Datum van inontvangstneming
:
03/12/2012
Vertaling
C-482/12 - 1 Zaak C-482/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing
Datum van indiening: 29 oktober 2012 Verwijzende rechter: Okresný súd Prešov (Slowakije) Datum van de verwijzingsbeslissing: 27 augustus 2012 Verzoekende partijen: Peter Macinský Eva Macinská Verwerende partijen: Getfin s.r.o. Financreal s.r.o.
(omissis) Beschikking In de civiele zaak tussen: 1. Peter Macinský; 2. Eva Macinská, (hierna: „echtgenoten Macinskí”) (omissis), woonachtig te Prešov, verzoekende partijen, (omissis), en 1. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Getfin s.r.o. (omissis), gevestigd te Trenčín; 2. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FINANCREAL s.r.o. (omissis), gevestigd te Bratislava, verwerende partijen, tot schorsing van de executie van het goederenrechtelijke zekerheidsrecht op het verbonden goed (hierna: „executie van het zekerheidsrecht”), tot nietigverklaring van de contractuele boete en de bijkomende kosten voor de verlening en het beheer van het krediet en tot financiële vergoeding beslist
NL
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 27. 8. 2012 – ZAAK C-482/12
de Okresný súd Prešov I. Het Hof van Justitie wordt overeenkomstig artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2008, C 115; hierna: „VWEU”) en artikel 19, lid 3, sub b, van het Verdrag betreffende de Europese Unie verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: Moet richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: „richtlijn 93/13/EEG”) aldus worden uitgelegd dat een voorschrift van een lidstaat zoals § 151j, lid 1, Občiansky zákonník, in samenhang met de nadere bepalingen van de regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, op grond waarvan de schuldeiser nakoming kan vorderen van een verbintenis uit ontoelaatbare bedingen door, ondanks verzet van de consument, betwisting en ontbreken van een beoordeling van de contractuele bedingen door een rechterlijke instantie of andere onafhankelijke rechter, een zekerheidsrecht ten uitvoer te leggen door middel van openbare verkoop van een onroerend goed, met deze richtlijn in strijd is? II. De behandeling van de zaak wordt geschorst tot de uitspraak van het Hof van Justitie over de sub I vermelde vraag. Motivering Het verzoek om een prejudiciële beslissing heeft betrekking op de uitlegging van: –
artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29),
–
artikel 2 van richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PB L 110, blz. 30),
–
artikel 11, lid 2, van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149, blz. 22).
Toepasselijke bepalingen Recht van de Europese Unie Richtlijn 93/13/EG 2
MACINSKÝ EN MACINSKÁ
De twaalfde overweging van de considerans van richtlijn 93/13 bepaalt: „Overwegende evenwel dat bij de huidige stand van de nationale wetgevingen slechts een gedeeltelijke harmonisatie in aanmerking komt; dat met name alleen de bedingen in overeenkomsten waarover niet afzonderlijk is onderhandeld onder deze richtlijn vallen; dat het van belang is de lidstaten de mogelijkheid te geven met inachtneming van het Verdrag in een hoger beschermingsniveau voor de consument te voorzien door middel van nationale voorschriften die strenger zijn dan die van deze richtlijn”. De eenentwintigste overweging van de considerans van deze richtlijn luidt: „Overwegende dat de lidstaten de nodige maatregelen dienen te treffen om te voorkomen dat in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument oneerlijke bedingen worden opgenomen; dat, als toch dergelijke bedingen zijn opgenomen, deze de consument niet binden en de overeenkomst de partijen blijft binden indien zij zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan”. De vierentwintigste overweging van de considerans van dezelfde richtlijn preciseert: „Overwegende dat de gerechtelijke en administratieve instanties van de lidstaten over passende en doeltreffende middelen moeten beschikken om een eind te maken aan de toepassing van oneerlijke bedingen in overeenkomsten met consumenten”. Artikel 6 van richtlijn 93/13/EG bepaalt: „1. De lidstaten bepalen dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument onder de in het nationale recht geldende voorwaarden de consument niet binden en dat de overeenkomst voor de partijen bindend blijft indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan. 2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de consument de door deze richtlijn geboden bescherming niet wordt ontzegd door de keuze van het recht van een derde land als recht dat op de overeenkomst van toepassing is, wanneer er een nauwe band bestaat tussen de overeenkomst en het grondgebied van een lidstaat.” Artikel 7, lid 1, van deze richtlijn bepaalt: „De lidstaten zien erop toe dat er in het belang van de consumenten alsmede van de concurrerende verkopers, doeltreffende en geschikte middelen bestaan om een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers.” Artikel 8 van de richtlijn luidt: 3
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 27. 8. 2012 – ZAAK C-482/12
„Ter verhoging van het beschermingsniveau van de consument kunnen de lidstaten op het onder deze richtlijn vallende gebied strengere bepalingen aannemen of handhaven, voor zover deze verenigbaar zijn met het Verdrag.” Richtlijn 2005/29 Artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 2005/29 bepaalt: „1. De lidstaten zorgen voor de invoering van passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken, zodat de naleving van deze richtlijn in het belang van de consumenten kan worden afgedwongen. [...] 2. In het kader van de in lid 1 bedoelde wettelijke bepalingen verlenen de lidstaten aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden om, ingeval deze instanties dergelijke maatregelen, rekening houdend met alle belangen die op het spel staan en met name het algemeen belang, nodig achten: a)
te bevelen dat de oneerlijke handelspraktijken worden gestaakt of een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van zo'n bevel,
of b)
indien de oneerlijke handelspraktijk nog niet is uitgevoerd, maar op het punt staat te worden uitgevoerd, de praktijk te verbieden of een gerechtelijke procedure in te leiden om de praktijk te laten verbieden,
ook zonder bewijs van daadwerkelijk geleden verlies of schade of van opzet of onachtzaamheid van de handelaar. De lidstaten bepalen voorts dat de in de eerste alinea bedoelde maatregelen in het kader van een versnelde procedure kunnen worden getroffen –
bij wege van voorlopige voorziening,
of –
bij wege van definitieve voorziening,
met dien verstande dat elke lidstaat bepaalt welke van deze twee mogelijkheden wordt gekozen.” Richtlijn 2009/22 Artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/22 luidt als volgt:
4
MACINSKÝ EN MACINSKÁ
„Deze richtlijn heeft tot doel de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende verbodsacties als bedoeld in artikel 2 ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten, die zijn opgenomen in de in bijlage I genoemde richtlijnen, teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen.” Artikel 2 van deze richtlijn bepaalt: „1. De lidstaten wijzen de rechterlijke of administratieve instanties aan die bevoegd zijn om uitspraak te doen in door de in artikel 3 bedoelde bevoegde instanties ingestelde procedures, die erop zijn gericht dat: a)
zo spoedig mogelijk, zo nodig in het kader van een kort geding, wordt gelast een inbreuk te doen staken, respectievelijk die inbreuk wordt verboden;
2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de regels van het internationaal privaatrecht ten aanzien van het toepasselijke recht, namelijk normaliter hetzij het recht van de lidstaat waar de inbreuk zijn oorsprong vindt, hetzij het recht van de lidstaat waar de inbreuk gevolgen heeft.” Slowaaks recht § 151j Občiansky zákonník (Slowaaks burgerlijk wetboek) „(1) Indien het door een goederenrechtelijk zekerheidsrecht gegarandeerde krediet niet naar behoren en tijdig wordt afgelost, kan de zekerheidnemer de executie van het zekerheidsrecht inleiden. In het kader van de executie van het zekerheidsrecht kan de zekerheidnemer zich voldoen op de contractueel overeengekomen wijze of door middel van openbare verkoop van het verbonden goed krachtens de bijzondere wet [nr. 527/2002 Z.z.], (omissis) ofwel voldoening eisen door middel van verkoop van het verbonden goed krachtens de bijzondere wetten (omissis), tenzij bij dit wetboek of een bijzondere wet anders is bepaald. (2) Indien het door een goederenrechtelijk zekerheidsrecht gegarandeerde krediet niet naar behoren en tijdig wordt afgelost, kan de zekerheidnemer zich voldoen uit of voldoening eisen uit de opbrengst van het verbonden goed, zelfs indien het betrokken krediet is verjaard.” § 151m Občiansky zákonník „(1) De zekerheidnemer kan het verbonden goed niet eerder dan 30 dagen na de datum van betekening van de aanvang van de executie van het zekerheidsrecht aan de zekerheidgever en de schuldenaar, indien deze niet dezelfde persoon zijn, op de wijze die in de overeenkomst tot zekerheidstelling is bedongen of in het openbaar verkopen, tenzij bij de bijzondere wet anders is bepaald (omissis) [bijzonder geval van inschrijving van goederenrechtelijke zekerheidsrechten]. 5
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 27. 8. 2012 – ZAAK C-482/12
(2) Na betekening van de aanvang van de executie van het zekerheidsrecht kunnen de zekerheidgever en de zekerheidnemer overeenkomen dat de zekerheidnemer het verbonden goed ook vóór verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn op de in de overeenkomst tot zekerheidstelling bedongen wijze of in het openbaar kan verkopen. (3) De zekerheidnemer die de executie van het zekerheidsrecht heeft ingeleid om zich op de in de overeenkomst tot zekerheidstelling bedongen wijze te voldoen, kan de executiewijze op elk gewenst moment tijdens de executie wijzigen en het verbonden goed in het openbaar verkopen of voldoening [van het krediet] eisen door middel van verkoop van het verbonden goed krachtens de bijzondere wetten. De zekerheidnemer stelt de zekerheidgever in kennis van de wijziging van de wijze van executie van het zekerheidsrecht.” § 29 van wet nr. 527/2002 Z.z. inzake vrijwillige openbare verkoop Afgifte van het in het openbaar verkochte goed (2) In geval van openbare verkoop van een goed in de zin van § 20, lid 13, geeft de voormalige eigenaar het in het openbaar verkochte goed op vertoon van een gewaarmerkt afschrift van de notariële akte en een identiteitsbewijs van de veilinghouder onverwijld af overeenkomstig de voorwaarden die in de mededeling inzake de openbare verkoop zijn gesteld. Het geding in feitelijke instanties Op 29 april 2011 hebben de echtgenoten Macinskí bij de vennootschap FINANCREAL s.r.o. (hierna: „FINANCREAL”) een hypothecaire lening van 5 000 EUR opgenomen om verschillende hypothecaire leningen van beperktere omvang af te betalen. Tot zekerheid van de hypothecaire lening is een goederenrechtelijk zekerheidsrecht gevestigd op het appartement waarin de echtgenoten Macinskí wonen. Op 17 oktober 2011 heeft de vennootschap FINANCREAL het krediet gecedeerd aan de vennootschap Getfin s.r.o., die actief is op het gebied van de inning van vorderingen. Bij brief van 26 oktober 2011, ongeveer 6 maanden na [verlening van] de hypothecaire lening, heeft de vennootschap Getfin de schuld van de echtgenoten Macinskí berekend op 21 057 EUR. Op 12 november 2011 hebben de echtgenoten Macinskí de vennootschap FINANCREAL bij brief verzocht de onevenredige groei van de hypothecaire lening van 5 000 EUR tot 21 057 EUR – meer dan 300 % in 6 maanden – opnieuw te bezien. In de overeenkomst zijn ontoelaatbare sancties opgenomen, bijvoorbeeld een sanctie van 0,3 % per dag, ofwel 109,5 % per jaar, en aanvullende sancties die ertoe hebben geleid dat de schuld op dat moment een veelvoud bedroeg van het oorspronkelijke beloop van de hypothecaire lening. 6
MACINSKÝ EN MACINSKÁ
Op 21 november 2011 heeft de vennootschap Getfin beroep in rechte ingesteld tegen de echtgenoten Macinskí; dit geschil is aanhangig bij de Okresný súd Prešov (omissis) [in een andere procedure]. Tegelijk met de gerechtelijke procedure heeft de vennootschap Getfin een aanvang gemaakt met de buitengerechtelijke inning van de vordering. Deze buitengerechtelijke inning van de vordering heeft de vennootschap Getfin (omissis) in opdracht gegeven aan de privaatrechtelijke vennootschap Dražby a reality s.r.o., dat op hetzelfde adres gevestigd is als zijzelf (omissis). Op 1 december 2011 heeft de vennootschap Dražby a reality de echtgenoten Macinskí betekend dat de executie van het zekerheidsrecht wordt ingeleid door zogeheten vrijwillige openbare verkoop van hun appartement, een buitengerechtelijke vorm van openbare verkoop. De term „vrijwillig” wordt in de wet ook gebezigd voor gevallen waarin de schuldenaar niet instemt met de openbare verkoop. (omissis) Op 11 januari 2012 hebben de echtgenoten Macinskí een verzoek tot schorsing van de buitengerechtelijke executie van het zekerheidsrecht door middel van vrijwillige openbare verkoop ingediend. De rechter heeft de echtgenoten Macinskí tijdelijke bescherming verleend, die afloopt bij het verstrijken van de voorlopige voorzieningen. Op 1 februari 2012 heeft de vennootschap Dražby a reality afgezien van de buitengerechtelijke openbare verkoop, de zogeheten vrijwillige openbare verkoop, van het appartement van de echtgenoten Macinskí. De buitengerechtelijke executie van het zekerheidsrecht kan door de schuldeiser opnieuw worden ingeleid, wanneer een voorlopige maatregel zijn werking verliest, totdat het goederenrechtelijke zekerheidsrecht op enige wijze ten uitvoer is gelegd. Motivering van de twijfels over de verenigbaarheid van de Slowaakse regeling met het recht van de Unie De vrijwillige openbare verkoop is een vorm van buitengerechtelijke executie van een zekerheidsrecht zonder beoordeling van de evenredigheid ervan door een rechterlijke instantie of een andere onafhankelijke rechter. Als gevolg van de „vrijwillige verkoop” wordt een goed verkocht dat aan een consument toebehoort. Niettegenstaande de term „vrijwillige verkoop” gaat het om executie van een zekerheidsrecht door een ondernemer die de consument niet buitengerechtelijk kan tegenhouden. De ondernemer kan de vrijwillige openbare verkoop ook doorzetten indien de consument protesteert en niet instemt met de openbare verkoop. Ook het beloop van de schuld wordt door de ondernemer zonder gerechtelijke beoordeling vastgesteld.
7
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 27. 8. 2012 – ZAAK C-482/12
Er bestaat derhalve een niet verwaarloosbaar risico dat een ondernemer nakoming vordert van een verbintenis uit ontoelaatbare bedingen zonder dat een rechter op enige wijze beoordeelt of de prestatie voortvloeit uit een ontoelaatbaar beding. Nu het Hof heeft beslist dat een Spaanse regeling op grond waarvan de rechter in een summiere betalingsbevelprocedure niet de mogelijkheid heeft contractuele bedingen te toetsen, onverenigbaar is met het recht van de Europese Unie (arrest van het Hof van Justitie van 14 juni 2012, Banco Español de Crédito SA/Joaquín Calderón Camino, C-618/10), rijst de vraag of de regeling van de Slowaakse Republiek, op grond waarvan een ondernemer nakoming van een verbintenis kan vorderen door middel van de verkoop van een onroerend goed, waaronder nakoming van een verbintenis uit ontoelaatbare bedingen, door middel van verkoop zonder een gerechtelijke procedure van een onroerend goed waarvan een consument eigenaar is, niet a fortiori onverenigbaar is met het recht van de Europese Unie. Uit de toepassingspraktijk blijkt dat bepaalde consumenten zich met hun zaak niet tot een rechter wenden, omdat zij niet in staat zijn aan te voeren dat een beding ontoelaatbaar is (arrest van [4 oktober 2007, Rampion en] Godard, C-429/05, punt 61). Een ondernemer heeft de mogelijkheid zonder gerechtelijke procedure het beloop van de schuld te dicteren en nakoming te vorderen. De gevolgen daarvan zijn tamelijk ernstig, aangezien met name consumenten met de laagste inkomens er niet in slagen het hoofd te bieden aan een enorme groei van hun schuld en hun een eigendomsrecht wordt ontnomen zonder dat de ontoelaatbare bedingen door een rechter worden beoordeeld. In veel gevallen worden consumenten dakloos. De echtgenoten Macinskí zijn gepensioneerd en een pensioen in de Slowaakse Republiek (circa 350 EUR) is bij lange na niet genoeg om het hoofd te bieden aan een zodanige groei van een schuld. Het recht van de zekerheidgever om een vordering in rechte in te stellen gaat al drie maanden na de „vrijwillige openbare verkoop” teniet (§ 21 van wet nr. 527/2002 Z.z.). De executie van het zekerheidsrecht zonder objectieve gerechtelijke procedure, de zogeheten „vrijwillige openbare verkoop”, is zeer nadelig geworden voor sociaal zwakke consumenten. In de onderhavige zaak heeft de schuldeiser tegelijkertijd ook een andere wijze van executie van het zekerheidsrecht ingezet, zodat duidelijk kan worden vergeleken met de situatie van de schuldeiser bij gerechtelijke afdoening van de zaak. [In de hiervoor genoemde andere procedure] heeft de Okresný súd Prešov op 21 maart 2012 (omissis) bij nog niet in kracht van gewijsde gegane beslissing de echtgenoten Macinskí veroordeeld de vennootschap Getfin een bedrag van slechts 4 290,48 EUR te betalen in plaats van 22 000 EUR en hun toestemming gegeven dat bedrag in termijnen te voldoen. (omissis) De Slowaakse regeling staat er niet aan in de weg dat het zekerheidsrecht tegelijkertijd op verschillende manieren ten uitvoer wordt gelegd. 8
MACINSKÝ EN MACINSKÁ
(omissis) Krachtens deze regeling kan het appartement van een consument 30 dagen na betekening buitengerechtelijk in het openbaar worden verkocht en moet de consument het appartement onmiddellijk ontruimen. Gevaarlijker is het geval waarin de schuldeiser in een factuur prestaties opneemt die voortvloeien uit ontoelaatbare bedingen in strijd met richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, hetgeen voor de zwakste consumenten een probleem voor hun overleving kan betekenen. De vraag is of de nationale regeling evenredig is, aangezien de zekerheidnemer aldus naar Slowaaks recht als enige ten opzichte van andere schuldeisers bevoorrecht is en in wezen ook zonder gerechtelijke procedure de schuldeiser onder controle heeft en het beloop van de schuld oplegt. [overwegingen over de oorsprong van de nationale regeling en de gevolgen van de beslissing van het Hof van Justitie] (omissis) [herhaling van de prejudiciële vraag] (omissis) Prešov, 27 augustus 2012 (omissis)
9