RN M@gazine
Inhoudsopgave
Asbest in Museum Flehite.............................................................................................................. 3 (Europees) aanbesteden: hoe werkt dat in de praktijk?................................................. 10 Europees aanbesteden: een ronde-tafel-gesprek.............................................................. 13 Hulpactie Keulen ............................................................................................................................. 20 Instromen in de master Conservering en Restauratie met een HBO-bachelor diploma ............................................................................................................................................... 24 Waar zijn we mee bezig?............................................................................................................. 27 Symposiumverslag ......................................................................................................................... 30 Workshop Ethiopische boekband in Montefiascone ......................................................... 33
Afbeelding omslag: Een monteur is aan het werk aan het wrak van een gecrashte Zeppelin, Nationaal Archief, Fotocollectie Eerste Wereldoorlog, fotonummer 158-2562
RNM@gazine0/2009
2
Asbest in Museum Flehite Gerard Raven
De medewerkers van Het historische Museum Flehite te Amersfoort blijken jarenlang in een soort asbestsneeuw gewerkt te hebben, met alle gezondheidsrisico's van dien. Zodra dat ontdekt werd, zijn er uiteraard meteen maatregelen getroffen. Het museum werd gesloten. De collectie moest in zijn geheel worden gereinigd en elders opgeslagen. Het gebouw moest ontdaan worden van alle asbest, wat erop neerkwam dat het volledig gestript werd. Sinds 15 mei is het museum weer open voor publiek. Gerard Raven doet verslag van een hectische periode. Op 16 maart 2007 worden wij opgeschrikt door een ernstig bericht. Bezoekers én medewerkers moeten het museum op stel en sprong verlaten. En dat tijdens onze meest succesvolle expo ooit, Jongkind tot Van der Leck. Het lijkt allemaal wat zwaar aangezet. Tot we directeur Gerard de Kleijn spreken op het nieuwe kantoor aan het Lieve-Vrouwekerkhof. Vezelwaarden van meer dan 600/cm3, honderdmaal die bij het Rijksmuseum, dat komt maar weinig voor. Krijg je daar asbestlongen van? Waar komt die asbest vandaan? In verband met een aanstaande verbouwing en sluiting is een bouwkundig onderzoek uitgevoerd, volgens de standaardprocedure. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat op voorschrift van de brandweer in de jaren ‘70 een brandremmende laag in de vloeren en enkele wanden is aangebracht. De pech is dat men amosiet (bruin asbest) heeft gebruikt, een gemene soort die dan ook maar drie jaar is geproduceerd. Tussen hoop en vrees De maandag erop zit een grotere groep personeel bij elkaar in het Rietveldpaviljoen. Mensen van het asbestlab en de arbodienst menen dat het met onze gezondheid wel mee zou kunnen vallen, al heb je na zoveel jaar werken wel een verhoogd gezondheidsrisico. Museum Flehite bestaat uit drie middeleeuwse panden, en de asbest betrof alleen het rechterpand, dacht de huisarchitect. Daar kwamen we relatief weinig. Maar het middenpand blijkt ook vol asbest te zitten. Het linkerpand met de werkruimten is gelukkig wél schoon. Een bemoediging is het open gesprek met prof Lex Burdorf van de Erasmusuniversiteit, een autoriteit op het gebied van asbestlongen. Hij maakt een inschatting van onze risico’s, die voor ons betrekkelijk positief uitvalt. We gaan door! Die dinsdag vraagt locatiemanager Onno Maurer elk van ons hoe hij erin staat en of hij verder wil werken. Iedereen wil doorgaan. Een week later gaan we met zijn allen naar Drachten, waar onze enige schone schilderijen hangen: een kleine tentoonstelling van Jakob Nieweg. Daar komen we op het idee om deze over te nemen en in onze Mannenzaal te laten zien, aan de overkant van de singel, dus asbestvrij. Op 28 april is Museum Flehite weer in bedrijf. RNM@gazine0/2009
3
Er is genoeg te doen, ook al is het museum grotendeels gesloten. Vanuit de kantoren worden stapels brieven verzonden naar oud-personeel, stagiaires en vrijwilligers om een vragenlijst in te vullen. Bruikleengevers en sponsors moeten op de hoogte worden gesteld. Er moet een nieuw groot depot gehuurd worden. En de gewone dienstverlening van fotobestellingen en museale of historische vragen gaat ook gewoon door. Het collectieteam zet in het externe depot de objectfotografie voort en haalt achterstanden in. We weten zelfs nieuwe voorwerpen te verwerven. Schoonmaakactie De vloeren uit twee van de drie panden van het museum moeten geheel vernieuwd worden, waardoor alle voorwerpen, vitrines en al het timmerwerk uit de gebouwen verwijderd moeten worden. Voordat we toegang krijgen tot de ruimtes, moet echter de lucht in het pand gefilterd worden. Op 16 april beginnen zes enorme ventilatoren de lucht uit het rechterpand te filteren en naar buiten te pompen. Intussen worden twee grote luchtsluizen gebouwd. Restaurator Ep de Ruiter staat elke dag om 7 uur voor de deur om met de asbestboys in pak naar binnen te gaan en metingen te doen voor de collectie. Na twee weken is alle lucht schoon en kan het linkerpand (zonder asbestbron) weer worden vrijgegeven. We kunnen weer bij onze werkplek! Intussen maak ik een plan van aanpak voor het collectieteam. Natuurlijk steek ik mijn licht op bij collega’s die hetzelfde hebben meegemaakt; op 17 april reizen Ep de Ruiter en ik naar het Rijksmuseum. We horen van onze collega's hoe zij hun asbestprobleem hebben aangepakt. Zij deden meer dan een jaar over de schoonkmaakactie; zal het ons op tijd lukken? De streefdatum die directeur Gerard de Kleijn ons geeft, is 1 juli, dan moeten alle voorwerpen schoongemaakt zijn. Ep behandelt een Israëls (foto Patrick Appel)
RNM@gazine0/2009
4
Astronauten Collectiemedewerker Marjan de Man, Ep de Ruiter, Onno Maurer en ik kregen twee dagen lang een opleiding deskundig asbestverwijderaar. Op 7 mei beginnen we , ingepakt als astronauten, alle voorwerpen uit de vaste presentatie naar de luchtsluis te brengen, waar Ep ze met een compressor schoon blaast. Er moeten 953 voorwerpen worden gereinigd, en dan hebben we ook nog het hele Depot Junior, dat leeg moet. De eerste klus is het schoonmaken van de schilderijen van het echtpaar Kamerbeek. Zoals vaker uiten de spanningen zich als de volmaskers voor het eerst langdurig opgaan. Wij trekken wegwerpondergoed en asbestpakken aan en stappen door de douchesluis het besmette gebied in. René van Bavel van asbestverwijderingsbedrijf EPS houdt toezicht op de procedures en is daar binnen onze steun en toeverlaat. Er zijn maar twee luchtsluizen voor vier verdiepingen, dus alle voorwerpen van de zolder moeten over de trap naar beneden en van het Depot Junior op de begane grond juist de trap op. Na uitsluizen gaat alles over het andere trappenhuis naar het onbesmette linkerpand Breestraat 80. Toch raakt er nauwelijks iets beschadigd. Aan de schone kant controleert laborant Patrick Appel van bureau IC steeksproefsgewijs: met zaklamp op stof en met kleefmonsters onder de microscoop. Marjan de Man en vrijwilliger Henk Woudenberg pakken de voorwerpen aan en in en registreren in welke doos ze belanden. Zij lopen in het schone linkerpand en hoeven geen pakken aan. Dat scheelt, want in pak hou je het maximaal twee uur vol en kun je per dag maar twee keer dienst doen.
De lucht wordt gefilterd en naar buiten geblazen
RNM@gazine0/2009
5
Fondsenwerving Intussen werkt Gerard de Kleijn dag en nacht aan het bijeenbrengen van geld. De betrokkenheid van de Amersfoorters helpt als de gemeenteraad straks moet besluiten over het grote geld. Veel plaatselijke kunstenaars leveren een kunstwerk in, om het te laten veilen door Jan Pieter Glerum in het Berg hotel. Het levert liefst €80.000 op. Ook kan men voor €500 “aandeelhouder” van het museum worden; hiermee komt €25.000 binnen. Met deze gelden kan de schoonmaak worden gefinancierd. Op 26 juni stemt de gemeenteraad na enige discussie royaal vóór toekenning van de benodigde twee miljoen voor de wederopbouw. Probleemgevallen Langzaam groeit onze ervaring met reinigen. Dan kunnen we ook de lastiger voorwerpen aanpakken. Vaandels worden voorzichtig afgeblazen, katoen op een speciale manier gewassen. Het grote poppenhuis met miniatuurvoorwerpen valt mee. De Brommers van Eysink blijken vol kieren zitten, waardoor Patrick Appel ze afkeurt en Marjan de Man nóg meer stof moeten opsporen. Het middeleeuwse wiel van de Hof is gevriesdroogd en daardoor heel kwetsbaar en wordt extra voorzichtig behandeld. Ook de gegraveerde glazen en de uniformen vereisen extra aandacht. De grote stamboom op perkament van Karel V mag er zó uit, omdat deze al dertig jaar in de vitrine hangt. De mummie van de ibispoot en twee maquettes met riet of strooisel zijn ook te kwetsbaar; ze krijgen een nieuwe perspex kap en zullen altijd asbestverdacht blijven. Na het overgooien van één historisch kussen vol eendenveren beseffen we dat we de rest moeten afschrijven. Een meubelmaker komt helpen het zeldzame Renaissance-hemelbed van 1649 te demonteren, maar loopt al weg bij de maskerinstructie. Dus moet Ep op eigen kompas varen. De galg en de middeleeuwse latei zijn uiteindelijk de enige voorwerpen die we aan de muur laten hangen; ze worden afgeplakt, net als de middeleeuwse muurschilderingen, ter bescherming tijdens de nieuwbouw. Alle vitrines en wanden worden gedemonteerd; we hopen ze schoon te kunnen maken, zodat ze niet vervangen hoeven te worden. Pijntjes De werkzaamheden gaan hun tol eisen. De benauwde sluis en krappe maskers geven hoofdpijn. Door verminderde weerstand loop ik de tandarts plat. We krijgen spierpijn van het soms extreem zware sjouwwerk en vingerkloven van het water. Omdat de buren niet kunnen slapen van de uitgeblazen lucht verplaatst René de slangen naar de Breestraat, waardoor de trap half wordt geblokkeerd. We klimmen er overheen met ontelbare spullen. We kruipen achter de vitrinebetimmering en blijven steken met de luchtfilters. Om beurten móeten er even uit. Ik had al veel eerder een vakantieweekje geboekt. Kan ik eigenlijk wel weggaan? De anderen vinden van wel en achteraf is het heel goed geweest om even afstand te nemen. Ik kom vol energie terug.
RNM@gazine0/2009
6
De trap half wordt geblokkeerd door de luchtslangen.
Transport Vinden we op tijd een extra extern depot? Net als ik denk dat ik het rond heb valt het plan in duigen en kan ik overnieuw beginnen. Pas als het schone gebouw echt vol staat, op het nippertje, heb ik een alternatief. Het is betaalbaar, voldoet aan alle museale eisen en valt ruimer uit dan gedacht. Maar het staat wel op 170 kilometer afstand. Op 31 mei rijden we erheen met 16m³ voorwerpen ter waarde van een slordige vijf miljoen. De verzekeringsagent inspecteert het depot en knikt tevreden. Later rijden we met nog eens twee vrachtauto's tegelijk. Spektakel 4 Juli is een belangrijke dag, omdat het stadsgezicht van Withoos wordt verhuisd, dat maar liefst 2,7 x 4,7 meter meet. Om 1 uur 's middags staan vijf kunstverhuizers van Gerlach op de stoep. Ze hebben onderweg nog hun aarzelingen geuit over dat asbest, maar nu helpt de instructie van René van Bavel van het asbestverwijderingsbedrijf hen over hun twijfels heen. Hij heeft van de Prinszaal één grote sluis gemaakt, in de richting van een uitgebroken kozijn. We gaan met negen man in pak, ook Ron Jagers met de filmcamera en ik met het fototoestel. Ep en de verhuizers rollen het joodse voorhang op en bekisten het grote stadsgezicht van Withoos. RNM@gazine0/2009
7
's Avonds is het rustig op de Westsingel en kan de weg worden afgezet, waarmee de binnenstad flink geblokkeerd wordt. We tellen tien verschillende instellingen en bedrijven met 22 man in actie. Eerst gaan de meubels door het open gezaagde kozijn, waardoor de onderdrukmachines lucht aanzuigen. Zo kan er geen asbest naar buiten, al denkt één buurvrouw dat het in haar tuin ligt. Dan gaat het stadsgezicht in de bak van de telescoopkraan. Pas als het donker wordt is de Eysink-auto uit 1912 aan de beurt, een bitter afscheid na zes jaar. We rijden hem door de hoofdingang de bak in. Op de kade staat een speciale vrachtauto van het Nationaal Automobielmuseum klaar. Het is intussen 11 uur.
Het stadsgezicht wordt door het raam naar buiten getild.
Anticlimax De streefdatum 1 juli hebben we bijna gehaald, tot onze eigen verbazing. Onze productie is zelfs twee tot driemaal hoger geweest dan bij het Rijksmuseum, al is dat appelen en peren vergelijken. Daarna is het de rest van de maand een beetje een anticlimax. Nu rest alleen nog het meubilair: de kostbare verlichting en projectie-apparatuur, vitrines, tafels, kasten en ontelbare kinderkrukjes en spellen. Zo redden we veel spullen die straks hard nodig zijn om een deel van het museum weer te kunnen inrichten. Daarvoor is immers nog geen geld. Tenslotte gaat het museum letterlijk uit; de spots worden vervangen door bouwlampen. Op 25 juli sluizen we de laatste spullen uit het spookhuis.
RNM@gazine0/2009
8
Foto Roel de Vringer, amersfoortsefotograaf.nl
Het is afgelopen Op 1 september 2007 start een ander asbestverwijderingsbedrijf met de sloop van alle vloeren enzovoort, zodat je van de begane grond in de kap kunt kijken. Het is nu augustus 2009 en wij zitten intussen weer aan het bureau. Op de zolder na, is het museum weer open voor publiek. Er is nog veel administratieve achterstand. We gaan beleidsnota's schrijven en de verbouwingsplannen bijstellen. Ep gaat buiten de deur het stadsgezicht restaureren en Marjan verbetert de beschrijvingen van de dorpsgezichten. Het is bijna weer gewoon. Maar gewoon wordt het pas als we ook de zolders kunnen heropenen. Die zijn immers nog niet opgeleverd. Maar het timmerwerk daarvan is vrijwel af. Enkele delen zijn al ingericht. Binnenkort kunnen bezoekers van het geheel nieuwe museum genieten. Intussen staan wij onder controle bij de arbodienst. De blaastesten vertonen soms een lichte achteruitgang in longcapaciteit, maar dat kan ook andere oorzaken hebben. Vooralsnog is niemand ziek, maar bij asbest duurt dat ook decennia. Hoe zal dat aflopen? Gerard Raven is conservator van Museum Flehite
RNM@gazine0/2009
9
(Europees) aanbesteden: hoe werkt dat in de praktijk? Henriette Fuhri Snethlage
Sinds een paar jaar zijn er op Europees niveau regels vastgesteld omtrent het aanbesteden van grote opdrachten. Ook in restauratieland hebben we te maken met deze regels. Hoe werkt dat eigenlijk, (al dan niet Europees) aanbesteden? Aanbesteden is op zich niets nieuws. Al in 1815, onder de kersverse koning Willem I, werd in Nederland openbaar aanbesteden voor de Rijksoverheid verplicht gesteld. Doel ervan was als volgt geformuleerd: ‘het doelmatig beheer van middelen en het bestrijden van corruptie van ambtenaren’. De eerste Europese regels over aanbesteden van overheidsopdrachten ontstonden begin jaren ’70; om een eerlijke, vrije concurrentie binnen de EEG (Europees Economische Gemeenschap) te stimuleren. De regelgeving werd in de jaren daarna steeds uitgebreid en aangepast, zodat er aan het eind van de 20ste eeuw een wirwar van regels was ontstaan. Daarom zijn in 2005 de regels door de Europese Unie vereenvoudigd tot één Europese aanbestedingsrichtlijn.
RNM@gazine0/2009
10
Het principe van aanbesteden is eenvoudig: een opdrachtgever moet openbaar bekend maken dat hij een opdracht wil laten uitvoeren. Hij vraagt bedrijven offertes uit te brengen, binnen een bepaalde tijd. Het doel ervan is eigenlijk nog steeds hetzelfde als in 1815: de vrije marktwerking te stimuleren, om aan de ene kant iedereen een kans te geven mee te dingen en aan de andere kant de overheid zorgvuldig met gemeenschapsgelden (onze belastingcenten!) om te laten gaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen Europees en nationaal aanbesteden. Het verschil zit hem in het geld dat ermee gemoeid is. Voor 2008-2009 zijn de volgende drempelbedragen vastgesteld: Decentrale Centrale Overheid Overheid Werken € 5.150.000 € 5.150.000 Diensten € 133.000 € 206.000 Leveringen € 133.000 € 206.000 Onder Werken vallen alle bouwkundige en civieltechnische opdrachten. Leveringen gaan over aankoop, (huur)koop, lease en huur van producten. Onder Diensten valt grof gezegd de rest. Restauratie van gebouwen en alles wat nagelvast zit valt onder Werken; restauratie van roerende goederen valt onder Diensten en dus geldt het drempelbedrag van 133.000 of 206.000 euro. Dat betekent dat het drempelbedrag bij grote overheidsprojecten al snel gehaald wordt. Als het genoemde drempelbedrag wordt overschreden moet er Europees worden aanbesteed. Er zijn dan vijf verschillende procedures die gevolgd kunnen worden, om de aanbesteding in gang te zetten; de belangrijkste zijn de nietopenbare en de openbare aanbesteding. Niet-openbaar: deze procedure bestaat uit twee rondes en neemt ca. 16 weken in beslag verdeeld over een selectiefase en een bestekfase inclusief bezwaartermijnen. De aanbesteder publiceert zijn opdracht. Iedereen kan zich aanmelden. De aanbesteder kiest uit de gegadigden minimaal vijf partijen om een offerte uit te gaan brengen. Deze procedure wordt doorgaans gehanteerd als er sprake is van een grote markt (bijvoorbeeld om te voorkomen dat de aanbesteder tientallen offertes moet vergelijken). Deze procedure kan ook worden gevolgd wanneer er meer specifieke (gewogen) voorwaarden worden gesteld aan de toekomstige leverancier. Openbaar: de opdracht wordt gepubliceerd, en iedereen mag een offerte insturen. Deze procedure kent maar één ronde en duurt ca. 10 weken. Uit de offertes kiest de aanbesteder de meest geschikte op basis van de op voorhand bepaalde gunningcriteria. Er wordt niet meer onderhandeld over de offertes. Deze manier wordt gekozen wanneer er sprake is van een kleine markt. De overige drie procedures worden alleen in specifieke gevallen toegestaan: de zogenoemde concurrentiegerichte dialoog, de onderhandelingsprocedure met aankondiging, en als laatste de onderhandelingsprocedure zonder RNM@gazine0/2009
11
aankondiging. Het toepassen van een specifieke procedure is maatwerk, waarbij aard, omvang en complexiteit van de opdracht een belangrijke rol spelen.
Voor nationaal aanbesteden bestaan nog geen Europese regels. Maar uit het Europees Verdrag en de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur (waar iedere overheid aan moet voldoen) vloeit voort dat ook opdrachten onder de drempelwaarde niet zomaar mogen worden gegund. Veel overheidsinstellingen in Nederland hebben inmiddels een inkoopbeleid, waarin beschreven wordt op welke wijze opdrachten gegund worden. Bij deze aanbestedingen wordt naast de openbare en de niet-openbare procedures ook onderhands aanbesteden toegestaan, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen enkelvoudig en meervoudig aanbesteden. Bij meervoudig onderhands aanbesteden wordt drie partijen gevraagd om een offerte in te dienen; bij enkelvoudig onderhands aanbesteden wordt de opdracht gegund aan één partij, die op verzoek een offerte indiende. Naleving van deze regels is niet vrijblijvend. Overheden worden door hun accountants hierop gecontroleerd. Worden de regels ontdoken, dan kunnen sancties volgen. Maar ook inschrijvers hebben het recht overheden op de vingers te tikken als aanbestedingsregels worden overtreden. Bij aanbesteden gaat het om vier belangrijke begrippen: Ͳ Transparantie: procedure, selectie en gunning moet helder zijn omschreven. Ͳ Objectiviteit: het bestek moet neutraal zijn geschreven en mag geen merken of voorkeuren bevatten. Ͳ Non-discriminatie: alle leveranciers worden gelijk behandeld. Ͳ Proportionaliteit: behoeftestelling en procedure wordt in redelijkheid uitgevoerd. Een omzeteis aan een bedrijf moet bijvoorbeeld in relatie staan tot de waarde van de aanbesteding. Bij Europees aanbesteden kennen deze begrippen een juridisch kader die bij nationale aanbestedingen steeds meer wordt overgenomen. Meer weten? Kijk ook eens op de volgende websites: www.europeseaanbestedingen.eu www.mkbservicedesk.nl/ www.pianoo.nl www.aanbestedingsdesk.nl Alle opdrachten die via aanbesteding in Nederland worden aangeboden staan op www.aanbestedingskalender.nl Op Europees niveau worden de opdrachten gepubliceerd op www.ted.europa.eu
RNM@gazine0/2009
12
Europees aanbesteden: een ronde-tafel-gesprek Henriette Fuhri Snethlage
Veel (kleine) ondernemers zien tegen aanbestedingen op. Al die regels maken het er niet aantrekkelijker op, lijkt het. Bovendien, inschrijven op een opdracht kost tijd (geld) en moeite, terwijl de kans op succes niet groot (genoeg) lijkt. Hoe werkt dat nou eigenlijk in de (restauratie) praktijk? Liesbeth Keijser van het Nationaal Archief zit er middenin. Liesbeth is als opdrachtgever voor een groot conserveringsproject betrokken bij een Europese aanbesteding. Janine van Reekum, zelfstandig restaurator en adviseur, is betrokken geweest bij enkele grote restauratieprojecten, waar sprake was van aanbesteden. Voor de kennis van de regelgeving hebben we Olaf Estoppey, aanbestedingsdeskundige bij Alfa Delta Compendium, er ook bij gevraagd; hij heeft zowel het Nationaal Archief als het Filmmuseum geholpen met een aantal Europese aanbestedingen. We spraken naar aanleiding van het project bij het Nationaal Archief over de praktijk van het aanbesteden.
Olaf opent de pakketten met offertes
RNM@gazine0/2009
13
Liesbeth: Het Nationaal Archief werkt op dit moment aan het project “Beelden voor de Toekomst”. Ik ben deelprojectleider en mijn opdracht is de conservering en digitalisering van onze fotocollectie. De conservering en het verpakken blijft onder de drempelwaarde voor Europees aanbesteden, maar het digitaliseren komt er ruim bovenuit. In het project werken we onder anderen samen met het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Filmmuseum. Samen hebben we ongeveer 1,3 miljoen foto’s en negatieven te digitaliseren. Janine: Wat zijn de voordelen daarvan, het samenwerken met andere partijen? Dat lijkt mij alleen maar ingewikkelder. Olaf: Het heeft voordelen, omdat we zo kennis kunnen delen, en omdat we met een grotere opdracht misschien een betere prijs-kwaliteit verhouding kunnen krijgen. Want daar gaat het om bij het aanbesteden. Bij een groter project, zijn er wellicht meer internationale bedrijven geïnteresseerd, bijvoorbeeld uit Canada, die anders niet zo snel zouden offreren. Liesbeth: We kwamen met onze afzonderlijke opdracht ook al boven het drempelbedrag uit, dus we moesten sowieso Europees aanbesteden. En nu kunnen we onze ervaring bundelen: bij het Nationaal Archief weten we veel over digitaliseren, en het Filmmuseum heeft meer ervaring met aanbesteden. Maar je hebt gelijk, het wordt er niet per definitie eenvoudiger op. Henriette: Hoe pak je dat aan, als je een opdracht Europees moet aanbesteden? Liesbeth: Het was ons meteen duidelijk dat we hulp van buiten nodig hadden bij dit project. Olaf had ervaring met het project “Beelden voor de Toekomst” en met een aanbesteding bij het Filmmuseum. Met zijn allen zijn we om tafel gaan zitten en hebben we een bestek geschreven. Een bestek is een beschrijving van wat je exact wilt hebben. Daar staat alles in: de technische eisen, eisen op het gebied van transport, logistiek, klimatisering, rapportage etcetera. Daarnaast hebben we vragen geformuleerd om er bijvoorbeeld achter te komen of de opdrachtnemer bepaalde kennis in huis heeft. Aan de hand van vooraf geformuleerde modelantwoorden beoordelen we de antwoorden van de leveranciers. Dat was een ingewikkeld traject omdat je heel precies moet formuleren wat je wil. We zijn er met elkaar een jaar mee bezig geweest. Olaf: Toen het bestek eenmaal klaar was, hebben we de opdracht gepubliceerd via BOPEG (Bureau voor officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen), zij zorgden dan dat het op de TED (Tenders European Daily) komt, de online lijst met Europese aanbestedingen, en we hebben het deze keer ook gepubliceerd via www.aanbestedingskalender.nl, een Nederlandse voorportaal van de TED. Daar worden veel Nederlandse en ook Europese aanbestedingen aangeboden. Henriette: Hoe bekend zijn die websites? Ik bedoel, bereik je zo ook alle potentiële kandidaten die je zou willen bereiken? Olaf: Daar heb je wel een punt. Als het gaat om kantoorartikelen: die bedrijven kennen die site wel. In de restauratiewereld is dat nog anders. Maar het is wel RNM@gazine0/2009
14
toegestaan om mensen erop te attenderen, dat je een opdracht gaat publiceren. Dan kan iedereen zelf beslissen of hij gaat reageren of niet. Liesbeth: In dit geval hebben we dat ook gedaan. We hebben zelf gekeken welke bedrijven in aanmerking zouden kunnen komen, en die een mail gestuurd om ze attent te maken op het feit dat we deze aanbesteding gaan publiceren. Dan kunnen ze zelf beslissen of ze reageren of niet. We hebben reacties gekregen uit Nederland, Frankrijk, Duitsland, Italië, maar ook uit Canada, India en Zuid-Afrika. Henriette: Eh, het ging toch om Européés aanbesteden? Olaf: Er wordt onder andere een onderscheid gemaakt tussen de Europese landen en de zogenoemde GPA-landen (GPA staat voor Government Procurement Act; het gaat om de landen die deze overeenkomst getekend hebben, opgesteld door de World Trade Organisation, waaronder China, Japan, Korea, Israël, IJsland, V.S.). In principe is iedere aanbesteding ook toegankelijk voor de GPA-landen als je dit bij publicatie aangeeft. Landen die niet onder de GPA vallen kan je buiten de aanbesteding houden als je dat wilt. Wij hebben niemand uitgesloten, omdat er in die landen op het gebied van digitaliseren juist veel kennis is.
Een monteur is aan het werk aan het wrak van een gecrashte Zeppelin, Nationaal Archief, Fotocollectie Eerste Wereldoorlog, fotonummer 158-2562
RNM@gazine0/2009
15
Henriette: Terug naar het project. Je hebt de opdracht gepubliceerd. Welke van de vijf procedures (zie het artikel “(Europees) aanbesteden: hoe werkt dat in de praktijk?”) hebben jullie gevolgd? Olaf: Wij hebben gekozen voor de openbare procedure, waarbij iedereen kan reageren. Nadat we de opdracht gepubliceerd hadden, hebben ruim veertig bedrijven het bestek opgevraagd. Naar aanleiding daarvan zijn er allerlei vragen gesteld. We hadden de werkzaamheden opgesplitst in vier kavels. Uiteindelijk hebben zes verschillende leveranciers een offerte ingediend op die vier kavels. Henriette: Hoe ga je vervolgens die offertes beoordelen? Liesbeth: In principe heb je van te voren al helemaal vastgelegd, hoe je offertes gaat beoordelen. We hebben niet enkel beoordeeld op prijs maar ook op kwaliteit en logistiek. Kwaliteit en logistiek beoordeelden we aan de hand van vragen waar ze antwoord op moesten geven. Van te voren hadden we bedacht hoe we die antwoorden konden scoren; hoeveel punten voor welk onderdeel gehaald konden worden. Dus we hadden vastgelegd hoe we de offertes objectief zouden kunnen beoordelen. Heel veel werk overigens. Janine: Het lijkt me dat je wel goed op de kwaliteit moet letten; je loopt meer risico. Je kent die bedrijven niet, en je loopt de kans dat er ook bedrijven reageren die bijvoorbeeld wel ervaring hebben met digitaliseren, maar niet met de handling van foto’s. Olaf: Alle eisen ten aanzien van behandeling staan in het bestek, ook dingen als de handling, maar ook bijvoorbeeld technische eisen die we aan bijvoorbeeld apparaten stellen. Ook zijn er natuurlijk (inter)nationale keurmerken en dergelijke. Liesbeth: Je moet daarom heel goed nadenken over de eisen die je stelt. Bovendien hebben we voordat we de opdracht definitief gunnen ook een testfase ingelast. Per kavel hebben we een leverancier gekozen die het beste uit de bus kwam. Aan de hand van software en testkaarten moeten ze aantonen dat hun installatie voldoet aan onze eisen. Dan krijgen ze een aantal objecten, die ze moeten digitaliseren én weer netjes terugsturen. Pas als ze dat overeenkomstig de eisen, die we in het bestek geformuleerd hebben, gedaan hebben wordt de opdracht definitief gegund.
Janine: Dit project gaat over digitaliseren, zou je deze zelfde werkwijze kunnen toepassen in de restauratie bij objecten? Het is zo’n specialistisch vak … Liesbeth: ik vind dat moeilijk in te schatten. Het probleem is natuurlijk dat de restaurator als deskundige kijkt naar het object, het werk uitvoert en constant evalueert waar hij mee bezig is en eventueel zijn aanpak bijstuurt. Hoe ga je zo’n proces nou aanbesteden, zowel voor de restaurator als voor de aanbesteder lijkt me dat moeilijk. Olaf: Het Filmmuseum heeft de restauratie van films aanbesteed, dus het kan wel. Belangrijk is de kennis die jezelf hebt aan te laten vullen met de marktkennis om zo je doelen te realiseren. Dat kan ook prima met restauratiewerk. Al zijn er met restauratiewerk meer subjectieve en specialistische RNM@gazine0/2009
16
kenmerken te verenigen in een bestek. Dat gegeven kan je ook goed gebruiken in de keuze van je procedure bijvoorbeeld. Janine: Ook bij die films geldt, denk ik, een wat meer gestandaardiseerde wijze van restaureren. Bij restauratie van een object of groep objecten weet je van te voren helemaal nog niet of je het beste behandeling A of behandeling B kunt toepassen; het vooronderzoek maakt vaak deel uit van de restauratie. Dat kan je bijna niet van te voren allemaal vastleggen in een bestek. De aard van de collectie en van het werk dat gedaan moet worden, bepaalt welke procedure je kiest. Ik was bijvoorbeeld als adviseur voor de Rijksgebouwendienst betrokken bij de restauratie van de fontein van het Binnenhof; daar is het restauratiewerk van het smeedijzer en het vergulden en schilderen daarvan, ook in een bestek ondergebracht; daar was heel duidelijk wat er moest gebeuren en konden de werkzaamheden van te voren omschreven worden.
Liesbeth: Ik weet ook niet precies hoe dat in de praktijk zal gaan. Bij een massabehandeling kan ik me het wel goed voorstellen, maar bij de restauratie van een uniek object niet. Henriette: Ook vraag ik me af of kleine bedrijfjes er nog aan te pas komen op zo’n internationaal speelveld, als het gaat om zulke grote opdrachten. Janine: Het gebeurt denk ik steeds meer. Ik ben als zelfstandige wel eens gevraagd om in Oostenrijk naar glas-in-lood te komen kijken. Maar je kunt natuurlijk ook gaan samenwerken. Olaf: Het gebeurt wel dat speciaal voor een aanbesteding een bedrijf of een VOF wordt opgericht. Het stimuleert op die manier ook de markt. Voor de restauratie van die films hebben we gezien dat een aantal bedrijfjes speciaal voor die aanbesteding zijn gaan samenwerken en kwamen met één inschrijving. Bovendien probeer je als aanbesteder het zo eenvoudig mogelijk te houden om het ook voor relatief kleine bedrijven aantrekkelijk te maken in te schrijven. Bijvoorbeeld door de papierwinkel beperkt te houden, want inschrijven op een aanbesteding kost ook veel tijd. Janine: Bij aanbestedingen in de restauratie wordt vaak een kavelindeling gemaakt, juist omdat je met kleine bedrijven te maken hebt. De opdrachtgever past zich aan aan de markt, vandaar dat grote collecties in kleine stukjes worden geknipt. Bij de restauratie van het interieur van het Paleis op de Dam zag je dat ook; daar zijn bijna geen grote bedrijven aan het werk geweest. Het zijn allemaal kleine bedrijfjes, die intensief hebben samengewerkt. Dat geeft ook een speciaal elan aan het project . Henriette: Concluderend, wat vinden jullie van het gegeven aanbesteden? Liesbeth: Ik vind het lastig om me voor te stellen wat het in de restauratiepraktijk betekent; het heeft natuurlijk te maken met die standaardisering die steeds meer gaat komen. Bovendien is de overheid een grote opdrachtgever, dus
RNM@gazine0/2009
17
ik denk dat je als restaurator wel na moet gaan denken over samenwerkingsverbanden, inderdaad. In het huidige project ging het om digitalisering, en niet om restauratie. En ik zit nu natuurlijk aan de opdrachtgeverskant. Wat ik wel belangrijk vind, is dat wij heel goed na moesten denken over wat we wilden. Dat ligt nu vast, we hebben nu een heel mooi document dat bijna geldt als richtlijn voor het digitaliseren van de fotocollectie. Zoiets is een ontzettende stimulans voor de ontwikkeling van het vak. Tegelijkertijd lijkt het me niet eenvoudig een bestek te schrijven waarin enerzijds de opdrachtgever zekerheid heeft over de restauratie die uitgevoerd gaat worden en anderzijds de restaurator de ruimte krijgt zelf afwegingen te maken. Je moet namelijk heel goed omschrijven wat je wil als opdrachtgever, anders kan je de offertes niet vergelijken. Janine: Het is een ontwikkeling die onafwendbaar is, er zal steeds meer aanbesteed worden. Ik heb wel veel gemopper gehoord over de praktijk van uitgewerkte offertes indienen en hoeveel tijd dat kost, maar het heeft niet heel veel mensen tegengehouden. Het wordt wel gedaan. En men raakt er natuurlijk steeds bedrevener in. Maar wat ik wel belangrijk vind, is die standaardisering. Je merkt steeds meer dat alles gaat standaardiseren, zoals met de NEN en de CEN normeringen die nu ook uitgewerkt worden voor diverse ‘takken’ van restauratie. De behoefte voor deze normeringen heeft ook met aanbesteden te maken, het wordt immers steeds makkelijker om volgens een bestek (met normeringen) de voorwaarden te stellen als opdrachtgever. Ik ben eigenlijk heel erg tegen deze standaardisering. Ik denk niet dat restauratie volledig te standaardiseren is. Ik werk vaak mee in restauratie-projecten, waarbij wel offertes verkregen worden via de aanbestedingsregels, maar werkelijk alles standaardiseren volgens bestekken, dat is volgens mij niet mogelijk. En ik vind het ook belangrijk dat de opdrachtgevers dat weten. Liesbeth: Ja, maar aan de andere kant, bij dit project althans, als ik niet exact had omschreven wat ik had willen hebben, dan had ik ook nooit een goede afweging kunnen maken. Dus ik kan me voorstellen dat de opdrachtgever de wens heeft om duidelijk te formuleren wat je wilt hebben, maar ik realiseer me dat dat ook op gespannen voet staat met het vak van restaurator. Janine: Bestekken beschrijven de weg van A tot Z helemaal. Maar je kan als opdrachtgever ook zeggen ik wil Z hebben en welke weg wordt bewandeld om daar te komen aan de restauratoren zelf overlaten. Zij zijn namelijk de specialisten. Want dat is het probleem bij restauratie: vaak moet je gaandeweg uitvinden wat de beste behandelingsmethode is. Maar het eindresultaat kun je als opdrachtgever wel formuleren. Olaf: Ik vind het een goed instrument! Je wordt gedwongen van te voren na te denken over wat je precies wilt en hoe, dat vind ik een grote winst. Het gaat natuurlijk om een verantwoording van de besteding van overheidsgelden. Bovendien zit de kennis veelal in de markt en die moet je op een marktconforme manier zien te benutten. Daarom is aanbesteden een uitstekend instrument om tot de gewenste prijs-kwaliteit verhouding te komen. Of je nu gedetailleerd de weg van A tot Z beschrijft of alleen het eindresultaat, het kan met (Europees) RNM@gazine0/2009
18
aanbesteden. Die invulling is afhankelijk van de wens en visie van de opdrachtgever. Daarbij is het voor restauratoren van belang te beseffen dat het de opdrachtgever ook gaat om een commerciële afweging. Naast de primaire inhoudelijke expertise wordt ook een commerciële en zakelijke houding verwacht.
Nawoord: Het is duidelijk dat we nog niet precies weten hoe de aanbestedingspraktijk zich in ons vakgebied zal ontwikkelen. De eerste ervaringen zijn er al mee opgedaan, maar veel is nog onduidelijk. Omdat veel restauratoren te maken hebben of zullen krijgen met deze praktijk van aanbesteden in geval van overheidsopdrachten, is de commissie educatie van Restauratoren Nederland bezig om (vanaf) eind november een (serie) thema-avond(en) aan dit onderwerp te wijden. Iedereen die zijn ervaring wil delen over de praktijk van het aanbesteden, wordt daartoe van harte uitgenodigd. U kunt uw verhaal sturen naar
[email protected]
RNM@gazine0/2009
19
Hulpactie Keulen Machteld van der Feltz
Machteld van der Feltz ging in juli naar Keulen, om daar te helpen bij het redden van de archiefstukken, die grotendeels onder het puin vandaan gehaald zijn. Zij doet verslag van haar ervaringen. Op mijn werktafel ligt een stukje beton. Het is een ‘souvenir’ dat mij gegeven werd door een van de medewerkers van het stadsarchief in Keulen, toen wij aan weerszijden van de tafel bezig waren gruis te verwijderen van bouwtekeningen. Toen ik in Keulen was, in de laatste week van juli, was het alweer bijna vijf maanden geleden dat het archiefgebouw instortte. Al vrij snel na deze ramp ontving ik via verschillende organisaties, waaronder Restauratoren Nederland, mailtjes met het verzoek om hulp. In Amsterdam werd door ICOMOS-NL een informatieavond georganiseerd, waar door de voorzitter van Blue Shield Deutschland iets verteld werd over de mogelijke oorzaken van de instorting. Direct voor het archief werd een metrostation gebouwd. De belangrijkste oorzaak van de instorting van het archiefgebouw was de verzakking van de grond door het te snel wegpompen van grondwater. Er waren wel tekenen geweest van mogelijk gevaar: scheuren, klemmende deuren, scheefstand van gebouwen in de omgeving. Maar daar werd te weinig aandacht aan besteed. Het archiefgebouw dateerde uit 1971 en was destijds een voorbeeld van bouw met een goede klimaatbeheersing zonder airconditioning; het had bijzonder dikke muren. Daardoor was het zwaar. Op 3 maart 2009 gebeurde het onvoorstelbare, dat gelukkig ‘maar’ twee slachtoffers eiste, maar natuurlijk altijd nog twee te veel. Zij bevonden zich in een van de aangrenzende appartementen. Ik hoorde van een van de medewerkers hoe hij door het instortende archiefgebouw naar buiten gevlucht was. Een collega rende rond om iedereen te waarschuwen. Hij hoorde overal gruis vallen en zag lichtflitsen door de kortsluiting die ontstond. Buiten bleef hij ongeveer twintig meter van het gebouw af staan en hij zag hoe het instortte. Een vreselijke ervaring. Omdat de data van de internationale Blue Shield hulpactie eind april mij niet goed uitkwamen ging ik uiteindelijk eind juli op eigen gelegenheid. Om te helpen, maar ook omdat ik wilde zien hoe zo’n hulpactie georganiseerd werd, wat voor schades er waren en hoe daarmee omgegaan werd. Waar ik niet aan gedacht had was dat de medewerkers van het archief het op prijs stelden dat er steeds weer nieuwe mensen waren aan wie ze hun verhaal kwijt konden. Een ander onverwacht bijeffect was dat allerlei mensen, bijvoorbeeld verschillende experts op het gebied van bouwtekeningen, elkaar ontmoetten en ideeën konden uitwisselen. Dat was misschien op termijn toch wel gebeurd, maar nu gebeurde het sneller. RNM@gazine0/2009
20
De organisatie was uitstekend. Ik kwam op zondag en werd ondergebracht in een huis dat normaal gesproken gebruikt wordt om mensen op te vangen die om de een of andere reden geëvacueerd moeten worden. Er werd heel goed voor ons gezorgd; onderdak, eten en drinken en de verzekering werden voor ons betaald. Alleen de reis moest je zelf bekostigen. Op maandagochtend gingen we met een speciale bus (vertrek 7.10 uur!) naar een grote hal even buiten Keulen waar de stukken opgeslagen liggen. Daar kregen we eerst een veiligheidsinstructie. We moesten een Tyvek overall, een mondkapje en handschoenen dragen.
Gruis verwijderen van bouwtekeningen foto: Anne Pelikan
Ook moesten we een document ondertekenen waarin stond dat we geen informatie naar buiten zouden brengen. Blijkbaar had iemand in het begin in het openbaar aanmerkingen op de organisatie gemaakt. (Ik heb gekeken naar wat ik over de instorting van het Keulse archief en de hulpactie kon vinden op Internet, en ik heb gezien dat ik in dit stukje niets vertel wat niet op de een of andere manier op Internet te vinden is). Fotograferen mocht alleen onder leiding van de “Archivar vom Dienst” op een door haar bepaald tijdstip. We werkten elke dag van 8.00–15.00 uur. Dat gebeurde op twee verdiepingen, ik schat dat er zo’n vijftig mensen bezig waren. Veel informatie kregen RNM@gazine0/2009
21
we niet; iedereen werkte hard en er was geen tijd voor veel praten. Verschillende personeelsleden van het archief werkten mee met de Duitse en buitenlandse vrijwilligers. Ik kan onderschrijven wat ik in verslagen van anderen las: er heerste een sfeer van ongebreideld optimisme. Te zijner tijd komt er een uitgebreid verslag van de redding van het archief, waar ook in zal staan wat de karakteristieken zijn van de stukken die er het beste van af kwamen. Tijdens de eerste Blue Shield missie eind april ging het om gruis verwijderen, papier schoonmaken, analyseren van de vochtigheidsgraad, gereedmaken van documenten voor de droogruimte, registreren en tijdelijk verpakken. In de laatste week van juli waren vooral de grote formaten aan de beurt. In de week daarvoor werd ook nog gewerkt aan stukken die in het grondwater gelegen hadden. Dit gebeurde op de binnenplaats van een school die tegenover het voormalige archief staat. Ik werkte aan bouwtekeningen, maar er waren ook affiches. We moesten opschrijven, indien mogelijk met inventarisnummer, aan welke stukken we gewerkt hadden. Na het afborstelen werden de bouwtekeningen in nieuwe mappen geborgen.
Beschadigde bouwtekeningen foto: Anne Pelikan
RNM@gazine0/2009
22
De staat waarin de stukken die wij zagen verkeerden was relatief goed. Dat was zeker te danken aan de degelijke mappen waar ze in gezeten hadden. Ik zag ook charters die er nog vrij goed uitzagen, alweer omdat ze in zulke stevige kartonnen dozen verpakt waren. Iets anders dat opviel was dat de gerestaureerde, aangevulde zegels minder beschadigd waren dan de niet gerestaureerde zegels. Het middendeel van het gebouw was rechtstandig ingestort en toen waren de zijkanten naar het midden gevallen. Daarom was het niet zo dat de stukken die op de hoogste verdieping lagen het beste er aan toe waren. Volgens de laatste gegevens op de website van het archief is 15% licht beschadigd, 50% zwaarder beschadigd en 35% zeer zwaar beschadigd. En dan te denken dat de collectie vrijwel ongeschonden door de Tweede Wereldoorlog heen gekomen was. Alles wordt bewaard; men hoopt ook snippers met behulp van de computer weer tot een leesbare tekst te kunnen maken. Hiermee is ervaring opgedaan bij het analyseren van de Stasiarchieven die door de papierversnipperaar gehaald waren. Eind juli vertelde men dat ongeveer 5% van de stukken nog onder de grond zat. Inmiddels heb ik op Internet gelezen dat de burgemeester aan de gemeenteraad heeft voorgesteld deze laatste 5% ook nog te redden. Hiervoor moeten wel speciale maatregelen genomen worden, want de kuil waar eens het archief stond is vrij diep. De eerste hulpactie is nu afgerond. Men denkt nog tientallen jaren nodig te hebben voor de restauratie van de stukken. Wellicht kunnen wij vanuit Nederland hierbij behulpzaam zijn. Meer informatie is te vinden op: http://www.stadt-koeln.de/5/kulturstadt/historisches-archiv/ http://vincentrobijn.blogspot.com (eind april, begin mei) en op deze website staan veel foto’s: http://www.ksta.de/html/artikel/1236100099706.shtml Machteld van der Feltz is papierrestaurator bij Erfgoedcentrum DiEP in Dordrecht.
RNM@gazine0/2009
23
Instromen in de master Conservering en Restauratie met een HBO-bachelor diploma Suzanne Maarschalkerweerd
Sinds 2006 verzorgt de Universiteit van Amsterdam een nieuwe opleiding Conservering en Restauratie (C&R) op WO-niveau. Sinds de aanvang van de nieuwe opleiding is herhaaldelijk de vraag aan de UvA gesteld of mensen met een HBO-diploma door kunnen stromen in de master C&R. Het antwoord is: ja, maar onder bepaalde voorwaarden. Ik zal hieronder proberen de situatie duidelijk uiteen te zetten. De opleiding aan de UvA bestaat uit drie delen. De eerste twee delen zijn ingepast in de bachelor-master structuur in de vorm van een minor Conservering en Restauratie (30 EC) in de bachelor en een tweejarige master Conservering en Restauratie (120 EC). Het derde gedeelte bestaat uit het zogeheten postinitieel traject van eveneens twee jaar, met daarin een stage van een jaar. De master C&R heeft een beperkte instroom: 24 studenten per jaar. Er is dus sprake van een selectie aan de poort van de master. De formele eisen om aan de selectie te kunnen deelnemen zijn: 1. In het bezit zijn van een relevant BA-diploma WO (de examencommissie bepaalt welke opleidingen ‘relevant’ zijn). 2. Het behalen van 30 EC aan modules kunstgeschiedenis. 3. Het behalen van scheikunde op VWO-niveau, profiel Natuur en Gezondheid (of gelijkwaardig, zoals een certificaat van het Boswell Instituut of het met succes afronden van de module Basischemie aan de UvA). 4. Het met succes afronden van de minor C&R (30 EC). Indien de student aan de formele eisen voldoet, mag hij/zij aan de sollicitatieprocedure deelnemen: x De student schrijft een motivatiebrief (hij/zij mag solliciteren voor het eerstvolgende collegejaar naar maximaal twee specialisaties in de master) x Hij /zij legt een toets algemene handvaardigheid af . x Hij/zij wordt getoetst voor de gekozen specialisaties tijdens het practicumgedeelte van de module Waardering en Weergave in de minor (voor dit gedeelte moet minstens een 7 behaald worden) x Een gesprek met de selectiecommissie vindt plaats: onderwerpen van het gesprek zijn o.a. de motivatie van de student, de algemene RNM@gazine0/2009
24
x
resultaten behaald in de minor en in het bijzonder in de module Waardering en Weergave en de portfolio die door de student tijdens de minor is aangelegd de selectiecommissie maakt bekend wie in het eerstvolgende jaar tot de master wordt toegelaten (in principe maximaal 24 studenten).
Schakelprogramma Kan een bezitter van een BA-diploma HBO (van een relevante opleiding zoals Reinwardt Academie of Kunstacademie) ook aan de selectie voor de master C&R deelnemen? Ja, als hij/zij het schakelprogramma C&R aan de UvA heeft afgerond: Een HBO-opleiding sluit niet naadloos op een universitaire master aan. Om kennis en vaardigheden op het vereiste niveau te brengen, verloopt de route naar een universitaire master in bijna alle gevallen via een schakelprogramma. Het doel van een schakelprogramma is de student te laten voldoen aan de instroomeisen van de master. Dit betekent dat de student na afronding van het schakelprogramma geen universitair bachelor-diploma ontvangt, en dus ook niet zonder meer toegang heeft tot andere masters dan die waar het schakelprogramma voor is opgezet. Het schakelprogramma voor de master C&R in het collegejaar 2008-2009 kent de volgende onderdelen: x de minor C&R (30 EC) x twee modules academische vaardigheden: Onderzoeksvaardigheden (5EC) en Academisch schrijven ( 5 EC) x module Wetenschapfilosofie (10 EC) x bachelorscriptie (10 EC). Dit betekent dus dat een HBO-gediplomeerde (van een relevante opleiding) naast het schakelprogramma nog aan de eisen m.b.t. scheikunde en kunstgeschiedenis zoals hierboven vermeld moet voldoen om aan de selectie voor de master te mogen deelnemen. ICN en SRAL Maar hoe zit dat voor degenen die een diploma van het ICN of de SRAL op zak hebben? Afgestudeerden van zowel ICN als SRAL zijn opgeleid tot restaurator. De UvA-studenten die de master afronden zijn nog geen restaurator. Zij moeten nog het tweejarige zogeheten postinitieel traject volgen om in staat te zijn als beginnende restaurator aan de slag te kunnen gaan. De SRAL-gediplomeerden hebben al een academische titel, aangezien dat een ingangseis voor de SRAL was. Sommige ICN-gediplomeerden hebben ook een doctoraal; zij mogen de mastertitel voeren. Voor de ICN-gediplomeeerden die geen doctoraal hebben en een mastertitel zouden willen hebben, bijvoorbeeld om te kunnen promoveren, is het mogelijk in de master in te stromen. Deze mogelijkheid kent echter de volgende beperkingen: RNM@gazine0/2009
25
x slechts de ICN-studenten die hun diploma na 1997 behaald hebben komen voor doorstroming in de master in aanmerking; pas vanaf dat jaar kan de ICN-opleiding als opleiding op HBO-niveau worden beschouwd. x Instroom in de WO-master C&R op basis van een ICN-diploma zal t/m het collegejaar 2014-2015 mogelijk zijn. Afhankelijk van de vooropleiding van iedere ICN-gediplomeerde kunnen de volgende scenario’s zich voordoen: Scenario 1 Je hebt een ICN-diploma maar bent ook in het bezit van een WO-bachelor diploma in bijvoorbeeld kunstgeschiedenis, natuurwetenschap of een andere relevante wetenschappelijke opleiding. Met je WO-BA diploma voldoe je aan de eerste formele eis. Op grond van je ICN diploma krijg je vrijstellingen voor de minor C&R en voor de eisen scheikunde en kunstgeschiedenis. Je kunt dan tot de master worden toegelaten. In de master krijg je vervolgens vrijstellingen voor de praktijkmodules (de zogenaamde Objectgerichte practica 1, 2, 3 en 4 (samen 65 EC) en voor de module Methodologie van het documenteren (5 EC). Je moet alle andere vakken van de master halen en een masterscriptie schrijven (samen 50 EC). Het is mogelijk dit in één jaar te doen. Scenario 2 Je hebt een diploma ICN en geen WO-bachelor diploma. Omdat de ICN-opleiding (na 1997) als relevante vooropleiding op HBO-niveau wordt beschouwd, moet je eerst het schakelprogramma C&R afronden voordat je in de master mag instromen. Jij krijgt wel op basis van je ICN-diploma een vrijstelling voor de minor van 30 EC als onderdeel van het schakelprogramma en ook vrijstellingen voor de eisen kunstgeschiedenis en scheikunde. In de master krijg je dezelfde vrijstellingen als in scenario 1. Het totale pakket bedraagt dan 30 EC schakelprogramma en 50 EC master, dat wil zeggen 80 EC, bijna anderhalf jaar. Zie voor uitgebreide informatie over de opleiding de website van de Uva en in het bijzonder over de toelating in de master: http://studiegids.uva.nl/web/uva/sgs/nl/p/546_124333.html Suzanne Maarschalkerweerd is Coördinator Opleiding Conservering en Restauratie Universiteit van Amsterdam
RNM@gazine0/2009
26
Waar zijn we mee bezig? Henriette Fuhri Snethlage
Eneida Parreira Is: Schilderijenrestaurator te Amsterdam. “Sinds tien jaar woon ik nu in Amsterdam. Ik heb een eigen restauratieatelier aan huis, en ik werk twee dagen in de week in Rotterdam, met Annetje Boersma.”
Gespecialiseerd in: Oude meesters Komt uit: Brazilië Leerde het vak: Aan de Conservation Center van de Institute of Fine Arts van NY University. “Toen ik 15 was, en dus nog naar school ging, ben ik begonnen mijn tante te helpen, die schilderijenrestaurator was. In het begin zorgde ik voor de lijsten en deed ik klusjes zoals helpen bij het voorbereiden om schilderijen te bedoeken. Toen werkte ik meestal met moderne kunst maar ook met kunstwerken op papier en oude Braziliaanse religieuze polychromeerde beeldhouwwerken.
RNM@gazine0/2009
27
Na de middelbare school ben ik naar de kunstacademie van de Rijksuniversiteit van Rio de Janeiro gegaan; restauratie vormde een klein onderdeel van de opleiding. In Brazilië was er nog geen opleiding voor restauratoren. Toen ik een jaar of 30 was, kreeg ik een beurs van de Braziliaanse overheid voor New York University, aan de Conservation Center, waar ik me in de restauratie van moderne kunst specialiseerde. Ik koos voor moderne kunst met het idee: dat het anders was dan oude kunst, omdat niemand er nog aangezeten heeft. Met oude kunst weet je nooit wat er in het verleden voor behandelingen zijn gedaan – meestal teveel. Ik liep stage onder andere in het Metropolitan Museum of Art. Het Hoofd van het schilderijenatelier daar, John Brealey, hield niet erg van moderne kunst en liet me alleen oude meesters behandelen. Alhoewel ik nu toch in oude meesters gespecialiseerd ben, werk ik soms nog met moderne kunst. Toen ik mijn opleiding afgerond had ben ik teruggegaan naar Brazilië , om te gaan werken in het MASP, Museu de Arte de Sao Paulo Assis Chateaubrind. Daar zette ik een nieuw restauratieatelier op. Als enig aanwezige restaurator was ik verantwoordelijk voor het behoud en de restauratie van de collectie van oude meesters, 19de-eeuwse Franse schilderijen en Braziliaanse kunst en hield ik ook toezicht op het behoud van alle andere kunstverzamelingen zoals kunst op papier en beeldhouwwerk. Werkt nu aan: “In Rotterdam zijn we bezig onder andere met schilderijen van het Prinsenhof in Delft. Ik werk op dit moment aan een schilderij van Michiel Jansz van Mierevelt. In mijn eigen atelier werk ik aan een penschildering van Willem van de Velde de Oude, van het Rijksmuseum, De Zeeslag Tegen de Spanjaarden bij Duinkerken, 18 februari 1639. Het is de tweede penschildering die ik voor ze behandel. Het penschilderen is een speciale techniek: op een paneel of doek is een lood witte laag van olieverf aangebracht, waarop de kunstenaar met pen en inkt tekende. Voor sommige delen zoals in de wolken is een penseel gebruikt. Deze techniek gaf de kunstenaar de gelegenheid minutieus te werk te gaan. Het schilderij had oorspronkelijk een witte achtergrond, maar het vernis was sterk vergeeld, waardoor alles wat wit is, geel oogt. Bovendien vertoonde het storende druipers – die zag je heel goed, juist door die lichte achtergrond. Verder zijn er kleine beschadigingen in de verf over het hele schilderij en aan de randen. Het schilderij is in het verleden meermalen gerestaureerd, maar er was niet veel informatie over de oude behandelingen te vinden. Het was wel washars-bedoekt. Washars is gelig van aard. Voor zulke witte schilderijen is dat niet zo handig, maar het veroorzaakt geen structurele problemen, en het is al gebeurd, dus ik laat het zoals het is. Ik probeer zo min mogelijk in te grijpen, volgens het ethiek van tegenwoordig, en werk ook daarom met materialen die gemakkelijk te verwijderen zijn. Bij dit schilderij is dit des te belangrijker, omdat het zo kwetsbaar is. De techniek van het penschilderen is uitzonderlijk dus ik moest die eerst uitvoerig bestuderen. Ik heb ook met verschillende andere mensen die met RNM@gazine0/2009
28
vergelijkbare schilderijen werkten erover gesproken en heb verslagen van restauraties van andere Van de Velde schilderijen van het Rijksmuseum bekeken. Het is toch een tekening; sommige delen zijn zo kwetsbaar, zo dun en transparant, dat ik ze met extra liefde en aandacht moet behandelen. Ik heb het schilderij dan ook schoongemaakt door Japans papier heen, om te voorkomen dat ik het verfoppervlak direct aan zou raken met een wattenstaafje. Omdat er zo’n dikke laag vernis overheen zat, heb ik een beetje moeten zoeken naar de beste manier om het veilig te verwijderen. Nu ben ik aan het retoucheren. Het schilderij is in een redelijke conditie, er is niet veel te retoucheren, maar ik moet goed opletten met al die fijne lijntjes. Het is bijzonder knap gemaakt. Ik heb nog geen foutje of verandering weten te ontdekken; alles werd volkomen uitgevoerd als gepland. Echt wonderbaarlijk.“ Waardeert in Restauratoren Nederland: “Het is belangrijk voor een vak om een vereniging te hebben, om de restauratoren bij te staan, kennis te delen en het vak te reguleren. Toen ik begon te werken in Brazilië erkende de overheid het beroep officieel niet, en ik kon me niet laten registreren als restaurator. Inmiddels is het goed geregeld daar, overigens. Een vereniging als RN zorgt ervoor dat het vak erkend wordt en gerespecteerd, en dat is hier nu gaande.“ Zou nog wensen: “Het is veel gevraagd, maar ik zou het geweldig vinden als er een RN-restauratie congres georganiseerd zou worden. Ik begrijp echter wel dat het een geweldige hoeveelheid werk met zich mee brengt en ze beginnen net nu met thema-avonden en cursussen, maar het zou heel goed zijn om iedereen bij elkaar te hebben buiten een ALV. Natuurlijk kun je via internet alles en iedereen vinden, maar als je elkaar in levende lijve ontmoet, wordt de discussie gestimuleerd. Het contact met vakgenoten vind ik heel belangrijk. Onlangs hebben wij themadagen, de picture meetings van ICN en in het verleden de pigment meetings bij AMOLFFOM gehad. Deze zijn zeer goed, maar een grotere vergadering voor alle specialiteiten binnen het vak zou zeer stimulerend kunnen zijn.”
RNM@gazine0/2009
29
Symposiumverslag Studying Old Master Paintings: technology and practice. The National Gallery Technical Bulletin 30th Anniversary Conference 16-18 september, 2009 Eneida Parreira en Gwen Tauber
De eerste uitgave van het Technical Bulletin door de National Gallery in London verscheen in 1977. Garry Thomson, toen Scientific Adviser bij de Trustees of the National Gallery, was de initiator; het idee erachter was om de kennis en ervaring van de Afdelingen Conservering/Restauratie en Onderzoek van de National Gallery te delen met professionals in conservering en restauratie, kunsthistorici en geïnteresseerde leken. Daaropvolgende uitgaven rapporteerden over hun restauraties, materiaal-technisch onderzoek en vooral over onderzoek naar pigmenten, bindmiddelen en kleurmetingen. Nu, 32 jaar later, heeft het Bulletin zijn 30ste uitgave beleefd. Met ingang van volgend jaar zal het Bulletin alleen nog digitaal online te vinden zijn, gratis te downloaden. Om deze overgang en tegelijkertijd ook de publicatie van de 30ste uitgave te memoreren, heeft de National Gallery een 3-daagse internationale conferentie georganiseerd, Studying Old Master Paintings: technology and practice.
De thema’s van de conferentie weerspiegelden de onderwerpen die door de jaren heen aan de orde zijn gekomen in het Technical Bulletin. De focus lag op de materialen en technieken in Europese oude meesters, maar tegelijkertijd bood het programma een reflectie op de verzameling van schilderijen in de National Gallery. Restauratoren, kunsthistorici en wetenschappers van de National Gallery en andere instellingen in Europa en de Verenigde Staten kwamen aan het woord. De rode draad in alle papers was de integratie van de verschillende, maar gerelateerde disciplines binnen en buiten het vak van schilderijenconservering /restauratie (visueel, archief-, en analytisch onderzoek). Hoewel de lezingen niet alleen werden gegeven door restauratoren, was het duidelijk dat de aanleiding voor onderzoek vaak een restauratiebehandeling was. RNM@gazine0/2009
30
Lezingen werden chronologisch, of gegroepeerd in scholen of regio's, beginnend met vroeg Italiaanse werken, gepresenteerd. Er waren veel vergelijkende, technische studies: vergelijkingen tussen individuele werken van een kunstenaar, tussen gerelateerde werken van een kunstenaar in verschillende media, tussen werkplaatsen van kunstenaars en tussen verschillende kunstenaars binnen een periode en school. Er werden bijvoorbeeld perfect gepreserveerde manuscriptillustraties naast schilderijen op paneel van de zelfde kunstenaar gezet om veranderde pigmenten toe te lichten. Ook werden frescowerken en schilderijen op paneel van de zelfde kunstenaar vergeleken, waarbij de techniek verrassend vaak overeen bleek te komen. Technieken en materialen van ensembles zijn vaak bestudeerd om ook verschillende handen te herkennen. Twee lezingen werden gegeven over de Oranjezaal, waarin meer nieuwe informatie gepresenteerd werd uit deze schier onuitputtelijke bron. Zo werd verteld aan de hand van de naast elkaar hangende schilderijen van Lievens en Van Everdingen, hoe de kunstenaars waarschijnlijk te werk gingen om de polemiek tussen colorit (ruwe manier) en disegno (nette manier) in de 17de eeuw in Nederland uit te beelden. Veel onderzoek werd ondersteund door recente ontwikkelingen in infra-rood reflectografie (met verschillende filters). Zo zijn er voor het eerst ondertekeningen gevonden bij schilderijen van Caravaggio, en is er meer duidelijkheid gekomen over verschillende soorten van transfer technieken. Er waren nog veel meer nieuwe inzichten: in pigmenten (vooral over orpi-ment, vermiljoen, stijfsel in rode lakken, blauw en groen verditer), over de ont-wikkeling van tempera naar olie als bindmiddel, over toeschrijvingen en chronologische ordening van oeuvres door technische studies, over het scannen van oude foto’s voor bewerkingen in contrast om hoge kwaliteit digitale beelden te maken, en ook over digitale manipulatie om een parket van het beeld te verwijderen. Door de recente ontwikkelingen in digitale beeld (vooral in reso-lutie) was ook het visueel gehalte van de lezingen zeer inspirerend. De 34 lezingen, en 14 posters (die ook samen worden gebundeld met nog eens 7 ongepresenteerde papers en uitgegeven door Archetype Publications, London volgend jaar) laten zien dat er over de afgelopen 30 jaar wel veranderingen in het vak van technische studies zijn opgetreden. Een opsomming aan het einde van de conferentie was zeer verhelderend in dit opzicht. Alhoewel de reden voor technische studie hetzelfde is gebleven, namelijk het zoeken naar een dieper gelegen betekenis, om als het ware onder het huid van de kunstenaar te kruipen om zijn/haar maakproces te belichten, zijn er wel degelijk veranderingen in het vak te benoemen. In het algemeen is er nu bijvoorbeeld meer archiefonderzoek gaande: op het gebied van winkelinventarissen voor kunstenaarsbenodigdheden, handelsroutes en gildepraktijken. Er worden nog steeds nieuwe ontdekt en de al RNM@gazine0/2009
31
bekende bronnen worden vaker als vaste routine geraadpleegd. Op het gebied van analyse is er tegenwoordig een nadruk op non-destructieve methodes (MoLab bijvoorbeeld); als er toch monsters genomen worden, zijn ze kleiner en wordt er meer informatie uitgehaald. Er wordt nu gebruik gemaakt van kleine nanometers in plaats van de grotere micrometers. Ook de processen van veroudering en be-schadiging worden onderzocht en daardoor ook beter begrepen. Er werd benadrukt dat de capabiliteit van onze analytische instrumenten ons begrip bepalen, en deze is over de afgelopen dertig jaar sterk toegenomen. Dit wordt mooi geïllustreerd door het voorbeeld van Sassetta. In de eerste uitgave van het Technical Bulletin werd een technisch onderzoek naar schilderijen van Sassetta gepubliceerd. Dezelfde monsters werden recent opnieuw onderzocht en het verslag van dat onderzoek staat in de laatste uitgave. Grote vooruitgang is ook geboekt in interdisciplinaire samenwerking en communicatie, zoals bij deze conferentie, maar ook in het delen van de resultaten met een breed publiek. Het gedeelde enthousiasme voor dit bijzondere vak, waar de wonderen van kunstenaars en hun creaties centraal staan, maakte het symposium tot een groot succes. Het is geen toeval dat er aansluitend een aparte congresdag over documentatie in ons vak gehouden werd door ICOM-CC/schilderijen groep bij de Wallace Collectie, op zaterdag 19 september. Centraal stond die dag een gesponsord project over het ontwikkelen van software voor digitale documentatie voor restauratoren: http://conservationspace.org/Welcome.html door de Mellon Foundation, zie ook: http://mac.mellon.org/issues-in-conservation-documentation en over de vijf pilotprojecten daaronder: http://mac.mellon.org/issues-in-conservation-documentation/pilot-projects Ook andere al bestaande methodes voor het digitale bijhouden van behandelingen (MetigoMAP http://www.fokus-gmbhleipzig.de/pdf/en/met_map.pdf werden gepresenteerd en bijzondere digitale kunstjes voor het weergeven van 3-dimensionale röntgenbeelden en voor dradentelling bij weefsel (zie abstracts: http://www.icom-cc.org/34/workinggroups/paintings/). Voor het complete programma overzicht van de conferentie: http://www.nationalgallery.org.uk/whats-on/calendar/technical-bulletin-30thanniversary-conference-programme
Eneida Parreira is zelfstandig schilderijrestaurator en Gwen Tauber is werkzaam bij het Rijksmuseum als schilderijenrestaurator
RNM@gazine0/2009
32
Workshop Ethiopische boekband in Montefiascone, Italië 17-21 augustus 2009 Thea Sibbel
Al enige tijd speelde ik met de gedachte om een cursus te volgen in Montefiascone, een klein Italiaans dorpje 100 kilometer ten noorden van Rome. Sinds 1994 worden daar ieder jaar in augustus gedurende 4 weken cursussen over diverse onderwerpen gegeven door zeer ervaren restauratoren/ conservatoren uit diverse landen. (Zie http://monteproject.co.uk/en/). Mijn collega Hester Vermeer en ik konden nog deelnemen aan de laatste workshop van dit jaar waarin de Ethiopische boekband centraal stond. De docenten waren John Mumford (hoofd van Manuscript Conservation bij de Thesaurus Islamicus Foundation) en Caroline Checkley-Scott (hoofd van de collectie van de Ryland Bibliotheek). Ter voorbereiding konden we ons alvast inlezen met een keuze uit een bibliografie en de website. http://www.hmml.org/vivarum/sgd.htm
Kelderindeopenbarebibliotheek
Het doel van de cursus was inzicht te krijgen in de geschiedenis en ontwikkeling van de Ethiopische boekband, waarbij de constructie van de band zowel in een culturele als in een historische context werd geplaatst. Naast het theoretische gedeelte werd vooral veel tijd besteed aan het praktisch werken aan een model van een vierde eeuwse Ethiopische band met boekentas.
Vijf dagen lang werden wij samen met veertien andere cursisten afkomstig uit zeven verschillende landen op kundige wijze wegwijs gemaakt in de wereld van de Ethiopische boekband. Als leslokaal diende de kelder van de openbare bibliotheek van Montefiascone (heerlijk koel; buiten was het vaak meer dan 35 graden). Het meeste materiaal (het leer, textiel, houten platten) en grotere gereedschap was daar aanwezig; het benodigde boekbindgereedschap hadden we zelf meegebracht. De eerste dag begon met een algemene introductie van de verschillende verschijningsvormen van de Ethiopische band en de bijbehorende boekentas. Het boekblok, vooraf op maat gemaakt, hadden we zelf meegebracht. De op maat gemaakte houten platten lagen daar klaar. De platten worden aan de binnenkant gevoerd met textiel (waarschijnlijk is dat tegen het breken en kromtrekken van het hout) dus moest het textiel eerst gedoubleerd worden met Japans papier. Daarna boorden RNM@gazine0/2009
Gaatjes boren
33
we gaatjes in de platten zowel dwars door de platten als schuin door de platranden naar boven. Vervolgens naaide we het boekblok direct aan de platten met de kettingsteek. De tweede dag: het textiel werd met pva aan de binnenkant van de platten bevestigd. Terwijl dat lag te drogen werkten wij aan het Ethiopisch kapitaal, dat typisch is voor de band uit die tijd. De derde dag begon met een lezing over de geschiedenis van de Ethiopische band en met name de boekentas van kamelenleer. Er werd een fotoserie getoond over de productie van het kamelenleer zoals dat tot op de dag van vandaag in Egypte wordt gedaan. Door de zeer sprekende beelden die van dit proces werden getoond ontstond bij ons allemaal trouwens wel de nodige zorg over de veiligheid en kettingsteek gezondheid van de leerlooiers. Aan het eind van de ochtend brachten we een bezoek aan het Benedictijner nonnenklooster in Montefiascone, waar nog een farmaceutische bibliotheek aanwezig is met een collectie zeer oude banden. We waren zeer vereerd dat we in de bibliotheek van deze gesloten kloostergemeenschap een rondleiding en uitleg kregen over de verschillende boeken. Er werden papieren banden met prachtige marmers, leren en perkamenten banden getoond. De collectie wordt voor studie nog regelmatig geraadpleegd, zowel door de Ethiopisch kapitaal vrouwen die daar wonen als van buiten. De middag werd besteed aan het leer om de boekband zetten en een begin maken met het snijden van de kamelenleren boekentas. Tevens werd getoond hoe het boek blind gestempeld kon worden. De vierde dag werkten we verder aan de boekentas. Deze bestaat uit twee aparte delen die ieder uit een stuk leer worden gesneden en door middel van een veter in elkaar wordt geregen. Later worden de aparte delen in elkaar geschoven. We leerden hoe je van een rond stuk leer, gespietst op een priem die klem gezet wordt op een boekenpers, een veter kunt snijden. Er werd blindstempeling getoond en de kapitaaltjes werden afgemaakt. Aan het eind van de middag brachten we een bezoek aan het leegstaande seminarie waar zich de zeventiende-eeuwse bibliotheek, gesticht door Kardinaal Barbarigo, bevindt. Het is een zogeheten witte bibliotheek, een bibliotheek met een grote hoeveelheid perkamenten banden. Vorig jaar is de collectie, die een paar zeer bijzondere oude banden bevat, binnen het seminarie verhuisd naar een andere ruimte om de boeken veilig en droog te huisvesten. Het is deze collectie oude bijzondere banden die de aanzet is geweest van het Montefiascone project.
RNM@gazine0/2009
34
Cheryl Porter, de directeur van het project, heeft in 1988, na een bezoek aan de verwaarloosde bibliotheek, mensen bij elkaar gebracht om te zorgen dat de banden gecatalogiseerd, beschreven en geconserveerd worden. Van daaruit is het plan ontstaan om conservatoren en restauratoren bij elkaar te brengen en mede in de vorm van cursussen met elkaar kennis op te doen en uit te wisselen. Veter snijden
De vijfde dag: de laatste dag. De boekentas werd afgemaakt, en voor zover daar nog tijd voor was werden de kapitaaltjes aan de band genaaid. Aan het eind van die dag waren we moe en zeer voldaan van de vele indrukken en nieuwe kennis over de Ethiopische boekband. Daarnaast hebben we door het contact met de medecursisten veel geleerd over de restauratie en conserveringpraktijk in andere landen. Met een prachtig eindproduct vertrokken we aan het eind van de middag naar Rome. Daar hebben we nog een aantal dagen doorgebracht en ons ondergedompeld in een schat aan cultuur.
Model Ethiopische band
RNM@gazine0/2009
35
In Rome hebben we ook nog genoten van een bezoek aan het restauratieatelier van het Laboratorio di restauro del patrimonio librario (Book Materials Conservation Department), dat onder leiding staat van Dott.ssa Carla Casett Brach. Dit is onderdeel van het Istituto centrale per il restauro e la conservazione del patrimonio archivistico e Librario (http://www.patologialibro.beniculturali.it/english/english.htm) Een van onze medecursisten, Luca de Bella, werkt aan dit instituut. Hij nodigde mij en twee andere cursisten, die nog een paar dagen in Rome verbleven, uit voor een rondleiding in het atelier. We werden hartelijk door hem ontvangen en kregen een paar uur de tijd om rond te kijken. Luca toonde ons de achttiende eeuwse Ethiopische band waar hij nu aan werkt en vertelde ons welk onderzoek er aan de band gedaan was en welke plannen er zijn om het te restaureren. Tevens vertelde zijn collega over het conserveringsproject van de Tracing Papers (calqueerpapier met daarop architectuurontwerpen uit de tijd dat Mussolini aan de macht was). Hij toonde een aantal van deze ontwerpen die behoren tot de collectie Oriolo Frezzotti van de stad Latina. Er werd uitgelegd hoe door middel van onderzoek en experimenten een oplossing is gevonden met betrekking tot de restauratie van dit moeilijke materiaal. Helaas mochten er geen foto’s worden genomen. Het conserveringsproject is uitgevoerd onder de technische supervisie van Federico Botti in samenwerking van Lorenzo Civiero Het resultaat van dit conserveringsproject wordt in de lente van 2010 tijdens de Salone del Restauro in Ferrara Italië. http://www.salonedelrestuaro.info Thea Sibbel is boekrestaurator bij Hoogduin Papierrestauratieatelier, Delft
RNM@gazine0/2009
36