Update ‘Kracht van de Rijnstreek’
Economisch presteren van het bedrijfsleven in de Rijnstreek in 2010 en een vooruitblik naar 2011/2012
November 2011
Voorwoord Rabobank Rijnstreek is een bank met sterke wortels in de lokale samenleving. Als strategisch partner helpen wij onze klanten en partners graag verder door het delen van kennis. En leveren we graag een bijdrage aan de economische ontwikkeling van de regio. Het project ‘Kracht van de Rijnstreek’ is hier een mooi voorbeeld van. Met plezier bieden wij u de Update van het economische onderzoek ‘Kracht van de Rijnstreek’ aan. De Kracht van de Rijnstreek is een initiatief dat we in 2009 in nauwe samenwerking met de Gemeente Alphen aan den Rijn, Vereniging van Alphense Ondernemingen (VOA) en de Kamer van Koophandel hebben uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd vanuit de wens om een beter en gedegen beeld te krijgen van de economische prestatie van de regio. Onder de regio Rijnstreek verstaan we in dit onderzoek de gemeenten Alphen aan den Rijn, Rijnwoude, Zoeterwoude en Boskoop. In deze update wordt herbevestigd dat we in de regio Rijnstreek een divers en krachtig bedrijfsleven kennen. Daar kunnen we trots op zijn! Tegelijkertijd zien we dat onze regio in 2010 sterker getroffen wordt door de crisis dan gemiddeld in Nederland. De gezonde economische basis biedt goede kansen voor herstel van de economische groei. Samenwerken en kennis delen, maar ook innovatie en duurzaamheid, blijven daarvoor belangrijke randvoorwaarden. Heidi van Woudenberg directievoorzitter Rabobank Rijnstreek November 2011
2
Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies ................................................................................... 4 Inleiding ................................................................................................................ 6 1
Het economisch presteren .............................................................................. 8 1.1 Over de Regionaal-Economische Thermometer ...................................................... 8 1.2 De economie van de Rijnstreek ........................................................................... 9 1.3 Thermometerstand .......................................................................................... 10 1.4 Economische groei ........................................................................................... 12 1.5 Economische kracht ......................................................................................... 14
2
Ontwikkelingen in de sectoren ..................................................................... 18 2.1 De zakelijke dienstverlening en de landbouw....................................................... 18 2.2 ZZP’ers in de Rijnstreek.................................................................................... 21
3
Regionaal Economische Barometer ................................................................ 22 3.1 Werkgelegenheid ............................................................................................. 22 3.2 Werkloosheid .................................................................................................. 23 3.3 Productie ........................................................................................................ 24
Colofon ................................................................................................................. 25
3
Samenvatting en conclusies Overall gezien heeft de Rijnstreek een krachtig bedrijfsleven. Dit betekent dat de structuur en de gezondheid van het bedrijfsleven goed zijn. Met name het rendement op eigen vermogen en de investeringsratio (bereidheid om te investeren) ligt bij het bedrijfsleven in de Rijnstreek hoger dan bij het overige Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijven met een hoog rendement op eigen vermogen hebben over het algemeen minder vreemd kapitaal nodig om te groeien. Ze zullen immers zelf genoeg kapitaal genereren om de gewenste investeringen te financieren. Vooral in de zakelijke dienstverlening en de agrarische sector is de investeringsratio hoog. Zakelijke dienstverlening en agrarische sector uitgelicht De zakelijke dienstverlening in Alphen aan den Rijn laat over de afgelopen vier jaar betere bedrijfseconomische cijfers zien dan haar collega’s in overig Nederland. Voor het komende jaar voorziet de Rabobank een voorzichtig positieve omzetverwachting voor de zakelijke dienstverlening als geheel, maar niet voor alle branches binnen de sector. Na een groeigolf tot aan de recessie is het nu zaak voor bedrijven om hun strategie aan te passen aan nieuwe marktomstandigheden. Het benutten van de mogelijkheden voor automatisering en een gedegen personeelsplanning zullen op de langere termijn het succes van veel ondernemingen bepalen. Voor de agrarische sector in Boskoop geldt dat de winstgroei de afgelopen jaren is achtergebleven bij die van Nederland. De productiegroei en de investeringsgroei bleven rond het landelijk gemiddelde, terwijl het arbeidsvolume in Boskoop minder is afgenomen dan in de rest van Nederland. In de zakelijke dienstverlening en in de agrarische sector zijn een groot aantal zelfstandigen zonder personeel werkzaam (de zogenoemde ZZP’ers). Het aantal ZZP’ers is de afgelopen jaren enorm gestegen. Zij zorgen voor flexibiliteit in de economie en zijn een onmisbare schakel in de keten van bedrijfsactiviteiten. Het afgelopen decennium is de groei van het aantal ZZP’ers in de Rijnstreek lager geweest dan in Nederland. De uitdaging ligt in het creëren van een dusdanig gunstig vestigingsklimaat dat het voor nieuwe ondernemers interessant wordt om zich in dit gebied te vestigen. Startende ondernemingen vormen doorgaans een essentieel onderdeel van de regionale economie. Nieuwe bedrijven zorgen voor verjonging en vernieuwing van de economische structuur. Bovendien zijn starters doorgaans een drijvende kracht achter het innovatieve vermogen van de economie en een belangrijke bron van werkgelegenheid. Lagere economische groei Ondanks dat de economische kracht van de Rijnstreek hoger ligt dan gemiddeld in Nederland, was de economische groei van het bedrijfsleven in de Rijnstreek in 2010 lager dan gemiddeld in Nederland, terwijl dit in 2009 nog bovengemiddeld was. De lagere economische groei is het gevolg van een lagere winstgroei, een lagere groei van het productievolume en een sterke daling van het arbeidsvolume. De investeringsgroei lag in 2010 wel gelijk aan het Nederlandse gemiddelde.
4
Van de vier gemeenten is Alphen aan den Rijn het economisch zwaartepunt in de Rijnstreek. De verschillen in economisch presteren hangen grotendeels samen met de verschillen in sectorstructuur. Het bedrijfsleven in Zoeterwoude heeft de afgelopen vier jaar een benedengemiddelde groei laten zien. Vooral de winstgroei blijft achter bij die van haar collega’s in Nederland; de achterblijvende winstgroei kwam met name voor rekening van het grootbedrijf. Het strekt tot de aanbeveling dat ondernemers kritisch kijken naar hun bedrijfsvoering en kostenstructuur, zodat de winst kan worden verhoogd. Ontwikkeling werkgelegenheid Ook de werkgelegenheidsontwikkeling is achtergebleven bij Nederland. We verwachten dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Rijnstreek in 2011 en 2012 stabiel zal blijven, terwijl er een lichte groei van de beroepsbevolking wordt verwacht. De groei van de werkgelegenheid in de Rijnstreek zal naar verwachting achterblijven bij die van Nederland. Van alle sectoren lijken de zakelijke dienstverlening en zorg de enige echte groeisectoren. Deze sectoren zijn goed vertegenwoordigd in de Rijnstreek en wij verwachten dan ook dat het bedrijfsleven van de groei in deze sectoren zal profiteren. Bovendien wordt de Rijnstreek gekenmerkt door een lage werkloosheid. Innovatie: de sleutel tot succes? Ondanks dat het bedrijfsleven in de Rijnstreek hard is geraakt door de economische crisis, heeft zij een goede economische basis voor herstel van de economische groei. De vier gemeenten in de Rijnstreek hebben een diverse sectorstructuur en vullen elkaar op dit gebied aan. Om de goede economische basis verder uit te bouwen is het van belang dat het bedrijfsleven haar arbeidsproductiviteit verhoogt. Deze is namelijk lager dan gemiddeld in Nederland. Verhoging van de productiviteit is van belang, omdat de potentiële beroepsbevolking op termijn kleiner zal worden, wat in de komende decennia een rem op de potentiële economische groei zal zetten. Doordat het arbeidsaanbod in de nabije toekomst veel minder gemakkelijk uit te breiden zal zijn dan voorheen, neemt het belang van productiviteitsgroei als bron van economische groei toe. Gegeven de bestaande economische structuur zal een hogere arbeidsproductiviteit vooral verkregen moeten worden door te investeren in producten met een hogere toegevoegde waarde en efficiëntere productiemethoden. Innovatie is hiervoor cruciaal en levert een belangrijke bijdrage aan de groei van de productiviteit, maar ook aan het verduurzamen van de economische groei. Ook het investeren in vakbekwaam personeel zal zich lonen in de toekomst.
5
Inleiding Naar aanleiding van de studie ‘De Kracht van de Rijnstreek’ in 2010, is er dit jaar een update verschenen over het economisch presteren van deze regio. In deze beknopte editie blikken we terug op de prestaties van het bedrijfsleven in 2009 en 2010. Met de cijfers die in ‘De Kracht van de Rijnstreek’ voor 2007 en 2008 zijn gepresenteerd, geven de cijfers van 2009 en 2010 een compleet beeld van hoe het bedrijfsleven in de Rijnstreek de afgelopen vier jaar heeft gepresteerd. En meer specifiek de zakelijke dienstverlening en de landbouw. Daarnaast zullen wij in deze editie een korte vooruitblik geven op 2011 en 2012. Maar eerst schetsen we een beeld van de huidige stand van zaken van de Nederlandse economie.
Nederlandse economie: geen konijn uit de hoge hoed Sinds halverwege 2009 groeit onze economie weer stapsgewijs. In 2010 leidde dit tot een economische groei van 1,8 procent. In het eerste kwartaal van 2011 leek de economie nog goed te presteren, maar in het tweede kwartaal stagneerde de toename van de economische activiteit vrijwel geheel. De Nederlandse economie groeide op kwartaalbasis slechts met 0,1 procent. Toch kwam dit tegenvallende groeicijfer niet als een konijn uit de hoge hoed. Er was tot dan toe vooral sprake van uitvoerherstel, maar deze motor hapert enigszins. De bedrijfsinvesteringen trekken wel iets aan, maar niet substantieel. Tijdens de crisis besloten veel ondernemers om vervangingsinvesteringen nog even uit te stellen, maar dergelijke investeringen kunnen producenten niet eeuwig op de lange baan schuiven. Uitbreidingsinvesteringen lijken op dit moment, vanwege de matige groeiverwachtingen, afzetproblemen en bezettingsgraad, echter nog niet op stapel te staan. Om het herstel een stimulans te geven, is het noodzakelijk dat consumenten een tandje bijschakelen, maar vooralsnog is hiervan geen sprake mede omdat zij van de overheid een deel van de rekening van de recessie krijgen gepresenteerd. Het kabinet heeft aangekondigd dat Nederlanders de bezuinigingen vooral in 2012 in hun beurs gaan voelen. De koopkracht komt dan verder onder druk te staan door onder andere een verlaging van de huurtoeslag, hogere zorgpremies, een afbouw van de hoogte van de bijstand en een verhoging van de eigen bijdrage voor kinderopvang. Hoewel inmiddels wordt gesproken over koopkrachtreparaties, verwachten wij niet dat consumenten geheel zullen worden gecompenseerd. Het is dus niet verwonderlijk dat het economische herstel in het tweede kwartaal van 2011 aan kracht heeft ingeboet. De inflatie bedroeg in juli 2,6 procent en bereikte daarmee het hoogste niveau sinds december 2008. De huurverhoging leverde een belangrijke bijdrage aan dit cijfer. De inflatie werd ook een stapje omhoog geholpen door de verhoging van de energietarieven die halfjaarlijks worden aangepast. De gemiddelde inflatie over 2011 komt naar verwachting uit op 2¼ procent. Door de afkoeling van de economie, de lagere olie- en voedselprijzen en monetaire maatregelen voorzien we dat de gemiddelde inflatie in 2012 terugloopt tot 2 procent.
6
Samenvattend kunnen we stellen dat de vooruitzichten voor een open economie als Nederland matig zijn door de voortwoekerende financiële crisis en het mede daardoor traag verlopende economische herstel. De onzekerheden zijn groot. De Europese schuldencrisis heeft de angst voor een nieuwe recessie aangewakkerd, maar ook de wankele overheidsfinanciën van de Verenigde Staten zullen later dit jaar voor nieuwe onrust kunnen zorgen. Naar verwachting zal de economische groei in ons land dit jaar op 1¾ procent uitkomen en in 2012 op 1 procent.1
1 Bron: Rabobank: Economisch Kwartaalbericht, september 2011.
7
1
Het economisch presteren
Deze editie gaat in op de economische prestaties van het bedrijfsleven in de Rijnstreek en meer specifiek op de gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop, Rijnwoude en Zoeterwoude in 2010. Alvorens in te gaan op deze prestaties, geven we een uitleg van het onderzoeksmodel. In de daaropvolgende paragrafen vergelijken we de economische prestaties van het bedrijfsleven in de vier gemeenten, met het Groene Hart en met Nederland als geheel. Bovendien vergelijken we de prestaties in 2010 met het jaar daarvoor.
1.1
De Regionaal-Economische Thermometer
De Regionaal-Economische Thermometer (RET) meet de economische prestaties van Nederlandse regio's en vergelijkt deze met het Nederlandse gemiddelde. De prestaties worden gemeten aan de hand van acht indicatoren. Deze acht indicatoren zijn ondergebracht bij twee indicatoren: ‘economische groei’ en ‘economische kracht’. Samen vormen zij de score voor de ‘economische prestatie’. In de onderstaande figuur wordt de opbouw van het model weergegeven.
Winstgroei
Rendement op Eigen Vermogen
Investeringsgroei
Investeringsratio Arbeidsproductiviteit
Productiegroei Arbeidsvolumegroei
Werkgelegenheidsfunctie
Groei
Kracht
Prestatie
De economische prestatie van een regio waarderen we met een rapportcijfer. Voor elke indicator zetten we de gemiddelde waarde in Nederland op een zes. Stel dat de gemiddelde winstgroei in Nederland 10 procent bedraagt, dan krijgt een regio met een gemiddelde winstgroei van 10 procent een waardering van een zes. Als het cijfer boven de zes ligt, betekent dit dat de winstgroei in regio hoger was dan in Nederland als geheel. Een waardering met een cijfer onder de zes duidt op een minder dan gemiddelde score en wordt daarom als onvoldoende beoordeeld.2 Het rapportcijfer voor ‘economische groei’ en ‘economische kracht’ is het ongewogen gemiddelde van de rapportcijfers voor respectievelijk de vier groei- en de vier krachtindicatoren. Het rapportcijfer voor de ‘economische prestatie’ is het ongewogen gemiddelde van de cijfers voor groei en kracht.
2 De rapportcijfers variëren van 3 tot 9.
8
De rapportcijfers zijn berekend op basis van verschillende bronnen. Dit zijn onder andere de MKB-database en de Monitor Bedrijfsactiviteit van de Rabobank, de financiële jaarrekeningen van het CBS en de werkgelegenheidscijfers uit het zogenoemde LISAbestand (Landelijk Informatie Systeem Arbeidsorganisaties). De rapportcijfers worden ieder jaar opnieuw berekend met de meest actuele gegevens. Hierdoor kunnen er verschillen ontstaan tussen de cijfers die wij dit jaar over 2010 presenteren en de cijfers die wij komend jaar over hetzelfde jaar presenteren. Deze verschillen hebben te maken met actualiseringen in het bronmateriaal.
1.2
De economie van de Rijnstreek
Productiestructuur De huidige economische structuur bepaalt in hoeverre de Rijnstreek zich kan aanpassen aan veranderende economische omstandigheden. Uit onderstaande figuren blijkt dat Rijnwoude en Zoeterwoude relatief veel werkgelegenheid bezitten in de conjunctuurgevoelige sectoren industrie, bouw en groothandel. Verder is in Boskoop de landbouw (Greenport) goed vertegenwoordigd. Deze sector zorgt voor 25 procent van de werkgelegenheid in de gemeente. Het belang van de sectoren zakelijke dienstverlening, horeca & vrije tijd en overheid & onderwijs is in de Rijnstreek een stuk kleiner dan landelijk (figuren 1.1 en 1.2). Figuur 1.1: Sectorstructuur (aandeel banen per sector, 2010)
Figuur 1.2: Sectorstructuur (aandeel banen per sector, 2010)
Logistiek
Overige dienstverlening
Detailhandel
Zorg
Groothandel
Overheid en onderwijs
Bouw
Financiele instellingen
Industrie
Zakelijke dienstverlening
Landbouw
Horeca en vrije tijd 0%
5%
Alphen aan den Rijn
10% Boskoop
15% Rijnwoude
20%
25%
Zoeterwoude
30%
35%
0%
Nederland
Alphen aan den Rijn
Bron: LISA, bewerking Rabobank
Boskoop
5% Rijnwoude
10%
15%
Zoeterwoude
20%
Nederland
Bron: LISA, bewerking Rabobank
In onderstaande figuur zijn de meest belangrijke sectoren voor de gemeenten uitgelicht. Hieruit blijkt dat de overheid- en onderwijssector en de handel- en reparatiesector in Alphen aan den Rijn een groter aandeel binnen de totale bruto toegevoegde waarde inneemt dan landelijk het geval is binnen deze sectoren. Voor de landbouw in Boskoop geldt dat zij ruim 40 procent van de totale bruto toegevoegde waarde dat in de gemeente wordt gerealiseerd voor haar rekening neemt. Dit is een veel groter aandeel dan wat de landbouw op landelijk niveau bijdraagt. In Rijnwoude draagt van alle sectoren de industrie met ruim 20 procent het meeste bij aan de totale bruto toegevoegde waarde. Dit is conform het landelijke beeld.
9
Opvallend voor Zoeterwoude is het grote aandeel van de handelssector in de totale productie. Daarnaast draagt de gezondheidszorg in Zoeterwoude voor circa 13 procent bij aan de productie. Dit is meer dan de gezondheidszorg in Nederland bijdraagt. Figuur 1.3: Aandeel sector binnen de eigen gemeente Gezondheidszorg Overheid en onderwijs Zakelijke dienstverlening Logistiek Handel en reparatie Bouw Industrie Landbouw 0% Alphen aan den Rijn
10% Boskoop
20% Rijnwoude
30%
40%
Zoeterwoude
50%
Nederland
Bron: Rabobank/EIM
1.3
Thermometerstand
De economische recessie heeft een forse invloed gehad op de prestaties van het bedrijfsleven in 2009. De landelijke economie is in 2009 gekrompen. In 2010 klom de economie weer uit het dal. Deze landelijke krimp in 2009 en het herstel van de economie in 2010 vormen het uitgangspunt waartegen de regionale ontwikkeling is afgezet. Figuur 1.4 toont het rapportcijfer voor de vier gemeenten, de regio als geheel en het vergelijkingsgebied het Groene Hart voor 2009 en 2010. Voor 2010 krijgt de Rijnstreek een 5,9 voor haar economische prestatie. Daarmee presteert het gebied iets onder het niveau van het gemiddelde Nederlandse bedrijfsleven. Het rapportcijfer voor de economische prestatie is opgebouwd uit een rapportcijfer voor economische groei en economische kracht.
10
Figuur 1.4: Economisch presteren 8,0 NL-gem = 6
6,9
7,0 6,7
6,4
6,4
6,4 6,0
6,0
5,9
6,0
5,7
5,6
5,2 5,0 4,7
4,0 Alphen aan den Rijn
Boskoop
Rijnwoude 2009
Zoeterwoude
Rijnstreek
Groene Hart
2010
Bron: Rabobank/EIM
De vier gemeenten hebben een nogal wisselende score voor hun economische prestatie. Van invloed hierop zijn de economische groeiscores. Het bedrijfsleven in de Rijnstreek krijgt in 2010 een 5,5 voor economische groei. De economische groei blijft in Rijnwoude en Zoeterwoude achter bij de landelijke ontwikkeling (figuur 1.5). Daarnaast is in de vier gemeenten de economische groei in 2010 gedaald ten opzichte van 2009. Op economische kracht, een indicator voor de structuur van het bedrijfsleven, presteren alle gemeenten boven het landelijk gemiddelde. Alphen aan den Rijn is in dat opzicht de meest krachtige gemeente van de vier (figuur 1.6). Voor de economische kracht valt op dat de scores voor alle vier gemeenten niet veel verschillen met die in 2009. Over het algemeen verschillen de scores op economische kracht voor een regio door de jaren heen minder, doordat de indicatoren behorende bij economische kracht meer structureel van aard zijn dan de groei-indicatoren. De indicatoren voor economische groei kunnen meer als conjunctuurcijfers worden beschouwd. Figuur 1.5: Economische groei
Figuur 1.6: Economische kracht
8,0
8,0 NL-gem = 6
7,4 7,0
NL-gem = 6
6,7 6,4
7,0
6,4
6,0
6,6 6,6
6,2
6,2 5,8
6,4 6,4
6,4 6,3
6,1 6,1 5,5
5,5
6,3 6,3
6,0
5,8 5,8
4,9
5,0 4,3
5,0 4,0 3,1 4,0
3,0 Alphen aan den Rijn
Boskoop
Rijnwoude 2009
Zoeterwoude
Rijnstreek
Alphen aan den Rijn
Groene Hart
Boskoop
Rijnwoude
2010
2009
Bron: Rabobank/EIM
Bron: Rabobank/EIM
11
Zoeterwoude 2010
Rijnstreek
Groene Hart
De prestaties van het bedrijfsleven in de Rijnstreek worden voor een groot deel bepaald door het bedrijfsleven in Alphen aan den Rijn. Dit blijkt uit figuur 1.7, waarin staat welk aandeel de stad heeft in het bedrijfsresultaat, het productievolume (bruto toegevoegde waarde), de investeringen, het aantal bedrijfsvestigingen en het arbeidsvolume van de Rijnstreek. Wanneer we kijken naar de bedrijfsomvang in de vier gemeenten dan valt op dat de verhouding tussen het klein-, midden- en grootbedrijf nagenoeg gelijk is, met uitzondering van Boskoop. In deze gemeente is het aandeel kleinbedrijf veel groter dan bij haar collega-gemeenten en het aandeel middenbedrijf veel kleiner. Figuur 1.7: Verdeling bedrijfsleven in de Rijnstreek, 2010 Bedrijfsresultaat
61%
Bruto toegevoegde waarde
10%
64%
Investeringen
6% 15%
69%
Aantal vestigingen
7%
58%
Arbeidsvolume
15%
63%
0% Alphen aan den Rijn
20% Boskoop
17%
8%
40%
60%
Rijnwoude
12%
16%
14%
19%
14%
80%
9%
9%
15%
100%
Zoeterwoude
Bron: Rabobank/LISA
1.4
Economische groei
De indicatoren behorende bij economische groei zijn de conjunctuurindicatoren. De winstgroei is in dit opzicht de meeste volatiele indicator gebleken en schommelt behoorlijk door de jaren heen, met een duidelijk dieptepunt in 2009. De economische recessie werd pas in de tweede helft van 2008 goed zichtbaar, en dan met name in het vierde kwartaal. In 2009 viel de grootste klap. Als we naar de vier onderliggende indicatoren kijken, blijkt dat ook in 2010 de vier gemeenten behoorlijk achterblijven bij het gemiddelde Nederlandse bedrijfsleven. In figuur 1.8 zijn deze indicatoren voor de vier gemeenten en de Rijnstreek weergegeven. Zie tabel 2 aan het einde van dit hoofdstuk voor een overzicht van de absolute groeicijfers.
12
Figuur 1.8: Indicatoren economische groei, 2010 Winstgroei
5,8
5,2
3,1
6
5,3 5,2 5,6
Productiegroei
6,7
4,5
3
5,1 5,2 6,4
Investeringsgroei
3
Alphen aan den Rijn
6,0 6,0
Boskoop
6,7
4,9
3 3,4
Arbeidsvolumegroei
8,2
4,5
3
5,6 5,5
4
Rijnwoude
5
6 NL-gem = 6 Zoeterwoude
7
Rijnstreek
8
9
Groene Hart
Bron: Rabobank/EIM
Winstgroei in de Rijnstreek lager dan landelijk De winstgroei wordt berekend door het totale bedrijfsresultaat van de bedrijven in de regio af te zetten tegen het bedrijfsresultaat in het voorgaande jaar. Landelijk steeg de winst in 2010 met 14,5 procent. Ook in Alphen aan den Rijn steeg de winst in het bedrijfsleven met 14,5 procent, waardoor zij het rapportcijfer 6 krijgt. In Boskoop en Rijnwoude steeg weliswaar de winst, maar deze bleef achter bij het landelijk gemiddelde. In Zoeterwoude daalde de winst met 7 procent. Dit komt voor rekening van het grootbedrijf in de industriesector. De omzet is weliswaar gestegen, maar daar staat ook een behoorlijke kostenstijging tegenover. De industriële bedrijven in het midden- en kleinbedrijf van Zoeterwoude maakten in 2010 wel winst. De bouwsector laat zowel in de Rijnstreek als in Nederland een winstdaling zien. Landelijk daalde de winst in de bouwsector met circa 32 procent. De bouwbedrijven in de Rijnstreek weken hier niet veel van af. In de meeste sectoren is sinds 2010 weer een herstel van de winstmarges zichtbaar, maar de bouw bevindt zich al drie jaar in zwaar weer. Ook de productiegroei van de Rijnstreek blijft achter bij Nederland De productiegroei wordt gemeten door de omvang van de bruto toegevoegde waarde te vergelijken met deze omvang een jaar eerder. In Nederland steeg de productie in 2010 met 3,5 procent. Boskoop is de enige gemeente die een hogere productie behaalde dan Nederland (4,4 procent) waardoor zij het rapportcijfer 6,7 krijgt. De agrarische sector en de financiële instellingen hebben relatief het meeste bijgedragen aan deze groei. De bouw- en de horecasector zijn in de Rijnstreek de sectoren die in 2010 een krimp van de productie noteerden. Investeringsgroei van de Rijnstreek ligt op het Nederlandse gemiddelde De investeringsgroei wordt berekend door de investeringen in 2010 af te zetten tegen de investeringen in 2009. Landelijk daalden de investeringen met 0,2 procent. In de Rijnstreek zien we grote verschillen tussen de vier gemeenten. Rijnwoude en Zoeterwoude kenden een 13
krimp van de investeringen van respectievelijk 0,8 en 1,9 procent. Deze krimp zat zowel in de Rijnstreek als in Nederland in de industrie, de bouw, de handel, de horeca en de zakelijke dienstverlening. Een groei of krimp van de investeringen in het ene jaar hangt samen met de groei of krimp van het arbeidsvolume in het volgende jaar. Daling van het arbeidsvolume in de Rijnstreek Het arbeidsvolume is de werkgelegenheid gemeten in arbeidsjaren (fulltime banen). Het aantal banen is dus altijd groter dan het arbeidsvolume omdat er ook parttime banen zijn. In 2010 kromp het arbeidsvolume in Nederland met 0,9 procent. In Alphen aan den Rijn kromp het arbeidsvolume met 0,5 procent. Alle sectoren (met uitzondering van de publieke sector) kregen te maken met een krimp van het arbeidsvolume. De zorg, al een aantal jaren de sterkst groeiende sector in Nederland, zag het arbeidsvolume met 3 procent toenemen. Ook de overige (semi-)overheidssectoren kenden een lichte groei van het arbeidsvolume. Binnen de Rijnstreek zien we grote verschillen tussen de gemeenten. Zo heeft de agrarische sector in Boskoop een twee maal zo groot belang in de lokale economie als die in Rijnwoude. Daarnaast komt in de Rijnstreek circa 70 procent van het arbeidsvolume in de handel voor rekening van Alphen aan den Rijn.
1.5
Economische kracht
De vier indicatoren behorende bij economische kracht geven een indicatie van de gezondheid van het bedrijfsleven. Deze cijfers fluctueren veel minder door de jaren heen. Hoewel de recessie ook op deze indicatoren van invloed is, zijn de verschillen met voorgaande jaren kleiner. Figuur 1.9 laat zien dat de Rijnstreek ook op de vier krachtindicatoren wisselend scoort. Vooral het rendement op het eigen vermogen en de investeringsratio springen er in positieve zin uit. Ook hiervoor geldt dat de absolute cijfers zijn weergegeven in tabel 2 aan het einde van dit hoofdstuk. Figuur 1.9: Indicatoren economische kracht, 2010 7,2 6,3 6,3
Rentabiliteit eigen vermogen 5,9
9
6,9
4,9
3,6
5,0
Arbeidsproductiviteit
4,9
5,4 5,6 8,4
Investeringsratio
7,5
4,3
7,6
6,2 5,9
4,1
5,7
Werkgelegenheidsfunctie
9
5,9 5,6
3
Alphen aan den Rijn
Boskoop
4
Rijnwoude
9
5
6 NL-gem = 6
Zoeterwoude
7
Rijnstreek
Bron: Rabobank/EIM
14
8
Groene Hart
9
Rendement op eigen vermogen flink hoger dan landelijk Het rendement op het eigen vermogen (REV) geeft de verhouding weer tussen het gerealiseerde bedrijfsresultaat en het eigen vermogen waarmee dit is verkregen. De REV is in de Rijnstreek gestegen ten opzichte van 2009 en ligt ruim boven het landelijke cijfer in 2010 (10 procent). Zowel de winst (met uitzondering van Zoeterwoude) als het eigen vermogen zijn toegenomen. De REV was vooral in de industrie- en handelssector hoger dan landelijk. Het hoge rendement op eigen vermogen in Boskoop komt voor rekening van de landbouw. Over het algemeen is de vermogensstructuur in de boomkwekerij sterk. Bedrijven met een hoog rendement op eigen vermogen hebben over het algemeen minder vreemd kapitaal nodig om te groeien. Ze zullen immers zelf genoeg kapitaal genereren om de gewenste investeringen te financieren. Lager cijfer voor de arbeidsproductiviteit dan Nederland Om de arbeidsproductiviteit te meten, is de bruto toegevoegde waarde gedeeld door het totale arbeidsvolume (fte). Het is dus de gemiddelde toegevoegde waarde van een fulltime medewerker per jaar. De arbeidsproductiviteit in Nederland lag in 2010 op € 89.000. Uit onderstaande tabel blijkt dat de arbeidsproductiviteit in de Rijnstreek een stuk lager ligt dan het landelijk gemiddelde. Tabel 1: Arbeidsproductiviteit 2010 Arbeidsproductiviteit
Alphen a/d Rijn
Boskoop
Rijnwoude
Zoeterwoude
€ 72.000
€ 50.000
€ 73.000
€ 80.000
De arbeidsproductiviteit is bij uitstek een variabele die sterk verschilt per sector. Hoe hoger de kapitaalintensiteit (en dus hoe lager de arbeidsintensiteit), hoe hoger de arbeidsproductiviteit. Zo heeft de (kapitaalintensieve) industrie in Nederland een arbeidsproductiviteit van € 142.000 en bedraagt de toegevoegde waarde van een fulltime werknemer in de (arbeidsintensieve) horeca ‘slechts’ € 42.000. De industrie realiseert dus over het algemeen een hoge arbeidsproductiviteit. In de Rijnstreek blijft deze echter achter bij Nederland. Dit kan het gevolg zijn van het type industrie dat in de Rijnstreek is gevestigd. Daarnaast kunnen verschillen in arbeidsproductiviteit worden verklaard door de bedrijfsgrootte. Huisvest de regio vooral MKB of grootbedrijf? Exporterende bedrijven kunnen namelijk vaak innovatiever en efficiënter werken dan bedrijven die zich alleen op de binnenlandse markt richten. Ook de structuur en opzet van bedrijven, het type machines en de manier waarop deze worden ingezet en het opleidingsniveau van de werknemers zijn indicatoren die van invloed zijn op de arbeidsproductiviteit. Investeren in vakbekwaam personeel loont zich dus in de toekomst. Investeringsratio ruim boven landelijk niveau De investeringsratio is het deel van de bruto toegevoegde waarde dat wordt geïnvesteerd. Dit kengetal geeft een indruk van de mate waarin het bedrijfsleven bereid is om te investeren en (in sommige gevallen) vertrouwen heeft in de toekomst. De investeringsratio bedroeg voor Nederland als geheel 18 procent. Alleen in Zoeterwoude bleef de investeringsratio achter (12,6 procent). De verschillen tussen sectoren in de Rijnstreek zijn echter groot. Vooral in de zakelijke dienstverlening en de agrarische sector is de 15
investeringsratio hoog. In Boskoop speelt de tuinbouwsector een prominente rol. Dit is een kapitaalintensieve sector, wat betekent dat de investeringen per m2 hoog zijn in vergelijking met andere branches door het intensieve gebruik van productiemiddelen. Zoeterwoude heeft zeer hoge werkgelegenheidsfunctie De werkgelegenheidsfunctie van een regio geeft de verhouding weer tussen het arbeidsvolume en de beroepsbevolking (personen in de leeftijd van 15-65 jaar die zich beschikbaar stellen op de arbeidsmarkt) in een gebied. Dit geeft een indicatie van het belang van de regio als werkverschaffer. Normaliter ligt deze verhouding hoger naarmate de gemeente meer stedelijk is. Zoeterwoude heeft een hogere werkgelegenheidsfunctie dan gemiddeld Nederland. De werkgelegenheidsfunctie in Zoeterwoude bedraagt 182, wat betekent dat voor elke 100 leden van de beroepsbevolking 182 fulltime banen beschikbaar zijn. De overige gemeenten hebben een lagere werkgelegenheidsfunctie dan Nederland. Een lage werkgelegenheidsfunctie hoeft niet te betekenen dat de werkloosheid hoog is. Leden van de beroepsbevolking kunnen immers ook in andere gemeenten werken. In figuur 1.10 is de werkgelegenheidsfunctie weergegeven. Daarin staat naast het arbeidsvolume het aantal banen per 100 leden van de beroepsbevolking. De verhouding tussen beide geeft een indicatie van de mate waarin parttime banen worden aangeboden. Hoe groter het verschil, hoe meer parttime banen. Figuur 1.10: Werkgelegenheidsfunctie, 2010 Nederland Groene Hart Rijnstreek Zoeterwoude Rijnwoude Boskoop Alphen aan den Rijn 0
50 Aantal banen
100
150
200
Arbeidsvolume
Bron: LISA, bewerking Rabobank
16
Tabel 2: Absolute cijfers economisch presteren Alphen aan den Rijn 2009 2010
Boskoop 2009 2010
Rijnwoude Zoeterwoude Nederland 2009 2010 2009 2010 2009 2010
Economische groei Winstgroei % Productiegroei % Investeringengroei % Arbeidsvolumegroei %
-28,9 -3,0 -10,8 -1,4
14,5 3,0 0,0 -0,5
-1,8 1,2 -14,0 -1,8
13,3 4,4 0,7 -1,4
-24,7 -4,4 -14,0 -2,1
8,9 1,6 -0,8 -2,3
-24,3 -4,3 -20,0 -2,3
-7,0 -1,2 -1,9 -2,0
-26,4 -4,0 -14,3 -1,6
14,5 3,5 -0,2 -0,9
Economische kracht Rentabiliteit eigen vermogen % Arbeidsproductiviteit (x 1.000) Investeringsratio % Werkgelegenheidsfunctie
14,6 € 69 26,5 84
16,8 € 72 25,8 83
32,8 € 48 33,1 53
37,3 € 50 31,9 52
10,9 € 71 23,7 79
11,8 € 73 23,1 79
13,8 € 79 12,7 192
11,7 € 80 12,6 182
7,8 € 86 18,8 86
9,9 € 89 18,1 85
17
2
Ontwikkelingen in de sectoren
De gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude zijn met elkaar in gesprek over een mogelijke samenwerking en gemeentelijke herindeling. Vanuit deze achtergrond is er in dit hoofdstuk aandacht voor de verdieping op twee sectoren: de zakelijke dienstverlening en de landbouw. De zakelijke dienstverlening is een van de leidende sectoren in Alphen aan den Rijn en Rijnwoude en de landbouw heeft deze rol voor Boskoop. Daarnaast spelen de industrie en de bouwsector een belangrijke rol in de economische structuur van Rijnwoude. In deze paragraaf worden over de industrie en de bouw echter geen uitspraken gedaan vanwege een beperkt aantal bedrijfswaarnemingen3 in Rijnwoude op deze twee sectoren.
2.1
De zakelijke dienstverlening en de landbouw
Zakelijke dienstverlening in Alphen aan den Rijn en Rijnwoude De zakelijke dienstverlening speelt in Alphen aan den Rijn en in Rijnwoude een belangrijke rol in de lokale economie. Daarom is het interessant om het verloop van vier bedrijfseconomische indicatoren door de jaren heen te volgen. Onderstaande figuren tonen het verloop aan van de vier groei-indicatoren voor de zakelijke dienstverlening in Alphen aan den Rijn en Rijnwoude tussen 2007-2010. De groei-indicatoren fluctueren flink door de jaren heen. De recessie die halverwege 2008 haar intrede deed, heeft een grote invloed gehad op de groeicijfers. Van de vier groei-indicatoren fluctueert (als gevolg van de crisis) de investeringsgroei het meest. De winst en de investeringen nemen sinds het dieptepunt van de crisis zowel bij de zakelijke dienstverlening in Alphen aan den Rijn als in Rijnwoude weer toe. De winstgroei, productiegroei, investeringsgroei en arbeidsvolumegroei liggen in Alphen aan den Rijn in 2010 hoger dan landelijk het geval was. Deze groei werd vooral gedragen door het middenbedrijf4. Rijnwoude blijft op deze indicatoren echter nog achter bij het Nederlandse gemiddelde. Ook zien we binnen de grootteklassen een divers beeld. Het kleinbedrijf laat in 2010 een kleine groei van de winst zien en een krimp van de productie, terwijl het middenbedrijf in datzelfde jaar juist een kleine krimp van de winst noteert en een groei van de productie. Een vergelijking tussen de winst- en verliesrekening van de zakelijke dienstverleners in Alphen aan den Rijn, Rijnwoude en Nederland maakt duidelijk dat de inkoopkosten voor ondernemers in de twee gemeenten een stuk hoger liggen dan bij het gemiddelde Nederlandse bedrijfsleven. In Alphen aan den Rijn en Rijnwoude ligt dit rond de 50 procent van de omzet, terwijl dit in Nederland circa 35 procent van de omzet bedraagt. Deze hoge inkoopkosten worden echter gecompenseerd door lagere personeels- en huisvestingskosten. Deze kosten vallen een stuk lager uit dan bij collega-ondernemers in Nederland. Daarnaast hebben de zakelijke dienstverleners in Alphen aan den Rijn een lager percentage financiële lasten (ten opzichte van de omzet) dan in gemiddeld Nederland.
3 In de database van de Regionaal-Economische Thermometer. 4 Bedrijven met minimaal 10 en maximaal 99 werknemers.
18
Figuur 2.1: Zakelijke dienstverlening Alphen aan den Rijn 2007-2010
Figuur 2.2: Zakelijke dienstverlening Rijnwoude 2007-2010
10
10
5
5
0 2007 -5
2008
2009
0 2007
2010
2008
2009
2010
-5
-10
-10
-15
-15
-20
-20
-25
-25 Winstgroei
Productiegroei
Investeringsgroei
Arbeidsvolumegroei
Winstgroei
Bron: Rabobank/EIM
Productiegroei
Investeringsgroei
Arbeidsvolumegroei
Bron: Rabobank/EIM
Ook de krachtcijfers laten een divers beeld zien. Het rendement op eigen vermogen is bij het kleinbedrijf in Alphen aan den Rijn dat werkzaam is in de zakelijke dienstverlening een stuk hoger (15,8 procent) dan bij diezelfde categorie in Rijnwoude (6,9 procent) en in Nederland (7 procent). Ook het middenbedrijf in Alphen aan den Rijn doet het op dit kengetal een stuk beter dan haar collega’s in Rijnwoude en in Nederland. De arbeidsproductiviteit ligt zowel bij het kleinbedrijf in Alphen aan den Rijn (€ 110.000) als in Rijnwoude (€ 135.000) een stuk hoger dan het Nederlandse gemiddelde (€ 100.000). Dit geldt echter niet voor het middenbedrijf; haar arbeidsproductiviteit ligt in beide gemeenten onder het landelijk gemiddelde. Daartegenover staat wel een hogere investeringsratio dan bij de collega’s in de zakelijke dienstverlening in de rest van Nederland. Prognose zakelijke dienstverlening voor 2012 Binnen de zakelijke dienstverlening zijn momenteel tekenen van herstel zichtbaar, maar de weg naar overtuigende omzetgroei lijkt nog ver. Voor 2011 verwachten we een omzetgroei van 2,4 procent en voor 2012 2,6 procent. Er zijn veel kostenbesparingen doorgevoerd. De sector staat nu voor nieuwe uitdagingen. Als gevolg van veranderende marktverhoudingen is het noodzakelijk dat ondernemers blijven innoveren. Dat kan door interne processen te digitaliseren, maar ook door nieuwe bedieningsconcepten in de markt te zetten. De markt dwingt ondernemers tot een duidelijke klantfocus. De hedendaagse kritische klant verwacht professionaliteit en betrokkenheid van zijn partner in business. Innovatie is inmiddels geen vrijblijvende keuze meer, maar een randvoorwaarde voor toekomstgericht ondernemen.5 Landbouw in Boskoop In figuur 2.3 is het verloop van de vier groeicijfers voor de landbouw in Boskoop weergegeven. Opvallend is de stijging van de winst. Ondanks deze winststijging, is de winstgroei van de landbouw in Boskoop de afgelopen jaren achtergebleven bij die van Nederland. De productiegroei en de investeringsgroei bleven rond het landelijk gemiddelde, terwijl het arbeidsvolume in Boskoop minder is afgenomen dan in de rest van Nederland.
5 Bron: Rabobank Cijfers en Trends, 36e jaargang, oktober 2011.
19
De winst- en productiegroei kwamen met name voor rekening van het middenbedrijf. Terwijl het arbeidsvolume in het kleinbedrijf minder is afgenomen dan in het middenbedrijf. Ook de krachtcijfers van de agrarische sector in Boskoop laten een divers beeld zien. Zo is de arbeidsproductiviteit bij het kleinbedrijf in de landbouw de afgelopen jaren toegenomen, maar blijft zij in Boskoop met € 55.000 toch achter bij het landelijk gemiddelde van € 59.000. Daar staat tegenover dat het rendement op eigen vermogen zowel bij het kleinals bij het middenbedrijf in Boskoop hoger is dan in Nederland. Tevens ligt de investeringsratio van de agrarische ondernemers in het middenbedrijf (42 procent) hoger dan het landelijk gemiddelde (35 procent). Een vergelijking tussen de winst- en verliesrekening van de agrarische sector in Boskoop en Nederland maakt duidelijk dat de inkoopkosten voor agrariërs in Boskoop een stuk hoger liggen dan bij de gemiddelde agrariër in Nederland.6 In Boskoop ligt dit rond de 40 procent van de omzet, terwijl dit in Nederland circa 23 procent van de omzet bedraagt. Deze hoge inkoopkosten worden echter gecompenseerd door lagere personeels- en huisvestingskosten. Deze kosten vallen een stuk lager uit dan bij collega-ondernemers in Nederland. Daarnaast hebben de agrariërs in Boskoop een lager percentage financiële lasten (ten opzichte van de omzet) dan in gemiddeld Nederland. Figuur 2.3: Landbouw Boskoop 2007-2010
Figuur 2.4: Afname landbouwbedrijven 110
25 20
100
15
90 10
80 5
70
0 2007 -5
2008
2009
2010
60
-10
50 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
-15 Winstgroei
Productiegroei
Investeringsgroei
Nederland
Arbeidsvolumegroei
Bron: Rabobank/EIM
Boskoop
Bron: CBS
De landbouw is enorm van belang voor de regionale economie, maar het aantal banen in de landbouw krimpt drastisch. Het afgelopen decennium is door schaalvergroting in deze sector het aantal landbouwbedrijven in de periode 2000-2010 flink afgenomen. Uit bovenstaande figuur blijkt dat Boskoop een grotere afname van het aantal landbouwbedrijven kent dan gemiddeld Nederland. In 2000 telde Boskoop nog 455 landbouwbedrijven. Anno 2010 telt deze gemeente er nog maar 304.7
6 Hierbij is geen rekening gehouden met de grote diversiteit binnen de landbouwsector. 7 Bron: CBS.
20
2.2
ZZP’ers in de Rijnstreek
In de zakelijke dienstverlening en in de agrarische sector zijn een groot aantal zelfstandigen zonder personeel werkzaam (de zogenoemde ZZP’ers). Het aantal ZZP’ers is de afgelopen jaren enorm gestegen en zij zijn niet meer weg te denken uit het Nederlandse bedrijfsleven. ZZP’ers zorgen voor flexibiliteit in de economie en worden steeds meer gezien als een noodzakelijke schakel in de keten van bedrijfsactiviteiten. De ZZP’ers en het overige MKB nemen steeds meer niet-kerntaken van het grootbedrijf over. Daarnaast vormen zij een voorbeeld van de moderne arbeidsverhoudingen.8 Figuur 2.5 toont het aandeel ZZP’ers in de Rijnstreek ten opzichte van het totaal aantal vestigingen. Wat dan blijkt is dat de vier gemeenten allemaal een kleiner aandeel ZZP’ers huisvesten dan de overige Groene Hart gemeenten en Nederland. In de Rijnstreek heeft Rijnwoude het grootste aandeel ZZP’ers, bijna de helft van het totale bedrijfsleven is ZZP’er. De afzonderlijke gemeenten hebben ieder hun eigen sectorfocus. In Alphen aan den Rijn werkt circa 18 procent van de ZZP’ers in de handelssector. En circa een kwart is werkzaam in de advies- en onderzoekssector. In Boskoop speelt de agrarische sector een belangrijke rol; maar liefst 27 procent van de ZZP’ers werkt in de agrarische sector. Ook in Rijnwoude speelt de agrarische sector een belangrijke rol. Circa een vijfde van de ZZP’ers is hierin werkzaam. En 16 procent heeft een bedrijf in de advies- en onderzoekssector. Daarnaast zijn ook in Zoeterwoude relatief veel ZZP’ers werkzaam in de advies- en onderzoekssector (17 procent). Bijna een vijfde van de ZZP’ers heeft een bedrijf in de bouwsector. Figuur 2.5: Aandeel ZPP’ers ten opzichte van totaal aantal vestigingen
Figuur 2.6: Ontwikkeling ZZP’ers 20002010
70% 210
60% 50%
190
40%
170
30% 150
20% 10%
130
0%
110 90 2000
2001
2002
2003
Alphen aan den Rijn Zoeterwoude
Bron: Rabobank/EIM
2004
2005
2006
Boskoop Groene Hart
2007
2008
2009
2010
Rijnwoude Nederland
Bron: LISA, bewerking Rabobank
De ontwikkeling van het aantal vestigingen van ZZP’ers in de Rijnstreek blijft achter bij het landelijk gemiddelde. Het afgelopen decennium is in Nederland het aantal ZZP’ers ruim verdubbeld. Rijnwoude komt hier het dichtste bij, zij zag het aantal ZZP- vestigingen met maar liefst 97 procent toenemen. De overige gemeenten kenden een lagere groei (zie figuur 2.6).
8 EIM (2007). Van onbemind tot onmisbaar. De economische betekenis van ZZP’ers nu en in de toekomst.
21
3
Regionaal Economische Barometer
Om inzicht te bieden in de regionaal economische gang van zaken, heeft Rabobank de Regionaal-Economische Barometer ontwikkeld. In dit hoofdstuk schetsen we op hoofdlijnen de gevolgen van de economische ontwikkelingen voor de Rijnstreek op korte termijn. Daarvoor gaan we in op de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid, de werkloosheid en het productievolume in de vier gemeenten en vergelijken deze met Nederland. Sectorstructuur Rijnstreek biedt gevarieerde basis De invloed van de conjunctuur op de regionale economie wordt mede bepaald door de aard van die economie, de sectorstructuur. Vroegcyclische sectoren (industrie, logistiek) gaan voorop bij economische groei of krimp terwijl veel consumentgerichte sectoren (detailhandel, horeca) conjuncturele veranderingen pas later merken. Daarnaast zijn er sectoren zoals de overheid en zorg waarbij de ontwikkeling veel meer afhangt van de politieke constellatie en bevolkingsontwikkeling. De verdeling van het aantal banen over de sectoren (figuur 1.1 en 1.2) laat zien dat de Rijnstreek een diverse sectorstructuur heeft en zowel in goede als slechte economische tijden goed vooruit zou moeten kunnen. Figuur 3.1 Prognose landelijke werkgelegenheidsontwikkeling
Figuur 3.2 Prognose werkgelegenheidsontwikkeling
Landbouw
120
* prognose
Industrie Bouw 110
Groothandel Detailhandel Horeca
100
Logistiek en telecom Financiële instellingen 90
Zakelijke diensten Overheid Zorg
80 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011* 2012*
Vrije tijd en ov. Diensten Totaal -6%
-4%
-2%
0%
2%
4%
6% Alphen aan den Rijn
2010
2011 (prognose)
Bron: Rabobank
3.1
Boskoop
Rijnwoude
Zoeterwoude
Nederland
2012 (prognose)
Bron: LISA, bewerking Rabobank
Werkgelegenheid
Zorg en zakelijke diensten aanjagers van banengroei De werkgelegenheidsontwikkeling loopt altijd wat achter op het verloop van de conjunctuur. De verwachtingen tijdens de recessie waren dat de Nederlandse arbeidsmarkt het zwaar te verduren zou krijgen. Inmiddels blijkt dat de arbeidsmarkt zich relatief goed staande weet te houden. Vooral de vooruitzichten voor de industrie, bouw en financiële instellingen waren negatief. Voor alle drie werd een daling van de werkgelegenheid met meer dan 5 procent verwacht. De realisatiecijfers van 2010 (figuur 3.1) laten zien dat de werkgelegenheid in de drie genoemde sectoren in 2010 wel afnam maar minder sterk dan vorig jaar werd gedacht. Dit komt onder andere door het toegenomen belang van flexibele arbeid en de inzet van de deeltijd-WW. In 2010 was de zorg de enige sector die een flinke groei vertoonde, naar 22
verwachting zullen in 2011 de zakelijke diensten en (in mindere mate) de groothandel, logistiek & telecom ook groeien. In consumentengerichte sectoren als de horeca en detailhandel blijft het aantal banen vrijwel gelijk, mede doordat de koopkracht van consumenten onder druk staat. Voor Nederland voorzien we in 2011 0,1 procent krimp van de werkgelegenheid. In 2012 is er een kleine plus van 0,2 procent. Werkgelegenheidsontwikkeling vlakt af De werkgelegenheidsontwikkeling over de periode 2000 tot 2011 laat zien dat de ene gemeente sterker heeft geprofiteerd van de economische groei in de jaren voor de recessie dan de andere (figuur 3.2). De vier gemeenten kenden voor de recessie (met uitzondering van Rijnwoude tot 2006) een kleinere stijging van de werkgelegenheid dan landelijk. In Alphen aan den Rijn was het vooral de zorg en het onderwijs die sterk groeiden, in Boskoop en Zoeterwoude namen in veel sectoren het aantal banen af, maar creëerde de zorg extra banen. In Rijnwoude nam de werkgelegenheid in de advies en onderzoeksdiensten en overige zakelijke dienstverlening relatief sterk toe. In 2011 en 2012 zal de werkgelegenheid in de Rijnstreek naar verwachting stabiel blijven (figuur 3.2). Naar alle waarschijnlijkheid neemt het belang van de zorg en de zakelijke dienstverlening (advies & onderzoek en facilitaire diensten) verder toe. Het relatief grote aandeel van de zorg (met name in Alphen aan den Rijn) en de zakelijke dienstverlening draagt hier in Alphen aan den Rijn en Rijnwoude in positieve zin aan bij. Het totale aantal industriebanen in Nederland blijft krimpen door automatisering en verplaatsing van productieactiviteiten. In de voedingsmiddelenbranche (de grootste industriesector in de Rijnstreek) krimpt het aantal banen naar verwachting met 2,2 procent. De uiteindelijke ontwikkeling op lokaal niveau wordt daarbij echter sterk beïnvloed door individuele bedrijfsbeslissingen.
3.2
Werkloosheid
Lage werkloosheid in de Rijnstreek Over heel 2010 was de werkloosheid in Nederland 5,4 procent, in de loop van 2010 vond er echter een duidelijke afname van het aantal werklozen plaats. Met een werkloosheid die in 2011 en 2012 rond de 5 procent schommelt, loopt Nederland in positieve zin voorop in Europa. Het niveau van de werkloosheid komt in 2011 uit op 4,0 procent in Alphen aan den Rijn, 2,1 procent in Boskoop, 0,9 procent in Rijnwoude en 5,4 procent in Zoeterwoude. Daarmee kent de regio een lagere werkloosheid dan gemiddeld in Nederland. Werkloosheid is het resultaat van twee factoren, de vraag naar en het aanbod van arbeid (de werkgelegenheid en de beroepsbevolking). Figuur 3.3 toont de ontwikkeling van deze twee tussen 2011 en 2012. In het merendeel van de gemeenten (elke bol is een gemeente) neemt de werkgelegenheid en de beroepsbevolking naar verwachting nog toe. De verwachte werkgelegenheidsgroei in de Rijnstreek valt (met uitzondering van Alphen aan den Rijn) lager uit dan in Nederland. Daartegenover staat dat de beroepsbevolking naar verwachting wel een (lichte) groei zal vertonen. Op dit moment spelen twee belangrijke ontwikkelingen bij het arbeidsaanbod. Enerzijds neemt het aanbod de komende jaren structureel af vanwege de vergrijzing. Anderzijds zien we dat de groep mensen die zich beschikbaar stelt op de arbeidsmarkt groeit als het economisch goed gaat en krimpt als het minder gaat (het zogenaamde 23
‘encouraged/discouraged worker effect’). In het afgelopen jaar was er sprake van een discouraged worker effect en stelden mensen het moment dat ze zich op de arbeidsmarkt aanboden nog uit, bijvoorbeeld door langer door te studeren. De verwachting is dat dit in 2012 niet het geval is, maar de positieve marge op de ontwikkeling van de beroepsbevolking is zodanig klein dat indien de economische groei in 2012 tegenvalt de beroepsbevolking vanwege het discouraged worker effect mogelijk weer lichte krimp vertoont in plaats van een kleine groei. Figuur 3.3 Ontwikkeling werkgelegenheid en beroepsbevolking
Figuur 3.4 Prognose productievolume 2011-2012 2,5%
1,5% Boskoop
Groei beroepsbevolking
2,0%
Rijnwoude
1,0%
1,5% 0,5% Zoeterwoude
1,0% Alphen aan den Rijn 0,5%
0,0% Nederland
0,0% -0,5% -1,5%
Ontwikkeling 2010-2011 -1,0%
-0,5% 0,0% 0,5% Groei werkgelegenheid
Bron: CPB, bewerking Rabobank
3.3
1,0%
Ontwikkeling 2011-2012
1,5% Alphen aan den Rijn
Boskoop
Rijnwoude
Zoeterwoude
Nederland
Bron: Rabobank
Productie
Verder herstel productievolume vlakt af In 2009 leidde de verminderde vraag naar goederen en diensten tot een sterke daling van het productievolume van bedrijven. In 2010 was de voorraadopbouw door bedrijven een voorname factor achter de economische groei. Dit speelt in 2011 en 2012 minder, maar door het verdere herstel van de Nederlandse economie blijft er nog wel lichte groei optreden. In 2011 is het vooral de industrie die een belangrijke aanjager is van de ontwikkeling van het productievolume. In 2011 en 2012 groeit het landelijke productievolume met 2,0 en 1,2 procent. Zoeterwoude zal naar verwachting in 2011 en 2012 een hogere groei van het productievolume realiseren dan Nederland. Terwijl Rijnwoude in beide jaren met een verwachte groei van respectievelijk 0,9 en 0,2 procent achterblijft bij de overige drie gemeenten en Nederland. De onzekerheid door de Europese schuldencrisis en de overal ingezette bezuinigingen hebben een negatief effect op de economische groei. Door de beperkte groei van de wereldhandel, en daarmee de Nederlandse handel, zijn de vooruitzichten niet hoopgevend en is de verwachting dat de industriële productie het komende jaar afvlakt.
24
Colofon Titel Update ‘Kracht van de Rijnstreek’ Ondertitel Economisch presteren van het bedrijfsleven in de Rijnstreek in 2010 en een vooruitblik naar 2011/2012 Auteur Cynthia Briesen Kennis en economisch onderzoek Rabobank Nederland Publicatiedatum: November 2011 In opdracht van: Rabobank Rijnstreek Contactadres: Postbus 55 2400 AB Alphen aan den Rijn Tel.: (0172) 48 55 11
[email protected] www.rabobank.nl/rijnstreek
© Rabobank Nederland, 2011 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande toestemming van Rabobank Nederland. No part of this publication may be reproduced in any form by print, photo print, microfilm or any other means without written permission by Rabobank Nederland.
25