VNK BULLETIN 23e JAARGANG 2012/2
Kunsthistorici
w Amsterdam DNA: verhaal of beeld? w Stoelendans der Museumdirecteuren w Eerste hulp bij crowdfunding w Inspirerende kunsthistorici over hun passie en drijfveren
VNK voorjaarsdag 2012 Amsterdam DNA: verhaal of beeld?
1
De voorjaarsdag van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici 2012 vond plaats in het Amsterdam Museum, een museum dat een naamsverandering en een nieuwe inrichting heeft ondergaan. Centraal in de VNK-lezingen stond het onderdeel Amsterdam DNA, een route van 45 minuten door de geschiedenis van Amsterdam. Dit artikel licht de verschillende thema’s toe die ter sprake zijn gekomen. Conservator Norbert Middelkoop bespreekt de rol van de kunsthistoricus in een museum dat het bijvoeglijke naamvoord ‘historisch’ uit haar titel heeft geschrapt. Directeur Paul Spies licht de genomen besluiten toe en een reactie daarop is afkomstig van UvA emeritus hoogleraar Eric Jan Sluijter.
Een nieuwe richting
Een vernieuwing was om een aantal redenen noodzakelijk. De vaste opstelling was verouderd en de rondgang door het gebouwencomplex
was onoverzichtelijk en verwarrend. De hoofdingang diende verplaatst te worden om de bezoekers aan te moedigen na hun tocht door de Schuttersgalerij het museum te bezoeken. Er was tevens te weinig ruimte voor (grote) exposities. “Het belangrijkste is misschien wel dat er in de vaste opstelling geen rekening werd gehouden met specifieke doelgroepen: iedereen kreeg hetzelfde uitputtende, historische overzicht aangeboden”, aldus directeur Paul Spies. “De gebruikersgroep van Amsterdam DNA is de buitenlandse toerist, die in een toenemend aantal nationaliteiten de stad bezoekt voor een korte ‘city break’-vakantie van slechts enkele dagen. In die dagen bekijkt de toerist de belangrijkste van de vele topattracties in de stad, waardoor er voor een bezoek aan het Amsterdam Museum weinig tijd over blijft. Deze bezoeker is in de loop der jaren veranderd: waren het vroeger hoogopgeleide, geïnteresseerde cultuurtoeristen, tegenwoordig is de museumbezoeker oppervlakkiger. Men weet van alles wat, want alles is bereikbaar geworden. Maar omdat er niet meer tijd is, wordt aan alles minder tijd besteed. Men kiest stelselmatig voor de belangrijkste onderdelen die op een moderne, multimediale en interactieve wijze Kunsthistorici 2012/2
Foto: Jeroen Oerlemans
worden aangeboden. Deze trend zal de komende decennia alleen maar verder doorzetten, ook bij het publiek in eigen land. Vandaar dat er gekozen is voor een presentatie die slechts ca. 45 minuten in beslag neemt, waarbij de gekozen topobjecten worden ‘verlucht’ met nieuwe, maar ook traditionele media.” Paul Spies legt eveneens uit waarom voor de naam Amsterdam Museum is gekozen. Het woord ‘historisch’ suggereert volgens hem een preoccupatie met het verleden, terwijl het museum zich ook terdege bezig houdt met het heden en de toekomst, hetgeen in de nieuwe inrichting beter tot uitdrukking zal komen. ‘Historisch’ werpt bovendien een drempel op voor burgers en toeristen die wat minder thuis zijn in
de geschiedenis, terwijl het museum er ook voor hen wil zijn. De legitimatie voor de naamsverandering zit hem tevens in promotionele redenen: het woord ‘historisch’ is overbodig, vele andere stadsmusea doen het zonder deze toevoeging. Daarnaast was de naam te lang voor bijvoorbeeld een fatsoenlijke URL; ‘Amsterdam Museum’ eindigt hoger in de resultaten van zoekmachines dan het ‘Amsterdams Historisch Museum’ en ‘Amsterdam’ vormt een sterkere merknaam dan ‘Amsterdam Historisch’. Heikel punt blijft, aldus het VNKpubliek, dat het Amsterdam Museum geen ruimte biedt aan een collectie hedendaagse Amsterdamse kunst. Dit is volgens Paul Spies meer een taak voor het Stedelijk Museum en het onderwerp ligt bij beide musea op tafel. Kunsthistorici 2012/2
2
Kunsthistorische visie
3
Toch roept de naamsverandering vragen op: als het Amsterdams Historisch Museum de historische noemer weglaat, is een kunsthistoricus er dan nog op zijn plaats? Kunsthistoricus Nobert Middelkoop reageert laconiek: “Deze vraag klinkt alsof we met uitsterven worden bedreigd! Gelukkig valt het allemaal erg mee, sterker nog: het werken aan een nieuwe vaste opstelling is per definitie opwindend. Bij het Amsterdam Museum was en blijft het werken aantrekkelijk voor de kunsthistorici; wat hier gebeurt heeft namelijk alles met kunstgeschiedenis te maken. De kunsthistorische conservator speelt juist een belangrijke rol bij de herinrichtingsplannen vanwege collectiekennis.” Middelkoop licht de missie van het
Amsterdam Museum toe. “Centraal staat het vertellen van verhalen gevisualiseerd in mooie en interessante objecten waarover het Amsterdam Museum ruim beschikt met haar hoogwaardige kunstcollectie. Omdat de inhoudelijke staf, bestaande uit drie historici en drie kunsthistorici, steeds zoekt naar de beste presentatievormen voor verschillende bezoekersgroepen is slechts dat deel van de collectie te zien dat past bij de verhalen. De Amsterdam DNA route is voornamelijk bedoeld voor de toerist (die 65% van de bezoekersaantallen vormt) en is ruim voorzien van topstukken. Specifiek voor DNA zijn enkele langlopende bruiklenen verwelkomd, zowel oude als nieuwe objecten.” Amsterdam DNA loopt via twee bruggen over de Schuttersgalerij en
doorkijkjes betrekken deze ruimte actief bij de route. De Schuttersgalerij is van enkele moderne groepsportretten voorzien die de nieuwe insteek van het museum illustreren. Leidraad in Amsterdam DNA is een rode achtergrondwand waarin met info-graphics illustratieve data worden weergegeven. De bezoeker wordt langs verschillende objecten geleid maar eveneens langs een reeks van animatiefilms, hands-on installaties en een 3D-projectie. Geluidsfragmenten zijn opgenomen in tien talen. Het grootste deel van de informatie behoeft echter geen vertaling door de grafische manier waarop deze is vormgeven. De Amsterdammer staat centraal in zeven perioden en wordt gekarakteriseerd aan de hand van vier kernbegrippen: ondernemerschap, vrijdenken, burgerschap en creativiteit. Na een situering van Amsterdam aan het IJ en het IJsselmeer en de verhouding van de stad tot het zeeniveau ziet de bezoeker drie hoogtepunten: de Gouden Eeuw, de tweede helft van de negentiende eeuw en de periode vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Drie gekozen scharnierperioden zijn de Alternatie, De Franse Tijd en de Tweede Wereldoorlog.
Een kritische blik
Emeritus hoogleraar Eric Jan Sluijter kijkt met een kritisch oog naar deze opstelling. Hij becommentarieerde de DNA route op verzoek van de VNK. Ondanks zijn pogingen zich
in te leven in het beoogde publiek, is zijn kritiek ferm. De rode achtergrondwand oogt naar zijn mening als een saaie folder, met soms moeilijk te begrijpen graphics. “Het concept is weinig visueel gedacht, omdat men uitging van een historisch verhaal en niet van de fysieke omgeving die de stad Amsterdam te zien geeft. In dat verhaal wil men veel - té veel - in weinig tijd vertellen; zoiets kan beter in een boek. Erg laagdrempelig is het ook niet, want er moeten flink wat kleine lettertjes worden gelezen om te begrijpen wat de ingevoegde kunstwerken ermee te maken hebben.” Omdat de Amsterdammer in de route als uitgangspunt is genomen, is volgens Sluijter onderbelicht geraakt hoé de gebouwde Amsterdamse leefomgeving zo gekomen is en hoe de objecten in het museum aangevuld met foto’s, films en animaties dat reliëf kunnen geven. De stad zelf is in deze opzet slechts decor. DNA is volgens hem de ‘onveranderlijke hardware’ waaruit de sociale kenmerken voortkomen. Dan zou de route moeten beginnen bij de bijzondere geografische ligging, bij het water en het veenmoeras. Dan zijn de dam in de rivier, de dijken, de palen, de havens en de zeehandel het logische en goed te visualiseren uitgangspunt. Hetzelfde geldt voor de spectaculaire reeks stadsuitleggen waaronder de grachtengordel. Daaruit kunnen ondernemerschap, burgerschap en vervolgens creativiteit en vrijdenken vanzelf volgen. Naar de mening van Kunsthistorici 2012/2
4
Sluijter is de fysieke stad die iedereen ziet en die zo uniek is − en door historische contextualisering nog unieker kan worden gemaakt − in Amsterdam DNA vrijwel afwezig.
Een ingewikkeld proces De keuzes die het Amsterdam Museum heeft gemaakt in de samenstelling van Amsterdam DNA verklaren deels bovenstaande kritiek. Allereerst speelt natuurlijk de beknoptheid van het verhaal dat in 45 minuten verteld moest kunnen worden een rol. Verder biedt het museum een applicatie voor de Iphone, mogelijk gemaakt door subsidie van de BankGiro Loterij. Daarmee wordt een wandeling door de stad aangereikt waarin achtergrondinformatie en relevante kunstwerken bij de belangrijkste monumenten van de stad kunnen worden opgevraagd. Op deze manier zou de bezoeker van Amsterdam de gebouwde omgeving beter beleven dan binnen een museumopstelling ooit zou kunnen. Een samenwerking met Museum Het Grachtenhuis heeft bijvoorbeeld een nadruk op de grachtengordel voorkomen; dat verhaal wordt al elders verteld. Al met al wordt duidelijk hoe Amsterdam DNA tot stand is gekomen en welke processen en keuzes een rol gespeeld hebben.
Vanuit het VNK-publiek werd benadrukt dat de juiste communicatie essentieel is maar nu ontbreekt; de bezoeker moet worden gewezen op het doel van de Amsterdam DNA-
route om het als zodanig te kunnen waarderen. Uit een publieksonderzoek dat is geïnitieerd door VUstudente Klara Javurkova in het kader van het vak ‘Intermedial Exhibitions’, blijkt dat het Amsterdam Museum voor de route ook veel goede reacties ontvangt. Bijna iedere van de 43 geïnterviewde bezoekers was enthousiast en zou de route aanraden aan vrienden of familie. De meeste kozen voor een typering van de route als ‘modern’ en ‘interessant’. Veelzeggend zijn de suggesties die pleiten voor onderzoek naar de reactie van bezoekers op daadwerkelijk aanwezige objecten en op diezelfde objecten weergegeven in nieuwe media. Daarbij moet gelet worden op de samenhang met leeftijd, sociale status en nationaliteit. Op deze manier kan specifieker worden vastgesteld hoe de door Spies omschreven trend van moderne, multimediale en interactieve mogelijkheden in museale opstellingen door de huidige bezoeker ontvangen wordt.
Tot slot
Na de rondgang die Amsterdam DNA biedt staat de bezoeker weer bij de entree, waar hij kan kiezen om te vertrekken of door te lopen naar de tijdelijke tentoonstelling of de ‘oude’ vaste opstelling. Deze oude opstelling zal in de komende jaren worden vervangen door een meer eigentijdse, getiteld: Amsterdam in Close-up. Het is dan ook wellicht wat vroeg om het Kunsthistorici 2012/2
6
7
Amsterdam Museum te beoordelen op diens nieuwe inrichting, omdat alleen de eerste fase ervan voltooid is. De vernieuwing voltrekt zich in verschillende fases, deels omdat het museum doorlopend open moet blijven voor publiek en deels uit noodzaak: de benodigde financiën worden helaas niet door de Gemeente Amsterdam, eigenaar van het gebouw en de collectie, ter beschikking gesteld en moeten dus in de loop der jaren vergaard worden via eigen inkomsten en bijdragen van derden. Er wordt reikhalzend uitgekeken naar de voltooiing van de nieuwe presentatie. Sluijter: “Het Amsterdam Museum heeft een reputatie hoog te houden. Al meer dan dertig jaar heeft het nationaal, maar ook internationaal, vooropgelopen in mooie en educatief voortreffelijke opstellingen.” Anne-Maria van Egmond MA, promovendus Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen en bestuurslid VNK. Met dank aan Paul Spies, Norbert Middelkoop en Eric Jan Sluijter.
De starter: Victorien Koningsberger Jong kunst- en architectuurhistorica Victorien Koningsberger (1986) laat zich inspireren door het naoorlogse Amsterdam, dat ze vaak fotografeert. En ze zet zich actief in voor de herwaardering van deze vaak verguisde wijken. Als voorbeeld van de nieuwe generatie kunsthistorici vindt ze opdrachten door te bloggen en vooral door te twitteren. Op verzoek van de VNK geeft Victorien haar visie op het vak: HOGERE BEHOEFTE
Beste Kunsthistoricus, het vinden van bevredigend werk in de culturele sector is niet vanzelfsprekend. Dit wist je gelukkig al toen je aan de studie begon. De kunsten komen – althans, volgens de piramide van Maslov – als hogere behoeften nou eenmaal ná de meer basale behoeften. Werkzaam binnen de wereld van de kunsten, mag je dus van geluk spreken in deze hogere behoeften van anderen te mogen voorzien. Al helemaal in deze economisch mindere tijden, immers zijn er minder financiële middelen om – kort door de bocht – jou uit te betalen. De kunsten zijn misschien wel meer dan daarvoor welkom, ‘bieden licht in donkere tijden’. Tot slot een reden om niet te sikkeneuren: uit gebrek kan creativiteit ontstaan! Kunsthistorici 2012/2
via Twitter, mijn blogs en ander schrijfwerk. En langzaamaan betaald werk mogen doen.
FREELANCER
Inmiddels ben ik sinds enkele maanden werkzaam als freelance architectuurhistorica. Met name in wederopbouwgebieden als NieuwWest, een stadsdeel waarmee ik bekend ben geraakt tijdens mijn scriptie over hoogbouw in naoorlogse Amsterdamse wijken. Wijken die beter en positiever bekend raken onder een groter publiek door initiatieven als het Van Eesterenmuseum, gewijd aan stedenbouwkundige Cornelis van
9 NETWERKEN: HET NIEUWE SOLLICITEREN
Na de Bachelor Kunstgeschiedenis en Master Architectuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht ben ik in het voorjaar van 2011 afgestudeerd. Zes jaar heb ik mij kunnen voorbereiden op ‘de zoektocht naar werk’. Of eigenlijk had ik al werk tijdens mijn afstuderen, via een studiegenoot, als deeltijd receptioniste. Het studiegerelateerde werk zou later wel komen. Door een extra stage bij ARCAM Architectuurcentrum Amsterdam en vrijwilligerswerk voor het Van Eesterenmuseum in Amsterdam Nieuw-West, zette ik mijn eerste stappen in het Amsterdamse architectuurwereldje. Mijn aan-
Eesteren, en cultureel programma Nieuw-West Open (60 jaar toekomst). Voor deze initiatieven mag ik werken, een omgeving waar ik mag pionieren. Of ik bang ben voor de onzekerheid die ik ondervind als freelancer? Makkelijk is het niet altijd, maar het is bovenal leuk én ik mag van geluk spreken een steentje te mogen bijdragen aan een betere leefomgeving van mensen, waar de basale en hogere levensbehoeften samenkomen. Victorien Koningsberger www.victorienkoningsberger.nl
wezigheid op vakgerelateerde bijeenkomsten en het actieve netwerk op sociaal medium Twitter trok mij nog dieper het wereldje in. Waar ik eerst een student met ambities was, werd ik een vakgenoot. Dat je een jonge vakgenoot bent, zonder de ‘vier jaar werkervaring’, is juist een pré. Mits je geïnteresseerd, enthousiast en flexibel bent, nieuwe ideeën hebt, en bereid bent voor weinig de handen uit te mouwen te steken. Vacatures heb ik links laten liggen, investeren in het netwerk bleek effectiever. En leuker. Niets is namelijk zo sfeerverlagend als een opeenstapeling van afwijzingen; borrelen met vakgenoten werkt daarentegen enthousiasmerend. Wat ook enthousiasmerend werkt is serieus worden genomen door de ‘gevestigde orde’. Te merken aan positieve reaties Kunsthistorici 2012/2
Kunsthistorici 2012/2
Foto’s: Victorien Koningsberger
‘Start de muziek!’: Stoelendans der Museumdirecteuren De stoelendans is een spel dat al eeuwen gespeeld wordt, ook in de 21ste eeuw. Niet door kinderen maar door museumdirecteuren. Niet met stoelen, maar met de directeurszetels. Het spel wordt gespeeld op de maat die gedicteerd wordt door de musea, die op hun beurt meedeinen op het ritme van de bezuinigingen.
13
Een toeschouwer van deze dans beschrijft deze 21ste-eeuwse variant van het spel: “De zetels staan in een kring en de directeuren zitten elk op hun eigen zetel. De muziek start. De directeuren beginnen met dansen. De muziek stopt en snel zie je de directeuren weer zoeken naar een stoel die nog vrij is. De toeschouwers beginnen druk met elkaar te praten en je ziet de journalisten alles opschrijven over wat men hier aanschouwd. Hier en daar wordt wat geld verdeeld van de weddenschap om de zetel van het Scheepvaartmuseum. Er werd hoog ingezet op een wisseling, maar de uitkomst van de dans is een behoud van de zetel. Je ziet in de drukte dat de directeur van het Centraal Museum terecht is gekomen bij Museum Boijmans van Beuningen, de directeur van Rijksmuseum Twente gaat naar het KröllerMüller Museum en de directeur van Stedelijk Museum de Lakenhal zit stevig op de zetel van het Centraal Museum. Enkele directeuren blijven staan. De stoelen van een aantal musea zijn tenslotte vanwege sluiting weggehaald. Zoals het spel betaamt, zijn er altijd meer deelnemers dan stoelen.” Deze stoelendans is niet nieuw, want vanzelfsprekend is de zetel van de
directeur tot op bepaalde hoogte inwisselbaar. Maar het karakter van het spel is veranderd ten opzichte van de vorige eeuw, toen deelnemers als Willem Sandberg en Edy de Wilde nog deelnamen. Het tempo is anders en de zetels die worden aangeboden zijn opnieuw gestoffeerd. Bovendien kennen de deelnemers onderling meer diversiteit. Het is opvallend hoe vaak in musea de directeuren onderling van plaats ruilen. Het is een verschijnsel dat, aan de oppervlakte, de inwisselbaarheid van zowel directeur als zetel lijkt te onderstrepen. Een oorzaak hiervan is misschien te vinden in het economische klimaat waarin deze instellingen en directeuren zich bevinden. Het ritme van de tijd en het tempo van de musea zijn immers bepalend voor het spel en de deelnemers, zeker wanneer deze getekend worden door bezuinigen en herstructurering.
De nieuwe zetel
Schaarste leidt regelmatig tot projectmatig werken. De basis van projectmanagement is dat geld maar één keer kan worden besteed. Het gaat dus om het beheersbaar maken van de middelen om er beter controle op uit te kunnen oefenen. Zodoende beheersen projectbudgetten de werkvloer en musea houden de bezoekersaantallen nauwlettend in de gaten. Een vriendenkring wordt opgezet en sommige musea zetten de verbouwing van winkel en entree in om ‘klaar te zijn voor de toekomst’. Het takenpakket van de directeur verandert Kunsthistorici 2012/2
14
15
in die omgeving en de zetel van een directeur in een museum is niet meer hetzelfde. Een duidelijk voorbeeld hiervan was de wissel van Sjarel Ex van de zetel van het Centraal Museum naar Museum Boijmans van Beuningen. Ex had hiervoor het Centraal Museum een nieuw en fris profiel gegeven en werd als ‘cultureel ondernemer’ verwelkomd in Rotterdam om daar dezelfde bezem door de organisatie te kunnen halen.1 Het was duidelijk dat het museum een andere weg in wilde slaan met een meer publiekgeoriënteerde directeur aan de top. Er zijn meer musea die een dergelijk anders opgezet takenpakket aan de nieuwe directeur willen meegeven, of in veel gevallen moéten meegeven. Zo is daar de spagaat waarin Charles Esche van het Van Abbemuseum zich momenteel bevindt doordat zijn ideeën geliefd zijn, maar de Gemeente Eindhoven meer bezoekers in het museum wil zien. Zo krijgt ook hier de directeur een ander takenpakket toegeschoven. Niet alleen de manier waarop een directeurspost in sommige gevallen
rigoureus anders weer in de markt wordt gezet, zegt iets over het nieuwe karakter van het spel. De manier waarop de musea een nieuwe directeur op de vrijgekomen zetel vragen plaats te nemen is een keuze die op een bijna ‘dorpse’ wijze geschied. Ook hierin is de tijdgeest terug te zien. Niemand koopt meer een Philips LCD televisie omdat de MediaMarkt aankondigt dat deze LCD televisie de beste is. Een kijkje op tweakers.net laat weten dat mede-consumenten op dit model wel het een en ander hebben op te merken en MediaMarkt en Philips vallen hiermee hard door de mand. Ook voor directeuren geldt de stoelendans als een marktplaats waar door middel van beoordelingen van een commissie de ‘long lists’ en ‘short lists’ worden samengesteld die de nieuwe aanwinst bepalen. Het doet denken aan een dorp, waarbij het ‘ons kent ons’-principe regeert en alleen een aanbeveling van iemand uit de gemeenschap je succesvol kan maken. Daar komt niemand van buitenaf tussen. Na een aantal gesprekken om de te
De illustrator: Agnes Loonstra
behalen doelstelling voor de instelling en de ambities van de nieuwe kandidaat-directeur op elkaar af te stemmen, wordt hij of zij vervolgens gekozen. Het spel wordt hiermee complexer. Het geeft aan dat het niet meer vanzelfsprekend is dat een instelling en directeur elkaar op het juiste moment vinden en een langdurig partnerschap met elkaar aangaan. Er staat meer op het spel en het is van belang dat de verbintenis werkt. Hoe comfortabel hij of zij zit in die zetel, is meer dan ooit bepalend voor de levensduur van de directeur in het spel, zoals de bondscoach van het Nederlands elftal niet beter of slechter is dan zijn laatste EK.
De deelnemers
Wanneer mondige burgers en (on-)noodzakelijke bezuinigingen de tijdgeest en daarmee het ritme van het spel bepalen, is het vanzelfsprekend dat ook de deelnemers niet dezelfde meer zijn als in de vorige eeuw. Hun achtergrond lijkt meer divers te zijn geworden en het is zeker niet meer alleen de conservator die doorgroeit
Agnes Loonstra verzorgde de illustratie bij het artikel ‘Stoelendans der Museumdirecteuren’. Zij is niet alleen illustrator, maar ook vormgever, zangeres en zangcoach. Ze werkt daarnaast als VJ en animator op het grensgebied van deze disciplines. Haar illustraties verschenen onder andere in Het Parool en De Pers en zijn daarnaast regelmatig terug te zien op het digitale Utrechtse kunstplatform Lucy. Loonstra won recent een ontwerpwedstrijd voor verpakkingsmateriaal van de KLM. Afgelopen juli rondde Agnes haar project ‘Elke dag een ding’ af, waarbij ze een jaar lang elke dag een verse illustratie maakte en op Facebook plaatste. www.agnesloonstra.nl Ben of ken jij een illustrator die ook een bijdrage wil leveren aan Kunsthistorici? Stuur een mail naar:
[email protected]
naar de zetel van directeur of de ‘kenner’ die het wint van de ‘doener’. De directeuren van nu zijn andere kunsthistorici dan hun voorgangers. Daarmee heeft niet alleen de vorm van het directeurschap door sturing vanuit de musea een gedwongen verandering ondergaan, maar is ook de directeur zelf in deze tijd een andere man of vrouw. In dit kader is ook een artikel dat vorig jaar in het VNK-bulletin verscheen interessant. Daarin ziet Annemieke Hoogenboom ook in de kunstgeschiedenisopleidingen een verschuiving weg van het ‘kennerschap’, en daarmee in het algemeen een nieuwe vorm van de beoefening van het vak.2 De vorige eeuw heeft directeuren gekend als Edy de Wilde, Willem Sandberg, Wim Beeren en kenmerkend aan hen was dat hun beleid samensmolt met de uitstraling van de instelling: carrières waarbij juist het kennerschap, avantgardistische ideeën en baanbrekende tentoonstellingen de boventoon voerden. Hoe mooi de loopbaan van Sandberg ook was, de directeuren van nu kunnen niet meer de Sandberg van toen zijn in deze tijd, getuige de spagaat van Esche. Daarnaast is het nog maar de vraag of de directeuren van nu twintig jaar bij hetzelfde museum zouden willen werken. De arbeidsmarkt is dynamischer geworden ten opzichte van de vorige eeuw. Het wisselen van baan is normaler geworden. De Sociaal Economische Raad (SER) Kunsthistorici 2012/2
16
constateerde in een advies over baanmobiliteit in 2011: “De raad is van mening dat baan-baanmobiliteit van groot belang is voor een goede werking van de arbeidsmarkt. Daarbij hoeft het niet alleen te gaan om carrièreverbetering (opwaartse mobiliteit), maar kan het ook gaan om een stap naar een andere baan waar de werknemer meer op zijn plek is. Het gaat erom dat de werknemer iets kan doen dat beter bij hem of haar past, in een andere baan of door aanpassingen in de huidige functie.”3
Toekomstmuziek
17
Zo lijkt daar aan de oppervlakte de inwisselbaarheid van de directeur waarneembaar, maar is er eigenlijk een machtsverschuiving aan het plaatsvinden van de werkgever naar de werknemer. Hierbij groeit de werknemer (in dit geval de directeur) niet meer door als conservator in een museum van junior- naar hoofdconservator om daarna te eindigen als directeur in datzelfde museum. De werknemer heeft de vrijheid om meerdere werkgevers te hebben of om opeenvolgend in verschillende musea de positie van directeur te bekleden (die nieuwe baan-baanmobiliteit waar het SER over spreekt), of om als ZZP-er een directeurspositie te bekleden en daarnaast nog eigen activiteiten te ontplooien. Het spel van de stoelendans in de 21ste eeuw kent zodoende een veel bredere top van directeuren die deelneemt aan de dans dan een eeuw geleden. Deze top is flexibel en multi-disciplinair. Aan de andere kant zitten de zetels die worden aangeboden juist steeds krapper. Deze
variant van de stoelendans is dan ook een ongelukkige wisselwerking van vraag en aanbod. Daarbij moeten door de huidige economische tendens in veel gevallen de inhoud, traditie en kernwaarden van een instituut het onderspit delven. Het is lastig voor een museum om een directeur te vinden die zich voor meerdere jaren committeert om een basis te leggen die voor langere tijd mee kan. Tegelijkertijd is het moeilijk voor een directeur zich thuis te voelen op een stoel die net wat te krap zit. Het is te hopen dat in de toekomst de dans weer op een rustiger ritme kan worden uitgevoerd, met een tempo dat de musea voortaan zelf kunnen bepalen. Zo zit Hendrik Driessen, de directeur van Museum de Pont, al sinds 1989 comfortabel op zijn zetel. Het is misschien veelzeggend dat dit museum dan ook altijd financieel onafhankelijk is geweest.
Leonie Hangoor
drs. Leonie Hangoor (1985) studeerde Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. Ze studeerde af in de richting hedendaagse kunst met als specialisatie muziekvideo. Tegenwoordig werkt ze bij het Koninklijk Paleis Amsterdam als coördinator openstelling. Ze is medeoprichter van stichting Wanoor, een projectbureau dat zich richt op crowdfunding in de culturele sector met als doel bestaande kennis, kunde en geld in te zetten voor nieuwe projecten.
Tentoonstellingsmateriaal zoekt ‘nieuwe’ museumzaal Kunsthistorici en andere museummedewerkers stoppen veel tijd, moeite en geld in het maken van tentoonstellingen. Na afloop gaan de kunstwerken weer terug naar het depot of naar de bruikleengevers. Het tentoonstellingsmateriaal verdwijnt echter vaak in de kostbare opslag of zelfs in de container. Zeker met het oog op de huidige bezuinigingen is dat zonde. Door enkele vakgenoten is een sympathieke oplossing gevonden voor dit probleem. Zij richtten Museumplaats op: een website waar gratis de mogelijkheid geboden wordt om deze materialen uit te wisselen. Op die manier wordt samenwerking in de culturele sector gestimuleerd en tegelijkertijd komt het hergebruik van materiaal zowel het budget als het milieu ten goede. Alles, behalve kunst, wordt er verhandeld: van sokkels tot portofoons, van touchscreens tot garderobekasten. Deze objecten krijgen zo een tweede leven in een ander museum. Meer informatie?
1 Henny de Lange, ‘Boijmans heeft cultureel ‘ondernemer’ als Sjarel Ex hard nodig’, Trouw 14 januari 2004. 2 Annemieke Hoogenboom, ‘Over kennis en kunde. Kunstgeschiedenis toen en nu’, Kunsthistorici 22 (2011) nr. 3, pp. 3-5. 3 Sociaal Economische Raad (Commissie Arbeids markt- en Onderwijsvraagstukken), ‘Werk maken van baan-baanmobiliteit’, advies nr. 2011/05, 15 april 2011.
Kunsthistorici 2012/2
www.museumplaats.nl
Kunsthistorici 2012/2
18
Eerste hulp bij crowdfunding
19
Een kunsthistoricus heeft het niet makkelijk. Waar vrienden met een ander beroep en een vast contract rondrijden in leaseauto’s en een laptop, Blackberry én Ipad van de zaak krijgen, moet de kunsthistoricus het doen met tijdelijke contracten hier en daar, een reiskostenvergoeding die in de meeste gevallen niet dekkend is, en die Ipad kan al helemaal op de buik geschreven worden. En als het dan lukt om een baan te bemachtigen, moet er weer geld voor mooie projecten of collectieaankopen bijeengesprokkeld worden. Projecten (en dus vaak ook indirect het salaris van een kunsthistoricus) vallen of staan met subsidies en de laatste tijd in steeds belangrijkere mate bij het vinden van financiële middelen door middel van crowdfunding. De regering wil dat we in de kunstwereld ons geld ergens anders gaan zoeken: bij het publiek. Het is eigenlijk heel simpel, een cultureel initiatief moet voldoende draagkracht vinden bij een publiek dat bij wil dragen aan de totstandkoming, en heeft dan pas bestaansrecht. Men redeneert zo: als iets de moeite waard is, wil men er wel voor betalen en anders maar niet. Dat is natuurlijk niet in alle gevallen realistisch, want de aankoop van
een belangrijk archief zal bij het grote publiek minder tot de verbeelding spreken dan die van een schilderij van een oude meester, en dus minder geld opleveren. En dat zegt niet altijd iets over het belang van een dergelijke collectie. Toch is het de moeite waard om als kunsthistoricus of als culturele instelling een poging te wagen financiën bij het publiek te vinden. En al die extra aandacht voor het desbetreffende project is daarbij mooi meegenomen. Maar hoe zoiets nu aan te pakken? We zetten enkele voorbeelden op een rijtje ter inspiratie.
Publiek adopteert schilderij, boek of vrouw
In 2006 gaf het Dordrechts Museum haar publiekslieveling Gezicht op de oude Maas bij Dordrecht (1651) van Jan van Goyen terug aan de erven Goudstikker. Maar twee jaar later kon het museum het schilderij voor 3,5 miljoen euro terugkopen, mede dankzij de inwoners van de stad die massaal geld doneerden. Door een even succesvolle actie van Rijksmuseum Twenthe vorig jaar, kon het museum een Gainsborough aan de collectie toevoegen. Het Boomachtig landschap (ca. 1746) is een belangrijk sleutelstuk, want in geen andere museale collectie in ons land is een werk van deze Kunsthistorici 2012/2
Thomas Gainsborough, Boomachtig landschap met een rustende herder bij een zonnig pad en schapen, ca. 1746, olieverf op doek, 28 x 23 cm, collectie Rijksmuseum Twenthe. (Beeld: Rijksmuseum Twenthe) Kunsthistorici 2012/2
kunstenaar te vinden. Verschillende fondsen brachten 90% van het benodigde aankoopbedrag binnen, en de overige 37.800 euro werd binnen slechts vier weken tijd bij het publiek opgehaald en zelfs ruim overschreden.
21
Museum Meermanno startte uit pure noodzaak voor haar voortbestaan een adoptie-actie onder de titel: ‘Boek zoekt vrouw, man en bedrijf’. Het uitgangspunt is een aantrekkelijke selectie collectiestukken waarover men zich voor kleine en grote bedragen kan ont-fermen. De gulle gever krijgt afhankelijk van het gedoneerde bedrag - een mooi pakket extra’s, zoals een certificaat van adoptie en een persoonlijke bezichtiging van het object en toelichting van de conservator. Bedrijven mogen hun logo op de website publiceren en een exclusieve bijeenkomst met relaties in het museum houden. Ook deze actie is een mooie manier om het publiek bij de museumcollectie te betrekken en zo extra draagkracht te verwezenlijken. Nog een aardig voorbeeld is het project 1001 vrouwen, met het doel een naslagwerk en tentoonstelling over 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis te realiseren. Ter ondersteuning kan men al voor 15,- euro vastenwonder Besje Meurs adopteren, en voor 500,- euro reuzin Trijntje Keever. En natuurlijk zijn er weer allerlei leuke extra’s voor de gulle gever.
Veilingen
Dit jaar organiseerde het RKD (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie) voor de eerste keer in haar geschiedenis een benefietveiling ten behoeve van de conservering van een archief. Het RKD houdt zich al enkele jaren bezig met het beheer van zilverarchieven en nam via deze weg het initiatief om extra financiering voor het Archief Bonebakker te zoeken. De collectie van dit bekende zilver- en juweliersbedrijf bestaat uit een groot aantal unieke ontwerptekeningen die om dringende restauratie vragen en vervolgens in digitale vorm aan het
Atlas van Blaeu, 1662-1665. Een topstuk uit de collectie van Museum Meermanno dat ter adoptie wordt aangeboden.
publiek aangeboden zullen worden. De opbrengst van de veiling legde een mooie basis, maar de kosten zijn nog niet volledig gedekt en het RKD hoopt ze via donaties alsnog binnen te halen. Het Vincent van GoghHuis in Zundert startte vorig jaar een artist-in-residence project waarbij kunstenaars gedurende een maand in de voetsporen van Van Gogh traden en zich lieten inspireren door zijn geboorteregio. Ze stonden vervolgens twee van hun werken af: één aan de museumcollectie en één aan een veiling. De opbrengst van de laatste kwam weer ten goede aan
het project zelf. Alle werken werden verkocht met een totaalopbrengst van 4500 euro, waardoor een deel van de kosten werd gedekt. Eerder organiseerde de Vriendenvereniging van het Van GoghHuis al samen met Zundertse kunstenaars een veiling waar zij met hun kunst geld ophaalden om de collectie uit te breiden. Voor de opvolger van deze veiling aanstaande september hebben zich al dertig kunstenaars aangemeld: een mooi voorbeeld van externe financiering voor een klein museum door een zeer betrokken regio.
Een platform om iets aan de man brengen
Hulp bij crowdfunding wordt geboden via het digitale platform Voordekunst dat in 2009 opgericht werd door het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Doel was om maatschappelijk draagvlak voor kunstprojecten te vergroten en ondernemerschap bij kunstenaars te stimuleren. Inmiddels is het geen puur Amsterdamse zaak meer en is er een partnerschap met o.a. de ING Bank en de stichting CultureelOndernemen. Het is handig om te weten dat de meeste projecten van dit platform voor 100% gefinancierd worden. Begin juli passeerde Voordekunst zelfs de magische grens van 1 miljoen aan donaties. De categorieën van projecten in wording variëren van beeldende Kunsthistorici 2012/2
22
23
kunst tot muziek en van architectuur tot tentoonstelling. Ook interessant voor kunsthistorici dus! Een voorbeeld van zo’n jonge kunsthistorisch ondernemer die via Voordekunst extra financiering zoekt, is Sandra Muller. Zij is bezig met de oprichting van Galerie VERS., een galerie met als doel recent afgestudeerde kunstenaars verder te helpen in hun carrière, door o.a. hun werk te verkopen en te exposeren. Naast een online galerie wil VERS. zich als popup-galerie presenteren rondom culturele evenementen en beurzen. Mullers voorstel is inmiddels geaccepteerd door Voordekunst en wordt binnenkort op de website gepresenteerd. Een ander sympathiek initiatief op dit gebied is Micromecenaat, opgericht op 10 mei 2012 met de doelstelling interactie tussen kunstenaars en kunstliefhebbers te bevorderen. Hoewel deze vorm van crowdfunding niet direct beroepsmatig interessant is voor kunsthistorici, is het toch de moeite waard om in dit artikel kort te noemen. Het werkt als volgt: een aangesloten kunstenaar creëert via dit platform een eigen kring MicroMecenassen en onderhoudt een nauwe relatie met zijn donateurs. Zij worden uitgenodigd in het atelier, krijgen jaarlijks een kunstwerk en daarnaast altijd korting op een aankoop. Op die manier
Toekomst
De benefietveiling die het RKD op 3 juni organiseerde ten behoeve van het Archief Bonebakker.
bouwen kunstenaar en mecenas een band op die verder gaat dan een anonieme financiële bijdrage. Een nog recenter crowdfundingbedrijf is Wanoor, dat als projectbureau geld wil genereren met al bestaande kennis en arbeid, en met dat geheel wil bijdragen aan een project waarvoor geen financiering is. Wanoor probeert vooraf een sponsorende ‘crowd’ te vormen (bijvoorbeeld bestaande uit ZZP-ers die 1 uur van hun weeksalaris afstaan). Men sponsort dus niet direct een zelf uitgekozen project (zoals bij Voordekunst), maar vult met z’n allen een spaarpot die voor van alles ingezet kan worden. Kunsthistorici 2012/2
Het is de laatste jaren gebleken dat crowdfunding in de culturele wereld toekomst heeft en vele voordelen kent. Het biedt de aanvrager de uitdaging om creatief en ondernemend te denken. Daarnaast is het directe contact met het publiek een absolute meerwaarde, want dat creëert draagvlak voor een initiatief. Het wil echter niet zeggen dat subsidies en fondsen afgeschaft kunnen worden. De kosten die bij de meeste kunsthistorische projecten komen kijken, zijn vaak vele malen hoger dan een simpele crowdfunding-actie kan opbrengen. Bovendien is het ophalen van een hoog bedrag voor de verwerving van een bijzonder schilderij een
truc die een museum niet voor alle nieuwe aanwinsten kan uithalen. Een dermate groot beroep op het publiek is niet realistisch en zal zijn succes niet blijven herhalen. Ook vaste lasten zoals huur en personele kosten zullen niet uitdagen tot aanvullende financiering vanuit de maatschappij. Bij een bijzondere gelegenheid biedt crowdfunding echter grote mogelijkheden die door bovenstaande voorbeelden bewezen worden en wellicht inspiratie bieden om zelf aan de slag te gaan. Annemiek Rens MA, Kunsthistoricus en (web)redacteur VNK
Een atelierborrel voor micromecenassen bij kunstenaar Niels Janssen (Beeld: Micromecenaat)
24
Op de werkvloer: Ron Dirven Ron Dirven (Etten-Leur, 1962) is sinds 1 januari 2008 directeur-conservator van het Vincent van GoghHuis in Zundert. Hij was nauw betrokken bij de oprichting en invulling van dit ‘levend kunstcentrum op de geboortegrond van de wereldberoemde schilder’. De VNK vroeg hem naar zijn passie voor het vak, zijn visie op het fenomeen ‘Van Gogh’ en zijn toekomstplannen voor het museum:
Van Gogh wil naar huis
25
Een Amsterdamse dame zei me eens: “Zundert is erg goed in het scheppen van illusies”. Met zo’n opmerking kun je meerdere kanten op, maar natuurlijk zie ik het graag op de positieve manier. Met niets of bijna niets hebben we van het Vincent van GoghHuis een plek van herinnering gemaakt waar werkelijk iets gebeurt met de bezoeker. Niet alleen informatie, maar ook betekenis, beleving en vaak zelfs emotie. Wie van de kunst van Van Gogh wil genieten gaat naar Amsterdam of Otterlo. Voor het verhaal achter die kunst zijn de plaatsen waar hij geleefd en gewerkt heeft van belang. Een reis langs die plaatsen begint steevast in zijn geboortedorp Zundert. Hier heeft hij tot zijn zestiende gewoond. Dit waren de vormende jaren voor Van Gogh als mens, bepalend voor de latere kunstenaar. Over deze belangrijke
periode is bitter weinig bekend. Geen werk, geen brieven, en veel van het oorspronkelijke dorp is verdwenen. De uitdaging is groot als kunsthistoricus met alle beperkingen toch een verantwoord en levendig verhaal aan te bieden over de jeugdjaren van Van Gogh. De reguliere methoden zijn hiervoor ontoereikend. Om de afstand in kennis en tijd te verkleinen, dient de verbeeldingskracht van de bezoeker sterk(er) geprikkeld te worden. Daarvoor is een vertaalslag nodig van droge informatie naar boeiende presentatievormen. In onze vaste presentatie ‘Vincent van Gogh: De wortels van een meester’ hebben we dat gepoogd te doen door middel van een interactief visueel hoorspel. De expositie reageert op de bezoeker. Die komt terecht in een desolate kamer. De meubels zijn afgedekt met witte lakens. De stem van Vincent van Gogh (vertolkt door acteur Jochem ten Haaf) fungeert als gids. Kunsthistorici 2012/2
27 Zijn geest keert met je terug naar
zijn geboortehuis, dat er niet meer is. Wanneer je een meubel nadert, doemen daar projecties op met beelden van vroeger en Vincent gaat gesprekken aan met zijn familieleden. De dialogen zijn ontleend aan hetgeen hij in zijn brieven schreef over zijn jeugd in Zundert. Deze wijze van vertellen sluit meer aan bij de Amerikaanse dan Europese traditie. Denk aan het hoorspel War of the worlds (Orson Welles) of de speelfilm Lust for Life met Kirk Douglas als Vincent van Gogh. Ook de nieuwe biografie Van Gogh: The Life door Naifeh & Smith is veel spannender geschreven dan Nederlandse kunsthistorici doorgaans plegen te doen.
De Amerikaanse auteurs, met een juridische achtergrond, hebben als ware detectives de lacunes tussen de beschikbare informatie durven in te kleuren. Sceptici zullen deze praktijk nooit aanvaarden, maar voor de lezer komt Van Gogh wel sterker tot leven en daardoor veel dichterbij. Zolang de wetenschappelijke zorgvuldigheid gewaarborgd blijft, door het onderscheid tussen feitelijkheden en interpretatie helder aan te geven, acht ik deze manier van beoefening van kunstgeschiedenis toelaatbaar en zelfs te prefereren boven al te voorzichtige opsomming van feiten. Het maakt ons vak immers aantrekkelijker voor een veel breder publiek. Zo vind ik het jammer dat de recente correctie op ‘het laatste Kunsthistorici 2012/2
schilderij van Van Gogh’, van Korenveld met kraaien naar Boomwortels, niet gepaard is gegaan met de toevoeging van een mooie betekenislaag. Het eerste doek is altijd een sterk symbool geweest voor zijn zelfmoord. Voor het nieuwe laatste doek zou een interpretatie ook zeer welkom zijn. Ik denk dat dit schilderij symbool staat voor Vincents verlangen terug te keren naar huis, naar zijn Brabantse wortels op de Buisse Heide in Zundert. Binnen de werkgroep Biografie Van Gogh Brabant ga ik dit idee veder uitwerken. De komende jaren verrichten we met deze werkgroep intensief onderzoek naar de Brabantse periode van Van Gogh. Dit zal resulteren in een wetenschappelijke uitgave, maar ook weer in nieuwe presentatievormen zoals Points of Interest via QR-codes en, in samenwerking met NHTV Game Academy Breda, een 3D reconstructie van Zundert uit de tijd van Van Gogh. Dit Virtuele Zundert zal onder andere door koppeling aan Google World Wonders worden ingezet als promotiemiddel voor de te ontwikkelen route Van Gogh Europe. Deze route focust op een totaalbeleving van Van Goghs werk en zijn levensverhaal, gericht op internationale toeristen.
waarom zij zo ‘gek’ zijn op Van Gogh. Steevast krijg ik te horen dat dit komt vanwege zijn dramatische levensverhaal. Dit spreekt tot de verbeelding en dat sterkt mij in de overtuiging dat wij in de presentatie van onze kunstgeschiedenis die verbeelding niet langer mogen schuwen. Ron Dirven www.vangoghhuis.com
28
Aan bezoekers uit Japan, tegenwoordig ook steeds vaker uit China, stel ik regelmatig de vraag Kunsthistorici 2012/2
Vincent van Gogh, Boomwortels, Auvers-sur-Oise, juli 1890, Olieverf op doek, 50 x 100 cm, Vincent van Gogh Stichting
Kunsthistorici 2012/2
Kunsthistorici 2012/2
31
Nieuwe (web)redacteur
Nieuw bestuurslid
Annemiek Rens (1985) volgt Sophie van Steenderen op als redacteur van de website en het bulletin van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici. Annemiek studeerde in 2008 af aan de Universiteit Utrecht in de master Moderne Kunst. Haar scriptie over de vergeten kunstenaar Gust van de Wall Perné (1877-1911) behaalde in 2010 de scriptieprijs van de Vereniging Vrienden Nieuwe Kunst 1900 en diende als basis voor de tentoonstelling en bijbehorende publicatie vorig jaar in CODA Apeldoorn. Sinds 2009 is Annemiek verbonden aan het RKD (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie) waar ze onder andere bijdraagt aan ontsluiting en onderzoek naar de collectie rondom De Stijl. Ook assisteert ze momenteel prof.dr. Saskia de Bodt (UvA) en Museum Meermanno bij het project ‘Historie Nederlandse Boekillustratie’. Daarnaast werkt ze aan publicaties en tentoonstellingen voor o.a. Vincent van GoghHuis Zundert, MMKA, Gemeentemuseum Den Haag en Museum Kröller-Müller.
Saskia van Kampen (1976) is conservator Stadscollectie bij Museum Boijmans Van Beuningen en sinds enkele maanden bestuurslid van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici. Daarnaast treedt zij op als secretaris van de Karel van Manderprijs 2012, die in het teken staat van architectuur. Van Kampen studeerde aan de Amsterdamse en Utrechtse Hogeschool voor de Kunsten en was aansluitend enkele jaren werkzaam als beeldend kunstenaar. Ook werkte zij als kunstadviseur bij een filmproductiemaatschappij in Amsterdam. Tussen 2006 en 2008 doorliep zij de master museumconservator aan de Vrije Universiteit / Universiteit van Amsterdam en was zij conservator-in-opleiding bij het Stedelijk Museum in Amsterdam. Als conservator Stadscollectie stelde Van Kampen diverse tentoonstellingen samen waaronder Atelier Van Lieshout – Infernopolis (2010) die plaatsvond in de Onderzeebootloods in het havengebied van Rotterdam. Momenteel bereidt zij een bestandscatalogus en essaybundel voor met betrekking tot 25 jaar Stadscollectie Rotterdam. Deze komt naar verwachting in januari 2013 uit. Kunsthistorici 2012/2
Nog geen lid van de VNK? De Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici wil kunst- en architectuurhistorici in Nederland bij elkaar brengen en kennisoverdracht, ontmoeting en discussie binnen het vakgebied bevorderen. Dat doen we onder andere door het organiseren van bijeenkomsten, door het uitgeven van een bulletin en door een actieve website en social media. Meer dan 1000 kunst- en architectuurhistorici in Nederland en daarbuiten zijn al lid van de VNK. Als lid blijf je op de hoogte van het laatste nieuws uit het vakgebied en krijg je de
mogelijkheid regelmatig collega’s te ontmoeten en je netwerk uit te breiden. Studenten en mensen zonder baan kunnen bovendien voor een lager tarief lid worden. Aanmelden? Stuur een email naar de ledenadministratie:
[email protected] Vermeld hierin achternaam, voorletters en titel, privé adres, postcode + woonplaats, geslacht, afstudeerrichting en e-mailadres. De kosten van het lidmaatschap, inclusief het abonnement op Kunsthistorici, zijn € 30 per jaar (mensen met een betaalde baan), of € 23 (studenten en mensen zonder betaalde baan).
Colofon Kunsthistorici wordt uitgegeven door en onder verantwoordelijkheid van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK) 23ste jaargang, nr. 2 september 2012 Redactie Annemiek Rens MA, hoofd- en eindredactie Anne-Maria van Egmond MA, redacteur drs. Claire van den Donk, redacteur Opmaak Trillend Huis
33
Redactieadres Bijdragen aan website en bulletin kunt u mailen naar: Annemiek Rens MA
[email protected] Deze uitgave kwam tot stand met medewerking van: Agnes Loonstra Leonie Hangoor Paul Spies Norbert Middelkoop Eric Jan Sluijter Victorien Koningsberger Ron Dirven Museumplaats Bestuur VNK prof. dr. Claudine Chavannes-Mazel, voorzitter Renske Cohen Tervaert MA, secretaris drs. Claire van den Donk, penningmeester prof. dr. Lex Bosman Terry van Druten MA Anne-Maria van Egmond MA dr. Merlijn Hurx drs. Saskia van Kampen Abonnement Een abonnement op Kunsthistorici is inbegrepen bij het lidmaatschap van de VNK. De jaarlijkse contributie bedraagt € 30,- voor leden met
Groepsfoto tijdens een kunsthistorisch congres bij Slot Zuylenstein 1939
een betaalde baan en € 23,- voor leden zonder betaalde baan, ongeacht in welke maand men zich opgeeft. U wordt verzocht gebruik te maken van de toegestuurde betalingsinstructies. Voor meer informatie kunt u zich wenden tot de ledenadministratie. Kunsthistorici wordt digitaal verspreid. Opzegging Lidmaatschap en abonnement worden jaarlijks stilzwijgend verlengd. Het lidmaatschap kan alleen schriftelijk bij de ledenadministratie worden opgezegd, op elk moment en met onmiddelijke ingang. Adreswijzigingen s.v.p. doorgeven aan de ledenadministratie. Postadres secretaris Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici Postbus 1410 3500 BK Utrecht Secretariaat & Ledenadministratie Marie-Louise de Ridder Postbus 1410 3500 BK Utrecht E-mail:
[email protected] Telefoon: (030) 253 64 37 (uitsluitend op dinsdag en vrijdag van 10.00 tot 14.00)
www.kunsthistorici.nl © Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten van de afbeeldingen volgens wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, worden verzocht zich tot de redactie te wenden. Kunsthistorici 2012/2