Datum van inontvangstne ming
:
15/03/2012
Vertaling
C-38/12 - 1 Zaak C-38/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing
Datum van indiening: 26 januari 2012 Verwijzende rechter: Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Bíróság (Hongarije) Datum van de verwijzingsbeslissing: 28 december 2011 Verzoekende partij: Felső-Tisza-vidéki Környezetvédelmi és Vízügyi Igazgatóság (Nyíregyháza, Hongarije) Verwerende partij: Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve (Boedapest, Hongarije)
In de procedures in de zaak tussen de Felső-Tisza-vidéki Környezetvédelmi és Vízügyi Igazgatóság (Dienst voor milieubescherming en waterbeheer in de regio Felső-Tisza) (omissis), verzoekster, en het Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve (Centraal orgaan van de dienst voor landbouw en plattelandsontwikeling), (omissis), verweerder, over een beroep in rechte tegen bestuursbesluit nr. 177/1501/23811/865/2008, en in de hierbij gevoegde zaken (omissis), gaf de Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Bíróság (kantonrechtbank te Szabolcs-Szatmár-Bereg) op 28 december 2011 de volgende BESCHIKKING Krachtens artikel 276 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: „Hof”) om een prejudiciële beslissing verzocht over de volgende vragen: 1)
NL
Moet artikel 143 ter, leden 4 en 5, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad [van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 28. 12. 2011 – ZAAK C-38/12
kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270, blz. 1)], aldus worden uitgelegd dat het voor de campagne van 2008 zelfs dan zijkanten (bermen) van dijken en schuine bermen ter voorkoming van overstromingen uitsluit van de regeling inzake een enkele areaalbetaling uit het Europees Landbouwgarantiefonds, indien de hierop gelegen weilanden op 30 juni 2003 en later door het regelmatig maaien en beweiden ervan in goede staat zijn gehouden, en zij oppervlakten zijn die geschikt zijn voor landbouw? 2)
Moet artikel 143 ter, leden 4 en 5, van verordening nr. 1782/2003 aldus worden uitgelegd dat het op bijkomstige wijze gebruikte oppervlakten cultuurgrond uitsluit van oppervlaktesteun?
(omissis) Motivering Voorwerp van het geding Kunnen zijkanten (bermen) van dijken en schuine bermen ter voorkoming van overstromingen overeenkomstig artikel 143 ter, leden 4 en 5, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad [van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270, blz. 1; hierna: „verordening nr. 1782/2003”)], op grond dat het weiland op deze terreinen in goede staat is gehouden doordat het regelmatig wordt gemaaid worden gekwalificeerd als oppervlakten cultuurgrond, waarvoor verzoekster recht heeft op een enkele areaalbetaling uit het Europees Landbouwgarantiefonds, overeenkomstig haar in 2008 ingediende aanvragen tot wijziging van de inschrijving van kavels? Feiten Op grond van het Mezőgazdasági Parcella Azonosító Rendszerről szóló 115/2003. (XI.13.) FVM rendelet (besluit nr. 115/2003 van het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van 13 november 2003; hierna: „besluit nr. 115/2003”) heeft verzoekster in 2008 bij de Közvetlen Támogatások Igazgatóságá (Administratie voor rechtstreekse steun) van de Mezőgazdasági és 2
FELSŐ-TISZA-VIDÉKI KÖRNYEZETVÉDELMI ÉS VÍZÜGYI IGAZGATÓSÁG
Vidékfejlesztési Hivatal (Dienst voor landbouw en plattelandsontwikeling; hierna: „MVH”), als administratie die in eerste aanleg uitspraak doet, een aanvraag ingediend tot wijziging van de inschrijving van de kavels die in de bijlage bij de aanvraag werden vermeld. Door middel van de aanvraag tot wijziging van de inschrijving teneinde niet-subsidiabele terreinen als subsidiabel te kwalificeren (aanvraag betreffende niet-subsidiabele terreinen) en de grenzen van de kavels te wijzigen, heeft verzoekster landbouwsteun aangevraagd voor de terreinen van de percelen die zich in kavels bevinden, die op hun beurt dijkbermen, schuine bermen en bufferzones van de oevers ter voorkoming van overstromingen omvatten, die bezaaid zijn met gras en door verzoekster worden geëxploiteerd. Bij de vaststelling van de oppervlakte van de subsidiabele terreinen, hebben de bestuursorganen die zowel in eerste als in tweede aanleg uitspraak deden, in hun beslissingen rekening gehouden met de inhoud van het technische advies van het Földmérési és Távérzékelési Intézet (Instituut voor landmeetkunde, cartografie en teledetectie; hierna: „FÖMI”). Bij het opmeten van de terreinen heeft het FÖMI een onderscheid gemaakt tussen, enerzijds, de dijkbermen en schuine bermen, en, anderzijds, de bufferzones van de oevers. In het technische advies werd afgeraden om de basisgegevens van de kavel te wijzigen ingeval het perceel werd geëxploiteerd of bebouwd als weiland, maar op de dijkberm was gelegen. In een aantal gevallen werd in de overwegingen van het technische advies van het FÖMI vermeld dat „een groot deel van de terreinen waarop de aanvraag betrekking heeft op de dijkbermen gelegen weiland is, waardoor zij op grond van het criterium van de MVH niet-subsidiabel zijn.” In zijn later bestreden beslissingen heeft het orgaan dat in eerste aanleg kennis nam van de zaak, het merendeel van de aanvragen tot wijziging van de inschrijving afgewezen, en verweerder heeft de in eerste aanleg genomen beslissingen bevestigd, maar in 25 gevallen heeft hij de in eerste aanleg genomen beslissing gewijzigd, waarbij hij de aanvragen ten dele heeft toegewezen en de percelen die behoorden bij de kavels deels subsidiabel, deels niet-subsidiabel heeft verklaard. In bepaalde gevallen heeft hij de kavel in verschillende delen opgesplitst, en aldus de subsidiabele en niet-subsidiabele delen vastgesteld. Hij heeft de dijkbermen ingedeeld bij de groep niet-subsidiabele delen. Verweerder heeft in al zijn bestreden beslissingen samenvattend vastgesteld dat een terrein subsidiabel is indien het vooral een oppervlakte cultuurgrond vormt, maar dat een dijk, als constructie, en de bijbehorende schuine berm, als dienstgebied, voornamelijk specifiek worden gebruikt ter voorkoming van overstromingen, en in die hoedanigheid niet kunnen worden gekwalificeerd als oppervlakten cultuurgrond, waardoor deze oppervlakten ook niet subsidiabel zijn in geval van maaien of beweiden.
3
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 28. 12. 2011 – ZAAK C-38/12
Als rechtsgrondslag van zijn beslissing vermeldde verweerder de Mezőgazdasági, agrárvidék-fejlesztési, valamint halászati támogatásokhoz és egyéb intézkedésekhez kapcsolódó eljárás egyes kérdéseiről szóló 2007. évi XVII. törvény (wet XVII van 2007 betreffende bijzondere aspecten van de toekenningsprocedure voor steun en andere maatregelen inzake landbouw, plattelandsontwikkeling en visserij), besluit nr. 115/2003 en artikel 143 ter, leden 4 en 5, van verordening nr. 1782/2003, op grond waarvan uitsluitend geldige steun kan worden aangevraagd voor terreinen die in overeenstemming zijn met de gemeenschapsverordening. Het begrip „perceel landbouwgrond” wordt in artikel 2, punt 1 bis, van verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PB L 141, blz. 18; hierna: „verordening nr. 796/2004”), gedefinieerd als „een aaneengesloten stuk grond waarop één enkele gewasgroep wordt geteeld door één enkele landbouwer; in het geval echter dat in het kader van de onderhavige verordening een afzonderlijke aangifte van het gebruik van een oppervlakte binnen een gewasgroep nodig is, wordt het perceel landbouwgrond verder begrensd door dat specifieke gebruik”. Artikel 4, lid 1, van besluit nr. 115/2003 regelt de basisgegevens van het identificatiesysteem voor percelen landbouwgrond (omissis). Verzoekster heeft nietigverklaring gevorderd van verweerders beslissingen en teruggave van de dossiers aan verweerder opdat hij de zaken opnieuw zou behandelen en de in eerste aanleg genomen beslissingen zou wijzigen door de aanvragen toe te wijzen. Zij vordert geen verwijzing in de kosten. Verzoekster is van mening dat zijkanten (bermen) van dijken en schuine bermen ter bescherming tegen overstromingen subsidiabele terreinen zijn, omdat, zoals zowel de MVH als het FÖMI heeft bevestigd, het als weiland gebruikte oppervlakten cultuurgrond betreft die geschikt zijn voor landbouw. Zij beweert dat maaien en beweiden landbouwactiviteiten zijn die worden verricht op als weiland gebruikte oppervlakten cultuurgrond op zowel de oeverkanten als de dijkbermen en schuine bermen, en dat deze activiteiten er fundamenteel en uitsluitend toe strekken de weilanden geschikt te houden voor de landbouw. Zij is van mening dat er noch bij de indiening van de aanvragen, noch tijdens de bijbehorende administratieve procedure een norm bestond die dijkbermen en schuine bermen uitsloot van de steun. 4
FELSŐ-TISZA-VIDÉKI KÖRNYEZETVÉDELMI ÉS VÍZÜGYI IGAZGATÓSÁG
Zij stelt dat zij in 2006 en 2007 oppervlaktesteun heeft ontvangen voor op dijkbermen gelegen terreinen, maar dat de MVH in 2008 de aanvraag heeft afgewezen, ondanks het feit dat de terreinen ongewijzigd waren gebleven en dat verzoekster in 2003 en later de dijkbermen en schuine bermen met gras had bebouwd. In die jaren heeft het FÖMI zijn metingen gebaseerd op in 2000, 2005 en 2007 genomen orthofoto’s en op tussen 2003 en 2008 genomen satellietfoto’s. Verweerder heeft afwijzing van het verzoek en veroordeling van verzoekster in de kosten gevorderd, en herhaalt de overwegingen waarop hij zijn beslissing heeft gebaseerd. Volgens hem kunnen constructies, in het bijzonder installaties ter voorkoming van overstromingen (dijken en schuine bermen), uit landbouwoogpunt noch in de steunperiode van 2008, noch in eerdere en latere perioden worden aangemerkt als voor landbouwactiviteiten gebruikte oppervlakten. Hij stelt dat de op de dijkbermen en schuine bermen verrichte activiteiten „van landbouwaard” (bijvoorbeeld maaien en beweiden in het kader van grasteelt) uit het oogpunt van de landbouwsteun niet kunnen worden gekwalificeerd als landbouwactiviteiten waarvoor oppervlaktesteun kan worden verleend. Schuine bermen ter voorkoming van overstromingen strekken er in hoofdzaak toe rampen in verband met het beheer van de waterreserves en de milieubescherming te voorkomen. De lidstaten moeten deze doelstellingen ook bereiken overeenkomstig richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (PB L 288, blz. 27). De Uniebepalingen ter zake die (onderzocht in samenhang met de nationale bepalingen) er indirect maar duidelijk aan in de weg staan dat voor schuine bermen en dijken ter voorkoming van overstromingen steun op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling kan worden verleend, zijn opgenomen in artikel 143 ter, leden 4 en 5, van verordening nr. 1782/2003 voor de campagne van 2007-2008, en in artikel 124, leden 1 en 2, van verordening nr. 73/2009 van de Raad voor de campagne van 2009. In 2007 was beschikking 2000/115/EG van de Commissie van 24 november 1999 betreffende de definities van de kenmerken, de lijst van landbouwproducten, de uitzonderingen op de definities en de regio’s en gebieden voor de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven (PB L 38, blz. 1) van kracht. Punt 1 [sic] van deze beschikking bepaalde dat blijvend grasland, als oppervlakte cultuurgrond, tot de subsidiabele terreinen behoorde, terwijl oppervlakten cultuurgrond die om economische, sociale of andere redenen niet langer werden geëxploiteerd, niet-subsidiabel waren. Verweerder heeft zich beroepen op artikel 50, lid 5, van de Ingatlan-nyilvántartásról szóló 1997. évi CXLI. törvény végrehajtásáról kiadott 5
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 28. 12. 2011 – ZAAK C-38/12
109/1999 (XII.29) FVM rendelet (besluit nr. 109/1999 van het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van 29 december 1999, ter uitvoering van wet CXLI van 1997, betreffende het kadaster), waarin wordt benadrukt dat steunmuren en andere dijken die hoger gelegen water tegenhouden (dammen), alsook de oppervlakten aan weerszijden van de steunmuren waarop om hydrologische redenen geen land- of bosbouw mag worden bedreven, terreinen zijn die niet mogen worden bewerkt om redenen in verband met het beheer van de waterreserves. Artikel 24, lid 2, van de Vízgazdálkodásról szóló 1995. évi LVII. törvény (wet LVII van 1995 betreffende het beheer van de waterreserves) bepaalt hoe gebruik kan worden gemaakt van elk van de bufferzones met een breedte van 10 m, gemeten vanaf de basis, aan weerszijden van de constructies ter voorkoming van overstromingen (bijvoorbeeld schuine bermen, steunmuren en schuine bermen van stuwmeren ter voorkoming van overstromingen). Verweerder heeft voorgesteld het Hof te verzoeken een prejudiciële procedure te openen en heeft verzocht om het Hof de vraag te stellen of uit hoofde van artikel 143 ter, lid 4, van verordening nr. 1782/2003, die van kracht was in 2008, steun op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling kan worden verleend voor oppervlakten die naar de wettelijke regeling van de Republiek Hongarije niet voornamelijk voor landbouw maar voor andere doeleinden worden gebruikt, maar waarop niettemin regelmatig ook landbouwactiviteiten worden verricht, in het bijzonder voor dijken en schuine bermen ter voorkoming van overstromingen. Toepasselijke nationale wettelijke regeling 39/2008. (III. 29.) FVM rendelet - az Európai Mezőgazdasági Garancia Alapból finanszírozott egységes területalapú támogatás (SAPS) 2008. évi igénybevételével kapcsolatos egyes kérdésekről (besluit nr. 39/2008 van het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van 29 maart 2008 betreffende bijzondere aspecten met betrekking tot de aanvraag in 2008 van steun op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling uit het Europees Landbouwgarantiefonds) „Toelichtingen Artikel 1 [In dit besluit wordt verstaan onder:] c)
gebruik: de instandhouding van de oppervlakte overeenkomstig de vereisten van artikel 143 ter, lid 4, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad;
d)
subsidiabele oppervlakten: de oppervlakten bedoeld in artikel 143 ter, lid 5, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad;
6
FELSŐ-TISZA-VIDÉKI KÖRNYEZETVÉDELMI ÉS VÍZÜGYI IGAZGATÓSÁG
e)
kavel: de oppervlakte bedoeld in artikel 1, sub a, van het Mezőgazdasági Parcella Azonosító Rendszerről szóló 115/2003. (XI.13.) FVM rendelet;
f)
perceel landbouwgrond: de in artikel 2, punt 1 bis, van verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie bedoelde oppervlakte;
[...] Vaststelling van de oppervlakten waarvoor steun wordt verleend Artikel 4 1. Voor de toepassing van dit besluit worden als oppervlakten waarvoor steun wordt verleend, aangemerkt de oppervlakten cultuurgrond die in overeenstemming zijn met artikel 143 ter, lid 4, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad. 2. Behoudens lid 3 zijn de in lid 1 bedoelde oppervlakten uitsluitend subsidiabel indien de subsidiabele oppervlakte 1 ha of meer bedraagt. Indien de subsidiabele oppervlakte uit verschillende percelen landbouwgrond bestaat, mag elke subsidiabele oppervlakte van de percelen landbouwgrond niet minder dan 0,3 ha bedragen. [...] 6. De oppervlakten waarvoor de steun wordt verleend moeten worden vastgesteld op basis van het werkelijke gebruik ervan. Met betrekking tot het gebruik van de oppervlakten waarvoor de steun wordt verleend, moet artikel 143 ter, leden 5 en 6, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad worden toegepast. 7. (omissis) 8. Steun kan niet worden verleend voor oppervlakten (percelen) die blijkens een veldkeuring door de dienst voor het kadaster, teledetectie of controles ter plaatse, op 30 juni 2003 niet voldeden aan artikel 36, lid 1, van de termőföldről szóló 1994. évi LV. Törvény [wet LV van 1994 betreffende landbouwgrond]. Aangifteplicht voor oppervlakten Artikel 5 Overeenkomstig artikel 22, lid 1, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad moet een landbouwer in de steunaanvraag al zijn percelen landbouwgrond aangeven. De aangifteplicht geldt ook voor oppervlakten cultuurgrond van minder dan 0,3 ha. Geschikte agronomische en milieuomstandigheden 7
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 28. 12. 2011 – ZAAK C-38/12
Artikel 6 Alle overeenkomstig artikel 5 aangegeven oppervlakten moeten in geschikte agronomische en milieuomstandigheden worden gehouden. De Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal gaat, met tussenkomst van de bevoegde instantie op basis van individuele overeenkomsten, deze geschikte agronomische en milieuomstandigheden na volgens de methodes van het Geografisch Informatiesysteem, dan wel via ter plaatse verrichte controles. (omissis) Wijziging van de steunaanvraag op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling Artikel 9 1. De steunaanvraag kan worden gewijzigd door gebruik te maken van het door de MVH gepubliceerde formulier, tot en met 2 juni 2008 zonder rechtsgevolgen, en tussen 3 en 9 juni 2008 met de in artikel 8, lid 1, bedoelde rechtsgevolgen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21, lid 2, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie. 2. De artikelen 15 en 21, lid 2, van verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie bevatten nadere bepalingen inzake een wijziging van een aanvraag voor een enkele areaalbetaling.” Sinds 6 april 2009 van kracht zijnde wettelijk regeling: 37/2009. (IV. 3.) FVM rendelet – az Európai Mezőgazdasági Garancia Alapból finanszírozott egységes területalapú támogatás (SAPS), valamint az ahhoz kapcsolódó kiegészítő nemzeti támogatások (top up) 2009. évi igénybevételével kapcsolatos egyes kérdésekről [besluit nr. 37/2009 van het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van 3 april 2009 betreffende bijzondere aspecten met betrekking tot de aanvraag in 2009 van subsidies op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling uit het Europees Landbouwgarantiefonds en aanvullende nationale steun (top up); hierna: „besluit nr. 37/2009”] „Vaststelling van de oppervlakten waarvoor steun op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling wordt verleend Artikel 6 1. Voor de toepassing van dit besluit worden als oppervlakten waarvoor steun op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling wordt verleend, aangemerkt de oppervlakten cultuurgrond die in overeenstemming zijn met artikel 124, leden 1 tot en met 5, van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad. 8
FELSŐ-TISZA-VIDÉKI KÖRNYEZETVÉDELMI ÉS VÍZÜGYI IGAZGATÓSÁG
[...] 7. Bij de vaststelling van de oppervlakten waarvoor steun wordt verleend, kan geen rekening worden gehouden met oppervlakten (percelen) die blijkens een veldkeuring door de dienst voor het kadaster, teledetectie of controles ter plaatse, op 30 juni 2003 niet voldeden aan artikel 36, lid 1, van de Termőföldről szóló 1994. évi LV. Törvény. 8. Om de oppervlakten vast te stellen waarvoor steun wordt verleend, mogen de oppervlakten die op een constructie zijn gelegen, niet worden meegeteld.” 120/1999. (VIII. 6.) Korm. rendelet a vizek és a közcélú vízilétesítmények fenntartására vonatkozó feladatokról (regeringsdecreet nr. 120/1999 van 6 augustus 1999 betreffende het onderhoud van de waterreserves en de hydraulische installaties van openbaar nut; hierna: „regeringsdecreet nr. 120/1999”) „Schuine bermen ter voorkoming van overstromingen Artikel 7 1. Ter wille van het onderhoud en de bescherming van de schuine bermen ter voorkoming van overstromingen mogen op de schuine bermen en in de bufferzones met een breedte van 10 m, gemeten vanaf hun basis, aan weerszijden van de schuine bermen (zones naast de schuine berm) geen activiteiten worden verricht die afbreuk doen aan de structuur, stevigheid of samenstelling van de bodem, of de bodem verslechteren of vervuilen. 2. Op schuine bermen ter voorkoming van overstromingen en in de bufferzones waarop lid 1 betrekking heeft, moet een machtiging worden verkregen van de met het onderhoud ervan belaste persoon voor met name het verkeer van voertuigen, met uitzondering van het fietsverkeer, het beweiden of de doorgang van dieren en, gelet op artikel 18, lid 4, van de A természet védelméről szóló 1996. évi LIII. törvény [wet LIII van 1996 betreffende natuurbescherming], voor de tijdelijke opslag van materiaal.” Bijlage bij regeringsdecreet nr. 120/1999 „Onderhoud van waterreserves van openbaar nut en van hydraulische installaties van openbaar nut ter voorkoming van waterschade I. Werkzaamheden ter voorkoming van overstromingen 1. Onderhoud van schuine bermen ter voorkoming van overstromingen, tegendrukvijvers en waterleidingen hiervan, hulpdijken en leidingen voor de afvoer van bronwater: 9
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 28. 12. 2011 – ZAAK C-38/12
(omissis) –
onderhoud van met gras bedekte oppervlakten: minstens tweemaal per jaar maaien, wieden, bezaaien, weer bezaaien en bevloeien;
(omissis) III. Waterlopen, kanalen en stuwmeren –
herstel van de schuine bermen naast de rivierbeddingen volgens het machtigingsplan en onderhoud, wijziging en vervanging van de uitrusting daarvan;
–
onderhoud van met gras bedekte oppervlakten: maaien, wieden, bezaaien en weer bezaaien.”
Toepasselijke Unieregeling Verordening nr. 1782/2003 „Artikel 143 ter 1. De nieuwe lidstaten kunnen uiterlijk op de datum van toetreding besluiten de rechtstreekse betalingen, met uitzondering van de in hoofdstuk 5 van titel IV vastgestelde steun voor energiegewassen en de in hoofdstuk 10 nonies van titel IV vastgestelde overgangsbetaling voor zacht fruit, gedurende de in lid 9 bedoelde toepassingsperiode te vervangen door een enkele areaalbetaling die overeenkomstig lid 2 wordt berekend. [...] 4. Voor Bulgarije en Roemenië is het landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling echter het deel van de oppervlakte cultuurgrond dat landbouwkundig in goede staat verkeert, ongeacht of het al dan niet in productie is, waar nodig bijgesteld volgens objectieve criteria die worden vastgesteld door Bulgarije of Roemenië, na goedkeuring door de Commissie. 5. Voor de toekenning van betalingen op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling komen alle percelen landbouwgrond in aanmerking die voldoen aan de in lid 4 bepaalde criteria, alsmede landbouwarealen beplant met hakhout met korte omlooptijd (GN-code ex 0602 90 41), die op 30 juni 2003 landbouwkundig in goede staat verkeerden en waarvoor een steunaanvraag voor energiegewassen overeenkomstig artikel 88 is ingediend. Voor Bulgarije en Roemenië komen echter alle percelen landbouwgrond in aanmerking die voldoen aan de in lid 4 bepaalde criteria, alsmede landbouwarealen beplant met hakhout met korte omlooptijd (GN-code ex 0602 90 41), waarvoor een steunaanvraag voor energiegewassen overeenkomstig artikel 88 is ingediend. 10
FELSŐ-TISZA-VIDÉKI KÖRNYEZETVÉDELMI ÉS VÍZÜGYI IGAZGATÓSÁG
Behalve in geval van overmacht of in uitzonderlijke omstandigheden blijven de in de eerste alinea bedoelde percelen op de door de lidstaat vastgestelde datum, met als uiterste termijn de door die lidstaat vastgestelde datum voor wijziging van een steunaanvraag, ter beschikking van de landbouwer.” Verordening nr. 796/2004 „Artikel 2 Begripsomschrijvingen 1 bis. ‚perceel landbouwgrond’: een aaneengesloten stuk grond waarop één enkele gewasgroep wordt geteeld door één enkele landbouwer; in het geval echter dat in het kader van de onderhavige verordening een afzonderlijke aangifte van het gebruik van een oppervlakte binnen een gewasgroep nodig is, wordt het perceel landbouwgrond verder begrensd door dat specifieke gebruik; 12. ‚oppervlaktegebonden steunregelingen’: de bedrijfstoeslagregeling, de in artikel 68 bis, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde betaling voor hop aan erkende producentengroeperingen en alle in de titels IV en IV bis van verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen met uitzondering van de in de hoofdstukken 7, 10 septies, 11 en 12 van die titel IV vastgestelde steunregelingen, van de bij artikel 143 ter bis van die verordening vastgestelde regeling inzake een afzonderlijke suikerbetaling en van de bij artikel 143 ter ter van die verordening vastgestelde regeling inzake een afzonderlijke betaling voor groenten en fruit; [...] Artikel 30 Constatering van de oppervlakten 1. De oppervlakte van de percelen landbouwgrond wordt geconstateerd met behulp van enig middel waarvoor is aangetoond dat het een meting garandeert van een kwaliteit die ten minste gelijkwaardig is aan die welke is voorgeschreven in een geldende technische norm die is opgesteld op het niveau van de Gemeenschap. Een meettolerantie wordt vastgesteld die gelijk is aan een maximaal 1,5 m brede buffer, toegepast op de omtrek van het perceel landbouwgrond. Voor elk perceel landbouwgrond is de maximumtolerantie in absolute waarde niet groter dan 1,0 ha. De in de tweede alinea bedoelde tolerantie geldt niet voor de productie van olijven bestemde percelen waarvan de oppervlakte overeenkomstig de punten 2 en 3 van 11
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 28. 12. 2011 – ZAAK C-38/12
bijlage XXIV bij verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt uitgedrukt in GIS-ha olijven. 2. De totale oppervlakte van een perceel landbouwgrond kan in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat het volgens de gebruikelijke normen van de betrokken lidstaat of regio om een volledig gebruikt perceel gaat. Is dit niet het geval, dan wordt de werkelijk gebruikte oppervlakte in aanmerking genomen. Voor de regio’s waar bepaalde elementen, met name heggen, sloten en muren, van oudsher deel uitmaken van de goede landbouwmethoden op het gebied van teelten of grondgebruik, kunnen de lidstaten besluiten dat de oppervlakte van die elementen als een onderdeel van de volledig gebruikte oppervlakte moet worden beschouwd op voorwaarde dat zij een door de lidstaten te bepalen totale breedte niet overschrijdt. Die breedte moet overeenkomen met een traditionele breedte in de betrokken regio en mag niet meer dan 2 m bedragen. De lidstaten kunnen na voorafgaande kennisgeving aan de Commissie een breedte van meer dan 2 m toestaan, indien bij de vaststelling van de opbrengsten in de betrokken regio’s rekening werd gehouden met de betrokken oppervlakten met akkerbouwgewassen. 3. Ter aanvulling van lid 2 geldt dat alle elementen waarop de in bijlage III bij verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde besluiten betrekking hebben of die kunnen behoren bij de goede landbouw- en milieuconditie als bedoeld in artikel 5 van en bijlage IV bij die verordening, deel uitmaken van de totale oppervlakte van het betrokken perceel landbouwgrond. 4. Of de percelen landbouwgrond voor de steun in aanmerking komen, wordt nagegaan met behulp van welk geschikt middel ook. Daartoe worden zo nodig aanvullende bewijzen verlangd. [...] Artikel 32 Teledetectie 1. Een lidstaat die gebruikmaakt van de bij artikel 29, tweede alinea, geopende mogelijkheid controles ter plaatse uit te voeren door middel van teledetectie, verricht: a)
12
een foto-interpretatie van satellietbeelden of luchtfoto’s van alle percelen landbouwgrond per aanvraag die moeten worden gecontroleerd, met het doel de vegetatie te herkennen en de oppervlakte te meten;
FELSŐ-TISZA-VIDÉKI KÖRNYEZETVÉDELMI ÉS VÍZÜGYI IGAZGATÓSÁG
b)
een fysieke veldinspectie van alle percelen landbouwgrond waarvoor niet op basis van de foto-interpretatie ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan worden geconcludeerd dat de aangifte juist is.
2. De in artikel 26, lid 3, bedoelde extra controles worden met behulp van middelen voor een traditionele controle ter plaatse verricht indien zij in het lopende jaar niet meer door middel van teledetectie kunnen worden verricht.” Naar het oordeel van deze kantonrechtbank vergt de beslechting van de onderhavige zaak een uitlegging van verordening nr. 1782/2003, aangezien verweerder in 2006 en 2007 de bij hem voor de dijkbermen aangevraagde oppervlaktesteun heeft betaald, terwijl hij in 2008 de aanvraag heeft afgewezen uitsluitend omdat hij artikel 143 ter van verordening nr. 1782/2003 en de nationale regeling anders uitlegde dan in voorgaande jaren. Het verbod krachtens artikel 6, lid 8, van besluit nr. 37/2009 om bij de vaststelling van de oppervlakten waarvoor steun wordt verleend rekening te houden met oppervlakten die op een constructie zijn gelegen, geldt uitsluitend voor 2009. Op grond van de wettelijke bepalingen dienen schuine bermen en dijken ter voorkoming van overstromingen zonder twijfel voornamelijk ter bescherming tegen overstromingen. Niettemin zijn de schuine bermen bedekt met een laag gras (biologische verdediging van de bermen). Volgens de vakliteratuur strekt de beplanting met gras van aarden dijken ter voorkoming van overstromingen er voornamelijk toe de oppervlakte te verstevigen, de vorm en de inhoud van de aarden constructie in stand te houden, water- en winderosie te voorkomen, kortom de schuine berm te beschermen. Het in goede staat houden, de productie van bruikbare gewassen en de esthetische functie zijn bijkomstig. (omissis) Overeenkomstig de Hongaarse regeling moet de met het onderhoud van deze constructies belaste persoon zorg dragen voor de graslanden die gelegen zijn op schuine bermen ter voorkoming van overstromingen door ze minstens tweemaal per jaar te maaien, wieden, bezaaien, weer bezaaien en bevloeien. Voorts kunnen schuine bermen, waar nodig, ook worden gebruikt als weidegrond. Dit alles vormt in wezen een landbouwactiviteit. De gemeenschapsverordening bevat niet de door verweerder gebruikte uitdrukking volgens welke uitsluitend terreinen die voornamelijk oppervlakten cultuurgrond zijn, subsidiabel zijn. Nyíregyháza, 28 december 2011. (omissis) 13