Datum van inontvangstneming
:
14/09/2012
Resumé
C-371/12 - 1 Zaak C-371/12
Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van indiening: 3 augustus 2012 Verwijzende rechter: Tribunale di Tivoli Datum van de verwijzingsbeslissing: 20 juni 2012 Verzoekende partijen: Petillo Enrico Petillo Carlo Verwerende partij: Unipol
Voorwerp van de procedure in het hoofdgeding Vergoeding van schade als gevolg van een auto-ongeval Voorwerp en rechtsgrondslag van het prejudiciële verzoek Uitlegging van de richtlijnen betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven Prejudiciële vraag „Kan gelet op de richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 90/232/EEG en 2009/103/EG betreffende de verplichte verzekering tegen de wettelijke
NL
RESUMÉ VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING – ZAAK C-371/12
aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, een nationale regeling van een lidstaat de omvang van de aansprakelijkheid voor immateriële schade die ten laste komt van personen (verzekeringsmaatschappijen) die krachtens deze richtlijnen gehouden zijn een verplichte verzekering aan te bieden tegen schade die voortvloeit uit het verkeer van motorrijtuigen, enkel in geval van schade die voortvloeit uit verkeersongevallen feitelijk beperken door de wijze van berekening van de schadevergoeding bij wet voor te schrijven?” Aangevoerde bepalingen van gemeenschapsrecht Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 103, blz. 1) Tweede richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB L 8, blz. 17) Derde richtlijn 90/232/EEG van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB L 129, blz. 33) Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 263, blz. 11) Aangevoerde bepalingen van nationaal recht Artikel 139 van decreto legislativo nr. 209 van 7 september 2005 recante il codice delle assicurazioni private (wetsdecreet houdende het wetboek van particuliere verzekeringen) (GURI nr. 239 van 13 oktober 2005 – Supplemento Ordinario nr. 163) (hierna: „wetboek verzekeringsrecht”): „(Letselschade voortvloeiend uit lichte verwondingen) 1. Letselschade voortvloeiend uit lichte verwondingen ten gevolge van ongevallen waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen en vaartuigen aanleiding heeft gegeven, wordt vergoed volgens de hiernavolgende criteria en maatstaven: 2
PETILLO EN PETILLO
a) als vergoeding voor permanent letsel wordt voor de blijvende gevolgen van verwondingen gelijk aan of kleiner dan 9 % een bedrag uitgekeerd dat meer dan evenredig toeneemt met elk procentpunt waarvoor het slachtoffer invalide blijft; dat bedrag wordt berekend door het percentage te vermenigvuldigen met de in lid 6 daarvoor aangegeven coëfficiënt. Het aldus verkregen bedrag wordt vanaf het elfde jaar van de gekwetste elk jaar met 0,5 % verminderd. De waarde van het eerste procentpunt is gelijk aan 674,78 EUR1; b) als vergoeding voor tijdelijk letsel wordt voor elke dag dat het slachtoffer volledig buiten staat is zijn dagelijkse bezigheden te verrichten, een bedrag van 39,37 EUR uitgekeerd2; in geval van tijdelijke ongeschiktheid van minder dan 100 % wordt voor elke dag een bedrag uitgekeerd dat evenredig is aan het percentage erkende ongeschiktheid. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder letsel verstaan, een tijdelijke of permanente geestelijke of lichamelijke verwonding van een persoon die door een forensisch geneeskundige kan worden vastgesteld en een negatieve weerslag heeft op de dagelijkse activiteiten, de persoonlijke betrekkingen en de dynamische aspecten van het leven van het slachtoffer, ongeacht eventuele gevolgen voor zijn vermogen om inkomen te verwerven. 3. De omvang van de letselschade die krachtens lid 1 wordt geliquideerd, kan door de rechter met niet meer dan één vijfde worden verhoogd op grond van een billijke en onderbouwde waardering van de persoonlijke omstandigheden van het slachtoffer. 4. Bij decreto del Presidente della Repubblica (presidentieel decreet) [...] wordt een tabel opgesteld van de geestelijke en lichamelijke verwondingen waarvan de ernst op een invaliditeitsschaal van 1 tot 9 punten wordt aangegeven. 5. De in lid 1 genoemde bedragen worden jaarlijks bij decreet van de minister van Productieve Activiteiten bijgewerkt met een coëfficiënt die overeenkomt met de door het ISTAT (Italiaans bureau voor de statistiek) vastgestelde variatie in de nationale consumptieprijsindex voor gezinnen van arbeiders en employés. 6. Voor de berekening van het in lid 1, sub a, bedoelde bedrag wordt een procentpunt invaliditeit gelijk aan 1 vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,0; een procentpunt invaliditeit gelijk aan 2 met een coëfficiënt van 1,1; een procentpunt invaliditeit gelijk aan 3 met een coëfficiënt van 1,2; een procentpunt invaliditeit gelijk aan 4 met een coëfficiënt van 1,3; een procentpunt invaliditeit gelijk aan 5 met een coëfficiënt van 1,5; een procentpunt invaliditeit gelijk aan 6 met een coëfficiënt van 1,7; een procentpunt invaliditeit gelijk aan 7 met een 1
–
2
–
Bij artikel 1 van decreto ministeriale (ministerieel decreet) van 17 juni 2011 (GURI nr. 147 van 27 juni 2011) is dit bedrag met ingang van april 2011 verhoogd tot 759,04 EUR. Bij artikel 1 van het aangehaalde decreto ministeriale is dit bedrag met ingang van april 2011 verhoogd tot 44,28 EUR.
3
RESUMÉ VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING – ZAAK C-371/12
coëfficiënt van 1,9; een procentpunt invaliditeit gelijk aan 8 met een coëfficiënt van 2,1; een procentpunt invaliditeit gelijk aan 9 met een coëfficiënt van 2,3.” Korte uiteenzetting van de feiten en de procedure in het hoofdgeding 1
Verzoeker in het hoofdgeding, Enrico Petillo, geboren op 3 september 1986, is op 21 september 2007 het slachtoffer geworden van een verkeersongeval. Hij heeft daarbij zowel vermogensschade als ander nadeel geleden, met name letselschade, en heeft de verwijzende rechter verzocht verweerster, de verzekeringsmaatschappij van de veroorzaker van het ongeval, te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van 14 155 EUR voor immateriële schade.
2
Op basis van de in artikel 139 van het wetboek verzekeringsrecht bedoelde tabel heeft verweerster aan verzoeker een vergoeding van 2 700 EUR voor immateriële schade uitgekeerd. Voornaamste argumenten van partijen in het hoofdgeding
3
Volgens verzoeker in het hoofdgeding zou hij, als de immateriële schade uit een andere oorzaak (dus niet uit een verkeersongeval) was voortgevloeid, recht hebben gehad op een hogere vergoeding dan in artikel 139 van het wetboek verzekeringsrecht is neergelegd.
4
Verweerster stelt dat artikel 139 van toepassing is. Korte uiteenzetting van de motivering van de verwijzing
5
De verwijzende rechter legt uit dat immateriële schade naar Italiaans recht onderverdeeld is in letselschade (aantasting van de geestelijke of lichamelijke integriteit), morele schade (psychisch leed dat door de verwonding wordt veroorzaakt) en overige schade. Na een overzicht van de ontwikkeling van het begrip immateriële schade in de nationale rechtspraak met als uitgangspunt artikel 2059 Codice civile (het Italiaanse burgerlijk wetboek), de algemene bepaling over immateriële schade, zet de verwijzende rechter gedetailleerd uiteen hoe krachtens artikel 139 van het wetboek verzekeringsrecht de immateriële schade moet worden begroot.
6
Kort gezegd wordt het in dat artikel neergelegde stelsel voor de beperking van de schadevergoeding enkel toegepast ingeval de verwonding voortvloeit uit een ongeval met een motorrijtuig of een vaartuig; in alle andere gevallen is de Italiaanse rechter, bij gebreke van een wettelijke maatstaf, vrij in de vaststelling van de omvang van de schade.
7
Het probleem is dat het geldende recht de rechter in geval van een verkeersongeval geen ruimte biedt om de begroting van de immateriële 4
PETILLO EN PETILLO
letselschade aan een concreet geval aan te passen. Hij is namelijk gehouden die schade door middel van een wiskundige formule te berekenen, waardoor hij wordt beperkt in zijn bevoegdheden een billijke vergoeding vast te stellen. 8
Dit voorschrift sluit bovendien vergoeding van morele schade in geval van een verkeersongeval geheel uit, terwijl die wel kan worden toegewezen als de schade uit andere oorzaken voortvloeit.
9
Naar het oordeel van de verwijzende rechter is artikel 139 van het wetboek verzekeringsrecht daardoor in strijd met de aangehaalde richtlijnen van de Unie.
10
Hij betwijfelt of op grond van deze richtlijnen in de nationale voorschriften voor schade die voortvloeit uit verkeersongevallen een lagere vergoeding mag worden vastgesteld dan in dezelfde rechtsorde is neergelegd voor schade die voortvloeit uit andere oorzaken.
11
De verwijzende rechter oordeelt dat met name de laatste volzin van artikel 12 van richtlijn 2009/103/EG („Deze bepaling doet geen afbreuk aan de wettelijke aansprakelijkheid, noch aan het bedrag van de schade.”) twijfels oproept. Deze kan namelijk aldus worden uitgelegd dat de lidstaat volstrekt vrij is de voorschriften voor de vestiging en de omvang van wettelijke aansprakelijkheid vast te stellen, maar ook – vooral in het licht van de andere aangehaalde richtlijnen – als een algemene bepaling die hoe dan ook gebonden is aan het beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie, nu de richtlijnen van de Unie beogen te waarborgen dat schade aan zaken en letsel aan personen daadwerkelijk worden vergoed en in geval van ernstige ongevallen zelfs minimumbedragen waarborgen, waarvan enkel in uitdrukkelijk genoemde gevallen kan worden afgeweken.
12
Volgens de verwijzende rechter grijpt de Italiaanse regeling weliswaar niet rechtstreeks in het voorwerp van de overeenkomst in, maar stelt zij in feite een grens aan het te vergoeden bedrag in het voordeel van de verzekeringsmaatschappijen (die wettelijk verplicht zijn een overeenkomst te sluiten) door voor de begroting van de immateriële schade andere criteria vast te stellen, die gunstiger zijn dan de in de nationale rechtsorde geldende algemene criteria, onder uitsluiting van een deel van de schade (morele schade). Het gevolg daarvan is dat het beginsel van volledige vergoeding van letselschade niet meer in acht wordt genomen. Het recht op gezondheid is immers een onaantastbaar goed, waarvan de bescherming – in de zin van vergoeding van schade – niet kan worden beperkt naargelang de oorzaak van het letsel.
13
De verwijzende rechter noemt tot slot het arrest van het EVA-Hof van 20 juni 2008 in zaak E-8/07, Celina Nguyen/De Noorse Staat (PB C 263, blz. 4), hoewel hij erkent dat de casus niet geheel overeenkomen. Bij dat arrest heeft het EVAHof ten eerste verklaard dat het niet verenigbaar is met de eerste, de tweede en de derde richtlijn motorrijtuigenverzekering om vergoeding van niet in geld uit te 5
RESUMÉ VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING – ZAAK C-371/12
drukken schade („pijn en ander lijden”), waarbij het om een vorm van wettelijke aansprakelijkheid gaat, van het stelsel van verplichte verzekering naar nationaal recht uit te sluiten, en ten tweede dat het uitsluiten van vergoeding van niet in geld uit te drukken schade („pijn en ander lijden”), waarbij het om een vorm van wettelijke aansprakelijkheid gaat, van het stelsel van verplichte verzekering naar nationaal recht een voldoende gekwalificeerde schending van het EER-recht is om aanleiding te geven tot aansprakelijkheid van de staat.
6