8
4
1
/2
Vul in.
Tel verder of tel terug.
215
216
329
330
437
438
4
/1
217
502
503
510
511
1 9
Zet het goede getal op de kaartjes. 0
100
200
300
400
500
600
3
30
3
Tel verder of tel terug. 10
20
30
40 240
250
260 380
430
440
450 560
2
Blok 3 • Week 1
1
Getallen
570
580
390
400
0
6
7
5 4
3
Schrijf in cijfers.
175
tweehonderd veertig
honderd vijfenzeventig driehonderd tachtig
vijfhonderd vijfenvijftig
3
honderd vierenveertig
tweehonderd zevenendertig
2
vijfhonderd elf
driehonderd achtentachtig
5
Schrijf het dubbele op.
9
15
6
30
19
125
18
26
235
30
45
250
50
75
300
Het dubbele van een getal krijg je door het getal × 2 te doen.
Schrijf steeds de helft op. De helft van een getal krijg je door te delen door 2.
100
50
50
300
200
80
350
400
60
500
600
150
550
Blok 3 • Week 1
3
4
8
H
T
E
3
6
0
4
0
4
409
0
9
9
579
1
0
1
30
650
T
E
6
5
0
Tel door of tel terug. 300
310
320
400
400
420
440
600
600
725 450
750
500
Reken uit en vul in. Hidde telt tot 1000. Na elke 50 tellen zet hij een streepje. Hoeveel streepjes heeft hij gezet als hij bij 1000 is? Hoeveel streepjes heeft hij gezet als hij bij 350 is? Hoeveel streepjes heeft hij gezet als hij bij 751 is?
4
Blok 3 • Week 1
1 9
3
400
/9
360
H
H = honderdtal T = tiental E = eenheid
4
/8
Vul in.
1
7
Tafels en deeltafels /1
×
×
×
× 2
× ×
Vul in. Reken met stappen van 5. 10
15
20
25 270
275
280 410
/2
3
475
420
480
Reken uit. 7× 5=
×
×
470
415
35
4× 5=
5× 5=
7 × 50 =
4 × 50 =
5 × 50 =
6× 5=
2× 5=
3× 5=
6 × 50 =
2 × 50 =
3 × 50 =
Maak groepjes van 5 en schrijf de som op.
➔ 10 : 5 = 2
➔
:5=
➔
:5=
Blok 3 • Week 1
5
×
2
15 : 5 = 3
6
35 : 5 =
5:5=
40 : 5 =
10 : 5 =
25 : 5 =
55 : 5 =
45 : 5 =
30 : 5 =
20 : 5 =
60 : 5 =
28 : 4 = 7
30 : 3 =
20 : 2 =
22 : 2 =
40 : 4 =
33 : 3 =
44 : 4 =
24 : 2 =
36 : 3 =
36 : 4 =
26 : 2 =
39 : 3 =
Reken uit.
Schrijf de tafel van 50 op. 1 × 50 =
7
×
=
2 ×
=
×
=
×
=
×
=
×
=
×
=
×
=
×
=
Reken slim. 1×5=5 10 × 5 = 50
Maak de sommen af. 3 × 50 = 150
6
50
5×
= 200
7×
= 210
9×
= 450
9×
= 270
Blok 3 • Week 1
8
×
×
5
50 : 5 =
0
Maak de deelsommen.
1
4
9 :
= 3
× 4 = 32
: 3 = 30
× 3 = 27
32 :
= 8
× 5 = 25
: 2 = 30
× 2 = 18
35 :
= 7
× 5 = 45
4 /9 a
×
Vul in. :
6
12
2
4
3
2
:
6
4
3
2
3
24
6
36
9
60
11
96
12
Kleur in. Kleur groen: de getallen die in de tafel van 3 en ook in de tafel van 9 zitten. 72
15 3
12
24
63
6
×
×
7
5
/8
6
54
21
27
6 30
90
45 18
81
9 36
b
Kleur rood: de getallen die in de tafels van 3, 6 én 9 zitten.
3
81
6 72
30
9 63
42
27 12
24
48
90
18
36
60 21
54
Blok 3 • Week 1
7
+
–
3 70 + 37 = 107
120 – 21 =
57 + 80 =
50 + 55 =
140 – 42 =
150 – 97 =
20 + 83 =
160 – 63 =
79 + 70 =
60 + 44 =
130 – 34 =
200 – 97 =
Reken met honderdtallen, tientallen en eenheden en vul in. E
1
1
1
H
+
T
+
E
30
+
3
=
300
+
222
217
=
200
+
+
333
205
=
200
+
+
440
250
=
200
+
+
500
275
=
200
+
+
Schrijf op welk getal er ligt.
223
8
T
333
111
3
H
Blok 3 • Week 1
– +
+
2
Tel op of trek af.
+
/1
+
Optellen en aftrekken
–
–
+
+
–
–
+
4
Schrijf in cijfers. tweehonderd tweeëntwintig
–
honderd vijfentwintig
125 driehonderd drieëndertig zeshonderd negentig
vierhonderd vierenvijftig vierhonderd dertien
vijfhonderd zevenenvijftig driehonderd eenenveertig
5
Tel op. 400 + 30 = 430
420 + 30 =
410 + 37 =
500 + 70 =
530 + 60 =
530 + 66 =
300 + 40 =
310 + 80 =
310 + 83 =
200 + 60 =
254 + 40 =
250 + 45 =
Blok 3 • Week 1
9
–
+
560 – 40 = 520
567 – 40 =
166 – 20 =
350 – 10 =
353 – 10 =
266 – 30 =
470 – 30 =
471 – 30 =
377 – 40 =
470 – 20 =
475 – 20 =
488 – 50 =
Vul in: eraf en erbij. – 10
+ 10
590
– 50
610
600
+ 50 600
600
695
695
695
700
700
700
705
705
705
42
33
14
57
–
242
95
341
180 558
Reken uit. Moeder koopt 16 mandarijnen. Carmen eet de helft op. Eva eet er 2 op. Diana krijgt de rest. Hoeveel mandarijnen krijgt Diana?
Blok 3 • Week 1
53
67
147 673
10
+ 100
Reken uit en vul in. +
/9
– 100
110
– +
72
+
/8
+
7
Trek af.
+
6
24
4 Ontdek de som Op de fiets
1 a
b
Reken uit en vul in. Bart en Emma hebben ieder een nieuwe fiets met een kilometerteller. Kijk naar de kilometerstanden van Bart. Vul in hoeveel kilometer hij iedere week heeft gefietst. Kijk naar de gefietste kilometers van Emma. Vul bij haar de kilometerstanden in. kilometerteller Bart kilometerstand
kilometerteller Emma gefietste kilometers
kilometerstand
gefietste kilometers
0049
49 km
na week 1
80 km
na week 1
na week 2
km
na week 2
26 km
na week 3
km
na week 3
27 km
na week 4
km
na week 4
49 km
Blok 3 • Week 1
11
2 a
Reken uit en vul in. Jurre gaat naar school. Dat is 3 km fietsen. Heen en terug is dat
km.
Na 5 schooldagen heeft Jurre b
Jurre moet 4 km fietsen naar het voetbalveld. Twee keer per week op en neer is
c
3
km gefietst.
km.
In een week fietst Jurre in totaal
km.
Reken uit wat er op de kilometerteller staat.
Kijk op het kaartje voor de route. Jamie en Ali zijn op fietsvakantie in Nederland geweest. De tocht duurde 8 dagen. Ze zijn begonnen in Etten-Leur. Bij de start staat hun kilometerteller op Vul de stand van de kilometerteller in. In Waalwijk:
8005
12
In Hilvarenbeek:
In Oss:
In Hilvarenbeek:
In Veghel:
In Den Bosch:
In Etten-Leur:
Blok 3 • Week 1
/4
Reken uit. Een week later maken Rody en Jay dezelfde fietstocht. Als ze terug zijn, staat op hun kilometerteller op 3439 km. Rody heeft in iedere plaats de stand van hun kilometerteller op een papier geschreven. Wat staat er op het papier van Rody? in Etten-Leur
km
in Waalwijk
km
in Hilvarenbeek
km
in Veghel
km
in Oss
km
in Den Bosch
km
in Hilvarenbeek
km
in Waalwijk
km
in Etten-Leur
/5
3439 km
Reken uit. Jakob en Valentijn gaan allebei op de fiets uit Etten-Leur naar Oss. Valentijn fietst via Den Bosch. Jakob fietst via Veghel. Wie legt de meeste kilometers af? Hoeveel kilometer is dat?
Blok 3 • Week 1
13
h
h
5 Vul in.
h
/1
3 honderdtallen + 5 tientallen + 9 eenheden = 359
/2
5 honderdtallen + 7 eenheden
=
5 tientallen + 9 eenheden
=
7 honderdtallen + 6 tientallen
=
Maak samen 400. 150
100
130
100
140
400
400
400
400
400
100 150
/3
/4
100
125
50
130
Maak de deelsommen. 15 : 5 = 3
24 : 4 =
30 : 3 =
35 : 5 =
32 : 4 =
24 : 3 =
20 : 5 =
36 : 4 =
15 : 3 =
45 : 5 =
8:4=
9:3=
Kies de juiste maat.
Kies uit: cl, dl, l.
In een maatbeker kan precies 1
l water.
De meeste emmers hebben een inhoud van 10 Een pak met 5 pakjes drinken is samen 1 In een blikje drinken zit 33 In een fles wijn zit meestal 75
14
h
Herhalen
Blok 3 • Week 1
In 1 pakje zit 2
Drie blikjes zijn samen bijna 1 In 4 flessen zit 300
=3
h h
h
h
h
h /5
h
Vul in. ×
Eerst de bovenste rij en dan de rest.
9
2
6
/7
40
25
81
63
Reken uit. Volg de pijlen.
Vul het antwoord van de som bij de volgende som in.
90 + 65 ➔ 155 – 89 ➔
:6 ➔
× 10 =
89 + 45 ➔
– 98 ➔
:3 ➔
× 5=
145 + 23 ➔
– 68 ➔
:4 ➔
× 4=
75 + 92 ➔
– 77 ➔
:3 ➔
× 5=
Reken uit. Thijs en Merel hebben elk een vierkante tuin. Ze bouwen allebei een hek om hun tuin. Hoeveel meter heeft Thijs meer nodig dan Merel?
Merel heeft Thijs heeft dus
× ×
=
meter nodig.
=
meter nodig.
8 meter ➔
Thijs heeft
➔
h
/6
36
5 9
h
16
meter meer nodig. ➔
h
4
6 meter ➔ Blok 3 • Week 1
15