Date de réception
:
09/01/2012
Resumé
C-607/11 - 1 Zaak C-607/11
Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van indiening: 28 november 2011 Verwijzende rechter: High Court of Justice, Chancery Division, Intellectual Property (England & Wales) (Verenigd Koninkrijk) Datum van de verwijzingsbeslissing: 17 november 2011 Verzoekende partijen: ITV Broadcasting Ltd ITV 2 Ltd ITV Digital Channels Ltd Channel 4 Television Corporation 4 Ventures Ltd Channel 5 Broadcasting Ltd ITV Studios Ltd Verwerende partij: TV Catch Up Ltd
Voorwerp van de procedure in het hoofdgeding Verzoeksters verzorgen televisie-uitzendingen waarop zij het auteursrecht bezitten, en die reclame bevatten. Eenieder die in het VK een kijkvergunning bezit, heeft het recht om deze uitzendingen te ontvangen. Verweerster vangt het
NL
RESUMÉ VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING – ZAAK C-607/11
signaal op en stelt het via het internet beschikbaar aan dezelfde categorie van gebruikers. Op verzoek, en met de bedoeling er financieel voordeel uit te halen, stuurt zij de oorspronkelijke uitzending, samen met haar eigen reclame, op individuele basis door naar gebruikers. Verzoeksters betogen dat deze activiteit hun auteursrechten schendt. Voorwerp en rechtsgrondslag van het prejudiciële verzoek Artikel 267 VWEU Richtlijn 2001/29/EG – Artikel 3, lid 1 – Auteursrecht – „Mededeling aan het publiek” – Primaire uitzending inclusief reclame – Secundair doorgeven van signaal via internet – Gebruikers van secundaire dienst zijn gerechtigd om primaire uitzending te ontvangen – Secundaire aanbieder voegt uit winstbejag concurrerende reclame toe – Secundaire verzending naar individuele gebruikers op hun verzoek Prejudiciële vraag Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij [...]: Vraag 1. Is het in artikel 3, lid 1, van de richtlijn bedoelde recht om de „mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos” toe te staan of te verbieden ook van toepassing op een geval waarin: (i) auteurs toestaan dat hun werken worden opgenomen in een televisie-uitzending die via zendmasten op de grond wordt uitgezonden, vrij te ontvangen is en bedoeld is om op het gehele grondgebied van een lidstaat, dan wel in een deel daarvan te worden ontvangen; (ii) een derde (dat wil zeggen een andere organisatie dan de oorspronkelijke omroeporganisatie) een dienst aanbiedt waarbij individuele abonnees die zich in het bedoelde ontvangstgebied van de uitzending bevinden en gerechtigd zijn om de uitzending thuis op een televisieontvanger te ontvangen, op de server van de derde kunnen inloggen en de inhoud van de uitzending door middel van een internetstream kunnen ontvangen? Maakt het voor de beantwoording van deze vraag verschil of: (a) de server van de derde voor elke abonnee slechts een „een-op-een”-verbinding toestaat, waarbij elke individuele abonnee zijn eigen internetverbinding met de server maakt en elk gegevenspakket dat door de server via het internet wordt verzonden aan slechts één individuele abonnee is gericht? 2
ITV BROADCASTING
(b) de dienst van de derde wordt gefinancierd door middel van reclame die „preroll” (dat wil zeggen nadat de abonnee heeft ingelogd, maar voordat hij de inhoud van de uitzending begint te ontvangen) of „in-skin” (dat wil zeggen binnen het venster van de viewing-software waarin het ontvangen programma wordt getoond op het toestel waarmee de abonnee kijkt, maar buiten het beeld van het programma zelf) wordt getoond, maar de abonnee de oorspronkelijke reclameboodschappen uit de uitzending wel te zien krijgt op het punt waarop zij door de omroeporganisatie in het programma waren ingelast? (c) de tussenkomende organisatie: (i) een dienst aanbiedt die een alternatief vormt voor de dienst van de oorspronkelijke omroeporganisatie en dus met deze omroeporganisatie rechtstreeks wedijvert om kijkers; of (ii) met de oorspronkelijke omroeporganisatie rechtstreeks wedijvert om reclameinkomsten? Aangevoerde bepalingen van internationaal recht Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, in het bijzonder artikel 11bis Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake het auteursrecht (1996), in het bijzonder artikel 8 Aangevoerde bepalingen van gemeenschapsrecht Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10; hierna: „InfoSoc-richtlijn”), in het bijzonder punt 23 van de considerans en artikel 3, lid 1. Aangevoerde rechtspraak van de gemeenschap en de Unie Arrest van 7 december 2006 in zaak C-306/05, Sociedad General de Autores y Editores de España (SGAE) (Jurispr. blz. I-11519, in het bijzonder de punten 38 tot en met 44); conclusie van advocaat-generaal Sharpston in dezelfde zaak, punt 52. Conclusie van advocaat-generaal La Pergola van 9 september 1999 in zaak C-293/98, Entidad de Gestión de Derechos de los Productores Audiovisuales (Egeda), (Jurispr. 2000, blz. I-629, punt 22). 3
RESUMÉ VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING – ZAAK C-607/11
Arrest van 13 oktober 2011 in de gevoegde zaken C-431/09 en C-432/09, Airfield NV en Canal Digitaal BV, en Airfield NV (Jurispr. blz. I-0000, in het bijzonder de punten 78 tot en met 81). Aangevoerde bepalingen van nationaal recht Wet van 1988 inzake auteursrecht, tekeningen, modellen en octrooien (Copyright, Designs and Patents Act 1988) (zoals gewijzigd bij het besluit van 2003 inzake auteursrecht en naburige rechten, Copyright and Related Rights Regulations 20031) (hierna: „CDPA”). Section 20 van de CDPA bepaalt dat de mededeling van films en uitzendingen aan het publiek wordt beperkt door het auteursrecht. Onder „mededeling aan het publiek” wordt mededeling door middel van elektronische transmissie verstaan; dit omvat het uitzenden van het werk en het publiek beschikbaar stellen van het werk door middel van elektronische transmissie, op zodanige wijze dat het voor leden van het publiek beschikbaar is vanaf een door hen gekozen plaats en op een door hen gekozen tijdstip. Overige aangevoerde rechtspraak RecortTV Pte / MediaCorp TV Singapore Pte Ltd [2010] SGCA 43 (Hof van beroep te Singapore), in het bijzonder paragraaf 26. Korte uiteenzetting van de feiten en de procedure in het hoofdgeding 1
Verzoeksters zijn commerciële televisiestations die naar nationaal recht auteursrechten bezitten op (1) de televisie-uitzendingen zelf, en (2) films, bestaande uit programma’s en andere onderdelen die deel uitmaken van hun uitzendingen. Zij halen hun inkomsten uit de reclame in hun uitzendingen. Verzoeksters hebben tegen verweerster (hierna: „TVC”) beroep ingesteld wegens schending van het auteursrecht op hun uitzendingen en hun films.
2
TVC exploiteert een livestreaming-internetdienst waarmee gebruikers via het internet „live” (dus in wezen realtime) streams van vrije, via zendmasten uitgezonden televisie-uitzendingen kunnen bekijken, inclusief de uitzendingen van verzoeksters.
3
Gebruikers van de dienst van TVC moeten een account creëren met logingegevens. De door gebruikers te aanvaarden voorwaarden vermelden onder meer het bezit van een geldige kijkvergunning en een beperking van het gebruik tot de staat van verblijf. 1
–
4
Bij dit besluit is de InfoSoc-richtlijn in het Verenigd Koninkrijk uitgevoerd.
ITV BROADCASTING
4
De dienst van TVC wordt gefinancierd door middel van reclame. Vooraleer de livestream begint, wordt audiovisuele reclame getoond („pre-roll”-reclame). De in de oorspronkelijke uitzendingen vervatte reclame blijft ongewijzigd en wordt aan de gebruiker toegezonden als een onderdeel van de stream. Ook verschijnt „inskin”-reclame op de computer of het andere toestel dat de gebruiker aanwendt, in het venster van de viewer waarmee de stream van TVC wordt getoond. De verwijzende rechter meent dat TVC rechtstreeks met verzoeksters concurreert door reclameruimte te verkopen en reclame te tonen.
5
De dienst van TVC wordt door een derde beheerd. De betrokken servers, die eigendom zijn van of geleasd worden door TVC en die zich in Engeland bevinden, zijn ingedeeld in vier groepen: (i) „verwerving”, (ii) „codering”, (iii) „oorsprong”, en (iv) „rand”.
6
TVC vangt door verzoeksters digitaal uitgestuurde zendmast- en satellietsignalen op door middel van een enkele tv-antenne, van het type dat door huishoudens wordt gebruikt, en een enkele satellietontvanger. Deze signalen, die verschillende televisiekanalen omvatten, worden doorgestuurd aan de verwerving-servers, die met behulp van tuner cards en software individuele video-streams uit het ontvangen signaal halen.
7
De output van de verwerving-servers wordt vervolgens naar de codering-servers gestuurd, die het signaal in een ander formaat omzetten. Deze stream wordt ter beschikking van de oorsprong-servers gesteld. Tot op dit punt worden alle door TVC aangeboden kanalen verwerkt. Voorbij dit punt wordt een kanaal slechts verwerkt indien ten minste één TVC-abonnee hierom heeft verzocht. Indien er naar een bepaald kanaal geen vraag bestaat, wordt dat signaal niet verder gebruikt.
8
De rand-servers gebruiken daarna de stream van de oorsprong-servers. Randservers maken via het internet verbinding met de computer of de mobiele telefoon van de gebruiker. Zij creëren een afzonderlijke stream voor elke gebruiker die een kanaal aanvraagt. De gegevens die de rand-server verlaten worden dus naar een individuele gebruiker verstuurd.
9
Een gebruiker die op de website van TVC op het logo van een kanaal klikt, zorgt ervoor dat de mediaspeler een verbinding tot stand brengt met de webserver van TVC, die nagaat of de gebruiker is ingelogd, zich in het VK bevindt en geen virtueel particulier netwerk gebruikt. Indien de authenticatie geslaagd is, zal de webserver eerst de URL van een te tonen reclameboodschap geven en pas daarna kan het kanaal worden ontvangen. Om de stream af te spelen, krijgt de gebruiker de URL van een van de rand-servers van TVC.
10
Op geen enkel tijdstip wordt de video-stream geheel of gedeeltelijk op een permanent opslagmedium vastgehouden. In elk van de beschreven fases wordt evenwel een klein gedeelte van de gegevens van de video-streams in het 5
RESUMÉ VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING – ZAAK C-607/11
werkgeheugen van de betrokken servers vastgehouden. Hoeveel dit precies is, maakt geen verschil uit. Voornaamste argumenten van partijen in het hoofdgeding 11
Verzoeksters voeren aan dat het auteursrecht dat zij op de uitzendingen en de films hebben, door de mededeling van de werken aan het publiek is geschonden. Zich steunend op punt 40 van het arrest SGAE, voeren zij aan dat er steeds sprake is van een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van de InfoSoc-richtlijn wanneer een andere uitzendorganisatie dan de oorspronkelijke organisatie tussenkomt. Enkel ten gevolge van deze tussenkomst bereikt het signaal een ander publiek via een andere route.
12
TVC betoogt dat zij geen mededelingen aan het publiek verricht. Met verwijzing naar punt 42 van het arrest SGAE voert zij aan dat het louter ter beschikking stellen van technische middelen waarmee de mensen makkelijker en vlotter kunnen ontvangen wat zij in beginsel reeds op een andere manier konden ontvangen, geen mededeling aan het publiek vormt. In dit verband steunt TVC eveneens op Beginsel AW26 van het verslag van de 12e sessie van het Intergouvernementele Comité van de Conventie van Rome, en op de conclusie van advocaat-generaal La Pergola in de zaak Egeda. Korte uiteenzetting van de motivering van de verwijzing
13
De verwijzende rechter meent dat hij verplicht is om aan het begrip „mededeling aan het publiek” in section 20 van de CDPA een uitlegging te geven die strookt met datzelfde concept in de InfoSoc-richtlijn.
14
In de zaak SGAE merkte het Hof op, op basis van punt 23 van de considerans van deze richtlijn, dat het concept mededeling aan het publiek ruim moet worden uitgelegd. De verwijzende rechter vermeldt ook dat het Hof van Justitie in de zaak Airfield tot de slotsom kwam dat een tussenkomende aanbieder van een satellietpakket „de kring van personen die toegang tot de televisieprogramma’s hebben, [opentrok]” / „het mogelijk maakt[e] dat een nieuw publiek toegang [kreeg]”, en dat het in aanmerking leek te nemen (i) dat de tussenkomende aanbieder de mededeling codeert en aan zijn abonnees een codeersleutel / decodeerapparatuur ter beschikking stelt, (ii) dat de abonnees de programma’s niet zouden kunnen ontvangen zonder de tussenkomst, (iii) dat de tussenkomst een zelfstandige dienst is die met een winstoogmerk wordt verricht, en (iv) dat de tussenkomende aanbieder niet slechts de kanalen van één omroeporganisatie aanbiedt, maar een pakket kanalen.
15
Uit deze rechtspraak en uit andere documenten waar partijen naar verwijzen, maakt de verwijzende rechter op dat er een onderscheid bestaat tussen enerzijds een mededeling aan het publiek en anderzijds een handeling (i) die „een 6
ITV BROADCASTING
eenvoudig technisch middel [vormt] om de ontvangst van de oorspronkelijke uitzending [...] mogelijk te maken” (SGAE) of (ii) waarbij gebruik wordt gemaakt van „een grotere antenne dan die welke doorgaans voor individuele ontvangst wordt gebruikt”, om het signaal door te geven naar „individuele ontvangsttoestellen binnen een beperkt gebied dat bestaat uit een enkel gebouw of een groep van belendende gebouwen, op voorwaarde dat de doorgifte via de kabel in dat gebied tot stand komt en gebeurt zonder winstoogmerk” (Beginsel Rome AW26). In dezelfde zin erkennen de auteurs van Ricketson & Ginsburg, „International Copyright and neighbouring rights” (paragraaf 12.38) dat een eenvoudige centrale antenne die een groot aantal individuele antennes op hetzelfde gebouw vervangt, slechts de ontvangst van de primaire uitzending inhoudt en buiten de werkingssfeer van artikel 11 bis, lid 1, sub ii, van de Berner Conventie valt. 16
De verwijzende rechter is van mening dat het niet duidelijk is of er sprake is van een mededeling aan het publiek wanneer een tussenkomende organisatie, die uit winstoogmerk kijkers wil aantrekken voor haar reclame, de oorspronkelijke uitzending meedeelt aan leden van het publiek die deze oorspronkelijke uitzending ook thuis via hun eigen televisie of computers zouden kunnen bekijken.
17
Het voorlopige standpunt van de verwijzende rechter luidt als volgt. De uitdrukking „mededeling aan het publiek” kent een beperkte uitzondering voor handelingen die louter strekken tot ondersteuning van de bedoeling van de oorspronkelijke omroepinstelling dat haar signaal wordt ontvangen. Zij is daarentegen wel van toepassing op handelingen die ertoe strekken met de oorspronkelijke omroepinstelling te concurreren en ervoor te zorgen dat kijkers van de oorspronkelijke omroepinstelling geen beroep meer doen op de rechtstreekse ontvangst van de signalen van deze instelling. Deze uitlegging behoudt een onderscheid tussen handelingen van derden die de auteursrechten op zelfstandige wijze exploiteren en handelingen die de in de oorspronkelijke uitzending besloten liggende exploitatie louter ondersteunen. Zowel in de zaak SGAE als in de zaak Airfield zorgde de tussenkomende handeling er dus voor dat de werken toegankelijk werden voor een nieuw publiek of een ander publiek dan door de oorspronkelijke omroepinstelling was beoogd.
18
Volgens het voorlopige standpunt van de verwijzende rechter vormt de handeling van TVC een mededeling aan het publiek, omdat: (i) TVC niet de oorspronkelijke omroepinstelling is en haar tussenkomst op het eerste gezicht een mededeling aan het publiek is, tenzij zij binnen de uitzondering zou kunnen vallen; (ii) de onderhavige zaak verschilt van de zaak van de centrale antenne in Beginsel Rome AW26, in het bijzonder aangezien er in dat voorbeeld geen winstoogmerk aanwezig was; 7
RESUMÉ VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING – ZAAK C-607/11
(iii) TVC niet louter in een technisch middel voorziet om de ontvangst van de oorspronkelijke uitzending mogelijk te maken, maar deze uitzending op een zelfstandige manier exploiteert; (iv) het feit dat de gebruikers van TVC gerechtigd zijn om de uitzendingen thuis rechtstreeks op hun televisie of computer te ontvangen, niet betekent dat zij geen „nieuw publiek” zijn; (v) het geheel van individuele mededelingen een mededeling aan het publiek vormt, en niet een veelheid aan particuliere mededelingen. De duidelijk in de richtlijn uitgedrukte wens om een technologisch neutrale definitie van mededeling aan het publiek te geven, druist in tegen het maken van een onderscheid tussen enerzijds een geheel van individuele particuliere verbindingen en anderzijds „publieke” verbindingen, zoals in de zaak RecordTV is gebeurd.
8