P5_TA(2003)0486 Belasting van personenauto’s in de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie inzake belasting van personenauto’s in de Europese Unie (COM(2002) 431 – 2002/2260(INI)) Het Europees Parlement, – gezien de mededeling van de Commissie (COM(2002) 431 – C5-0573/2002), – gezien zijn advies van 18 juni 1998 over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad betreffende de fiscale behandeling van personenauto’s die definitief naar een andere lidstaat worden overgebracht in verband met een verandering van verblijfplaats, of tijdelijk worden gebruikt in een andere lidstaat dan die waar zij zijn geregistreerd1, –
gezien zijn resolutie van 14 maart 2002 over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité over het "Fiscaal beleid in de Europese Unie - prioriteiten voor de komende jaren"2,
–
gezien het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 92/81/EEG en Richtlijn 92/82/EEG tot vaststelling van een bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnzen op benzine en op gasolie (COM(2002) 410)3,
–
onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 april 1997 over de mededeling van de Commissie: "Een communautaire strategie ter beperking van de CO2-uitstoot door personenauto' s en ter verbetering van het brandstofrendement"4,
–
gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: "Tenuitvoerlegging van de communautaire strategie ter beperking van de CO2-uitstoot door auto’s - Derde jaarlijks verslag over de effectiviteit van de strategie" (verslagjaar 2001) (COM(2002) 693),
–
gezien de verslagen die zijn gepresenteerd op de hoorzitting met deskundigen, georganiseerd door de Economische en Monetaire Commissie in maart 2003,
– gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0265/2003),
1
PB C 210 van 6.7.1998, blz. 203. PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 591. 3 PB C 291 E van 26.11.2002, blz. 221. 4 PB C 132 van 28.4.1997, blz. 210. 2
A5-0265/2003 - Rapporteur: Mary Honeyball
26/08/2003/ 1
A. overwegende dat burgers die hun auto van de ene naar de andere lidstaat willen overbrengen, te maken hebben met aanzienlijke administratieve en financiële belemmeringen, die hen kunnen hinderen in hun recht op vrij verkeer, B. overwegende dat de Commissie, het Europees Parlement en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ieder jaar een groot aantal klachten ontvangen van burgers over problemen die ontstaan naar aanleiding van grensoverschrijdend verkeer van auto’s; overwegende dat hierdoor de indruk ontstaat dat het nodig is de interne markt op dit terrein te voltooien, C. overwegende dat volgens de huidige wetgeving burgers verplicht zijn hun voertuigen opnieuw te laten registreren, zelfs in het geval van een relatief kort verblijf in een andere lidstaat, en dat deze wetgeving het bedrijven tevens onmogelijk maakt om een auto die in een andere lidstaat is aangekomen opnieuw te verhuren indien deze in een andere lidstaat geregistreerd staat, en dat het voertuig daarom leeg moet worden teruggebracht naar het land van registratie, D. overwegende dat het vervoer verantwoordelijk is voor 28% van de totale CO2-uitstoot, en dat het wegvervoer alleen al 84% van de totale vervoersgerelateerde CO2-uitstoot veroorzaakt, waarvan de helft wordt veroorzaakt door personenauto’s, E. gelet op de toenemende, door het verkeer veroorzaakte CO2-uitstoot, alsmede op de aanhoudende trend naar grote, onzuinige terreinwagens (SUV's) met krachtige en veel brandstof verbruikende motoren, F. gelet op de in artikel 5 van het zesde milieuactieprogramma vastgelegde doelstelling, nl. vermindering van de broeikasgasemissies in de verkeerssector door vaststelling en tenuitvoerlegging van aanvullende specifieke maatregelen inzake motorvoertuigen, G. overwegende dat de Europese Unie en haar lidstaten door ratificatie van het Protocol van Kyoto zich ertoe verplicht hebben de uitstoot van CO2 de komende jaren aanzienlijk terug te dringen, H. overwegende dat de Commissie, als onderdeel van de strategie van 1995 om de CO2uitstoot terug te dringen, toezeggingen van de auto-industrie heeft gekregen, die tot doel hebben deze uitstoot bij nieuwe auto’s te verminderen van gemiddeld 186 g CO2 /km tot 140 g CO2 /km in 2008/2009, I. gelet op de gemeenschappelijke doelstelling van het Europees Parlement en de Raad om de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto's uiterlijk in 2010 tot 120 gr/km te verlagen, J. overwegende dat een fiscale concurrentie tussen de lidstaten zinvol en voor een dynamische economische ontwikkeling van de EU van voordeel is, 1. is van mening dat het dringend noodzakelijk is de autobelastingen binnen de Europese Unie te herzien; 2. is van mening dat het noodzakelijk is de interne markt beter te laten functioneren door administratieve belemmeringen tussen lidstaten weg te nemen of te verkleinen, en om
2\ 26/08/2003 Rapporteur: Mary Honeyball - A5-0265/2003
bredere beleidsoverwegingen beter aan te passen, met name de verplichtingen van de Europese Unie op milieugebied; 3. is er daarom van overtuigd dat er dringend actie op nationaal niveau moet worden ondernomen om belemmeringen op het gebied van vrij verkeer van personen en auto’s weg te nemen; 4. onderstreept dat de belasting van personenauto’s niet los gezien kan worden van de brandstofbelasting of de wegenbelasting; 5. is ervan overtuigd dat het niveau van de jaarlijkse wegenbelasting die door gebruikers van particuliere auto's wordt betaald, niet van invloed is op het functioneren van de interne markt, en is van mening dat deze belasting tot het bevoegdheidsterrein van de betrokken nationale autoriteiten behoort; 6. onderstreept dat een dergelijke jaarlijkse belasting op motorvoertuigen een transparant instrument vormt, dat duidelijk de met de emissie en het verbruik samenhangende elementen aanduidt, alsmede gemakkelijk te begrijpen en te hanteren is; 7.
bevestigt in dit verband nadrukkelijk zijn bovengenoemde resolutie van 10 april 1997, en met name paragraaf 7 ervan: "7. verzoekt de Commissie ter bevordering van de introductie van zuinige en milieuvriendelijke motorvoertuigen een ontwerprichtlijn in te dienen inzake belasting op aankoop van motorvoertuigen en/of jaarlijkse motorrijtuigenbelasting in de EU met de volgende bestanddelen: - belasting uitsluitend gericht op emissies die schadelijk zijn voor het milieu (uitlaatgassen, deeltjes en kooldioxide), - indeling van ieder type personenauto overeenkomstig de EU-richtlijnen ter vermindering van de emissies van motorvoertuigen (EURO I, II en III) en vaststelling van een basisbedrag voor elk type, rekening houdend met de lagere verbruiksbelasting op dieselbrandstof, - een progressief stijgende CO2-heffing voor personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan 120 gr/km, die samen met het basisbedrag wordt opgeteld tot het eindbedrag van de motorrijtuigenbelasting, - kortingen voor types personenauto met een CO2-uitstoot van maximaal 120 gr/km, zodat de zogenaamde "3-literauto" vrijgesteld wordt van motorrijtuigenbelasting";
8. wijst erop dat het voorstel om een einde te maken aan de gunstige fiscale behandeling van dieselauto's, die in de meeste lidstaten bestaat, een effect kan hebben dat tegengesteld is aan de doelstelling de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen; 9. is ervan overtuigd dat, om een terugloop van de economische activiteit te voorkomen, de accijns op motorbrandstof niet op een veel hoger niveau zou moeten worden vastgesteld dan dat van de externe kosten van het gebruik van deze brandstof; 10. is van mening dat de belastingstructuren eenvoudig en transparant moeten worden gehouden en dat de criteria die worden gebruikt om de belasting te bepalen tot een absoluut minimum beperkt moeten blijven; is van mening dat zowel milieuoverwegingen als
A5-0265/2003 - Rapporteur: Mary Honeyball
26/08/2003/ 3
overwegingen van verkeersveiligheid belangrijke factoren zijn die, voorzover niet tegenstrijdig met elkaar, als grondslag voor een herziene belastingstructuur moeten worden gebruikt; 11. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan te zorgen voor fiscale stimulansen ten gunste van personenauto's die weinig schadelijke uitlaatgassen produceren en technologische vernieuwingen die een terugdringing van milieuvervuilende gasvormige emissies van motorvoertuigen mogelijk maken; 12. acht bovendien veranderingen op een aantal andere terreinen noodzakelijk om een optimaal milieueffect te bereiken, bijvoorbeeld door vereisten op het gebied van registratie en verzekering voor auto’s die tijdelijk van de ene naar de andere lidstaat worden overgebracht, aan te passen en flexibeler te maken; 13. is van mening dat de doelstellingen van de gemeenschappelijke 3-pijlerstrategie voor de CO2-vermindering en het gemeenschappelijk doel bij nieuwe personenauto's uiterlijk in 2010 een CO2-niveau van 120 gr/km te bereiken, zonder een op het milieu gebaseerde belasting twijfels zullen oproepen en niet te verwezenlijken zullen zijn; 14. verzoekt de Raad de derde pijler van de communautaire CO2-strategie met spoed ten uitvoer te leggen; 15. vindt het onacceptabel dat er tien jaar na de introductie van de interne markt nog zo veel belemmeringen bestaan bij de overbrenging van auto’s, veroorzaakt door administratieve praktijken of procedures; 16. roept de Commissie op om zo spoedig mogelijk voorstellen te presenteren, niet alleen als tijdelijke oplossing in afwachting van maatregelen om de registratiebelasting af te schaffen, maar ook om belemmeringen voor de interne markt als gevolg van de registratiebelasting uit de weg te ruimen; 17. herinnert aan zijn grote steun voor het Commissievoorstel uit 1998 dat tot doel had een einde te maken aan de dubbele heffing van registratiebelasting, maar wijst erop dat dit voorstel niet kon rekenen op de unanieme steun van de Raad; 18. roept de Raad dan ook op in de toekomst zijn uiterste best te doen om het aannemen van de in deze resolutie opgenomen maatregelen te bevorderen, met name omdat ze betrekking hebben op zaken die direct van invloed zijn op het dagelijks leven van de Europese burger; 19. roept de lidstaten op om, behalve de belemmeringen weg te nemen die voortvloeien uit de registratiebelasting, ook alle andere bestaande belemmeringen aan te pakken die de grensoverschrijdende overbrenging van auto’s in de weg staan, zodat de hoeveelheid tijd en geld die gemoeid is met het importeren of exporteren van een voertuig wordt beperkt; 20. verlangt van de Commissie dat zij alle nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat, overeenkomstig Richtlijn 83/183/EEG van de Raad1, auto's niet aan belasting worden onderworpen wanneer een persoon van de ene lidstaat naar de andere verhuist; verzoekt de Commissie verder te onderzoeken of de door sommige lidstaten ingevoerde beperkende 1
PB L 105 van 23.4.1983, blz. 64.
4\ 26/08/2003 Rapporteur: Mary Honeyball - A5-0265/2003
maatregelen ten aanzien van de verkoop van een motorvoertuig binnen een periode van drie jaar na de invoer ervan in overeenstemming zijn met de beginselen van de gemeenschappelijke markt; 21. roept de lidstaten op informatie over de import- en exportprocedures, evenals de vereiste documenten daarvoor, in andere talen dan de officiële landstalen te verstrekken; 22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de parlementen van de lidstaten.
A5-0265/2003 - Rapporteur: Mary Honeyball
26/08/2003/ 5