nº
45ste jaargang / 25 mei 2012
thema afvalwater
11/
2012
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
VUURDOOP VOOR DE NEREDA-TECHNOLOGIE DE WAARDE VAN ZUIVERINGSSLIB GEAVANCEERDE MODELLERING RWZI EINDHOVEN
In de traditie van onze baanbrekende innovaties lanceren wij nu…
Flygt Experior
™
Welkom in een nieuw tijdperk voor afvalwaterpompen. Een tijdperk waarin uitmuntende techniek en pioniersgeest worden gecombineerd met een ongeëvenaard inzicht in uw behoeften. Het resultaat is Flygt Experior, een unieke productlijn die state-of-the-art hydrauliek, motoren en aandrijftechniek combineert tot een uniek concept. Flygt Experior combineert onze unieke N-technologie, premium efficiency motoren en SmartRun - dé nieuwe intelligente pompbesturing. Flygt Experior is ontwikkeld omdat wij jarenlang naar U hebben geluisterd. Wij hebben onze kennis en expertise in het ontwerpen van de meest betrouwbare en energie-efficiënte afvalwaterpompen toegepast om aan te sluiten bij uw behoeften van eenvoud en betrouwbaarheid in combinatie met minimaal engergieverbruik. Flygt Experior™. Inspired by you. Engineered by us.
flygt.com/FlygtExperior Flygt is een merk van Xylem, Xylem’s 12,000 medewerkers pakken met enthousiasme de meest complexe uitdagingen aan in de wereldwijde watermarkt. Let’s solve water.
Afvalwater
A
fvalwater bestaat volgens sommige fervente H2O-lezers niet meer. Het is namelijk geen afval meer, het levert daarentegen grondstoffen op én geld. Ook in sommige bijdragen in dit themanummer over afval staat die ontwikkeling centraal. Zuiveringsslib levert metalen en nutriënten op en biogas uit afval levert energie op. Het zuiveren van afvalwater zelf kan ook steeds goedkoper door bestaande technieken te verbeteren of samen te voegen, waardoor het rendement toeneemt en het ruimtebeslag afneemt. Begin deze maand is de Nereda-zuiveringsinstallatie op de rwzi Epe officieel door prins Willem-Alexander geopend. Deze installatie is goedkoper
Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail
[email protected] fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
Afvalwater bestaat nog wel, maar het levert ook bruikbare grondstoffen op die tegenwoordig iets waard zijn. De kwaliteit van het water zal nooit 100 procent worden. Een einde aan al dan niet spontane lozingen (riooloverstorten) is namelijk nog niet in zicht. En de hoeveelheid (nog onbekende) stoffen in het water geeft ook reden tot blijvende zorg. Voor de zuiveraars in Nederland blijft voorlopig nog voldoende werk te verrichten. Peter Bielars
inhoud nº 11 / 2012 / *thema
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers
dan een conventionele zuivering, neemt minder ruimte in en levert schoner effluent op.
4 / Vuurdoop voor de Nereda-technologie* 6 / Nieuwe sanitatie: lokale oplossingen voor globale problemen*
8 / Mogelijkheden voor het verkopen van biogas*
Charles van de Ven, Roland van Ark en Eric van der Zandt
10 / Continue thermische drukhydrolyse
4
beschikbaar op praktijkschaal*
Bert Geraats en Ruben Meulenkamp
14 / Andere kijk op riolering Will Scheffer
16 / De waarde van zuiveringsslib* Toine van Dartel en Jack Crielaard
22 / ‘Heffing op directé lozingen niet meer van
16
deze tijd’
Johan Raap en Roy Tummers
26 / Waternetwerken 31 / Geavanceerde dynamische modellering
rwzi Eindhoven voor een schonere Dommel* Ingmar Nopens, Arjen van Nieuwenhuijzen, Tony Flameling en Jeroen Langeveld
34
34
/ Emissiereductie vanuit puntbronnen kansrijk in Wetterlânnen* Cor Lont, Johan Blom, Henk Brummelman en Theo Claassen
37
/ Nutriëntenvrachten uit polders onderschat* Theo Claassen, Iwona Meijer en Johan Blom
41
/ Verwijdering van fosfaat uit drainagewater: elektrocoagulatie biedt perspectieven Lourens Feenstra, Roel Bisselink en Martijn Nijhuis
46 / Handel & Industrie* 48 / Agenda
Bij de omslagfoto: Een gistingstank op de rwzi ‘s-Hertogenbosch (zie pagina 8).
Vuurdoop voor de Nereda-technologie De festiviteiten rond de officiële opening van de nieuwe zuiveringsinstallatie in Epe met de Nereda-technologie zijn voorbij. Honderden nationale en inter-nationale bezoekers en belangstellenden kwamen in de tweede week van mei naar de Veluwe om de nieuwe technologie in de praktijk te zien. Onder de bezoekers ook prins Willem-Alexander en staatssecretaris Atsma. Zware buien zorgden meteen voor een piekbelasting. De waterschappen Regge en Dinkel en Rijn en IJssel gaan de Nereda-technologie ook toepassen in Vroomshoop en Dinxperlo. De kans is groot dat de rwzi in Garmerwolde daar aan toegevoegd gaat worden.
P
rins Willem-Alexander opende de vernieuwde rioolwaterzuivering op 8 mei door een mini-zuivering in werking te stellen en een kunstwerk te onthullen. De eveneens aanwezige staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu zei dat Nederland trots mag zijn op Nereda. “We zijn de eerste in de wereld die waterzuivering op zo’n innovatieve wijze aanpakken; er is minder energie voor nodig, waardoor het duurzamer en goedkoper is dan een conventionele zuivering. De ontwikkeling van deze techniek is een perfect voorbeeld van wat er gebeurt als overheid, wetenschap en het bedrijfsleven samen zoeken naar slimme oplossingen.” De staatsecretaris kon het niet nalaten te onderstrepen dat de waterschappen met hun rol in deze ontwikkeling, hun bestaansrecht eens te meer bevestigen. De Nereda-technologie houdt in dat microorganismen het afvalwater zodanig zuiveren dat het ruimschoots voldoet aan de wettelijke eisen. De doorbraak zit in de microorganismen die zich concentreren in compacte korrels die snel bezinken en daardoor eenvoudig te scheiden zijn van het gezuiverde water. De korreltechnologie is een vinding van de TU Delft en is door een publiekprivaat samenwerkingsverband ontwikkeld tot een internationaal toepasbare innovatie. Tijdens de openingsweek werd veel aandacht besteed aan de samenwerking tussen de universiteit, het bedrijfsleven en de overheid. Door gezamenlijk geld en tijd te steken in de ontdekking van het korrelslib en de gezamenlijke ontwikkeling tot de Nereda-technologie is deze duurzame Nederlandse technologie in de praktijk gebracht met een zuivering die de gemeenschap minder kost dan gebruikelijk. De partijen waar het om draait zijn de TU Delft, DHV, STOWA en zes waterschappen. De overheidspartij is Agentschap NL vanuit de innovatie-programma’s InnoWATOR en Kaderrichtlijn Water.
Internationale belangstelling
Volgens Helle van der Roest van DHV is de belangstelling voor de Nereda-zuiveringstechnologie groot, ook in het buitenland, vanwege de voordelen ten opzichte van conventionele waterzuiveringsinstallaties. Er is minstens 30 procent minder energie en 75 procent minder ruimte nodig, de investe-
4
H2O / 11 - 2012
V.l.n.r. Staatssecretaris Atsma, prins Willem-Alexander, dijkgraaf Gert Verwolf en Douwe Jan Tilkema (waterschap Veluwe).
rings- en operationele kosten liggen minimaal 25 procent lager en de technologie behaalt uitstekende zuiveringsresultaten. De micro-organismen concentreren zich in compacte korrels die snel bezinken en daardoor eenvoudig te scheiden zijn van het gezuiverde water. Door in één reactor de juiste procescondities te scheppen, groeien de bacteriën niet meer in vlokken, maar in korrels. “Alle biologische processen vinden nu plaats in een korrel in één reactor. Normaal worden hier meerdere tanks voor gebruikt. Bovendien zijn separate nabezinkingstanks niet meer nodig”, aldus Mark van Loosdrecht van de TU Delft. De milieubiotechnoloog en zijn team hebben inmiddels verschillende nationale en internationale prijzen ontvangen voor deze doorbraaktechnologie. Nereda is vernoemd naar een Griekse waternimf die in de Griekse mythologie symbool staat voor puur en onberispelijk; een verwijzing naar de waterkwaliteit die door de nieuwe technologie wordt geproduceerd.
Vertrouwen
Waterschap Veluwe heeft vertrouwen in de nieuwe technologie. De nabezinktank op
het rwzi-terrein in Epe is inmiddels weggehaald. Dat Nereda minder ruimte vergt, blijkt uit het oppervlak dat de drie Nereda-reactoren beslaan. Hoewel de capaciteit bijna verdubbeld is, is het ruimtebeslag minder groot dan in de oude situatie. De kostenreductie bedraagt ongeveer zes miljoen euro (18 in plaats van 24 miljoen euro die een conventionele installatie zou hebben gekost). Op de rwzi Epe werken overigens nauwelijks mensen. Vrijwel alles functioneert automatisch. De controle gebeurt door mensen in Apeldoorn.
Van MBR naar Nereda
Cora Uijterlinde van STOWA, die op 9 mei het tweede Nereda-symposium voorzat in de feesttent naast de zuiveringsinstallatie, relativeerde de optimistische vooruitzichten enigszins zonder de nieuwe technologie daardoor te bekritiseren. “Nog niet zo lang geleden leek er voor de membraanbioreactor een gouden toekomst in het verschiet te liggen. Na pilotinstallaties in Beverwijk, Hilversum, Maasbommel en Leeuwarden kwamen demonstratie-installaties in Varsseveld, Heenvliet, Ootmarsum
verslag
Op de voorgrond de burgemeester van Epe bij een lozing van de nieuwe zuiveringsinstallatie in de achterliggende beek.
en later ook Glanerbrug. Van de geplande praktijkinstallaties is echter tot op heden niet zo veel terecht gekomen.” Het MBR-marktonderzoek uit 2002 repte nog over 104 potentiële MBR-projecten in 2020, waarvan 69 kansrijk. Rond 2010 zouden zo’n 25 MBR-installaties moeten draaien. Wel zijn de ambities in de zuiveringswereld nog steeds hoog. Nereda past volgens Uijterlinde goed in die ambities. Hoewel ze zelf erg nuchter klonk, haalde ze Loesje aan met de spreuk ‘Wie met beide benen op de grond blijft staan, komt niet ver’. De waterschappen in Nederland zijn alweer enkele jaren druk bezig met het verminderen van het energieverbruik (in 2020 minimaal 30 procent ten opzichte van 2005, volgens de meerjarenafspraken rond energieefficiëntie), het winnen van energie (de Energiefabriek) en het verminderen van de uitstoot van onder andere kooldioxide (30 procent tussen 1990 en 2020 volgens het Klimaatakkoord). In de toekomstvisie ‘Op weg naar de rwzi 2030’ staat de Nereda-technologie bovenaan een lijstje, met als tweede de (koude) Anammox (zie verderop), gevolgd door filtratie, algen en de MBR. Buiten deze specifieke waterpoot omvat de rwzi tegen die tijd volgens de opstellers van de visie ook een energiepoot (met slibdesintegratie, brandstofcellen en (superkritische) vergassing) en een grondstoffenpoot (onder andere struviet).
KRW-innovaties
Voorafgaand aan het tweede Neredasymposium kwamen vier KRW-innovaties aan bod. Edwin van Velzen van Waterschap Hollandse Delta legde uit dat door de
bestaande automatiseringssystemen van het waterschap te koppelen aan die van vijf gemeenten de gemalen beter bediend konden worden, hetgeen leidde tot een vermindering van de riooloverstorten met ongeveer 15 procent. Bergbezinkbassins bleken niet goed benut te worden, evenals de zuiveringscapaciteit. Door dit beter te regelen (zonder te investeren in gebouwen) bespaarden zowel het waterschap als de gemeenten en functioneert het watersysteem nu beter. Deze optimalisatie kostte circa twee ton maar leverde ongeveer 6,5 ton per jaar op.
ongeveer om 300 gram fosfaat zal gaan. In Scheemda loopt een pilot met uitgegist slib, filtraat en urine uit het provinciehuis in Assen. Deze proef is bijna afgerond. Verder begint Hunze en Aa’s een proef met energieopwekking in een brandstofcel (in samenwerking met de TU Delft). Die brandstofcel wordt gevoed door de ammoniak uit de urine. Voor een praktijktoepassing hiervan zoekt het waterschap nog een locatie. Hoeveel energie dit kost en opbrengt, is nog onbekend. Ook de hoge kosten van brandstofcellen spelen een cruciale rol.
Zijn collega Charlotte van Erp-Taalman Kip presenteerde een tweede innovatieproject: een nieuwe toepassing van Anammox in de hoofdlijn van de zuivering. Vanwege de strengere eisen vanuit de Kaderrichtlijn Water na 2021 en de aanscherping van de stikstofeis streeft Waterschap Hollandse Delta naar minder stikstof in het effluent. Op de rwzi Dokhaven staat nu een pilotinstallatie met een continu propstroomreactor en een sequencing batch-reactor (SBR). Sinds februari beschikt Hollandse Delta ook over een reactor op laboratoriumschaal. Daarmee probeert het schap Anammox te laten groeien bij een lage temperatuur en lage stikstofconcentraties. Op labschaal lukt dit, op pilotschaal nog niet. Uitvoering van dit zuiveringsconcept gaat nog enige tijd kosten, aldus Charlotte van Erp. Uiteindelijk wil Hollandse Delta een stikstofgehalte van 3 in plaats van 15 mg per liter in het effluent.
Als laatste innovatie KRW-project kwam de Waterharmonica aan bod (zie ook het openingsartikel van H2O nr. 10). Oscar van Zanten van Waterschap De Dommel sprak over de ecologisering van voedselarm rwzi-effluent door een drietraps Waterharmonica achter een zandfilter bij rwzi Soerendonk te plaatsen. Het systeem is compact, multifunctioneel (waterberging, natuur en een lichte vorm van recreatie, omdat het terrein vrij toegankelijk wordt) en vernieuwend door het gebruik van een flowformcascade. De kwaliteit van het effluent moet goed zijn, omdat de rwzi loost op een kwetsbare watergang die deel uitmaakt van een zogeheten Natte NatuurParel. De drie trappen zijn een vlooienvijver, een rietveld met waterplanten en een biotoopvijver. De maximale verblijftijd van het water bedraagt in totaal vier dagen. Foto's: Benno Wonink
André Hamminga van Waterschap Hunze en Aa’s legde uit hoe gepoogd wordt grondstoffen terug te winnen uit urine. De verwachting is dat het per inwoner per jaar
Zie voor meer achtergrondinformatie en de eerste resultaten van de Neredazuiveringsinstallatie H2O nr. 9. H2O / 11 - 2012
5
verslag *thema Nieuwe sanitatie: lokale oplossingen voor mondiale problemen Hoewel de ‘oude’ sanitatie ons in de loop der jaren uitstekende diensten heeft bewezen, leiden veranderingen in de maatschappij er toe dat het tijd is nieuwe vormen van sanitatie te onderzoeken. Daarbij moeten duurzaamheid, energiebesparing en het terugwinnen van stoffen centraal staan. De oplossingen voor grootschalige, mondiale problemen liggen op regionaal of zelfs lokaal niveau. Het op grote schaal implementeren van die kleinschalige oplossingen zal niet zo snel gaan: poep en pies zijn immers vies. Om toch het één en ander voor elkaar te krijgen moet de schop, letterlijk of figuurlijk de grond. Dat bleek tijdens de bijeenkomst ‘Een nieuw perspectief op afvalwater’ op 10 mei bij Waternet in Amsterdam.
“C
oventionele sanitatie is fantastisch!” Met die prikkelende opmerking begon Bert Palsma (STOWA) zijn lofzang op de huidige centrale zuivering. Maar allengs werd zijn betoog toch wat kritischer. De huidige sanitatie is niet zonder nadelen. Door de verandering van wat de maatschappij noodzakelijk vindt, is een verschuiving naar een nieuwe manier van sanitatie volgens hem onvermijdelijk. Een ontwikkeling die versterkt wordt door schaarser wordende grondstoffen, nieuwe problemen (medicijnen en hormonen in het oppervlaktewater) en niet in de laatste plaats door strenger wordende (Europese) regelgeving. Een groot probleem bij de transitie naar ‘nieuwe sanitatie’ is dat veel burgers er niet over willen nadenken. Poep en plas is vies, alle andere manieren om daar mee om te gaan dan de huidige zijn eng, raar en duur. Om aan die perceptie een eind te maken, moeten nieuwe sanitatieconcepten toegepast worden. Alleen aan de hand van demonstratieprojecten kunnen de vooroordelen bestreden worden. Geslaagde voorbeelden daarvan zijn onder meer het Pharmafiltersysteem in het Reinier de
Graaf-ziekenhuis in Delft en de decentrale sanitatie in Sneek. Daarbij moet volgens Palsma geen tegenstelling ontstaan tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ sanitatie. Er kunnen best situaties zijn waarbij het gebruik van oude sanitatie efficiënter is dan nieuwe sanitatie. Er moet gestreefd worden naar een optimum, waarbij de nieuwe sanitatie net zo gezond, veilig en comfortabel is als de huidige. De oplossing voor mondiale problemen (energie- en voedselschaarste) is vaak te vinden in regionale of lokale oplossingen of zelfs op perceelsniveau. Dat was de stelling van Eric van der Kooij van de dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam. Dat geldt ook voor de waterkringloop, met daarbij inbegrepen de sanitaire voorzieningen. Hij constateerde ook dat de maatschappij veranderd is: waar vroeger de benadering top-down was, is dat nu steeds meer bottom-up. De ‘mondige burger’ komt steeds vaker, individueel of met gelijkgezinden, met eigen initiatieven en oplossingen. Een goede situatie, maar wel één waaraan de bestuurders nog moeten wennen. Technisch gezien betekenen dit soort intiatieven lokale oplossingen die niet
De Pharmafilter installatie bij het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.
altijd goed aansluiten bij de bestaande infrastructuur. Daarom is het van belang goed te communiceren wat het probleem precies inhoudt en wat wel en niet mogelijk is. ‘Planning’ betekent dan ook 80 procent communicatie en 20 procent inspiratie, aldus Eric van der Kooij. Om nieuwe sanitatie van de grond te krijgen, is doorzettingsvermogen nodig - van de ingenieurs, bedrijfsleven en burgers, maar zeker ook van bestuurders. Lang geleden hebben bestuurders de moed gehad om riolering en centrale zuivering in te voeren, nu is het tijd om nieuwe sanitatieconcepten te gaan gebruiken. Ook als dat tegen de stroom in gaat, volgens Anneke van Veen van de vereniging Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling. Dat is niet gemakkelijk, door de enorme hoeveelheid bestuurders, stichtingen, organisaties, verenigingen etc. die zich allemaal met hetzelfde bezighouden maar dan net even anders. Ook de verandering van de maatschappij, waarin burgerinitiatieven zoals gezegd een steeds grotere rol spelen, is een noviteit voor veel bestuurders. Maar nog steeds geldt dat bestuurders een verplichting hebben om efficiënt te werken. Het maakt de burger immers niet uit hoe en wie hij betaalt, als het werk maar gedaan wordt. Bestuurders moeten dan ook knopen doorhakken en achter hun besluit blijven staan. Na het plenaire gedeelte was het tijd voor een achttal workshops. Opvallend daarbij was dat de stelling van Eric van der Kooij, dat problemen bij voorkeur lokaal opgelost moeten worden, terugkwam in het aanbod van de workshops. Zeven daarvan hadden een lokale situatie of lokaal probleem als onderwerp. Zo kwam het Lowlands festival in Biddinghuizen aan de orde, waar jaarlijks zo’n 60.000 bezoekers voor heel veel afvalwater zorgen. Ook het Amsterdamse bewonerscollectief Schoon Schip hield een workshop. De bewoners willen op eigen initatitief een drijvende, zelfvoorzienende woonwijk bouwen met een gesloten watercyclus. Andere workshops gingen over modulaire studentenwoningen waar mogelijk een pilot met nieuwe sanitatie kan worden uitgevoerd, duurzame sanitatie op landgoed Armhoede in Lochem, sanitatie in de nog te bouwen wijk in Almere Oostwold en hoe de sanitaire voorzieningen aan te passen zijn in bestaande woningen.
6
H2O / 11 - 2012
Draadloze grondwater monitoring Schlumberger Water Services heeft een nieuw systeem ontwikkeld dat u in staat stelt om op een efficiënte manier data van Divers in het veld uit te lezen. Dit systeem noemen wij Diver-NETZ. Met Diver-NETZ hoeft u de peilbuis niet meer te lokaliseren en te openen. Uw aanwezigheid in de buurt van de peilbuis is voldoende. Met uw eigen mobiele telefoon kunt u eenvoudig contact leggen met de Divers en de data uitlezen. Dit bespaart tijd en geld! Diver-NETZ werkt met behulp van een radiomodule. Deze module, de Diver-DXT, wordt bovenop de Diver kabel gemonteerd. Naast uw mobiele telefoon heeft u tevens een kleine radio-unit nodig: de Diver-Gate(M). De Diver-Gate(M) is de interface tussen de Diver-DXT en uw mobiele telefoon.
www.swstechnology.com
Kenmerken Diver-NETZ: • Compatibel met alle bestaande Divers. • Bereik van 500 m LOS (Line of Sight). • 85% efficienter dan traditionele uitleesmogelijkheden. • Diver-DXT registreert tevens luchtdruk
Pompen - Afsluiters - Systemen
KSB INTRODUCEERT HOOG-EFFICIËNTE AFVALWATERPOMPEN tot 150kW KSB introduceert afvalwaterpompen van het type Amarex/KRT met energiezuinige motoren. Deze motoren voldoen aan de toekomstige Europese rendementseisen IE3 (Premium Efficiency) voor standaardmotoren. De nieuwe pompsets, zijn toepasbaar als dompelpomp en als overstroombare droogopgestelde kort gekoppelde blokpomp en kunnen zowel met als zonder Ex-beveiliging worden geleverd. De uitvoering in natte en droge opstelling funtioneren zonder koelmantel en zonder mediumkoeling. Bij zowel nominale belasting als bij deelbelasting worden hogere rendementen gehaald dan bij standaard dompelmotoren, maar ze zijn even robuust.
110021
KSB is een van ’s werelds meest vooraanstaande producenten van pompen, afsluiters en bijbehorende systemen voor industrie en gebouwentechniek, water- en afvalwaterbeheer alsmede energietechniek en mijnbouw. KSB Nederland B.V. - www.ksb.nl -
[email protected]
Mogelijkheden voor het vermarkten van biogas Waterschappen onderzoeken vanuit milieu-ambities en MJA3-afspraken (over energiebesparing) naar mogelijkheden om de bedrijfsvoering duurzamer te maken. De zuivering van afvalwater is een energie-intensief proces. De rwzi’s bieden daardoor de meeste mogelijkheden om de jaarlijkse twee procent energiebesparing te bereiken. Biogas vanuit de slibgisting is in dit verband relevant: een duurzame brandstof die binnen, maar ook buiten de rwzi kan worden ingezet om reductie van de uitstoot van kooldioxide te realiseren. Over de grenzen van de rwzi heen kijken en de benutting van biogas koppelen aan de ontwikkeling van een locatie biedt nieuwe mogelijkheden om biogas economisch én duurzaam op de markt te brengen.
B
ij de zuivering van afvalwater komt slib vrij. Vaak wordt een deel van dat slib in een vergister omgezet in biogas, die men vervolgens inzet in een gasmotor (warmtekrachtkoppeling) om er duurzame warmte en elektriciteit mee op te wekken. Het waterschap benut de warmte voor de verwarming van de gisting en de elektriciteit binnen het zuiveringsproces. Een overschot qua elektriciteit, wat enkel ontstaat als de gisting sterk gecentraliseerd of gescheiden van de zuivering plaatsvindt, wordt teruggeleverd aan het openbare net tegen een doorgaans lage vergoeding.
Benutting van biogas
Lokale omstandigheden en factoren bepalen wat in het individuele geval de optimale benutting van het biogas is. Drie opties verdienen nader onderzoek: de inzet op een warmekrachtkoppeling voor de productie van elektriciteit en warmte, als transportbrandstof (voor een beperkte groep aangepaste voertuigen) en voor het opwerken naar aardgas en teruglevering aan het aardgasnet. In dit artikel gaan we vooral in op varianten op de eerste optie en dan specifiek gekoppeld wordt aan de ontwikkeling van de bewuste locatie. Van belang is de vraag hoe het waterschap het biogas zou kunnen vermarkten: welke positie(s) zij in dit verband in zou kunnen of moeten nemen, wat dat van het waterschap vraagt en welke aspecten hierbij een rol spelen.
Koppeling aan locatieontwikkeling
Milieuambities spelen bij locatieontwikkeling een belangrijke rol. Voor de gemeente is het immers een uitgelezen mogelijkheid om de uitstoot van kooldioxide te beperken van de nieuwe woningen of bedrijven die op de betreffende locatie zijn voorzien. Omdat de kooldioxide-emissie van bestaande woningen en bedrijven minder eenvoudig te beïnvloeden is, speelt ontwikkeling van nieuwe locaties vaak een aansprekende en concrete rol bij het verwezenlijken van het klimaatbeleid van de betreffende gemeente. Eén van de mogelijkheden om de kooldioxide-emissies substantieel te beperken, is de aanleg of uitbreiding van een collectieve voorziening voor de levering van warmte: een warmtenet. Door de aanleg van een warmtenet kan in veel situaties de
8
H2O / 11 - 2012
schaalgrootte worden gecreëerd die nodig is om het gebruik van (bestaande) restwarmte of de productie van duurzame warmte mogelijk te maken op een economisch verantwoorde manier. De economie van een warmtenet kent zijn eigen wetmatigheden. De productiekostprijs van de warmte speelt daarbij uiteraard een rol, maar ook andere factoren, waaronder woningdichtheid en het gehanteerde tariefstelsel, bepalen de haalbaarheid. Hier kijken we naar situaties waarbij de doorgaans hogere aanvangsinvesteringen in een warmtenet binnen een aanvaardbare periode worden terugverdiend. Het vertrekpunt is derhalve een economisch haalbaar warmtenet.
Garanties op langere termijn
Naast de verwezenlijking van milieuambities speelt ook de termijn waarop de beschikbaarheid gegarandeerd kan worden een belangrijke rol. Het warmtenet is immers een nutsvoorziening, die ook op de lange(re) termijn in stand moet worden gehouden. Dit vormt doorgaans een barrière voor de inzet van (industriële) restwarmte: de beschikbaarheid daarvan kan veelal niet of slechts voor een korte periode gegarandeerd worden. Waterschappen kunnen daarentegen gezien hun maatschappelijke taak en hun primaire proces goed invulling geven aan afspraken voor de lange(re) termijn. Sterker nog: het belang van het waterschap is gediend met een stabiele afnemer die voor een stabiele afzet kan zorgen. De langere termijn zorgt er bovendien voor dat inspanningen en investeringen minder snel een belemmering vormen en afschrijvingstermijnen beter aansluiten bij wat de waterschappen gewend zijn.
Stabiele prijsontwikkeling
Een andere factor die de inzet van biogas in dit verband aantrekkelijk maakt, ligt in de kostprijsopbouw. Die kostprijs wordt niet of nauwelijks bepaald door de ontwikkeling van de energieprijs, al is de waarde (opbrengst) daar via de elektriciteitsprijs wel aan gekoppeld. Dit maakt het mogelijk om afspraken te maken met betrekking tot de ontwikkeling van de kostprijs van de uit het biogas geproduceerde warmte, waarbij die ontwikkeling geheel of grotendeels aan bijvoorbeeld de inflatie gekoppeld wordt. Zowel voor de exploitant van het warmtenet
als voor de uiteindelijke afnemers leidt dat tot een minder grote afhankelijkheid van de ontwikkeling van de energieprijs. Door in een bedrijfseconomisch model de ontwikkeling van de tarieven (deels) te baseren op de inflatie, zullen de energielasten voor de afnemer zich op meer voorspelbare manier ontwikkelen, wat voor de afnemers een belangrijk pluspunt is.
Waterschap als natuurlijke partij
Een laatste en ook relevante ontwikkeling die de inzet van biogas bij locatieontwikkeling stimuleert, ligt in de combinatie van terugtredende traditionele energiebedrijven en het ontstaan van nieuwe, lokale energiebedrijven en vergelijkbare initiatieven, die vooral gericht zijn op verduurzaming. Zeker als de betreffende gemeente, bijvoorbeeld vanuit haar klimaatambities, daarbij een rol voor zichzelf ziet weggelegd is het waterschap een natuurlijke partij, die dezelfde of op zijn minst een vergelijkbare taal spreekt en werkt vanuit vergelijkbare doelstellingen. Voor alle biogastoepassingen geldt dat de opbrengst aanleiding kan zijn om de (interne) processen binnen de zuivering vanuit een ander, energetisch, licht te bezien: biogas wordt een product, met een verkoopwaarde. Dat levert een andere kijk op voor de productie ervan. Bovendien ontstaat daardoor ook een zekere druk om het eigen verbruik en dan met name het deel dat voor de invulling van de eigen warmtebehoefte wordt ingezet, zoveel mogelijk te beperken. De projecten komen echter niet zomaar tot stand. Het vraagt een samenwerking tussen meerdere partijen. Aan de ene kant het waterschap met het biogas als brandstof, ertussenin een partij (bijvoorbeeld een energie-exploitant) voor de aanleg van een (warmte)netwerk dat energie levert aan de afnemers, en aan de andere kant de afnemers, vertegenwoordigd door de gemeente, ontwikkelende partijen en/of woningbouwcoöperaties. De afnemers hebben daarbij vaak niet de intrinsieke behoefte om zich voor een langere termijn vast te leggen, maar kunnen wel, op basis van gemeentelijke klimaatambities, worden gebonden via het gemeentelijk planproces. Dit vraagt echter niet alleen om een inhoudelijke expertise maar ook om aandacht voor het proces om tot
*thema
achtergrond
Gistingstanks op de rwzi ‘s-Hertogenbosch.
een geschikt evenwicht te komen tussen vraag (afnemers) en aanbod (het biogas). De haalbaarheid van de uiteindelijke samenwerking, de samenwerkingsvorm en de bedrijfseconomische afweging die eraan ten grondslag ligt, wordt bovendien in belangrijke mate bepaald door juridische en fiscale aspecten. Kennis en ervaring op dit vlak, waar aspecten uit aanbestedingsrecht, staatssteun, energiewetgeving en privaatrecht samenkomen, zijn dan ook kritische factoren. Samengevat signaleren Arcadis en G3-Advies in toenemende mate mogelijkheden om het biogas te verkopen om daarmee tot een optimale benutting ervan te komen. Dit kan leiden tot de realisatie van de eigen milieuambities, de lokale of regionale gemeenschappelijke milieuambities (om daarmee tevens invulling te geven aan de maatschappelijke zichtbaarheid en betrokkenheid van het waterschap), het creëren van een aanvullende, stabiele inkomstenstroom en het creëren van een basis die door continuïteit en stabiele afzet uitnodigt om het (zuiverings- en) vergistingsproces verder te optimaliseren.
Praktijkervaring
In Nederland zijn enkele projecten in voorbereiding of zelfs al gerealiseerd waarbij
een waterschap een langdurige leveringsovereenkomst aangaat of aanging voor warmtelevering aan gebouwen in de omgeving. In Apeldoorn levert Waterschap Veluwe vanuit een warmtekrachtkoppelingsinstallatie op het rwzi-terrein voor de nieuwbouwlocatie Zuidbroek (met een oorspronkelijk geplande omvang van circa 2.500 woningen) warmte (omgezet vanuit biogas met een warmtekrachtkoppeling) aan Essent-dochter ELES, die het warmtenet exploiteert en de woningen in Zuidbroek van warmte voorziet. De afstand tussen de rwzi en de locatie wordt overbrugd met een door ELES aangelegde warmteleiding. De gemeente Apeldoorn heeft ervoor gezorgd dat de ontwikkelende partijen in het gebied de te bouwen woningen gegarandeerd aansluiten op het warmtenet van ELES. Een overeenkomst tussen ELES en gemeente garandeert de duur en continuïteit van de warmtelevering. ELES heeft, in het verlengde van haar contract met de gemeente, een contract met Waterschap Veluwe met daarin langetermijnafspraken voor de opwekking en afname van warmte ten behoeve van de wijk. Mede op basis van deze overeenkomst exploiteert Waterschap Veluwe inmiddels ook een separate gisting, waarin geen
rwzi-slib, maar andere organische reststromen worden verwerkt. De projecten die nog in een voorbereidende fase zitten, variëren behoorlijk in aard en karakter. Soms is het uitgangspunt om het geproduceerde biogas deels of volledig naar de wijk te transporteren om het daar te benutten door middel van bijvoorbeeld een warmtekrachtkoppelingsinstallatie. De hiermee opgewekte warmte kan rechtstreeks aan gebouwen geleverd worden of aan een bestaand warmtenet, waarmee een flinke stap wordt gezet in de verduurzaming van (stads)verwarmingsnetten. Charles van de Ven en Roland van Ark (G3 Advies) Eric van der Zandt (Arcadis)
H2O / 11 - 2012
9
Continue thermische drukhydrolyse beschikbaar op praktijkschaal Behandeling van zuiveringsslib met thermische drukhydrolyse (TDH) voorafgaande aan vergisting maakt verdergaande afbraak van zuiveringsslib en verhoging van de biogasproductie mogelijk. De operationele kosten van slibverwerking dalen als gevolg van verlaging van de slibafzetkosten, verhoging van de biogasproductie en verbetering van de slibontwatering. Het TDH-concept staat in de belangstelling door de centrale positie in het Energiefabriek-concept. TDH-systemen voor grootschalige toepassingen (rwzi’s met een capaciteit van meer dan 700.000 vervuilingseenheden) worden al lang toegepast, maar dit betreft vooral systemen die batchgewijs (discontinu) worden bedreven. Van meer recente datum is de ontwikkeling van continu bedreven TDH-systemen die ook geschikt zijn voor kleinschaligere toepassingen. Dat deze technologie full scale beschikbaar is, is binnen de Nederlandse zuiveringssector onbekend. Grontmij verzorgde voor de Nederlandse waterschappen op 19 april j.l. een bijeenkomst op rwzi Lingen (D). Hier functioneert het Lysotherm-systeem op praktijkschaal.
H
et TDH principe berust op ontsluiting van voor biogasproductie moeilijk toegankelijke verbindeingen door verhoogde temperatuur (typisch 140- 160°C). Een bijkomend effect is dat de viscositeit van het slib-water mengsel daalt, waardoor hogere droge stof percentages in de vergisting mogelijk zijn met behoud van goede menging. Bij de technische uitvoering van continue TDH-systemen dient een evenwicht gevonden te worden tussen bedrijfsvoering bij hogere concentraties droge stof en robuuste bedrijfsvoering door het voorkomen van verstoppingen en scaling en een goede warmteoverdracht en warmte-terugwinning. Een hogere invoer van de drogestofconcentratie drukt de investeringen door verkleining van de apparaatdimensies. Warmteoverdracht, scaling en verstoppingen worden echter negatief beïnvloedt door verhoging van de invoer drogestofconcentratie. Lysotherm is een continu TDH-proces, gebaseerd op langjarige ervaringen vanuit de voedingsmiddelenindustrie. Pasteurisatie en sterilisatie in de voedingsmiddelenindustrie vindt plaats onder vergelijkbare procescondities. Eenvoud van uitvoering, robuustheid, het tegengaan van verstoppingen, proceszekerheid en energieefficiëntie zijn vanuit deze toepassing overgezet naar de voorbehandeling van zuiveringsslib. Het systeem is modulair uitgevoerd. Het gepatenteerde systeem maakt gebruik van de restwarmte uit de rookgassen van warmtekrachtkoppelingsinstallaties. Hoogwaardige warmte uit rookgas wordt overgedragen op thermische olie en gebruikt voor de verwarming van het slib. Het uitgaande warme slib wordt teruggekoeld met het ingaande koude slib, wat zo voorverwarmd wordt. Door de toepassing van warmtewisselaars wordt de totale warmtevraag geminimaliseerd. De reactiezone en warmtewisselaars zijn volledig geïntegreerd. Er wordt geen gebruik gemaakt van stoom. Ook is het bijstoken van biogas in een boiler om te voldoen aan een
10
H2O / 11 - 2012
Interne warmtewisselaars van de Lysotherm-installatie op de rwzi Lingen.
extra warmtevraag niet noodzakelijk. Zo is de volledige biogasproductie beschikbaar voor het opwekken van energie. Lysotherm wordt bedreven op een concentratie droge stof van maximaal vijf tot acht procent om de efficiënte warmteoverdracht mogelijk te maken. Door optimalisatie van het ontwerp van de warmtewisselaars, die één geheel vormen met de reactiezone, wordt zo ook scaling en verstopping voorkomen. Visuele inspectie van een installatie die meer dan een jaar in bedrijf is geweest, laat zien dat maandelijkse ‘schoonmaak’ (cleaning in place of CIP) voldoende is om het systeem schoon te houden. Die schoonmaak vindt vol-
automatisch plaats, zonder demontage van de installatie. Het ontwerp maakt de procesvoering eenvoudig. Normaal bedrijf is volautomatisch en continu waardoor geen noodzaak tot buffering bestaat. Daarmee is de warmtevraag van het proces ook continu, evenals de productie van biogas. Zo is vraag en aanbod van warmte op elkaar afgestemd. Lysotherm is zo modulair ontworpen dat de installatie één compact geïsoleerd systeem vormt. De werkomgeving blijft veilig, omdat hete onderdelen niet toegankelijk zijn zonder de isolatiepanelen te verwijderen. Voorzieningen voor stoomproductie zijn niet noodzakelijk, aangezien het systeem geen
*thema
stoom nodig heeft. Er wordt gebruik gemaakt van standaard procesapparatuur.
achtergrond
Kernpunten Lysotherm: hydrolyse graad
Praktijkervaring
Het Lysotherm-concept is op praktijkschaal op rwzi Stockach (Duitsland) meer dan een jaar getest en bewezen. Deze rwzi is uitgerust met twee parallel geschakelde gistingstanks van elk 1.000 kubieke meter. Beide tanks werden gevoed met eenzelfde mengsel van primair en secundair slib, waarbij de verdeling over de twee tanks gelijk was. Bij één van de twee straten werd Lysotherm toegepast op de secundaire slibstroom; de andere straat diende als referentiesituatie. Hieruit kon worden afgeleid dat de afbraak van de organische droge stof uit secundair slib voorbehandeld met Lysotherm met 34 procent toenam tot 67 procent; de biogasproductie nam in gelijke mate toe.
specifieke gasproductie
35-50% (gemiddeld 40%) 400-600 l/kg oDS
viscositeit
30-90 mPas (factor 10 verlaging)
invoer slibconcentratie
5-8%
reactietijd
30-60 minuten
hydrolysetemperatuur
130-170 °C
warmtewisseling en reactiezone volledig geïntegreerd modulair uitgevoerd warmteoverdracht vanuit rookgassen van de warmtekrachtkoppeling via thermische olie geen stoom noodzakelijk Tekst en uitleg bij de kleinschalige thermische drukhydrolyse-installatie.
Demonstratie-installatie
Het Lysotherm-proces heeft een centrale plaats in een full scale demonstratieproject op de rwzi Lingen (D). Hier is een energieproducerende rwzi voorzien met toepassing van Lysotherm- en DEMON-rejectiewaterbehandeling. Het influent van rwzi Lingen kent een typische bijdrage van een chemische industrie, waardoor het slib moeilijker te vergisten is: een extra reden voor de toepassing van TDH. Inmiddels is Lysotherm ingepast en in bedrijf. Tijdens de bijeenkomst op de rwzi Lingen (160.000 i.e.) is de TDH-installatie bezocht door 20 vertegenwoordigers van de Nederlandse watersector. Zij kregen te horen dat de eerste resultaten in de lijn van de verwachtingen ligt. De technologie blijkt goed aan te sluiten bij de trend om afvalwater zo energiebewust mogelijk te zuiveren. Een essentieel onderdeel van de Energiefabriek blijkt effectief. Bert Geraats en Ruben Meulenkamp (Grontmij)
advertentie
V I S I O N O N S U S TA I N A B I L I T Y ➔ Water & Waste Water Technologies ➔ Recycling ➔ Waste to Energy Complete turnkey oplossingen | Montage, opstart en after sales | Ontwerp, engineering en productie | Volledige proces garanties | Wereldwijd meer dan 2200 referenties Nijhuis Water Technology | www.nijhuis-water.com | Dinxperlo HQ - Cairo - Chicago - Hamburg - Hong Kong - Jakarta - Kendal UK - Moscow - Warsaw
H2O / 11 - 2012
11
DE JONGH PIPESYSTEMS B.V. Toonaangevend en de specialist Wij bieden u advies en leveren een breed assortiment aan producten en diensten voor een hoogwaardig PE-HD kunststof gas- en waterdicht leidingnet. PE-HD kunststof leidingsystemen • Gasleidingen • Drinkwaterleidingen • Afvalwaterleidingen • Industriële leidingen • Geothermie
Hulpstukken • FRIALEN elektrolasfittingen • Spie- eind fittingen voor spiegel- en elektrolas • MAGNUM klemfittingen • Permasert- en PermaLock mechanische buiskoppelingen • AGRU kogelkranen
Betonbescherming • BKU I, hard PVC T-grip beplating • BKU II, PE-HD T-grip beplating • PE-HD noppenbeplating • Vlakke PVC- en PE-HD renovatie beplating
Werkplaats • Prefab laswerkzaamheden voor aanlevering op maat
Gereedschappen • Verkoop en verhuur voor optimale PE-HD lasverbindingen
Postbus 11 - 4670 AA Sluisweg 2 - 4794 SW Telefoon 0031 (0) 167 Telefax 0031 (0) 167 E-mail Internet
Dinteloord Heijningen 521739
521837
[email protected] www.dejonghpipesystems.nl
actualiteit Opvangbekken voor regenwater met zuiverende dijk in Oostzaan In de gemeente Oostzaan is een opvangbekken voor regenwater gerealiseerd waarbij het regenwater vertraagd, via een ‘zuiverende dijk’, in het oppervlaktewater terecht komt. De dijk maakt deel uit van een innovatief watersysteem, dat is aangelegd op het nieuwe bedrijvenpark De Bombraak in de gemeente Oostzaan. Speciale steensoorten in de dijk en het wateropvangbekken zuiveren het regenwater, zodat de kwaliteit van het oppervlaktewater op peil blijft.
De zuiverende dijk in Oostzaan (foto: Adri Voorn, gemeente Oostzaan).
T
auw ontwierp de dijk. De neerslag die op het bedrijventerrein Bombraak te Oostzaan valt, wordt via een gescheiden hemelwaterriool afgevoerd naar een brede sloot die langs het bedrijventerrein loopt. De sloot komt uit in een groot retentiebekken. Het totale afgekoppelde oppervlak, inclusief het retentiebekken, bedraagt 47.000 m2. Het retentiebekken is zodanig ontworpen dat een T=100 + 10 procent bui probleemloos geborgen kan worden (78 mm neerslag op de eerste dag en 176 mm gedurende tien dagen). In dat geval is het retentiebekken
gedurende de neerslagperiode met maximaal 2.366 kubieke meter water gevuld. Uitstroom vanuit het bekken en infiltratie vanuit het bekken en de sloot is hierbij meegenomen. Het grootste deel van het water stroomt het retentiebekken uit via de doorlatende zuiverende dijk. De zuiverende dijk heeft een breedte van 2,5 meter en een diepte van vijf meter. De hoogte van de dijk bedraagt 1,20 meter. In de diepte gezien (haaks op de dijk) bestaat de dijk uit vier meter lavastenen en een olivijn. De lava en olivijn zijn niet gemengd, maar bestaan uit op zichzelf
staande koffers. De grens tussen de dijk en het oppervlaktewater wordt gevormd door een houten stuw. In de houten stuw zit een uitstroompunt met een verstelbare afsluiter. Het uitstroomvolume is hierdoor regelbaar. De doorlatende dijk zuivert, in combinatie met bezinking in het retentiebekken, het water. De lava en olivijn substraten hebben namelijk een zuiverende werking. Ten eerste filteren ze de niet opgeloste gebonden deeltjes. Dit vindt met name plaats in het fijnere olivijn (1-3 mm). De opgeloste deeltjes worden geabsorbeerd. De hoge pH van het olivijn (pH 8,9 - 9,5) verlaagt de oplosbaarheid van zware metalen zoals koper, lood en zink. Deze slaan hierdoor neer. Daarnaast is lava negatief geladen, waardoor de opgeloste zware metalen worden gebonden. De zuiverende dijk vraagt nauwelijks onderhoud. Het zuiverend vermogen van de gesteenten is dusdanig hoog dat deze naar verwachting de eerste tientallen jaren niet significant zal afnemen. Doordat het uitstroomdebiet verstelbaar is, hoeven bij beperkte dichtslibbing van de dijk nog geen maatregelen te worden genomen. Grove delen, zoals zwerfvuil, takjes en bladeren worden aan het begin van de dijk tegengehouden, doordat de dijk is ingepakt in doorlatend doek. Het enige periodieke onderhoud bestaat hierdoor uit het verwijderen van deze grove delen. Het materiaal in de dijk is eenvoudig te vervangen. Mocht het rendement na een verloop van tijd afnemen, dan kan het materiaal eruit worden geschept en worden vervangen. De werking van de zuiverende dijk wordt gemonitord. Tauw en de gemeente werken hiervoor samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
advertentie
Uw proces verdient…
...een Verderflex Dura Kijk voor ons compleet fitnessprogramma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00 H2O / 11 - 2012
13
Andere kijk op riolering De plicht tot aansluiting van de particuliere riolering op het openbaar riool is uit het Bouwbesluit verdwenen. In de praktijk zijn echter in het stedelijk gebied nauwelijks andere mogelijkheden voor het lozen van huishoudelijk afvalwater dan op het openbaar riool, omdat lozen op een andere wijze veelal verboden is. Ondanks het feit dat de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 landelijk uniform zijn, kunnen gemeenten – om het functioneren van het openbare riool zeker te stellen – bij aansluiting daarop nu wel makkelijker eisen stellen aan eigenaren van riolering van bouwwerken.
V
oor het lozen van hemelwater liggen de zaken anders. De perceeleigenaar heeft de eerste verantwoordelijkheid voor de opvang van hemelwater. Wat de perceeleigenaar moet of mag doen met zijn voorzieningen voor de afvoer van huishoudelijk - en hemelwater en de rol daarbij van de gemeente, is nog lang niet bij iedereen even duidelijk. Het Bouwbesluit 2012 bevat nu ook alle voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening en gaat dus over het gehele perceel. De voorschriften voor de riolering van bouwwerken in het Bouwbesluit zijn afgestemd op de wijzigingen in de milieuregelgeving. Zo bepaalt de milieuregelgeving voortaan waar welke lozingen mogen plaatsvinden. In het Bouwbesluit 2012 staan daarom uitsluitend de bouw- en installatietechnische eisen voor onder meer de op het openbare riool aan te sluiten afvoervoorzieningen. Daarmee is een samenhangend geheel ontstaan van de zorgplichten in de Wet milieubeheer en de Waterwet, de lozingsbesluiten, het Bouwbesluit en de normering in NEN 3215.
Moderne sanitatie
Bij de ontwikkeling van nieuwe concepten voor sanitatie speelt de mate van verdunning van zwart water (feces en urine) met spoelwater een grote rol. Nieuwe afvalwaterconcepten zijn gebaseerd op het scheiden aan de bron van huishoudelijk afvalwater in bijvoorbeeld grijs water en zwart water (feces en urine), of in grijs water, geel water (urine) en bruin water (feces). Deze concepten hebben een groot potentieel om belangrijke grondstoffen zoals energie, nutriënten en water terug te winnen. Ze zijn een alternatief voor de huidige (centrale aerobe) rioolwaterzuiveringsinstallaties die beperkt zijn tot het verwijderen van organische componenten en nutriënten. De concentratie zwart water is van groot belang voor de anaerobe behandeling om daarmee energie en nutriënten terug te winnen. Zo kan daarmee de fosfaat meststofproductie belangrijk verlaagd worden. Op 14 juni zal Rob Hermans van Stichting RIONED op het TVVL-congres Sanitaire Technieken in Amersfoort een toelichting geven op de voorschriften in het Bouwbesluit 2012 die betrekking hebben op de riolering binnen de perceelsgrens en de gemeentelijke watertaken (zie voor het programma: www.tvvl.nl).
14
H2O / 11 - 2012
Om zwart water zo geconcentreerd mogelijk te verzamelen en af te voeren naar de (decentrale) anaerobe behandelingsinstallatie, wordt veelal gebruik gemaakt van vacuümriolering. Zwart water via vacuümtoilet is 25 keer geconcentreerder dan de totale huishoudelijke afvalwaterstroom van een Nederlands huishouden. In hoeverre moeten we het nog steeds hebben over ‘Nieuwe Sanitatie’? Volgens drs. Bert Palsma van STOWA zijn er zoveel initiatieven en ervaringen in Nederland, dat we het woordje ‘Nieuwe’ net zo goed kunnen weglaten. Een veel gestelde vraag is of in de huidige situatie de opbrengsten van moderne sanitatie wel opwegen tegen de kosten. De directe opbrengsten zijn nog beperkt, terwijl sprake is van aanzienlijke investeringen in de woningen en voor de riolering.
Ander systeem
De moderne sanitatie vereist een ander rioleringssysteem, zowel voor in het gebouw als daar buiten. Hoe dat er uit komt te zien, is afhankelijk van de keuze van de scheidingen aan de bron. Veel van de (pilot)projecten die in Nederland vanaf 2005 zijn uitgevoerd, richten zich op het gescheiden inzamelen en verwerken van urine. Later zijn daarbij ook projecten gekomen waar behandeling van geconcentreerd zwart water plaatsvindt. Voor geconcentreerd zwart water is, zoals hierboven aangegeven, vacuümriolering een optie. Met dit rioleringssysteem bestaat ook de mogelijkheid om groente- en fruitafval vanuit de woning naar de (decentrale) behandelingsinstallatie te transporteren. Het is via een voedselrestenvermaler als geconcentreerd afval af te voeren (groen water). Het zwart en groen water wordt vervolgens vergist, waarbij onder andere biogas ontstaat. Dit biogas is te gebruiken voor de opwekking van elektriciteit en bereiding van warm tapwater. Bij toepassing van vacuümriolering komen in de woningen vacuümtoiletten. Er zijn verschillende typen vacuümtoiletten op de markt die tussen de 0,8 en 2 liter water per spoelbeurt gebruiken. Het effect daarvan is een behoorlijke drinkwaterbesparing die kan oplopen tot 25 à 40 procent. Deze vermindering van de drinkwatervraag heeft wel gevolgen voor de verversingsgraad van de drinkwaterinstallaties. Dat komt omdat de dimensionering van de leidingen er niet of nauwelijks door wordt beïnvloed. Tegenover de drinkwaterbesparing en andere besparingen in de decentrale oplossingen staan echter ook meerkosten. Naast de investeringen in de woningen en voor de riolering vergt het vacuümriool bovendien energie. Verder zijn de
Aparte urine-inzameling.
beheerkosten van het vacuümriool hoger dan van vrij vervalriolering. Vacuümriolering is mogelijk ook een optie voor ‘drijvende woningen’, waarbij het vrije verval in de leiding moeilijk is aan te leggen en te handhaven. Doorgaans wordt in die woningen dan ook gebruik gemaakt van individuele elektrische rioolpompen. Maar bij grootschalige ontwikkeling van drijvende woningen zijn andere opties te overwegen, zoals het vacuümriool. Will Scheffer
Website
Iedere werkdag kunt u op www.vakbladh2o.nl het laatste nieuws uit de waterwereld lezen. Op de internetpagina staat bovendien een overzicht van de belangrijkste informatie uit het laatst verschenen nummer van de papieren H2O. Abonnees van H2O kunnen op internet het archief raadplegen. Daarin staan alle artikelen die in het tijdschrift verschenen sinds 1998. Van de artikelen die vanaf september 2006 werden gepubliceerd, zijn pdf-bestanden beschikbaar.
ENTEC HOLLAND; UW PARTNER GESPECIALISEERD IN AFVALWATERBEHANDELING Het aantal hyperboloïde mengers in Nederland neemt toe. Zowel grote als kleine industriële en communale zuiveringen zijn reeds voorzien van deze mengers om hun bassins gelijkmatig in suspensie te houden. De hyperboloïde menger is innovatief in de branche en voldoet aan alle eisen op het gebied van o.a. energiebesparing. De menger is simpel, robuust, corrosiebestendig, onderhoudsarm en alom toepasbaar. Door de opvallende vormgeving en unieke werking heeft de hyperboloïde menger zijn voordeel keer op keer bewezen. De biologische zuiveringsprocessen alsook de bekende standaard actief slibprocessen bestaan uit twee belangrijke delen. Zonder mengen en beluchten is een effectieve reductie van BOD en nitraat onmogelijk. Doordat ongeveer 70% van de totale energie consumptie wordt gebruikt voor deze twee processen is een correcte keuze en ontwerp voor dergelijke systemen essentieel. De APG-Neuros turbo blower is een type “plug and play” machine, die een hoge efficiëntie combineert met compacte afmetingen op basis van luchtvaart technologie. Luchtlagering en high speed motoren voorzien van een permanente magneet (PMSM) realiseren een variabel toerental in combinatie met een programmeerbaar bedieningspaneel. • •
De APG-Neuros turbo blower is de meest efficiënte machine in zijn soort door gebruik te maken van luchtvaart techniek, een high-speed lucht gelagerde motor voorzien van permanente magneten en een uitgekiende besturingstechniek Een besparing op de operationele kosten tot wel 40% is mogelijk in vergelijking met conventionele blowers. Zeemanstraat 47 2991 XR BARENDRECHT 010 - 458 00 22
[email protected] www.entec-holland.nl
EcZWjmWj[hd_[j lWdp[b\ifh[a[dZmWj[h_i$ 6VclViZg`jcijbZi]ZiWadiZdd\c^Zio^ZclVi Zg^co^i#IdX]^hY^Z^c[dgbVi^Z^ckZaZh^ijVi^ZhkVc \gddiWZaVc\hdbhoZa[haZiiZga^_`kVcaZkZchWZaVc\#
FheMWj[h8$L$rBWdi_da[im[]*r-++)7;>[d][berD[Z[hbWdZrmmm$fhemWj[h$dbr_d\e6fhemWj[h$db
tor Dutch WaterSec
r o t c e S r e t a DutchW
In coo per atio
2011 - 2012
18
w of the For an overvie tor, see Dutch water sec pages 4 - 28
H2O / 11 - 2012
For business par pages 29 - 114 For and index
tners, see
of addresses,
see pages 113
n wit h:
- 134
ww w.n wp.nl
iod iek en A Nij gh Per
ion BV pu bli cat
she r , als o pu bli
of H 2O
20 11 -2 01 2
05-08-2010
14:42:53
recensie Mooie reclame voor Nederland - Waterland In een tijd waarin het ene moment zware bommen uit de Tweede Wereldoorlog door het lage water komen bovendrijven en het volgende moment de Koninklijke Luchtmacht op de dijken wordt afgestuurd om verontruste ingelanden tot bedaren te brengen, is een frisse blik van een buitenstaander soms verhelderend. Zetland, een in Nederland woonachtige Amerikaanse econoom en schrijver van het boek ‘The end of abundance, economic solutions to water scarcity’, zorgt daarvoor. Het voert echter te ver hem een buitenstaander te noemen: hij voert een provocatief dagboek op internet dat menige discussie tussen de prominenten des waters teweeg heeft gebracht.
Z
‘more crop per drop’. Zetland heeft geen erbarmen voor heilige huisjes. Hij breekt ze soms af, maar vaker positioneert hij ze anders, verandert hij het perspectief, plaatst hij ze in een economische context of bouwt hij er een huisje naast.
etland heeft er geen moeite mee af en toe diep en woelig water te betreden en zonder kopje onder te gaan een richting te geven om een waterprobleem te deflateren. Dit alles vanuit een economisch perspectief. Hij stort zich op voedsel, drink- en afvalwater, energie, politiek, dammen, waterbeheer, conflicten, klimaatverandering, milieu en water als een mensenrecht. Nou zijn er meer boeken die deze onderwerpen bespreken, de laatste jaren misschien wel wat erg veel, maar in plaats van al die andere uitgaven te citeren brengt Zetland een zeer leesbaar nieuw economisch perspectief bij al deze facetten van waterbeheer. Zoals de titel zegt: economische oplossingen voor waterschaarste. Economie kan namelijk zowel grenzen van mogelijkheden bepalen, als nieuwe oplossingen bieden. Juist daaraan schenkt Zetland aandacht. Zijn schrijfstijl is vloeiend - prettig leesbaar, met een kwinkslag hier en daar. Wie wel eens met het vliegtuig reist, zal het wellicht zijn opgevallen dat het op vliegvelden vaak warm is, terwijl er moeilijk aan gratis water te komen valt. Flesjes water kosten soms het duizendvoudige van kraanwater, dat kostenloos verstrekt zou moeten worden. Hoewel ook hoog water aan bod komt, is het dit soort situaties, waar water een schaars goed is, waarop de nadruk van het boek ligt. De beschrijvingen van de waterproblemen zullen voor menig waterbeheerder niet nieuw (moeten) zijn; het economische perspectief is dat waarschijnlijk wel. Dat de auteur uit Californië komt, is hier en daar merkbaar aan de gekozen voorbeelden van droogte en aan frasen als ‘in de Verenigde Staten en daarbuiten’.
Reclame
Ook een uitleg van het metrische systeem komt wat vreemd over voor Europese waterbeheerders die ook tot de doelgroep behoren. De wat verwarrende titel veronderstelt een tekort aan water, maar dat is niet overal een probleem. Dat alle beschreven problemen veroorzaakt zijn door de mens en niet door de waterkringloop, blijft wat onderbelicht. Mondiaal is de afgelopen eeuwen niet zoveel veranderd aan de hoeveelheid water, wel aan het aantal mensen. De oplossingen worden dan ook gezocht bij wat veel mensen vaak bezighoudt: geld. Het grappige aan ‘The end of abundance’ is dat het enerzijds leest als een soms wat Amerikaans boek voor een Amerikaans publiek (terwijl de doelgroep
Dat de auteur een gepassioneerd communicator is, blijkt ook uit de pakkende titels van de paragrafen: politicians can benefit from conflict over water, bad weather kills poor people, cheap water increases sprawl and shortages and managers with the power to fail, om er enkele te noemen. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door een samenvatting in enkele pakkende zinnen die tot lezen nopen. De prijs is zeer verantwoord, zodat u ook een paar exemplaren voor anderen kunt kopen. Michael van der Valk
nadrukkelijk internationaal is), maar dat het anderzijds veel voorbeelden uit Nederland aanhaalt met het label ‘zo kan het ook’. Onbedoeld is het zo impliciet een mooie reclame voor Nederland-Waterland. Het Nationaal Comité IHP-HWRP heeft dit reeds vroeg onderkend en heeft bijgedragen aan de mondiale verspreiding van dit interessante boek.
Simplistisch
Hier en daar zouden getallen wat nader kunnen worden gepreciseerd, bijvoorbeeld door te vermelden hoeveel Nederland uitgeeft aan hoogwaterbescherming en hoeveel men daarmee denkt te besparen. In een enkel geval komen benaderingen wat simplistisch over, waardoor de lezer zich kan afvragen hoe een oplossing bijvoorbeeld in India werkt, waar de toerist waarschijnlijk (tien)duizend keer meer betaalt dan de lokale bevolking, al was het maar omdat de waterbehoefte anders is. Mijn hotelkamer stond althans vol met gekochte waterflessen, terwijl de plaatselijke bevolking kostenloos kraanwater drinkt (als ze al water drinken). Bij elk hoofdstuk plaatst de auteur enkele opmerkingen die nieuwe gedachten veroorzaken, bijvoorbeeld wanneer hij stelt dat economische maatregelen - zoals het stopzetten van subsidies voor watergebruik of het verwijderen van regelgeving die landbouwers voorschrijft wat te verbouwen, waar dat te verkopen en wat daarvoor te vragen - effectiever zijn bij hongerbestrijding dan bijvoorbeeld acties in het kader van
‘The end of abundance, economic solutions to water scarcity’ door David Zetland telt 280 pagina’s en wordt uitgegeven door Aguanomics Press, Amsterdam/Mission Viejo (ISBN 978-061546973-7). De prijs bedraagt 20 euro. Het boek is te bestellen via www.endofabundance.com.
Aanleveren van artikelen Het gebeurt helaas regelmatig dat artikelen aangeleverd worden die niet compleet blijken te zijn of waarvan niet de definitieve versie verstuurd wordt. Dat zorgt voor onnodig tijdverlies (als de redactie reeds begint met de beoordeling en verwerking van deze verhalen). Een vriendelijk verzoek daarom uw bijdrage pas te sturen als deze voor u definitief is en voorzien van eventuele illustraties conform de voorwaarden die de redactie hieraan stelt (hoge resolutie oftewel 300 dpi en een formaat van 10 x 15 cm bij een liggende foto). De meeste illustraties worden op 2 kolommen afgedrukt. Let hierop bij grafieken. Ze moeten dan nog leesbaar zijn. Uiteraard dienen foto’s en andersoortige illustraties - wanneer zij digitaal verstuurd worden - niet in een tekstbestand te zitten, maar in een los grafisch bestand (bij voorkeur jpg-bestanden voor foto’s en excel-bestanden voor grafieken).
H2O / 11 - 2012
19
MONSTERNAME SPECIAL!
Generation .2
Efficiënt in aanschaf en gebruik: monsters nemen met de BÜHLER 3010
Aandrijvingen met Profibus DP-V2
Robuuste kunststof monsternamekasten ➔ Gekoeld, conform norm
De aandrijvingen van Auma’s nieuwe Generatie .2 maken op intelligente wijze gebruik van de mogelijk-
➔ Eenvoudige reiniging en onderhoud ➔ Nauwkeurige monstername
heden van Profibus DP-V2. ■
Eenvoudige integratie van de aandrijvingen d.m.v. FDT/DTM technologie en toegang vanuit de controlekamer tot alle parameters van de aandrijving.
■
Verhoogde veiligheid bij de overdracht van data, redundantieconcept wordt ondersteund.
Betrouwbaarheid en eenvoud: al uw wateranalyses met de DR3900
Via het bussysteem toegang tot het digitale
Spectrofotometrie met RFID-technologie
logbook van de aandrijving, waarin de data met
➔ Betrouwbare monsterherkenning
tijdregistratie opgeslagen zijn.
➔ Automatisch updaten van kuvettentesten
aangezien het gestandaardiseerde Profibus DP-V2
■
➔ Kwaliteitsdata direct beschikbaar
www.generation2.auma.com Auma Benelux B.V | Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden , The Netherlands Tel. +31 71 5814040 | www.auma.com
HACH LANGE Tel. 0031 (0)344 63 11 30 www.hach-lange.nl
www.struykverwoaqua.nl
U kent ons ruime gamma aan type I zelfdragende verholen en roostergoten, geschikt voor zware verkeersbelasting zoals opslag- en industrieterreinen, containerterminals en zee-/luchthavens, inmiddels wel??
Dan hebben wij nieuws voor u! Ons assortiment lijnafwatering is uitgebreid met type M goten voor binnenstedelijke toepassing!! Glasvezelversterkte betonnen goten:
-MINI -TOP -MAXI
Hoogwaardige ZVB goten:
-CMG
- Leverbaar in diverse roosteruitvoeringen plus toebehoren - Budgetvriendelijk!
- Hoge wateropname dankzij doordacht roosterdesign - Fietsvriendelijk ontwerp
Altijd precies weten wat er in ’t water zit!
Bezoek onze website: www.bestinstruments.nl E:
[email protected] T: +31 (0)594-513373 • vanuit België: 0800-40884 Industriepark 5 e, 9351 PA Leek, Nederland Exclusief leverancier van on-line analyse apparatuur van
‘Heffing op directe lozingen niet meer van deze tijd’ Waarom moet een heffing betaald worden voor directe lozingen in het oppervlaktewater? Dat vragen Roy Tummers (VEMW) en Johan Raap (Royal Cosun) zich af. Niet alleen de heffing als zodanig of het bedrag dat directe lozers moeten betalen aan de waterbeheerder, behoeft aandacht; vooral de wereld erachter verdient het om te worden belicht. Onderstaand artikel is geen algemeen betoog tegen heffingen. Voor de zogenaamde indirecte lozingen, lozingen via een riool op een zuiveringstechnisch werk, is namelijk daadwerkelijk sprake van kostenveroorzaking. Dat is anders in het geval van de directe lozingen op oppervlaktewater en meer specifiek lozingen die voldoen aan de normering volgens de vigerende lozingsbeschikking, aldus Tummers en Raap.
I
n het beginstadium van de Wvo in de jaren ‘70 en ‘80 waren heffingen, ook op directe lozingen, van groot belang. Dit had te maken met de sturende werking voor reductie van de lozing van eerst de zuurstofbindende stoffen en later ook de ecologisch bezwarende stoffen. Inmiddels is de vervuiling door zuurstofbindende stoffen teruggebracht tot een niveau dat niet meer als probleem wordt gezien, hooguit als een probleem van beheermatige aard. Voor zuurstofbindende stoffen is het regulerende effect van de heffing dan ook volledig uitgewerkt. Voor zware metalen heeft de heffing nooit een regulerende werking gehad. Daar komt bij dat de kosten van nog verdergaande zuivering in het geheel niet opwegen tegen de hoogte van de heffing. Een sturende werking gaat wél uit van de strikte normen die onderdeel uitmaken van lozingsbeschikkingen. Dergelijke beschikkingen maar ook Europese wet- en regelgeving (Kaderrichtlijn Water) en daarvan afgeleide instrumenten, zoals de Immissietoets en de IPPC-regelgeving in BAT-referentiedocumenten, zijn beslist richtinggevend voor bedrijven.
Legitimiteit (1): van beloning naar strafmaatregel
De heffing is een bestemmingsheffing die de kosten die de waterbeheerder maakt voor het waterkwaliteitsbeheer, moet dekken. Ten tijde van de invoering werden de opbrengsten van de heffing gebruikt om te investeren in zuiveringstechnische werken. Dit stimuleerde bedrijven enorm om iets te doen aan de vervuiling van het oppervlaktewater waarop zij het afvalwater loosden. De opbrengsten van de heffing worden echter allang niet meer voor dit doel gebruikt. Was er in het verleden nog sprake van een instrument met een ‘belonend’ karakter; heden ten dage is de heffing verworden tot een heffing met een ‘bestraffend’ karakter zonder tegenprestatie. Het is sowieso niet duidelijk waarvoor de opbrengsten worden gebruikt. Vast staat dat het moeilijk is uit te leggen dat, indien wordt voldaan aan de eisen die in de vergunning zijn vastgelegd, toch een boete moet worden betaald op de resterende lozing.
Legitimiteit (2): ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen
Er zijn verschillende vormen van directe lozing te onderscheiden: lozingen van
22
H2O / 11 - 2012
waterschappen op eigen water, maar soms ook op water van een ander waterschap of op Rijkswater. Waterschappen betalen 50 procent van het tarief bij lozingen op Rijkswateren en worden dus minder zwaar aangeslagen voor het feit dat ze lozen. Dat is opmerkelijk aangezien communale zuiveringen een groot aandeel hebben in het totale aantal geloosde vervuilingseenheden. Lozingen van riooloverstorten zijn zelfs volledig vrijgesteld. Genoemde vrijstellingen zijn gebaseerd op de Waterwet. Industriële lozingen zijn niet vrijgesteld. Dat is opmerkelijk als we notie nemen van de achter de wetgeving verscholen doelen. Deze zijn namelijk grotendeels ook van toepassing op de meeste industriële lozingen.
De vervuiler betaalt niet!
Bedrijven die de heffing afdragen, beschikken veelal over zeer geavanceerde waterzuiveringen. Het is dan ook wrang om te spreken van verontreiniging(sheffing) als prachtig werk wordt verzet voor het lozen van goed water, dat aan alle eisen voldoet en in veel gevallen al de kwaliteit van het ontvangende water evenaart of dat zelfs overstijgt. Extra zuur is dat de heffing niet geldt voor diffuse bronnen, zoals verkeer en landbouw, en voor buitenlandse emissies. En dan te bedenken dat uit diverse onderzoeksrapportages juist blijkt dat diffuse bronnen en het buitenland anno 2012 het grootste aandeel hebben in de belasting van de Nederlandse oppervlaktewateren. Het is uiterst vreemd dat de groepen die het meest bijdragen aan de vervuiling, nog steeds worden ontzien.
Bescherming goed geborgd
Aangezien de bescherming van de ecologische waterige leefomgeving via vergunningverlening goed wordt gewaarborgd én het heffingeninstrument daar niets meer aan toevoegt, ligt afschaffing van de heffing op directe lozingen in oppervlaktewater voor de hand. Fundament onder de gedachte dat afschaffing opportuun is, is het feit dat er geen kostenveroorzaking meer is. Het waterschap financiert de zorg voor het regionale watersysteem - waaronder de watersysteemmonitoring - primair uit de opbrengst van de (eigen) watersysteemheffing. Deze systeemmonitoring is van richtinggevend belang voor het inrichten van de vergunningsbeschikking. Voor het Rijk geldt dat de financiering van het centrale watersysteem
voornamelijk via de rijksbegroting is gedekt. De heffing op directe lozing op rijkswateren draagt hieraan maar voor een zeer klein deel bij.
Afschaffing van de heffing via getrapte benadering
Ongetwijfeld worden met de inkomsten van de verontreinigingsheffing goede en zinvolle activiteiten ondernomen. Dat is niet het discussiepunt. De legitimiteit van de heffing is dat wel. Wij pleiten voor een getrapte benadering die uiteindelijk kan en moet leiden tot afschaffing van de verontreinigingsheffing op directe lozingen. Voordat het zover is kan een meer genuanceerde benadering c.q. een benadering die meer ‘van deze tijd’ is, soelaas bieden. Dit hoeft niet te leiden tot een acuut verlies aan inkomsten dat uit de algemene middelen moeten worden gedekt. Dat zou wellicht te makkelijk zijn. De oplossing moet wat ons betreft gezocht worden in een beloningssysteem waarbij het uitgangspunt is dat de goed presterende bedrijven, koplopers qua zuivering, in plaats van gestraft juist beloond worden voor hun prestaties door deze bedrijven per saldo geen heffing te laten betalen. De heffing op lozingen die (tijdelijk) niet aan de norm voldoen, dus de norm overschrijden, kan worden verhoogd. Overschrijden van de norm is dan meteen een signaal dat tot actie noopt. Voordeel van het in stand houden van de heffing voor niet goed presterende bedrijven is dat voor deze bedrijven daadwerkelijk een serieuze prikkel ontstaat om aanvullende inspanningen te leveren. Dit zou naar de mening van de auteurs een logische stap zijn op weg naar de afschaffing van de heffing op directe lozingen voor vergunningplichtige bedrijven die reeds aan strenge Europese eisen voldoen. Johan Raap (Royal Cosun) Roy Tummers (VEMW)
*thema
opinie / reactie
‘Heffing op directe lozingen kan niet worden gemist’ Johan Raap en Roy Tummers pleiten hiernaast voor beëindiging van de (rijks) heffing op directe lozingen voor vergunningplichtige bedrijven die aan strenge Europese lozingseisen voldoen. Dit pleidooi komt qua bewoording en strekking vrijwel letterlijk overeen met de motie Madlener c.s., die door de Tweede Kamer bij de behandeling van de Waterwet is aangenomen (TK 2007-2008, 30 818, nr. 33). In zoverre is het jammer dat Raap en Tummers geen aandacht besteden aan de reactie van toenmalig minister Eurlings op deze motie.
I
n zijn brief van 6 juli 2010 (TK 2009-2010, 27625, nr. 168) constateert Eurlings op basis van onderzoek onder meer dat deze heffing recht doet aan het beginsel van kostenterugwinning van waterdiensten, inclusief het beginsel ‘de vervuiler betaalt’, zoals dit is vastgelegd in (artikel 9 van) de Europese Kaderrichtlijn Water. De heffing wijkt ten principale ook niet af van de regeling die in een aantal andere Europese landen geldt en vormt een goed instrument om de kosten van het waterkwaliteitsbeheer voor een deel bij de lozers te leggen. De minister concludeert dan ook dat het systeem van de verontreinigingsheffing op directe lozingen nog steeds goed bruikbaar is en noodzakelijk om tegemoet te blijven komen aan Europeesrechtelijke randvoorwaarden. Wél acht de minister binnen dat systeem enkele aanpassingen denkbaar die in de uitvoering kunnen leiden tot een reductie van de administratieve en bestuurlijke lasten. Concreet wordt daarbij onder meer gedacht aan het uitbreiden van de mogelijkheden om vuilvrachten door middel van forfaitaire regelingen vast te stellen, nieuwe analysemethoden voor de vaststelling van de vuilvracht en het beëindigen van de heffing op zware metalen. De minister besluit zijn brief met het voornemen genoemde wijzigingen in de loop van 2011 te realiseren. Op zichzelf volstaat de heldere reactie van de minister. Van onze kant voegen we daar nog het volgende aan toe. Allereerst benadrukken we dat het regulerende effect bij de verontrei-
nigingsheffing nooit voorop heeft gestaan. Als neveneffect wordt dat dankbaar in ontvangst genomen, maar het is altijd de financieringsfunctie geweest die bij de heffing het belangrijkste was. De daadwerkelijke sanering van een lozing werd en wordt in zoverre niet via de heffing maar via de vergunning afgedwongen. De vraag of een lozing feitelijk kosten veroorzaakt is, anders dan Raap en Tummers betogen, vanwege deze functie minder relevant. Zij gaan er overigens wel erg makkelijk van uit dat hiervan bij directe lozingen geen sprake zou zijn. Wat te denken van de kosten die het Rijk maakt voor vergunningverlening (het Rijk heft geen leges), handhaving, monitoring, planvorming, kwaliteitsbaggeren etc.? Ook de minister duidt er in zijn brief al op dat de opbrengst van de rijksheffing (circa 20 miljoen euro per jaar) maar een deel van de beheerkosten van het Rijk omvat. Dit relatief bescheiden bedrag wordt bovendien voor een flink deel opgebracht wordt door waterschappen, die het effluent van hun zuiveringsinstallaties (rwzi’s) op rijkswater lozen. Dit brengt ons op een tweede punt. Raap en Tummers bekritiseren de 50%-reductie die de waterschappen voor deze lozingen ontvangen en spreken van een ongelijke behandeling. De onderhavige reductie is ooit bedacht door de Commissie Zevenbergen en houdt verband met het feit dat de aangeslotenen op deze rwzi’s al de volle heffing aan het waterschap betalen, een heffing die gemiddeld al gauw 20 euro per vervuilingseenheid boven de rijksheffing ligt. Die aangeslotenen betalen dus als het ware ‘dubbel’ door de rijksheffing voor de
effluentlozing. Veel waterschappen hebben dergelijke lozingen inmiddels verplaatst naar ‘eigen’ (heffingsvrij) water, maar soms is dat technisch gezien niet mogelijk. Voor dergelijke situaties geldt dus de reductie, die wat ons betreft overigens ook 100% had mogen zijn. In zoverre is geen sprake van vergelijkbare gevallen, zoals ook de belastingrechter trouwens al heeft uitgesproken. Een derde en laatste opmerking betreft de kritiek van Raap en Tummers dat de diffuse bronnen de heffingsdans ontspringen. Wij zijn het hiermee in beginsel van harte eens. De realiteit leert echter dat het buitengewoon lastig is om dergelijke heffingen fiscaal-juridisch goed te regelen en dan moet de politiek het ook nog willen omarmen (zie de eerdere mislukte poging van de Commissie Zevenbergen om een landbouwforfait in te stellen). Resumerend merken wij op dat wij de grote en kostbare inspanningen van het bedrijfsleven om hun lozingen te saneren, zeker niet willen ontkennen. Het afschaffen van de rijksheffing op directe lozingen is alleen al Europeesrechtelijk gezien daarvoor echter geen goede beloning. Beter lijkt het ons om gezamenlijk de aandacht te richten op de door de minister aangekondigde aanpassingen van deze heffing, die zowel de lasten van het bedrijfsleven als van de waterbeheerders kunnen reduceren. Tot nu toe is het daarvan overigens niet gekomen. Herman Havekes en Martin Koster (Unie van Waterschappen)
advertentie
se! e relea ! w u e i iek tn OM Binnenkor fficiënt enleunonderhoud e e , n r kelijk io .1 S5
baa erat fhan Onmirsen van uw opveranciersona
, le lise Digita én systeem é in s Alle
ICT-innovator voor de watersector I-Real heeft haar specialistische kennis van websoftware, open telemetrie, GIS en gegevensopslag samengevoegd in het telemetrie- en procesautomatiseringssysteem H2gO. I-Real is tevens uw partner voor koppelingen tussen diverse ICT-(telemetrie)systemen, onderhoudsmanagementsoftware, PLC-programmering, gegevensverwerking, maatwerkoplossingen, advies en onderzoek.
POSTBUS 593, 7000 AN DOETINCHEM. T: +31 (0)314 366600 E:
[email protected] I: WWW.I-REAL.NL
H2O / 11 - 2012
23
reactie Beschouwing rond het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium Het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium (NHI) is het model dat in toenemende mate wordt ingezet voor zowel beleidsstudies als operationele toepassingen. Daarnaast wordt verwacht dat het NHI zal uitgroeien naar een systeem ter onderbouwing van grote besluiten in de regio en het NHI het ‘condensatiepunt’ voor de hydrologische kennis in Nederland zou moeten worden. Hiermee wordt expliciet aangegeven dat hydrologisch Nederland besluiten gaat baseren op en kennis gaat ontlenen aan een model. Aangezien een model per definitie een vereenvoudiging is van de werkelijkheid, kan hierbij gemakkelijk een spanningsveld ontstaan waardoor het alleen geoorloofd is kennis te ontlenen aan modellen indien het gebruikte model de werkelijkheid afdoende kan beschrijven. De mate waarin de werkelijkheid afdoende wordt beschreven, is weer afhankelijk van de vraagstelling en de toepassing.
O
ngeacht het voorgaande is het uiteraard van belang in modellen gebruik te maken van de juiste mechanismen en een adequate schematisering en parametrisering. Indien het model geijkt wordt op en/of vergeleken wordt met de werkelijkheid, is het bovendien van belang gebruik te maken van correcte meetgegevens. In het artikel in H2O nr. 9 van 27 april jl. wordt echter gebruik gemaakt van meetgegevens afkomstig van een groot aantal peilbuizen. Vanuit verschillende ministeries is in de afgelopen jaren aangegeven dat er een wetenschappelijke discussie is over deze meetgegevens en derhalve niet bekend is in welke mate deze meetgegevens de werkelijkheid correct weergeven. Daarnaast heeft de staatssecretaris aangegeven dat de grootste onzekerheid met betrekking tot modelberkeningen voortvloeit uit de schematisatie van de werkelijkheid in modellen: de aannames met betrekking tot dikte en doorlatendheid van bodemlagen in het model. Het gebruik van de standaard set van 21 bodemprofielen waaraan gemiddelde waarden voor de doorlatendheids- en vochtkarakteristiek zijn gekoppeld, zal dan ook niet toereikend zijn voor het beschrijven van de werkelijkheid. Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat het opmerkelijk is dat in hydrologische modellen gebruik wordt gemaakt van 21
Weerwoord
Jaco van der Gaast stelt een aantal belangwekkende punten rond NHI aan de orde. Een daarvan is het NHI als condensatiepunt voor hydrologische kennis in Nederland. Als NHI zien wij dat punt als een dynamisch in de tijd bewegend doel: de kennis groeit met de jaren. Jaren geleden zijn we vertrokken vanuit verschillende modelconcepten en databronnen en nu in 2012 ligt er een belangrijke basis voor het gezamenlijke instrumentarium voor hydrologisch Nederland. De ontwikkelingen en stand van zaken van 2011 presenteren we in ons artikel aan de vele regionale partijen die ons daarbij ondersteunen. In 2012 worden grotere verbeteringen ingebracht, waaronder het gebruik van de 70 in plaats van 21 bodemtypen die Jaco noemt. Alle ontwikkelingen (en de complete beschrijving van NHI) zijn te vinden op de website nhi.nu.
24
H2O / 11 - 2012
standaard bodemtypen, terwijl bijvoorbeeld voor landbouwkundige schadeberekeningen gebruik wordt gemaakt van de HELP-tabellen die ruim 70 bodemtypen onderscheiden. Met betrekking tot het gebruik van modellen organiseerde de KNAW op 20 juni 2011 een themabijeenkomst over de bruikbaarheid van wetenschappelijke modellen waarin het draaide om de relatie tussen de virtuele wereld van modellen en de werkelijke wereld. Hoe bruikbaar is de virtuele wereld van wetenschappelijke modellen om aspecten van de waargenomen wereld te begrijpen, te manipuleren of te voorspellen? Hebben we er vertrouwen in dat bepaalde vragen over de werkelijkheid adequaat met een bepaald model beantwoord kunnen worden? Deze en andere vragen kwamen aan de orde in de themabijeenkomst met als doel het analyseren van de foutenbronnen in de wereld van de wetenschappelijke modellen en het identificeren en begrijpen van de verschillen en overeenkomsten in het gebruik van deze modellen tussen diverse vakgebieden. In de lezenswaardige voordracht van professor Frans Willekens met als titel ‘Modellen zijn noodzakelijke denkkaders’ is onder meer het volgende aan de orde gekomen. In de wetenschap worden Het NHI is een gezamenlijke activiteit van gebruikers van de hydrologische kennis en in eerste instantie niet gericht op fundamenteel onderzoek of het beantwoorden van fundamentele vragen. In de historie van NHI hebben we wel fundamentele verbeteringen aan modellen en modelconcepten ontwikkeld (zoals die voor de opschaling van de interactie grondwater - oppervlaktewater) en ook overgenomen van derden. Het NHI beoogt de hydrologische kennis en data te integreren, nu en in de toekomst. NHI kan dus worden gewijzigd bij nieuwe inzichten. Op dit moment is het NHI gebaseerd op de huidige beschikbare meetgegevens en kennis zoals die is vastgelegd in de verschillende databanken en modellen. Het NHI team ondersteunt Jaco’s constatering dat een model een
modellen zelden aan de kant gezet wanneer zij niet langer geschikt zijn om de werkelijkheid te begrijpen, ook wanneer die werkelijkheid is veranderd. Veelal worden ze marginaal aangepast en volgt een roep om meer en betere data en betere kalibratietechnieken. Het model zelf staat zelden fundamenteel ter discussie. Waarom? Ik denk dat de verklaring gevonden kan worden in het model als gedeeld interpretatiekader. Het fundamenteel ter discussie stellen van een dominant interpretatiekader of paradigma bedreigt de cohesie, stabiliteit en continuiteit van het vakgebied. Het behoud van het vakgebied is belangrijker geworden dan de werkelijkheid die het probeert te beschrijven, verklaren en voorspellen. Ook in het artikel over de stand van zaken rond het NHI worden marginale aanpassingen voorgesteld en komt de fundamentele discussie die wel naar aanleiding van Kamervragen aan de orde is gesteld, niet naar voren. Het is dan ook de vraag in welke mate het uit de weg gaan van een fundamentele discussie binnen het hydrologische vakgebied een rol speelt en hoe dit zich verhoud tot de maatschappelijke gevolgen. Jaco van der Gaast vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid is en dat we daarom dan ook continu moeten nagaan of de resultaten de werkelijkheid voldoende adequaat beschrijven om de maatschappelijke vragen te beantwoorden. Alle nieuwe data, nieuwe systeemkennis en nieuwe modelconcepten worden dan ook verwelkomd om het NHI te verbeteren, maar ook zullen de toepassingen van het NHI op verschillende schalen en voor verschillende doelen gebruikt worden voor reflectie zodat NHI ook proactief verbeteringen kan initiëren. Daarmee is de weg geopend om de maatschappij blijvend te ondersteunen met ‘state of the art’ operationele hydrologische expertise. Wim de Lange, projectleider NHI
dhv.nl
Water Treatment volgens Peter “Mijn klanten willen evenwicht tussen waterkwaliteit, milieueffecten en totale kosten. En ze stellen hoge eisen als het gaat om energie-efficiency en terugwinning van nutriënten. Terecht”, vindt Peter, waterexpert bij DHV. “Afvalwater bestaat niet!” Samen met zijn collega’s en in nauw overleg met klanten implementeert hij oplossingen voor waterbehandeling. Vernuftige en op maat gesneden projecten die bijdragen aan schoner water, overal ter wereld. Niet de makkelijkste oplossing, maar die met het beste resultaat. DHV, altijd een oplossing verder.
Advies- en ingenieursbureau
waternetwerken watercolumN
Turing (ww)
V
roeger was je in het nadeel als je iets niet begreep. In de moderniteit lijkt dat laatste nu juist in je voordeel. Ik zal dit zo simpel mogelijk proberen uit te leggen. Met z’n allen hebben we het handelen rond de bankencrisis recent geëvalueerd. Hoe duur mag een bank zijn? Niemand die er iets van begreep toen het er op aankwam. Maar één Kamerlid die dat ook zei en tegen was. Ze zei dat ze er echt niets van begreep. Dat begreep ik wel.
Belangrijke punten in assetmanagement Op 13 juni geeft KNW samen met Lloyds Register en CMS Asset Management het seminar ‘Asset Managementsysteem: borging voor goed beheer en kostenreductie’. Assetmanagement helpt organisaties in een onafhankelijke toetsing richting aandeelhouders, met als doel (kosten)efficiëntie en risicoverlaging. Een verdere professionalisering is op dit gebied in gang gezet, met als dragend principe het assetmanagementsysteem PAS55.
Achteraf toch een belangrijk leermoment: onbegrip ligt soms dichter bij de waarheid dan de wijsheid van een sprekende meerderheid. Maar dát hadden we allang kunnen weten. U hebt vast wel eens gehoord van de Turing Test. Die vormt de toetssteen in de uitdaging een machine te maken die in schriftelijke communicatie niet van een mens is te onderscheiden. Nooit gelukt! Gestructureerd converseren is de valkuil. Wat blijkt? Hoe groter de wartaal in de communicatie, des te menselijker de relatie moet worden aangemerkt. Als wetenschapper een hele opluchting. Tevergeefs probeer ik al jaren in samenspraak met anderen iets van de wereld te begrijpen. Maar ik zit er dus waarschijnlijk zelf niet zo ver naast. Moeizaam. Maar ik word wel steeds menselijker. Mijn collega’s zijn met mij inmiddels de draad dan ook helemaal kwijt. Gelukkig wordt het probleem breder onderkend. De Nederlandse Taalunie neemt mijn suggestie voor een nieuw lemma dan ook dankbaar over. Turing (ww): focussen op een menselijke, kennisintensieve samenleving. Ik ben hier natuurlijk heel blij mee. Thuis ligt deze ‘vaagpraat’ moeilijker. Het eeuwige conflict tussen de wetenschapper en de ingenieur. “Jij denkt dan misschien dat je alles begrijpt, maar jij kunt niks!” Nu dat weer. Begrijpt u dat nou? Wim van Vierssen (KWR Watercycle Research Institute)
Tijdens de bijeenkomst wordt de huidige stand van zaken in Nederland in kaart gebracht en kunnen de aanwezigen met elkaar de discussie aangaan over de rol die assetmanagementsystemen in hun bedrijf en in de sector kunnen spelen. Er wordt daarbij uitgebreid gekeken naar de praktijk: het eerste deel van het sprekersprogramma bestaat uit de ervaring die Delfluent Servicesinmiddels samen met het Hoogheemraadschap van Delfland heeft opgedaan in een publiek/private samenwerking, waarbij Delfluent Services de gebouwen en andere infrastructuur van Delfland beheert. Delfluent’s algemeen directeur Niels van Gool zal spreken over het assetmanagementsysteem voor aandeelhouders. Manager onderhoud van Delfluent Services Johan de Visser benadert het systeem vanuit de interne organisatie. Hun gesprekspartner bij Delfland, contractmanager Joyce Rombouts, behandelt asset-management binnen het waterschap. “Het is niet zomaar dat juist Delfluent Services is benaderd om deze presentaties te houden,” zegt Van Gool. “Wij hebben een redelijk unieke positie. In 2003 zijn wij voor 30 jaar een contract aangegaan met Delfland. Daarmee vormden wij één van de eerste publiek/private samenwerkingen op dit gebied. Ook zijn we als één van de eersten recentelijk PAS55 gecertificeerd.” Delfluent Services onderhoudt en beheert sinds negen jaar twee zuiveringsinstallaties van Delfland en het bijbehorende transportstelsel. “De term assetmanagement was destijds wel bekend maar niet concreet ingevuld”, weet Van Gool. “In het contract stond dat er een assetmanagementplan moest zijn, maar hoe dat ingevuld moest worden, stond er niet bij. Dat hebben we proefondervindelijk moeten uitzoeken. In de
26
H2O / 11 - 2012
afgelopen jaren hebben we dat verregaand geprofessionaliseerd.” “Het bleek essentieel dat je concretiseert wie welke rol vervult in die samenwerking. Daaraan hebben we in het begin behoorlijk wat tijd besteed”, zegt de Visser. “Toen de neuzen eenmaal dezelfde kant opstonden, zijn we het systeem gaan ontwikkelen. Belangrijk daarin is dat je het altijd moet kunnen doorontwikkelen: het is nooit af. Ik denk dat dit ook een belangrijke conclusie kan zijn voor de aanwezigen: hoe belangrijk het is dat alle neuzen dezelfde kant opstaan.” “Daarnaast moeten mensen zich niet laten afschrikken door de term assetmanagement”, meent Van Gool. “Ten eerste zijn mensen die installaties onderhouden of beheren in feite al met assetmanagement bezig. Het kost maar weinig om dat te professionaliseren: het gaat vooral om beter structureren en vastleggen. En dan kun je er de vruchten van plukken - niet alleen in kosten, maar ook in het afnemen van risico’s.” Voor wie is deze bijeenkomst interessant? “In ieder geval voor elk waterschap en iedereen die installaties heeft of onderhoudt”, meent De Visser. “Het gaat erom dat je beseft dat als je het goed inricht, je daar resultaat van ziet.” Het tweede deel van het programma wordt onder meer ingevuld door Paul Bokdam (Lloyds Register), die nader in zal gaan op waarom het verstandig is om PAS55/ ISO55000 te certificeren. Voorts zal de stand van zaken op het gebied van de professionalisering van peilbeheer worden vastgesteld, waarna een plenaire discussie onder leiding van Bokdam zal plaatsvinden. De middag begint om 13.30 uur en duurt tot 18.15 uur. Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl.
waternetwerken Waterpeil
Uitgebreid menu voor nieuwe werknemers Het is nieuw, het is avontuurlijk en het wordt door de gehele watersector omarmd: het Nationaal Watertraineeship, een tweejarig programma voor net afgestudeerde hbo’ers en wo’ers. We nemen een kijkje bij de deelnemers aan dit traject, waarbij trainee en werkgever elk een attribuut meenemen dat hun gevoel voor het traineeship het beste weergeeft. In dit nummer Waterschap Aa en Maas. De trainee: Wing Hong Wong, medewerker Waterkering bij Waterschap Aa en Maas. Attribuut: een mes en vork. “Tijdens mijn studie Civiele Techniek koos ik voor de master Water Engineering. Met name het onderwerp hoogwaterbescherming vond ik interessant. Na mijn studie hoorde ik enthousiaste verhalen van Werner Weeink - waarmee ik samen studeerde - over het Nationaal Watertraineeship. En er bleek ook nog eens een leuke functie te zijn bij het Waterschap Aa en Maas.” “Ik vind de watersector heel interessant en zou mij graag willen specialiseren in een bepaald onderwerp. Daarom ben ik ook blij met het tweejarige traineeship; binnen andere traineeships vindt vaak een snellere roulatie plaats, waardoor je je niet echt in een onderwerp kunt verdiepen. Dit kan nu wel: voor mijn werk bij het waterschap volg ik bijvoorbeeld momenteel zelfs een cursus grondmechanica. Daarnaast ontwikkel ik door de verschillende projecten toch ook een brede focus op de watersector. Mijn eerste project start overigens binnenkort: we gaan onderzoeken of het zgn. leg- en beheerregister, waarin is vastgelegd hoe een dijk eruit moet zien, aan de wensen van de gebruikers (en dat zijn alle waterschappen) voldoet.” Vier dagen werk ik bij het waterschap en de vijfde dag ontmoet ik mijn medetrainees, waarmee ik ook ervaringen deel. Het is een leuke groep, waarmee we soms ook nog eens gaan borrelen of eten. Ik ben gek op het proeven van nieuwe gerechten in restaurants met vrienden. Zo zie ik het traineeship ook: door middel van coaching, training, de projecten en natuurlijk het werken bij het Waterschap ‘proef’ ik de verschillende gerechten in de watersector.”
In elke editie van H2O bekijkt Waternetwerk de waterbranche vanuit een eigen invalshoek. In deze column meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen.
Kwantiteit boven kwaliteit
I
n Nederland gaat de voorkeur normaliter uit naar kwaliteit boven kwantiteit. Maar niet op het gebied van water. Waterkwantiteit heeft duidelijk een streepje voor op waterkwaliteit. Iedereen kent Hansje Brinker met zijn vinger in de dijk, maar niemand zal een vergelijkbaar symbool op het gebied van waterkwaliteit kunnen noemen. Blijkbaar is een begrip als waterkwaliteit moeilijk zichtbaar te maken voor leken. De scheve verhouding tussen kwantiteit en kwaliteit laat zich makkelijk verklaren. Rampen op het gebied van waterkwantiteit zijn altijd veel zichtbaarder geweest. De watersnoodramp (1953) en de evacuatie van Rivierenland (1995) zijn daarmee in ons collectieve geheugen gegrift. In de jaren `60 en `70 was het voor iedereen wel duidelijk dat de waterkwaliteit niet in orde was. Stankoverlast en massale vissterfte traden op. Met het verdwijnen hiervan is de communis opinio dat het met waterkwaliteit wel goed zit. Incidenten als de legionella-epidemie (1999) en de drijflagen van blauwwieren in zwemplassen brengen daar geen verandering in. Zijn er dan nog wel ‘echte’ waterkwaliteitsproblemen in Nederland? Genoeg vrees ik. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving voldeed in 2009 minder dan vijf procent van de wateren aan de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water met betrekking tot de ‘goede toestand’. Daarmee moesten we alle Europese lidstaten voor ons laten gaan.
Links Ivo Dellemann, rechts Wing Hong Wong.
De werkgever: Ivo Dellemann, manager advies waterbeheer bij Waterschap Aa en Maas. Attribuut: een mes en vork. “Onze wens is om onze hoogwaardige kennis op het gebied van keringen en grondmechanica in kaart te brengen. Enige tijd geleden vertrok onze specialist op dit gebied en het was erg lastig om een vervanger te vinden. We hebben deze positie uiteindelijk ingevuld met een junior medewerker, waaraan we een gedegen inwerktraject hebben gekoppeld. Om daarnaast onze kennis op dit gebied te borgen, is Wing Hong via het Nationaal Watertraineeship bij ons ingezet. Specialistische kennis over keringen en grondmechanica is vaak nog een ‘black box’. Wing Hong verzamelt grondmechanische gegevens om gebiedsspecifieke kennis te koppelen aan o.a. rekenregels. Maar deze gegevens zijn ook van belang voor het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK) en de discussie rondom normering.” “Ook ik vind het een voordeel dat het Nationaal Watertraineeship een periode van twee jaar beslaat. In deze periode investeren we in de trainee, maar het levert ons ook concreet resultaten op. Daarnaast wordt de frisse blik van Wing Hong door ons zeer gewaardeerd. We laten Wing Hong bewust ook kijken bij de buren, zoals bij andere waterschappen, maar bij voorkeur ook bij bijvoorbeeld Deltares en adviesbureaus. Zodoende ontwikkelt hij een nog bredere blik op de watersector die hij kan gebruiken bij zijn projecten over grondmechanica en keringen.” “De mes en de vork staan symbool voor het uitgebreide menu dat wij nieuwe werknemers graag serveren, zodat zij zichzelf breed kunnen ontwikkelen.”
Hoe krijgt waterkwaliteit de aandacht die het verdient? Volgens mij zijn er twee opties. De waterprofessionals gaan collectief wat minder hun best doen en rampen en negatieve aandacht (‘hoe heeft dit kunnen gebeuren?’) volgen vanzelf. Optie twee heeft mijn voorkeur: het zichtbaar maken van de moeite en energie die gaan zitten in het verkrijgen van een goede waterkwaliteit. Positieve aandacht dus. JongNLingenieurs daagt de watersector uit om waterkwaliteit zichtbaarder te maken voor de burger. Het eerste ludieke idee is al binnen: helofytenfilters plaatsen rondom Manneken Pis. Welke ideeën leven er bij u? Joost Hulsbos (voorzitter jongNLingenieurs)
Liesbeth Vranken (namens H2O job) H2O / 11 - 2012
27
waternetwerken watercolumN Jongeren nemen
het voortouw in Marseille ver.nieuws_column kop
V
er.nieuws_column plat initiaal
ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur
Jongeren waren in Marseille ook op het podium goed vertegenwoordigd.
Tijdens en naar aanleiding van het World Water Forum in Marseille afgelopen maart nam de jongste generatie waterwerkers het voortouw in het ontwikkelen van een toekomstvisie en de rol die met name jongeren daarin kunnen spelen. Meer dan 35.000 mensen bezochten het zesde World Water Forum, waar meer dan duizend oplossingen werden gepresenteerd om de wereldwijde waterproblemen aan te pakken. Daarbij speelde de jongste generatie nadrukkelijk een rol via Youth Initiatives en een wereldwijde première van een videoconferentie tussen studenten in de waterwereld. Een internationaal team van jongeren ontwikkelde naar aanleiding van het zesde WWF een visie met betrekking tot de invloed die jongeren kunnen hebben op het oplossen van wereldwijde waterproblemen. Dat team bestond uit Marie Alix Prat (Youth Diplomacy), Rozemarijn ter Horst (UNESCOIHE), Matthew Agarwala (student aan de London School of Economics), Saba Loftus (International Youth Council), Gonzalo del Castillon (Telus, Canada) en Sarah Dickin, student aan de School of Geography & Earth Sciences (Canada), die tijdens de International Water Week werd gekozen als opvolger van Dirk Janssen in de rol van Young Water Ambassador 2013.
Open dialoog Volgens het team bezitten jongeren de mogelijkheden, flexibiliteit en energie om de uitdagingen in de waterwereld aan te gaan. “We hebben de mogelijkheid en dus de verplichting om jonge mensen te activeren om de huidige en toekomstige watercrises aan te pakken.” Open dialoog tijdens het
28
H2O / 11 - 2012
zesde WWF leidde ertoe dat de jongeren drie belangrijke pijlers identificeerden waarin zij een directe, zichtbare en blijvende invloed kunnen hebben. Als eerste zien zij het belang van hun invloed op het gebied van educatie: “Jongeren zijn zowel consumenten als producenten van educatie. Wij zien een immens potentieel in de educatieprogramma’s die zijn ontwikkeld en ingezet door jongeren overal ter wereld.” Daarnaast onderkennen zij het grensoverschrijdende karakter van watercrises en hun oplossingen. “Jongeren zijn vrij en enthousiast in het aangaan van een dialoog die grenzen overschrijdt, of dat nu gaat om geografische grenzen of politieke, leeftijdsgrenzen of sociaal-economische. Jongeren kunnen het gat vullen tussen top en bottom, professionals en leken, lokaal en wereldwijd.” Tot slot staan jongeren bij uitstek open voor innovatie, zo stelt het team. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar technische innovatie, maar ook de ontwikkeling van bijvoorbeeld sociale media als krachtig instrument om mensen te laten samenwerken en kennis en ervaringen te delen.
Grotere rol De ontwikkelde visie geeft ook wat speerpunten in de ontwikkelingen van initiatieven om deze visie in concrete daadkracht om te zetten, maar met name wordt opgeroepen om de jongeren tijdens het zevende WWF een nog grotere rol te geven, zowel in het programma als in de voorbereiding en de uitvoering. “We committeren ons ertoe om diverse jongereninitiatieven met elkaar te verbinden, onze kennis met de aankomende generatie te delen en om te komen tot een groeiende rol van jongeren in de waterwereld.”
Leren van elkaar De Werkgroep Bestuursakkoord Water houdt op 20 juni een regionale verkenning ‘Leren van elkaar’. “Wij willen onderzoeken of de ketensamenwerking van een project binnen de kaders van het Bestuursakkoord Water door meer kennisuitwisseling te verbeteren valt en om wat voor soort kennis het dan gaat”, aldus de werkgroep. “De verwachting is namelijk dat de betrokken ketenpartijen beter samenwerken en eerder hun doelen halen door inbreng van kennis en ervaring van de andere ketenpartijen. Daarnaast verwachten we bruikbare inspiratie van sectoren die niets met het Bestuursakkoord Water te maken hebben maar die wel met verbeteringen in de keten te maken gehad hebben, zoals energie, kabel, bouw en zorg.” Deze aanname zal de werkgroep onderzoeken middels een ‘World Café’ aan de hand van een actueel project: de vervangingsopgave van het leidingnetwerk van Oasen. De deelnemers bestaan uit de directe ketenpartijen van dit project, de andere partijen van het Bestuursakkoord Water en partijen van buiten de sector die eerder met ketenvraagstukken te maken hadden, zoals de energiesector. “Om de afstand tussen bestuur en werkvloer te overbruggen, nodigen we vooral bestuurders én technologen/experts uit van waterbedrijven, waterschappen en gemeentes.” De regionale verkenning vindt plaats bij Oasen in Gouda, van 16.00 tot 19.00 uur. Er is ruimte voor circa 40 mensen.
waternetwerken DRIJFVEER “Oplossingen bedenken voor goed functionerend watersysteem” Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Jojanneke van Vossen-van den Berg (32), adviseur waterbeheer bij Nelen & Schuurmans.
Agenda watercolumN Anticiperen op extreme neerslag kop ver.nieuws_column
In het kader van het onderzoeksprogramma ‘De stad, duurzaam vitaal’plat houdt de er.nieuws_column initiaal themagroep Stedelijk Water op 31 mei een bijeenkomst over het anticiperen op extreme neerslag in de stad. Doel is om professionals bewust te maken van het toepassen van ver.nieuws_column plat bovengrondse oplossingen in de stad. Hierbij wordt ingegaan op zowel de techniek ver.nieuws_column auteur (methodes) en analyses als de uitvoering (succesverhalen en valkuilen).
V
Introductiedag nieuwe medewerkers Deze bijeenkomst op 8 juni is bedoeld om mensen die nieuw zijn in de watersector wegwijs te maken. Door deel te nemen aan de introductiedag bieden we nieuwe medewerkers inzicht in de sector en alle mogelijkheden en helpen we ze op weg met het opbouwen van een relevant netwerk. Assetmanagementsysteem: borging voor goed beheer en kostenreductie Op 13 juni geeft KNW samen met Lloyds Register en CMS Asset Management het seminar Asset Managementsysteem: borging voor goed beheer en kostenreductie. Zie pagina 26. Regionale Verkenning Leren van elkaar De werkgroep Bestuursakkoord Water houdt op 20 juni een Regionale Verkenning ‘Leren van elkaar’. De werkgroep wil dan onderzoeken of de ketensamenwerking van een project binnen de kaders van het BAW door meer kennisuitwisseling te verbeteren valt en om wat voor soort kennis het dan gaat.
“Ik studeerde aanvankelijk geofysica aan de Universiteit Utrecht, waar ik afstudeerde op optimalisatieproblemen, zoals het ontwerpen van meetnetten en het winnen van informatie uit beschikbare gegevens. Daarna ben ik gepromoveerd bij het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek van de Universiteit Utrecht (IMAU), op een onderzoek naar wisselwerkingen tussen klimaatverandering, ijskappen en de vaste aarde. Ik heb daarna nog anderhalf jaar gewerkt bij het IMAU aan het opzetten van een model voor de Groenlandse ijskap, maar toen ik dat afgerond had kwam de vraag wat ik verder wilde met mijn carrière. Hoewel ik met veel plezier aan het onderzoek heb gewerkt, wilde ik dichter bij de praktijk werken. Daarnaast wilde ik graag met mensen werken, in teamverband tijdens projecten, maar ook mensen helpen bij het oplossen van problemen. Tijdens mijn studie was ik al geïnteresseerd in de watersector. Aan die interesse kon ik, na afronding van mijn werk bij het IMAU, invulling geven.” “Ik ben in 2008 begonnen bij Nelen & Schuurmans, waar ik werk als adviseur waterbeheer. Hoewel dat een grote sprong lijkt vanuit de geofysica, valt dat in de praktijk
mee. De achterliggende theorieën zijn vergelijkbaar en in beide vakgebieden ben je bezig met de wereld waarin je leeft. Dat vind ik een belangrijk aspect aan mijn werk. Daarnaast is het interessant dat de watersector zo breed is en er veel speelt. Doordat we bij Nelen & Schuurmans op projectbasis werken, is het mogelijk je in verschillende richtingen te bewegen. Inmiddels ben ik gespecialiseerd in stedelijk water en IT-toepassingen van gegevensbeheer tot modelontwikkelingen.” “Ik vind het leuk om mee te werken aan een goed functionerend watersysteem. Als overheden die daar verantwoordelijk voor zijn tegen een bepaald probleem oplopen, helpen wij ze een stap verder. Het is voor mij van belang op de hoogte te blijven van de nieuwste (technologische) ontwikkelingen binnen de sector. De vereniging is voor mij een manier om dit te doen. Het biedt me nieuwe aanknopingspunten en contacten, wat voor mijn werk van meerwaarde is. Doordat ik me op het grensvlak van inhoud en IT-toepassingen begeef, kan ik beide werelden verenigen en verder helpen. Dat is waar ik voor ga.”
Countdown naar de jongeren@IWW Op 29 juni bent u van harte welkom bij Waternetwerk in Amsterdam om met jong KNW te brainstormen over de invulling van het jongerenprogramma tijdens de International Water Week 2013. Deze bijeenkomst is de officiële en feestelijke start van de organisatie.
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail:
[email protected] H2O / 11 - 2012
29
Installeer vandaag de technologie van morgen
Betrouwbaarheid of energiebesparing? Kiezen hoeft niet meer met onze efficiënte schroefblowers
Download een QR-reader en scan de code voor meer informatie
Kiezen tussen betrouwbaarheid en energiebesparing hoeft niet meer. Want Atlas Copco presenteert de nieuwe ZS-blowers, die gemiddeld qua energieverbruik 30% efficiënter zijn. Een aanzienlijke besparing die te danken is aan de superieure en zeer betrouwbare schroeftechnologie. Met deze energiezuinige schroefblowers bespaart u veel kosten en voldoet u aan de huidige eisen van een duurzame en CO2-arme economie. Reden genoeg om vandaag nog deze technologie van morgen te installeren! Wilt u weten hoe u energiezuiniger en milieubewuster kunt werken? Bereken uw besparing op www.efficiencyblowers.com of neem contact op voor een persoonlijk advies via telefoonnummer: (078) 6230 367. Tijdelijke oplossing nodig? U wilt ons product in een proefopstelling testen of u hebt slechts tijdelijk behoefte aan een van onze persluchtoplossingen? Atlas Copco Rental biedt uitkomst. Kijk voor onze verhuurmogelijkheden op www.atlascopcorental.nl of neem contact op via het gratis nummer: 00800 1768 1768.
*thema
platform
Ingmar Nopens, Universiteit van Gent Arjen van Nieuwenhuijzen, Witteveen+Bos Tony Flameling, Waterschap de Dommel Jeroen Langeveld, TU Delft/Royal Haskoning
Geavanceerde dynamische modellering rwzi eindhoven voor een schonere Dommel Onder het motto ‘samen, slim, schoon’ ontwikkelen in Noord-Brabant enkele gemeenten, waterschappen en universiteiten innovatieve oplossingen voor een vernieuwende aanpak in de afvalwaterketen en het watersysteem. Een onderdeel hiervan is een geavanceerde modellering van procesonderdelen van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Deze modellering maakt op haar beurt deel uit van het KRW-innovatieproject KALLISTO, dat bijdraagt aan een doelmatig en duurzaam schonere rivier de Dommel. Het onderzoek loopt tot medio dit jaar in de regio Eindhoven1).
D
e waterkwaliteit van de Dommel is momenteel ontoereikend voor een goede ecologische toestand voor het waterleven. Ingrijpende maatregelen zijn daarom vereist. Waterschap De Dommel en de gemeenten in de regio investeerden de afgelopen jaren al fors om de waterkwaliteit op een goed niveau te krijgen. Het waterschap renoveerde de rwzi Eindhoven (750.000 i.e.) in 2006 volledig. Ook is een groot aantal randvoorzieningen en groene buffers achter de riooloverstorten aangelegd. Daarnaast is een deel van de Dommel tot de natuurlijke staat (her) ingericht en uitgebaggerd. Desondanks staat de waterkwaliteit in De Dommel nog voortdurend onder druk door de effluentlozing vanuit de rwzi en de overstorten in verhouding tot de capaciteit van het ontvangende oppervlaktewater. Naast de knelpunten met de zuurstofhuishouding spelen vooral bij overstorten in De Dommel hoge ammoniumpieken - die toxisch kunnen zijn voor de vispopulatie en ander aquatisch leven - een belangrijke beperkende rol voor de waterkwaliteit. Optimalisatie van de zuiveringsprocessen op rwzi Eindhoven is dus van groot belang om de piekemissies naar de Dommel te voorkomen. Geavanceerde dynamische wiskundige modellering kan meer inzicht verschaffen in de huidige werking van H2O / 11 - 2012
31
Afb. 1: Correlatie tussen debiet en CZVtotaal voor offline en online metingen.
de rwzi en de ruimte die bestaat voor verbetering van de installatie met de nadruk - in eerste instantie - op piekbelastingen. Verbeteringen worden enerzijds getoetst binnen de bestaande infrastructuur en anderzijds door het nemen van bijkomende structurele maatregelen. Dit model van de rwzi wordt vervolgens in een nageschakelde analyse geïntegreerd in een model van de hele waterketen om deze maatregelen te toetsen met maatregelen elders in de keten.
Dynalische modellering Wiskundige modellen van de processen in een rwzi zijn klassiek beschikbaar in commerciële softwarepaketten. Een model van de rwzi Eindhoven werd geïmplementeerd in WEST (mikebydhi.com). Alvorens het model te kunnen gebruiken voor evaluatie van scenario’s dient het eerst afdoende gekalibreerd te worden, teneinde een goede beschrijving van de reële situatie te garanderen en vertrouwen te hebben in het model. Hiervoor werd gebruik gemaakt van het kalibratieprotocol UGent-BIOMATH. Het is verstandig om tijdens de kalibratie zo weinig mogelijk modelparameters aan te passen2), aangezien dit de voorspellende kracht van het model beperkt (het model kan enkel de kalibratiesituatie voorspellen, de voorspelling bij andere condities is zeer groot). De noodzaak om veel parameters te wijzigen tijdens een kalibratieproces duidt op het feit dat de modelstructuur niet correct is. Ook ligt de kwaliteit van de invoerdata (influent) vaak aan de basis van overvloedige kalibratie. In
Afb. 2: Invoer-tijdsreeks voor CZVtotaal op basis van online en offline correlaties.
deze context is de kalibratie-oefening voor de rwzi Eindhoven op verschillende vlakken vernieuwend. In eerste instantie werd aandacht besteed aan de kwaliteit van de invoerdata. De influentfractionering gebeurde op de klassieke manier, maar er werd terdege aandacht besteed aan de frequentie3). Hiervoor werd gebruik gemaakt van een online S::CANsensor. Afbeeldingen 1 en 2 illustreren de impact van het gebruik van online versus offline data voor CZVtotaal. Er werd gebruik gemaakt van correlaties met debiet. In het geval van offline data werden data (24 uurs mengmonster) gebruikt van drie jaar (twee metingen per week), bij de online data van drie dagen (zie afbeelding 1). De debietstijdsreeks was ook op minuutbasis beschikbaar. De correlatie op basis van de online meting is duidelijk superieur. Een invoer-tijdsreeks voor het model werd op basis van beide aanpakken gegenereerd (zie afbeelding 2). Het valt op dat vooral
tijdens hoge debieten de belasting die aan het model gevoed wordt, sterk onderschat wordt door de regressie op basis van de offline data. Dit is een gevolg van de mengmonsters die piekgedrag sterk uitmiddelen. Uiteraard zal dit gevolgen hebben voor het gedrag en kalibratie van het model. Gelijke conclusies konden worden getrokken voor opgelost CZV- en drogestof-belastingen (niet getoond). Op het vlak van modelstructuur werd aandacht besteed aan een meer gedetailleerde modellering van de beluchting (zowel de zuurstofoverdracht als de regeling) en de bezinkingsprocessen (zowel voor- als nabezinkers). Een correcte beschrijving van de beluchting is cruciaal voor een goede beschrijving van de ammonium verwijdering. Klassiek worden modellen op basis van de zuurstofoverdrachtcoefficiënt kLa gebruikt. In de modellering van rwzi Eindhoven was echter het luchtdebiet dat effectief werd ingebracht beschikbaar via SCADA. Er
Afb. 3: Impact van de accurate voorspelling van zuurstofconcentraties (links simulaties als blauwe lijn en data als blauwe kruizen) op ammoniumconcentraties (rechts simulaties als groene lijn en data als groene kruizen).
32
H2O / 11 - 2012
*thema
platform
bestaan empirische modellen (klassiek een machtsfunctie) die het verband tussen kLa en luchtdebiet beschrijven. Hier werd echter geopteerd voor een meer rigoureus model op basis van de specifieke zuurstoftransferefficiëntie, een meer fysisch procesgebaseerd model. Dit model en het luchtdebiet gaven aanleiding tot zuurstof- en NH4-voorspellingen (zie afbeelding 3) zonder enige kalibratie van (bio)kinetiek. Aangezien bij toekomstige voorspelling de luchtdebietdata niet voorhanden zijn werd ook de cascade NH4-DO-regelaar in het model opgenomen. Afbeelding 4 geeft de voorspelling van het luchtdebiet weer. Voor het halen van dit resultaat diende de voorspelde zuurstofwenswaarde door de slaafregelaar te worden gelogd in SCADA. Naast de zuurstofhuishouding is ook de slibbalans belangrijk voor een goede voorspelling van zuiveringsrendementen4). Het in de modelleringwereld standaard ingeburgerde model van Takacs is hiervoor ontoereikend wegens incorrecte voorspelling van onderstroomconcentraties. Daarom werd een verbeterd bezinkingsmodel ontwikkeld dat nauwkeuriger is en compressie en dispersie in de voedingslaag meeneemt5). Voor de beschrijving van de nitraatverwijdering is een goede voorspelling van de chemische zuurstofvraag (CZV) in het influent uiterst belangrijk. Hiervoor werd een meer gedetailleerd voorbezinktankmodel gebruikt en getoetst met meetresultaten uit meetcampagnes. Dit, samen met de eerder vermelde hogere fluctuatie van het influent, resulteerde in een opmerkelijke verbetering van de voorspelling van de nitraatverwijdering (zie afbeelding 5), zonder enige noodzaak aan kalibratie van de kinetiek.
Duurzame integrale afvalwaterketen Eindhoven Het KALLISTO-project resulteert uiteindelijk in een aantal integrale optimalisatiescenario’s, die uitgewerkt zullen worden tot enkele maatregelen. Dit kunnen fysieke maatregelen in de riolering, in het transportstelsel, op of achter de zuivering of in het oppervlaktewater zijn. Tesamen met een kosteninschatting stellen de clusterpartijen een gezamenlijk investeringsprogramma op voor
Afb. 4: Voorspelling van de luchtdebieten na afstellen van het model van de regelaar. De grafiek toont de simulatiewaarden (lichtblauwe curve) ten opzichte van de gemeten waarden (donkerblauwe curve).
gemeenten en waterschap. Deze resultaten worden in de loop van dit jaar gepubliceerd. Door het beschouwen van de afvalwaterketen als één geheel geeft het KALLISTOproject concrete invulling aan een doelmatig afvalwaterketenbeheer zoals voorgesteld in het Bestuursakkoord Water. De omvang van het onderzoeksproject en de diepgang waarmee in de volle breedte van de afvalwaterketen - zowel naar kwantiteit als kwaliteit - en het oppervlaktewateronderzoek wordt verricht, is volgens de betrokken partijen uniek voor Nederland en heeft daarnaast een sterke internationale uitstraling.
WWTP model calibration and uncertainty. Water Science Technology nr. 2, pag. 233-242. 4) Plósz B., J. de Clercq, I. Nopens, L. Benedetti en P. Vanrolleghem (2011). Shall we upgrade onedimensional secondary settler models used in WWTP simulators? Yes. Water Science Technology nr. 8, pag. 1726-1738. 5) Bürger R., S. Diehl en I. Nopens (2011). A consistent modelling methodology for secondary settling tanks in wastewater treatment. Water Research nr. 6, pag. 2247-2260.
LITERATUUR 1) De Jonge J., J. Langeveld en A. van Nieuwenhuijzen (2011). Samenwerking in afvalwaterketen rond Eindhoven voor een schonere Dommel. H2O nr. 8, pag. 12-13. 2) Rieger L., S. Gillot, G. Langergraber, T. Ohtsuki, A. Shaw, I. Tak en S. Winkler (2012). Guidelines for using activated sludge models. IWA Scientific and Technical Report. IWA Publishing. 3) Cierkens K., S. Plano, L. Benedetti, S. Weijers, J. de Jonge en I. Nopens (2012). Impact of influent data frequency and model structure on the quality of
Afb. 5: Vergelijking simulatieresultaten (roze lijn) ten opzichte van metingen (rode kruizen) voor nitraat met standaard voorbezinktankmodel (links) en met meer gedetailleerd voorbezinktankmodel (rechts).
H2O / 11 - 2012
33
Cor Lont, Tauw Johan Blom, Tauw Henk Brummelman, Wetterskip Fryslân Theo Claassen, Wetterskip Fryslân
emissiereductie vanuit puntbronnen blijkt kansrijk in wetterlânnen In 2008 stelden de gemeente Tytsjerksteradiel en Wetterskip Fryslân samen het waterplan1) van de gemeente op. Voor verschillende wateraspecten werden ambities vastgesteld. Voor waterkwaliteit was de ambitie hoog. Investeren, maar wel in kosteneffectieve maatregelen. Dit sloot aan op de doelstellingen van het KRW-innovatieprogramma. In de zomer van 2009 kon dan ook het project Wetterlânnen beginnen. Het richtte zich op innovatieve technieken om nutriënten, microverontreinigingen en pathogenen te zuiveren uit effluent van zuiveringsinstallaties en op innovatieve technieken voor een zuiverend poldergemaal om de emissie van nutriënten vanuit de polders op het boezemwater te verminderen. Voor het project werd een samenwerking aangegaan met Van Hall Larenstein en Tauw. Om tot een praktijkgericht onderzoek te komen, is gekozen voor een studiegebied nabij Burgum met een deel van het Prinses Margrietkanaal en het Bergumermeer. Binnen het gebied liggen een communale rioolwaterzuivering, een industriële afvalwaterwaterzuivering en drie poldergemalen. In dit artikel worden enkele resultaten gepresenteerd van het project Wetterlânnen2). Het volgende artikel gaat specifiek in op de nutriëntenvrachten uit de polders.
D
e waterkwaliteitsopgaven in het studiegebied hebben betrekking op KRW-waterlichamen Prinses Margrietkanaal (M7) en Bergumermeer (M14). Vanuit de Kaderrichtlijn Water geldt voor deze waterlichamen een opgave ten aanzien van nutriënten, doorzicht en biologische parameters. Daarnaast geldt voor de twee officiële zwemwaterlocaties in het Bergumermeer een opgave vanuit de Europese Zwemwaterrichtlijn ten aanzien van bacteriologische verontreinigingen. Hier komt van tijd tot tijd overmatige groei van blauwalg voor. Tot slot is het Bergumermeer onderwerp van een studie geweest van Vitens naar strategische bronnen voor drinkwaterwinning.
Op zoek naar innovatie en kosteneffectiviteit Voor de zoektocht naar innovatie en kosteneffectiviteit is een ‘kenniscarrousel’ georganiseerd, waarin expertise vanuit afvalwaterzuivering, drinkwaterzuivering, gemaaltechnologie, waterkwaliteit, ruimtelijke
34
H2O / 11 - 2012
ordening en gebiedskennis is samengebracht. De kenniscarrousel begon met een brainstormbijeenkomst om bestaande en vernieuwende zuiveringstechnieken voor drinkwater en afvalwater boven tafel te krijgen. Een kwalitatieve beoordeling van de technieken op toepasbaarheid en kansrijkheid leverde voor het zuiverend gemaal met name potentiële filtratie- en bezinkingsconcepten op, van louter fysische bezinking tot bezinking met biologische nazuivering en met behulp van dosering van chemicaliën. Filtratie met geotextiel en -tube en bezinking met lamellen en bezinking in vijvers met tussenschotten werden relatief gunstig beoordeeld. Voor (na)zuivering van afvalwater bestaat een groot aanbod aan recent ontwikkelde zuiveringstechnieken. Daarom is binnen Wetterlânnen gekozen om één geheel nieuwe techniek te onderzoeken en die naast al bestaande technieken te leggen. Vervolgens zijn op basis van kennis van
deskundigen de meest kansrijke geachte concepten nader onderzocht en uitgewerkt voor zowel de nazuivering van effluent als voor een zuiverend gemaal. Gedurende het project Wetterlânnen heeft afstemming plaatsgevonden met het project ‘Gemalen en zuivering: een logische combinatie?’ van Deltares3), waarin onderzoek is gedaan naar de technische en financiële haalbaarheid van zuiveren bij gemalen.
Nazuivering effluent In totaal zijn drie technieken specifiek gemaakt voor het studiegebied: veenfilter als nieuwe techniek, 1 step-filter als recent ontwikkelde techniek en het constructed wetland oftewel de Waterharmonica als recent ontwikkelde techniek. Veenfilter (in combinatie met zandfilter)
Veen wordt gezien als een potentieel substraat voor de filtering van water. In het laboratorium van Van Hall Larenstein is met
*thema
platform
behulp van een veenfilter, gevolgd door een zandfilter, een proef uitgevoerd met nazuivering van effluent van een IBA (zie foto’s). De proef is opgezet om het veenfilter te testen op de adsorptie van zowel fosfaat als hormoonachtige stoffen en medicijnresten om vervolgens in het zandfilter te komen tot nitrificatie. Beide geschakelde filters zouden bovendien kunnen bijdragen aan eliminatie van pathogenen. In de praktijk zijn situaties bekend bij een voormalige stortplaats waarbij veengrond zorgt voor een zuiverende werking. Binnen de proefopstelling kon dit echter niet worden bevestigd. Er vindt goede nitraatverwijdering plaats; de hoeveelheid fosfaat neemt echter toe evenals het chemisch zuurstofverbruik en ammonium. NH4+- en NO3--stikstofgehaltes samen bedroegen voor het influent, het water na het veenfilter en het water na het zandfilter respectievelijk 13,9, 11,0 en 13,4 mg/l. Binnen Wetterlânnen is het veenfilter dan ook beoordeeld als niet effectief voor de bijdrage aan de KRW-doelen. Door de effectieve verwijdering van pathogenen (ziekteverwekkers) wordt het veenfilter wel als effectief beoordeeld voor toekomstige drinkwaterwinning uit oppervlaktewater en voor de kwaliteit van zwemwater.
Visueel resultaat van de zuiveringsstappen met het veenfilter in de proefopstelling bij Van Hall Larenstein te Leeuwarden.
1 step-filter
Het 1 step-filter is een recent ontwikkelde techniek die staat voor 1-Step Total Effluent Polishing. Het is een neerwaarts doorstroomd filter, waarbij in een silo in één stap geavanceerde coagulatie, vlokvorming en filtratie wordt gecombineerd met biofiltratie en actiefkool-adsorptie. Het filter is binnen Wetterlânnen ingebracht op basis van beschikbare literatuur4) en omdat het wordt beschouwd als één van de meest kansrijke technologische oplossingen om aan de KRW-eisen te voldoen. Het 1 step-filter wordt binnen dit project beoordeeld als effectief voor de bijdrage aan de KRW-doelen, de mogelijkheid om in de toekomst drinkwater te winnen uit oppervlaktewater en voor de kwaliteit van het zwemwater. De kosten voor realisatie en beheer zijn echter hoog. Landschappelijke inpassing is hier goed mogelijk door het beperkte ruimtebeslag en de geringe hoogte van de installatie. Het filter kan op het terrein van de rioolwaterzuivering worden geplaatst en het effluent van de nabijgelegen afvalwaterzuivering kan hier naar toe worden geleid. Constructed wetlands
Constructed wetlands zijn in het project Wetterlânnen ingebracht, omdat het een heel andere oplossing is voor het bereiken van de KRW-doelen. Met constructed wetlands zijn in Nederland al verschillende praktijkervaringen beschikbaar, waaronder de Waterharmonica Aqualân bij de rwzi Grou (zie H2O nr. 10, pagina 4-5). Binnen Wetterlânnen is op basis hiervan en van de kengetallen van riool- en afvalwaterzuivering een constructed wetland gedimensioneerd waarmee het effluent van beide zuiveringen gezamenlijk wordt nagezuiverd.
Proefopstelling van het veenfilter in combinatie met het zandfilter.
Op basis van de huidige kenmerken van het gebied is vervolgens een ruimtelijk schetsontwerp gemaakt (zie pagina 36). Dit kan als basis dienen voor verdere planvorming in het kader van de gebiedsontwikkeling van de Centrale As (een nieuw aan te leggen weg die het studiegebied kruist). Het ontwerp bestaat uit vijvers, een helofytenveld en paaivijvers. Dit Waterharmonicasysteem wordt beoordeeld als effectief voor de bijdrage aan de KRW-doelen, de mogelijkheid om drinkwater te winnen uit oppervlaktewater en voor de kwaliteit van het zwemwater. De ervaring leert dat de verwijdering van nutriënten niet altijd stabiel en substantieel is. Aangezien het ontwerp voorziet in een geleidelijke overgang van de zuiveringsinstallaties naar het oppervlaktewater, draagt de techniek naast schoner water ook bij aan de KRW-opgave ten aanzien van de visstand door paaiplaatsen te creëren. Binnen het studiegebied liggen mogelijkheden om de realisatie van de Waterharmonica mee te nemen in een ruimtelijke ontwikkeling, waardoor de realisatiekosten relatief laag zijn. En er is voldoende ruimte, waardoor het landschappelijk kan worden ingepast in combinatie met recreatie en natuur.
Zuiverend gemaal Het zoeken naar kansrijke technieken voor een zuiverend poldergemaal is gedomineerd door drie voor de hand liggende, maar sterk richting bepalende tegenstellingen: • Veel zuiveringstechnieken zijn gebaseerd op een lange verblijftijd, terwijl een gemaal juist zorgt voor een snelle afvoer van veel water; • Biologische zuiveringstechnieken renderen vooral in het zomerhalfjaar, poldergemalen kennen hun grootste afvoer in het winterhalfjaar; • Filtratietechnieken leveren weerstand op voor de doorstroming, waardoor het energieverbruik van de al veel energie verbruikende gemalen toeneemt. Naast deze dilemma’s bleek dat maar beperkt informatie beschikbaar was over de samenstelling van het polderwater. Om deze leemte in kennis in te vullen, zijn veldmetingen uitgevoerd. Dat leidde tot nieuwe inzichten op basis waarvan de richting is bepaald voor verder onderzoek. In het volgende artikel wordt verder op de nieuwe inzichten ingegaan. Bezinken/aansturing gemaal
Bij het aanslaan van het gemaal wordt eerst H2O / 11 - 2012
35
schoon water verpompt, maar na korte tijd wordt ook water met vaste of colloïdale deeltjes in beweging gebracht en verpompt. Voorkomen dat dit water met veel zwevende stof wordt verpompt, lijkt mogelijk door aanpassen van het bemalingsregime, het gemaal zelf of de verhouding tussen gemaalgrootte, grootte van de polder en grootte van de toevoersloot. De eerste resultaten tonen aan dat vermindering van de nutriëntenvracht mogelijk is, waardoor een goede bijdrage kan worden geleverd aan de KRW-doelen. De verwachte realisatiekosten lijken beperkt. Aanpassing van de automatisering (het bemalingregime) met andere in- en uitslagpeilen van de gemalen kost het minste. Wel is verruiming van de toevoervaart(en) naar de gemalen nodig om voldoende buffer te hebben vlak voor het gemaal. Zo’n ruimtelijke aanpassing draagt echter gelijktijdig bij aan de bergingsvergroting van de polders. De beheerkosten lijken nihil. Nader onderzoek naar de waterbodem en nut en noodzaak van (vaker) baggeren kan echter leiden tot vaker baggeren van de toevoervaarten. Vloeiveld/zuiverende natuurvriendelijke oever
De mogelijkheid om een vloeiveld of zuiverende natuurvriendelijke oever aan te leggen, is uiteraard afhankelijk van de beschikbare ruimte bij de uitstroom van het gemaal. Binnen het studiegebied van Wetterlânnen blijkt deze ruimte bij twee van de drie poldergemalen aanwezig. Op basis van beschikbare waterkwaliteitsgegevens, gebiedskenmerken en gemaalcapaciteit is voor deze gemalen een uitwerking gemaakt van mogelijke inrichtingsvarianten. Hierbij wordt het door de gemalen uitgeslagen polderwater door een de als vloeiveld ingerichte oever geleid. De zuiverende werking van een vloeiveld of zuiverende natuurvriendelijke oever is voornamelijk gebaseerd op filtratie (invangen van aan deeltjes gebonden nutriënten), sedimentatie (bezinking van aan deeltjes gebonden nutriënten), omzetting en afbraak van stoffen door micro-organismen (onder andere organisch materiaal, nitraat, ammonium en organische microverontreinigingen) en opname van stoffen door vegetatie (onder andere stikstof, fosfaat en metalen). De beoordeling van het vloeiveld is sterk afhankelijk van het te kiezen oppervlak (debiet versus gewenste effectiviteit). Indien het vloeiveld wordt geïntegreerd in de bestaande oever, blijft het oppervlak beperkt. Hierdoor is het effect kleiner maar zijn de kosten lager en is inpassing goed mogelijk. In algemene zin kan worden gezegd dat het vloeiveld als effectief is beoordeeld voor de bijdrage aan de KRW-doelen door de verwijdering van nutriënten.
36
H2O / 11 - 2012
Schets van het Waterharmonica-systeem voor de nazuivering van het effluent.
Conclusies Op basis van de uitkomsten van het project Wetterlânnen kan worden gesteld dat de aandacht bij het verminderen van de emissie van nutriënten eerst uit moet gaan naar het verkleinen van de uitworp uit polders. Deze is het meest omvangrijk - zelfs groter dan tot nog toe werd gedacht - en de maatregelen om de uitworp te beperken lijken relatief simpel. Bovendien liggen hier mogelijkheden voor combinatie met andere beleidsopgaven, zoals waterberging en de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Maatregelen bij de zuiveringsinstallaties komen vooral in beeld als ze meer voordelen meebrengen dan alleen nutriëntenverwijdering. Dergelijke argumenten kunnen zijn de verwijdering van medicijnresten en bestrijdingsmiddelen door het 1 step-filter en de positieve ruimtelijke effecten, de effecten op de waterkwaliteit (desinfectie, ecologisch opwaarderen), de inpasbaarheid in de ecologische verbindingszone en de recreatieve belevingswaarde van een groot constructed wetland. Wetterlânnen laat zien dat bij het beperken van de nutriëntenemissie uit polders de aandacht moet uitgaan naar technisch relatief eenvoudige maatregelen in de watergangen voor of na het gemaal of in de aansturing van het gemaal zelf. Voor maatregelen bij de awzi of rwzi zijn meer redenen dan alleen nutriëntenverwijdering nodig, zoals verwijdering van medicijnen, hormoonresten en/of bestrijdingsmiddelen, desinfectie of een wens om de ruimtelijke en natuurkwaliteit te verbeteren.
Vervolg Wetterlânnen biedt aanknopingspunten voor een vervolg. Voor het zuiverend gemaal
zou het vervolg zich moeten richten op de aansturing en aanzuiging van het gemaal, de inrichting van de aanvoersloot (bijvoorbeeld een maalkom) en de oever van het ontvangende water. Ook wordt aanbevolen om bovengenoemde maatregelen te combineren met andere beleidsopgaven. Voor de zuiveringsinstallaties zijn met het 1 step-filter en de constructed wetlands twee technieken uitgewerkt. Het vervolg van dit spoor ligt niet zozeer in de technische haalbaarheid maar in het nut en de noodzaak om deze te realiseren. Ten slotte zij opgemerkt dat de samenwerking tussen waterschap, gemeente en onderwijsinstituut als waardevol en voor herhaling vatbaar is ervaren. LITERATUUR 1) Gemeente Tytsjerksteradiel en Wetterskip Fryslân (2008). Waterplan Tytsjerksteradiel, Wetter yn Sicht. 2) Projectgroep Wetterlânnen (2011). Wetterlannen, KRW-innovatieproject voor zuiverend gemaal en nazuivering afvalwater. 3) Voort J., D. Wind en E. Baars (2010). Gemalen en zuivering: een logische combinatie? Deltares. 4) STOWA (2005). Verkenning zuiveringstechnieken en KRW.
*thema
platform
Theo Claassen, Wetterskip Fryslân Iwona Meijer, Wetterskip Fryslân Johan Blom, Tauw
Nutriëntenvrachten uit polders onderschat Eutrofiëring van het oppervlaktewater, met name in meren en plassen, vormt nog steeds een belangrijk knelpunt voor de waterkwaliteit en daarmee voor het behalen van gestelde KRW-doelen. Hoewel de aanpak van puntbronnen tot een grote vermindering van de emissies van fosfaat en stikstof naar het oppervlaktewater heeft geleid, vormt voor deze nutriënten de polderbijdrage naar boezemwateren een blijvend grote post. Voor de Friese boezem(balans) is becijferd dat circa 80 procent van stikstof en bijna 60 procent van fosfaat afkomstig is uit (landbouw)polders. Dit beperkt zich niet tot het noorden van Nederland. Voor de Krimpenerwaard zijn vergelijkbare (hoge) percentages van respectievelijk 71 en 50 procent voor fosfaat en stikstof gevonden1).
D
e bijdrage van polderwater en vrij afstromend water vormt dus de grootste post op de fosfaaten stikstofbalans van de Friese boezem en vele andere boezemstelsels. Naarmate puntbronnen, zoals de effluenten van rwzi’s, verdergaand gezuiverd worden, neemt de polderbijdrage op die nutriëntenbalans relatief gezien toe. En naarmate de kwaliteit van het in Friesland ingelaten IJsselmeerwater verbetert, wordt de nutriënten-
belasting vanuit de polders alleen maar prominenter. Dit was in 2008 reden om Wetterlânnen2) te beginnen. Dit project moest leiden tot ontwerpen voor innovatieve en kosteneffectieve KRW-maatregelen voor een zuiverend gemaal en voor nazuivering van afvalwater (effluent van rwzi’s). Het werd gehonoreerd met een KRW-innovatiesubsidie. Belangrijkste partijen in dit project waren de
Afb. 1: De drie polders, ieder met een eigen gemaal, ten noorden van het Prinses Margrietkanaal te Burgum. Ook zijn beide zuiveringen aan de zuidkant van het kanaal aangegeven.
gemeente Tytsjerksteradiel, Wetterskip Fryslân en Van Hall Larenstein. Tauw begeleidde en coördineerde het geheel. In het voorgaande artikel is het gehele projectresultaat van Wetterlânnen beschreven. Dit artikel gaat in op de nutriëntenbijdrage uit de polders en hoe die te beperken zijn. In 2010 is bij drie gemalen nabij Burgum (zie afbeelding 1) projectmatig waterkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Doel van deze monitoring was om na te gaan welk effect het uitgemalen polderwater heeft op de kwaliteit van het boezemwater. Een onderwerp waar nauwelijks iets over bekend was betreft fluctuaties in stikstof- en fosfaatconcentraties tijdens het wel of niet draaien van het gemaal. Ook is gekeken naar verschillen tussen deze drie polders. Hier wordt één aspect uit het uitgevoerde onderzoek3) belicht, namelijk de gemeten gehalten van fosfaat en stikstof in polderwater in het pilotgebied rondom Burgum. Die metingen werden uitgevoerd ter ondersteuning van beantwoording van de geformuleerde probleemstelling2): ‘Welke zuiveringstechniek kan bij gemalen worden toegepast op een dusdanige manier dat de huidige functie van het gemaal niet in het gedrang komt?’
Studiegebied Burgum Het studiegebied ligt in de gemeente Tytsjerksteradiel, ten westen van het Bergumermeer. Hier vormt het Prinses Margrietkanaal de centrale ader. Op dit H2O / 11 - 2012
37
bemalingsgebied (ha)
type gemaal
bouwjaar
capaciteit m3/ minuut
polderpeil voor het gemaal
capaciteit m3 per ha per uur
Flappervaart
1263
twee open schroefpompen
1973
1 x 45 1 x 51
-1,7 m NAP
4,56
Suawoude-Oost
196
gesloten schroefpomp
1985
16
-2,2 m NAP
4,89
Soest
130
gesloten schroefpomp
2008
20
-1,5 m NAP
9,23
polder
Tabel 1. Enkele karakteristieken van de drie polders en de bijbehorende gemalen.
polder Suawoude-Oost bestaat grotendeels uit veengrond met een klein gedeelte zand. Tabel 1 geeft enkele kentallen voor de polders en de gemalen. Het Soestgemaal is kort geleden vernieuwd en heeft ten opzicht van de grootte van de polder de meeste capaciteit (negen kubieke meter per uur per hectare). Gemaal Flappevaart heeft twee pompen. Gemaal Suawoude moet het water het meest omhoog pompen en bij boezemstreefpeil (-0,52 m NAP) een verschil van 1,68 m overbruggen.
kanaal lozen een communale en industriële zuivering effluent en drie poldergemalen slaan er overtollig water op uit. De twee zwemlocaties in het Bergumermeer (dagrecreatieterrein Burgumer Mar aan de westkant en zwemwater Eastermar aan de zuidoostkant) kampen met enige regelmaat met kwaliteitsproblemen. Op afbeelding 1 is dit gebied met de twee zuiveringen en de drie polders weergegeven: de Soestpolder, polder Flappevaart en polder SuawoudeOost. De bijbehorende gemalen liggen alle ten noorden van het Prinses Margrietkanaal. De Soestpolder en polder Flappevaart bestaan grotendeels uit zandgrond met een klein gedeelte veen; de laagst gelegen
Meetprogramma In 2010 is een meetprogramma uitgevoerd bij de gemalen. Hierbij zijn nutriënten,
Afb. 2: Debieten van de drie gemalen in 2010, uitgedrukt in kubieke meter per maand. De pijlen geven de datum aan van de bemonsteringen.
800
Debiet (103.m3/maand)
700 600 500 Suawoude oost
400
Soest
300
Flappevaart
200 100
dec
okt
sep
nov
Maanden
aug
jul
jun
mei
apr
mrt
feb
jan
0
Afb. 3: Verloop van de gehalten totaalfosfaat en totaalstikstof, vanaf stilstand en tijdens werken van het gemaal Flappevaart gedurende twee uur (12 april 2010).
hormoonachtige stoffen en bacteriën (E. coli) in het uitgemalen polderwater bepaald. Bij de drie gemalen vond een wisselend pakket van bemonstering en analyse plaats. Allereerst zijn drie momenten voor bemonstering gekozen. Alle bemonsteringen vonden plaats aan de polderkant en in de hoofdaanvoer op korte afstand van het gemaal. • Op 23 maart 2010 zijn alle drie poldervaarten met steekmonsters onderzocht op veldparameters, nutriënten, hormonen, bacteriën en is de waterbodem bemonsterd; • Op 12 april beperkte het onderzoek zich tot de Flappevaart met bepaling van de veldparameters en nutriënten. Er zijn op zes achtereenvolgende momenten watermonsters genomen, eerst bij een niet werkend gemaal en daarna vijf keer bij een werkend gemaal. Dat levert watermonsters op voor 0, 5, 15, 30, 60 en 120 minuten na het starten van het gemaal; • Op 23 september is het bemonsteringsen analyseprogramma van april op twee locaties herhaald. Tijdens deze bemonstering zijn bij de gemalen Flappevaart en Suawoude de watermonsters om 0, 10 en 20 minuten genomen na het starten van de gemalen. Daarna stonden de gemalen een uur stil. Deze serie is aansluitend drie maal herhaald. Dat leverde het volgende pomppatroon op van de werking van het gemaal in minuten na de eerste start: 0-20 aan, 20-80 uit, 80-100 aan, 100-160 uit, 160-180 aan, 180-240 uit, 240-260 aan. Voor de beoordeling van de metingen en voor de impact op het boezemwater is het zinvol om (naast de concentraties) ook de polder- en gemaalkarakteristieken (debieten) te beschouwen. Afbeelding 2 geeft daar een beeld van over 2010. De concentratie van nutriënten vermenigvuldigd met het debiet van uitgeslagen water bepaalt immers de vracht op het boezemwater.
Kwaliteit uitgemalen polderwater Bij de eerste bemonstering in maart is een analyse uitgevoerd van bacteriën (E. coli) en enkele hormoonachtige stoffen. Deze laatste zijn niet boven de detectiegrens aangetroffen. Ook de hoeveelheid bacteriën gaf geen aanleiding voor nader onderzoek. In april en september is het onderzoek daarom beperkt tot de nutriënten. Van de Flappevaart zijn de resultaten van 12 april voor fosfaat en stikstof weergegeven in afbeelding 3. Bij deze bemonstering is het verloop van de nutriëntengehalten in de tijd gevolgd. De resultaten laten zien dat bij dit gemaal de fosfaat- en stikstofgehalten het
38
H2O / 11 - 2012
*thema
totaalfosfaat
0,44
100
0,25
100
orthofosfaat
0,28
64
0,04
16
organisch gebonden fosfaat
0,16
36
0,13
84
totaalstikstof
3,30
100
3,30
100
NH4 + NO3 + NO2
1,39
42
1,32
40
organisch gebonden stikstof
1,91
58
1,98
60
Tabel 2. Gehalten en percentages totaalstikstof en totaalfosfaat en de opgeloste fracties (23 september 2010, na 260 minuten bemalen).
Flappervaart (1263 ha)
Suawoude-Oost (196 ha)
vracht
kg
g/ha
g
g/ha
fosfaat stilstaand
5,1
4
0,5
3
fosfaat werkend
6,0
5
1,1
6
stikstof stilstaand
42,9
34
13,7
70
stikstof werkend
44,9
36
14,5
74
Tabel 3. Nutriëntenvracht uit de polders Flappevaart en Suawoude-Oost op basis van de concentraties totaalfosfaat en totaalstikstof bij een stilstaand (theoretisch resultaat) en een werkend gemaal voor 23 september 2010. Afb. 4: Verloop van de gehalten totaalfosfaat en totaalstikstof tijdens het werken en stilstaan van het gemaal Flappevaart (23 september 2010).
tot-N (mg g/l)
tot-P tot-N
60
40
0 20
0 00
1
80
0,1
60
2
40
0,2
20
3
00
03 0,3
80
4
60
0,4
40
5
20
0,5
0
0
tot-P tot-N
260
1
240
0,1
220
2
200
0,2
80
3
60
0,3
40
4
20
0,4 04
00
5
80
05 0,5
tot-N (mg g/l)
Afb. 5: Verloop van de gehalten totaalfosfaat en totaalstikstof tijdens het werken en stilstaan van het gemaal Suawoude (23 september 2010).
60
In tabel 3 zijn de fosfaat- en stikstofvrachten voor 23 september 2010 weergegeven, berekend voor de situatie bij het in werking zijn van het gemaal en bij een stilstaand gemaal (deze laatste vracht is uiteraard nul, doch theoretisch berekend relevant voor vrachtbepalingen en balansstudies, uitgaande van separaat gemeten nutriënten-
%
40
Vrachten
mg/l
20
In september zijn de fosfaatgehalten bij Flappevaart veel hoger dan bij Suawoude (vergelijk afbeeldingen 3 en 4). Bij het aanzetten van het gemaal stijgt ook het gehalte van het orthofosfaat; dit gebeurt niet bij het gemaal Suawoude. Bij Suawoude is het uitgeslagen fosfaat vrijwel geheel organisch gebonden; bij de Flappevaart vormt orthofosfaat ruim de helft van het gehalte totaalfosfaat, ook bij een werkend gemaal. Anders dan voor fosfaat liggen de stikstofgehalten vanuit beide polders dicht bij elkaar. Ruim de helft van het gehalte (totaal)stikstof lijkt organisch gebonden te zijn. Dit is in dezelfde orde van grootte als voor fosfaat.
%
0
Voor fosfaat is die stijging duidelijk. Bij Suawoude is het verloop van stikstof in de eerste 20 minuten onduidelijk, waarschijnlijk omdat het gehalte al hoog was op moment 0. Na het stoppen van het bemalen dalen de nutriëntenconcentraties. Voor fosfaat is het patroon duidelijker dan voor stikstof. Bij Suawoude daalt het fosfaatgehalte tot beginwaarden. Stikstof vertoont een meer grillig verloop. Bij de Flappevaart dalen de waarden van de nutriënten minder; dit geldt vooral voor fosfaat.
Suawoude-Oost
mg/l
0
Op basis van de bevindingen bij gemaal Flappevaart in april is besloten de metingen uit te breiden en het gemaal tussentijds uit te zetten om te zien of de nutriëntengehalten weer (snel) dalen naar het aanvangsniveau voordat het gemaal aanstond. Hiertoe is het gemaal drie keer een uur stil gezet. De afbeeldingen 4 en 5 geven de gevonden resultaten voor Flappevaart en Suawoude in september. Bij het aanzetten van de gemalen stijgen de nutriëntengehalten in korte tijd.
Flappevaart
parameter
to ot-P (mg//l)
In de watermonsters zijn naast totaalfosfaat en totaalstikstof ook de opgeloste, voor algen en planten gemakkelijk opneembare, fracties gemeten. Hoewel orthofosfaat en ammonium plus nitraat globaal het patroon volgen van respectievelijk totaalfosfaat en totaalstikstof, is er een aanzienlijk verschil tussen de totaal- en opgeloste concentratieniveaus. Dit betekent dat de fracties organisch, gebonden fosfaat en stikstof in het polderwater groot zijn. Met het uitmalen van polderwater worden blijkbaar ook slibdeeltjes en organische stof uitgemalen en daarmee ook veel (aan die slibdeeltjes en organische stof gebonden) nutriënten. De resultaten voor september zijn samengevat in tabel 2.
Poldervaart
tot-P (mg g/l)
eerste half uur stijgen. Tijdens de volgende 90 minuten is er geen verdere stijging meer en blijven de nutriënten op hetzelfde hogere niveau, hoger dan bij een niet werkend gemaal.
platform
H2O / 11 - 2012
39
Gemaal Flappevaart.
concentaties en debieten). Voor de berekeningen zijn de gemiddelden genomen van de vier monsters bij stilstaand gemaal en van de vier monsters nadat het gemaal steeds 20 minuten draaide. Voor totaalstikstof zijn de verschillen beperkt. Voor totaalfosfaat echter worden grote verschillen waargenomen: bijna 20 procent meer voor polder Flappevaart en meer dan een verdubbeling voor polder Suawoude. Verder valt op dat de uitgemalen fosfaatvracht per hectare in beide polders orde van grootte gelijk is. Voor stikstof echter is die vracht in de veenpolder Suawoude-Oost twee keer zo groot als in de zandpolder Flappevaart. Dergelijke vrachtberekeningen kunnen - geëxtrapoleerd naar de hele maand september of bij meerdere fosfaat- en stikstofbemonsteringen naar het gehele jaar - worden uitgevoerd. Daarbij dienen dan ook de wisselende debieten (zie afbeelding 2) betrokken te worden.
Conclusies De resultaten van dit verkennend onderzoek duiden er op dat bemonstering van polderwater nabij gemalen in perioden van niet werkende pompen een (voor fosfaat aanzienlijke) onderschatting kan opleveren van de polderbijdrage aan nutriënten naar de boezem. De verschillen tussen de steekmonsters en de mengmonsters zijn niet groot; opmerkelijk is wel dat de mengmonsters steeds meer nutriënten bevatten dan de steekmonsters. De hiervoor genoemde onderschatting van de polderbijdrage bij bemonstering bij stilstaande gemalen treedt ook nog op indien bij werkende gemalen steekmonsters in plaats van mengmonsters worden genomen. Mengmonsters geven dan een realistisch beeld van de nutriëntenbelasting op de boezem. Uit dit onderzoek kunnen enkele voorlopige conclusies worden getrokken: • Er is een aanzienlijk verschil in fosfaatconcentraties bij een stilstaand of werkend gemaal (zie afbeeldingen 3, 4 en 5); • Er is een aanzienlijk verschil tussen polders onderling (zie afbeeldingen 4 en 5), samenhangend met grondsoort en organisch gebonden fracties nutriënten;
40
H2O / 11 - 2012
Gemaal Soest. •
•
Er is een concentratieverschil tussen meetmomenten in het jaar (vergelijk Flappevaart in april en september, afbeeldingen 3 en 4); Die gemeten concentratieverschillen bij stilstaand of werkend gemaal vertalen zich in vrachten (zie tabel 3), die in een veenpolder voor fosfaat een factor 2 kunnen verschillen.
Het verdient aanbeveling dit verkennend onderzoek uitgebreider te herhalen en te verifiëren. De inrichting van het watersysteem (nabij het gemaal), grondsoort en het type en de werking van het gemaal zijn daarbij belangrijke aspecten.
Nabeschouwing Polders leveren een belangrijke, zo niet de belangrijkste bijdrage van nutriënten naar de Friese boezem. Verhinderen dat dit water op de boezem komt is onmogelijk. Binnen de polders kunnen maatregelen getroffen worden om die nutriëntenlast te beperken, zoals bemestingsvrije zones langs waterlopen. Ook retentie van nutriënten in de polders door zuivering in de haarvaten (anders dan verwijdering in de gemalen) lijkt perspectiefvol. Verruiming van de toevoervaart(en) naar de gemalen is gewenst om voldoende buffer te hebben vlak voor het gemaal. Met natuurvriendelijke oevers wordt meteen een aanvullende KRW-opgave gerealiseerd en met extra berging een NBW-opgave. Om de retentie van nutriënten in de polder verder te optimaliseren (vergroten), zou ook een nadere verkenning kunnen plaatsvinden of extra (automatische) stuwen of anderszins barrières in de watergangen (bijvoorbeeld in de vorm van onder-waterdrempels) zinvol zijn. Onduidelijk is of nutriënten zich dan (blijvend) ophopen in de poldervaarten. Retentie van nutriënten in de gemalen lijkt nauwelijks haalbaar, gezien de grote hoeveelheden water die vaak in korte tijd onder hoge turbulentie moeten worden verwerkt. Rest het zoeken naar aanpassingen van het bemalingsregime van de poldergemalen of naar aanpassingen van de gemalen, alsmede naar een optimale verhouding tussen capaciteit van het gemaal, grootte
Gemaal Suawoude Oost.
van de polder en dimensionering van de toevoervaart naar het gemaal. Theoretisch zou het voor de hier beschouwde problematiek gunstig zijn als er een gemaal is met kleine pompcapaciteit en een grote toevoervaart. Het vergroten van de toevoervaart naar het gemaal lijkt veelal wel mogelijk. Dit vergroot tevens de bergingscapaciteit in de polder en heeft een toegevoegde ecologische waarde. Een bemalingsregime met een kleinere amplitude tussen in- en uitslagpeil levert op dat het gemaal vaker aanslaat, maar tussentijds ook vaker stilstaat. Daarmee zou het fenomeen, zoals getoond in de afbeeldingen 4 en 5, bereikt kunnen worden. Als dat zo uitpakt, kan dat leiden tot een verlaagde nutriëntenuitslag naar de boezem. LITERATUUR 1) De Boorder N., J. Griffioen en W. Twisk (2010). Gemalen en zuivering: een logische combinatie? Deltares. 2) Gemeente Tytsjerksteradiel en Wetterskip Fryslân (2008). Projectvoorstel om te komen tot innovatieve en kosteneffectieve KRW-maatregelen. 3) Projectgroep Wetterlânnen (2011). Wetterlânnen, KRW-innovatieproject voor zuiverend gemaal en nazuivering afvalwater. 4) Voort J., D. Wind en J. Buma (2011). De haalbaarheid van waterzuivering bij poldergemalen. H2O nr. 1, pag. 14-16.
platform
Lourens Feenstra, TNO Roel Bisselink, TNO Martijn Nijhuis, TNO
Verwijdering van fosfaat uit drainagewater: elektrocoagulatie biedt perspectieven Binnen het KRW-Innovatieproject Puridrain is onderzocht op welke wijze nutriënten uit het drainagewater van landbouwgronden zijn te verwijderen. De methoden moeten effectief, goedkoop, duurzaam en flexibel inzetbaar zijn. In H2O nr. 20 uit 2011 is een eerste artikel over het project Puridrain verschenen dat was gericht op de verwijdering van nitraat1). In dit artikel worden zuiveringsmogelijkheden voor fosfaat beschreven.
H
oge gehaltes aan nutriënten in oppervlaktewater veroorzaken algenbloei of eutrofiëring. Er zijn diverse bronnen voor deze stoffen; de belangrijkste twee zijn (al of niet gezuiverd) rioolwater (bijdrage 38 procent) en uitspoeling vanuit landbouwgronden
(bijdrage 58 procent)2). De afgelopen jaren is de belasting van nutriënten naar het oppervlaktewater al flink verminderd door het treffen van met name brongerichte maatregelen (industrie en rwzi’s)3). De aanwezige gehaltes in het oppervlaktewater zijn echter nog steeds vele malen hoger
De elektrocoagulatiereactor is uitgerust met een anode en een kathode. Wanneer deze verbonden worden met een gelijkspanningsbron zal aan de anode (positief ) een oxidatiereactie plaatsvinden en aan de kathode (negatief ) een reductiereactie. Voor de beoogde toepassing (verwijdering van opgelost fosfaat in drainagewater) worden aluminium-ionen in oplossing gebracht. Deze vormen een precipitaat met het opgeloste fosfaat. Om een effectieve verlaging van het totaalgehalte aan fosfaat te realiseren, is het belangrijk dat dit precipitaat, bestaande uit aluminiumhydroxide en aluminiumfosfaat, effectief wordt afgevangen (bijvoorbeeld met een skimmer of door middel van filtratie), alvorens het drainagewater wordt geloosd op het oppervlaktewater. Een effectieve verwijdering van de drijflaag is ook van belang met het oog op de aanwezigheid van aluminium in het precipitaat. De elektrochemische reacties aan en van de elektrodes zijn als volgt: Anode: Al(s) = Al3+ (aq) + 3e- (hoofdreactie) 2H2O = O2(g) + 4H+ (aq) +4e- (nevenreactie) Kathode: 2H2O + 2e- = H2(g) + 2OHAluminiumionen zijn onoplosbaar bij neutrale pH en zullen precipiteren: Vloeistof: Al3+(aq) + 3H2O = Al(OH)3 (s) + 3H+ (aq) (precipitatie aluminiumhydroxide) Al3+(aq) + PO43-(aq) = AlPO4 (s) (precipitatie aluminiumfosfaat) Het doel van EC is het vormen van precipitaten en van bindingen tussen colloïden zodat deze stoffen gemakkelijk afgescheiden kunnen worden. Het vrijkomen van coagulant wordt bereikt door het elektrolytisch oplossen van een elektrode (anode, gewoonlijk Fe of Al). Bij het oplossen van de elektrode komt gas (O2, H2) vrij, hetgeen zorgt voor een floterende werking.
dan de gestelde maximale normen in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De emissie vanuit landbouwgronden wordt gezien als een belangrijke factor om aan te pakken voor het behalen van KRW-doelen. Vastgesteld is dat drainagewater een belangrijke route voor nutriënten naar het oppervlaktewater vormt1). In het project Puridrain is de zuivering van drainagewater op verschillende schaalniveaus bekeken, bijvoorbeeld in een individuele drainagebuis of een zuiveringseenheid waarin het drainagesysteem uitmondt voordat het water wordt geloosd op het oppervlaktewater1). Belangrijke eisen waaraan het zuiveringssysteem moet voldoen, zijn: voldoende zuiveringscapaciteit, flexibel (piekafvoer), onderhoudsvriendelijk, kosteneffectief én er moet voldoende draagvlak voor bestaan.
Verwijderingsmethoden voor fosfaat TNO onderzocht zowel het gebruik van fosfaatbindende materialen als elektrochemische coagulatie. Het maakte een inventarisatie van materialen c.q. adsorbentia die geschikt zouden zijn voor vastlegging van fosfaat. Naast ijzerhoudend en calciumhoudend drinkwaterslib, waarvan bekend is dat deze materialen geschikt zijn voor vastlegging van fosfaat, zijn ook enkele kalkhoudende meststoffen zoals Betacal en Dolocal geselecteerd, omdat deze meststoffen na gebruik weer als kalkmeststof kunnen worden toegepast in de landbouw. Van de geteste materialen H2O / 11 - 2012
41
Links de batchopstelling, rechts de doorstroomcel.
kwamen Fe- en Ca-slib veruit als beste uit het onderzoek. Uit de resultaten van beladingsexperimenten blijkt dat bij een evenwichtsconcentratie van circa 0,15 mg P/l (MTR-norm voor fosfaat) met deze materialen een belading van circa 2 g P/kg ds haalbaar isa). Voor de vastlegging van één kilo fosfaat (ongeveer de hoeveelheid die jaarlijks per drainagebuis vrijkomt) is dus ongeveer 500 kilo droge stof ijzerslib benodigd (of 1.650 kilo nat ijzerslib). Gezien deze grote benodigde hoeveelheid ijzerslib en de beperkte hoeveelheden ijzerslib en ijzerzand die jaarlijks vrijkomen bij drinkwaterbereiding (naar schatting enkele 10.000 tonnen/jaar), is ervoor gekozen om deze methode niet verder te onderzoeken. Bij elektrocoagulatie wordt een elektrisch potentiaalverschil tussen twee aluminium elektrodes aangebracht, waardoor aluminium-ionen in oplossing gaan. Deze ionen vormen een neerslag met het opgeloste fosfaat. Door het neerslag uit het water te verwijderen verdwijnt het fosfaat uit het water. Belangrijke voordelen van elektrocoagulatie zijn: geen chemicaliën, eenvoudige installatie en bediening, verschillende uitvoeringsvarianten zoals in de drainagebuis zelf (kleinschalig) of bij een gemaal (grootschalig) én qua kosten concurrerend met alternatieve technieken. Uit een eerste kostenschatting blijkt dat de behandelingskosten, afhankelijk van de uitvoeringsvorm en schaalgrootte, 7 tot 25 eurocent per kubieke meter te behandelen drainagewater bedragen.
type water
stroomdichtheid (A/m2
verblijftijd (uur)
in
uit
kraanwater
2,5
1
4,2
0,8
81
kraanwater
5
1
4,2
0,06
99
kraanwater
5
0,5
4,2
0,3
92
slootwater
1,25
1
4,7
1,1
77
slootwater
2,5
1
4,7
0,3
94
slootwater
5
1
4,7
0,1
98
H2O / 11 - 2012
verwijdering (%)
Tabel 1. Resultaten van experimenten met de doorstroomcel.
Laboratoriumonderzoek Elektrocoagulatie is op laboratoriumschaal zowel door middel van batchexperimenten als met experimenten in een doorstroomcel onderzocht. De batchexperimenten laten zien dat met elektrocoagulatie in een periode van 60 minuten de concentratie P-PO4 afneemt van 4 naar <0,1 mg/l (> 97,5% verwijdering) bij een stroomverbruik van 0,06 kWh/m3. De resterende concentratie opgelost aluminium in het slootwater bedraagt 95 µg/l en is hiermee ruim lager dan de drinkwatereis van 200 µg/l. De experimenten met de doorstroomcel laten ook zien dat met elektrocoagulatie een effectieve verlaging van het opgelost fosfaatgehalte in slootwater is te realiseren. Uit de resultaten blijkt dat bij een stroomdichtheid van 5 A/m2 en een verblijftijd van een uur het opgeloste fosfaat zo goed als volledig wordt vastgelegd. Bij optimale condities kunnen concentraties tot beneden de MTR-waarde van 0,15 mg/l worden gerealiseerd.
Pilotopstelling bij stuwtje in Egmond (container, reactor en bovenaanzicht elektrocoagulatiereactor).
42
P-PO4(mg/l)
Het aluminiumgehalte van de gevormde drijflaag is drie tot acht keer zo hoog als het fosfaatgehalte. Hieruit kan worden opgemaakt dat de drijflaag voor het overgrote deel uit Al(OH)3 bestaatb).
Veldproef met elektrocoagulatie Ten behoeve van een veldproef met elektrocoagulatie in het bollengebied van Egmond is een pilotopstelling ontworpen en gebouwd. De ontwerpgegevens van de pilot zijn: een debiet van één tot drie kubieke meter per dag (waterafvoer van één drainagebuis), een reactorinhoud van 50 liter, een verblijftijd van een 0,5 tot een uur, aluminium als elektrodemateriaal én een afscheiding van gevormde precipitaat middels bezinken en filtratie. De pilotopstelling bestond uit een reactor, een nabezinktank en een nageschakeld zandfilter. Hierbij was ervoor gekozen om het gevormde schuim middels een roerder te ontgassen, waardoor het grotendeels
3
P‐PO4 concentratie (mg/l)
P‐PO4 concentratie (mg/l)
platform 2
1
3
2
1
0 0
10
20
30
40
50
60
70
0
80
0
01 0,1
verblijftijd (min.)
02 0,2
03 0,3
04 0,4
stroomverbruik (kWh/m3)
Afb. 3 P‐afname versus verblijftijd
Afb. 1: Fosfaatafname versus verblijftijd.
Bij de aanvang van de veldproeven is een aantal experimenten uitgevoerd waarbij de verblijftijd en de stroomdichtheid varieerde. Doel was om te bepalen onder welke omstandigheden een goede verwijdering van fosfaat in het veld mogelijk is. Uit de resultaten van deze experimenten blijkt dat bij een verblijftijd van 30 minuten en een stroomverbruik van 0,1 kWh/m3 de concentratie P-PO4 van het slootwater afneemt van 2,5 mg/l tot ongeveer 0,25 mg/l. Vervolgens was het de bedoeling om de pilot gedurende enkele weken continu in bedrijf te houden bij optimale procescondities. Hoewel de fosfaatverwijdering naar behoren werkte, trad vervuiling op van de aluminiumelektrodes, waardoor het energieverbruik erg hoog werd. Na het doorvoeren van een aantal verbeteringen, waaronder het periodiek ompolen van de elektroden, vervuilden de elektroden beduidend minder snel. De vervuiling was nog wel van dien Restvervuiling/aanhechting op de elektroden.
aard dat in drie dagen de celspanning verdubbelde. Vanwege deze vervuilingsproblemen is de veldproef voortijdig stopgezet.
Laboratoriumonderzoek ter voorkoming van elektrodevervuiling Na afloop van de veldproef in Egmond is aanvullend laboratoriumonderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden om de vervuiling van de elektroden te voorkomen dan wel afdoende te beperken. Behalve het periodiek ompolen van de elektroden is ook onderzocht wat het effect van roeren en het inleiden van gasbellen onderin de reactor is op het vervuilen van de elektroden. Uit de resultaten blijkt dat met name het beluchten onder de elektroden tot een betere afscheiding van de deeltjes als drijflaag leidt. Er is in mindere mate sprake van vervuiling van het elektrodeoppervlak en van een toename van de celspanning. In afbeelding 3 is het verloop van de celspanning te zien van een tien dagen durend experiment, waarbij de beluchting verder is geoptimaliseerd en ook de doorstroming van de reactor is verbeterd. In de eerste vijf dagen neemt de celspanning toe van zes naar tien Volt, maar daarna stabiliseert ze. Tenslotte is ook een oriënterend experiment met ijzerelektroden uitgevoerd. Hieruit blijkt dat deze op het oog minder snel vervuilen dan aluminiumelektroden. Op de aluminiumelektroden ontstaat echter na verloop van tijd een aanslag die zich moeilijk laat
verwijderen (plakkaten). Bij de ijzerelektroden bestaat de vervuiling uit kleine vlokken die relatief gemakkelijk loslaten. De proef duurde 24 uur. In die tijd bleef de celspanning redelijk constant (5 tot 6 Volt). Wat het effect van het gebruik van ijzerelektroden op de langere termijn is wat betreft vervuiling en verloop van de celspanning, moet nog worden onderzocht.
Concepten voor de praktijk Bij de toepassing van elektrocoagulatie voor de verwijdering van fosfaat uit drainagewater zijn verschillende uitvoeringsvarianten mogelijk, zoals de toepassing aan het uiteinde van een drainagebuis (kleinschalig, circa drie kubieke meter per dag) of als reactor waarop meerdere drainagebuizen zijn aangesloten (grootschalig). Voordelen van een kleinschalige toepassing aan het uiteinde van een drainagebuis zijn de integratie in de drainagebuis zelf, het eenvoudige concept, de mogelijkheid tot eigen energieopwekking (geen extra pomp nodig) en daardoor een variabele stroomdichtheid afhankelijk van de aanvoer van drainagewater. Voordelen van een elektrocoagulatiereactor voor meerdere drainagebuizen zijn de hogere kosteneffectiviteit en de betere beheersbaarheid.
Toekomstig onderzoek De uitkomsten van het onderzoek bieden perspectieven voor de toekomst, onder andere vanwege de positieve resultaten (afname van de fosfaatgehaltes tot beneden
Afb. 3: Verloop celspanning laboratoriumexperiment met ompolen, verbeterde beluchting en aanstroming (aluminiumelektroden).
12 10
Celspanning (V)
zou bezinken in de bezinktank. Zwevende deeltjes zouden worden afgescheiden in het zandfilter. Na een uitgebreide test van de pilotopstelling op het laboratorium is de pilot in het voorjaar van 2011 enkele weken opgesteld bij een stuwtje naast een bollenveld. Het gehalte P-PO4 van het slootwater varieerde tussen 2,5 en 5 mg/l.
Afb. 2: Fosfaatafname versus stroomverbruik.
8 6 4 2 0 0
50
100
150
200
250
300
Tijd (uren)
Afb. 7 Verloop celspanning laboratoriumexperiment met ompolen, verbeterde beluchting en aanstroming (Al‐electroden)
H2O / 11 - 2012
43
Links een impressie van een elektrocoagulatiereactor in drainagebuis, rechts zo’n reactor bij een gemaal.
de MTR-waarde) en de mogelijkheid tot verschillende uitvoeringsvormen van elektrocoagulatie (maatwerk). Bovendien sluiten de uitkomsten aan bij vragen bij de belanghebbenden (oplossing voor diffuse bronnen in het landelijk gebied). De uitgevoerde veldproef laat zien dat elektrocoagulatie ook onder praktijkomstandigheden goed kan functioneren, mits de vervuilingsproblemen zijn opgelost. Via nader onderzoek is inmiddels inzicht verkregen op welke wijze de vervuiling van de elektroden kan worden verminderd. De volgende stap is om met een geoptimali-
seerde pilotinstallatie een nieuwe veldproef uit te voeren. LITERATUUR 1) Jansen S., R. Stuurman en J. Gerritse (2011). Nitraatverwijdering uit drainagewater; veldproeven in project Puridrain. H2O nr. 20, pag. 39-42. 2) Emissieregistratie (2011). Berekening voor 2009. www.emissieregistratie.nl. 3) Koopmans G., W. Chardon en B.-J. Groenenberg (2011). Verwijdering van fosfaat uit bodemwater met ijzerzand; de omhulde drain. H2O nr. 20, pag. 35-38.
NOTEN a) Ter vergelijking: Met Phoslock, een commercieel op de markt verkrijgbaar product voor fosfaatvastlegging zijn beladingen mogelijk van 10 g P/kg. Phoslock heeft echter een marktprijs van 2.500 euro per ton. Fe-slib kost 15 tot 50 euro per ton nat slib of circa 150 euro per ton droge stof (opgave Reststoffenunie). b) Gezien het lage gehalte P-PO4 in het drainagewater en het relatief lage fosfaatgehalte in de afgescheiden drijflaag is de mogelijkheid van hergebruik van fosfaat niet onderzocht.
advertentie
&
grondwaterstanden
overstortgegevens
•
grondwaterstanden en overstort gegevens per email tot uw beschikking
•
tot 5 sensoren per modem
•
luchtdrukgecompenseerd dus geen extra barosensoren nodig
•
batterijlevensduur 10 jaar @ 1meting / uur en 1 email / dag
•
op afstand herprogrammeerbaar
•
dataopslag in uw eigen beheer op basis van SQL database
•
conversie naar stijghoogte (NAP)
•
volautomatische of handmatige export naar Delft FEWS, Hydras, CSV etc
KELLER GSM2 modemlogger, life can be so simple.... KELLER Meettechniek BV Postbus 59 2810AB REEUWIJK 44 H2O / 11 - 2012
WWW.KELLER-HOLLAND.NL
Tel +31 182 399840 Fax +31 182 399841 E
[email protected]
GEEN COMPROMIS De S-tube waaier doet geen concessies aan vrije doorlaat of hydraulisch rendement. • Rendement: Hydraulisch rendement van wereldklasse, zonder concessies te doen aan de vrije doorlaat. • Vrije doorlaat: Een grotere vrije doorlaat betekent een betere verwerking van vaste stoffen en een kleinere kans op verstoppingen • Eenvoud: Een ontwerp zo simpel en robuust als een buis heeft een langere levensduur en lagere onderhoudskosten tot gevolg.
Afvalwater is niet wat het vroeger was. In wezen is afvalwater met variërende gehaltes aan vaste stoffen en water altijd al een uitdaging geweest. De S-tube van Grundfos is de enige waaier die deze uitdagingen aanpakt. Het traditionele compromis tussen vrije doorlaat en rendement bij het verpompen van afvalwater bestaat niet meer - nu kunt u zich concentreren op het maximaliseren van uw bedrijfstijd en het reduceren van uw kosten.
Lees meer op www.grundfos.com/no-compromise
handel & industrie *thema Installatie Afvalwatervoor duurzame pompen met ammoniumhoog rendement Gezamenlijk verwijdering rioolreinigingscontract
of dynamische wijze zijn ontworpen om het afvalwater te versnijden, te verscheuren of te verwerken terwijl het door de pomp stroomt. Voor meer informatie:
[email protected].
Grundfos introduceert de vernieuwde en uitgebreide SE- en SL-afvalwaterpompen. Ze hebben het hoogste totale rendement ooit, mede door de nieuwe S-tube-waaier.
Slibverwerking Noord-Brabant (SNB) heeft een overeenkomst ondertekend met Grontmij, Hegeman en Logisticon voor het bouwen en exploiteren van een afvalwaterzuiveringsinstallatie op basis van de DEMON-technologie. Met DEMON wordt ammonium energieefficiënt en zonder chemicaliën verwijderd. De installatie wordt gerealiseerd op het terrein van de slibverwerkingsinstallatie van SNB te Moerdijk. Nazuivering van het afvalwater vindt plaats op de rwzi Bath van Waterschap Brabantse Delta, dat tevens de toekomstige bedrijfsvoering zal ondersteunen. Grontmij levert de DEMON- technologie en verzorgt het projectbeheer. Hegeman verricht civieltechnische en Logisticon mechanische/elektrische werkzaamheden. SNB heeft de ambitie om het verbrandingsproces van zuiveringsslib van de waterschappen, waarbij ammoniumhoudend afvalwater vrijkomt, duurzamer in te richten. Op basis van een proefproject en afvalwaterketenstudie is de DEMON-technologie van Grontmij als beste naar voren gekomen. De DEMON-installatie bij SNB wordt de vierde in Nederland. In Europa staan inmiddels zo’n 20 van deze installaties.
De SE- en SL-afvalwaterpompen zijn ontworpen voor het transport van drainage- en oppervlaktewater, huishoudelijk, gemeentelijk en industrieel afvalwater en proceswater. Ze kunnen permanent worden opgesteld op een voetbocht aan een geleiderail of vast verbonden worden aan een leiding, en zijn ook geschikt voor vrijstaande opstelling of als draagbare pomp voor ondersteuningsdoeleinden. De SE- en SL-series dompelbare en drooggeïnstalleerde afvalwaterpompen zijn verkrijgbaar tot en met 30 kW. De SL-serie is voor opstelling onder water, de SE-serie voor alle soorten opstellingen, met inbegrip van droog-geïnstalleerd continu bedrijf. De pompen, die ook verkrijgbaar zijn in RVS-uitvoeringen, kunnen aan de eisen van de klant worden aangepast.
Eén van de redenen voor het hoge rendement van deze pompen is de S-tubewaaier, die tijdens de beurs IFAT in Duitsland is geïntroduceerd. Deze kanaalwaaier biedt een hoger hydraulisch rendement dan enig ander type waaier voor afvalwatertoepassingen en doet geen concessies aan de vrije doorlaat. De S-tube-waaier is een buisvormige waaier in een pomphuis, waarbij als het ware de buisvorm door de hele pomp gehandhaafd blijft. Door de eenvoud van de waaier bestaat geen noodzaak meer voor geavanceerde en kostbare aanvullingen, die op een statische De nieuwe afvalwaterpompen.
Voor meer informatie: (030) 634 47 36.
Afvalwaterseminar
Endress+Hauser verzorgt afvalwaterseminars op 31 mei in Eindhoven en op 7 juni in Zwolle, waarop het bedrijf zijn compleet nieuwe lijn flowmeters voor de watermarkt presenteert. De meters hebben geen corrosiewerende tape meer nodig en zijn ook ondergronds toepasbaar. De nieuwe Prosonicflow B200 is in staat nauwkeurig de gasflow te meten en simultaan het methaangehalte te bepalen. Een innovatieve inline kalibratiemethode zorgt voor lagere kosten voor tijdelijke uitbouw, mechanisch aanpassingen, bedrijfsverstoringen en afsluitingen door het in- en uitbouwen van een referentiemeter. Voor meer informatie: www.nl.endress.com/afvalwaterseminar
46
H2O / 11 - 2012
De Friese gemeenten Ooststellingwerf, Weststellingwerf en Opsterland hebben gezamenlijk een reinigings- en inspectiecontract gesloten met aannemer M.J. Oomen groep uit Moerdijk. Hierdoor besparen zij kosten. Het gaat om een prestatiecontract, waarin afspraken staan over het reinigen en schoonspuiten van het rioleringsstelsel. De eerste werkzaamheden moeten in september klaar zijn. Met de overeenkomst is een bedrag van ruim 100.000 euro gemoeid. Dit gezamenlijke contract is de eerste stap van de drie gemeenten om meer samen te gaan werken binnen het rioleringsbeheer.
NAWI en Nijhuis samen in afvalwaterzuivering NAWI uit Borculo en Nijhuis Water Technology uit Dinxperlo tekenden onlangs een samenwerkingscontract op strategisch niveau. Eén van de grootste producenten van slachtlijnen en snijzalen in Nederland en de specialist op het gebied van waterzuiveringen en mestverwerking bundelen hiermee de krachten. NAWI en Nijhuis Water Technology zijn beide sterk internationaal georiënteerd. “Bedrijven die een nieuwe slachtlijn neerzetten, hebben daarbij tegenwoordig ook altijd een waterzuivering nodig. Veel bedrijven willen onderzoeken of ze de afvalstromen enige waarde kunnen geven, bijvoorbeeld door het plaatsen van biogasinstallaties”, aldus Frank Tillmann, algemeen directeur van Nijhuis Water Technology. Voor NAWI betekent het een verbreding van het productenpakket. “Wij kunnen completere oplossingen aanbieden en de bestaande verkoop en servicekanalen optimaliseren” zegt Stephan Toxopeüs, algemeen directeur van NAWI. Door hun kennis en expertise te bundelen verwachten de twee bedrijven de internationale markt beter te kunnen bedienen. Door de samenwerking kunnen beide bedrijven op wereldwijde schaal werken.
*thema
Nieuwe motoren voor afvalwaterpompen Voor de modulair opgebouwde afvalwaterdompelpompen van het type Wilo-EMU FA kan Wilo voortaan twee nieuwe motortypes leveren: de T 50G en de FKT 50G. Deze kenmerken zich door eenvoudig onderhoud en een lange levensduur. Afhankelijk van de uitvoering bieden de motoren een maximale opvoerhoogte van ongeveer 100 meter of een volumestroom van maximaal 2.400 liter per seconde. Bij de ontwikkeling van de nieuwe motortypes stond verhoging van de bedrijfszekerheid centraal. Zo dragen de vernieuwde kabelgeleiding en extra trekontlasting bij aan verminderde kans op lekkage. Als extra bescherming is tevens een vochtsensor gemonteerd. De volledige motorbeveiliging geschiedt door thermistor of bimetaal. Zowel de T 50G- als de FKT 50G-motoren zijn voorzien van speciale wentellagers en twee separate mechanical seals. Dit resulteert in een rustige en trillingvrije loop van de motoren. Daarnaast beschermen drie radiaalafdichtingen de lagers tegen het binnendringen van vloeistoffen. Vloeistof die eventueel via de tweede mechanische asafdichting binnendringt, wordt ‘opgenomen’ door het lekkagecompartiment. Hier is een mini-vlotterschakelaar geïnstalleerd die de motor vroegtijdig uitschakelt. Het motorcompartiment en de klemmenkast zijn eenvoudig toegankelijk, terwijl de laatste een snelle en eenvoudige uitwisseling van de aansluitkabels mogelijk maakt. Daarnaast is een snelle smering van de lagers mogelijk, wat het onderhoud aanzienlijk vereenvoudigt. Bij het type T 50G gaat het om motoren voor geheel ondergedompelde opstelling of installatie. Hierbij neemt het te verpompen medium de (motor)koelfunctie over. Het tweede motortype, FKT 50G, is zowel voor De nieuwe motor voor de afvalwaterdompelpomp.
handel & industrie
een natte als voor een droge opstelling geschikt. Ze beschikt over een interne koeling door een direct op de motoras geplaatste waaier die het koelcircuit aandrijft. Beide motortypes zijn met beschermingsklasse IP 68 uitgevoerd en in de standaard versie geschikt voor een maximale onderdompeling van 20 meter en een mediumtemperatuur van maximaal 40°C. De T 50G-motoren zijn beschikbaar met vermogens van 95 tot 260 kW. De FKT 50G-motoren zijn beschikbaar in vermogensbereiken van 75 tot 230 kW.
Energiezuinige fecaliënpompen
Pompspecialist Wilo introduceert ook fecaliënpompen die bijzonder ongevoelig zijn voor verstopping. SOLID is speciaal ontworpen voor gebruik met onbehandeld rioolwater, met een hoog aandeel vaste stof. De afgelopen jaren zijn consumenten om verschillende redenen minder water gaan verbruiken. Tegelijkertijd nam het gebruik van vezeldoekjes en dus het aandeel vaste stoffen in het afvalwater sterk toe. Het is moeilijk een goede verhouding te vinden tussen een probleemloze werking en een hoog rendement van de pomp. De waaiergeometrie en het pomphuis zijn bepalend voor zowel een probleemloze doorvoer van de vloeistof als de efficiëntie van de pomp. De nieuwe SOLID-waaier combineert de voordelen van het hoge rendement van enkel- en meerkanaalswaaiers met de betrouwbaarheid van de vortexwaaiers. De Wilo-EMU FA pompseries zijn zowel droog als nat te installeren en beschikbaar met de nieuwe waaier met nominale diameters van DN100 en groter. SOLID-waaiers kunnen volumestromen bereiken van 600 l/s en een opvoerhoogte van 60 meter. Fecaliënpompen voorzien van de nieuwe SOLID-waaier bieden een hoog hydraulisch rendement vergelijkbaar met éénkanaalwaaiers. Voor meer informatie: (088) 945 60 00 of www.wilo.nl.
Mini-vuilwaterafvoerinstallaties KSB brengt onder de typebenaming Ama-Drainer-Box Mini een nieuwe generatie afvoerinstallaties voor vuil water op de markt. Deze vallen op door een modern ontwerp met een ‘huis’ in driehoekvorm en een geringe bouwhoogte. De nieuwe installaties besparen ruimte en zijn stabiel. De tank is aan de achterzijde voorzien van een wandbevestiging, zodat de installatie onder de wastafel direct tegen de muur kan worden gehangen. Een duurzaam en vochtbestendig actief-koolstoffilter met overloopbeveiliging belucht het verzamelreservoir en voorkomt onaangename luchtjes. Middels een vlotterschakelaar kan de gebruiker twee
De mini-vuilwaterafvoerinstallatie.
schakelniveaus voor douche- en normale aansluiting instellen. De douche-aansluiting is standaard en vereist dus geen bijzondere toebehoren. De installatie is voorzien van de dompelpomp Ama-Drainer N 301 SE. De kant-en-klare afvoerinstallatie voor vuil water is door zijn geringe gewicht gemakkelijk te bedienen. Een technisch bedreven gebruiker kan de installatie zonder vakkundige hulp installeren. De aanwezige aansluitingen hebben nominale diameters van DN 32, DN 40 en DN 50. De installatie heeft ook zelf-afdichtende rubber moffen. De persleiding kan naar keuze links of rechts uit het verzamelreservoir worden gevoerd en is vervaardigd van temperatuurbestendig en vormvast polypropyleen. Het apparaat wordt toegepast voor het automatisch afvoeren van vuil water uit gebouwen waarvan de installatie onder het terugstroomniveau van het kanaalsysteem ligt. Voor meer informatie: (070) 427 52 00 of www.ksb.nl.
Nieuwe slangenpomp: minder druk Wiltec, importeur van Graco, introduceert de nieuwe EP-serie slangenpomp. Deze werkt slechts met één roller en oefent daardoor 40 procent minder druk uit op de slang, vergeleken met traditionele slangenpompen. Het resultaat is een veel langere levensduur door minder slijtage en een hogere opbrengst. De pomp is uitermate geschikt voor de industrie waar men ‘moeilijke’ vloeistoffen verpompt. De pompen worden met name ingezet voor corrosieve en bijtende chemicaliën, slurries, zwaar gevulde vloeistoffen, afvalwater en andere gevulde materialen zoals pigmenten. De slangenpompen zijn uitvoerbaar met verschillende soorten slangen en diameters. De pomp heeft ook 50 procent meer materiaalopbrengst per omwenteling dan de gewone verdringer- of ‘schoenen’-pompen. De EP-serie is verkrijgbaar als complete module met frequentie-aandrijving of als losse pomp die te koppelen is aan bestaande motoren en systemen. De pompen hebben opbrengsten van 2 tot 74 liter per minuut. Voor meer informatie: (0413) 24 44 44 of www.wiltec.nl.
H2O / 11 - 2012
47
agenda 31 mei, Zeist Remote sensing
bijeenkomst die in het teken staat van het gebruik van remote sensing voor het inwinnen van gegevens over verdamping, maaivelddaling, grondwaterpeil en de zoetzoutverdeling in de ondergrond. Organisatie: Nederlandse Hydrologische Vereniging. Informatie: www.nhv.nu.
31 mei-1 juni, De Koog (Texel) Verzilting en waterbeheer
bijeenkomst waar wetenschappers, waterbeheerders en beleidsmakers de ontwikkelingen rond verzilting in kaart brengen en via kennisuitwisseling aanzetten geven tot goede samenwerking bij het vinden van oplossingen. Organisatie: Kennis voor Klimaat, Platform Zoet-Zout en STOWA. Informatie: www.stowa.nl.
6-8 juni, Utrecht Riolering en gemeentelijke infrastructuur
jaarlijkse beurs waar riolering en gemeentelijke infrastructuur in de openbare ruimte centraal staan en daarnaast een uitgebreid kennisprogramma. De eerste dag staat in het teken van duurzaamheid en milieu, de tweede dag onderhoud en beheer en de derde dag infrastructuur. Organisatie: HolaPress Communicatie. Informatie: www.vakbeursriolering.net.
7 juni, Delft UV-desinfectie voor opkomende en ontwikkelingslanden
internationaal symposium over uvdesinfectie. Organisatie: UNESCO-IHE. Informatie: www.formdesk.com/iuva.delft.
7 juni, Utrecht Nederland van onder: regeling van de ondergrond
symposium over een structuurvisie voor de ondergrond, naar aanleiding van de recent vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte waarin ‘efficiënt gebruik van de ondergrond’ genoemd wordt als één van de 13 nationale belangen. Op basis hiervan is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gestart met het ontwerp van een Structuurvisie Ondergrond. Ook diverse provincies en gemeenten zijn inmiddels bezig met het maken van een structuurvisie. Verder komt de nieuwe AMvB Bodemenergie aan bod. Organisatie: Nirov. Informatie: www.nirov.nl.
8 juni, Den Hoorn Geef water de ruimte
introductiedag om jonge medewerkers te laten kennismaken met de brede watersector, inclusief een bezoek aan de awzi Harnaschpolder. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
48
H2O / 11 - 2012
18-19 juni, Nieuwegein Microverontreinigingen, metabolieten en mengsels in drinkwater
tweedaagse workshop over de ‘nou en’-vraag van microverontreinigingen, metabolieten en complexe mengsels in drinkwater(bronnen). Organisatie: KWR Watercycle Research Institute, IWW, ARC en Norman-netwerk. Informatie: www.kwrwater.nl.
19-22 juni, Utrecht SURE 2012
innovatiemarkt voor koplopers in duurzame innovatie, met deze editie speciale aandacht voor ondernemers, gemeenten en kennisinstellingen in de provincie Utrecht. Doel is om vraag en aanbod van duurzame oplossingen met elkaar in contact te brengen. De eerste dag, 19 juni, staat in het teken van waterbeheer in stedelijk gebied. Organisatie: Utrecht Sustainability Institute. Informatie: www.usi-urban.nl
28 juni, Arnhem Watereducatie
landelijke watereducatiedag die in het teken staat van de aanbevelingen van de Landelijke Stuurgroep Watereducatie. Hierbij komen vragen aan de orde als: wat is de toekomst van watereducatie en wat betekenen de aanbevelingen voor bestuurders, beleidsmakers, ontwikkelaars of uitvoerders? Organisatie: SME Advies. Informatie: www.sme.nl/NME.
4-5 september, ‘s-Hertogenbosch Water Framework Directive
bijeenkomst naar aanleiding van de uitkomsten van de eerste evaluatie in juni (halverwege de eerste implementatietermijn) van de Kaderrichtlijn Water. Aan bod komen vragen als: welke voorbeelden van slimme netwerken en opbrengsten kunnen we met elkaar delen en wat leren we hiervan met het oog op toekomstige investeringen? Het Engelstalige congres biedt plaats aan maximaal 150 deelnemers. Organisatie: Noord-Brabantse Waterschapsbond, Unie van Waterschappen, Provincie Noord-Brabant en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Informatie: : www.wfdconference.com.
19-20 september, Bunnik Kunstwerken in de waterbouw
tweedaagse conferentie over de bouw, beheer en onderhoud van kunstwerken (bruggen, sluizen, kademuren etc.) in de waterbouw. Met name bedoeld voor beheerders van kunstwerken werkzaam bij gemeenten, provincies, waterschappen en Rijkswaterstaat. Organisatie: Institute for International Research. Informatie: www.iir.nl.
11 oktober, Wageningen Samengestelde peilgestuurde drainage
symposium ter gelegenheid van de uitreiking van de eindrapportage ‘Van technische resultaten naar beleidsdoelen’ met een samenvatting van de resultaten van de proeftuinen en discussie. Organisatie: STOWA en Wageningen Universiteit.
4-6 november, Amsterdam Nieuwe ontwikkelingen in IT en water
internationale conferentie die ingaat op het belang van de informatie- en communicatietechnologie in de watercyclus. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en International Water Association. Informatie: www.iwcconferences.com.
30 november, Baarn Grondstoffen en energie
najaarscongres van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk, met als thema grondstoffen en energie. Informatie: www.waternetwerk.nl. Buitenland
6-8 juni, Shanghai - Aquatech China
beurs en congres over drink-, industrieen afvalwater, waarbij de focus ligt op oplossingen voor bestaande én toekomstige problemen. Organisatie: Aquatech Global Events. Informatie: www.china.aquatechtrade.com.
26-31 augustus, Stockholm World Water Week
jaarlijkse internationale bijeenkomst waarin mondiale waterproblemen centraal staan. Dit jaar is het thema: water- en voedselzekerheid, waarbij duurzaamheid, efficiënt watergebruik en landbouw centraal staan. Behalve het kennisprogramma (workshops, congressen, lezingen) wordt ook een aantal prijzen en onderscheidingen uitgereikt, zoals de Stockholm Water Prize, de Junior Water Prize en de Industry Water Award. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.worldwaterweek.org.
16-21 september, Busan (Zuid-Korea) World Water Congress & Exhibition
internationale waterbeurs, met conferenties over diverse watergerelateerde onderwerpen. Organisatie: International Water Association (IWA). Informatie: www.iwa2012busan.org of (070) 382 00 28.
Bij ons krijg je de ruimte. Pak jij de kansen? Ondernemen in een complexe omgeving maar met overzicht, betrokkenheid en verstand van zaken. Resultaatgericht: iedereen zegt het, slechts enkelen maken het waar. ARCADIS: infrastructuur – water – milieu – gebouwen. Los van elkaar maar ook integraal. We geven de samenleving vorm door creatief te zijn in onze oplossingen en daadkrachtig in de uitvoering. Als medewerker van ARCADIS verlaat je gebaande paden. Je bent onderdeel van een netwerk van zakelijke professionals. Ingericht rondom klanten, zodat deze direct profiteren van onze kennis en ervaring. Wij brengen ideeën tot leven. Maak jij het mee?
Afvalwatertechnoloog Wij zoeken zelfstandige, proactieve en ondernemende professionals met ambitie die met ons vorm kunnen geven aan het opbouwen van ons team op het gebied van afvalwater in Nederland.
Ter versterking van ons team en vanwege onze groeiambities op het gebied van de Waterketen hebben we een vacature voor een afvalwatertechnoloog.
Kijk op www.werkenbijarcadis.nl voor een uitgebreid functieprofiel of bel met René Teiken, recruiter, op tel. 06 5073 6710.
Wij zoeken collega’s die een relevant werk- en denkniveau hebben op hbo of academisch niveau op het gebied van afvalwater met meer dan 5 of 10 jaar relevante werkervaring en met een sterk netwerk.
Imagine the result
LANDOX Voortstuwers + Bellenbeluchting Energiebesparing
Probleemvrije voortstuwing Geen spinselophoping Laag energieverbruik Zeer lage onderhoudskosten Stabiele propstroom Maximale zuurstofoverdracht
Landustrie Sneek BV Postbus 199 8600 AD Sneek Nederland
Watertechnologie
Tel. 0515 - 48 68 88 Fax 0515 - 41 23 98 e-mail
[email protected] website www.landustrie.nl Bezoekadres Pieter Zeemanstraat 6, Sneek
tanks en silo’s type: toepassing: afmeting: situering: bouwtijd: ervaring:
Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd
Monostore® b.v. Carlsonstraat 17 (NL) 8263 CA Kampen Tel.: +31(0)38 - 33 707 00
Monostore® n.v. Schaliënstraat 5 bus 3 (B) 2000 Antwerpen Tel.: +32(0)3 - 232 73 21
WWW.MONOSTORE.COM
OPSLAG
MILIEUZEKER
specIalIsten In dRInKwateRhygIËne
legIOnella VeIlIg beheeR Van een dRInKwateR leIdIngsysteeM! InclusIef tappunten weRKIngspRIncIpe: Het Markstreamer®Systeem realiseert een drukverschil over de tappunten. Aquador modificeert de tappunten en voorziet deze van Markstreamers®. Voordelen: 1. Dagelijkse spoeling van het gehele drinkwater leidingnet (de koud- en warm waterwaterleidingen) door de tappunten (zonder water verlies). 2. Indien nodig, preventief of periodiek thermisch spoelen (thermische desinfectie) van het gehele drinkwater leidingnet en de tappunten, zonder waterverlies uit de tappunten. 3. Bij een calamiteit kan Aquador chemisch reinigen vanuit de Markstreamer®unit (1 aansluiting – 1 spui) 4. R.O.I. Return On Investment, investering is door automatisering van beheer snel terug verdient 5. Onderhoud/ontzorgings/contract mogelijk
KIJK VOOR MeeR InfORMatIe Op www.aquadOR.nl aquadOR bV | Dorpsweg 130c | 4221 LL Hoogblokland t + 31 (0) 183 56 11 99 | f + 31 (0) 183 56 11 20 | e
[email protected]
Tankbouw in beton en staal
Word jij onze nieuwe SPECIALIST HYDROBIOLOGIE? AQUON zoekt nieuwe collega’s AQUON is op 1 juli 2011 ontstaan en is het grootste waterschapslaboratorium van Nederland. Deze organisatie werkt voor 9 waterschappen. Dit gebeurt in laboratoria in Leiden, Breda, Tiel en tot 2013 in Boxtel en Rotterdam. We hebben bij het team Hydrobiologie een vacature voor de functie specialist hydrobiologie. Het team is belast met bemonsteren, determineren en rapporteren van hydrobiologische monsters en bestaat uit ca. 25 medewerkers.
Interesse en solliciteren? Wil je meer weten over de functie, bel dan met Jako van der Wal, tel.: 06-50732126 of Mieke Moeleker, tel. 06-50732110. Wil je meteen solliciteren, mail dan voor 2 juni 2012 naar
[email protected] onder vermelding van A40010.
Lees meer over AQUON op www.aquon.nl.
De specialist hydrobiologie is verantwoordelijk voor het ontwikkelen (beleid) en overdragen van kennis op het gebied van een of meerdere specialismen zoals macrofauna, macrofyten, fytoplankton en/of diatomeeën. Ook is de specialist belast met het adviseren van klanten, voorbereiding, uitvoering en evaluatie van onderzoeken, met methodeoptimalisatie en het bemonsteren, determineren en rapporteren van hydrobiologisch onderzoek. De specialist hydrobiologie levert tevens een bijdrage aan het KAM-systeem.
Wacht niet en solliciteer bij AQUON!
Heb jij, onder andere: • HBO – WO werk- en denkniveau; • vaardigheden om een meerjarig onderzoeksprogramma te ontwikkelen voor de uitbouw van hydrobiologische kennis binnen het team Hydrobiologie; • kennis om de collega’s te ondersteunen bij de opzet en uitvoering van onderzoek; • vaardigheden om analyses/onderzoeken onder accreditatie te brengen; • kennis om te adviseren over voorstellen ter verbetering van systemen en procedures; • gebiedskennis ten behoeve van hydrobiologisch veldonderzoek, kennis om te determineren en om integrale ecologische rapporten te schrijven; • kennis om te werken volgens de wet- en regelgeving, op een efficiënte en kostenbewuste wijze;
• een drive om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen en literatuur op het vakgebied; • goede communicatieve eigenschappen om kennis en ervaring te delen met onder andere kennisinstituten, de Raad van Accreditatie, projectleiders en opdrachtgevers; en wil je samenwerken met je collega’s in een ambitieuze organisatie, dan nodigen wij jou uit om bij AQUON te solliciteren.
Prima arbeidsvoorwaarden
De functie is ingeschaald tussen € 2.827 en € 3.926 bruto per maand (indicatief schaal 10). Afhankelijk van je ervaring wordt het salaris bepaald. AQUON kent een werkweek van 36 uur en heeft verder flexibele arbeidsvoorwaarden, een goede pensioenvoorziening en opleidingsmogelijkheden.
Watercycle Research Institute