besteding inkomsten (algemeen maatschappelijke doelen). Totale kosten: eenmalig 500.000 euro. Uit het FSFE stelt de Provincie aan elke vereniging een bedrag van 1 miljoen euro beschikbaar als renteloze of laagrentende lening om te investeren in het project (of projecten) dat wordt ontwikkeld voor de plaatsingslocatie in kwestie. Voorwaarde is, als gezegd, dat de inkomsten uit die investering worden gebruikt voor algemeen maatschappelijke doelen. Totale kosten: 10 miljoen euro als lening. Met een dergelijke lening verwerft de vereniging een bestendige stroom van inkomsten waarmee op lokaal niveau allerlei maatschappelijke activiteiten gefinancierd kunnen worden die niet - of niet meer - door de overheid gefinancierd worden. Op deze manier worden de FSFE/NUON gelden direct ingezet ter versterking van het sociale klimaat in Fryslân, vooral op het platteland.* De Provincie geeft aan dat alleen projectvoorstellen waarin de financiële participatie van de vereniging in het project op een voor de vereniging bevredigende wijze wordt geregeld in behandeling zullen worden genomen (tenzij de vereniging zich onredelijk opstelt).
G. BOUWSTEEN 4: DORPSCOÖPERATIES 30. Als een dorp een “Dorpscoöperatie Duurzame Energie” wil oprichten voor het exploiteren van een “dorpsmolen”, probeert die dorpscoöperatie zich in eerste instantie in te kopen in een project dat ontwikkeld wordt voor een nabijgelegen plaatsingslocatie. Indien dit niet mogelijk blijkt, kan de Provincie, dan wel de Gemeente, aan die dorpscoöperatie toestemming geven tot het plaatsen van een windturbine in de directe omgeving van het dorp, ook al ligt de plek buiten een plaatsingslocatie. 31. Een projectplan van een dorpscoöperatie voor een windturbine buiten een plaatsingsgebied wordt in principe door de Provincie, dan wel de Gemeente, op dezelfde manier behandeld als plannen van marktpartijen. Echter, omdat de plek buiten een plaatsingslocatie ligt, kan de Provincie, dan wel de Gemeente, eisen stellen die niet worden gesteld aan een project in een plaatsingsgebied, zoals een meer vergaande beperking van vermogen of ashoogte om de inpassing in het landschap veilig te stellen. 32. Als een dorpscoöperatie de inkomsten uit een windturbine inzet voor maatschappelijke doelen, stelt de Provincie aan die dorpscoöperatie een bedrag tot maximaal 50.000 euro ter beschikking voor oprichtingskosten en planontwikkeling. Om de vereiste investeringsmiddelen voor de dorpsturbine bijeen te brengen zal een dorpscoöperatie het in eerste instantie moeten hebben van leningen verstrekt door inwoners en andere particulieren. Daarnaast kan de Provincie aan dorpscoöperaties (mits met een algemeen maatschappelijke doel) een renteloze of laagrentende lening verstrekken. Ook dorpscoöperaties leveren dus financieel voordeel op voor de inwoners van Fryslân. En ze verschaffen dorpen middelen om zelfstandig het sociale klimaat op peil te houden. 33. De totale kosten zijn afhankelijk van het aantal dorpscoöperaties dat wordt opgericht en dat metterdaad met concrete voorstellen komt. Recent hebben ongeveer 50 dorpen aangegeven interesse te hebben in een eigen windturbine. Bij dat aantal vergen de startsubsidies eenmalig in *
En dan niet via allerlei Provinciale of gemeentelijke regelingen en subsidies, maar door de zeggenschap te leggen bij de “mienskip” zelf. Financieel voordeel voor alle Friezen zonder bureaucratische overhead!
4
totaal 2,5 miljoen euro, terwijl de Provincie een vast bedrag kan reserveren voor leningen. Ook 10 miljoen, net als voor de verenigingen van omwonenden? 34. Het totale vermogen aan MW’s dat door dorpscoöperaties wordt opgesteld, of naar verwachting opgesteld gaat worden, buiten de plaatsingslocaties wordt in mindering gebracht op het vermogen dat gerealiseerd moet worden in de 10 plaatsingslocaties op land, dan wel in het IJsselmeerproject. H. BOUWSTEEN 5: PROCEDURE 35. Elk projectvoorstel dient vergezeld te gaan van een document waarin het bestuur van de Vereniging van Omwonenden voor de plaatsingslocatie in kwestie een oordeel uitspreekt over de vraag of, en hoe, het projectvoorstel voldoet aan de eisen en voorwaarden van de Provincie. 36. De Provincie ontwikkelt een format voor dit document opdat in elk geval de volgende onderwerpen aan de orde komen: (i) te verwachten geluidshinder en hoe geprobeerd is die te minimaliseren; (ii) de te verwachten hinder van slagschaduw en hoe geprobeerd is die te verminderen; en (iii) de wijze waarop de financiële participatie van de vereniging is geregeld. 37. De Provincie legt het document waarin het bestuur van een vereniging zich uitspreekt over een projectvoorstel voor advies voor aan de Commissie van onafhankelijke deskundigen. 38. Projectvoorstellen worden per plaatsingslocatie behandeld in volgorde van binnenkomst (als incentive aan projectontwikkelaar en vereniging om snel tot zaken te komen), tenzij de Provincie op voorhand aangeeft voor een bepaalde plaatsingslocatie de volgorde van behandeling te laten afhangen van de mate waarin een voorstel bijdraagt aan het saneren van bestaande windturbines (zie hierna). I. BOUWSTEEN 6: VOORWAARDEN 39. Uiteraard stelt de Provincie ook eisen van technische aard. Daarbij gaat het onder meer om de volgende aspecten: (i) maximale hoogte: de Provincie stelt regels om de visuele actieradius van windturbines zo goed mogelijk aan te passen aan het Fryske landschap; (ii) geluidsnormen: als een plaatsingslocatie relatief dicht bij woonhuizen ligt, besluit de Provincie tot maatwerk in afwijking van de algemene normen; (iii) slagschaduw: waar nodig bepaalt de Provincie op voorhand op welke wijze hinder van slagschaduw voorkomen moet worden; (iv) veiligheid van constructie en plaatsing, mede in het licht van de stabiliteit van de ondergrond vanwege gas- en zoutwinning; en (v) kwaliteit van periodiek onderhoud. 40. Bij het ontwikkelen en toepassen van deze – en wellicht andere – technische eisen laat de Provincie zich bijstaan door de onder punt 24 genoemde Commissie van onafhankelijke deskundigen. Ook hier dus een signaal naar de bevolking dat de Provincie op deze voor mensen vaak zeer gevoelige kwesties (geluidshinder) niet aan de hand loopt van wat projectontwikkelaars daarover melden. 41. De Provincie verlangt van projectontwikkelaars dat zij in het projectvoorstel inzicht bieden in het business model van het project. Uit dat business model moet blijken dat de investering in het project wordt afgeschreven in (bijvoorbeeld) 15 tot 20 jaar zodat na die periode de Provincie kan besluiten niet mee te zullen werken aan het in bedrijf houden van de turbines, dan wel verwijdering te eisen, zonder daarbij gehouden te zijn tot het betalen van een schadevergoeding of uitkoopsom. In dat business model moeten ook gelden worden gereserveerd voor het op termijn laten verwijderen van de windturbines van het project. 42. Omdat het hier vertrouwelijke informatie kan betreffen, wordt de informatie over het business model van een project uitsluitend voorgelegd aan de Commissie van onafhankelijke deskundigen. Slechts het advies van deze Commissie aan de Provincie is openbaar. J. BOUWSTEEN 7: SANEREN 43. Zodra de saneringsgebieden zijn aangewezen, informeert de Provincie eigenaren van bestaande windturbines binnen elk van die gebieden dat de Provincie niet langer zal meewerken aan het verlenen van vergunning voor vervanging of modificatie van windturbines buiten de plaatsingslocatie van het saneringsgebied in kwestie. 5
44. De Commissie van onafhankelijke deskundigen laat een financieel-economisch model opstellen ter bepaling van de vergoeding die een eigenaar van een bestaande windturbine dient te ontvangen bij het voortijdig verwijderen van die turbine. Factoren daarbij zijn o.a.: (i) te verwachten technische levensduur; (ii) financiële opbrengsten in het verleden; (iii) aandeel daarin uit subsidies; en (iv) deelname aan nieuw projecten en de daarbij voor de eigenaar te verwachten (extra) inkomsten. 45. Als een eigenaar van een bestaande windturbine of turbines aangeeft bereid te zijn die turbine te laten verwijderen, laat de Commissie van onafhankelijke deskundigen aan de hand van dit model de financieel-economische restwaarde van die turbine(s) bepalen door onafhankelijke taxateurs. 46. Op basis van dit advies doet de Provincie een aanbod tot uitkoop aan de eigenaar van de te saneren turbine(s), al dan niet op termijn (bijvoorbeeld als het om relatief jonge turbines gaat). Daartoe reserveert de Provincie in het FSFE een bedrag van ongeveer 20 miljoen euro.* Dit bedrag is hoger dan wat de Provincie thans voor dit doel heeft gereserveerd, maar sanering van verouderde windturbines moet prioriteit hebben – en dus moeten er voldoende fondsen komen. 47. Bij het doen van een aanbod tot uitkoop geeft de Provincie voorrang aan die eigenaren die de uitkoopsom zullen aanwenden om te investeren in een nieuw project binnen één van de plaatsingslocaties. K. BOUWSTEEN 8: FASERING 48. Omdat de 525 MW er pas in 2020 behoeven te staan, stelt de Provincie de plaatsingslocaties gefaseerd open voor het indienen van projectvoorstellen: bijvoorbeeld, een eerste ronde per 2015, een tweede per 2017 en een derde per 2019. Daarbij zouden die plaatsingslocaties voorrang moeten krijgen die gelegen zijn in saneringsgebieden met de relatief grootste noodzaak om tot sanering over te gaan. Dus met de meeste windturbines die hinder opleveren voor omwonenden, dan wel verstorend zijn voor de structuur van het Fryske landschap. 49. De meest belangrijke reden voor fasering is hetgeen hierboven werd opgemerkt onder punt 5: de wereld van duurzame energie verandert snel, zowel door technologische als door economische ontwikkelingen. Wellicht zijn er over enkele jaren reeds betere en goedkopere alternatieven voor het opwekken van duurzame elektriciteit dan windenergie. Het is dus verstandig daar nu reeds rekening mee te houden. Op economisch gebied is het op dit moment bijvoorbeeld niet duidelijk wat de gevolgen zullen zijn van de opkomst van schaliegas. Als het zo zou zijn dat schaliegas de prijs van fossiele brandstof tot in lengte van jaren laag houdt, rijst onvermijdelijk de vraag hoe lang het Rijk bereid zal zijn windenergie te blijven subsidiëren. 50. Het devies moet derhalve zijn: een duidelijke koers uitzetten, maar wendbaar blijven voor het geval de omstandigheden veranderen.
Comité Hou Friesland Mooi 14 april 2012
*
Waarbij het geen toeval is, dat dit bedrag van dezelfde orde van grootte is als het bedrag dat de Provincie reserveert voor verenigingen van omwonenden en dorpcoöperaties gezamenlijk: evenveel voor de burgers als voor de boeren.
6