, om het parametermenu te openen. indrukt, komt u in het menu voor de parameters. De melding "P-DRIVE DATA" verschijnt op de eerste regel. Met om een niveau hoger in het menu te gaan. Op dezelfde manier kunnen de parameters in alle andere menu's worden veranderd.
6
<S>
2.2
Speciale aanduidingen In deze bedieningshandleiding worden de volgende tekstformaten gebruikt.
Displaytoetsen Tabel 2-2
Weergave van speciale aanduidingen
Beschrijving in de tekst
Betekenis
Druk eenmaal op de toets van de bedieningsinterface.
Druk tweemaal op de toets van de bedieningsinterface.
<S+I>
Druk beide toetsen gelijktijdig in.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
25
Voorwoord 2.2 Speciale aanduidingen
Displaytekst "P-SYSTEM DATA" Op deze manier wordt tekst weergegeven die op het display van de bedieningsinterface wordt weergegeven. Als u in een menu van niveau moet wisselen, wordt de tekst als volgt weergegeven: "PEXTRAS/Language". Hierbij staat "P-EXTRAS" voor het hoofdmenu, "Language" voor het submenu. In deze situatie geeft u in het menu "P-EXTRAS" de parameter voor de taal in. Op het display staat eerst "P-EXTRAS". Als u overschakelt naar dit menu, wordt op het display alleen nog maar "Language" weergegeven.
26
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.1
3
Toestelsoftware of handleiding actualiseren Deze bedieningshandleiding geldt voor DYNAVERT® T van de serie 05/06/07, vanaf softwareversie 11C0153-AP39.
Handelwijze 1. Controleer op de omvormer-display, de actuele softwareversie in het menu "I-INVERTER DATA/Version". 2. Als de versie van de omvormer-software hoger is dan de versie in de handleiding, dient u de actuele beschrijving bij de hieronder vermelde website te downloaden. 3. Als de omvormer-software niet meer actueel is, actualiseert u de omvormer-software met de software "IMS". Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de service-afdelingen van de fabrikant.
Zie ook www.loher.com ()
3.2
Type-aanduidingen De omvormers hebben de volgende soort aanduidingen: ● Korte beschrijving ● Typesleutel ● Verdere uitvoeringsaanduiding
Korte beschrijving Voorbeeld voor korte beschrijving T 05-30 / 400 / 12 / 6 In de korte beschrijving zijn de volgende details opgenomen: ● Omvormer-ontwikkelingsstand ● Duur-asvermogen van de aangesloten motor voor vierpolige motoren bij bedrijf tot 50 Hz ● Nominale aansluitspanning ● Pulsaantal De symbolen hebben de volgende betekenis: Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
27
Overzicht van het apparaat 3.2 Type-aanduidingen Tabel 3-1
Voorbeeld voor korte beschrijving
Voorbeel Betekenis d T
DYNAVERT® T
05
Modificatiestand
30
Duur-asvermogen [kW] van de aangesloten motor
400
Nominale aansluitspanning [V]
12/6
Pulsaantal ingang/uitgang. Als deze informatie ontbreekt, betreft het een 6 / 6-pulsige omvormer.
Typesleutel Voorbeeld voor typesleutel 2T 2 A- 0 5 40 0- 055De typesleutel beschrijft het type omvormer nauwkeuriger. Geef bij vragen aan de fabriek naast de typesleutel ook het serienummer en de overige gegevens op het typeplaatje aan. De symbolen hebben de volgende betekenis: Tabel 3-2
Typesleutel
Voorbeel d
Benaming
Optie
Betekenis
2T
Apparaattype
2T
Spanningstussenkringomvormer DYNAVERT T
2X
Installatie met kastapparaten bestaande uit één of meerdere omvormers DYNAVERT T. Het maximale asvermogen van alle ingebouwde omvormers wordt bij elkaar opgeteld.
2
IP20
3
IP21
6
IP54
7
IP55
9
Overige
A
6-puls ingang
F
12-puls ingang
K
18-puls ingang
L
24-puls ingang
R
geschikt voor terugvoer
S
Bijzondere uitvoering geschikt voor terugvoer 2
0
Compact apparaat met luchtkoeling
2
Compact apparaat Plus met luchtkoeling
3
Compact apparaat met waterkoeling
7
Kastapparaat met waterkoeling
8
Kastapparaat met luchtkoeling
2
A-
0
28
Veiligheidsklasse
Aantal pulsen bij de ingang
Mechanische uitvoering
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.2 Type-aanduidingen Voorbeel d
Benaming
Optie
Betekenis
5
Modificatiestand
5
Modificatiestand 5
6
Modificatiestand 6
7
Modificatiestand 7
40
400 V-apparaat
50
500 V-apparaat
69
690 V-apparaat
0
Enkelvoudig apparaat zonde systeembeheer
1
Enkelvoudig apparaat met systeembeheer
2…7
Meervoudig apparaat met overeenkomend aantal parallelle wisselgelijkrichters en systeembeheer
…
Als de eerste positie 9 is, geven de andere twee posities het vermogen in kW×100 weer.
40
0-
055
Netspanning
Aantal parallel geschakelde apparaten
Mogelijk asvermogen [kW] bij uitgangsduurstroom
Verdere uitvoeringsaanduiding Voorbeeld voor verdere uitvoeringsaanduiding A Typesleutel O B D I M 4 De verdere uitvoeringsaanduiding van de omvormer bestaat uit de typesleutel en zeven andere tekens. Deze benaming wordt weergegeven op het typeplaatje. Deze wordt gebruikt in commerciële correspondentie en luidt als volgt: Tabel 3-3
Verdere uitvoeringsaanduiding
Voorbeeld
Benaming
Optie
Betekenis
A
Accessoires
A
Standaard accessoires
D
Accessoire met bypass voor netbedrijf met directe inschakeling
N
Accessoire conform NAMUR-richtlijn NE37 met schakelaar TestNormaal
Q
Accessoire met hoofdschakelaar, greep buitenzijde
W
Accessoire met hoofdschakelaar, greep binnenzijde
S
Accessoire met hoofdschakelaar, hoofdzekering, noodstop in de deur en lokaal/afstand-schakelaar
Z
Klantspecifieke accessoires
2T2A-05400-055
Typesleutel
Typesleutel van de omvormers
O
Remsysteem
O
Omvormer zonder remsysteem
B
Omvormer met remsysteem
Y
Omvormer met remsysteem en speciale elektrische uitvoering
Z
Omvormer met speciale elektrische uitvoering, bijvoorbeeld uitvoering conform ZLU
O
Zonder filter
A
Met ontstoringsklasse A-filter, categorie C2 of C3
B
Met ontstoringsklasse B-filter, categorie C1
B
Ontstoringsfilter
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
29
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Voorbeeld
Benaming
Optie
Betekenis
D
omvormeruitgangsfilter
D
Standaard du/dt-filter
V
Versterkt du/dt-filter
I
M
4
Interne omvormerdisplay
Bus-printplaat
Periferie-printplaat
S
Sinusfilter
Z
Speciaal uitgangsfilter
O
Zonder interne omvormer-display
I
Met interne omvormer-display
E
Met externe omvormer-display
B
Met interne en externe omvormer-display
O
Zonder bus-printplaat
P
Met Profibus-printplaat
M
Met Modbus RTU-printplaat
T
Met Modbus TCP-IP-printplaat
C
Met CAN-bus-printplaat
N
Met Profinet-printplaat
0
Zonder periferie-printplaat
1
Met periferie-printplaat 1
2
Met periferie-printplaat 2
3
Met periferie-printplaat 3
4
Met periferie-printplaat 4
3.3
Aanvullende onderdelen
3.3.1
Waterkoeling
3.3.1.1
Algemene opmerkingen over waterkoeling Kastapapraten zijn optioneel leverbaar met waterkoeling. Aan de typebenaming2T..‑7… kunt u zien of een apparaat is voorzien van waterkoeling. De waterkoeling wordt aangepast aan de bestaande omstandigheden. Verdere informatie vindt u in de documentatie bij de opdracht. In het hoofdstuk waterkoeling wordt de uitvoering voor directe waterkoeling met open circulatie beschreven. Het koelwater wordt niet teruggevoerd. Zorg bij de bouw voor de juiste koeling van het water.
30
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
3.3.1.2
Schema voor directe waterkoeling
Opbouw
<
<
<
0
<
$ (A)
Componenten in de omvormerkast
(B)
Componenten op de bouwlocatie
① ② ③ ④ ⑤ ⑥ ⑦ ⑧
%
Ontluchting Lucht / waterwisselaar met ventilator voor het interieur Elektromagnetische klep NC Elektromagnetische klep NO Afsluitkraan, regeling van de doorvoer Regelventiel voor de doorvoer Filter Bypass - de uitvoering is optioneel
Beeld 3-1
Schema - directe waterkoeling
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
31
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
3.3.1.3
Waterkoeling aansluiten
Handelwijze ● Sluit de waterkoeling aan op de drie lagedrukslangen die ca. 2 m boven de onderkant van de kast zijn aangebracht. De slangen zijn voorzien van volgende opschriften: – Aanvoer – Afvoer – Ontluchting ● Plaats bij de bouw vóór de omvormer een fijn filter met een maaswijdte van ca. 50 µm.
3.3.1.4
Ontluchten van de waterkoeling
Handelwijze ● Wanneer er in de terugloopleiding een tegendruk wordt opgebouwd, moet de waterkoeling ontlucht worden. ● Ontlucht de waterkoeling ook wanneer de installatie in een gesloten systeem wordt gebruikt. 1. Schakel de omvormer vóór het ontluchten elektrisch vrij en zorg voor beveiliging tegen ongewenst inschakelen. 2. Open de magnetische klep +H1.K2-Y1 om de waterkoeling te ontluchten. Ga hierbij als volgt te werk: – Open de messchedingsklemmen +H1.K1-X5(of X4):12 en …:13. – Sluit op de klemmen +H1.K1-X5(of X4):11 en …:.14 een hulpspanning van AC 230 V aan. – Open de wateraanvoer – Open om te ontluchten het handventiel +H1.K2-Y3 tot er geen lucht meer ontsnapt. Het ventiel vindt u linksboven aan de achterkant. ● Voor het aansluiten zijn slangdoorvoeren en slangklemmen benodigd: Tabel 3-4
32
Slangdiameters
Slangdiameter
½"
¾"
1"
1½"
Buitendiameter slang
24 mm
30 mm
37 mm
51 mm
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
3.3.1.5
Buitengebruikstelling en stilstand
Handelwijze ● Verwijder de waterkoeling bij langere buitengebruikstelling of stilstand van de omvormer. ● Let er op dat bij stilstand van het koelwater rottingsproducten ontstaan en dat bij opslag onder 0 °C vorstschade kan ontstaan. VOORZICHTIG Vorstschade Wanneer de waterkoeling wordt blootgesteld aan vorst zonder het water te verwijderen, kan materiële schade ontstaan. Verwijder het koelsysteem om schade te voorkomen. Koppel de slangen los van de aansluitingen. Open de magnetische klep +H1.K2-Y1. Volg dezelfde stappen als beschreven bij het ontluchten. Blaas bij gesloten ontluchtingsventiel perslucht in de aanvoerslang tot er geen water meer uit komt. De omvormer wordt vanaf de fabriek verzonden met een lege waterkoeling.
3.3.1.6
Technische gegevens van de directe waterkoeling
Technische gegevens Tabel 3-5
Omvormertypes en bijbehorende maten
Omvormertype
Afmetingen
2T3A-85401-160
BG S1
2T3A-85501-200 2T3A-85691-200 2T3A-8(5…7)401-200 … 2T3A-8(5…6)401-315
BG S2
2T3A-8(5…7)501-250 … 2T3A-8(5…6)501-400 2T3A-8(5…7)691-250 … 2T3A-8(5…6)691-400 2T3A-86/7401-400
BG S21
2T3A-86/7501-500 2T3A-86/7691-500 2T3A-85401-400 … 2T3A-85401-560
BG S3
2T3A-85501-450 … 2T3A-85501-710 2T3A-85691-450 … 2T3A-85691-710 2T3A-86/7401-500 … 2T3A-86401-630 2T3A-86/7501-560 … 2T3A-86501-800 2T3A-86/7691-560 … 2T3A-86691-910
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
33
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Tabel 3-6
Waterkoeling - omgevingsvoorwaarden
Afmetingen
BG S1, BG S2, BG S21, BG S3
Veiligheidsklasse
IP55 IP54 met bedieningsveld in de deur
Waterkwaliteit
Industriewater
Toegestane watertemperatuur
+ 10 °C … + 25 / 30°C (afhankelijk van het vermogen, zie omvormerdocumentatie)
Toegestane omgevingstemperatuur
Tijdens bedrijf: + 1 °C … + 55 °C
Tabel 3-7
Waterkoeling - waterdruk en -hoeveelheid
Afmetingen
BG S1
BG S2
BG S2/21
BG S3
450
720
1200
2000
Waterdoorvoer [l/uur] Min. bedrijfsdruk [bar]
1
Max. bedrijfsdruk [bar]
2,5 6
Drukverlies [ca. bar]
0,5
Testdruk [bar]
0,7
1,4
BG S2/21
BG S3
10
Afmetingen en aansluiting van de slangen. Tabel 3-8
Waterkoeling - aansluitslangen
Afmetingen
BG S1
BG S2
Aanvoer DN "…^…"
12 ^ ½ "
19 ^ ¾ "
Afvoer DN "…^…
12 ^ ½ "
19 ^ ¾ "
Ontluchting DN "…^…" Hoogte van de kast [mm]
12 ^ ½ " 2000
2200
Wanneer meerdere omvormers parallel worden geschakeld, worden de technische gegevens overeenkomstig het aantal systemen verveelvoudigd. De waterdoorvoer bij type 2T 6 A‑7 5 69 4‑925 met vier omvormersystemen bedraagt bv. 4×2000 l/h. De watergekoelde apparaten BG S1 tot BG S21 hebben dezelfde kastbreedte als de luchtgekoelde apparaten. Bij apparaten van grootte S3 is de breedte van de kast ten opzicht van de luchtgekoelde versies in de volgende omvang vergroot: Tabel 3-9
34
Grotere kastafmetingen bij waterkoeling
Apparaten met één systeem
200 mm
Apparaten met twee of drie systemen
400 mm
Apparaten met vier systemen
600 mm
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
3.3.1.7
Toegestane waarden voor het koelwater
Toegestane waarden voor het koelwater (tapwater en ontzilt water) naar de omvormerkoeling met open standaardkoeling en zonder recirculatiekoeling Materiaal: RVS materiaalnummer: 1.4301; 1.4571 Toegestane waarden voor RVS materiaal
3.3.1.8
Watertemperatuur
+ 10 ... + 30 (+ 35) °C
pH-waarde
7 ... 8
Totale waterhardheid
6 ... 20 °dH
Carbonaathardheid
3 ... 10 °dH
Verdampingsrest105 °C
< 500 mg / l
Vrij koolzuur
< 1 mmol / l
Chloride
< 150 mg / l
Sulfaat
500 mg / l
Nitraat
< 10 mg / l
Nitriet
0 mg / l
Fosfaat
< 0,5 mg / l
Ammonium-NH4
< 0,5 mg / l
Ammoniak
0 mg / l
Silicium (kristallijn SiO2)
< 10 mg / l
Vrij CO2 (p-waarde)
< 15 mg / l
IJzer
< 0,2 mg / l
Zwavelwaterstof
< 1 mg / l
Zwevende deeltjes < 50 µm
< 10 mg / l
Geleiding
< 3000 µS / cm
Zuurstof
8 ... 12 mg / l
Toevoegingen aan het koelwater voor de gesloten omvormerkoeling met recirculatiekoeling (optie)
Toevoegingen aan het koelwater voor de gesloten omvormerkoeling met recirculatiekoeling (optie) Als ideale toevoeging aan het koelwater adviseren wij het middel "Antifrogen N" van de firma Clariant. Met dit middel is het mogelijk om, afhankelijk van de mengverhouding, de gewenste vorstbescherming in te stellen. Een minimale concentratie van 20 vol.-% komt overeen met een vorstbescherming van - 10 °C. Met een Antifrogen- / water-mengsel van 1:2 wordt een vorstbescherming van - 20 °C gehaald. Gedestilleerd water, gemengd met een minimale concentratie van 20 vol.-% Antifrogen N voorkomt vorming van micro-organismen en algen.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
35
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
3.3.2
Periferie-printplaten 1 tot 4
3.3.2.1
Algemene informatie over de periferie-printplaten 1 tot 4
Eigenschappen
Periferie-printplaat 1
Periferie-printplaat 4
Aansluitklemmen periferie-printplaat
● Met de periferie-printplaat wordt de functionaliteit van de omvormer uitgebreid. ● Elke omvormer kan worden voorzien van een periferie-printplaat. ● U kunt kiezen uit de volgende varianten:
36
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Tabel 3-10
Uitvoering van de periferie-printplaten
2 ingangen voor PTC-weerstanden, één ATEXgecertificeerd, één waarschuwing
Periferie-pr. 1
Periferie-pr. 2
Periferie-pr. 3
Periferie-pr. 4
-
X
-
X
-
-
X
X
Motortemperatuur-bewaking, voor motoren in Exzones Een digitale ingang "Veilige stop/Safe halt" conform EN 954-1, Cat. 3 9 digitale ingangen (DI)
-
-
X
X
3 relais-uitgangen (DO)
-
-
X
X
2 analoge uitgangen (AO)
X
X
X
X
Netvoeding, 24 V, 300 mA
-
-
X
X
De periferie-printplaten twee en vier zijn naast de hoofdprintplaat nog voorzien van een opzetprintplaat, die de schakeling van de PTC-ingangen bevat. Het aansluitschema van deze varianten vindt u in het hoofdstuk Aansluitklemmen "Periferieprintplaat 1" (Pagina 152) Gebruik de digitale ingangen en de analoge uitgangen van de periferie-printplaten conform de in- en uitgangen op de lijst met hoofd-aansluitklemmen. Meer informatie vindt u in het hoofdstuk Standaard aansluitklemmen (Pagina 151) Parameteriseer de drie relaisuitgangen conform de relaisuitgangen van de lijst met hoofdaansluitklemmen. Bovendien zijn hier de relaisuitgangen niet alleen gescheiden van de omvormerelektronica, maar ook onderling.
3.3.2.2
Elektronische uitschakeling voor "Veilige stop" / PTC-ingangen
Normen voor elektronische uitschakeling De elektronische uitschakeling voldoet aan de volgende normen: ● DIN EN ISO 12100, Machineveiligheid, delen 1 en 2 ● DIN EN 954, Veiligheidsgerelateerde onderdelen van besturingen, delen 1 en 2 ● DIN EN ISO 14121, Richtlijnen voor gevarenbeoordeling (ontwerpnorm) ● EN 50281, Elektrische bedrijfsmiddelen voor gebruik in omgevingen met brandbaar stof ● EN 60079, Elektrische bedrijfsmiddelen voor gebieden met gasexplosiegevaar conform VDE 0165, met uitzondering van mijnbouw
Algemene informatie over de elektronische uitschakeling Via het elektronische uitschakelconcept van de DYNAVERT® T kan een installatie zonder hoofdzekering worden stilgezet. Dit geldt ook voor motoren in de EX-zone 1. De omvormer onderbreekt de energietoevoer aan de motor in geval van storing zuiver elektronisch.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
37
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
Uitschakelconcept motortemperatuurbewaking Werking Via de periferie-printplaat 2 / 4 wordt de waarde van de via een PTC-weerstand geregistreerde motortemperatuur beoordeeld. Hierdoor wordt de veiligheid en betrouwbaarheid via de ingebouwde kortsluitherkenning gegarandeerd. De functie "Safe halt" van de periferieprintplaat 2 / 4 en de functie "Safe halt" maken gebruik van dezelfde uitschakelmethode:
0RWRU
2QWVWHNLQJVVLJQDOHQ 9&&
3HULIHULH SULQWSODDW3&%
2QWVWHNLQJVVLJQDOHQ 3:0SURFHVVRU
%HVWXULQJ
Beeld 3-2
Elektronisch uitschakelconcept
De besturing van de omvormer verwerkt het signaal van de periferie-printplaat. Bij een te hoge motortemperatuur of wanneer de functie "Safe halt" reageert, blokkeert de omvormer de ontstekingssignalen van de IGBTs. Daarnaast wordt de voedingsspanning van de stuurtrappen uitgeschakeld. Deze beide uitschakelmethoden waarborgen dat de energietoevoer aan de motor direct wordt onderbroken. Verdere verwarming of draaien van de motor is uitgesloten. U kunt de omvormer pas resetten resp. inschakelen wanneer de motor weer voldoende is afgekoeld. Wanneer de spanning wegvalt, onderbreekt de omvormer de energietoevoer naar de motor omdat er geen ontstekingssignalen meer worden verzonden. Wanneer op het moment dat de spanning wegvalt een storing bestaat, blijft de storingsmelding voor de omvormer actief, ook wanneer de spanning weer terugkomt.
38
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
Risicovergelijking Om mogelijke risico's van te voren uit te sluiten, is voor de uitschakelmethode een risicoanalyse conform EN 1050 resp. DIN EN ISO 14121 (ontwerpnorm) uitgevoerd. Uit deze analyse is gebleken dat, vanwege de redundante opbouw van de elektronische uitschakeling en de toepassing van betrouwbare componenten, het risico op verlies door de uitschakelfunctie gering is. Er is echter geen algemene inschatting van het risico gemaakt omdat dit in de regel afhangt van een groot aantal klantspecifieke parameters. Dit moet bij de opbouw resp. bedrijf van een installatie in acht worden genomen. In vergelijking met uitschakelen door een zekering bestaat er slechts een extra risico door gevaarlijke stromen in de omvormerkast. Door de redundante opbouw wordt zelfs bereikt dat de uitschakeling zelfs bij een storing in een elektronische aftakking nog gewaarborgd is. Omdat er bovendien gebruik wordt gemaakt van beproefde componenten, voldoet de omvormer conform EN 954-1 aan categorie twee. WAARSCHUWING Explosiegevaar bij gedeactiveerde uitschakeling! In principe kan de uitschakelfunctie gedeactiveerd worden door in plaats van een PTCweerstand, een overeenkomstige weerstand op de klemmen aan te sluiten.
3.3.2.3
"Veilige stop/Safe halt"
Algemene informatie over "Veilige stop" Eigenschappen De aansluitklemmen -X2:17, -X2:18 vormen een veilig gescheiden ingang voor een veilige stop conform EN 954-1, categorie drie. Deze ingang voorkomt dat de machine wordt ingeschakeld. Maak van deze ingang gebruik om bv. de machine tijdens revisiewerkzaamheden veilig stil te zetten. Verwijder bij gebruik van deze ingang de verbindingsbrug -X2:17, -X2:18. De functie "Safe halt" en de ATEX-gecertificeerde ingang voor de PTC-weerstand is voorzien van een redundante uitschakeltak in de omvormer. Deze is hardwarematig opgebouwd. Een relais in het vermogensdeel van de omvormer schakelt de voedingsspanning van de IGBTdrivers uit. Een tweede circuit zorgt ook hardwarematig voor blokkering van de regelaar. Beide uitschakelmethoden zijn opgebouwd volgens het ruststroomprincipe, d.w.z. het wegvallen van de stuurspanning zorgt voor redundante uitschakeling van de omvormer.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
39
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
Controleren van de functie "Veilige stop/Safe halt" Handelwijze Test de uitschakelfunctie voordat de functie "Safe halt" in gebruik wordt genomen. Volg hiervoor de volgende procedure: 1. Schakel de spanning op de omvormer in totdat de LED "READY" op de display gaat branden. 2. Open de overbrugging op de klem tussen -X2:17 en X2:18. De omvormer schakelt nu om op "FAULT": – De LED "READY" gaat uit. – De rode LED "FAULT" licht op. – Op de omvormer-display verschijnt de melding "Safe halt active". 3. Op dit moment mag de omvormer niet kunnen worden ingeschakeld door het indrukken van de toets
"Veilige stop/Safe halt" bij dubbel uitgevoerd circuit De ingang "Safe halt" is vanaf de aansluitklem redundant uitgevoerd. Er kan gebruik worden gemaakt van een schakelaar met één of twee circuits. Sluit bij twee circuits het tweede contact van de schakelaar aan op de klemmen –X2:3 en –X2:24. Zorg er voor dat de omvormer wordt gemodificeerd. Deze modificatie mag uitsluitend worden uitgevoerd door servicepersoneel van de fabrikant. Neem hiervoor contact op met de fabrikant. Wanneer u in deze configuratie slechts één circuit aanstuurt, verschijnt op de display "!!Fault!! Safe halt trigg.". WAARSCHUWING Zwaar lichamelijk letsel of dood door elektrocutie Als u revisiewerkzaamheden aan de omvormer uitvoert zonder dat u de stroomvoorziening uitschakelt, kan dit zwaar lichamelijk letsel of de dood door elektrocutie tot gevolg hebben. De ingang voor "Safe halt" is geen noodstop-ingang die de omvormer of de motor veilig van het net loskoppelt. Zorg ervoor, dat de stroomvoorziening veilig is onderbroken voordat u de afdekking of aansluitkasten van de omvormer opent. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een hoofdschakelaar.
40
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen LET OP Onjuiste werking Wanneer u de omvormer met zichtbare transportschade gebruikt voor veiligheidsrelevante toepassingen, kan er door onjuiste werking materiële schade ontstaan. Maak geen gebruik meer van omvormers met zichtbare transportschade. ● Vervang de periferie-printplaat 2 / 4 met veiligheidsgerelateerde ingangen uitsluitend door originele onderdelen. Vervang de onderdelen uitsluitend na overleg met de fabrikant. ● Maak gebruik van de functie "Safe halt" van de omvormer voor zowel synchrone als asynchrone motoren. Wanneer er in het vermogensdeel nog twee storingen optreden, kan dit bij synchroonmotoren leiden tot nadraaien. De hoek kan daarbij maximaal 180° bedragen. De resthoek kan worden berekend uit 360°/aantal polen n. Neem dit in acht in uw ontwerp. Bij asynchrone motoren geldt dit niet.
3.3.2.4
PTC-ingangen voor PTC-motorweerstanden
Algemene informatie over de PTC-ingangen voor PTC-motorweerstanden Eigenschappen ● De periferie-printplaten 2 / 4 beschikken aan klem ‑X3:90‑93 over twee PTC-ingangen voor de motortemperatuurbewaking. Verwijder bij het gebruik van de ingangen de daar aangesloten 100 Ω-weerstand. ● De periferie-printplaat 3 beschikt over klemmen voor de PTC-ingangen. Er is echter geen analyse-printplaat. Als u PTC-sensoren aansluit, vindt er geen bewaking plaats. Voer de hieronder beschreven test van de PTC-weerstanden uit. Als de uitschakeling niet functioneert, neem dan contact op met de fabriek. Omvormers zonder periferie-printplaat zijn voorzien van PTC-ingangen aan de klemmen – X2:27-28. Als de periferie-printplaat 2 of 4 is aangesloten, sluit u de PTC-weerstanden van de motor aan op klem –X3 aan. Dit biedt de volgende voordelen: ● Sensor-kortsluitbewaking ● Veilige scheiding van de PTC-ingangen van alle andere ingangen tot een toegekende spanning van 690 V. Klem –X2:27/28 biedt een veilige scheiding ten opzichte van de elektronica, maar geen scheiding ten opzichte van de andere ingangen. ● De ingang –X3:90-91 is voor motoren in een Ex-omgeving ATEX-gecertificeerd conform PTB 07 ATEX 3057. ● Redundante, hardwarematige uitschakelmethode.
Zie ook Ingang "Veilige stop" / ingangen PTC-weerstanden" op de periferie-printplaat (Pagina 156)
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
41
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
De uitschakelfunctie van de PTC-weerstanden controleren Handelwijze Test de uitschakelfunctie voordat u de printplaat in gebruik neemt. Volg hiervoor de volgende procedure: 1. Vervang de 100 Ω-weerstand van klem –X3:90 – 91 door een potmeter van ten minste 10 kΩ. Stel een waarde in van ca. 100 Ω. 2. Controleer dat er 24 V staat op klem –X2:8. Overbrug hiervoor indien nodig –X2:8 en –X2:3. 3. Schakel de spanning op de omvormer in zodat de LED "READY" op de display oplicht. 4. Verhoog de weerstand van de potentiometer. De omvormer moet minimaal bij 3,8 kΩ overschakelen op "FAULT": – De LED "READY" gaat uit. – De rode LED "FAULT" licht op. – Het omvormer-display geeft de storingsmelding "!!Fault!! Thermistor X3:90/91". 5. Op dit moment mag de omvormer niet kunnen worden ingeschakeld door het indrukken van de toets
Technische gegevens en aanduiding van de PTC-ingang Technische gegevens Tabel 3-11
42
PTC-ingang - gegevens
Toepassing
Voor de temperatuurbewaking van explosiebeveiligde motoren met ontstekingstype "Verhoogde veiligheid" Ex e conform DIN EN 50019 VDE 0170/0171 en "Verhoogde veiligheid" Ex d conform DIN EN 50018 VDE 0170/0171 en normale motoren buiten het Ex-gebied.
Keurmerk
EX II (2) GD
maximaal aantal sensoren
6 sensoren conform DIN VDE 0660 Teil 303
Go state
< 1,5 kΩ … 1,8 kΩ
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Melding te hoge temperatuur
> 3,2 kΩ … 3,8 kΩ
Kortsluiting in de sensorschakeling
< 15 Ω … 25 Ω
Meetkringbelasting
< 5 mW bij R = 1,5 kΩ
Spanning in de sensorschakeling
< 2 V bij R = 1,5 kΩ
Stroom in de sensorschakeling
< 1,5 mA bij R = 1,5 kΩ
Spanning bij sensorbreuk
11,6 V
Stroom bij kortgesloten sensorschakeling
1,45 mA
Elektrische uitvoering
Veilige scheiding voor 690 V ten opzichte van de andere schakelingen conform EN 50178, EN 61800‑5‑1
Tabel 3-12
Maximale kabellengte voor PTC-sensoren
Maximale kabellengte voor sensorcircuit: Doorsnede 2,5 mm²
2 × 500 m
Doorsnede 1,5 mm²
2 × 300 m
Doorsnede 0,5 mm²
2 × 100 m
WAARSCHUWING Zwaar lichamelijk letsel of dood door elektrocutie Als u revisiewerkzaamheden aan de omvormer uitvoert zonder dat u de stroomvoorziening uitschakelt, kan dit zwaar lichamelijk letsel of de dood door elektrocutie tot gevolg hebben. De PTC-ingang is geen noodstop-ingang die de omvormer of motor veilig van het net loskoppelt. Zorg ervoor, dat de stroomvoorziening veilig is onderbroken voordat u de afdekking of aansluitkasten van de omvormer opent. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een hoofdschakelaar. De PTC-ingang kan worden gebruikt voor de bewaking van motoren in een Ex-omgeving. De omvormer zelf mag niet in een Ex-omgeving worden opgesteld. De analysefunctie voor de PTC-weerstanden kan met een interne schakelaar worden uitgezet. Voer daarom de hierboven beschreven test uit. Als de test negatief uitvalt, neem dan contact op met de fabriek.
3.3.3
Remtransistor en remweerstand
3.3.3.1
Inleiding remtransistor Bij bedrijf met motor loopt het elektrische vermogen van de omvormer naar de motor. De bedrijf als generator loopt het elektrische vermogen van de motor naar de omvormer. Voorbeeld: Afremmen van vliegwielen.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
43
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen De stroom in het tussencircuit draait de richting om. DYNAVERT T biedt in de standaarduitvoering geen mogelijkheid om de energie aan het net terug te voeren. In rembedrijf kan de kinetische energie worden omgezet in afvalwarmte. Bij hogere toerentallen staat hierbij ca. 10 % remmoment ter beschikking. Bij middelhoge en lagere toerentallen is door oververzadiging van de motor zonder aanvullende voorziening een remmoment beschikbaar tot ca. 50 %. Met de optie remtransistor staat tijdens het remmen hetzelfde vermogen beschikbaar als tijdens aandrijven. De energie wordt via een gepulste transistor omgezet in warmte. Sluit hiervoor een externe remweerstand aan.
3.3.3.2
Berekenen van de remweerstand
Handelwijze Kies een weerstandswaarde van ten minste de in de technische gegevens opgegeven waarde. Deze waarde komt overeen met de minimaal instelbare waarde. De maximale waarde volgt uit de onderstaande berekening: R = (1,57 × Unet)² / Prem
3.3.3.3
Aansluiten van de remweerstand
Handelwijze 1. Controleer aan de hand van de aanduiding op het typeplaatje van het apparaat of u gebruik maakt van een apparaat met de optie "Remtransistor". De aanduiding moet zijn: DYNAVERT .2T..‑.....‑...B..... – Gedetailleerde informatie over deze aanduiding vindt u in het hoofdstuk Typeaanduidingen (Pagina 27) 2. Sluit de externe remweerstand aan op de aansluitklemmen –X1:R en –X1:UD2+. 3. Stel de parameter "P-INVERTER DATA/Brake" op "Aan". 4. Stel het remvermogen van de weerstand in onder "/P-BrakeRes." en de weerstandswaarde onder "/R-BrakeRes.". Hierdoor kan overbelasting van de weerstand worden voorkomen. VOORZICHTIG Zware schade aan de remtransistor of de remweerstand Wanneer de weerstandsgegevens onjuist worden ingesteld, kan de remtransistor of de remweerstand onherstelbaar worden beschadigd. Voer in de 1 de correcte gegevens in. Bouw de weerstanden zo in, dat de geperforeerde plaat aan de onder-, boven- en voorkant zit. De aansluitingen kunnen aan de linker- of de rechterzijde worden aangebracht.
44
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Wanneer u meerdere weerstanden voor serie- of parallelschakeling nodig heeft, kunnen de weerstanden naast elkaar worden gemonteerd. Dit geldt ook bij inbouw aan de wand. VOORZICHTIG Brandgevaar Wanneer de afstand tussen de weerstanden en naastgelegen onderdelen te klein is, kan brand ontstaan door oververhitting. Houd een minimale afstand van 200 mm aan.
3.3.4
Parameteroverzicht Een uitgebreid overzicht van alle parameters vindt u in de software "IMS" of in het parameteroverzicht 4BS0550. U vindt beide overzichten op internet onder het aangegeven adres.
Zie ook www.loher.com ()
3.3.5
Toepassing "Standaardinstelling" In deze toepassing zijn apparaatinstellingen opgeslagen die tijdens de controle in de fabriek zijn ingevoerd. Dit kunnen bijvoorbeeld speciale gegevens voor de motor zijn, maar ook een complete parameterinstelling.
3.3.6
Beschermdak IP21 voor compacte en compacte Plus apparaten %*.%*.
%*.%*.
*
* *
Beeld 3-3
*
BeschermdakIP21
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
45
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Voor alle compacte resp. compacte Plus apparaten is het beschermdak IP21 als accessoire leverbaar. Het dak is aan alle kanten 5 mm breder dan de omvormer. Neem deze afstand in acht wanneer de apparaten naast elkaar worden opgesteld. Laat de ventilatie-openingen aan de voorkant vrij. Volg de volgende stappen om het los geleverde dak te monteren. 1. Schroef de omvormer zonder dak vast, bv. op een montageplaat. Draai de beide bovenste bevestigingsschroeven niet helemaal vast. 2. Schuif het dak onder de nog niet helemaal vastgedraaide bevestigingsschroeven. 3. Draai de bevestigingsschroeven helemaal vast. Let op dat bij veiligheidsklasse IP21 ook de typesleutel wordt gewijzigd van 2T2A.....‑... naar 2T3A.....‑....
3.3.7
Hoofdschakelaar DYNAVERT Q 2T... of DYNAVERT W 2T... U kunt uw omvormers optioneel laten voorzien van een hoofdschakelaar als lastscheidingsschakelaar. In de versie "W" vindt u de handmatige bediening van de schakelaar aan de binnenzijde. De schakelaar is uitsluitend bedoeld als onderhoudsschakelaar. U gebruikt de schakelaar alleen als u afdekkingen bij compacte apparaten of deuren bij kastapparaten opent. In de versie "Q" kunt u de schakelaar handmatig van buitenaf bedienen. U kunt de greep met maximaal drie beugelsloten blokkeren in de nul-stand. U voorkomt hiermee dat de schakelaar onbedoeld wordt ingeschakeld. De beugelsloten zijn niet bij de levering inbegrepen. Bij deze optie moet u bij de verschillende maten rekening houden met de volgende afmetingen: Tabel 3-13
Optie hoofdschakelaar bij verschillende maten
BG K1 … BG K4
Uitsluitend afmetingen van standaardapparaten
BG K5
De optie "Q" / "W" is niet mogelijk
BG K51
U kunt bij deze maat de optie "Q" / "W" integreren.
BG K6
In dit geval is de optie "Q" / "W" alleen in een kastinstallatie 2X… mogelijk.
BG K6 BG S1 … BG S3
Geen andere afmetingen als standaardapparaat
VOORZICHTIG Schade door vlambogen Wanneer u bij de optie "Q" / "W" de netkabel niet op de juiste wijze op de hoofdschakelaar aansluit, kan er schade ontstaan als gevolg van vlambogen. Sluit de netkabel op de juiste manier op de hoofdschakelaar aan. Let op de aanwijzingen van de fabrikant van de hoofdschakelaar. U vindt deze informatie in het apparaat resp. aan de binnenzijde van de deur in het schakeldeurvakje.
46
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
3.3.8
Tussencircuitaansluitingen bij compacte apparaten
Eigenschappen De tussencircuitaansluitingen –X1:UD+2 en –X1:UD-2 zijn bij de kleine omvormers tot 2T2A05400-030 bij 400 V resp. van 2T2A05500-037 tot 500 V in het algemeen aanwezig. Bij de grotere omvormers zijn deze als optie leverbaar. Alleen wanneer u een DC-installatie wilt opbouwen, moeten de omvormers via het tussencircuit worden verbonden. Maak uitsluitend gebruik van een DC-installatie wanneer u een aandrijving als generator in gebruik wilt nemen. Voorbeeld: Teststand met belastingsinstallatie. In dit geval worden alleen de verliezen via het net toegevoerd. De opgewekte energie van de generator wordt via het tussencircuit toegevoerd. De elektrische opbouw wordt in de onderstaande grafiek duidelijk gemaakt.
JHPHHQVFKDSSHOLMNHNRSSHOLQJPHWKHWRSHQEDUHQHW
.
;
8 9 :
4
+RRIGVFKDNHODDUHQRIKRRIG]HNHULQJRSWLH
;
;8'
;8' '<1$9(577 2PYRUPHULQYHUWHU
9HUELQGLQJWXVVHQFLUFXLW
;8'
Beeld 3-4
8 9 :
'<1$9(577 2PYRUPHULQYHUWHU
;8'
DC-verbinding
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
47
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Neem hierbij het volgende in acht: ● Omvormer 1 en omvormer 2 moeten van hetzelfde type zijn. ● Sluit beide omvormers via een gemeenschappelijke toevoer op het net aan. ● Stel de toevoerstroom aan het net van elke omvormer in op maximaal 75 % van de nominale stroom. ● Voer de netaansluitingen van –K1:2, 4, 6 aan beide omvormers uit met kabels van dezelfde lengte en dezelfde diameter. ● Voor de verbinding van het tussencircuit kan een normale kabel, bv. H07VK in de kast of NYY buten de kast worden gebruikt. ● Bepaal de diameter aan de hand van de stroombelasting. – Tussencircuitstroom = 1,3× netstroom. – Leg de beide kabels parallel met een zo klein mogelijke afstand naast elkaar. – Verbind de H07VK-kabels met kabelbinders. ● Zet op beide omvormers de parameter "P-INVERTER DATA/Brake" om van "Off" op "RSupply". – Wanneer de volledige aandrijving voor het afremmen van de vliegwielen bij beide omvormers als generator kan werken, moet gebruik worden gemaakt van een reminrichting. – Stel in dit geval de omvormer met remweerstand in op "On". VOORZICHTIG Zware schade aan de omvormers Wanneer u gebruik maakt van één van de volgende configuraties zonder met de fabriek te overleggen, kan de omvormer onherstelbaar worden beschadigd: ● Twee verschillende omvormers ● Meer dan twee omvormers ● Meer dan 75 % nettoevoer ● Slechts één netaansluiting. ● DC-verbinding bij kastapparaten. Controleer de uitvoering met DC-verbinding nauwkeurig. Overleg hiervoor met de fabriek.
3.3.9
Externe display
Eigenschappen Compacte apparaten zijn voorzien van een interne display. U kunt als optie een externe display aansluiten. Kastapparaten beschikken over een externe display die in de kastdeur is ingebouwd. U kunt een interne display aan de binnenzijde van de deur aanbrengen.
48
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Voor meer informatie zie de hoofdstukken Aansluiting voor optioneel externe display met RS 485 (Pagina 137) en Externe display monteren (Pagina 77).
3.3.10
Ontstoringsfilters van de categorie C1 (Klasse B)
Eigenschappen Maak indien nodig in de omvormers DYNAVERT gebruik van een ontstoringsfilter van de categorie C1 (Klasse B). Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk EMC (Pagina 63). U kunt aan de apparaataanduiding zien of u te maken heeft met een apparaat dat is voorzien van de optie ontstoringsfilter van categorie C1 (Klasse B). Op het typeplaatje staat in dit geval "DYNAVERT .2T..-.....-....B...." Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk Typeaanduidingen (Pagina 27). De afmetingen van compacte apparaten blijft ongewijzigd. Bij kastapparaten worden de afmetingen door het ontstoringsfilter van de categorie C1 (Klasse B) groter. Overige gegevens vindt u in de documentatie.
3.3.11
Versterkt du/dt-filter
Opmerking Als optie is een versterkt du/dt-filter leverbaar.
Zie ook Maximale lengte van de motorkabel berekenen (Pagina 88)
3.3.12
Sinusfilter
Neem bij gebruik van een sinusfilter de volgende opmerkingen in acht. Als optie is een sinusfilter voor de motor leverbaar.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
49
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Let er op dat sinusfilters uitsluitend zijn ontworpen voor de nominale frequentie. Daarom moet de parameter "f-pulse min" onder "P-INVERTER DATA" altijd op de nominale frequentie worden ingesteld! VOORZICHTIG Schade aan het sinusfilter Wanneer de nominale frequentie van het sinusfilter wordt onderschreden, kan het filter oververhit raken. Stel de parameter "f-pulse min" onder "P-INVERTER DATA" altijd in op de nominale frequentie.
3.3.13
Extra smoorspoelen Een omvormer kan worden uitgebreid met extra smoorspoelen. Maak gebruik van een extra smoorspoel wanneer het ingangsnet een hogere asymmetrische belasting levert dor verschillende spanning op L1, L2 en L3 of wanneer het net al is belast met resonanties. In dit geval dient u contact op te nemen met de fabriek.
3.3.14
Profibus DP Als accessoire is een Profibus-printplaat leverbaar. De Profibus-printplaat wordt onder de blauwe kunststofafdekking aangebracht. De printplaat kan achteraf worden ingebouwd. U ziet op het typeplaatje aan de hand van de benaming "DYNAVERT _ Typesleutel _ _ _ _ P _" dat er een Profibus-printplaat is ingebouwd. Meer informatie over de printplaat en de parameters voor Profibus vindt u in de aparte Profibusbeschrijving.
50
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
① ② ③ ④ ⑤ ⑥ ⑦ ⑧
Profibus-aansluiting Schakelaar voor afsluitweerstand Profibus-adres, instelbaar LED "Busdiagnose" LED "Offline" LED "Status" groen/rood Niet gebruikte LED LED "Online"
Beeld 3-5 Tabel 3-14
Profibus-printplaat
Profibus-printplaat - Externe elementen
Onderdeel
Functie
LED "Status" (slechts deels zichtbaar onder de blauwe afdekking).
Rood knipperend op verschillende frequenties
Hardwarefout op de Profibus-printplaat: Neem contact op met de servicedienst.
Groen knipperend met 1 Hz,
Initialiseren van de Profibus-printplaat gelukt
0,5 s aan, 0,5 s uit Groen knipperend met 2 Hz, 0,25 s aan, 0,25 s uit
Initialiseren van de Profibus-printplaat mislukt: Neem contact op met de servicedienst.
LED "Online"
Deze groene LED licht op als de busverbinding in orde is.
LED "Offline"
Deze groene LED licht op bij storing op de busverbinding. Controleer de externe busstructuur.
Profibus-aansluiting
Sub-D-aansluiting voor Profibus
Schakelaar voor afsluitweerstand
Een busleiding moet worden afgesloten met een afsluitweerstand. Let op: de stekker kan ook een afsluitweerstand bevatten. Hou hiermee rekening bij de schakelaarpositie. Schakelaar boven = weerstand Aan. Aan het einde van een Profibus-kabel mag slechts één afsluitweerstand worden aangebracht.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
51
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Onderdeel
Functie
Instelbaar Profibus-adres
U kunt het Profibus-adres als volgt via de software instellen: onder"P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/P-Profibus/BUS address" kan een waarde tussen 0 … 125 worden ingesteld. Als u als waarde 0 invoert, wordt het adres via de hardware ingesteld. Stel in dit geval met een schroevendraaier een adres tussen 0 ... 99 in.
LED "Busdiagnose"
Knipperend met 1 Hz, 0,5 s aan, 0,5 s uit
Fout in de ingangs-/uitgangsconfiguratie
Knipperend met 2 Hz, 0,25 s aan, 0,25 s uit
Fout in de lengte van het Profibus-telegram
Knipperend met 4 Hz, 0,12 s aan, 0,12 s uit
Fout tijdens het initialiseren van de Profibus
Uit
Geen busstoring
3.3.15
Modbus RTU U kunt als accessoire een Modbus-printplaat aanschaffen. De Modbus-printplaat wordt onder de blauwe kunststofafdekking aangebracht. De printplaat kan achteraf worden ingebouwd. U
52
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen ziet op het typeplaatje aan de hand van de benaming "DYNAVERT _ Typesleutel _ _ _ _ M _" dat er een Modbus-printplaat is ingebouwd.
① ② ③ ④ ⑤ ⑥ ⑦ ⑧ ⑨ ⑩
Modbus-aansluiting Schakelaar voor afsluitweerstand DIL-schakelaar 1 ... 7: Modbus-adres, instelbaar DIL-schakelaar 8, 1, 2: Baudrate, instelbaar DIL-schakelaar 3, 4: Pariteit, instelbaar DIL-schakelaar 5: Interface-type, instelbaar LED "Status hardware-instellingen" LED "Bus gereed" LED "Verwerking" LED "Bus fout"
Beeld 3-6 Tabel 3-15
Modbus-printplaat
Profibus-printplaat - Externe elementen
Onderdeel
Functie
LED "Status hardwareinstellingen"
Rood oplichtend
DIL-schakelaars staan op "niet actief"-status (allemaal op "uit" of niet toegestane waarden)
Groen oplichtend
DIL-schakelaarinstellingen door software gewijzigd.
LED "Bus gereed"
LED "Verwerking"
LED "Bus fout"
UIT
DIL-schakelaarinstellingen worden gebruikt en zijn OK.
Groen oplichtend
Bus in orde, normaal bedrijf
Rood oplichtend
Bus-fout tijdoverschrijding
UIT
Printplaat is niet correct geïnitialiseerd
Groen knipperend
Printplaat ontvangt een aanvraag en stelt een terugmelding op
UIT
Printplaat bewerkt op dit moment geen aanvraag
Rood oplichtend
Bus-fout
UIT
Normaal bedrijf of printplaat niet geïnitialiseerd
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
53
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Onderdeel
Functie
Modbus-aansluiting
Sub-D-aansluiting voor Modbus
Schakelaar voor afsluitweerstand
Een busleiding moet worden afgesloten met een afsluitweerstand. Let op: de stekker kan ook een afsluitweerstand bevatten. Hou hiermee rekening bij de schakelaarpositie. Schakelaar boven = weerstand Aan
Instelbaar Modbus-adres
U kunt het Modbus-adres als volgt via de software instellen: onder"P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/P-Modbus RTU/BUS address" kan een waarde tussen 0 … 247 worden ingesteld. Als u als waarde 0 invoert, wordt het adres via de hardware ingesteld. Stel in dit geval met de DIL-schakelaars binair een adres van 1 tot 127 in. (schakelaar 1 is MSB, schakelaar 7 is LSB)
Instelbare baudrate
U kunt de baudrate met de software onder "P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/PModbus RTU/Baudrate" instellen. Als u onder "P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/P-Modbus RTU/BUS address" de waarde 0 invoert, wordt de baudrate per hardware ingesteld. Stel binair de baudrate overeenkomstig de volgende lijst in: ● 000: niet beschikbaar ● 001: 1200 ● 010: 2400 ● 011: 4800 ● 100: 9600 ● 101: 19.200 (standaard bij RTU) ● 110: 38.400 ● 111: 57.600
Instelbare pariteit
U kunt de pariteit met de software onder "P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/PModbus RTU/Parity" instellen. Als u onder "P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/P-Modbus RTU/BUS address" de waarde 0 invoert, wordt de pariteit per hardware ingesteld. Stel binair de pariteit overeenkomstig de volgende lijst in: ● 00: niet beschikbaar ● 01: geen (standaard bij RTU) ● 10: even ● 11: oneven
Instelbaar interface-type
Met deze schakelaar kunt u de interface instellen die u wilt gebruiken. ● 0: RS 485 ● 1: RS 232
LED "Status" (boven de DIL-schakelaars, slechts zichtbaar als de blauwe afdekking wordt verwijderd)
Rood knipperend op verschillende frequenties
Hardwarefout op de Modbus-printplaat: Neem contact op met de servicedienst.
Groen knipperend met 1 Hz,
Initialiseren van de Modbus-printplaat gelukt
0,5 s aan, 0,5 s uit Groen knipperend met 2 Hz, 0,25 s aan, 0,25 s uit
54
Initialiseren van de Modbus-printplaat mislukt: Neem contact op met de servicedienst.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Tabel 3-16
Pinindeling van de Modbus-aansluiting met Sub-D-aansluiting
Pin
Benaming
Functie
Behuizingen
Afscherming
Kabelafscherming
1
-
niet bezet
2
RS 232 - TX
Signaal (zenden)
3
RS 232 - RX
Signaal (ontvangen)
4
-
niet bezet
5
GND
Signaal massa
6
+5V
Voedingsspanning
7
RS 485 D0
-
8
RS 485 D1
-
9
-
niet bezet
Modbus-aansluiting Sub-D
3.3.16
Modbus TCP-IP Als accessoire is een Modbus TCP-IP-printplaat leverbaar. De Modbus-printplaat wordt onder de blauwe kunststofafdekking aangebracht. De printplaat kan achteraf worden ingebouwd. U
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
55
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen ziet op het typeplaatje aan de hand van de benaming "DYNAVERT _ Typesleutel _ _ _ _ T _" dat er een Modbus TCP-IP-printplaat is ingebouwd.
Beeld 3-7
56
Modbus TCP-IP-printplaat
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen
(1)
interne busverbinding
(2)
Ethernet-aansluiting RJ45
(3)
Configuratieschakelaar
(4)
Anybus Watchdog
(5)
Status-LED's:
Beeld 3-8
Modbus TCP-IP-printplaat
Tabel 3-17
Modbus TCP-IP-printplaat - Externe elementen
Onderdeel
Functie
LED 1 "Link (Activity)"
Uit
geen verbinding gevonden
Groen oplichtend
Verbinding gevonden
Uit
geen voedingsspanning
Groen knipperend (1 Hz)
IP-adres niet via configratieschakelaar ingesteld
Rood knipperend (1 Hz)
Ongeldig MAC-adres (interne fout)
Rood knipperend (2 Hz)
Ethernet-configuratie kon niet uit het FLASH-geheugen worden geladen
Rood knipperend (4 Hz)
interne fout (fataal)
Rood
reeds toegewezen IP-adres gevonden
LED 3 "Network Status"
knippert n-maal
Het aantal knippersignalen van deze LED komt overeen met het aantal bestaande Modbus/TCP-verbindingen
LED 4 "Activity"
Groen knipperend
Gegevens worden ontvangen of verstuurd
LED 2 "Module Status"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
57
Overzicht van het apparaat 3.3 Aanvullende onderdelen Onderdeel
Functie
Modbus-aansluiting
Ethernet-aansluiting RJ45
Configuratieschakelaar
U kunt de TCP/IP-instellingen als volgt via de software instellen: IP-adres onder "P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/P-Modbus TCP/IP" Sub-Net onder"P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/P-Modbus TCP/SN" Gateway onder"P-INTERFACE/P-Profibus/Modbus/P-Modbus TCP/GW" Als u voor het IP-adres de waarde 0-0-0-0 invoert, worden de volgende standaardwaarden gebruikt, het IP-adres wordt via de hardware aangevuld: IP-adres: 192.168.0.x (x = waarde van de configuratieschakelaar) Gateway: 0.0.0.0 Subnet: 255.255.255.0 Op de configuratieschakelaar wordt binair het laatste byte van het IP-adres ingesteld. Het ingestelde IP-adres in het voorbeeld in de afbeelding links is: 192.168.0.42
Ethernet
58
Beeld 3-9
RJ45 Standaardaansluiting
Tabel 3-18
RJ45 Pinindeling
Pin
Signaal
Opmerking
1
TD+
-
2
TD-
-
3
RD+
-
4
-
5
-
Normaal gesproken niet in gebruik; om vervalsing van de signalen te voorkomen, zijn deze pinnen onderling verbonden en via een filterschakeling op de module met aarde verbonden.
6
RD-
-
7
-
8
-
Normaal gesproken niet in gebruik; om vervalsing van de signalen te voorkomen, zijn deze pinnen onderling verbonden en via een filterschakeling op de module met aarde verbonden.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Planning toepassing 4.1
4
Omvormer transporteren
Handelwijze WAARSCHUWING Tijdens transport en bij het optillen bestaat een verhoogd gevaar voor lichamelijk letsel. Neem de transportaanwijzingen in deze bedieningshandleiding alsmede de algemene veiligheidsvoorschriften in acht, met name BGI 556. De omvormers worden door de fabrikant zo verpakt dat ze met vrachtwagens kunnen worden getransporteerd. ● Neem de volgende omgevingsvoorwaarden in acht voor transport volgens EN 6180‑5‑1, klasse 2K3conformEN 60721-3-2: Tabel 4-1
Omgevingsvoorwaarden voor het transport van de omvormer
Luchtdruk
700 mbar … 1060 mbar, komt overeen met max. 3000 m o. NN
Omgevingstemperatuur
- 25 °C … + 70 °C
Waterabsorptie
Maximale relatieve luchtvochtigheid als de temperatuur van de omvormer langzaam met 40 K wordt verhoogd: 95 % Maximale relatieve luchtvochtigheid als het apparaat van - 25 °C direct naar + 30 °C wordt gebracht: 95 % Maximale relatieve luchtvochtigheid als het apparaat van + 70 °C direct naar + 15 °C wordt gebracht: 60 g/m3
Trillingen
Max. ≥ 1 g of ≥ 3,5 mm amplitude resp. overeenkomstig klasse 2M1 conform DIN IEC 721, deel 3-2
● Transporteer compacte apparaten met kartonnen verpakking liggend en kastapparaten met kunststof-noppenfolie staand op een houten pallet. ● Omvormers zijn kwetsbare elektronische apparaten. Neem de stickers en de waarschuwingen op de verpakking in acht. ● Transporteer de apparaten uitsluitend met moderne vrachtwagens met luchtvering over geasfalteerde wegen. Als deze voorwaarden niet kunnen worden nagekomen, verpak de apparaten dan zodanig dat aan de speciale vereisten kan worden voldaan. Neem hiervoor contact op met de fabriek, bijvoorbeeld voor verscheepbare verpakking. ● Til compacte apparaten zoals hieronder afgebeeld nooit op aan de kunststofdeksel maar altijd van onderen. ● LET OP: Gebruik voor retourzendingen uitsluitend de originele verpakking, omdat anders het gevaar bestaat dat het apparaat tijdens het transport beschadigd raakt en de garantie komt te vervallen.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
59
Planning toepassing 4.1 Omvormer transporteren
Compacte apparaten tillen - fout
60
Compacte apparaten tillen - goed
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Planning toepassing 4.1 Omvormer transporteren r )PD[ NJ NJ
r )PD[ NJ NJ
)PD[ NJ
Beeld 4-1
)PD[ NJ
)PD[ NJ
Optillen met kraan
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
61
Planning toepassing 4.2 Opslag van de omvormers
=ZDDUWHSXQWV\PERRO
Beeld 4-2
4.2
Transport met vorkheftruck
Opslag van de omvormers ● Sla de apparaten alleen met onbeschadigde verpakking op in een droog magazijn. ● Neem bij de opslag het temperatuurbereik in de volgende tabel in acht. De omgevingsvoorwaarden voor de opslag conform EN 61800‑5‑1 zijn voor temperatuur, klasse 1K4 resp. voor relatieve luchtvochtigheid, klasse 1K3 conform EN 60721-3-1 als volgt gedefinieerd: Tabel 4-2
62
Omgevingsvoorwaarden voor de opslag van de omvormer
Luchtdruk
Omgevingstemperatuur
Waterabsorptie
860 mbar … 1060 mbar, komt overeen met max. 1000 m o. NN
- 25 °C … + 55 °C
5 % … 95 %, 1 g/m³ … 29 g/m³
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Planning toepassing 4.3 EMC
VOORZICHTIG Zware schade aan de omvormers Als de omvormers in de open lucht worden opgeslagen, is er kans op zware schade aan de omvormers. Sla de omvormers op in gesloten, droge ruimten. WAARSCHUWING Lichamelijk letsel door exploderen van de condensatoren Als het apparaat langer dan twee jaar in opslag heeft gelegen, kunnen de tussencircuitcondensatoren bij het in gebruik nemen exploderen. Bij een opslagtijd langer dan twee jaar, moeten de tussencircuitcondensatoren geformeerd worden. Informeer bij de fabriek welke maatregelen er moeten worden getroffen.
4.3
EMC
4.3.1
EMC-compatibel opbouwen en aansluiten
Handelwijze Neem bij het opbouwen en aansluiten de van omvormers van het type DYNAVERT de volgende regels in acht: ● Breng de afscherming aan over een groot oppervlak en laaginductief. Het aanbrengen van een gevlochten afscherming levert vrijwel geen extra isolerende werking op. ● Als u de afscherming ook als aardleiding gebruikt, moet u de afscherming dubbel aanbrengen: – breng de afscherming aan de invoeropening laaginductief en over een groot oppervlak aan zodat een zo groot mogelijke EMC-compatibiliteit is gewaarborgd. – Verbindt de gevlochten afscherming ter bescherming met de aardingsrail. ● Breng de afscherming bij signaalleidingen met Sub-D-stekker of bus aan via de Sub-Dstekker of de bus. Het aanbrengen bij de invoeropening is niet meer nodig. ● Voorkom dat kabels met de motorleiding worden gekruist. Als u kruisende kabels op de kabelgoot niet kunt voorkomen, zorg er dan voor dan de kabels in een hoek van 90° gekruisd lopen. ● Verbind alle metalen delen van de schakelkast vlak en goed geleidend met elkaar. Verbindingen met een laklaag zijn niet toegestaan. – Maak gebruik van contactschijven of gegalvaniseerde platen. – Gebruik voor de verbinding tussen de kastdeur en de schakelkast zo kort mogelijke massabanden.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
63
Planning toepassing 4.3 EMC ● Voorzie de zekeringen, relais, magneetventielen etc. in de schakelkast van RCinterferentie-onderdrukkers. – Gebruik geen dioden of varistoren. – Voer de bekabeling direct aan de betreffende spoel uit. ● Niet-geïsoleerde kabels dienen te worden afgeschermd. Dit geldt met name voor analoge signalen van hetzelfde stroomcircuit, d.w.z. heen- en retourgeleider. – Houd de ruimte tussen heen- en retourgeleider zo klein mogelijk om ongewenste vorming van raamantennes te voorkomen. ● Scheid de voedingskabel van de motorkabels door afstand of geaarde scheidingsranden. ● De afscherming tussen motor en omvormer mag door het monteren van componenten als uitgangszekeringen, smoorspoelen, sinusfilters e.d. worden onderbroken. Monteer deze componenten op een gegalvaniseerde plaat. Deze plaat dient tegelijk als afschermingsschild voor de inkomende en uitgaande motorkabel.
4.3.2
Voorbeelden voor EMC-compatibele aansluiting Onderstaand ziet enkele voorbeelden van vakkundig gemonteerde, afgeschermde kabels aan compacte DYNAVERT apparaten. Wanneer u kabelafschermingen ook met metalen kabelbinders of metalen klemmen wilt monteren, moeten op kastapparaten afschermrails worden aangebracht. Kabeldoorvoer op een compact apparaat met Kabeldoorvoer voor dunne stuurkabels met verbinding voor de afscherming via metalen afscherming aan de behuizing en kabelbinders. signaalkabels met een Sub-D stekker.
EMC-compatibel aansluiten - variant 1
①
64
EMC-compatibel aansluiten - variant 2
Kabel- of stuuraansluiting vanaf ca. 10 mm buitendiameter
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Planning toepassing 4.3 EMC
② ③
Stuurkabel tot ca. 10 mm buitendiameter Signaalkabel
In plaats van metalen kabelbinders kan ook gebruik worden gemaakt van EMC-compatibele schroefverbindingen. In dit geval moet de afscherming met aansluitingen voor de kabelbinders worden verwijderd.
① ② ③
Signaalkabel Stuurkabel Motor- en netkabel
Beeld 4-3
EMV - kabeloverzicht
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
65
Planning toepassing 4.3 EMC
① ② ③ ④
Kabelbinders Afgestript deel Contactklem Afschermingsrail
Beeld 4-4
Schermaansluiting op kastapparaten
.RUWHYHUELQGLQJYDQGH DDUGLQJVDDQVOXLWLQJ $IVFKHUPLQJDDUGLQJVUDLO $DUGLQJVDDQVOXLWLQJ 0HWDOHQNOHP .DEHOPHWFRQFHQWULVFKH DDUGNDEHO1<&:< Beeld 4-5
4.3.3
Schermaansluiting bij kabeltype NYCWY
Ontstoringsklasse De ontstoringsklasse van de omvormer is vermeld op het typeplaatje en in de opdrachtbevestiging. Meer informatie vindt u in het hoofdstuk Type-aanduidingen (Pagina 27).
66
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Planning toepassing 4.3 EMC
4.3.4
EMC-omgevingscategorie De storingsbestendigheid van de frequentieomvormers DYNAVERT voldoet volgens EN 61800-3 aan de hoogste omgevingscategorie "industriële omgeving". Wanneer andere apparaten de EMC-grenswaarden voor stooruitzending overschrijden, kunnen echter problemen bij de omvormers optreden. Neem in dit geval contact op met de service-afdeling van de fabrikant. Tabel 4-3
Omgevingscategorieën en indeling van de Loher apparatuur
Categorie en 1. Omgeving 2. Omgeving omgeving (woonomgeving - openbaar net) (industriële omgeving - geen openbaar net) volgens DIN EN 61800‑ 3 Categorieën naar uitvoer 2005‑07
C1
C2
C3
Klasse en groep naar DIN EN 55011 (2007‑11)
Klasse B, Groep 1 en 2
Klasse A, Groep 1
Klasse A, Groep 2 (I ≤ 100 A)
Indeling Loher apparatuur
Geaard net Optioneel
C4
Klasse A, Groep 2 (I > 100 A)
-
IT-Net of I > 400 A Compacte apparaten
Kastapparaten
Alle apparaten
Categorie C1: Product met nominale spanning < 1000 V, gebruik in de 1e omgeving Categorie C2: Product met nominale spanning < 1000 V, gebruik in de 1e omgeving en installatie en inbedrijfstelling door een EMC-specialist. Categorie C3: Product met normspanning < 1000 V, gebruik in de 2e omgeving Categorie C4: Product met normspanning ≥ 1000 V of normstromen ≥ 400 A of gebruik binnen de volledige installatie in de 2e omgeving Wanneer grenswaarden va de categorie C2 (Klasse A Groep 1 volgens EN 55011) zijn vereist, moet de installatie door een EMC-vakman worden uitgevoerd. Daarnaast geldt de volgende waarschuwing: Opmerking Voor apparaten van de categorie C2 geldt: "Dit is een product van de categorie C2 volgens EN 61800‑3. Dit product kan in een woonomgeving bij onvakkundige installatie en inbedrijfstelling storingen veroorzaken. In dit geval kan het voor de exploitant noodzakelijk zijn, aanvullende maatregelen te nemen."
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
67
Planning toepassing 4.3 EMC Wanneer grenswaarden van de categorie C3 (Klasse A Groep 2 volgens EN 55011, waarbij deze grenswaarden onder de waarden van de Klasse A Groep 1 liggen) zijn vereist, geldt de volgende waarschuwing: Opmerking Voor apparaten van de categorie C3 geldt: "Dit product is niet geschikt voor aansluiting op een openbaar net voor de voorziening van woonomgevingen. Bij aansluiting aan een openbaar laagspanningsnet kunnen zijn hoogfrequente storingen te verwachten".
68
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
5
Mechanische installatie 5.1
Omvormer monteren - Algemene opmerkingen
Handelwijze ● Monteer de omvormer zo, dat er ongehinderd schone en droge lucht kan worden aan- en afgevoerd. ● Houdt hiervoor de in de maattekening opgegeven ruimte voor de koellucht vrij. ● De beschermingsklasse van het apparaat vindt u op het typeplaatje. ● Neem met betrekking tot de beschermingsklasse het volgende in acht: Tabel 5-1
Betekenis van de beschermingsklassen
Veiligheids klasse
Betekenis volgensDIN 40050
Opstelling / inbouw
IP20
Bestand tegen vreemde voorwerpen, groter dan 12,5 mm, niet bestand tegen water
Geschikt voor inbouw in schakelkasten of installatie in geklimatiseerde of geventileerde, droge schakelruimten.
IP21
Bestand tegen vreemde voorwerpen groter Geschikt voor opstelling in geklimatiseerde dan 12,5 mm, bestand tegen waterdruppels of geventileerde, droge schakelruimten.
IP23
Bestand tegen vreemde voorwerpen groter dan 12,5 mm, bestand tegen spatwater
Geschikt voor opstelling in geklimatiseerde of geventileerde schakelruimten.
IP41
Bestand tegen vreemde voorwerpen groter dan 1 mm, bestand tegen waterdruppels
Geschikt voor opstelling in geklimatiseerde of geventileerde, droge schakelruimten.
IP54
Bestand tegen stofafzetting, bestand tegen Voor opstelling in ruimten spatwater
De apparaten zijn bedoeld voor opstelling in binnenruimten en geschikt voor een omgevingsklimaat van klasse 3K3 volgens EN 60721. Tabel 5-2
Omgevingsvoorwaarden voor bedrijf van de omvormer
Luchtdruk
Omgevingstemperatuur
860 mbar … 1060 mbar, komt 0 °C … + 40 °C overeen met max. 1000 m o. NN
Waterabsorptie 5 % … 85 %, 1 g/m³ … 25 g/m³
VOORZICHTIG Beschadiging en uitval van de apparatuur Wanneer de apparatuur niet wordt beschermd tegen te grote stofafzetting, hoge concentratie van chemisch actieve schadelijke stoffen, schimmelvorming of het binnendringen van ongedierte, kan dit leiden tot beschadiging en uitval van de apparatuur. Bescherm de apparatuur door de passende maatregelen tegen deze omgevingsinvloeden.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
69
Mechanische installatie 5.2 Compacte apparaten monteren
5.2
Compacte apparaten monteren
Handelwijze ● Plaats compacte apparaten direct in een schakelruimte op of bouw compacte apparaten in een schakelkast in. ● Let bij inbouw in een schakelkast op dat de ventilatie van de omvormer niet is ontworpen voor tegendruk. ● Wanneer u gebruik maakt van schakelkasten met filters, moet ter compensatie gebruik worden gemaakt van passende kastventilatoren
Bij wandmontage van compacte apparaten adviseren wij de volgende werkwijze: 1. Bereid de boorgaten voor de vier bevestigingsschroeven voor. De maten hiervoor vind u in onderstaande tekening en tabel. 2. Draai de onderste twee schroeven zo ver in dat ze veilige grip hebben. 3. Til het compacte apparaat, eventueel met gepast hijsgereedschap, op de onderste twee schroeven. Voor optillen met een haak kan gebruik worden gemaakt van de boring in de grondplaat, in het midden aan de bovenkant. 4. Druk het compacte apparaat tegen de wand en schroef de bovenste twee bevestigingsschroeven vast. 5. Draai als laatste de twee onderste schroeven aan. Voor demontage draait u eerst de twee onderste schroeven los, vervolgens de bovenste schroeven en til dan het apparaat van de wand.
70
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Mechanische installatie 5.2 Compacte apparaten monteren
-
)
$ &
,
( ' %
+
*
Maattekening compact apparaat 1
Maattekening compact apparaat 2 Tabel 5-3
Afmetingen van de verschillende omvormers in mm
Omvormertype
A
B
C
D
E
F1)
G2)
H
I
J
BG3)
2T2A-05/7400-002 …
165
465
125
450
410
100
200
320
82,5
22,5
BG K1
165
565
125
550
510
100
200
320
82,5
22,5
BG K2
2T2A-05/7400-005 2T2A-05/7500-002 … 2T2A-05/7500-007 2T2A-05/7400-007 … 2T2A-05/7400-011 2T2A-05/7500-011 … 2T2A-05/7500-015
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
71
Mechanische installatie 5.2 Compacte apparaten monteren Omvormertype
A
B
C
D
E
F1)
G2)
H
I
J
BG3)
2T2A-05/7400-015 …
225
665
175
650
610
100
200
320
112,5
75
BG K3
350
775
300
750
710
100
200
320
255
70
BG K4
350
1.125
300
1.100
1.060
100
200
320
255
70
BG K5
350
1.538
300
1.490
1.460
100
200
345
255
70
BG K51
500
1.125
400
1.100
1.060
100
200
320
405
70
BG K6
2T2A-05/7400-030 2T2A-05/7500-022 … 2T2A-05/7500-037 2T2A-05/7690-007 2T2A-05/7690-011 2T2A-05/7690-015 2T2A-05/7690-022 2T2A-05/7400-037 … 2T2A-05/7400-055 2T2A-05/7500-045 … 2T2A-05/7500-075 2T2A-05/7690-030 … 2T2A-05/7690-075 2T2A-05/7400-075 … 2T2A-05/7400-110 2T2A-05/7500-090 … 2T2A-05/7500-132 2T2A-05/7690-090 … 2T2A-05/7690-132 2T2A-25/7400-075 … 2T2A-25/7400-110 2T2A-25/7500-090 … 2T2A-25/7500-132 2T2A-25/7690-090 … 2T2A-25/7690-132 2T2A-05/7400-132 … 2T2A-05/7400-160 2T2A-05/7500-160 … 2T2A-05/7500-200 2T2A-05/7690-160 … 2T2A-05/7690-200
72
1)
F = afvoer koellucht: Laat dit gebied vrij.
2)
G = aanvoer koellucht: Laat dit gebied vrij.
3)
BG = afmetingen
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Mechanische installatie 5.3 Kastappararaten monteren
5.3
Kastappararaten monteren
Handelwijze ● Monteer kastapparaten op een vlakke vloer. Opstelling aan een wand is toegestaan. ● Wanneer er bij de documentatie van de opdracht in de maattekening geen afstanden zijn opgegeven, kunnen de kasten ook tegen elkaar worden geplaatst. ● Maak de benodigde openingen voor de doorvoer van de bedrading. ● Zorg er voor dat het profiel van de kast vlak op de bodem staat. ● Wanneer de kabeldoorvoer te groot is, kan de veiligheid door vastschroeven op de vloer worden verbeterd. ● Wanneer grotere apparaten voor transport uit elkaar worden genomen, moeten alle verbindingen bij de montage weer op de juiste plaats worden bevestigd. VOORZICHTIG Oververhitting Wanneer de op het dak gemonteerde transportrails voor inbedrijfstelling niet worden verwijderd, kan de omvormer door oververhitting beschadigd worden. Verwijder de transportrails voor inbedrijfstelling.
① ② ③
Beschermdak Schroeven Bij de schakelkast meegeleverde bouten
Beeld 5-1
Beschermdak
Monteer de beschermdaken op het dak van de kast. Ga hierbij als volgt te werk:
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
73
Mechanische installatie 5.3 Kastappararaten monteren 1. Verwijderen de bestaande transportrails. Bewaar deze voor eventueel later transport. 2. Schroef de bouten in de aanwezige schroefgaten op de kast van de omvormer. 3. Plaats het dak en schroef het dak met de meegeleverde schroeven vast. VOORZICHTIG Zware schade aan het apparaat Wanneer er tijdens de montage ringen of schroeven in de kast vallen, kan dit leiden tot zware schade aan het apparaat. Let er op dat er geen ringen of schroeven in het apparaat kunnen vallen. De afmetingen van uw omvormer vind u in de onderstaande tabel. Tabel 5-4
Omvormertypes en bijbehorende maten
Omvormertype
Afmetingen
2T3A-85401-160
BG S1
2T3A-85501-200 2T3A-85691-200 2T3A-8(5…7)401-200 … 2T3A-8(5…6)401-315
BG S2
2T3A-8(5…7)501-250 … 2T3A-8(5…6)501-400 2T3A-8(5…7)691-250 … 2T3A-8(5…6)691-400 2T3A-86/7401-400
BG S21
2T3A-86/7501-500 2T3A-86/7691-500 2T3A-85401-400 … 2T3A-85401-560
BG S3
2T3A-85501-450 … 2T3A-85501-710 2T3A-85691-450 … 2T3A-85691-710 2T3A-86/7401-500 … 2T3A-86401-630 2T3A-86/7501-560 … 2T3A-86501-800 2T3A-86/7691-560 … 2T3A-86691-910
74
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Mechanische installatie 5.3 Kastappararaten monteren ● Grotere vermogens kunnen worden gerealiseerd door meerdere systemen van bouwgrootte BG S2 of BG S3 parallel te schakelen.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
75
Mechanische installatie 5.3 Kastappararaten monteren
0/D
0/D
– De bijbehorende maattekeningen vindt u in de onderstaande afbeeldingen.
Maattekening BG S1
0/
Maattekening BG S2
Maattekening BG S21 76
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Mechanische installatie
0/
5.4 Externe display monteren
Beeld 5-2
5.4
Maattekening BG S3
Externe display monteren Het externe display met artikelnummer L0296033 heeft dezelfde functionaliteit als het interne display.
Handelwijze De externe display kan worden ingebouwd in de deur van een schakelkast of in een bediening op afstand tot ca 1.000 m. Montage van het display in schakelpanelen of deuren. Neem voor de benodigde opening de volgende maten in acht: Breedte × Hoogte [mm]: 138+1 × 92+0,8 Beschermingsklasse IP54.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
77
Mechanische installatie 5.4 Externe display monteren
①
Instelling van het contrast
Beeld 5-3
Maattekening - externe display
Aansluiting bij inbouw in de deur van een schakelkast met max. 5 m lange aansluitkabel
Omvormer
9-polige Sub-D bus
BN WH GN YE Beeld 5-4
Display - inbouw in de deur van een schakelkast
Maak voor de aansluitkabel gebruik van een paarsgewijs gedraaide en afgeschermde kabel, b v. LiYCY 2×2×0,25.
78
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Mechanische installatie 5.4 Externe display monteren
Aansluiting bij externe inbouw op afstand met max. 1.000 m lange aansluitkabel *(5((' 5($'<
2PYRUPHU
%('5,-) :25.,1*
6725,1* )$8/7
, 2
SROLJH6XE'EXV
5(6(7
3
6 ;
;
;
1HWYRHGLQJ '&99
9 9
PLQP$
Beeld 5-5
Display - externe inbouw
Maak gebruik van afgeschermde aansluitkabels.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
79
Elektrische installatie 6.1
6
Omvormer beveiligen
Bij het beveiligen van de omvormer kunnen twee situaties worden onderscheiden. Procedure wanneer de motor ongeveer zo groot is als de omvormer (Imot>=0,5 * Ifu) ● Beveilig de omvormer tegen kortsluiting. ● De waarde van de zekering vindt u in de technische gegevens resp. op het typeplaatje. ● Breng voor de omvormer een aardlek- of een vermogensschakelaar aan. ● Neem voor de vermogensschakelaar een thermische schakelaar met een waarde van de 1,2-voudige ingangsstroom van de omvormer volgens het typeplaatje en voor een magnetische aardlekschakelaar de kleinst mogelijke waarde, echter niet lager dan de 1,5voudige waarde van de thermische zekering. – Maak uitsluitend gebruik van een niet-tijdselectieve vermogensschakelaar. – De uitschakeltijd van de vermogensschakelaar bij kortsluiting moet kleiner zijn dan 8 ms. Procedure wanneer de motor aanzienlijk kleiner is dan de omvormer (Imot<0,5 * Ifu) ● Beveilig de omvormer tegen kortsluiting. ● Bepaal de waarde van de zekering als volgt: Isich<2*Imot. Maak gebruik van de eerstvolgende, kleinere zekeringswaarde dan uit deze berekening volgt. ● Stel de parameters van de omvormer P-INVERTER DATA/I contin.maximaal in op deze zekeringswaarde. ● Breng voor de omvormer een aardlek- of een vermogensschakelaar aan. ● Neem voor de vermogensschakelaar een thermische schakelaar met een waarde van de 2-voudige ingangsstroom van de omvormer volgens het typeplaatje en voor een magnetische aardlekschakelaar de kleinst mogelijke waarde, echter niet lager dan de 1,5voudige waarde van de thermische zekering. – Maak uitsluitend gebruik van een niet-tijdselectieve vermogensschakelaar. – De uitschakeltijd van de vermogensschakelaar bij kortsluiting moet kleiner zijn dan 8 ms.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
81
Elektrische installatie 6.3 Netaansluiting
6.2
Stuurkabel aansluiten
Handelwijze ● Sluit de stuurkabels aan zoals beschreven in het hoofdstuk "Communicatie" of volgens de meegeleverde documentatie van het apparaat. ● Maak voor het aansluiten van signaalkabels gebruik van afgeschermde, paarsgewijs gedraaide kabels, b v. type JE-Y(St)-Y 2*, om de kwaliteit van het signaal te verbeteren. ● U vindt de instructies voor een EMC-compatibele aansluiting in het hoofdstuk EMCcompatibel opbouwen en aansluiten (Pagina 63).
6.3
Netaansluiting
6.3.1
Geschikte netvormen De omvormers zijn geschikt voor de volgende netvormen: Tabel 6-1
Omvormertypes en passende netvormen
Netspanning
Typebenaming
Netvorm
400 V
2T..-..40.-…
TT- of TN-net, geaard
500 V
2T..-..50.-…
TT-, TN- of IT-net, geaard of ongeaard
690 V
2T..-..69.-…
TT-, TN- of IT-net, geaard of ongeaard
WAARSCHUWING Explosie van Y-condensatoren Wanneer u apparaten van de categorie C1, C2 of C3 (ontstoringsklasse A of B) met de typebenaming "2T..-.....-....A/B...." gebruikt op een ongeaard net, kunnen de Ycondensatoren op de netingang onherstelbaar worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor ernstig of zelfs dodelijk lichamelijk letsel. Gebruik op een ongeaard net uitsluitend apparaten zonder ontstoringsfilter met de typebenaming "2T..-.....-....O....". IT-netten zijn niet geaard
82
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.3 Netaansluiting
6.3.2
Netkabel bepalen
Berekening ● Spanningsbelasting – Gebruik kabels met ten minste U0/U = 0,6/1 kV. ● Stroombelasting – Bepaal de diameter van de kabel aan de hand van de geldende normen bv. VDE 0298. – Bepaal de stroom van de netkabel aan de hand van de ingangsstroom van de omvormer die u op het typeplaatje kunt vinden. – Maak gebruik van afgeschermde netkabels of kabels met een concentrische aardkabel, type NYCWY, om EMC-storingen te beperken. ● Veiligheidsmaatregelen tegen letsel door indirecte aanraking – Maak gebruik van een beveiliging tegen te hoge stroomsterkten met extra potentiaalvereffening aan de motor om letsel door indirecte aanraking te voorkomen.
Aardlekschakelaar ● Maak vanwege de hoge capacitieve lekstromen gebruik van een aardlekschakelaar met hoge uitschakelstroom. De lekstroom hangt voornamelijk af van het soort, de lengte en de plaatsing van de motorkabel. – Maak tot een omvormervermogen van ca. 100 kW gebruik van een 500 mA aardlekschakelaar. – Maak bij een omvormervermogen hoger dan 100 kW gebruik van een 1 mA aardlekschakelaar. – De gebruikte aardlekschakelaar moet van het type "Gevoelig voor alle stromen" of "Gevoelig voor pulserende stromen" zijn, met deze opdruk:
6.3.3
Netkabels aansluiten op de omvormer Er is geen N-ader benodigd.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
83
Elektrische installatie 6.3 Netaansluiting
Handelwijze ● Sluit de netkabels L1-L2-L3 aan op de klemmen U1, V1, W1 van de aansluitstrip -X1 van de omvormer met de volgende momenten: Tabel 6-2
Aantrekmomenten voor de kabelaansluitingen
Klem UK6N, 6,2 mm breed
Klem UK35, 15,2 mm breed
M6
M8
M10
M12
M16
1,5 Nm … 1,8 Nm
3,2 Nm … 3,7 Nm
9 Nm
22 Nm
44 Nm
75 Nm
106 Nm
VOORZICHTIG Zware schade door asymmetrische stroomverdeling Bij omvormers met een hoge pulsfrequentie kan de gelijkrichter onherstelbaar worden beschadigd door asymmetrische stroomverdeling. Let op symmetrische stroomverdeling. Maak bij elke netaansluiting gebruik van hetzelfde type kabel van dezelfde lengte en maak gebruik van dezelfde aansluittechniek. Leid alle kabels over dezelfde of een vergelijkbare kabelgoot zodat er geen temperatuurverschil ontstaat.
6.3.4
Aansluiting van de omvormer bij verschillend pulsaantal Voor hogere vermogens vanaf ca. 500 kW zijn omvormers met een hogere pulsfrequentie op de ingang beschikbaar omdat deze minder terugkoppeling op het net veroorzaken. Sluit de omvormer afhankelijk van het pulsaantal aan op het net: Tabel 6-3
Netaansluiting afhankelijk van het pulsaantal
Pulsaantal
Zichtbaar in de typesleutel:
Aansluiting aan de omvormer op –X1:U1, V1, W1
6
2T.A-…
Drie fasen
12
2T.F-…
Twee secundaire transformatorsystemen met elk drie fasen, in totaal dus zes fasen. De beide systemen moeten resp. 30° in fase zijn verschoven, bv. door de trafoschakelgroep Dy5d6.
18
2T.K-…
Drie secundaire transformatorsystemen met elk drie fasen, in totaal dus negen fasen. De drie systemen moeten resp. 20° in fase zijn verschoven, bv. door de trafoschakelgroep Dy0y+20y-20.
24
2T.L-…
Vier secundaire transformatorsystemen met elk drie fasen, in totaal dus twaalf fasen. De vier systemen moeten resp. 15° in fase zijn verschoven, bv. door twee transformatoren met de schakelgroepen Dy5,25d6,25 en Dy4,75d5,75.
De typesleutel vindt u op het typeplaatje.
84
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.3 Netaansluiting
6.3.5
Netspanning op de omvormer instellen De omvormers zijn geschikt voor verschillende netspanningen: Wanneer uw omvormer afwijkt van de resp. netspanningen van 400, 500 of 690 V, moet de netspanning op de omvormer worden ingesteld.
Handelwijze 1. Stel de parameter "P-INVERTER DATA/V mains nom." in op uw netspanning. 2. Stel de netspanning op het apparaat in: – Bij compacte apparaten met een breedte van 165 mm of 225 mm is instellen van de netspanning niet nodig – Bij compacte apparaten met een breedte van 350 mm of 500 mm worden de overbruggingen aan de hand van de onderstaande tabel aangesloten: Tabel 6-4
Benodigde overbruggingen voor het instellen van de netspanning
Nominale spanning [V]
Spanningstolerantie [V]
Benodigde overbruggingen
230
184 … 265
1-2 / 4-8
400*
320 … 460
1-6 / 7-8
460
368 … 529
1-5 / 7-8
500*
408 … 587
1-3 / 7-8 / 4-5
575
464 … 667
1-2 / 7-8 / 3-6
690*
552 … 794
1-2 / 7-8 / 4-5
*Een van deze waarden is als standaard ingesteld.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
85
Elektrische installatie 6.4 Motoraansluiting
① ② ③
Overbruggingen voor de instellingen van de nominale spanning Klemmen 101 en 102 voor externe stuurspanning Klem voor het instellen van de stuurspanning ● Weergave zoals op de afbeelding: Voorziening achter ● Kabel aangesloten op stekkerX200 : Voeding via de klemmen 101 en 102
Beeld 6-1
Overbruggingen en klemmen op de omvormer
● Schakel de transformator T4 bij kastapparaten over op de juiste netspanning.
6.4
Motoraansluiting
6.4.1
Motorselectie Voor uw omvormer kunt u gebruik maken van asynchrone of synchrone draaistroommotoren. Het is toegestaan om meerdere motoren gelijktijdig te gebruiken. ● De som van de motorvermogens mag niet groter zijn dan het omvormervermogen. Het is niet toegestaan om kleinere en grotere motoren parallel op één omvormer te gebruiken. ● Houd er bij het bepalen van de motoren rekening mee dat door een niet-sinusvormige motorstroom, extra verliezen in de motor kunnen ontstaan. ● Houd er rekening mee dat een motor zonder externe ventilatie bij toerentallen onder het nominale toerental minder gekoeld wordt. Overleg daarom met de fabrikant voor de keuze van de motoren. ● Raadpleeg bij gebruik van motoren van Loher het resp. omvormervermogen in de lijst "UN03/UN04 Drehstrommotoren für drehzahlverstellbare Antriebe".
86
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.4 Motoraansluiting
6.4.2
Belasting van de wikkelingen Opmerking Spanningsverhoging door schakelflanken De door de omvormer opgewekte schakelflanken in de spanning zorgen voor een extra belasting van de motorisolatie. Er ontstaan spanningspieken. Wanneer u de aanwijzingen in dit hoofdstuk in acht neemt, ontstaan er over de motor geen piekspanningen hoger dan 1.560 V. Motoren die zijn ontworpen voor omvormerbedrijf, veroorzaken hierdoor geen problemen. Wanneer u oudere motoren wilt aansluiten, die niet zijn ontworpen voor omvormerbedrijf, dient u met de fabrikant van de motor te overleggen. Let er bij explosiebeveiligde motoren op dat de piekspanning in van de motor in acht wordt genomen.
6.4.3
Motorspanning en type schakeling Gebruik de motor in "ster-" of "driehoek-" schakeling, in overeenstemming met de parametrisering van de omvormer. In de meeste gevallen is de geparametriseerde motorspanning op de omvormer identiek aan de netspanning. Controleer voor de zekerheid de parameter "P-MOTOR DATA/V-motor".
6.4.4
Berekenen van de motorkabels
Handelwijze ● Spanningsbelasting – Gebruik kabels met ten minste U0/U = 0,6/1 kV. ● Stroombelasting – Bepaal de diameter van de kabel aan de hand van de geldende normen bv. VDE 0298. – Bepaal de stroom van de motorkabel aan de hand van de ingangsstroom van de omvormer die u op het typeplaatje kunt vinden. ● Maak gebruik van afgeschermde netkabels of kabels met een concentrische aardkabel, type NYCWY, om de EMC-richtlijnen aan te houden.
Zie ook EMC-compatibel opbouwen en aansluiten (Pagina 63)
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
87
Elektrische installatie 6.4 Motoraansluiting
6.4.5
Maximale lengte van de motorkabel berekenen De volgende factoren bepalen de maximale kabellengte: ● Piekspanning aan de motor – Alle omvormers zijn voorzien van een du/dt-filter. Het filter beperkt de stijgtijd van de spanning aan de motor tot > 0,5 µs. – Bij de in de tabel vermelde maximale kabellengte wordt een motorpiekspanning van 1.560 V aangehouden. ● Belasting van de wisselgelijkrichter – Met toenemende lengte, resp. met een groeiend aantal parallel verlopende kabels, neemt ook de capacitieve belasting van de wisselgelijkrichter toe. – De parametriseerbare omvormerfrequentie beïnvloedt de belasting van de wisselgelijkrichter. Wanneer de minimaal mogelijke frequentie wordt ingesteld, wordt ook de belasting van de wisselgelijkrichter gereduceerd zodat het mogelijk wordt om langere kabels aan te sluiten. Tabel 6-5
Typische maximale lengte voor de motorkabel bij verschillende omvormeruitvoeringen
Apparaattype
Compacte apparaten 400 V
Standaarduitvoering 2T..-.....-.....D...
Uitvoering met versterkt du/dtfilter
Kabeltype
Kabeltype
2T..-.....-.....V...
NYCWY
NYY
NYCWY
NYY
200 m
300 m
350 m
450 m
150 m
200 m
300 m
350 m
-
-
300 m
350 m
-
-
300 m
350 m
-
-
250 m
300 m
150 m
200 m
300 m
300 m
100 m
140 m
250 m
300 m
2T..-(0…3)5400-... aan netten tot 400 V Compacte apparaten 400 V 2T..-(0…3)5400-... aan netten > 400 V Kastapparaten400 V 2T..-(7…8)(5…6)40.-... aan netten tot 400 V Compacte apparaten 500 V 2T..-(0…3)5500-... Kastapparaten500 V 2T..-(7…8)(5…6)50.-... Compacte apparaten 690 V 2T..-(0…3)5690-... Kastapparaten690 V 2T..-(7…8)(5…6)69.-...
De vermeldingen in de tabel geven de typische kabellengte als afstand tussen de motor en de omvormer bij parametrisering van de standaardfrequentie. Bij enkele types zijn grotere
88
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.4 Motoraansluiting afstanden mogelijk. Neem bij grensgevallen of grotere afstanden contact op met de fabriek voor de exacte waarden. VOORZICHTIG Zware schade aan het omvormeruitgangsfilter Wanneer er teveel motorkabels parallel worden gelegd, kan de capacitieve stroom in de motorkabel ontoelaatbaar hoog worden. Dit kan leiden tot onherstelbare schade aan het omvormeruitgangsfilter. Bij bedrijf met meerdere motoren of parallelle aanleg van de motorkabels wordt de maximaal mogelijk afstand tussen de omvormer en de motor beperkt. Kastapparaten zijn geschikt voor parallelle bekabeling. Neem contact op met de fabriek voor de exacte waarden. Beperk het aantal parallel verlopende kabels tot een toelaatbaat aantal. VOORZICHTIG Zware schade aan de motor of het omvormeruitgangsfilter Wanneer de maximale lengte van de motorkabel wordt overschreden, kan er onherstelbare schade ontstaan aan de motor of het omvormeruitgangsfilter. Neem bij langere motorkabels contact op met de fabriek. VOORZICHTIG Schade aan wikkelingen of lagers Wanneer u gebruik maakt van motoren die niet geschikt zijn voor omvormerbedrijf, kan voortijdige schade ontstaan aan de wikkelingen of lagers. Neem contact op met de fabrikant om te overleggen of de motor geschikt is voor omvormerbedrijf. Let erop, dat voor motoren die zijn ontworpen voor netbedrijf, maar die in omvormerbedrijf worden gebruikt, de IEC 60034-17 van kracht is. Hierbij gelden lagere waarden voor de piekspanning. Bepaal de lengte van de kabels na overleg met de fabrikant.
6.4.6
Motorkabels aansluiten
Handelwijze Sluit de motor aan op de klemmen U2, V2, W2 van de aansluitstrip -X1 van de omvormer met de volgende momenten: Tabel 6-6
Aantrekmomenten voor de kabelaansluitingen
Klem UK6N, 8,2 mm breed
Klem UK35, 15,2 mm breed
1,5 Nm … 1,8 Nm
3,2 Nm … 3,7 Nm
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
M6
M8
M10
M12
M16
9 Nm
22 Nm
44 Nm
75 Nm
106 Nm
89
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning
6.4.7
PTC-weerstanden van de motoren op de omvormer aansluiten
Handelwijze ● Sluit de PTC-weerstanden van niet -EX motoren zonder periferie-printplaat 2 / 4 aan op de klemmen 27, 28 - 58 van de aansluitstrip-X2 . ● Sluit de PTC-weerstanden bij aanwezige periferie-printplaat 2 / 4 aan op de klemmen 90 tot 94 van de aansluitstrip –X3. Verdere informatie vind u in de bijlage en in de beschrijving van de onderdelen. LET OP Stoorsignalen in de sensorkabels Wanneer sensorkabels naast vermogenskabels worden gelegd, kunnen de sensorkabels door stoorsignalen worden beïnvloed. Leg de sensorkabels niet in de directe omgeving van vermogenskabels. Maak bij sterkere inductieve of capacitieve inductie gebruik van afgeschermde kabels. Neem de minimale diameter van de kabels voor de PTCweerstanden in acht.
Zie ook Technische gegevens en aanduiding van de PTC-ingang (Pagina 42)
6.5
Aansluiten van externe stuurspanning
6.5.1
Gebruik van externe stuurspanningen Tijdens normaal bedrijf haalt de omvormer de stuurspanning uit de tussencircuitspanning. Maak in de volgende situaties gebruik van een externe stuurspanning:
90
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning ● Bij een hoofdzekering aan de kant van het net ● Wanneer de display moet blijven werken als de netspanning wegvalt. ● Wanneer bij kortstondig wegvallen van de netspanning, de omvormer ca. 3 sec. sneller dan zonder externe stuurspanning weer moet worden ingeschakeld. Bij externe toevoer vervalt bij terugkeer van de netspanning, de initialisatietijd van ca. 3 sec. LET OP Bij enkele typen omvormers is het niet mogelijk de stuurspanning uit het tussencircuit te leveren. Bij de omvormertypen 2T2A-05/7690-007 2T2A-05/7690-011 2T2A-05/7690-015 2T2A-05/7690-022 is het niet mogelijk de stuurspanning uit het tussencircuit te leveren. Omvormers van dit type moeten worden voorzien van een externe stuurspanning!
6.5.2
Hardware omschakelen op externe stuurspanning ● Schakel de omvormer van interne stuurspanning via het tussencircuit over naar externe stuurspanning.
Handelwijze ● Steek de witte stekker op de printplaat "Schakelnetvoeding" van ‑X2 "intern" om naar ‑X5 "extern".
Schakelnetvoeding met stekker op interne stuurspanning
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Schakelnetvoeding met stekker op externe stuurspanning
91
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning
6.5.3
Voorbereidingen om bij de printplaat "Schakelnetvoeding" te komen
6.5.3.1
Compacte apparaten tot 165 mm voorbereiden Deze aanwijzingen gelden voor compacte apparaten tot 165 mm met de aanduiding 2T..‑05400‑011 resp. 2T..‑05500‑015.
Handelwijze 1. Schroef de blauwe afdekking los door de schroef boven –X25 los te draaien en til de afdekking op. 2. Draai de twee schroeven van de grijze afdekking daaronder 90° en til de deksel naar boven. 3. Los aan de rechterzijwand alle schroeven op die van buitenaf zichtbaar zijn alsmede één moer bij de aansluitingen. Verwijder de zijwand. 4. Steek de stekker om. 5. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen.
6.5.3.2
Compacte apparaten tot 225 mm voorbereiden Deze aanwijzingen gelden voor compacte apparaten tot 225 mm met de aanduiding 2T..‑05400‑015 resp. 2T..‑05500‑037.
Handelwijze 1. Draai de vier bevestigingsschroeven van de grijze afdekking daaronder 90° en til de deksel naar boven. 2. Schroef de blauwe afdekking los door de schroef boven –X25 los te draaien en til de afdekking op. 3. Draai de vier bevestigingsschroeven van het draaibare deel 90°, zwenk het draaibare deel naar rechts open en hang het zoals op onderstaande tekening op aan de zijwand 4. Steek de stekker om. 5. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen.
92
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning
Compact apparaat B=165, stekker voor de externe stuurspanning
Compact apparaat B=225, stekker voor de externe stuurspanning
6.5.3.3
Compacte apparaten van maat K4 met 400 V of 500 V voorbereiden Deze aanwijzingen gelden voor apparaten van maat K4 met L × B 775 × 350 mm en 400 V of 500 V nominale spanning.
Handelwijze 1. Draai de vier bevestigingsschroeven van de grijze afdekking daaronder 90° en til de deksel naar boven. 2. Schroef de blauwe afdekking los door de schroef boven –X25 los te draaien en til de afdekking op. 3. Demonteer de afdekking boven de aansluitklemmen voor de motor. 4. Demonteer de printplaat "Ventilatorvoeding" met de vijf fijne zekeringen. Verwijder daarvoor de vier schroeven en trek de kabels los. 5. Daaronder bevindt zich de printplaat " Schakelnetvoeding" met een witte stekker en de bussen ‑X2 voor "intern" en ‑X5 "extern".
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
93
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning 6. Steek de stekker op "extern". 7. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen.
Beeld 6-2
Compact apparaat maat K4
LET OP Mogelijk onjuiste werking Wanneer u op de bovenste printplaat "Ventilatorvoeding" de aansluiting van de bussen X100 / 200 voor "extern" / "intern" omsteekt, kan de werking gestoord worden. Laat deze aansluiting in de oorspronkelijke configuratie.
6.5.3.4
Compacte apparaten van maat K4 met 690 V voorbereiden Deze aanwijzingen gelden voor apparaten van maat K4 met L × B 775 × 350 mm en 690 V nominale spanning.
Handelwijze 1. Draai de vier bevestigingsschroeven van de grijze afdekking daaronder 90° en til de deksel naar boven. 2. Schroef de blauwe afdekking los door de schroef boven –X25 los te draaien en til de afdekking op. 3. Demonteer de afdekking boven de aansluitklemmen voor de motor.
94
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning 4. Steek op de printplaat "Ventilatorvoeding" met de vijf fijne zekeringen, de stekker van bus –X100 op –X200. 5. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen. LET OP Mogelijk onjuiste werking Wanneer u op de printplaat "Schakelnetvoeding" de aansluiting van de bussen X2 / 5 voor "extern" / "intern" omsteekt, kan de werking gestoord worden. Laat deze aansluiting op "extern" staan.
6.5.3.5
Compacte apparaten van maat K5/51 met 400 V of 500 V voorbereiden Deze aanwijzingen gelden voor compacte apparaten van bouwgrootte K5 resp. 51 met L×B (1125 resp. 1538)×350 mm en 400 V of 500 V nominale spanning.
Handelwijze 1. Draai de vier bevestigingsschroeven van de grijze afdekking daaronder 90° en til de deksel naar boven. 2. Schroef de blauwe afdekking los door de schroef boven –X25 los te draaien en til de afdekking op. 3. Draai de vier bevestigingsschroeven van het draaibare deel 90°, zwenk het draaibare deel naar rechts open en hang het zoals op de tekening op aan de zijwand
Beeld 6-3
Compact apparaat maat K5 met opengeklapte besturingselektronica
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
95
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning 4. Demonteer de printplaat "Ventilatorvoeding" met de vijf fijne zekeringen. Verwijder daarvoor de vier schroeven en trek de kabel los. 5. Daaronder bevindt zich de printplaat " Schakelnetvoeding" met een witte stekker en de bussen ‑X2 voor "intern" en ‑X5 "extern". 6. Steek de stekker op "extern". 7. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen. LET OP Mogelijk onjuiste werking Wanneer u op de bovenste printplaat "Ventilatorvoeding" de aansluiting van de bussen X100 / 200 voor "extern" / "intern" omsteekt, kan de werking gestoord worden. Laat deze aansluiting in de oorspronkelijke configuratie.
6.5.3.6
Compacte apparaten van maat K5/51 met 690 V voorbereiden Deze aanwijzingen gelden voor compacte apparaten van bouwgrootte K5 resp. 51 met L × B (1125 resp. 1538) × 350 mm en 690 V nominale spanning.
Handelwijze 1. Draai de vier bevestigingsschroeven van de grijze afdekking daaronder 90° en til de deksel naar boven. 2. Schroef de blauwe afdekking los door de schroef boven –X25 los te draaien en til de afdekking op. 3. Draai de vier bevestigingsschroeven van het draaibare deel 90°, zwenk het draaibare deel naar rechts open en hang het zoals op onderstaande tekening op aan de zijwand 4. Steek op de printplaat "Ventilatorvoeding" met de vijf fijne zekeringen, de stekker van bus –X100 voor "intern" over op –X200 voor "extern". 5. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen. LET OP Mogelijk onjuiste werking Wanneer u op de printplaat "Schakelnetvoeding" de aansluiting van de bussen X2 / 5 voor "extern" / "intern" omsteekt, kan de werking gestoord worden. Laat deze aansluiting op "extern" staan.
6.5.3.7
Compacte apparaten van maat K6 met 400 V of 500 V voorbereiden Deze aanwijzingen gelden voor compacte apparaten van bouwgrootte K6 met L × B 1125×500 mm en400 V of 500 V nominale spanning.
96
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning
Handelwijze 1. Draai de vier bevestigingsschroeven van de grijze afdekking daaronder 90° en til de deksel naar boven. 2. Schroef de blauwe afdekking los door de schroef boven –X25 los te draaien en til de afdekking op. 3. Draai de vier bevestigingsschroeven van het draaibare deel 90°, zwenk het draaibare deel naar rechts open en hang het zoals op onderstaande tekening op aan de zijwand 4. Daaronder bevindt zich de printplaat " Schakelnetvoeding" met een witte stekker en de bussen ‑X2 voor "intern" en ‑X5 "extern". 5. Steek de stekker op "extern". 6. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen. LET OP Mogelijk onjuiste werking Wanneer u op de bovenste printplaat "Ventilatorvoeding" de aansluiting van de bussen X100 / 200 voor "extern" / "intern" omsteekt, kan de werking gestoord worden. Laat deze aansluiting in de oorspronkelijke configuratie.
6.5.3.8
Compacte apparaten van maat K6 met 690 V voorbereiden Deze aanwijzingen gelden voor apparaten van bouwgrootte K6 met L × B 1125×500 mm en 690 V nominale spanning.
Handelwijze 1. Draai de vier bevestigingsschroeven van de grijze afdekking daaronder 90° en til de deksel naar boven. 2. Schroef de blauwe afdekking los door de schroef boven –X25 los te draaien en til de afdekking op. 3. Draai de vier bevestigingsschroeven van het draaibare deel 90°, zwenk het draaibare deel naar rechts open en hang het zoals op onderstaande tekening op aan de zijwand 4. Daaronder bevindt zich de printplaat "Ventilatorvoeding" met vijf fijne zekeringen en de printplaat "Schakelnetvoeding".
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
97
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning 5. Steek op de printplaat "Ventilatorvoeding" de stekker van bus –X100 voor "intern" over op –X200 voor "extern". 6. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen. LET OP Mogelijk onjuiste werking Wanneer u op de printplaat "Schakelnetvoeding" de aansluiting van de bussen X2 / 5 voor "extern" / "intern" omsteekt, kan de werking gestoord worden. Laat deze aansluiting op "extern" staan.
6.5.4
Externe stuurspanning bij compacte apparaten aansluiten
Handelwijze ● Sluit de externe stuurspanning aan op de klemmen 101 (L1) en 102 (N).
Beeld 6-4
Aansluiting voor externe stuurspanning
Maak gebruik van de volgende aansluitwaarden: Tabel 6-7
Aansluitingwaarden voor de externe stuurspanning
Maximale diameter
2,5 mm²
Zekering
2 A … 6 A gL, maximaal 150 VA
Spanning
230 V + 15 % - 20 %
Frequentie
47 Hz … 63 Hz
Bij compacte apparaten van maat K4 vindt u de klemmen 101 en 102 onder kunststofafdekking op een printplaat boven de aansluitklemmen voor de motor.
98
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Elektrische installatie 6.5 Aansluiten van externe stuurspanning
6.5.5
Stuurspanning 230 V bij kastapparaten Bij kastapparaten wordt de stuurspanning voor de elektronica van de stuurtransformator afgenomen. Gedetailleerde informatie vindt u in het elektrische schema.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
99
Inbedrijfstelling 7.1
7
Algemene opmerkingen met betrekking tot de inbedrijfstelling Voer de inbedrijfstelling uit aan de hand van de onderstaande instructies. Voor het bedienen van de omvormer leest u hoofdstuk Algemene informatie over de bediening (Pagina 111) Maak bij de inbedrijfstelling gebruik van een handleiding voor de inbedrijfstelling van een standaard omvormertoepassing. De informatie voor speciale toepassingen vind u in de bijbehorende hoofdstukken. Neem indien nodig contact op met een servicepartner van de fabrikant. Maak indien nodig gebruik van de geboden service voor de inbedrijfstelling. Neem voor een offerte voor de inbedrijfstelling contact op met een van de servicepartners.
7.2
Controleren zonder netspanning en zonder motor WAARSCHUWING Lichamelijk letsel door exploderen van de condensatoren Als het apparaat langer dan twee jaar in opslag heeft gelegen, kunnen de tussencircuitcondensatoren bij het in gebruik nemen exploderen. Bij een opslagtijd langer dan twee jaar, moeten de tussencircuitcondensatoren geformeerd worden. Informeer bij de fabriek welke maatregelen er moeten worden getroffen.
Controleren van de aansluitingen 1. Controleer alle aansluitingen op de omvormer. – Controleer of alle aansluitingen overeenkomen met de documentatie. – Controleer of alle stuurkabels goed zijn aangesloten. 2. Controleer bij de vermogensaansluitingen of deze zijn aangetrokken met het voorgeschreven moment. – De momenten vind u in de tabel in het hoofdstuk Motorkabels aansluiten (Pagina 89). 3. Controleer bij apparaten vanaf 160 kW ook de interne vermogensaansluitingen. – Bij transport over langere afstanden kunnen de aansluitingen losraken.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
101
Inbedrijfstelling 7.2 Controleren zonder netspanning en zonder motor
Controleren van de aangelegde spanningen 1. Controleer welke spanningen op de stuuraansluitingen –A1‑X2 staan. – Alleen op de groene aansluitingen boven resp. aan aansluiting 37 mag een spanning van 32 V tot 250 V staan. – Op alle andere aansluitingen mag een maximale spanning van 32 V staan. 2. Vergelijk de netspanning die u gaat aansluiten met het typeplaatje van de omvormer. – Gedetailleerde informatie vindt u in de onderstaande tabel. 3. Sluit bij kastapparaten met aanduiding 2T..-8....-..., bovendien de transformator voor de ventilator –T4 aan op de nominale netspanning en controleer of de transformator op de juiste spanning is aangesloten. – Bij compacte apparaten met de aanduiding 2T..-0....-..., wordt de voeding voor de ventilatoren van het tussencircuit afgenomen. – Dit hoeft niet te worden ingesteld. Tabel 7-1
Spanningsbereik van de verschillende types
Apparaat
Typebenaming volgens het typeplaatje
Netspanningsbereik
400 V Compact apparaat
2T..-0.40.-...
230 V … 500 V
400 V Kastapparaat
2T..-8.40.-...
230 V … 415 V
500 V Apparaat
2T..-..50.-...
230 V … 500 V
690 V Apparaat
2T..-..69.-...
400 V … 690 V
Hardware-instellingen ● Stel de DIL-schakelaars S1 en S2 overeenkomstig de eisen in. – Verdere informatie vind u in het hoofdstuk DIL-schakelaars S1 en S2 (Pagina 132).
Isolatie controleren 1. Neem de nodige veiligheidsmaatregelen in acht zoals afschermen van naastgelegen delen van de installatie etc. 2. Verbind de aansluitklemmen U1, V1, W1, U2, V2, W2.
102
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Inbedrijfstelling 7.3 Controle met netspanning en zonder motor 3. Koppel bij compacte apparaten de interne geel/groene aders los van de aardaansluiting.
Beeld 7-1
Controle van de isolatie
4. Demonteer bij kastapparaten de printplaat "Uitgangsfilters"–A9 of koppel de aardaansluiting los. 5. De printplaat vindt u bij de aansluitklemmen voor de motor –X0:U2, V2, W2. 6. Koppel bij de optie "Ontstoringsklasse A" bovendien de ontstoringscondensator –C10 los van de netaansluitingen op ‑X0:U1, V1, W1 of van de hoofdschakelaar. 7. Voer de controle met maximaal DC 500 V tussen de U1, V1, W1, U2, V2, W2-brug en de behuizing uit gedurende maximaal 2 min. 8. Verbindt na afloop van deze controle de vermogenspotentialen U, V, W met aarde. 9. Maak de hierboven genoemde maatregelen ongedaan.
7.3
Controle met netspanning en zonder motor Ook zonder motor worden de lastafhankelijke reële waarden, bv. "I-Motor", "T-Motor" of "PMotor" weergegeven. Deze zijn in dit geval 0.
Handelwijze ● Voer de volgende controles en parametriseringen uit met ongekoppelde motor. Hierdoor kan schade aan de motor worden voorkomen. – Wanneer controles met ongekoppelde motor niet mogelijk zijn, moeten de controles met een gekoppelde motor worden uitgevoerd. ● De optie "Periferie-printplaat 2 / 4", herkenbaar aan de laatste positie van de typebenaming op het typeplaatje, heeft veiligheidsgerelateerde ingangen. – Controleer deze ingangen aan de hand van de beschrijving "Veilige stop/Safe halt (Pagina 39)".
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
103
Inbedrijfstelling 7.3 Controle met netspanning en zonder motor
Displaytaal kiezen 1. Kies onder "P-EXTRAS/Language" de gewenste taal voor de display. 2. Bij een nieuw apparaat kunt u kiezen uit Duits of Engels. 3. Voeg de displayteksten voor andere talen in via de PC-software "IMS" wanneer dit nog niet in de fabriek is gedaan.
Datum en tijd instellen Door het instellen van de juiste tijd wordt het zoeken naar fouten later eenvoudiger. Storingen die tijdens bedrijf optreden worden met datum en tijd in het logbestand opgeslagen. ● Stel onder "P-EXTRAS/Date" resp. "Time" de huidige datum en tijd in. – In de fabriek wordt de actuele tijd van de controledag ingesteld als MET. – Er wordt geen rekening gehouden met zomer- en wintertijd.
Toepassing en bediening kiezen ● De keuze van een applicatie is bij omvormers, die in de fabriek zijn voorzien van een signaalbesturing niet nodig. ● De parametrisering wordt bij de controle in de fabriek aangepast en onder het menu "PDRIVE DATA/A" in de applicatie "Standaardinstelling" opgeslagen. ● Kies onder "P-DRIVE DATA/A" de door u gewenste applicatie en onder "P-OPERATION/ Opr." de gewenste bediening. – Maak hiervoor gebruik van het bijbehorende aansluitschema in de bijlage. De applicatie "Standaard" is in de fabriek ingesteld. – Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Applicatie "Standaard" (Pagina 151). ● Wanneer u de parameters verder wilt wijzigen, kunnen deze wijzigingen op deze plaats worden gemaakt. – In dit geval verandert de parameter "P-DRIVE DATA/A=Standard" naar "P-DRIVE DATA/A=Specific". LET OP Verlies van alle ingestelde waarden Wanneer u verdere applicaties kiest voordat de gewijzigde parameters zijn opgeslagen, gaan de ingestelde waarden verloren. Sla de gewijzigde parameters op voordat u andere applicaties kiest.
Netspanningparameters controleren 1. Stel de nominale netspanning in menu "P-INVERTER DATA/V mains nom." in. – Stel eventueel de stuur-/ventilatietransformator correct in. 2. Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Netaansluiting (Pagina 82).
104
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Inbedrijfstelling 7.3 Controle met netspanning en zonder motor
Motorgegevens aanpassen 1. Voer onder "P-MOTOR DATA/" als eerste de regelvariant van de omvormer resp. het motortype in. U kunt kiezen uit de volgende regelvarianten: ● "async_SVC": Asynchron Space Vector Control, vector-regeling – Maak gebruik van normale draaistroommotoren zonder speciale applicatie voor omvormerbedrijf. – Neem de gegevens op het typeplaatje over voor de parametrisering van de motor op de omvormer. ● "async_FOC": Asynchron Field Oriented Control, veldgeoriënteerde regeling – Maak voor deze functie direct op de motoras gebruik van een tachogenerator die aan de gestelde eisen voldoet. Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk Sub-D aansluitingen en DIL-schakelaars (Pagina 132). – De belastende machine en de vereiste dynamiek bepalen het maximaal vereiste aantal impulsen per omwenteling die de snelheidsmeter moet krijgen. – Maak ten minste gebruik van 1.024 impulsen/360°. Wanneer u de dynamiek verhoogt, moet ook het aantal impulsen worden verhoogd, bv. naar 2.048 of 4.096. Maak voor vliegwielen met een kleinere massa gebruik van een snelheidsmeter met een groter aantal impulsen. Zogenaamd bedrijf met veldverzwakking, waarbij de uitgangsfrequentie van de omvormer hoger is dan de nominale frequentie van de motor is bij deze regeling niet mogelijk. Stel in de regelvariant "async_FOC" onder "P-MOTOR DATA/" de volgende parameters in. 1. Stel onder "/Motor type" "async_FOC" in. 2. Kies bij "/Sensor type" het toegepaste type snelheidsmeter in. 3. Stel onder "/Pulses/360" het aantal impulsen per omwenteling in 4. Stel naast de invoer van de motorgegevens zoals op het typeplaatje de exacte onbelaste stroom van de motor "/I-idle" in. – Leest het nominale toerental /n-motor op het typeplaatje af. – Bepaal de onbelaste stroom in de bedrijfsmodus "async_SVC" tijdens netbedrijf of vraag de waarde aan de fabrikant van de motor. 5. Voer in elk geval een "Auto-Tuning" uit. 6. Kies het menuniveau "Expert" om bij het menupunt "P-CONTROL PARAMETER" te komen. – Stem het optimale regelgedrag van uw installatie bij lastwisseling en verstellen van het toerental af onder "P-CONTROL PARAMETER". – Stel in nominaal bedrijf de waarden voor "/P n ctrl." en "/Tn n ctrl." in.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
105
Inbedrijfstelling 7.3 Controle met netspanning en zonder motor 'RHOZDDUGH
7RHUHQWDO
Toerentalregelcircuit - optimaal ingesteld
'RHOZDDUGH
7RHUHQWDO
'RHOZDDUGH
7RHUHQWDO
Toerentalregelcircuit - te korte Tn-regelaar
Toerentalregelcircuit - te hoge P-control
Voor alle motortypen geldt: ● voer de gegevens van het typeplaatje van de motor in voor sinusbedrijf. ● De gegevens vindt u op het typeplaatje van de motor
106
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Inbedrijfstelling 7.4 Controles met netspanning en met motor
Aandrijvinggegevens aanpassen Onder het menu "P-DRIVE DATA" legt u de toerentalgrenzen en de richting van het uitgangsdraaiveld vast. 1. Bepaal de minimale uitgangsfrequentie van het uitgangsdraaiveld bij de minimale doelwaarde "/fmin". De waarde "/fmax" legt de bovenste toerentalgrens vast. Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk Motoraansluiting (Pagina 86). 2. Stel de draairichting in onder "/Rotation": – "CW" of "CCW" stelt het draaiveld in op rechts of links. – "Both" betekent dat het draaiveld afhankelijk is van de polariteit van de doelwaarden en met de opdracht "Reversing" van de aansluitstrip kan worden omgekeerd. 3. Stel onder "P-SPEED DEFAULT/t-accel." en "P-SPEED DEFAULT/t-decel." de veranderingssnelheid van de doelwaarde in.
Controleren van alle in - en uitgangen 1. Controleer aan alle in- en uitgangen of alle signalen correct aankomen. – Behalve de lastafhankelijke gegevens kunnen alle gegevens worden gesimuleerd. 2. Stel onder "P-EXTRAS/Menu" de waarde voor het menuniveau in op "Standard", om het aantal toegankelijke parameters te vergroten en daarmee aanvullende instellingen van de parameters te kunnen uitvoeren.
7.4
Controles met netspanning en met motor Voer de volgende controles en parametriseringen uit met een ongekoppelde motor. Hiermee kan schade aan de machine door onjuiste instellingen worden voorkomen. Wanneer controles met ongekoppelde motor niet mogelijk zijn, moeten de controles met een gekoppelde motor worden uitgevoerd. Hierbij moet u echter zeer voorzichtig te werk gaan.
Auto-Tuning uitvoeren Onder "P-MOTOR DATA/Auto-Tuning" kan de omvormer worden afgestemd op de aangesloten motor. 1. Kies de instelling "Yes" en druk op de toets om de instellingen over te nemen. – De omvormer stuurt een meetsignaal naar de motor. – De omvormer berekent de huidige totale weerstand van de motorwikkeling en de bekabeling aan de hand van de gemeten waarden.
Controle van de draairichting 1. Controleer de draairichting bij een laag toerental direct aan de motor. 2. Controleer bij "Rotation/both" de draairichting voor beide draairichtingen.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
107
Inbedrijfstelling 7.6 Bedrijf in een omgeving waar explosiegevaar bestaat
Vibratiecontrole 1. Doorloop langzaam het volledige toerentalgebied. Let hierbij op de motor. – Wanneer bij een bepaald toerental vibraties optreden, moet u overleggen met de fabrikant van de motor. Indien nodig kan deze frequentie worden verborgen. 2. Verberg in het menu "P-DRIVE DATA/fno1" en " P-DRIVE DATA/fno2" twee frequentiebanden met een minimum- en een maximumwaarde, deze zullen dan stationair niet meer worden doorlopen.
7.5
Controleren met motor, gekoppeld aan de werkmachine Voer de volgende tests uit met de werkmachine. De meting moet worden uitgevoerd bij een zo groot mogelijke werkfrequentie en belasting. Bij een grotere afwijking dient u contact op te nemen met de fabriek.
Symmetrie van net- en motorstroom 1. Gebruik een stroommeettang om de netstroom en de motorstroom te meten. Afhankelijk van het type en de kwaliteit van de stroommeettang wijkt de gemeten waarde af van de weergegeven waarde op de display. 2. Let er op dat in alle drie netfasen dezelfde stroom vloeit met een afwijking van max. 5% van de normstroom van de omvormer. Zo kunt u zien of er schadelijke asymmetriëen in de netspanning aanwezig zijn. 3. Hetzelfde geldt bij alle motorfasen met een afwijking van max. 2%. Controleer bij parallel aangelegde kabels ook de stroomverdeling op de verschillende aders. Hierbij kunt u onjuist aangesloten verbindingen of schade aan de motor vaststellen.
Lastafhankelijke meetwaarden controleren ● Controleer de motorstroom met gekoppelde werkmachine. ● Controleer of de motorstroom op de display in stationair bedrijf, dus zonder versnellen of afremmen, niet groter is dan de motorstroom op het typeplaatje.
Meetwaarden documenteren, parameterbestand opslaan. Documenteer tijdens de inbedrijfstelling alle gemeten waarden in een meetverslag en sla de parameters van de omvormer via de software "IMS" op.
7.6
Bedrijf in een omgeving waar explosiegevaar bestaat Handelwijze
108
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Inbedrijfstelling 7.6 Bedrijf in een omgeving waar explosiegevaar bestaat
Omvormers in een explosiegevaarlijke omgeving WAARSCHUWING Zwaar letsel door explosie Wanneer u de omvormer gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving, kunnen er explosies optreden die ernstige materiële schade en ernstig of zelfs dodelijk letsel kunnen veroorzaken. Gebruik de omvormer uitsluitend in een beveiligde explosiegevaarlijke omgeving.
Motor in een explosiegevaarlijke omgeving Aan de omvormer aangesloten motoren kunnen in een explosiegevaarlijke omgeving worden gebruikt. Neem hiervoor de volgende voorwaarden in acht ● Controleer of de motor voor omvormerbedrijf is goedgekeurd en is voorzien van een bijbehorend typeplaatje voor omvormerbedrijf. ● Controleer of de motor is goedgekeurd voor bedrijf in een explosiegevaarlijke omgeving. Controleer het typeplaatje van de motor. ● Controleer of de motoren met PTC-weerstanden volgens DIN 44081of DIN 44082 en IEC 60034-11-2 type A zijn voorzien (EN 60947-8en VDE 0660‑303). Sluit de PTCsensoren aan op de periferie-printplaat –X3:90 tot 94 . Hiermee wordt de motor beschermd tegen oververhitting als gevolg van overbelasting volgens DIN EN 60079‑14/ VDE 0165‑1 en EN 50281‑1‑1 (stof- en explosiegevaarlijke omgeving). ● Neem de veiligheidsvoorschriften in acht die gelden voor gebruik van motoren in explosiegevaarlijke omgevingen Ex-e en Ex-d. Gebruik wordt bepaald aan de hand van de richtlijnen RL94/9/EG en EN 60079-14. ● Zorg er voor dat de motor uitsluitend in het correcte toerentalgebied wordt gebruikt. Geef onder "P-MOTOR DATA" en onder "P-DRIVE DATA" de op het typeplaatje op de motor opgegeven waarden voor "fmin" en "fmax" op. ● Zorg er voor dat de maximale kabellengte niet wordt overschreden omdat er anders ontoelaatbare spanningsverhogingen kunnen ontstaan. Verdere details vindt u in het hoofdstuk Motoraansluiting (Pagina 86). ● Controleer dat Ex e-motoren voor verhoogde veiligheid samen met de omvormer in de fabriek kan worden getest. De installatie mag zonder goedkeuringsrapport niet in bedrijf worden gesteld. ● Stel bij Ex e en Ex n-motoren de waarden voor "I contin.", "I short" en "t short" in op de waarde die door de fabrikant van de motor wordt opgegeven. Verander deze waarden niet zonder overleg met de fabrikant van de motor. ● Bescherm de omvormergevoede motoren n een explosiegevaarlijke omgeving met PTCweerstanden. In de optie "periferie-printplaat 2 / 4" is daarvoor een beoordelingsschakeling voor de motor PTC-weerstand ingebouwd. Gedetailleerde informatie vind u in het hoofdstuk Periferie-printplaten 1 tot 4 (Pagina 36). De uitschakeling in de omvormer gebeurt elektronisch.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
109
Inbedrijfstelling 7.6 Bedrijf in een omgeving waar explosiegevaar bestaat
Veiligheid bij het uitschakelen De risico-analyse volgens EN 1050 resp. DIN EN ISO 14121 (ontwerpnorm) laat zien dat er in vergelijking met uitschakelen door een zekering slechts een extra risico bestaat door gevaarlijke stromen in de omvormerkast. Door de redundante opbouw wordt zelfs bereikt dat de elektronische uitschakeling zelfs bij een storing in een elektronische aftakking nog gewaarborgd is. Omdat er gebruik wordt gemaakt van beproefde componenten, voldoet de omvormer conform EN 954‑1 aan categorie twee. ● Wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van elektronische uitschakeling, moeten de PTCweerstanden via ATEX-gecertificeerde, veilig gescheiden apparatuur worden aangesloten. Voorbeeld: CALOMAT® CK140 … CK145. ● Wanneer u CALOMAT®-apparaten gebruikt, moet gebruik worden gemaakt van een netzekering op de ingang. – Sleep het contact van de CALOMAT® in dit geval direct in het spoelcircuit van de aardlekschakelaar. ● Voer de schakeling van de netzekering verder uit volgens de beschrijving van de werking van de hoofdzekering in het hoofdstuk Veiligheidsfuncties (Pagina 138).
110
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
8
Bediening 8.1
Algemene informatie over de bediening
8.1.1
Werking van de omvormer-display
Opbouw
%(5(,7 5($'<
, 2
%(75,(% :25.,1*
67581* )$8/7
6WDWXV EHGULMI 3PRWRU N: QPRWRU 530 ,PRWRU $ 5(6(7
3 Beeld 8-1
6
Omvormer-display
De display dient voor de bediening en de bewaking van de omvormer. De LED's "READY", "WORKING" en "FAULT" geven de huidige status van de omvormer aan. Op de display kunnen in duidelijke tekst de volgende gegevens worden afgelezen: ● De huidige werkelijke waarden van de omvormer, bv. de motorstroom ● Alle parameters ● Alle opgeslagen foutmeldingen U bedient de omvormer op de volgende manier met behulp van de displaytoetsen: Tabel 8-1
Omvormer bediening via de displaytoetsen
, 2
"Omvormer aan" "Omvormer uit"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
111
Bediening 8.1 Algemene informatie over de bediening Alleen bij "lokaal bedrijf" zijn de functies "Omvormer aan" en "Omvormer uit" actief. Met deze toetsen navigeert u door het menu Door tweemaal snel op de toetsen te drukken, stelt u de doelwaarde van het toerental in. Deze functie is alleen actief wanneer de doelwaarde via de parametrisering is gekozen. Druk de toetsen
6
De foutmeldingen kunnen worden bevestigd door de toetsen <S+I> gelijktijdig in te drukken.
6 3 8.1.2
Wanneer u op de toets <S> drukt komt u terug naar de statusweergave met de huidige waarden.
Druk op
Talen instellen De omvormer biedt de keuze uit twee talen.
Handelwijze 1. Druk gedurende ca. 2 sec. op <S>, om de displaytaal om te schakelen. 2. Druk gedurende ca. 2 sec. opnieuw op <S>, om terug te keren naar de oorspronkelijke taal. 3. Via de software voor de parametrisering "IMS" kunnen andere displaytalen worden gedownload. – Start hiervoor de software "IMS" en verbind de omvormer met de PC. – Wijzig de taal via de software "IMS" onder "Online-functies, taal verzenden....". LET OP Verlies van een displaytaal Elke taal die naar de omvormer wordt verzonden, overschrijft een bestaande displaytaal.
112
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.1 Algemene informatie over de bediening
8.1.3
Resolutie voor het menu instellen. ● Stel in het menu "P-EXTRAS" de resolutie voor het omvormermenu in om het aantal zichtbare menuniveaus in te stellen en de overzichtelijkheid te verbeteren.
8.1.4
Bedieningsopdrachten van de omvormer
Werking De bediening van de omvormer vindt plaats via verschillende ingangen zoals bv. de aansluitstrips, Profibus stuursignalen, meldingsgeneratoren etc. Nadere informatie vind u onder Bedieningsbronnen instellen (Pagina 115). De opdrachten hebben de volgende functie: ● "Controller release" Alleen wanneer de vrijgave van de regelaar is geactiveerd, is het vermogensdeel in de omvormer, bestaande uit IGBTs, actief. Naast de mogelijkheden om de regelaar via de software vrij te geven, moet bovendien de aansluiting –A1‑X2:8worden aangestuurd. Wanneer deze functie wordt uitgeschakeld, worden de vermogenshalfgeleiders direct geblokkeerd en rolt de motor uit. ● "Speed on" Met deze opdracht wordt een motor gecontroleerd uitgeschakeld. De motor loopt tijdens het uitschakelen over een remhelling. Na het afremmen is de omvormer direct gereed voor een herstart. ● "Reset" Bevestig een gemelde storing met de opdracht "Reset". Hiertoe rekent de omvormer ook een uitschakeling met de functies "Emerg. stop" of "Off1" en "Off2". ● "Off1 (NC)" en "Off2 (NC)" – Met de opdracht "Off1" kan een motor gecontroleerd worden afgeremd. Deze opdracht wordt bestuurd door de software. Een directe blokkering wordt uitgevoerd met de opdracht "Off2". De optionele hoofdschakelaar valt af. Bevestig de omvormer voor een herstart met de opdracht "Reset". Bij een herstart moet de omvormer eerst worden opgeladen. – De aansturing via de aansluiting van "Off1" en "Off2" vindt plaats via een opener (NC = normally closed).
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
113
Bediening 8.1 Algemene informatie over de bediening ● "Emerg. stop (NC) OFF3" – Gecontroleerd afremmen op de "Snelstophelling" wordt uitgevoerd met de opdracht "Off3". Deze opdracht wordt bestuurd door de software. Na het afremmen wordt de omvormer uitgeschakeld. De optionele hoofdschakelaar valt af. Bevestig de omvormer voor een herstart met de opdracht "Reset". – De aansturing via de aansluiting van "Emerg. stop (NC)" vindt plaats via een opener. Deze functie is niet veiligheidsgericht in de zin van EN 954‑1. Wanneer een "Emerg. stop" moet worden uitgevoerd volgens IEC/EN 60204, stopcategorie één, moet deze ingang en een hoofdschakelaar via een hiervoor bedoeld veiligheidsrelais worden geschakeld, bv. type3TK2827... van de firma Siemens. WAARSCHUWING Ontstaan van ernstig letsel Wanneer deze functie zonder aanvullend veiligheidsrelais op de ingang en een hoofdschakelaar wordt gebruikt, kan ernstig lichamelijk letsel ontstaan door de motor. Maak voor een veiligheidsgerichte functie "Emerg. stop" volgens IEC/EN 60204, stopcategorie één, gebruik van een veiligheidsrelais en een hoofdschakelaar. Voorbeeld: Type 3TK2827... ● "int.ctrl.inhib." Wanneer u bedieningsfuncties via zelfstops heeft uitgevoerd, bv. AAN / UIT schakelaar, zorgt deze opdracht voor het afzetten via een blokkering van de regelaar zonder dat het uitschakelen wordt beïnvloed. Voor een herstart is geen nieuwe AAN-opdracht nodig. ● "int.speed off" Deze opdracht heeft dezelfde werking als "int.ctrl.inhib.", zorgt echter voor gecontroleerd afremmen tot een toerental "nul". Alle stopopdrachten blijven actief. ● "Reversing" – Wanneer u bij het menupunt "P-DRIVE DATA/Rotation =" de waarde "both" invoert, kunt u de opdracht "Reversing" activeren. De omvormer wijzigt bij activering het uitgangsdraaiveld. De motor wordt naar de remhelling geleid en tot een toerental van nul afgeremd. Vervolgens wordt de motor in de andere richting versneld tot de ingestelde doelwaarde. Wanneer de waarde "both" niet is ingesteld, wordt de aandrijving afgeremd tot het ingestelde minimale toerental. – Wanneer de aandrijving ondanks de ingestelde doelwaarde en bedieningsopdrachten niet opstart, moet worden gecontroleerd of mogelijk de omkeerfunctie is ingeschakeld en gelijktijdig slechts één draairichting is vrijgegeven. ● "Motorpoti" Net als met een mechanische motorpotmeter kunt u met de toetsen
114
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.1 Algemene informatie over de bediening
8.1.5
Bedieningsbronnen instellen
Handelwijze ● Wijs de hiervoor genoemde functies toe aan de gewenste bedieningsbron. – De bedieningsbronnen kunnen worden geparametriseerd voor "Local", via de interne display, "Remote", via de aansluitstrip –X2 en "BUS", bijv. Profibus of RS 232, via de PC. ● De door u gekozen selectie voor de aan/uit opdrachten stelt u in met de opdracht "Op.source" in het menu"P-INTERFACE\operation source". ● Wanneer u tussen "Local" en "Remote" wilt omschakelen, kunt u de omschakeling via een kant-en-klare configuratie oproepen "P-OPERATION/Op." of de instelling "P-PARAMETER SWITCH" wijzigen. ● Kies de bron voor de reset opdracht onder "P-INTERFACE". – Wanneer u wilt dat reset actief is, onafhankelijk van de omschakeling van de bedieningsbron, stelt u hier "Global" in. Reset is dan mogelijk in beide configuraties.
8.1.6
Bedieningsconfiguratie oproepen U kunt een opgeslagen bedieningsconfiguratie oproepen onder "P-OPERATION/Op.". In deze configuratie worden de instellingen voor de stationaire opdrachten en de parameterschakelaars automatisch ingesteld. Voor elke keuze is er een bijbehorend aansluitschema en een bepaalde werkwijze voor de displaytoetsen en de digitale ingangen. Verdere details vindt u in het hoofdstuk Standaard bedieningsinstellingen (Pagina 119). Wijzigingen in het menu "P-OPERATION/" krijgen onder "P-OPERATION/Op." de aanvulling "spec." als indicatie dat er iets aan de standaardinstellingen in gewijzigd.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
115
Bediening 8.1 Algemene informatie over de bediening
8.1.7
Communicatiemogelijkheden
Werking
%HGLHQLQJVYHOGRSKHWDSSDUDDW
&RQYHQWLRQHOHNOHPVWULS
56
w3EXV
6HULOHLQWHUIDFH
3&SURJUDPPD 6HULOHLQWHUIDFH 56
DOWHUQDWLHI
H[WHUQEHGLHQLQJVYHOG 6HULOHLQWHUIDFH 56 3&SURJUDPPD
56
9HOGEXVRSWLH
0 Beeld 8-2
116
Communicatiemogelijkheden Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.1 Algemene informatie over de bediening
8.1.8
Betekenis van de afkortingen voor bedieningsfuncties Voor de bedieningsmogelijkheden van "Ctrl.inhib." en "Speed on" via de display of de aansluitstrip bestaan de volgende afkortingen: ● "siss" ● "sisd" ● "dids" ● "didd" De letters hebben de volgende betekenis: ● "s" geeft de statische instelling aan. De keuze voor "Aan" wordt uitgevoerd via een permanent contact. ● "d" geeft de dynamische instelling aan. De keuze voor "Aan" of "Uit" wordt uitgevoerd via een aan-/uitschakelaar. ● "i" geeft de interne display aan. De bediening verloopt via de toetsen
8.1.9
Functie van "P-Profibus/Modbus"
Werking Met de functie "P-Profibus/Modbus" kiest u de primaire Profibus- of Modbusinstellingen, zoals bv. BUS address en PPO-type. "Reaction " en "Time-out t" geven aan hoe en na welke tijd de omvormer reageert op een onderbreking van de Profibus resp. de Modbus. Verdere details vindt u in de beschrijving van de Profibus Profibus DP (Pagina 50), resp. in de beschrijving van de Modbus Modbus RTU (Pagina 52).
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
117
Bediening 8.1 Algemene informatie over de bediening
8.1.10
Functie van "P-DIGITAL OUTPUTS"
Werking Op de omvormer zijn vier relais en twee LED's beschibaar. Deze kunnen via het menu "PDIGITAL OUTPUTS" uit een lijst ("bitpool") het signaal kiezen dat het bijbehorende relais resp. de LED moet aansturen.
8.1.11
Functie van "P-ANALOG OUTPUTS"
Werking De omvormer beschikt over twee potentiaalgescheiden analoge uigangen. Het uitgangssignaal wordt, afhankelijk van het aangesloten meetinstrument, automatisch ingesteld op een + 20 mA stroombron of een + 10 V spanningsbron. In het menu "P-ANALOG OUTPUTS" stel u het volgende in: ● Welke signalen moeten worden afgegeven? ● Wat de hoogste waarde op de schaal van het meetinstrument? ● Moet bij de 4 mA–verhoging een andere waarde worden opgeteld? ● Moet er een verhoging van het middenpunt worden uitgegeven voor de weergave van bipolaire signalen?
8.1.12
Aansturing van meerdere omvormers via één PC
Handelwijze U heeft de mogelijkheid om meerdere omvormers gelijktijdig via één PC aan te sturen via de software voor parametrisering "IMS". Een dergelijk net kan worden opgebouwd via RS 485, Modbus of Profibus. In beide gevallen heeft u een converter nodig van het resp. net RS 485, Modbus of Profibus op de PC met de software voor parametrisering "IMS". Wanneer het netwerk wordt opgebouwd via Profibus of Modbus heeft u bovendien de optie "Profibus", resp. "Modbus" nodig zoals beschreven in het bijbehorende hoofdstuk. Verdere informatie over het aansturen van meerdere omvormers via één PC vindt u bij de software voor parametrisering "IMS".
118
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.2 Standaard bedieningsinstellingen
8.2
Standaard bedieningsinstellingen
8.2.1
Bediening "std s i s s "
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJVLVV
SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOH LQJDQJHQDDQPDVVD
YULM 7RHUHQWDO$$1DIVWDQG YULM /RNDDODIVWDQG$IVWDQG H[WHUQHVWRULQJ 5HVHWRSDIVWDQG 6QHOVWRSJOREDDO 2PNHUHQRSDIVWDQG 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDUJOREDDO
6 6 ' ' ' 6 6
0DVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
Beeld 8-3
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "std s i s s "
Stuurgedrag bij "Local" (dynamisch) ● Voer de opdracht "Speed on" en "Speed off" in via de toetsen
Stuurgedrag bij "Remote" (statisch) ● Stuur met een schakelaar op –X2:10 de bediening van "Speed on". ● Stel de doelwaarde via de aansluitstrip –X2 in op de analoge doelwaarde 1. ● Maak indien nodig gebruik van de omkeeringang –X2:16.
"Local" en "Remote" ● "Emerg. stop (NC)": Wanneer het contact op –X2:15 wordt geopend, loopt de aandrijving via de remhelling voor snelstop (Emerg. stop) terug tot een toerental 0. De omvormer wist alle stationaire opdrachten. ● "Reset" (NO): Reset storingen en "Emerg. stop" met een 24 V impuls op –X2:14. ● "Controller release perman."(NC) ‑X2:8: Geef de omvormer vrij met een permanent contact. Wanneer het contact wordt geopend, rolt de aandrijving uit. De omvormer wist alle stationaire opdrachten.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
119
Bediening 8.2 Standaard bedieningsinstellingen
8.2.2
Bediening "std s i s d"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJVLVG
SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOH YULM 7RHUHQWDO8,7DIVWDQG LQJDQJHQDDQPDVVD 7RHUHQWDO$$1DIVWDQG /RNDDODIVWDQG$IVWDQG H[WHUQHVWRULQJ 5HVHWRSDIVWDQG 6QHOVWRSJOREDDO 2PNHUHQRSDIVWDQG 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDUJOREDDO
' ' 6 ' ' ' 6 6
0DVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
Beeld 8-4
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "std s i s d"
Van "std s i s s" afwijkende bediening De bediening "Speed on" bij bedrijf "Remote" is dynamisch. De aandrijving wordt gestart met de NO-schakelaar –X2:11. Met een NC-contact op ‑X2:10 wordt de omvormer afgeremd op toerental 0.
8.2.3
Bediening "std d i d s"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJGLGV
SDUDPHWULVHHUEDUH GLJLWDOHLQJDQJHQ DDQPDVVD
H[WHUQHVWRULQJ 5HVHWRSDIVWDQG 6QHOVWRSJOREDDO 2PNHUHQRSDIVWDQG 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDUJOREDDO8LW
'
'
' ' 6 '
0DVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
Beeld 8-5
120
9ULMJDYHYDQGHUHJHODDUJOREDDO$DQ 7RHUHQWDO$$1DIVWDQG
'
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "std d i d s"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.2 Standaard bedieningsinstellingen
Stuurgedrag bij "Local" (dynamisch) ● Voer de opdracht "Speed on" en "Speed off" in via de toetsen
Stuurgedrag bij "Remote" (statisch) ● Stuur met een schakelaar op –X2:10 de bediening van "Speed on". Stel de doelwaarde via de aansluitstrip –X2 in op de analoge doelwaarde 1. ● Maak indien nodig gebruik van de omkeeringang –X2:16.
"Local" en "Remote" ● "Emerg. stop (NC)": Wanneer het contact op –X2:15 wordt geopend, loopt de aandrijving via de remhelling voor snelstop (Emerg. stop) terug tot een toerental 0. De omvormer wist alle stationaire opdrachten. ● "Reset" (NO): Reset storingen en "Emerg. stop" met een 24 V impuls op –X2:14. ● "Controller release dynamisch": Geef de omvormer vrij met een NO-contact op ‑X2:9. Wanneer het contact ‑X2:8 wordt geopend, rolt de aandrijving uit. De omvormer wist alle stationaire opdrachten.
8.2.4
Bediening "std d i d d"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJGLGG
SDUDPHWULVHHUEDUH GLJLWDOHLQJDQJHQ DDQPDVVD
9ULMJDYHYDQGHUHJHODDUJOREDDO$DQ 7RHUHQWDO8,7DIVWDQG 7RHUHQWDO$$1DIVWDQG H[WHUQHVWRULQJ 5HVHWRSDIVWDQG 6QHOVWRSJOREDDO 2PNHUHQRSDIVWDQG 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDUJOREDDO8LW
6 ' ' ' ' ' 6 6
0DVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
Beeld 8-6
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "std d i d d"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
121
Bediening 8.3 NAMUR bedieningsinstellingen
Van "std d i d s" afwijkende bediening De bediening "Speed on" bij bedrijf "Remote" is dynamisch. Start de aandrijving met een NO-schakelaar op –X2:11. Met een NC-contact op ‑X2:10 wordt de omvormer afgeremd op toerental 0.
8.3
NAMUR bedieningsinstellingen
8.3.1
Bediening volgens NAMUR-instellingen
Werking Wanneer de aansluiting –X2:9 met 24 V wordt aangestuurd, worden met behulp van de parameterschakelaar, de bedieningsbron en de instelling van de doelwaarde omgeschakeld van "Test" naar "Normal". De toetsen omhoog en omlaag van een motorpotmeter kunnen worden aangesloten op de aansluitingen ‑X2:12 en ‑X2:13. Wanneer u gebruik wilt maken van de motorpotmeter, moet u daarnaast onder "P-PARAMETER SWITCH/AV" het bit "AE 1" voor de analoge doelwaarde 1 omzetten op "MPoti". De functie van de motorpotmeter is nu van kracht in "Normal" bedrijf, niet in testbedrijf. "Reset" (NO): Reset storingen en "Emerg. stop" met een 24 V impuls op –X2:14.
8.3.2
Bediening volgens "Namur 1"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJ1DPXU
SDUDPHWULVHHUEDUH 7HVW1RUPDDO GLJLWDOHLQJDQJHQ 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDU$$1QRUPDDO 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDU$$1JOREDDO DDQPDVVD 0RWRUSRWPHWHURPKRRJ 0RWRUSRWPHWHURPODDJ 5HVHWQRUPDDO 9HUJUHQGHOLQJEORNNHUHQYDQGHUHJHODDU 2PNHUHQQRUPDDO 7HUXJPHOGLQJKRRIG]HNHULQJ
6 6 ' ' ' 6 6 6
0DVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
Beeld 8-7
122
6
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "Namur 1"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.3 NAMUR bedieningsinstellingen
Stuurgedrag bij "Test" (dynamisch) ● Voer de opdrachten "Controller release" en "Ctrl. inhib." in via de toetsen
Stuurgedrag bij "Normal" (statisch) ● Stuur met een schakelaar (NO) op –X2:10 de bediening va de vrijgave van de regelaar. Stel de doelwaarde via de aansluitstrip –X2 in op de analoge waarde 1. ● Maak indien nodig gebruik van de omkeeringang (NO) –X2:16.
"Test"- en "Normal"-bedrijf ● "Interlocking" (NC): Wanneer het contact op –X2:15 wordt geopend, wordt de blokkering van de regelaar ingeschakeld. De aandrijving rolt uit en kan niet meer worden gestart. De omvormer-display geeft een melding "Interlocking". ● "Off" (NC): Wanneer het 24 V signaal op –X2:11 wordt uitgeschakeld, wordt de blokkering van de regelaar ingeschakeld.
8.3.3
Bediening volgens "Namur 2"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJ1DPXU
SDUDPHWULVHHUEDUH 7HVW1RUPDDO GLJLWDOHLQJDQJHQ 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDU$$1 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDU8,7 DDQPDVVD 0RWRUSRWPHWHURPKRRJ 0RWRUSRWPHWHURPODDJ 5HVHWQRUPDDO 9HUJUHQGHOLQJEORNNHUHQYDQGHUHJHODDU 2PNHUHQQRUPDDO 7HUXJPHOGLQJKRRIG]HNHULQJ
6 ' ' ' ' ' 6 6 6
0DVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
Beeld 8-8
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "Namur 2"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
123
Bediening 8.3 NAMUR bedieningsinstellingen
Van "Namur 1" afwijkende bediening De bediening van de blokkering van de regelaar bij "Normal" bedrijf is dynamisch. ● De aandrijving wordt gestart met de NO-schakelaar –X2:10. ● Met een NC-contact op ‑X2:11 wordt de omvormer geblokkeerd.
8.3.4
Bediening volgens "Namur 3"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJ1DPXU
SDUDPHWULVHHUEDUH GLJLWDOHLQJDQJHQ DDQPDVVD
7HVW1RUPDDO 7RHUHQWDO$$1QRUPDDO 7RHUHQWDO$$1JOREDDO 0RWRUSRWPHWHURPKRRJ 0RWRUSRWPHWHURPODDJ 5HVHWQRUPDDO 9HUJUHQGHOLQJEORNNHUHQYDQGHUHJHODDU 2PNHUHQQRUPDDO 7HUXJPHOGLQJKRRIG]HNHULQJ
6 6 6 ' ' ' 6 6 6
0DVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
Beeld 8-9
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "Namur 3"
Stuurgedrag bij "Test" (dynamisch) ● Voer de opdrachten "Speed on" en "Speed off" in via de toetsen
Stuurgedrag bij "Normal" (statisch) ● Stuur met een schakelaar (NO) op –X2:10 de bediening het toerental. Stel de doelwaarde via de aansluitstrip –X2 in op de analoge waarde 1. ● Maak indien nodig gebruik van de omkeeringang (NO) –X2:16.
124
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.3 NAMUR bedieningsinstellingen
"Test"- en "Normal"-bedrijf ● "Interlocking" (NC): Wanneer het contact op –X2:15 wordt geopend, wordt de blokkering van de regelaar ingeschakeld. De aandrijving rolt uit en kan niet meer worden gestart. De omvormer-display geeft een melding "Interlocking". ● "Off" (NC): Wanneer het 24 V signaal op–X2:10 wordt uitgeschakeld, wordt de opdracht gegeven voor "Speed off".
8.3.5
Bediening volgens "Namur 4"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJ1DPXU
SDUDPHWULVHHUEDUH 7HVW1RUPDDO 7RHUHQWDO$$1 GLJLWDOHLQJDQJHQ 7RHUHQWDO8,7 DDQPDVVD 0RWRUSRWPHWHURPKRRJ 0RWRUSRWPHWHURPODDJ 5HVHWQRUPDDO 9HUJUHQGHOLQJEORNNHUHQYDQGHUHJHODDU 2PNHUHQQRUPDDO 7HUXJPHOGLQJKRRIG]HNHULQJ
6 ' ' ' ' ' 6 6 6
0DVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
Beeld 8-10
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "Namur 4"
Van "Namur 3" afwijkende bediening De bediening "Speed on" bij "Normal" bedrijf is dynamisch. ● Start de aandrijving met een NO-schakelaar op –X2:10. ● Geef de opdracht "Speed off" met een NC-contact op ‑X2:11.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
125
Bediening 8.3 NAMUR bedieningsinstellingen
8.3.6
Bediening volgens "Namur 5"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJ1DPXU
SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOH LQJDQJHQDDQPDVVD
7HVW1RUPDDO 7RHUHQWDO$$1QRUPDDO 7RHUHQWDO$$1JOREDDO 0RWRUSRWPHWHURPKRRJ 0RWRUSRWPHWHURPODDJ 5HVHWQRUPDDO 9HUJUHQGHOLQJWRHUHQWDOXLW 2PNHUHQQRUPDDO 7HUXJPHOGLQJKRRIG]HNHULQJ
6 6 6 ' ' ' 6 6 6
0DVVD
(D)
Dynamisch, toetsbediening
(S)
Statisch, schakelaarbediening
Beeld 8-11
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "Namur 5"
Stuurgedrag bij "Test" (dynamisch) ● Voer de opdrachten "Speed on" en "Speed off" in via de toetsen
Stuurgedrag bij "Normal" (statisch) ● Stuur met een schakelaar (NO) op –X2:10 de bediening het toerental. Stel de doelwaarde via de aansluitstrip –X2 in op de analoge waarde 1. ● Maak indien nodig gebruik van de omkeeringang (NO) –X2:16.
"Test"- en "Normal"-bedrijf ● "Interlocking" (NC): Wanneer het contact op –X2:15 wordt geopend, wordt de blokkering van de regelaar ingeschakeld. De aandrijving rolt uit en kan niet meer worden gestart. De omvormer-display geeft een melding "Interlocking". Wanneer het contact weer gesloten is, moet de omvormer in testbedrijf opnieuw worden ingesteld. ● "Off" (NC): Wanneer het 24 V signaal op–X2:10 wordt uitgeschakeld, wordt de opdracht gegeven voor "Speed off". ● Wanneer tijdens de afremfase, de contacten "Interlocking" of "Off" weer worden gesloten, versnelt de aandrijving direct tot de ingestelde doelwaarde.
126
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.4 Parametrisering
8.3.7
Bediening volgens "Namur 6"
Werking ;
3DUDPHWHUEHGLHQLQJ1DPXU
SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOH LQJDQJHQDDQPDVVD
(D)
Dynamisch: Via toetsen
(S)
Statisch: Via schakelaars
7HVW1RUPDDO 7RHUHQWDO$$1 7RHUHQWDO8,7 0RWRUSRWPHWHURPKRRJ 0RWRUSRWPHWHURPODDJ 5HVHWQRUPDDO 9HUJUHQGHOLQJWRHUHQWDOXLW 2PNHUHQQRUPDDO 7HUXJPHOGLQJKRRIG]HNHULQJ
6 ' ' ' ' ' 6 6 6
0DVVD
Beeld 8-12
Bezetting van de aansluitklemmen bij bediening "Namur 6"
Van "Namur 5" afwijkende bediening De bediening "Speed on" bij "Normal" bedrijf is dynamisch. ● Start de aandrijving met een NO-schakelaar op –X2:10. ● Geef de opdracht "Speed off" met een NC-contact op ‑X2:11.
8.4
Parametrisering
8.4.1
Werking van de parametrisering
Werking VOORZICHTIG Door onjuiste parametrisering kunnen de omvormer en de motor worden beschadigd. Uitsluitend gekwalificeerd personeel mag de parameters veranderen, de aanwijzigen in de handleiding en de technische gegevens van de omvormer en de motor moeten in acht worden genomen. De parametrisering werkt volgens het principe Invoer - Verwerking - Uitvoer. Voor de invoer is er in de bitpool een hele reeks functies in duidelijke tekst beschikbaar. De keuze uit de bitpool
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
127
Bediening 8.4 Parametrisering krijgt u wanneer u in het menu op een verwerkingsfunctie staat, bv. u krijgt bij het veranderen van de functie "P-ContrlRelease/Local" altijd de keuze uit "\X2:8\X2:9…" Voor de uitvoer zijn verwerkingsfuncties beschikbaar, bv. "P-Digital outputs/Relay 1-4", "LED 1-2" of "P-Analog outputs". Voor de verwerking zijn meerdere functies beschikbaar, bv. "P-MessgGen. MESS" of "PPARAMETER SWITCH". Deze principiële verwerkingsmethode wordt aan de hand van de onderstaande grafiek duidelijk gemaakt:
%LWSRRO6WDWXVIXQFWLHVYDQGH RPYRUPHULQGXLGHOLMNHWHNVW DQDORRJHQGLJLWDDO
,QJDQJVIXQFWLHEY .OHPVWULSLQJDQJHQ 3URILEXVVWXXUZDDUGH 'LVSOD\WRHWVHQ
%LWSRRO,QJDQJVIXQFWLHVLQGXLGHOLMNH WHNVWDQDORRJHQGLJLWDDO
9HUZHUNLQJYDQGHRPYRUPHUEYGRRU $XWRPDWLVFKHVWRS 0HOGLQJVJHQHUDWRUHQPHWYHUWUDJLQJVWLMGHQRIYHUJHOLMNLQJVIXQFWLHV
6WXXUIXQFWLHVYDQGHRPYRUPHULQ GXLGHOLMNHWHNVW DQDORRJHQGLJLWDDO
8LWJDQJVIXQFWLHVLQGXLGHOLMNHWHNVW DQDORRJHQGLJLWDDO
Beeld 8-13
128
7HUXJPHOGLQJHQYRRUGHEHGLHQHU EYGRRU .OHPVWULSXLWJDQJHQ 3URILEXVVWDWXVZDDUGHRI 'LVSOD\/(' V
Werking parametrisering
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.4 Parametrisering
8.4.2
Parameters beveiligen tegen verandering
Handelwijze VOORZICHTIG Door onjuiste parametrisering kunnen de omvormer en de motor worden beschadigd. Beveilig de parameterinstellingen tegen onbevoegde toegang met de onderstaand maatregelen. Alle parameters van de omvormer zoals geleverd kunnen via het interne bedieningspaneel of via een RS232 verbinding met de PC "IMS" worden ingesteld. Wanneer u wilt dat de parameters voor de omvormer nog maar vanaf één locatie kunnen worden ingesteld, kunt u dit onder "P-interface/Para-source" aanpassen. Wanneer u helemaal geen veranderingen van de parameters wilt toestaan, moet u de DILschakelaar S1.1 op "Off" zetten. De exacte werking en instelling van deze DIL-schakelaar wordt beschreven in het hoofdstuk Sub-D aansluitingen en DIL-schakelaars (Pagina 132).
8.4.3
Parametrisering via de display van de omvormer
Werking Wanneer u de toets
8.4.4
Verdere documentatie over de parametrisering Verdere informatie over de parametrisering vindt u op de internetpagina's van de fabrikant.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
129
Bediening 8.5 Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer
Zie ook www.loher.com ()
8.5
Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer
8.5.1
Functie van de stuuraansluitingen
Werking
Beeld 8-14
Stuuraansluitingen
Gedetailleerde informatie over de functie van de aansluitingen vindt u in de beschrijving van de bedieningsfuncties. De functie van de aansluitingen, behalve ingang –X2:8, is voor hardwarematige uitschakeling afhankelijk van de parameterisering.
130
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.5 Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer
8.5.2
Veilige scheiding volgens EN 61800-5-1 T05/06/07
Opbouw Stuur- en vermogenscircuits zijn volgens EN 61800‑5‑1 veilig gescheiden. De onderstaande grafiek geeft de principiële opbouw weer: 9HUPRJHQVSRWHQWLDDO9
6WXXUHOHNWURQLFDದSRWHQWLDDO3(/9
'LJLWDOHXLWJDQJHQ$&9
9HLOLJHVFKHLGLQJYRRU99 9HLOLJHVFKHLGLQJYRRU9 %DVLVLVRODWLHYRRUODDJVSDQQLQJ Beeld 8-15
Veilige scheiding
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
131
Bediening 8.5 Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer
8.5.3
Sub-D aansluitingen en DIL-schakelaars De onderstaande afbeelding toont de positie van de Sub-D aansluitingen en DIL-schakelaars
① ② ③ ④ ⑤
S1.1 … S1.4: Hardware-instelling X25: SIN-COS/TTL toerentalgever X50: RS 232 voor PC met software"IMS" X51: RS 485 voor extern bedieningsveld HTL-toerentalgever
Beeld 8-16
8.5.4
Interfaces op de omvormer
DIL-schakelaar S1 en S2
"S1" schakelaar Tabel 8-2
Functies - DIL-schakelaar "S1"
Schakelaar
Functie
S1:1
ON: Parametrisering mogelijk
S1:2
ON: Algemene storing in werkstroomprincipe,
S1:3
Booten: Mag uitsluitend worden gebruikt op aanwijzing van de fabrikant
S1:4
Flashen: Mag uitsluitend worden gebruikt op aanwijzing van de fabrikant
OFF: Parametrisering geblokkeerd OFF: Algemene storing in ruststroomprincipe, aansluitingen –X2:34 … 36
132
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.5 Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer Schakelaar S1:6 is niet aangesloten.
"S2" schakelaar
① ②
Blauwe afdekking Klem ‑X2
Beeld 8-17
DIL-schakelaar S2
De eerste vier schakelaars, S2: 1 / 2 / 3 / 4, bepalen het spanningsbereik voor de analoge ingang 2, klem ‑X2:54: Tabel 8-3
DIL-schakelaar S2 - Instelmogelijkheden voor het spanningsbereik
S2: 1 2 3 4
Spanningsbereik‑X2:54
0001
0 V … ± 250 V
0010
0 V … ± 132 V
0100
0 V … ± 72 V
1000
0 V … ± 50 V
0000
0 V … ± 10 V
Schakelaar S2:5 configureert de stroomingang AE 2, klem –X2:53, als mA-ingang of als aansluiting voor een PTC-weerstand. Tabel 8-4
DIL-schakelaar S2 - Instelmogelijkheden voor klem ‑X2:53
S2: 5
Functie klem –X2:53
0
Ingang voor PTC-weerstand
1
± 20 mA stroomingang
Schakelaars S2: 6 / 7 configureren de spanningsingang AE 1, klem –X2:52, als ± 10 V ingang, als aansluiting voor een PTC-weerstand of als KTY84-130 aansluiting voor een temperatuursensor.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
133
Bediening 8.5 Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer Tabel 8-5
DIL-schakelaar S2 - Instelmogelijkheden klem ‑X2:52
S2: 6 7
Functie klem –X2:52
00
± 10 V – ingang
01
PTC-weerstand – ingang
10
KTY84 130 - ingang
11
Gereserveerd
Schakelaar S2:8 is niet aangesloten.
8.5.5
Gevers aansluiten Alleen bij veldgeoriënteerde regeling, de standaardregeling werkt zonder gevers!
Sincos-gever op ‑X25 aansluiten Alle geversignalen hebben een spanningsniveau van 1 VSS. De geveraansluiting aan de kant van de motor is uitgevoerd als bus. De fabrikant levert voor deze uitvoering een complete geverkabel, bv. ERN 387 van de firma Heidenhain, art.nr. 0278599 met een lengte van 10 m. U kunt ook gebruikmaken van een adapterkabel, Art.Nr. 0278581. Neem voor andere geverkabels contact op met de fabrikant van de omvormer. De aansluiting aan de kant van de omvormer is uitgevoerd als bus. ● Gebruik deze gever alleen bij een veldgeoriënteerde regeling met een toerentalnauwkeurigheid < 1 %. ● Sluit de gever mechanisch vast aan op de motor. ● Plaats geen transmissies tussen de gever en de motor, VLQFRVJHYHU $DQVOXLWLQJ
3RW 9 8S ' ' % & $ $ % &
0DVVD*URXQG 9RHGLQJVVSDQQLQJ $EVROXWHVSDQQLQJ'SRV $EVROXWHVSDQQLQJ'QHJ ,QFUHPHQWHHOJHYHUVLJQDDO%SRV $EVROXWHVSDQQLQJ&SRV ,QFUHPHQWHHOJHYHUVLJQDDO$QHJ ,QFUHPHQWHHOJHYHUVLJQDDO$SRV ,QFUHPHQWHHOJHYHUVLJQDDO%QHJ $EVROXWHVSDQQLQJ&QHJ
0 9 6LJ' 5()' 6LJ% 6LJ& 5()$ 6LJ$ 5()% 5()& 0
0RWRU
Beeld 8-18
;
68%'SRO
Sincos-gever op -X25
● Gebruik voor dezelfde geveraansluitingen, bv. A + / A -, gedraaide kabels. ● Plaats de kabelafscherming aan beide kanten op de gever en de omvormerstekker.
134
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.5 Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer
TTL-gever op ‑X25 aansluiten Alle geversignalen hebben een spanningsniveau conform RS 422. De aansluiting aan de kant van de omvormeris uitgevoerd als bus high density. ● Gebruik deze gever alleen bij een veldgeoriënteerde regeling met een toerentalnauwkeurigheid < 1 %. ● Sluit de gever mechanisch vast aan op de motor. ● Plaats geen transmissies tussen de gever en de motor, *HYHU $DQVOXLWLQJ
3RW 9 8S % $ $ %
0DVVD*URXQG 9RHGLQJVVSDQQLQJ
0 9
JHYHUVLJQDDO%
6LJ%
JHYHUVLJQDDO$JH±QYHUWHHUG JHYHUVLJQDDO$ JHYHUVLJQDDO%JH±QYHUWHHUG
6LJ$ 6LJ$ 6LJ%
0
0RWRU
Beeld 8-19
;
68%'SRO
TTL-gever op ‑X25
● Gebruik voor dezelfde geververbindingen, bv. A + / A -, B + / B -, gedraaide kabels. ● Plaats de kabelafscherming aan beide kanten op de gever en de omvormerstekker.
HTL-gever op ‑X101 aansluiten ● Gebruik deze gever alleen bij een veldgeoriënteerde regeling met een toerentalnauwkeurigheid < 1 %. ● Sluit de gever mechanisch vast aan op de motor.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
135
Bediening 8.5 Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer ● Plaats geen transmissies tussen de gever en de motor, $DQVOXLWLQJ
;
68%'SROEXV +/7UDLO$ +7/UDLO%
+7/$ +7/%
9RHGLQJVVSDQQLQJ 0DVVD*URXQG
9P$ 0
0DVVD*URXQG
0
Beeld 8-20
HTL-gever op ‑X101
● Plaats de afscherming van zelfgemaakte kabels alleen aan de kant van de omvormer.
8.5.6
PC via RS 232 op -X50 aansluiten
Handelwijze 6LJQDDORS3&
3& DDQVOXLWLQJ EY68%'SRO
6LJQDDORQWYDQJHQ 5;' 6LJQDDO]HQGHQ 7;'
0DVVD*URXQG 0
Beeld 8-21
;
68%'SROVWHNNHU 7;' 5;' 0DVVD
PC aansluiten op ‑X50 via RS 232
Deze pinbezetting komt overeen met een standaard negenpolige RS 232-interface. U kunt een zogenaamde "Null-modem kabel" aanschaffen in de reguliere computerhandel of bij Loher onder MATNR. L0187278 bestellen. Overige informatie over de verbinding tussen PC en omvormer etc. vindt u met behulp van de software "IMS".
136
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.5 Aansturen van de externe verbindingen van de omvormer ● Plaats de kabelafscherming aan beide kanten op de Sub-D9 behuizing. Wanneer u via de software "IMS" de omvormerparameters wilt veranderen, moet de parameter "P-INTERFACE/Para-source" op "Global" of "RS232" staan. "Global" komt overeen met de standaardinstelling. ● Stel met de software "IMS" in, op welke COM-aansluiting de kabel op de PC wordt aangesloten. – De standaardinstelling is COM1. ● Kies de configuratie onder "Opties/Stuurprogramma's/RS232-485-stuurprogramma's". Wanneer uw PC slechts beschikt over één USB-aansluiting, moet u naast de bovengenoemde NULL-modem kabel nog een USB/RS232-interfaceconverter tussen de kabel en de PC aansluiten. U kunt deze converter bij Loher onder MATNR. L0259174 bestellen of de goedgekeurde converter van de firma LINDY-Elektronik GmbH (www.lindy.com) gebruiken om er zeker te van zijn dat alle benodigde functies beschikbaar zijn.
Zie ook www.lindy.com ()
8.5.7
Aansluiting voor een optioneel display met RS 485 De pinbezetting voor een externe display met RS 485 vindt u in onderstaande afbeelding. $DQVOXLWLQJ
;
68%'SROEXV
H[WHUQHEUXJ 0DVVD*URXQG 6LJQDDO 6LJQDDOJH±QYHUWHHUG 0DVVD*URXQG
Beeld 8-22
0 56% 9 56$ 0
Externe display via RS 485
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
137
Bediening 8.6 Bijzondere functies
8.6
Bijzondere functies
8.6.1
Veiligheidsfuncties
hoofdzekering Wanneer u bij uw toepassing een hoofdzekering inbouwt, kan deze via de omvormersoftware worden aangestuurd. De spoel wordt hierbij via een digitale uitgang aangestuurd. De terugmelding van het NOcontact vanaf de hoofdzekering verloopt via de digitale ingang ‑X2:8. U kunt een hoofdzekering aan de kant van het net, afgekort NZ, of aan de kant van de motor, afgekort MZ, aanbrengen. De parameter "P-INV. BEHVIOUR/MCfunc" bepaalt wanneer de hoofdzekering wordt geschakeld en waar deze wordt ingebouwd. Voorbeeld: Uitschakelen alleen bij een storing, inbouw aan de net- of motorzijde. U kunt de volgende parameters instellen: Tabel 8-6
Veiligheidsfuncties bij verschillende parameters De zekering is AAN bij …
"MCfunc" LinC no fault
"FAULT"
"OFF1"
"Controller release"
"Speed on"
no inverter off
no int.speed off
No
-
-
-
LinC rdy.f.op
No
No
-
-
LinC rel.f.op
No
No
Yes
-
LineC operat.
No
No
Yes
Yes
MotC no fault
No
-
-
-
MotC rdy.f.op
No
No
-
-
MotC rdy.f.op
No
No
Yes
-
MotC operat.
No
No
Yes
Yes
Netzekering De omvormer bestuurt de eigen netzekering. Let er op dat de voedingsspanning voor de besturingselektronica vóór de hoofdzekering wordt afgenomen. Verdere informatie vindt u in
138
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.6 Bijzondere functies het hoofdstuk Externe stuurspanning aansluiten bij compacte apparaten (Pagina 98). Sluit de bedrading aan volgens onderstaand schema: 6WXXUVSDQQLQJ9
/ /
/
.
,QERXZDSSDUDWHQ ; .DVWDSSDUDWHQ $
)
)
;
;
;
8 9 :
;
9
:
:
8
; 8
9
2PYRUPHU
0 a
Beeld 8-23
Netzekering
Tabel 8-7
Functies netzekering
Klem / onderdeel
Functie
-F1
Zekering van de externe stuurspanning
-F2
Zekering omvormervermogensdeel
-K1
Hoofdzekering ingangszijde Aanbeveling voor aansluiten: AC1-stroom van de schakelaar bedraagt ten minste de omvormeringangsstroom
101, 102
Externe stuurspanning voor de omvormer 230 V
41, 42
Digitale uitgang voor de aansturing van de hoofdzekering
U1, V1, W1
Netaansluiting via de hoofdzekering geschakeld
8
Hoofdzekering ingang voor de terugkoppeling
55
Voedingsspanning DC 24 V
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
139
Bediening 8.6 Bijzondere functies Klem / onderdeel
Functie
1, 51
Brug voor de massa-aansluiting
U2, V2, W2
Motoraansluiting
VOORZICHTIG Zware schade aan contact 41/42 Wanneer contact 41/42 wordt belast met spoelstromen groter dan 1 A kan het contact onherstelbaar worden beschadigd. Schakel bij een spoelstroom groter dan 1 A een hulprelais tussen klem 41/42 en de spoel van de hoofdzekering. Voor de volgende instellingen uit voor het activeren van de hoofdzekering: ● De voorinstelling bij de in- / uitgangen voor de aansturing moet als volgt luiden: – "P-DRIVE DATA/A=Namur" of – "P-DIGITAL OUTPUTS/Relay 2=main contacter" en "P-OPERATION/Feedb.MC=X2:8" ● Bij "P-INV. BEHAVIOUR/MCfunc" moet de instelling "LinC…" zijn ingesteld.
Motorzekering De omvormer stuurt de zekering die op de omvormeruitgang is aangesloten ● Voer de activering uit op dezelfde manier als bij de netzekering. ● Kies in afwijking daarvan bij "P-INV. BEHAVIOUR/MCfunc" als waarde de parameters waarbij "MotC" voor de motorzekering staat.
140
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.6 Bijzondere functies ● Bepaal de zekering aan de uitgang aan de hand van de AC3 stroom. ● Sluit de bedrading aan volgens onderstaand schema: /
/
/
8
9
:
)
;
;
2PYRUPHU
;
:
;
:
9
9
8
8
;
6WXXUVSDQQLQJ
.
0 a
Beeld 8-24
Werking van de motorzekering Tabel 8-8
Functies van de motorzekering
Klem / onderdeel
Functie
-K11
Hoofdzekering aan de uitgang Aanbeveling voor aansluiten: AC3-stroom van de zekering bedraagt ten minste de omvormeruitgangsstroom
41, 42
Digitale uitgang voor de aansturing van de hoofdzekering
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
141
Bediening 8.6 Bijzondere functies
8.6.2
Klem / onderdeel
Functie
U1,V1,W1
Netaansluiting
8
Hoofdzekering ingang voor de terugkoppeling
55
Voedingsspanning DC 24 V
1 und 51
Brug voor de massa-aansluiting
U2, V2, W2
Motoraansluiting
Meervoudige functies van de analoge en digitale ingangen
Analoge ingangen 1 en 2 De analoge ingangen hebben meerdere functies: ● U kunt onder "P-ANALOG INPUTS/Analog inputs 1/AI-Function" de waarde van "Analog" op "PTC" of "KTY84" instellen. ● U kunt onder "P-ANALOG INPUTS/Analog inputs 2/AI-Function" de analoge ingang 2 van "Analog" op "PTC" instellen. ● Pas hiervoor ook de bijbehorende DIL-schakelaars van de reeks -S2 op de stuurelektronica aan. ● Verdere informatie vind u in het hoofdstuk DIL-schakelaars S1 en S2 (Pagina 132). Nu staan de volgende functies ter beschikking: ● "Analog": De analoge ingang werkt als spanningsingang op de aansluitingen –X2:52‑51 / 54‑51 of als stroomingang op de aansluitingen –X2:50‑51 / 53‑51. De waarde staat als "AI 1" resp. "AI 2" beschikbaar voor verdere verwerking. ● "PTC": De analoge ingang werkt als ingang voor PTC-weerstand op de aansluitingen – X2:52‑51 / 53‑51. De toestand van de PTC-weerstand staat voor verdere verwerking beschikbaar als keuzebit "PTC AI 1" resp. "PTC AI 2". ● "KTY84": De analoge ingang 1 werkt als directe ingang voor een temperatuursensor KTY84-130 op aansluiting –X2:52‑51. De gemeten temperatuur staat als analoge waarde onder "TKTY84 AI1" beschikbaar voor verdere verwerking. Elke analoge ingang kan voor exact één functie worden gebruikt. Gebruik van meerdere functies gelijktijdig voor één ingang is niet mogelijk.
Digitale ingangen ‑X2:27 en ‑X2:28 als ingangen voor PTC-weerstand De digitale ingangen worden bij aansturing met een 24 V signaal geïnterpreteerd als gewone digitale ingang. Wanneer de klemmen via een PTC-weerstand op een potentiaal van 10 V worden geschakeld, functioneren deze automatisch als bewakingsingangen voor PTC-
142
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.6 Bijzondere functies weerstanden. De keuzebits "PTC X2:27" en "PTC X2:28" geven de toestand van de PTCweerstand aan VOORZICHTIG Beschadiging van de omvormer Wanneer de PTC-weerstand bij EX-motoren of een veilige scheiding niet via een ATEXgecertificeerd, veilig gescheiden apparaat of via de periferie-printplaat wordt geëvalueerd, kan de omvormer beschadigd worden. Maak voor veilig bedrijf gebruik van een ATEXgecertificeerd, veilig gescheiden apparaat of de periferie-printplaat.
Digitale ingangen –X2:27, –X2:28 en –X2:29 als frequentie- of tacho-ingangen. Deze digitale ingangen kunnen worden gebruikt als frequentie of tacho-ingangen. ● Maak van deze ingang gebruik wanneer een veldgeoriënteerde regeling op de ingang ‑X25 / ‑X101 niet mogelijk is, bv. wanneer de n-opnemer op de machine is bevestigd en tussen de machine en de motor een transmissie is aangebracht. ● Een andere toepassing is dat er een eenvoudige naderingsschakelaar met bv. vier impulsen per omwenteling beschikbaar is. De resolutie voor de veldgeoriënteerde regeling is in dit geval te klein. De resolutie is echter geschikt voor weergave of een exacte regeling van het toerental. ● Een andere toepassing voor deze ingang is het aansluiten van een frequentie-afhankelijke gever voor de doelwaarde zoals bv. in de mijnbouw wordt gebruikt. Voorbeeldtoepassingen voor de digitale ingangen als frequentie-ingangen: ● Naderingsschakelaar met NAMUR-uitgang of een 3-draads PNP-uitgang ● Twee-aderige digitale snelheidsmeter met HTL-uitgang
Naderingsschakelaar met NAMUR-uitgang of een 3-draads PNP-uitgang ;
Beeld 8-25
PNP-toerentalsensor
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
143
Bediening 8.6 Bijzondere functies .
;
Beeld 8-26
NAMUR-toerentalsensor
Veronderstelling: De sensor geeft vier impulsen per omwenteling bij een vierpolige motor, nmax = 1.500 RPM. Het volgende dient in acht te worden genomen: Dit toerental staat als "Tacho act" van 0 RPM tot 1.500 RPM en als "Pulse act" van 0% tot 100% beschikbaar voor verdere verwerking. ● Aansluiting volgens schema De ingangen –X2:27 en –X2:29 zijn vrij te gebruiken. Bit "X2:28" is vast op 0, "PTC X2:28" is vast op 1 gezet. ● Controleer of bij f ≠ 20 kHz: 1.500 RPM / 60 s × 4 impulsen = 100 Hz. Kies de volgende waarden voor de resp. parameter: Tabel 8-9
Parameterinstelling voor de toerentalsensor
Parameters
Waarde
"P-PULSE INPUT/Mode"
"Tacho 1-track"
"P-PULSE INPUT/Max-plse."
"1.500 RPM"
"P-PULSE INPUT/Pulses/360"
"4"
Stel de volgende parameters in wanneer voor verdere verwerking een frequentiewaarde benodigd is: Tabel 8-10
Parameterinstelling voor toerentalsensor met frequentiewaarde
Parameters
Waarde
"P-PULSE INPUT/Mode"
"f < 20 kHz"
"P-PULSE INPUT/Max-plse."
"100 Hz"
"P-PULSE INPUT/Pulses/360"
"4"
De frequentie staat als "Freq.act." van 0 Hz tot 100 Hz en als "Pulse act." van 0% tot 100% beschikbaar voor verdere verwerking. Er kan geen gebruik worden gemaakt van NPN-sensoren.
144
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Bediening 8.6 Bijzondere functies
Twee-aderige digitale snelheidsmeter met HTL-uitgang ;
*
$
Beeld 8-27
Digitale snelheidsmeter, twee-aderig, HTL-niveau
Veronderstelling: De digitale snelheidsmeter geeft 1024 impulsen per omwenteling bij een vierpolige motor, nmax = 1.500 RPM. Het volgende dient in acht te worden genomen: ● Aansluiting volgens schema De ingang ‑X2:29 kan niet worden gebruikt. Bit X2:27 tot X2:29 zijn vast op 0, "PTC X2:27" tot "PTC X2:29" zijn vast op 1 gezet. ● Controleer de frequentie in het bereik van 20 kHz tot 205 kHz: 1.500 RPM / 60 s × 1.024 impulsen = 25,6 kHz Kies de volgende waarden voor de resp. parameter: Tabel 8-11
Parameterinstelling voor digitale snelheidsmeter
Parameters
Waarde
"P-PULSE INPUT/Mode"
"Tacho 2-track"
"P-PULSE INPUT/Max-plse."
"1.500 RPM"
"P-PULSE INPUT/Pulses/360"
"1.024"
Het toerental staat als "Tacho act." van 0 RPM tot 1.500 RPM en als "Pulse act." van 0% tot 100% beschikbaar voor verdere verwerking. Kies de volgende waarde voor de resp. parameters wanneer voor verdere verwerking een frequentiewaarde nodig is. Tabel 8-12
Parameterinstelling voor digitale snelheidsmeter met frequentiewaarde
Parameters
Waarde
"P-PULSE INPUT/Mode"
"f > 20 kHz"
"P-PULSE INPUT/Max-plse."
"25.600 Hz"
"P-PULSE INPUT/Pulses/360"
"1024"
De frequentie staat als "Freq.act." van 0 Hz tot 25,6 kHz en als "Pulse act." van 0% tot 100% beschikbaar voor verdere verwerking.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
145
Doelwaardekanaal en regeling 9.1
9
Bron voor doelwaarde toerental instellen
Handelwijze Stel onder "P-INTERFACE/SetSource" in op welke doelwaardebron de omvormer moet reageren. Hiervoor kunnen de volgende voorbeelden worden genoemd: ● "Intern" via
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
147
10
Aansluitklemmen 10.1
Technische gegevens voor de aansluitklemmen Rode pennen geven aan dat de stekkers zin verwisseld. De klemmen zijn steekverbindingen. De ingestoken verbindingen kunnen in spanningsloze toestand worden verwijderd. Alle ingangen zijn potentiaalgescheiden en voorzien van veilige scheiding conform EN 61800‑5‑1. De aansluitklemmen zijn gemarkeerd met kleuren: ● De groene klemmen helemaal links bevatten alle digitale relais-uitgangen en de op een gescheiden potentiaal liggende ingangen voor de optische koppeling voor 24 V. ● De zwarte klemmen bevatten de potentiaalvrije analoge ingangen en de digitale ingangen die op hetzelfde gescheiden potentiaal liggen als de analoge ingangen. ● De witte klemmen bevatten de op gescheiden potentiaal liggende analoge uitgangen. Bij aansturing van een PLS of een SPS kunnen alle potentialen worden verbonden. Hiervoor moeten de massaklemmen ‑X2:1 met –X2:51 en –X2:51 met –X2:71 worden overbrugd. Wanneer de omvormer met verschillende apparaten wordt aangestuurd ontstaan er potentiaalverschuivingen die afhankelijk zijn van de gebruikte lengte van de kabels. Verwijder de overbrugging bij lange kabels.
Tabel 10-1
Technische gegevens voor de aansluitklemmen
Diameter van de aansluiting –X2
Star / flexibel: 0,2 mm² … 2,5 mm²
Relaisuitgangen –X2:30 … 42
DC / AC 17 V … 250 V / 1 A, AC 15
Digitale ingangen –X2:8 ... 16
Low: - 3 V … + 5 V High: 13 V … 32 V potentiaalvrij Typisch 12 mA bij High
Analoge ingangen –X2:50 … 53
Spanningsingang 0 V … ± 10 V, 200 kΩ Klemmen 52 en 54 of stroomingang 0 mA resp. 4 mA*) … ± 20 mA, 100 Ω, Klemmen 50 en 53
Voedingsspanningen op het potentiaal van de analoge Klem 55: DC 24 V, max. 300 mA ingangen voor verschillende gevers: Klem 56: DC 15 V, max. 150 mA Klem 57: DC 10 V, max. 10 mA Klem 58: DC - 10 V, max. 10 mA
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
149
Aansluitklemmen 10.1 Technische gegevens voor de aansluitklemmen Digitale ingangen –X2:27, 28
Low: - 3 V … + 5 V High: 13 V … 32 V Potentiaalvrij op het potentiaal van de analoge ingangen Typisch 2,4 mA bij High Direct aansluiten van PTC-weerstanden Referentiepotentiaal voor PTC-weerstanden: Klem –X2:58 (- 10 V). De spanning over de PTC-weerstand bedraagt ca. 2,5 V. Kan ook worden gebruikt als f- of n-ingang
Digitale ingang –X2:29
Low: - 3 V … + 5 V, High: 13 V … 32 V Potentiaalvrij op het potentiaal van de analoge ingangen, typisch 2,4 mA bij High Kan ook worden gebruikt als f- of n-ingang
Analoge uitgangen–X2:60 … 63
Zelfstandig omschakelend op stroom of spanning, potentiaalvrij: Belasting < 300 Ω: 0 mA bzw. 4 mA*) … 20 mA Belasting > 1 kΩ: 0 V … 10 V
Voedingsspanningen op het potentiaal van de analoge Klem 70: DC 24 V, max. 300 mA uitgangen: *)
0 mA resp. 4 mA kunnen geparametriseerd worden.
150
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Aansluitklemmen 10.2 Applicatie "Standaard"
10.2
Applicatie "Standaard"
10.2.1
Standaard aansluitklemmen
3RWHQWLDDOSRWHQWLDDOYULM
SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOHLQJDQJHQ YULM DDQPDVVD 7RHUHQWDO$$1DIVWDQG YULM /RNDDODIVWDQG$IVWDQG H[WHUQHVWRULQJ 5HVHWRSDIVWDQG 6QHOVWRSJOREDDO 2PNHUHQRSDIVWDQG 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDUJOREDDO
0DVVD 5HODLVXLWJDQJHQ
5HODLV *HUHHGYRRUJHEUXLN 5HODLV %HGULMI
3RWHQWLDDOSRWHQWLDDOYULM
0DVVD SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOH LQJDQJHQ DDQPDVVD 1LHWYRRU(;PRWRUHQ 9RHGLQJVVSDQQLQJHQ
2PYRUPHUVWRULQJ
8LWVFKDNHOLQJ37&ZHHUVWDQGHQ 37&ZHHUVWDQGHQZDDUVFKXZLQJ H[WHUQHZDDUVFKXZLQJ '&9 '&9 '&9 '&9
$QDORJHLQJDQJ
$QDORJHXLWJDQJHQ
9RHGLQJVVSDQQLQJ
-
GRHOZDDUGHWRHUHQWDO DDQVOXLWLQJRI
8 -
YULMHLQJDQJDDQVOXLWLQJ RI
0DVVD PRWRUVWURRP 0DVVD '&9 PRWRUWRHUHQWDO 0DVVD
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
8
W\SP$
0DVVD $QDORJHLQJDQJ
5HODLV %ORNNHULQJDDQGULMYLQJ
'&9
3RWYULM
5HODLV :DDUVFKXZLQJ
3DUDPHWHUVDSSOLFDWLH6WDQGDDUG
3DUDPHWHUEHGLHQLQJVLVV
;
9 PD[$ $&
sP$ 0DVVD(79 0DVVD(79 s9 sP$ s9
9 RI P$ 9 RI P$
151
Aansluitklemmen 10.2 Applicatie "Standaard"
① ② ③ ④
Global = bij "Local" en "Remote" in functie Verwijder de overbrugging bij toepassing. Zolang "P-INTERFACE:Reset source" op "Global" staat, zijn alle reset-bronnen altijd actief. Max. stroombelasting van de stuurspanningen: ● DC + 24 V, potentiaal 2: 300 mA ● DC + 15 V, potentiaal 2: 150 mA ± 10 mA
⑤
Let er op dat met deze spanning ook voeding mogelijk is van een op de klem ‑X101 aangesloten toerentalgever. Verwijder bij de periferie-printplaat 3 / 4 deze beide overbruggingen. De voeding verloopt via ‑X2:1/3.
10.2.2
Aansluitklemmen "periferie-printplaat 1" 3RW 3RW YULM YULM
Bezetting van de aansluiting bij applicatie "Standard"
3DUDP$SSO6WDQG
Beeld 10-1
$QDORJHXLWJDQJ
9HUPRJHQ 0DVVD
;
;
Aansluitklemmen bij de toepassing "periferie-printplaat 1"
3RWHQWLDDO 3RW 3RW SRWHQWLDDOYULM YULM YULM
3DUDP$SSO6WDQG
Aansluitklemmen "periferie-printplaat 2"
① ③
$QDORJHXLWJDQJ
0RPHQW 0DVVD
$QDORJHXLWJDQJ
9HUPRJHQ 0DVVD
;
37&WHPSHUDWXXUZHHUVWDQGYRRUGHPRWRUZLNNHOLQJ
8LWVFKDNHOLQJ$7(;JHFHUWLILFHHUG
:DDUVFKXZLQJ
;
PTC-ingangen die geschikt zijn voor motoren in een Ex- of niet-Ex-omgeving. Verwijder bij gebruik de 100 Ω weerstand.
Beeld 10-3
152
0RPHQW 0DVVD
QLHWEH]HW QLHWEH]HW QLHWEH]HW QLHWEH]HW
Beeld 10-2
10.2.3
$QDORJHXLWJDQJ
Aansluitklemmen bij de toepassing "periferie-printplaat 2"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Aansluitklemmen 10.2 Applicatie "Standaard"
10.2.4
Aansluitklemmen "periferie-printplaat 3"
3RW YULM 3RW YULM 3RW YULM 3RWHQWLDDOSRWHQWLDDOYULM
3DUDPHWHUVDSSOLFDWLHVWDQGDDUG
3RW YULM
3RW 3RW YULM YULM
;
$QDORJHXLWJDQJ
0RPHQW 0DVVD 9RHGLQJVVSDQQLQJ '&9 SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOHLQJDQJHQ YHLOLJHVWRSFRQIRUP (1&DW DDQPDVVD 5HODLVXLWJDQJ 5HODLV 0RWRUWHPS8LWVFKDNHOLQJ 5HODLVXLWJDQJ 5HODLVXLWJDQJ $QDORJHXLWJDQJ
5HODLV $XWRPDWLVFKEHGULMIQRUPDDO
5HODLV 7RHUHQWDO 9HUPRJHQ 0DVVD
0DVVDNOHP; 9RHGLQJVVSDQQLQJ '&9P$ NOHP; SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOHLQJDQJHQ LQDFWLHI DDQPDVVD LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI
;
PD[P$
;
QLHWEH]HW QLHWEH]HW QLHWEH]HW QLHWEH]HW
YULMHYRXGLJHYHUGHHONOHP
② ④ ⑤
Verwijder de overbrugging bij gebruik van de aansluitklemmen. Viervoudige verdeelklem voor 24 V Bij gebruik van de periferie-printplaat 3 / 4 wordt de voeding van de digitale ingangen ‑X2:8 … 16 gewijzigd. De voeding verloopt vanaf ‑X2:1/3 in plaats van ‑X2:51/55.
Beeld 10-4
Aansluitklemmen bij de toepassing "periferie-printplaat 3"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
153
Aansluitklemmen 10.2 Applicatie "Standaard"
10.2.5
Aansluitklemmen "periferie-printplaat 4"
3RW YULM 3RW YULM 3RW YULM 3RWHQWLDDOSRWHQWLDDOYULM 3RWHQWLDDO SRWHQWLDDOYULM
3DUDPHWHUVDSSOLFDWLHVWDQGDDUG
3RW YULM
3RW 3RW YULM YULM
;
$QDORJHXLWJDQJ
0RPHQW 0DVVD 9RHGLQJVVSDQQLQJ '&9 SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOHLQJDQJHQ YHLOLJHVWRSFRQIRUP (1&DW DDQPDVVD 5HODLVXLWJDQJ 0RWRUWHPS8LWVFKDNHOLQJ 5HODLVXLWJDQJ 5HODLVXLWJDQJ $QDORJHXLWJDQJ
5HODLV $XWRPDWLVFKEHGULMIQRUPDDO
5HODLV 7RHUHQWDO 9HUPRJHQ 0DVVD
0DVVDNOHP; 9RHGLQJVVSDQQLQJ '&9P$ NOHP; SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOHLQJDQJHQ LQDFWLHI DDQPDVVD LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI LQDFWLHI
;
37&WHPSHUDWXXUZHHUVWDQGYRRUGHPRWRUZLNNHOLQJ
8LWVFKDNHOLQJ$7(;JHFHUWLILFHHUG
:DDUVFKXZLQJ
5 ;
PD[P$
YULMHYRXGLJHYHUGHHONOHP
① ② ③ ④ ⑤
PTC-ingangen die geschikt zijn voor motoren in een Ex- of niet-Ex-omgeving. Verwijder de overbrugging bij gebruik van de aansluitklemmen. Verwijder bij gebruik van de aansluitklemmen de 100 Ω weerstand. Viervoudige verdeelklem voor 24 V Bij gebruik van de periferie-printplaat 3 / 4 wordt de voeding van de digitale ingangen ‑X2:8 … 16 gewijzigd. De voeding verloopt vanaf ‑X2:1/3 in plaats van ‑X2:51/55.
Beeld 10-5
Aansluitklemmen bij de toepassing "periferie-printplaat 4"
10.2.6
Bedieningsinstelling bij de toepassing "Standaard"
Instelling De bedieningsinstelling voor de toepassing "Standard" is "s i s s". Verdere details vindt u in het hoofdstuk Standaard bedieningsinstellingen (Pagina 119).
154
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Aansluitklemmen 10.2 Applicatie "Standaard"
10.2.7
Digitale ingangen
Tabel 10-2
Bezetting van de digitale ingangen
Klem ‑X2:13
Ingang externe storingen. Bij aansturing met 24 V zorgt dit voor een storingsuitschakeling met geheugen.
Klem ‑X2:29
externe waarschuwing. Bij aansturing met 24 V zorgt dit voor een waarschuwingsmelding zonder geheugen.
Klem ‑X2:27
Hier kan een PTC-weerstand worden aangesloten voor de bewaking van de motor. Wanneer de sensor reageert, volgt er een uitschakeling met melding "Motor overtemp.", die wordt opgeslagen. Verder informatie vindt u in het hoofdstuk Meervoudige functies van de analoge en digitale ingangen (Pagina 142). Bij de optie "Periferie-printplaat 2 / 4" kan de PTC-weerstand op de periferie-printplaat worden aangesloten.
Klem ‑X2:28
Hier kan een extra PTC-weerstand worden aangesloten voor de bewaking van de motor. Wanneer de sensor reageert volgt er een melding met "!! Waarschuwing !! Te hoge motortemperatuur", die niet wordt opgeslagen Verder informatie vindt u in het hoofdstuk Meervoudige functies van de analoge en digitale ingangen (Pagina 142). Bij de optie "Periferie-printplaat 2 / 4" kan de PTC-weerstand op de periferie-printplaat worden aangesloten.
Bij de optie "Periferieprintplaat 3 / 4"
De digitale ingangen zijn inactief geschakeld en dardoor niet vrij te gebruiken voor verdere parametriseringen.
10.2.8
Digitale uitgangen
Tabel 10-3
Bezetting van de digitale uitgangen
Relais 1, klem ‑X2:37,38,39
Hier staat de melding "Ready" beschikbaar als wisselcontact in arbeidsstroomprincipe. Bedrijfsklaar betekent dat de omvormer zonder storingen functioneert en het tussencircuit is opgeladen.
Relais 2, klem ‑X2:41,42
Hier wordt de melding "Working" afgegeven.
Relais 3, klem ‑X2:30,31
Alle waarschuwing die ontstaan in de besturingselektronica worden hier in arbeidsstroomprincipe gemeld. Voorbeeld: De melding "!! Prewarning !! Inverter overtemp."
Relais 4, klem ‑X2:32,33
-
Relaisuitgangen klem ‑X2:34,35,36
Omvormerstoring. Alle storingen die leiden tot uitschakeling van de omvormer, worden hier gemeld met een wisselcontact in ruststroomprincipe.
Bij de optie "Periferie-printplaat 3 / 4", klemmen‑X2:43 ... 49
De meldingen "Temp.Motor", "Shutdown", "Automat.operation" en "Speed zero" zijn doorgegeven.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
155
Aansluitklemmen 10.2 Applicatie "Standaard"
10.2.9
Analoge ingangen ● Analoge ingang een, klem ‑X2:50,51,52: – Op deze klemmen wordt de doelwaarde van het toerental aangelegd dat in bedrijf op "Remote" van kracht is. – Klem 50 kan als stroomingang of klem 52 als spanningsingang worden gebruikt Klem 51 is de massa-aansluiting. – Het ingangsbereik van 0 mA tot 20 mA resp. van 0 V tot 10 V is proportioneel met de uitgangsfrequentie van 0 Hz tot 50 Hz. ● Analoge ingang twee, klemmen ‑X2:53 en ‑X2:54: – Gelijkwaardige, extra analoge ingang.
10.2.10
Analoge uitgangen ● Potentiaalvrije klem ‑X2:62,63: – Hier staat een uitgangssignaal op van 4 mA tot 20 mA. Dit komt overeen met en motorstroom van nul tot een apparaatafhankelijke waarde. ● Potentiaalvrije klem ‑X2:60,61: – Op deze uitgang is een toerentalsignaal beschikbaar. Standaard ingesteld is een waarde van 4 mA tot 20 mA. Dit komt overeen met een motortoerental van 0 tot 1.500 RPM. ● Klem ‑X2:64,67 – Bij de optie "Periferie-printplaat 1 … 4" staat op deze klemmen het draaimoment en het vermogen ter beschikking. Standaard ingesteld is een waarde van 4 mA tot 20 mA. De bijbehorende tegenwaarde is afhankelijk van het vermogen en kan via de software "IMS" worden uitgelezen.
10.2.11
Ingang "Veilige stop" / ingangen PTC-weerstanden" op de periferie-printplaat
Nadere informatie Gedetailleerde informatie vind u in het hoofdstuk Periferie-printplaten 1 tot 4 (Pagina 36).
156
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Aansluitklemmen 10.3 Toepassing "NAMUR"
10.3
Toepassing "NAMUR"
10.3.1
Standaard aansluitklemmen
;
6DPHQYDWWLQJZDDUVFKXZLQJHQ 7HVW1RUPDDOVFKDNHODDURSGHRPYRUPHU 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDU$DQ 9ULMJDYHYDQGHUHJHODDU8LWJOREDDO 0RWRUSRWPHWHURPKRRJ 0RWRUSRWPHWHURPODDJ 5HVHWQRUPDDO 9HUJUHQGHOLQJEORNNHUHQYDQGHUHJHODDU 2PNHUHQQRUPDDO 7HUXJPHOGLQJKRRIG]HNHULQJ
6
3RWHQWLDDOSRWHQWLDDOYULM
SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOH LQJDQJHQ DDQPDVVD
3DUDPHWHUVDSSOLFDWLH1DPXU
3DUDPHWHUEHGLHQLQJ1DPXU
Structuur
0DVVD 5HODLVXLWJDQJHQ
5HODLV 6DPHQYDWWLQJZDDUVFKXZLQJHQ 5HODLV +RRIGQHW VFKDNHODDUDDQ
5HODLV 0RWRUGUDDLW
2PYRUPHUVWRULQJ
3RWHQWLDDOSRWHQWLDDOYULM
'&9 '&9 '&9 '&9
$QDORJHLQJDQJ
$QDORJHXLWJDQJHQ
9RHGLQJVVSDQQLQJ
-
GRHOZDDUGHWRHUHQWDO DDQVOXLWLQJRI
8 -
5HOHSURFHVZDDUGH DDQVOXLWLQJRI '&9
3RWYULM
0DVVD $QDORJHLQJDQJ
5HODLV %HGULMIVNODDU
0DVVD SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOHLQJDQJHQ DDQPDVVD 9RHGLQJVVSDQQLQJHQ
; QDDUGHSHULIHULH SULQWSODDW
0DVVD PRWRUVWURRP 0DVVD '&9 PRWRUWRHUHQWDO 0DVVD
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
8
W\SP$
9 PD[$ $&
sP$ 0DVVD(79 0DVVD(79 s9 sP$ s9
9 RI P$ 9 RI P$
157
Aansluitklemmen 10.3 Toepassing "NAMUR"
① ② ③ ④
Globaal = bij "Test" en "Normaal" in functie Verwijder de overbrugging bij gebruik van de aansluitklemmen. Zolang "P-INTERFACE: Reset source" op "Global" staat, zijn alle reset-bronnen altijd actief. Max. stroombelasting van de stuurspanningen: ● DC + 24 V, potentiaal 2: 300 mA ● DC + 15 V, potentiaal 2: 150 mA ± 10 mA Let er op dat met deze spanning ook voeding mogelijk is van een op de klem ‑X101 aangesloten toerentalgever.
Beeld 10-6
158
Aansluitklemmen bij toepassing "NAMUR"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Aansluitklemmen 10.3 Toepassing "NAMUR"
10.3.2
Aansluitklemmen "periferie-printplaat 4"
Structuur Alleen met de optie "Periferie-printplaat 4" wordt de NAMUR–richtlijn NE-37 volledig gerealiseerd.
3RW YULM 3RW YULM
$QDORJHXLWJDQJ 9RHGLQJVVSDQQLQJ SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOH LQJDQJHQDDQPDVVD 5HODLVXLWJDQJ
5HODLVXLWJDQJ 5HODLVXLWJDQJ $QDORJHXLWJDQJ
3RWHQWLDDOSRWHQWLDDOYULM
0DVVDNOHP; 9RHGLQJVVSDQQLQJ NOHP; SDUDPHWULVHHUEDUHGLJLWDOH LQJDQJHQDDQPDVVD
3RWHQWLDDO SRWHQWLDDOYULM
3DUDPHWHUVDSSOLFDWLH1DPXU
3RW YULM
3RW YULM
3RW YULM
3RW YULM
37&WHPSHUDWXXUZHHUVWDQG YRRUGHPRWRUZLNNHOLQJ
; 0RPHQW 0DVVD '&9 JHGZRQJHQQHWVFKHLGLQJ
5HODLV 0RWRUWHPS8LWVFKDNHOLQJ
5HODLV $XWRPDWLVFKEHGULMIQRUPDDO
5HODLV 7RHUHQWDO 9HUPRJHQ 0DVVD
;
'&9P$ 6QHOVWRSJOREDDO ([WHUQHPRWRUYHQWLODWRUJHVWDUW H[WHUQHVWRULQJ H[WHUQHZDDUVFKXZLQJ %HGLHQLQJEXV UHJHODDUDDQ 9DVWHGRHOZDDUGH 9DVWHGRHOZDDUGH
8LWVFKDNHOLQJ
:DDUVFKXZLQJ
5 ;
PD[P$
YULMHYRXGLJHYHUGHHONOHP
① ② ③ ④ ⑤
PTC-ingangen die geschikt zijn voor motoren in een Ex- of niet-Ex-omgeving. Verwijder de overbrugging bij gebruik van de aansluitklemmen. Verwijder bij gebruik de 100 Ω weerstand over de aansluitstrip. Viervoudige verdeelklem voor 24 V Bij gebruik van de periferie-printplaat 3 / 4 wordt de voeding van de digitale ingangen ‑X2:8 tot 16 gewijzigd. De voeding verloopt in plaats van vanaf ‑X2:51/55 nu vanaf ‑X2:1/3.
Beeld 10-7
Aansluitklemmen bij de toepassing "periferie-printplaat 4"
Deze toepassing voldoet met betrekking tot de klembezetting en de omvormerfuncties aan de richtlijnen, die zijn opgesteld door de "Normengemeinschaft für Mess- und Regelungstechnik" (NAMUR). Deze richtlijnen zijn beschreven in NAMUR NE37.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
159
Aansluitklemmen 10.3 Toepassing "NAMUR" Voer de bedrading van de aansluitstrip uit volgens het aansluitschema. Verwijder de overbruggingen die in de fabriek zijn aangebracht voor de toepassing "Standaard" wanneer dit voor de resp. toepassing nodig is.
10.3.3
Bedieningsinstelling bij de toepassing "NAMUR"
Instelling De bedieningsinstelling voor de NAMUR-toepassing is "Namur 1". Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk NAMUR bedieningsinstellingen (Pagina 122).
10.3.4
Relaisuitgangen
Bezetting ● Klem ‑X2:41,42: – Via deze aansluitklemmen kan de hoofdzekering worden bediend. De functie voor de hoofdzekering is in de software bij de NAMUR toepassing niet actief. Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk Veiligheidsfuncties (Pagina 138). ● Klem –X2:37,39: – Alle waarschuwing die ontstaan in de besturingselektronica worden hier met een wisselcontact in arbeidsstroomprincipe gemeld. Voorbeeld: Melding "!! Prewarning !! Inverter overtemp.". ● Klem ‑X2:30,31: – Hier staat de melding "Rdy.f.work" beschikbaar als NO-contact. "Ready for work" betekent dat de omvormer functioneert zonder storing en het tussencircuit is opgeladen. ● Klem ‑X2:32,33: – Wanneer de motor draait, wordt het contact gesloten. ● Klem ‑X2:34 ... 36: – "Omvormerstoring": Alle storingen die leiden tot uitschakeling van de omvormer, worden hier gemeld met een wisselcontact in ruststroomprincipe. ● Klem –X2:43 ... 49: – Bij de optie "Periferie-printplaat 4": zijn de meldingen "Temp.Motor", "Shut-down", "Automat.operation" en "Speed zero" beschikbaar.
160
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Aansluitklemmen 10.3 Toepassing "NAMUR"
10.3.5
Analoge ingangen
Bezetting ● Klem: ‑X2:50 ... 52: – zet op deze klemmen de doelwaarde van het toerental dat van kracht is in normaal bedrijf. – Klem 50 kan als stroomingang of klem 52 als spanningsingang worden gebruikt Klem 51 is de massa-aansluiting. – Het ingangsbereik van 0 mA tot 20 mA resp. van 0 V tot 10 V is proportioneel met de uitgangsfrequentie van 0 Hz tot 50 Hz. ● Klem: ‑X2:53,54: – Op deze ingang kan de terugmelding het signaal voor de doelwaarde van het toerental worden ingevoerd. Standaard ingesteld zijn de waarden 0 mA tot 20 mA op klem 53 en 0 V tot 10 V resp. tot 180 V op klem 54. – Op deze klemmen kan een analoge snelheidsmeter voor de motor worden aangesloten. – Gedetailleerde informatie vind u in het hoofdstuk DIL-schakelaars S1 en S2 (Pagina 132). – Het signaal kan in de software worden gebruikt voor vergelijking van de grenswaarden of voor display.
10.3.6
Analoge uitgangen
Bezetting ● Potentiaalvrije klem ‑X2:62,63: – Hier staat een uitgangssignaal op van 4 mA tot 20 mA. Dit komt overeen met en motorstroom van nul tot een apparaatafhankelijke waarde. ● Potentiaalvrije klem ‑X2:60,61: – Op deze uitgang is een toerentalsignaal beschikbaar. Standaard ingesteld is een waarde van 4 mA tot 20 mA. Dit komt overeen met een motortoerental van 0 tot 1.500 RPM. ● Optie "Periferie-printplaat 4": – Op de klemmen –X2:64 ... 67 staan het draaimoment en het vermogen ter beschikking. Standaard ingesteld is een waarde van 4 mA tot 20 mA. De bijbehorende tegenwaarde is afhankelijk van het vermogen en kan via de software voor parametrisering "IMS" worden uitgelezen.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
161
Aansluitklemmen 10.3 Toepassing "NAMUR"
10.3.7
Ingang "Gedwongen netscheiding" / ingangen PTC-weerstanden" op de periferieprintplaat Gedetailleerde informatie vind u in het hoofdstuk Periferie-printplaten 1 tot 4 (Pagina 36).
162
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Diagnose, storingen en waarschuwingen 11.1
11
Algemene informatie over het zoeken naar storingen
Handelwijze Elke omvormer wordt in de fabriek individueel gecontroleerd en proefgedraaid. Bij de eerste inbedrijfstelling kunnen storingen in het apparaat daardoor vrijwel worden uitgesloten. In de meeste gevallen worden storingen veroorzaakt in de periferie, zoals verkeerde bekabeling, of door onvoldoende afscherming bij de resp. toepassing. Hieronder staan de meest voorkomende storingsoorzaken bij de eerste inbedrijfstelling: Tabel 11-1
Storingsoorzaak en oplossing
Fout
Mogelijk oorzaken / oplossing
Alle drie de LED's op de display, dus "READY", "WORKING" en "FAULT" zijn uit.
Op de omvormer staat geen spanning.
De LED "READY" licht op.
De opdracht "inschakelen" komt niet aan.
De LED's "WORKING" en "FAULT" zijn uit.
Volg het pad tot de omvormer.
De omvormer kan niet worden gestart.
De gekozen inschakelopdracht is niet ingesteld.
Meet de ingangsspanning op –X0:U1, V1, W1.
Controleer de parametrisering. Is de optie "Local" resp. "Remote" correct ingesteld? De LED "WORKING" licht op. De LED's "READY" en "FAULT" zijn uit.
Is de inbedrijfstelling correct uitgevoerd volgens het hoofdstuk Inbedrijfstelling (Pagina 101)?
De omvormer / motor loopt niet correct.
Voer de "Auto-Tuning" opnieuw uit.
De LED "FAULT" licht op.
De storingsmelding wordt op de display in duidelijke tekst weergegeven. Daarnaast kunt u het logbestand opvragen. Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Logbestand uitlezen (Pagina 163).
De LED's "READY" en "WORKING" zijn uit.
De fabrikant stelt op de website een lijst beschikbaar met alle meldingen die op de display kunnen worden weergegeven en de mogelijke oplossingen.
11.2
Logbestand uitlezen
Inleiding In het logbestand van de omvormer worden storingen opgeslagen met de volgende gegevens: ● Welke storing is er opgetreden? ● In welk systeem is de storing opgetreden? – Dit geldt uitsluitend voor parallel geschakelde omvormers.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
163
Diagnose, storingen en waarschuwingen 11.2 Logbestand uitlezen ● Datum en tijd van het begin van de storing ● Verschillende werkelijke waarden zoals bv. doelwaarde, motorstroom, motorspanning, motorfrequentie etc. Deze gegevens worden opgeslagen voor de laatste 64 storingen. De vermelding met nummer 01 is de laatst opgetreden storing.
Handelwijze Lees het logbestand via de software "IMS" uit. Deze gegevens kunnen op de display worden weergegeven. Ga hierbij als volgt te werk: 1. Druk op en vervolgende één keer
164
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
12
Onderhoud en instandhouding 12.1
Onderhoud en instandhouding Voor elk type apparaat bestaat een aangepast onderhoudsplan. Verdere informatie hierover ontvangt u van de service -afdeling van de fabrikant. De ingebouwde ventilatoren hebben, afhankelijk van de belasting, een levensduur van 10 tot 14 jaar De levensduur van de Lithium batterij op de printplaat "Besturingselektronica" bedraagt 10 jaar. De elektrolytische condensatoren zijn ontworpen voor een levensduur van 20 jaar. ● Onderhoud het apparaat na 10 jaar volgens het voorgeschreven onderhoudsplan. ● Controleer en reinig, afhankelijk van de stofafzetting, de apparaten resp. de luchtfilterelementen (indien aanwezig).
12.2
Compact apparaat vervangen
Handelwijze Voor het vervangen van een compact apparaat volgt u de volgende stappen:
① ②
Schroeven apparaatvervanging Schroeven ventilatorvervanging
Beeld 12-1
Onderaanzicht compact apparaat
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
165
Onderhoud en instandhouding 12.4 Onderhoud en instandhouding van waterkoeling (optie) 1. Los de schroeven voor apparaatvervanging op. 2. Schroef de afdekking aan de voorzijde los. 3. Los de beide moeren van de kabeldoorvoer in de aansluitruimte, boven in de omgeving van de afdekking, op. 4. Koppel de vermogenskabels los. 5. Trek de stekkers van de besturingskabels los. 6. Los de bevestiging op de montageplaat op door de schroeven onder alleen maar los te draaien. 7. Til de omvormer naar boven weg zodat alleen de bedrading met de kabeldoorvoerplaat achterblijft. 8. Monteer de nieuwe omvormer in omgekeerde volgorde. Neem de aanwijzingen met betrekking tot het transport van omvormers in hoofdstuk Omvormer transporteren (Pagina 59) in acht.
12.3
Ventilator bij een compact apparaat vervangen
Handelwijze Alle interne omvormerventilatoren zijn onder in de omvormer gemonteerd. Volg bij demontage de volgende stappen: 1. Los de schroeven ventilatorvervanging op - brede omvormers hebben meer schroeven dan smalle omvormers. 2. Trek de complete ventilatorplaat naar beneden weg. De ventilatoren worden met stekkers aangesloten. 3. Vervang de defecte ventilator op de gedemonteerde ventilatorplaat. 4. Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde om de zijwand en de afdekkingen weer te bevestigen.
12.4
Onderhoud en instandhouding van waterkoeling (optie)
Visuele controle Het wordt aangeraden om, in het kader van de inspectie van het volledige systeem, elke 6 maanden de onderdelen van de waterkoeling visueel te inspecteren en het systeem te controleren op lekkage. Elk jaar moeten de volgende controles worden uitgevoerd: ● De slangklemmen, aansluitingen en verbindingen controleren op vast montage ● Visuele controle van de slangen op scheuren of andere beschadigingen
166
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Onderhoud en instandhouding 12.5 Buitengebruikstelling Voor de slangen gaan we uit van een gemiddelde levensduur van 20 jaar indien de voorgeschreven omgevingsvoorwaarden in acht worden genomen. De waarden staan vermeld in de documentatie.
12.5
Buitengebruikstelling De gebruikte onderdelen van het apparaat zijn vrij van PCB's en BeO. Voer de apparaten af volgens de geldende voorschriften, mede met het oog op elektrolytische condensatoren. Wanneer u een apparaat buiten gebruik wilt stellen kunt u contact opnemen met de fabriek.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
167
Technische gegevens 13.1
13
Technische gegevens van de omvormer De technische gegevens kunnen worden afgelezen op het typeplaatje. Compacte apparaten met de typebenaming 2T?A-0… tot 2T?A-3… zijn voorzien van twee typeplaatjes. Een typeplaatje is aan de buitenzijde aangebracht op de linker zijwand, het andere typeplaatje aan de binnenzijde van de linker zijwand. Bij kastapparaten is het typeplaatje aangebracht in de kast waarin de display is ingebouwd. U ziet het typeplaatje links boven na het openen van de kastdeur. Overige technische gegevens van de omvormer vindt u op de volgende website: http://doclib.loher.com ()
Overige lijsten en handleidingen Op de website van de fabrikant zijn onder andere de volgende beschrijvingen beschikbaar voor download: ● Gebruikershandleiding ● Handleiding parametriseren ● Tekstmeldingen op de display, bv. storingsmeldingen ● Beschrijving van de Profibus ● Technische lijst ● Overzicht van de motor lay-out ● Inverter management software (IMS) ● GSD-bestanden voor Profibus www.loher.com ()
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
169
A
Appendix A.1
Afkortingenlijst Tabel A-1
Afkortingen en de betekenis
ATEX
BeO BGR BGV DIL EGB/ESD EMC Ex GSD IEC IGBT IMS
LED LSB MLFB MSB NC NO NYY, NYCWY PCB PELV PEM PLS PPO PTC
Atmosphère explosible: Synoniem voor de beide EG-richtlijnen voor de explosiebeveiliging ATEX-productrichtlijn 94/9/EG en ATEX-bedrijfsrichtlijn 1999/92/EG Berylliumoxide: Giftige stof. Van belang voor de verwijdering Voorschriften van de bedrijfsvereniging met betrekking tot veiligheid en gezondheid op de werkplek Voorschriften van de bedrijfsvereniging Dual In-Line Package: rechthoekige behuizing (Package) voor elektronische componenten Onderdelen die kunnen worden beschadigd door elektrostatische ontlading Elektromagnetische compatibiliteit Explosiebeveiligd gebied General Station Description, oorspronkelijk "Stamgegevens van de apparatuur": Een bestandsformaat voor Profibus en Profinet-apparatuur International Electrotechnical Commission: Normeringinstituut voor elektrotechniek Insulated gate bipolar transistor: Type vermogenshalfgeleider die in de omvormer in de wisselgelijkrichter wordt gebruikt. Inverter Management Software: u kunt de wisselgelijkrichter met deze software via een PC parametriseren, parametersets opslaan etc. De software is kosteloos van de website van de fabrikant te downloaden. Light Emitting Diode, LED Least Significant Bit, laagste bit van een binair getal Bestelnummer van een product Most Significant Bit, hoogste bit van een binair getal Normally Closed Normally Opened Vermogenstypen Polychloorbifenyl: giftige stof. Van belang voor de verwijdering. Protective Extra Low Voltage, veiligheidslaagspanning, vroeger functielaagspanning met veilige scheiding Permanent actieve machine Procesbesturingssysteem Parameter procesgegevens object Deel van een Profibus profiel Positive temperature coefficient, positieve temperatuurcoëfficiënt: PTCweerstand
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
171
Appendix A.1 Afkortingenlijst RS 232, RS 485, Normen voor seriële interfaces RS 422 SPS Programmeerbare besturing Sub-D Eigenlijk D‑Sub: veel gebruikte vorm voor een stekker voor dataverbindingen UL Certificeringsinstituut voor productveiligheid in de VS USB Universal Serial Bus: serieel bussysteem UPS Ononderbroken stroomvoorziening VDE Verband der Elektrotechnik VE-water Volledig ontzilt water
172
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Appendix A.2 Certificaten
A.2
Certificaten
Certificaten
Beeld A-1 typereeks EC-conformiteitsverklaring laagspanningsrichtlijn en EMC-richtlijn, pagina 1 Montage- en bedieningshandleiding T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
173
Appendix A.2 Certificaten
Beeld A-2
174
EC-conformiteitsverklaring laagspanningsrichtlijn en EMC-richtlijn, pagina 2
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Appendix A.2 Certificaten
Beeld A-3
Inbouwverklaring conform de EC-machinerichtlijn, pagina 1
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
175
Appendix A.2 Certificaten
Beeld A-4
176
Inbouwverklaring conform de EC-machinerichtlijn, pagina 2
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Appendix A.2 Certificaten
Beeld A-5
Conformiteitsverklaring STO-SIL2
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
177
Appendix A.2 Certificaten
Beeld A-6
178
Conformiteitsverklaring PTC-Ingang-SIL1
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
Appendix A.2 Certificaten
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
179
Index A Aansluiting externe stuurspanning, 90 Motor, 86 Net, 82 PTC-weerstanden/PTC, 90 Stuurkabel, 82 Aansluitklemmen, 149 NAMUR, 158 Standaard, 152 Analoge ingangen, 142 Analoge uitgangen, 118
Externe display, 48, 77 externe stuurspanning, 90
F Filter du/dt, 49 Netzekering-, 50 Ontstorings-, 49 Sinus, 49 Flitslicht, 22
H Hoofdschakelaar, 46
B Bediening, 111 Bedieningsinstellingen NAMUR, 122 Standaard, 119 Beschermdak, 45 Beveiliging, 81
C Contactpersonen en technische ondersteuning Loher servicecontact , 12 Servicevestigingen Duitsland en internationaal, 12
D Digitale ingangen, 142 Digitale uitgangen, 118 display externe, 48 monteren, 77 Doelwaardebron, 147 du/dt-filter, 49
E elektrische installatie, 81 Elektronische uitschakeling, 37 ESD-beschermingsmaatregelen, 20 ESD-richtlijnen, 19
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
I Inbedrijfstelling, 101 Ingangen Analoge, 142 Digitale, 142 Installatie elektrisch, 81 Mechanisch, 69 Instandhouding, 165
K Koelwater, 35 Toevoegingen, 35 Korte beschrijving, 27
L Lastscheidingsschakelaar, 46
M Mechanische installatie, 69 Mobiele telefoons, 22 Mobilofoons, 22 Modbus-printplaat, 53, 56, 117
181
Index
Montage, 69 Compact apparaat, 70 Externe display, 77 Kastapparaat, 73 Motoraansluiting, 86
N Netaansluiting, 82 Netspanning instellen, 85
O Omvormer beveiligen, 81 Onderhoud, 165 Ontstoringsfilter, 49 Opslag, 62 Optische kabels, 22
P Parameters Overzicht, 45 Parametrisering, 128 Periferie-printplaat, 36 Profibus-printplaat, 50, 117 PTC-ingangen, 41, 90
R Remtransistor, 43 Remweerstand, 43
T Technische gegevens Aansluitklemmen, 149 Omvormer, 169 Toepassing Standaardinstelling, 45 Transport, 59 Tussencircuitaansluitingen, 47 Typebenaming, 27 Typesleutel, 27
U Uitgangen Analoge, 118 Digitale, 118 Uitschakeling, elektronisch, 37
V Veilige stop, 37 Veiligheidsfuncties, 138 Vijf veiligheidsregels, 11
W Waterkoeling, 30, 31 Onderhoud, 166 technische gegevens, 33
S Sinusfilter, 49 Smoorspoel, 50 Software actualiseren, 27 Standaardinstelling, 45 Stoorimpulsen, 22 Stuuraansluitingen, 130 Stuurkabels aansluiten, 82 Stuurspanning, 90
182
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07 Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008