Commissie Welzijn, Zorg en Cultuur
18 juni 2002 Nr. 2002-04324, IWW
Nummer 34/2002
Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen betreffende de verstrekking van een achtergestelde lening groot e 500.000 aan de NV Groninger Monumenten Fonds.
SAMENVATTING: De NV Groninger Monumenten Fonds is in potentie de organisatie die de ruimte kan vullen tussen particuliere organisaties en de markt waar het gaat om duurzaam behoud en ontwikkeling van ons onroerend erfgoed. Voor het slagen van zo'n organisatie is provinciale steun onontbeerlijk, niet alleen in strikt financiële zin, maar ook als signaal naar aandeelhouders, potentiële aandeelhouders en het maatschappelijk veld.
Inleiding/probleemstelling Sinds de afronding van het Monumenten Selectie Project bezit de provincie 3000 rijksmonumenten, waarvan bijna de helft in de stad Groningen. Daarnaast is sprake van minstens een even groot aantal beeldbepalende panden. Het onderhoud en de exploitatie van woonhuismonumenten is in de huidige markt, met ondersteunende subsidie- of fiscale maatregelen, in de stad en omgeving nauwelijks een probleem. De provinciale steun aan de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK), de Groninger Borgen Stichting en de Stichting De Groninger Molen heeft vele panden behoed voor de sloop. Dit geldt ook voor de objectgerichte steun met Kompasmiddelen aan vele initiatieven en voor de inzet van het Provinciaal Restauratie Uitvoerings Programma. Toch worden honderden monumenten in hun voortbestaan bedreigd. Zo bezit de SOGK 50 van de 150 kerken die rijksmonument zijn, maar zitten de probleemgevallen bij de overgebleven 100. Vele kerkelijke gemeenten kunnen de touwtjes niet meer aan elkaar knopen, terwijl een bruidschat ontbreekt om de kerk over te dragen aan SOGK. Industrieel erfgoed vraagt om grote inspanningen om duurzaam te behouden. Uit een onderzoek van Stichting 2003 Jaar van de boerderij blijkt dat in de provincie Groningen sinds 1990 24% van het monumentale boerderijenbestand is verdwenen (landelijk 17 %). Kleine stichtingen met een groot monumentaal pand lopen grote risico's als de exploitant en daarmee de huur een tijdje wegvalt. Het initiatief
34-1
Een driemanschap bestaande uit een oud-directeur van de SNS-bank Noord Nederland (H. Huizenga), een oud-voorzitter van de Kamer van Koophandel (P. van der Zee) en een oudeconoom van de NAM (J. van den Bosch) zocht naar vernieuwende wijzen voor het behoud van monumentale panden, zoals de der Aa-kerk. Men stuitte op de NV Monumenten Fonds Amsterdam en kwam tot de idee dat, bij een zekere omvang, een dergelijke NV voor vele probleemgevallen een oplossing zou kunnen zijn. Daarvoor was steun van provincie en gemeente Groningen onontbeerlijk. De provincie Groningen heeft zich de afgelopen 2 jaren, samen met de gemeente Groningen, enkele stichtingen, een particulier fonds en een drietal woningcorporaties, geleidelijk ontwikkeld tot medeinitiatiefnemer en -oprichter van de NV Groninger Monumenten Fonds (GMF). Doelstelling van het GMF is het op maatschappelijk verantwoorde wijze restaureren, onderhouden en exploiteren van monumentale gebouwen en complexen in Noord Nederland, in het bijzonder in de provincie Groningen. Daarbij richt het GMF zich op panden die niet worden opgepakt door de markt of niet toevertrouwd kunnen worden aan de markt, maar ook niet kunnen worden opgepakt door beherende stichtingen. Het zijn panden die van oorsprong onrendabel zijn, maar onder bepaalde condities wel rendabel te maken zijn: industriële panden, boerderijen, molens, kerken, etc. Daarbij is, zo blijkt uit ervaringen in Amsterdam en Den Haag, een minimale omvang van 40 panden en een aandelenkapitaal van e 10 miljoen in het GMF een vereiste om een stabiele positie in te nemen. Voor het bereiken van een hogere efficiency en het beter kunnen opvangen van incidentele leegstand, moet gedacht worden aan 100 panden en een aandelenkapitaal van e 25 miljoen. De stand van zaken NV GMF Provincie en gemeente hebben hun rol in de totstandkoming van de NV GMF tot nu toe ingevuld via adviseurschap en financiële bijdragen aan twee onderzoeksprojecten. Daarbij is de oud-directeur van de NV Monumentenfonds Amsterdam ingeschakeld. Vorig jaar heeft H. Huizenga een presentatie verzorgd in de statencommissie WZC. Met de vastgoedsector zijn afspraken gemaakt over samenwerking, inbreng van panden en het nemen van aandelen. Er is een Stichting GMF opgericht met het eerder genoemde driemanschap als bestuur. Het oude waterschapshuis in Onderdendam is als eerste pand aangekocht en enkele panden in de stad Groningen staan op de nominatie te worden aangekocht. Het GMF is gehuisvest aan de Hoendiepskade in het pand van de SIG. De oprichting van de NV is aangemeld bij betrokken ministeries. Een raad van commissarissen is op de voorzitter na compleet en fungeert nu als Raad van Toezicht voor de Stichting. Met namen als H. Huizenga, A. Meijerman, H. Pijlman, M.J. Ubbens en C. Witvliet is deze Raad sterk bezet. Een deeltijddirecteur (P. van Doorn) is benoemd voor 2 jaar en een emissieprospectus is in concept gereed. De vraag De vooruitlopend op de NV opgerichte stichting GMF heeft inmiddels voor e 5 miljoen aan toezeggingen in de vorm van aandeelhouderschap of achtergestelde lening. Van de toegezegde e 5 miljoen stelt de gemeente Groningen e 1,5 miljoen beschikbaar (achtergestelde lening) uit het ISV. Vergroting van de toezeggingen naar e 10 miljoen is geen gemakkelijke opgave, aangezien de grote bedrijven, financiële instellingen en pensioenfondsen vrijwel allen in het Westen zijn gestationeerd. Op termijn ontstaan er meer mogelijkheden, wanneer een landelijk netwerk van NV Monumentenfondsen is ontstaan. Dan kan men gezamenlijk grote financiële instellingen benaderen. Bestaande initiatieven in Noord Brabant en Zuid Holland geven daarin enig vertrouwen. Aan ons is gevraagd of de provincie voor tenminste e 10.000 aandelen wil nemen als medeoprichter en zo mogelijk voor een substantieel bedrag wil deelnemen. De overwegingen Ons culturele erfgoed draagt sterk bij aan de streefbeelden van Karakteristiek Groningen (POP) en is ondersteunend aan vestigingsfactoren, toerisme en imago. Zo vragen woningmarktontwikkelingen in Noord Groningen om duurzame transformatie van monumentale en beeldbepalende panden
34-2
(rapport 2002 bureau Middelkoop). De uitvoering van bijvoorbeeld het masterplan Nieuweschans is deels gericht op herbestemming en behoud van monumentale panden. In de stad Groningen zoekt men naar uitvoering van het zogenaamde Kanjerplan met panden die bijdragen aan het culturele imago. De polsstok van bestaande organisaties en instellingen op het gebied van onroerend erfgoed reikt duidelijk niet ver genoeg om ontwikkeling en duurzaam behoud van dit erfgoed in alle opzichten te garanderen. Er zit een gat tussen dat wat aan de markt kan worden overgelaten en de reikwijdte van bestaande erfgoedstichtingen, zoals ook geconstateerd in de Cultuurnota 2001-2004. Er is dus duidelijk behoefte aan een sterke monumentenorganisatie, die inspeelt op beleidsintenties van verschillende overheden. Zo'n organisatie zou een transparante organisatievorm moeten hebben, opdat publiekprivate samenwerking vorm kan krijgen. Duurzaamheid is daarbij van belang. Dit betekent dat een nieuwe organisatie niet alleen panden moet aankopen en restaureren, maar ook exploiteren en onderhouden. De NV GMF is in potentie die gevraagde organisatie. Voor het slagen van zo'n organisatie is provinciale steun onontbeerlijk, niet alleen in strikt financiële zin, maar ook als signaal naar aandeelhouders, potentiële aandeelhouders en het maatschappelijk veld. De mogelijkheden Wij zien in essentie drie mogelijkheden om vorm te geven aan financiële betrokkenheid van de provincie bij de NV GMF. Daarbij hebben wij de mogelijkheden in ogenschouw genomen die het Nationaal Restauratie Fonds (NRF) ons bij brief (als bijlage toegevoegd) heeft geboden: 1. Het nemen van aandelen; 2a. Beschikbaarstelling van een achtergestelde lening; 2b. Garant staan voor een Stadsherstellening van het NRF; 3. Het verstrekken van een subsidie a fonds perdue of eenmalige storting in provinciaal revolving fund via het NRF. ad1. Hoewel het nemen van aandelen als overheid in een NV tegenwoordig wat minder gebruikelijk is, lijkt dit, gelet op de publiekprivate samenwerking die langdurig wordt nagestreefd, geen slechte optie. Er zijn twee nadelen aan verbonden: De procedure is lang vanwege het feit dat het Statenbesluit referendabel is en toestemming van het ministerie van Binnenlandse Zaken nodig is. Daarnaast sluit aandeelhouderschap betrokkenheid van provinciale bestuurders bij de NV uit (schijn voorkomen van belangenverstrengeling). ad2a. Een achtergestelde lening heeft niet de nadelen van aandelen, maar wel in belangrijke mate de voordelen: de NV kan het hanteren als risicodragend eigen kapitaal. Het meest logisch is een lening, die pas na 20 jaar wordt afgelost tegen een rente gelijk aan het dividend (dat bij de NV GMF maximaal 5% bedraagt) met een minimum van 3,5%. Als voorwaarde zou hieraan verbonden kunnen worden dat eenzijdig op elk gewenst moment de provincie de achtergestelde lening 1 op 1 kan omzetten in aandelen tegen nominale waarde. Hier is uiteraard wel eerder genoemde langdurige procedure voor nodig. ad2b. Een stadsherstellening is een aflossingsvrije achtergestelde lening van het NRF aan de NV tegen een rente gelijk aan het dividend met een minimum van 3,5% met een opslag van 0,5%. De opslag komt te vervallen als de lening onder garantie van de provincie wordt verstrekt. De garantie vraagt om 100% voorziening. Nadeel is dat de provincie slechts indirect (via het NRF) in beeld is en dat latere omzetting in aandelen niet mogelijk is. Bovendien heeft u in 1985 uitgesproken dat de provincie in principe geen leningen meer garandeert (gedragslijn naar aanleiding van problemen bij leningen in de gezondheidszorg). ad3. Een subsidie a fonds perdue betreft storting van een bedrag ineens, waaraan al dan niet voorwaarden worden verbonden. Nadeel is de korte periode van betrokkenheid. Door de storting te laten plaatsvinden in een provinciaal revolving fund bij het NRF en daaruit een laagrentende lening te verstrekken aan de NV GMF op annuïteitenbasis wordt de
34-3
periode van betrokkenheid langer maar meer indirect. Mogelijkheid 2a (achtergestelde lening) ter grootte van e 500.000 heeft onze voorkeur, gelet op de directe deelname, de langdurige betrokkenheid en de eenvoud van procedure. Deze mogelijkheid sluit bovendien invulling van het voorzitterschap van de Raad van Commissarissen in de startjaren door Hans Alders niet uit. Wij verwijzen hiervoor naar de notitie en beantwoording van vragen voor het seniorenconvent. De financiële dekking Het kapitaal aan aandelen en leningen van de NV GMF wordt geheel gebruikt voor investeringen in het aard- en nagelvaste erfgoed. De personeelslasten e.d. worden namelijk gedekt uit de huurinkomsten. Dekking van het te lenen bedrag uit het reservefonds CESI ligt dan ook het meest voor de hand. Het feit dat een bedrag uit CESI op indirecte wijze (via een lening) wordt geïnvesteerd lijkt ons geen bezwaar. De ruimte in CESI bedraagt op dit moment ongeveer e 3 miljoen. Wij stellen u voor het in ontwerp bij deze voordracht gevoegde besluit vast te stellen. Groningen, 18 juni 2002. Gedeputeerde Staten der provincie Groningen:
J.G.M. Alders
, voorzitter.
H.J. Bolding
, griffier.
34-4
Nr.
34/2002
Provinciale Staten van Groningen:
Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 juni 2002, nr. 2002-04324, IWW;
BESLUITEN:
1. Een bedrag groot e 500.000 uit het reservefonds Cofinanciering Economische en Sociale Infrastructuur (CESI) beschikbaar te stellen ten behoeve van een achtergestelde lening aan de NV Groninger Monumenten Fonds; 2. Het College van Gedeputeerde Staten te machtigen om de voorwaarden van de lening verder uit te werken en het contract met de NV Groninger Monumenten Fonds te sluiten. Groningen, Provinciale Staten voornoemd:
, voorzitter.
, griffier.
34-5