inbo
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek - Gaverstraat 4 - B-9500 Geraardsbergen - T.: +32 054 43 71 11 - F.: +32 054 43 61 60 -
[email protected] - www.inbo.be
Proefproject Zomerjacht everzwijn Voeren Resultaten van de bejaging van everzwijn in Voeren tussen 15/05/2007 en 15/09/2007 Jim Casaer INBO.R.2008.24
INBO.R.2008.24.indd 1
07-10-2008 16:09:12
Auteurs: Jim Casaer Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is. Vestiging: INBO Geraardsbergen Gaverstraat 4, 9500 Geraardsbergen www.inbo.be e-mail:
[email protected] Wijze van citeren: Casaer, J. (2008). Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren. Resultaten van de bejaging van everzwijn in Voeren tussen 15/05/2007 en 15/09/2007. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2008 (INBO.R.2008.24). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. D/2008/3241/154 INBO.R.2008.24 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Jurgen Tack Druk: Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid. Foto cover: Everzwijn - Ph.Moes © WildlifePictures Foto cover: © 2008, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
INBO.R.2008.24.indd 2
07-10-2008 16:09:14
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren Resultaten van de bejaging van everzwijn in Voeren tussen 15/05/2007 en 15/09/2007
Jim Casaer met medewerking van Axel Neukermans, Thomas Scheppers & Jan Vercammen
INBO.R.2008.24
Samenvatting Dit rapport geeft de resultaten weer van een kortlopend project betreffende het uitvoeren van een ‘zomerjacht’ op everzwijnen in Voeren (Vlaanderen). In de zomer van 2007 werd een uitzonderlijke zomerjacht op frislingen (jonge everzwijnen) en overlopers (12 – 24 maanden oud) toegelaten in de gemeente Voeren (Limburg, Vlaanderen). Deze afwijking van het jachtdecreet had tot doel; • •
een beter inzicht te verwerven in de grootte, de opbouw en de demografische kenmerken van de populatie everzwijnen aanwezig in Voeren. de efficiëntie van een zomerjacht op everzwijnen te evalueren.
De afwijking werd aangevraagd door de Hubertus Vereniging Vlaanderen, Kenniscentrum, en toegestaan aan de hand van een besluit door de Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, op basis van artikel 33 van het jachtdecreet. Het Instituut voor Natuuren Bosonderzoek kreeg de opdracht de ervaringen van deze zomerjacht op een wetenschappelijke manier op te volgen en hierover te rapporteren. In deze periode (3 maanden) werden 6 everzwijnen geschoten. Per geschoten everzwijn bedroeg de jachtinspanning gemiddeld 39 uren aanzit. Ongeveer 1 keer per vijf aanzitsessies werden er everzwijnen waargenomen. De data verzameld in het kader van dit proefproject vormen een eerste en belangrijke stap om beheer- en jachtmethoden op everzwijn in Vlaanderen te kunnen evalueren. Er dient echter meer systematisch informatie verzameld te worden over de jachtinspanning – uren aanzit - , het aantal waarnemingen en het aantal geschoten dieren, indien men de verschillende bejagingen bestrijdingtechnieken met elkaar wil kunnen vergelijken voor wat betreft hun efficiëntie, kost en mogelijke impact. De resultaten van dit proefproject laten niet toe uitspraken te doen over de opbouw of de kenmerken van de populatie. Een van de redenen hiervoor is dat er, onder andere, geen gecoördineerde, simultane observaties plaatsvonden. Indien men betrouwbare resultaten wenst te verzamelen in de toekomst, zullen de verschillende belanghebbenden hiervoor samen, op een gecoördineerde manier, tellingen moeten uitvoeren. Gebruik maken van observatieposten aan hiervoor aangelegde voederplaatsen, zou een andere mogelijke manier kunnen zijn om een beter inzicht te verwerven in de populatiegrootte en –opbouw. Gedetailleerde en correcte jachtstatistieken verzamelen vormt echter vermoedelijk het belangrijkste element bij de onderbouwing en opvolging van het beheer van everzwijnenpopulaties.
2
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
English abstract This report presents the results of a short project concerning hunting wild boar during the summer in Voeren (Flanders, Belgium). The normal hunting period for wild boar in Flanders is from 1/10 till 31/12. Exceptionally the authorisation was given to hunt wild boar (piglets and animals between 12 – 24 months) during the summer (15/05 – 15/09). The aim of this authorisation was to; • •
get a better knowledge of the demographic characteristics of the population currently present in Voeren evaluate the efficiency of ‘summer’ hunting compared to the normal hunting period in Flanders.
The authorisation was requested by the Hubertus Vereniging Vlaanderen, Kenniscentrum (Knowledge centre of the Flemish hunting organisation) and approved by Flemish Minister for Public Works, Energy, the Environment and Nature based on article 33 of the Flemish Hunting Law. The Research Institute for Nature and Forest (INBO) was given the task to follow up and analyse the results of this ‘summer hunting’. During this 3 months 6 wild boar were shot. The average hunting effort for each wild boar shot was 39 hours. On approximately one out of five outings wild boar were observed. The results of this short term project form the first source of information required to evaluate and compare different approaches to manage wild boar in Flanders. A more systematic approach and monitoring of hunting effort, number of animals observed and hunting success, is necessary to enable a scientific comparison of the efficiency, costs, benefits en possible impact of the different approaches to manage wild boar populations. The results do not allow any conclusions as far as concerns the size and demographic structure of the population. This because, among others, no coordinated, simultaneous observations took place over the whole area. When required in the future, coordinated efforts among all stakeholders will be necessary. The use of observation on baiting stations, created for this purpose, could be another approach allowing to asses the size and structure of the population present. Collecting detailed and correct hunting statistics is however probably the most important aspect as regards the management of wild boar populations.
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
3
Inhoud Samenvatting ............................................................................................................... 2 English abstract............................................................................................................ 3 1
Inleiding ..................................................................................................... 5
1.1 1.2
Algemeen ................................................................................................... 5 Afschot zomer 2007 ..................................................................................... 6
2
Materiaal en methoden ............................................................................... 7
2.1 2.2 2.3 2.4
Het verzamelen van basisgegevens en nemen van stalen ................................... Het bepalen van de leeftijd ............................................................................ DNA - Genetica ............................................................................................ Voortplanting ..............................................................................................
3
Resultaten ................................................................................................ 10
3.1 3.1.1 3.1.2 3.2
Waarnemingsfiches ..................................................................................... 10 Aantal waargenomen dieren, waarnemingskans & groepsgrootte........................ 10 Onderverdeling naar leeftijds- en geslachtsklasse & jachtrevier ......................... 11 Afschot ...................................................................................................... 13
4
Bespreking................................................................................................ 14
4.1 4.1.1 4.1.2 4.2
Waarnemingsfiches ..................................................................................... 14 Aantal waargenomen dieren, waarnemingskans & groepsgrootte........................ 14 Onderverdeling naar leeftijds- en geslachtsklasse & jachtrevier ......................... 15 Afschot ...................................................................................................... 16
5
Samenvattend........................................................................................... 17
6
Referenties ............................................................................................... 18
7
Bijlagen .................................................................................................... 19
7.1 7.2
Bijlage I : Opnameformulier aanzit ................................................................ 19 Bijlage II: Meldingsformulier everzwijn........................................................... 20
7 8 9 9
Lijst van figuren ......................................................................................................... 21 Lijst van tabellen ........................................................................................................ 22
4
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
1 Inleiding 1.1 Algemeen
45 40 35 30 25 20 15 10
20 06
20 05
20 04
20 03
20 02
20 01
20 00
19 99
19 98
19 97
19 96
19 95
19 94
5 0 19 92 /1 99 3
Aantal toegekende evers
De aanwezigheid van everzwijnen (Sus scrofa) in de Voerstreek is een klassiek fenomeen. Tot voor kort werd Voeren beschouwd als de enige regio in Vlaanderen waar everzwijnen voorkomen (Mercelis, 2003, Casaer & Van Den Berge 2006). Het jaarlijks toegekende afschot (sinds 1992/93) schommelt tussen 6 en 39 stuks (zie figuur 1). De laatste jaren is de populatie van enkele individuen terug gestegen tot een geschatte populatie van meer dan 50 individuen (Bron: niet gepubliceerde data Agentschap voor Natuur en Bos).
Jaar
Figuur 1 Toegekend afschot in de Voerstreek voor everzwijn sinds het jachtseizon 1992/1993 (Bron: niet-gepubliceerde data Agentschap voor Natuur en Bos).
De wettelijk toegelaten bejagingsperiode voor everzwijn in Vlaanderen loopt van 1 oktober tot en met 31 december en kan enkel plaatsvinden na goedkeuring van een afschotplan (Art. 3 openingsbesluit voor de periode 2003 – 2008 // B.V.R. 18/07/2003). Op 13/11/2006 vaardigde de Vlaamse Minister voor Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur een besluit uit betreffende ‘De zomerjacht op wilde zwijnen op het grondgebied van de gemeente Voeren’. Dit besluit maakte het, op basis van artikel 33 van het jachtdecreet, mogelijk in de zomer van 2007, gedurende de openingsperiode op reebok (15/05 – 15/09), tevens biggen (frislingen) en overlopers te bejagen. Deze jacht was toegelaten van 1 uur voor zonsopgang tot 1 uur na zonsondergang en enkel van op een hoogzit. Deze uitzonderlijke bejaging moest toelaten extra informatie te verzamelen over de populatiegrootte, de populatiestructuur (geslachts- en leeftijdsopbouw) en de voortplantingstoestand van de aanwezige populatie. Daarnaast had de toegestane uitzondering tot doel de efficiëntie van de zomerjacht te kunnen vergelijken met deze van de huidig toegestane jachttijden (1/10 – 31/12).
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
5
De vraag tot afwijking van de geldende openingsperioden werd ingediend door de Hubertus Vereniging Vlaanderen, Kenniscentrum. Deze aanvraag werd door hen gemotiveerd vanuit het feit dat met de huidige openingsperioden de toegestane afschotquota niet vervuld konden worden. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) werd in hetzelfde ministerieel besluit aangeduid om de wetenschappelijke opvolging van het pilootproject uit te voeren en een rapport op te maken met de resultaten en conclusies.
1.2 Afschot zomer 2007
Figuur 2 Situering van de verschillende wildbeheereenheden in Voeren; wbe Hoogbosch (rood), wbe Voeren (geel), wbe De Planck (blauw).
In Voeren zijn er 3 wildbeheereenheden (wbe’s) actief, namelijk: “Voeren”, “Hoogbosch” en “ De Planck” (zie figuur 2). In elk van deze wildbeheereenheden (wbe) zijn everzwijnen aanwezig. Het aantal everzwijnen in de wbe Hoogbosch wordt lager ingeschat dan in de andere twee wbe’s. Op basis van de bestaande gegevens wordt de huidige totale stand van everzwijnen in Voeren geschat op een 50-tal dieren (bron: niet gepubliceerde data Agentschap voor Natuur en Bos). Op basis van deze schatting werd voor de zomer van 2007 een afschot toegekend van 22 everzwijnen. De verdeling tussen de verschillende wildbeheereenheden is als volgt: • • •
Wbe Voeren: 9 stuks Wbe De Planck: 9 stuks Wbe Hoogbosch: 4 stuks
Dit toegekend afschot heeft enkel betrekking op de periode tussen 15/05/2007 en 15/09/2007. Voor de normale bejagingsperiode van 1/10/2007 tot 31/12/2007 werd een apart afschot aangevraagd. Het toegekend afschot voor de zomer betreft enkel frislingen en overlopers. 6
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
2 Materiaal en methoden 2.1 Het verzamelen van basisgegevens en nemen van stalen Om een degelijke evaluatie van de efficiëntie van de zomerjacht toe te laten, is het nodig een zicht te krijgen op het aantal geschoten dieren en de kenmerken ervan, maar ook op de geleverde inspanningen (jachtinspanning). Aan de jagers werd gevraagd om van elk geschoten dier een aantal kenmerken op te schrijven (geslacht, datum afschot, plaats afschot, …), maar ook om bij elke aanzit een aantal basisgegevens in te vullen op een waarnemingsformulier (start van aanzit, einde aanzit, aantal waargenomen everzwijnen, zie bijlage I). Naast gegevens over de everzwijnen werd ook gevraagd het aantal waargenomen reeën te noteren. Op basis van deze waarnemingsformulieren kunnen een aantal gegevens berekend worden. In het kader van dit project gebruiken we volgende begrippen: •
•
•
•
•
•
•
Aantal en duur van de aanzitsessies: telkens er een persoon op een bepaalde plaats voor een bepaalde duur gaat aanzitten. Hieruit kan de frequentie en de totale omvang van de geleverde inspanningen afgeleid worden. het aantal waarnemingen: telkens één everzwijn of een groep van everzwijnen waargenomen wordt, beschouwen we dit als 1 waarneming. Het aantal waarnemingen komt dus overeen met het aantal keren dat er dieren geobserveerd werden. Gedurende één aanzitsessie kunnen er verschillende waarnemingen plaatsvinden. Bijvoorbeeld een eerste groep dieren die verschijnt en terug verdwijnt, waarna wat later een solitair dier geobserveerd wordt. De waarnemingskans: de verhouding tussen het aantal aanzitsessies waarbij dieren geobserveerd werden en het totaal aantal aanzitsessies. Dit vertelt ons iets over de waarschijnlijkheid om één of meerdere dieren te observeren per keer dat men gaat aanzitten. Het aantal waargenomen dieren: de som van het aantal waargenomen everzwijnen, al dan niet opgedeeld naar geslacht en leeftijd, per aanzitsessie of gedurende een bepaalde periode van het jaar. Het aantal waargenomen dieren per uur: de verhouding tussen het aantal waargenomen dieren en het aantal uren aanzit (al dan niet opgedeeld naar geslacht, leeftijd, periode van het jaar, ….). Dit gegeven kan gehanteerd worden als maat voor de densiteit aan everzwijnen in een gebied. In tijdsreeksen kan dit als ‘index’ beschouwd worden, op voorwaarde dat de waarnemingsessies gestandaardiseerd verlopen (cfr. reewildkilometertellingen). In tegenstelling tot de kilometertellingen bij reewild is deze methode niet gevalideerd aan de hand van onderzoek bij populaties waarvan de grootte gekend was en gevarieerd kon worden in loop van het onderzoek. De groepsgrootte: het aantal dieren die per waarneming samen waargenomen werden. De gemiddelde groepsgrootte kan berekend worden door het totaal aantal waargenomen dieren te delen door het aantal waarnemingen. De succesratio: het aantal dieren die effectief geschoten werden in verhouding tot het aantal dieren die behoren tot de geslachts- en/of leeftijdsklasse die geschoten mogen worden.
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
7
•
Het aantal uren per geschoten everzwijn: het totaal aantal uren aanzit gedeeld door het totaal aantal geschoten dieren (al dan niet opgedeeld naar periode van het jaar, geografisch gebied, …). Hierdoor krijgt men een beeld van de benodigde inspanning per geschoten dier. Dit resultaat kan vergeleken worden met de inverse (1 over) het aantal waargenomen dieren per uur (al dan niet gecorrigeerd voor het type dieren die bejaagd mogen worden).
Van elk geschoten everzwijn werd de kop bijgehouden. Van de vrouwelijke overlopers werd de baarmoeder bijgehouden. De stalen werden verzameld in daartoe bestemde zakken, die gelabeld werden aan de hand van 22 niet-gebruikte, genummerde reewildlabels (VG_2007_3550_Geit tot VG_2007_3571_Geit). Om het verzamelen van stalen te vergemakkelijken werd een diepvries geïnstalleerd in de loods van het Agentschap voor Natuur en Bos in Voeren (Rullen te Sint-Pieters-Voeren). Elke jager moest, na afschot van een everzwijn, de boswachter op de hoogte brengen, om vervolgens de stalen van de geschoten dieren in de diepvries te kunnen steken. Per geschoten dier werd ook een meldingsformulier (bijlage II) ingevuld. Dit formulier is vergelijkbaar met het wettelijk verplichte meldingsformulier voor reewild.
2.2 Het bepalen van de leeftijd Aan de hand van de onderkaak kan de leeftijd van de everzwijnen tot 24 maand vrij nauwkeurig worden bepaald (zie o.a. Happ 2007, Van Elsbergen et al. 2002). Hiertoe wordt de kop eerst ontdaan van de meeste vleesresten en vervolgens geplaatst in een maceratiebad (gedurende een week op ongeveer 55°C). Daarna worden de koppen boven een dubbele zeef afgespoeld en worden de laatste ‘vleesresten’ verwijderd. Tot slot gaan de koppen voor enkele dagen in de droogstoof (4 dagen aan 40°C).
Figuur 3 Enkele koppen van wilde zwijnen op de autopsietafel
8
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
Figuur 4 Voorbereiden van de koppen om in het maceratiebad te gaan.
2.3 DNA - Genetica Van alle geschoten everzwijnen werd een deeltje weefsel als DNA-staal bijgehouden voor verdere genetische analyses. Van de geschoten dieren werd een deeltje spierweefsel bijgehouden in ethanol (95%). De stalen worden voor verdere analyse bewaard op kamertemperatuur.
2.4 Voortplanting Om een zicht te krijgen op de voortplantingstatus van de populatie werd de aan- of afwezigheid van embryo’s in de baarmoeder onderzocht. Alhoewel deze categorieën everzwijnen theoretisch niet drachtig zijn op dit moment van het jaar, worden de laatste jaren ook drachtige overlopers en ‘biggen’ waargenomen in Europa. In het Groothertogdom Luxemburg werden bijvoorbeeld vrouwelijke everzwijnen van slechts 5 maanden oud geschoten die al drachtig waren. Volgens hetzelfde onderzoek worden op alle momenten van het jaar jongen geboren (Cellina 2008). Van alle vrouwelijke dieren werd daarom de uterus bijgehouden voor verdere analyses.
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
9
3 Resultaten 3.1 Waarnemingsfiches 3.1.1 Aantal waargenomen dieren, waarnemingskans & groepsgrootte In het totaal werden er 107 waarnemingsfiches binnengebracht. Samen komt dit neer op 233 uren aanzit in drie maanden tijd. De aanzitsessies werden uitgevoerd door 16 verschillende personen en in 12 verschillende jachtterreinen. De meeste aanzitsessies vonden plaats in de maand juli (figuur 5). Bij 19 van de aanzitsessies werden ook effectief 1 of meerdere everzwijnen gezien. Per aanzitsessie werd er nooit meer dan één waarneming gedaan. In het totaal komen de 19 keren dat er gedurende een aanzitsessie 1 of meer everzwijnen gezien werden bijgevolg overeen met 19 waarnemingen. De waarnemingskans (aantal aanzitten waarbij er everzwijnen werden waargenomen gedeeld door het aantal aanzitsessies) bedraagt op basis van deze gegevens iets minder dan 1 op 5 keer (0,18). In het totaal werden, cumulatief, 101 everzwijnen waargenomen over de volledige periode. Gedurende deze 107 aanzitsessies noteerden de jagers ook het aantal waargenomen reeën. Op 107 aanzitsessies werden 91 keren reeën waargenomen. Dit is 4,7 keer zoveel als het aantal keren dat er everzwijnen werden waargenomen. Het totaal aantal waargenomen reeën bedraagt 282. Dit is bijna het driedubbele van het aantal waargenomen everzwijnen gedurende dezelfde aanzitperiode. In september werden er, ondanks het feit dat er herhaaldelijk werd aangezeten, geen everzwijnen meer waargenomen. Figuur 5 geeft een beeld van hoeveel dieren waargenomen werden per maand. Uit figuur 5 blijkt dat ook in juli de waarnemingskans het hoogste was.
Aantal aanzitsessies Aantal waargenomen everzwijnen Waarnemingskans
Aantal waarnemingen Gemiddelde groepsgrootte 30
60
25
50 20 40 15 30 10 20
Waarnemingskans (*100), Groepsgrootte
Aantal sessies, aantal waarnemingen, aantal waargenomen dieren
70
5
10 0
0 mei
juni
juli
augustus
september
Figuur 5 Verdeling van het aantal aanzitsessies, aantal waarnemingen en het aantal waargenomen dieren over de verschillende maanden van het project. 10
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
3.1.2 Onderverdeling naar leeftijds- en geslachtsklasse & jachtrevier Op de meldingsformulieren diende ook de leeftijds- en geslachtsklasse van de waargenomen everzwijnen aangegeven te worden. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen beren, zeugen, overlopers, frislingen en everzwijnen waarvan de klasse niet bepaald kon worden. Deze laatste werden in de categorie ‘onbepaald’ gezet. Figuur 6 geeft een beeld van de verdeling van het aantal waargenomen dieren over de verschillende leeftijds- en geslachtsklasse.
Onbepaald; 1
Beren; 3 Zeugen; 10
Frislingen; 51 Overlopers; 36
Figuur 6 Overzicht van het aantal waargenomen dieren, opgedeeld naar leeftijds - en geslachtscategorie.
De onderstaande kaarten geven zowel de inspanning (aantal aanzitsessies), als de ‘waarnemingskans’ (verhouding tussen het aantal aanzitsessies met een waarneming en het totaal aantal aanzitsessies).
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
11
Figuur 7 Aantal aanzitsessies per jachtrevier.
Figuur 8 Waarnemingskans (aantal aanzitsessies met waarnemingen/ totaal aantal aanzitsessies) per jachtrevier. 12
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
3.2 Afschot In het totaal werden zes dieren geschoten. Uit de vergelijking met het aantal waargenomen frislingen en overlopers – bejaagbare categorieën gedurende het project - leert dit ons dat 6 op 87 dieren geschoten worden of met andere woorden een succesratio van 7%. Omgerekend naar inspanning per geschoten everzwijn komt dit neer op 39 uur aanzit per everzwijn. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de geschoten dieren, de bijhorende figuur toont aan waar de dieren geschoten werden. Geen van de geschoten dieren was drachtig. Tabel 1
Kenmerken van de geschoten dieren.
datum afschot 29-aug-07 14-jun-07 23-jul-07 23-jul-07 31-jul-07 13-aug-07
geslacht leeftijdscategorie Leeftijdsklasse volgewicht (kg) leeggewicht (kg) mannelijk frisling 6-12 maanden 68,8 52,75 mannelijk frisling 6-12 maanden 52 39,15 mannelijk frisling 6-12 maanden 68,3 52,9 vrouwelijk frisling 6-12 maanden 52,1 39,7 vrouwelijk overloper 12-24 maanden 56 44 vrouwelijk frisling 0-6 maanden 14 10,5
Figuur 9 Plaats van afschot van evers binnen de drie wildbeheereenheden (geel = 1 geschoten everzwijn, donker rood = 2 geschoten everzwijnen).
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
13
4 Bespreking 4.1 Waarnemingsfiches 4.1.1 Aantal waargenomen dieren, waarnemingskans & groepsgrootte Om het aantal waargenomen everzwijnen per aanzitsessie te kunnen duiden moeten deze resultaten vergeleken worden met gegevens uit andere gebieden. Deze gegevens behoren meestal tot de ‘grijze’ literatuur en zijn veelal niet gepubliceerd. Ter vergelijking geven we enkele cijfers die gevonden werden. In het seizoen 2006 vonden er op de Kroonjachten in Saint-Hubert (België) 204 bers- en loerjachten plaats. Hierbij werden er 58 keren everzwijnen geobserveerd (= 0,28) (Licoppe, mond. med.). Bij 109 aanzitsessies (met lokmiddel), in de zomer, in Baden-Würtemberg (Duitsland) werden er 28 keer everzwijnen gezien (=0,26) (Liebl et al. 2005). Beide resultaten liggen hoger dan de in Voeren bekomen resultaten van 0,18. Voor wat betreft het verloop van het aantal waargenomen evers in functie van de tijd (weken) bevestigen de lokale wildbeheereenheden de vaststelling dat er in augustus en september minder everzwijnen waargenomen worden. ‘Dit fenomeen doet zich elk jaar voor en is mogelijk te wijten aan het feit dat de maïsplanten een goede dekking bieden en de maïskolven komen vanaf dan ook in de "melk". Vanaf dat de evers eenmaal in deze percelen gewisseld zijn, verlaten zij deze ongraag. Vanaf die periode komen bij de WBE-besturen / jachtrechthouders de aangiften van wildschade in maïsakkers binnen en vermindert het aantal aangiften met betrekking tot schade in weilanden’ (Peeters 2007. mond. med.). Deze interesse voor ‘mais in melk’ komt tevens in een recente studie in het Groothertogdom Luxemburg duidelijk naar voor. De maaginhoud van geschoten everzwijnen in de periode juli, augustus, september bevatte bijna geen artificieel voedsel meer, hoewel dit steeds beschikbaar was, en hun dieet bestond grotendeels uit dit type maïs (Cellina 2008). Reeds in 1997 gaf Vassant de voorkeur van everzwijnen voor maïs ‘ in melk’ boven bijvoorbeeld artificiële bijgevoederde droge maïs aan (Vassant 1997). Omwille van het beperkt aantal waarnemingen waarop de berekeningen gebaseerd zijn, is het niet zinvol het verloop van de groepsgrootte in functie van de tijd statistisch te analyseren. In augustus zijn er bijvoorbeeld maar twee keren everzwijnen waargenomen zijn. De ene keer een groep van dertien, de andere keer maar 6. Een beter beeld van de grootte van de waargenomen groepen everzwijnen krijgen we door alle data samen te brengen. Figuur 10 geeft een overzicht van het voorkomen van de verschillende groepsgroottes.
14
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
Aantal keren waargenomen
7 6 5 4 3 2 1 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Groepsgrootte Figuur 10 Grootte van de geobserveerde groepen everzwijnen gedurende het pilootproject. De Y-as geeft het aantal keren weer dat een bepaalde groepsgrootte waargenomen werd.
4.1.2 Onderverdeling naar leeftijds- en geslachtsklasse & jachtrevier Eén van de grootste problemen bij de interpretatie van de verzamelde gegevens is dat er geen enkele mogelijkheid is om de waarnemingen te controleren op dubbeltellingen. De 101 waargenomen dieren kunnen makkelijk een aantal keren dezelfde dieren zijn. Dit probleem had enkel vermeden kunnen worden door het uitvoeren van één of meerdere gecoördineerde aanzitsessie(s), waarbij alle hoogzitten in het gebied tegelijkertijd bemand zouden worden. Alhoewel ook dan niet de totale populatie geteld wordt, laat deze manier van tellen toe te corrigeren voor dubbeltellingen. Hierdoor zou de ‘minimale’ stand ingeschat kunnen worden. Gezien er ook rekening moet gehouden worden met mogelijke toevalsfactoren is het te verkiezen dat een dergelijke aanzitsessie enkele malen herhaald wordt. Hierdoor wordt het mogelijk een betrouwbaarheidsinterval te berekenen op het bekomen resultaat. Een aantal argumenten werden hieromtrent door de deelnemende wildbeheereenheden aangehaald (Peeters. P. 2008) en dienen in overweging genomen te worden indien men één of meerdere gemeenschappelijke aanzitsessies zou willen organiseren: • een deel van de jachtrechthouders jaagt tegelijkertijd in verschillende wbe’s in Voeren en kan dus slechts op één plaats tegelijkertijd aanwezig zijn. • in sommige revieren van de wbe’s komen noch evers noch reeën voor, deze mensen zijn dan ook niet gemotiveerd om mee te doen en/of hebben geen hoogzitten om de observaties uit te voeren. • het gebruik van externen wordt door sommige leden van de wbe als een zware opgave beschouwd en brengt extra verplaatsingen mee, vermits de mensen naar de observatieposten gebracht moeten worden. • een zeer groot deel van de bossen in Voeren zijn eigendom van de Vlaamse Gemeenschap. Het spreekt voor zich dat ook hier op zo’n moment een aanzit gehouden moet worden. Dezelfde opmerking geldt voor de terreinen van Natuurpunt. Op basis van de bovenstaande bemerkingen wordt duidelijk dat indien men een betrouwbaar beeld wil krijgen van de aanwezige everzwijnenpopulatie, geanalyseerd dient te worden hoe men hiervoor te werk wil gaan. www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
15
Een mogelijkheid zou het uitvoeren van druktellingen in sectoren kunnen zijn. Hierbij worden de bosgebieden en hun directe omgeving door een drijverslinie doorkruist en worden de dieren geteld die doorheen de drijverslinie doorbreken, of de telblok verlaten. Deze manier van tellen resulteert in een sneller resultaat maar kan enkel in de wintermaanden uitgevoerd worden. In welke mate dit haalbaar is voor het gebied in Voeren zou verder onderzocht moeten worden op het terrein. Voor meer informatie over mogelijke verschillende telmethoden (naar analogie met reewild) en hun voor- en nadelen, zie Casaer & Malengreaux 2008. Vassant et al. (1990) pleiten voor het gebruik van gecoördineerde, gemeenschappelijke aanzitsessies, vanuit de wagen, aan hiervoor aangelegde voederplaatsen. Op basis van hun ervaringen zouden de everzwijnen zich makkelijker laten tellen vanuit een geparkeerde wagen dan wanneer er zich personen op een hoogzit bevinden. Zij geven als richtwaarde één voeder – observatie plaats per 150 ha. Als ideale periode stellen ze voor te wachten tot nà de belangrijkste geboortepiek, en vóór het ‘in melk’ komen van de maïs. Hierbij komt men, afhankelijke van de jaarlijkse fluctuaties, uit in de periode tussen mei en juli (Vassant et al. 1990). Tenslotte vermelden we nog de mogelijkheid om via non-invasive genetica de populatiegrootte te schatten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van DNA afkomstig uit geplukte haren om de individuen te identificeren. De haren kunnen geplukt worden door rond voederplaatsen een prikkeldraad op een bepaalde hoogte te bevestigen. Dankzij deze methode kan de minimale populatie berekend worden en via vangst-hervangst modellen kan de populatiegrootte geschat worden. Uiteraard vergt deze methode aan belangrijke financiële inspanning voor wat betreft het genetische luik. Het blijven bijhouden van de gegevens, die in het kader van dit project verzameld werden, (uren aanzit, waargenomen dieren, …) al dan niet aan de hand van een eenvoudiger formulier, zou naar de toekomst toe reeds een belangrijke stap vooruit zijn.
4.2 Afschot Ook de gegevens omtrent het afschotsucces moeten vergeleken worden met resultaten uit het buitenland indien men ze wil kunnen interpreteren. Voor Baden-Württemberg vinden we tussen 60 uren (aanzit op velden waar schade is) en 29 uren (aanzit met lokken) aanzit per geschoten dier, terwijl dit in Voeren 39 uren betrof. Hierbij mag echter niet vergeten worden dat in het Duitse onderzoek ook nachtaanzit toegelaten was. Vermits de cijfers van het afschot in de periode 1/10 tot 31/12/2007 nog niet gekend zijn, is het niet mogelijk een vergelijking te maken tussen de bijdrage van de zomerjacht en deze van de normale jacht, in het totaal verwezenlijkte afschot voor het jaar 2007.
16
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
5 Samenvattend •
•
•
•
•
• •
Het trekken van conclusies over de efficiëntie van de zomerjacht wordt bemoeilijkt door; o het feit dat het pilootproject slechts over een korte periode gelopen heeft (< 1 jaar) o slechts eenmalig plaatsvond (geen herhalingen), o er tot nu toe in Vlaanderen nergens vergelijkende data verzameld worden over de inspanningen die geleverd worden in het kader van jacht (aantal uren aanzit / aantal waarnemingen / aantal waargenomen dieren / aantal geschoten dieren). Hierdoor is het onmogelijk een vergelijking te maken tussen de bejagingefficiëntie van deze ‘zomerjacht’ en deze van de normale jacht op everzwijnen of de efficiëntie van de actuele bestrijdingsmethoden (inclusief toepassing van artikel 135 van de gemeentewet). Het feit dat er geen herhaalde, simultaan aanzitsessies over het hele gebied plaatsvonden, maakt het onmogelijk op basis van de verzamelde data verdere conclusies te trekken over de populatiegrootte of over de opbouw van de populatie. Gezien de grootte van de inspanning die nu geleverd werd, 233 uren aanzit, is dit een gemiste kans om de kennis over de populatie in Voeren te vergroten. Het toepassen van druktellingen of van gecoördineerde tellingen aan voederplaatsen zou een mogelijke alternatief kunnen zijn voor het verwerven van een betere kennis van de populatiegrootte en –opbouw. Verder overleg en afspraken tussen alle betrokken belanghebbenden zal nodig zijn om de wenselijkheid en praktische haalbaarheid hiervan te evalueren. Het project wijst op de grote kennislacune die opgevuld dient te worden indien men op basis van data vergelijkingen wil maken tussen de efficiëntie van verschillende bejaging- of beheerstrategieën. Hiervoor zal het nodig zijn in de toekomst meer aandacht te besteden aan het verzamelen van informatie over jachtactiviteiten en bestrijdingsmaatregelen. Er werden in dezelfde aanzitperiode drie keer zoveel reeën waargenomen als everzwijnen. In bepaalde jachtrevieren van de wildbeheereenheid werd echter niet aangezeten (of geen waarnemingsfiches ingevuld). Hierdoor is het niet mogelijk de totaalschattingen van het aantal reeën aanwezig in de drie wildbeheereenheden samen, te gebruiken om het aantal everzwijnen in te schatten.
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
17
6 Referenties Casaer, J. & Malengreaux, C. 2008. Studie ter voorbereiding van de monitoring van de reewildpopulatiegrootte in Zoniën. In press. Casaer, J. & Van Den Berge, K. 2006. Everzwijnen rond Zedelgem, West-Vlaanderen. Huidige situatie, achtergrondinformatie en mogelijke beheerscenario’s. Rapport INBO.R.2006.34. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. Cellina, S. 2008. Effects of supplemental feeding on the body condition and reproductive state of wild boar Sus scrofa in Luxembourg, Thesis University of Sussex. Happ, N. 2007. Hege und Bejagung des Schwarzwildes. Kosmos Verlag. Liebl, T., Elliger, A. & Linderoth, P. 2005. Aufwand und Erfolg der Schwarzwildjagd in einem Stadtnahen Gebiet. WFS-Mitteilungen 2/2005. Mercelis, S. 2003 Everzwijn in Verkem, S. et al. (eds). Zoogdieren in Vlaanderen: ecologie en verspreiding van 1987 tot 2002. Natuurpunt: Mechelen : België. Van Elsbergen, H., Belgard, W., Happ, N., Petrak, M. Schäfer, H-R. & Schlepper, H. 2002. Hinweise zur Hege und Bejagung des Schwarzwildes in Lande Nordrhein-Westfalen. Forschungsstelle für Jagdkunde und Wildschadenverhütung der Landesanstalt für Ökologie, Bodenordnung und Forsten, Bonn. pp 34. Vassant, J. 1997.Agrainage et gestion des populations de sangliers. Bulletin Mensuel de l'Office National de la Chasse 227: 1-4. Vassant, J. Brandt, S. & Jullien, J.M. 199O. Essai de dénombrement d’une population de sangliers par observations sur place d’affouragement. Bulletin Mensuel de l'Office National de la Chasse 147: 21-26.
18
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
7 Bijlagen 7.1 Bijlage I : Opnameformulier aanzit
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
19
7.2 Bijlage II: Meldingsformulier everzwijn
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (Gaverstraat 4, B-9500 Geraardsbergen)
20
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be
Lijst van figuren Figuur 1 Toegekend afschot in de Voerstreek voor everzwijn sinds het jachtseizon 1992/1993 (Bron: niet-gepubliceerde data Agentschap voor Natuur en Bos). ............................. 5 Figuur 2 Situering van de verschillende wildbeheereenheden in Voeren; wbe Hoogbosch (rood), wbe Voeren (geel), wbe De Planck (blauw). .......................................................... 6 Figuur 3 Enkele koppen van wilde zwijnen op de autopsietafel ............................................. 8 Figuur 4 Voorbereiden van de koppen om in het maceratiebad te gaan. ................................ 9 Figuur 5 Verdeling van het aantal aanzitsessies, aantal waarnemingen en het aantal waargenomen dieren over de verschillende maanden van het project. .................... 10 Figuur 6 Overzicht van het aantal waargenomen dieren, opgedeeld naar leeftijds - en geslachtscategorie. ......................................................................................... 11 Figuur 7 Aantal aanzitsessies per jachtrevier. .................................................................. 12 Figuur 8 Waarnemingskans (aantal aanzitsessies met waarnemingen/ totaal aantal aanzitsessies) per jachtrevier............................................................................ 12 Figuur 9 Plaats van afschot van evers binnen de drie wildbeheereenheden (geel = 1 geschoten everzwijn, donker rood = 2 geschoten everzwijnen). ............................................ 13 Figuur 10 Grootte van de geobserveerde groepen everzwijnen gedurende het pilootproject. De Y-as geeft het aantal keren weer dat een bepaalde groepsgrootte waargenomen werd.15
www.inbo.be
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
21
Lijst van tabellen Tabel 1 Kenmerken van de geschoten dieren. ................................................................. 13
22
Proefproject – Zomerjacht everzwijn Voeren
www.inbo.be