2009 26/2
R ondom den H erdenbergh Van Jaarbeurs tot Herdenbergher
Archeologische vondsten in Baalder
Een woning voor de burgervader
De parabel van Olde Albert 1
Colofon
Inhoud
Rondom den Herdenbergh Kwartaaltijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving ISSN: 1380-3921
Lidmaatschap: € 15,00 per kalenderjaar. Ledenadministratie en -contributie: Dhr. G. Wolbink, Alb. Risaeusstraat 8c, 7772 AV Hardenberg, 0523-267036, E-mail:
[email protected] Bankrelatie: Rabobank: rek.nr. 3849.47.824 Druk en vormgeving: Olbo Thuis in Alle Media, Hardenberg
V a n J a a r b e u r s t o t H e r d e n b e r g h e r
3
E. Wolbink
Als eerste deel van een historische ‘kroegentocht’ door Hardenberg wordt een bezoek gebracht aan café den Herdenbergher aan het Oosteinde. Vanaf 1918 wordt de geschiedenis van dit horecapand beschreven, onder verschillende namen en met verschillende eigenaren/beheerders.
’ t H u y s i n H e e m s e
12
K. Oosterkamp
In de hoop dat het ouderlijk huis door zijn uitvliegende dochters ervaren werd als het ’t Huys in Heemse, gaf vader Kampman circa 1980 zijn huis aan de Hessenweg 11 deze naam. Het is de veertigste aflevering in de serie Huizen-van-naam.
E e n w oning voor de burgervader
14
A.C.A. Pullen
Secretariaat: Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg, tel. 0523-265624 (openingstijden: ma-di-do-vr: 09.00-12.00 uur). Website: www.historiekamer.nl E-mail:
[email protected] Algemeen Bestuur: Dhr. H.H. Bulthuis (voorzitter), Eikenlaan 15, 7771 DW Hardenberg, 0523-263608 Dhr. F. Hamhuis (secretaris), Esweg 32a, 7771 CR Hardenberg, 0523-261433 Dhr. A.J. Barnard (alg. adjunct), Oosteinde 13, 7772 CA Hardenberg, 0523-261786 Mevr. D. Reefman (penningmeester), Hoornblad 15, 7772 MG Hardenberg, 0523-266241 Mevr. H. Reinders, Alb. Risaeusstraat 16, 7772 AV Hardenberg, 0523-266515 Dhr. H. Hindriks, Parallelweg 18, 7691 AA Bergentheim, 0523-231700 Dhr. L. Odink, Zwartedijk 29a, 7775 PA Lutten, 0523-681850 Redactiecommissie: Dhr. K. Oosterkamp (eindredacteur), Baalder-Esch 6, 7772 JV Hardenberg, 0523-263104 Mevr. D. Hesselink-Zweers (secretaris), Pinksterbloem 7, 7772 NK Hardenberg, 0523-272484 Mevr. J. Luisman-de Jonge, Adm. Helfrichstraat 43, 7772 BV Hardenberg, 0523-260620 Dhr. A.C.A. Pullen, Kalmoes 11, 7772 MD Hardenberg, 0523-263901 Dhr. A. de Roo, Mercuriuslaan 10, 7771 EH Hardenberg, 0523-262212 Dhr. E. Wolbink, Parkweg 1-105, 7772 XP Hardenberg, 06-15128514
Een uitvoerig gedocumenteerde en geïllustreerde beschrijving van de historie van de voormalige burgemeesterswoning ‘De Peppel’ aan de Jan Weitkamplaan. Het geheel gerenoveerde pand moet wellicht verdwijnen…
A r c h e o l o g i s c h e v o n d s t e n i n B a a l d e r
21
W. Dimmendaal
Onze gastauteur beschrijft de ontdekkingen die men vooral in de crisisjaren ’30 deed bij het afgraven van de Baalder es en welke invloed die vondsten hebben gehad op het duiden van de oudste geschiedenis van onze streek.
D e p a r a b e l v a n o l d e A l b e r t
27
J. Luisman-de Jonge (red.)
Disse keer gien bi-jdrage van de warkgroep dialect, maar een ooggetugeverslag van een uniek tafereeltie dat zich rond 1900 of-espeuld hef an de oevers van de Vechte tussen Banthem en Rheeze. ‘t Is verteld en op-etekend in 1962 deur professor Jan Waterink.
In een volgend nummer
-
Van Leering, Nijhoving en Hema
-
Het onderwijs in Hardenberg, deel II
-
N.A.D. Kamp Heemse
-
De Maria Magdalena Bewaarschool
Van de Jaarbeurs tot den Herdenbergher (een historische kroegentocht door Hardenberg #1) E. Wolbink
Prentbriefkaart van het Oosteinde anno 1916. Geheel rechts op het braakliggend terrein verrees in 1918 café de Jaarbeurs. Origineel bij: J. HofsteedeKremer, Hardenberg.
Café de Jaarbeurs (1918-1935)
aan het Oosteinde in Hardenberg. Dat gold zowel voor fusten bier als gebotteld bier op flessen.
Ruim negentig jaar geleden werd een stuk grasland aan het Oosteinde verkocht door Hendrik ten Broeke uit Stad Hardenberg. De nieuwe eigenaar van het perceel was Hendrik Zweers Janszoon, alias Henduk van Jan Rond. Hendrik was in 1888 geboren als achtste kind van koopman Jan Zweers en Truida Klingenberg. Vader Zweers was in later jaren raadslid en wethouder. Hendrik groeide op in een gezin van negen kinderen. Hij trouwde eind 1911 in Holten met de acht jaar oudere Maria Johanna Kolling uit het Gelderse Laren. Het echtpaar vestigde zich in Stad Hardenberg, waar een half jaar later hun eerste kind geboren werd. Ze noemden hem Jan, naar opa Zweers. Het jaar daarop, op 16 mei 1913, werd in het Salland’s Volksblad door de Beiersche Bierbrouwerij ‘De Amstel’ in Amsterdam bekend gemaakt dat zij de verkoop van haar bieren voor Hardenberg en omstreken had gegund aan Hendrik Zweers Janszoon, wonend 3
Nog geen maand later verhuisde het gezin Zweers naar Heemse, waar Hendrik ook nog een mineraalwaterfabriekje begon. Hij stond in die tijd in de bevolkingsregisters vermeld als bierbottelaar, bierhandelaar en mineraalwaterfabrikant. Blijkbaar wilde hij graag terug naar de stad, want begin 1918 kon hij, zoals gezegd, van Ten Broeke het bewuste stuk grasland kopen nabij het oude kerkhof. Op dat perceel liet Hendrik een café met woonhuis bouwen. Het minimalistisch bestek is bewaard gebleven in het Gemeentearchief. Daaruit blijkt dat de volgende vertrekken moesten worden gerealiseerd: een gelagkamer van 6,5 bij 5,3 meter, een biljartzaal van 5,6 bij 5 meter, een woonkamer van 4,45 bij 3,5 meter, een keuken van 4,15 bij 3,5 meter, een bijkeuken van 3,25 bij 2,09 meter, een kantoor van 1,9 bij 1,85 meter en op de bovenverdieping een slaapkamer van 4,2 bij 4 meter.
Details van de in het archief van Stad Hardenberg bewaard gebleven bouwtekening, anno 1918.
Prentbriefkaart van het café de Jaarbeurs. Kastelein Hendrik Zweers staat helemaal rechts met naast hem zijn vrouw die zoon Jopie op haar arm draagt, ca. 1920.
Na ongeveer een half jaar bouwen, in een periode waarin de Eerste Wereldoorlog nog volop woedde en materialen in Nederland moeilijk verkrijgbaar waren, kon het café van de familie Zweers op zaterdag 5 oktober 1918 toch feestelijk geopend worden. De plaatselijke krant meldde dat de bekende karakterhumorist Johannes Heunders uit Groningen de opening zou opluisteren en iedereen was welkom om deze horeca-aanwinst te bewonderen. Bij die opening kreeg het café de naam de Jaarbeurs. Het jaar daarvoor was in Utrecht de allereerste grote jaarbeurs gehouden in de voormalige Fruithal en Korenbeurs op het Vredenburg. De tweede jaarbeurs was gehouden op 2 maart 1918, kort voordat Hendrik Zweers besloot een café te laten bouwen. De massale toestroom van publiek in Utrecht heeft hem er waarschijnlijk toe bewogen om zijn nieuwe café dezelfde naam te geven, hopend op een groot publiek…
Al in januari en februari 1919, de grote oorlog was eindelijk ten einde, werden er vergaderingen gehouden van onder andere de gedemobiliseerden en niet-gedemobiliseerden om te komen tot het oprichten van een afdeling van de Bond van Nederlandse dienstplichtigen. Het jaar daarop kreeg Zweers ‘last’ van het gemeentebestuur. Het wilde hem aanvankelijk geen vergunning verstrekken voor de verkoop van sterke drank in het klein. Het bestuur was van mening dat het maximum in de gemeente al was bereikt en de bestaande cafés hadden daar het eerst recht op. Toch gelukte het Zweers, dankzij het sluiten van een ander café, om de vergunning te verkrijgen. Het gezin Zweers werd op 4 april 1922 uitgebreid door de geboorte van Johannes Albertus. Dan verschijnt opeens op 6 juni 1924 een advertentie in het Salland’s Volksblad waarin notaris Zwamborn uit Heemse aankondigt dat hij van plan is om vier dagen later het enkele jaren eerder nieuw gebouwd café de Jaarbeurs van Hendrik Zweers in veiling te brengen. De advertentie meldde dat het ging om een pand dat zeer geschikt was voor hotel en gunstig gelegen aan de Voorstraat in Stad Hardenberg. In het pand bevond zich een bierbottelarij en een mineraalwaterfabriek met diverse machines. Blijkbaar is de verkoop niet doorgegaan of was er geen animo, want Zweers bleef eigenaar van de Jaarbeurs en zette er zijn werkzaamheden voort.
4
Begin 1929 kreeg Hendrik toestemming om het bestaande café te verbouwen en te vergroten. Aannemer E. Kampman uit Heemse mocht de verbouwing uitvoeren, waardoor aan de achterzijde van de grote zaal een toneelruimte van vijf bij zeven meter kon worden aangebouwd. Vanaf dat moment konden er toneelvoorstellingen en andere optredens gehouden worden. Weer een jaar later, op 5 mei 1930 vroeg Zweers vergunning voor het bouwen van een waranda. De veranda was ontworpen door de plaatselijke architect en gemeenteopzichter J. Breukelman. Het vergrootte het caféoppervlak met vijfentwintig vierkante meter.
Op 30 juli 1935 maakte het bestuur van Stad Hardenberg bekend dat Geert ten Cate de vergunning voor de verkoop van sterke drank in het klein wilde overnemen. Origineel: Gemeentearchief Hardenberg.
Vechtstreek van 23 maart werd aangekondigd dat op de eerste april het café met schuur en erven en tuingrond zou worden verkocht. De onroerende goederen werden bij opbod geveild door notaris Schut. Daarbij werd Herman Zwijze, de grootgrondbezitter uit Gramsbergen die Huize Bouwlust bewoonde, de nieuwe eigenaar. Het gezin Zweers vertrok in augustus van dat jaar naar Oldenzaal.
Hotel-café-restaurant Ten Cate (1935-1965)
Dat de Jaarbeurs destijds tot de grotere cafés van Hardenberg behoorde, blijkt uit een opgave over 1932. Daarin werd een overzicht gegeven van de hoeveelheid liters gedistilleerd die door de caféhouders in Stad Hardenberg geschonken waren. Willem Baving verkocht 28,90 liter; Rudolf Emanuel de Bruin 111,16 liter; Sjoerd Leering 1470,49 liter, Arendje Frijling-Knol 585,91 liter en Hendrik Zweers 626,76 liter. Café de Jaarbeurs was dus populair en nam na het grote café Leering een goede tweede plaats in. In die tijd brak wereldwijd de grote depressie uit, een economische crisis die zijn weerga niet kende. Ook Nederland werd er hard door getroffen en Hendrik Zweers kon het financieel niet langer bolwerken. De uitgaven overstegen de inkomsten en daarom moest hij op 1 maart 1935 failliet worden verklaard. In de plaatselijke krant De
Prentbriefkaart van de Jaarbeurs, ca. 1930-1935. Aan de straatzijde de in 1930 gerealiseerde uitbouw (veranda). Origineel bij: J. HofsteedeKremer, Hardenberg.
5
Herenboer Zwijze kreeg de Jaarbeurs in eigendom, maar liet al in De Vechtstreek van 25 mei 1935 een advertentie zetten waarin hij kenbaar maakte dat het pand voor de duur van één jaar gehuurd kon worden, met een optie van nog een jaar. Daarop meldde zich Geert ten Cate. Hij was chauffeur en monteur van beroep en woonde aan de Julianastraat in Hardenberg. Geert werkte tot die tijd bij zijn broer, de rijwielhandelaar en garagehouder Derk ten Cate. Deze had aan het Oosteinde een zaak waar hij onder andere automobielen van het merk Chevrolet verkocht en repareerde. Jongere broer Geert huurde vanaf 1 augustus 1935 de Jaarbeurs en nam de volledige vergunning van Zweers over. Ook ging hij er wonen, samen met zijn vrouw Theodora Johanna Helena ten Berg en de commensaal (kostganger) P.P. van Meggelen. De Jaarbeurs bestond in die tijd uit een oppervlak van 110 vierkante meter, en kon door middel van een uitneembaar tussenschot verdeeld worden in twee lokalen van respectievelijk 74 en 36 vierkante meter.
Briefhoofd, anno 1936.
De veiligheid in Hardenberg werd er in die tijd volgens de locale media niet beter op. In De Vechtstreek van 21 november 1936 werd bericht dat er weer was ingebroken en weer in dezelfde omgeving. In de nacht van woensdag op donderdag had de inbreker zich door een w.c.-raampje toegang weten te verschaffen tot het café de Jaarbeurs van de heer Ten Cate. Het radiotoestel was verdwenen. Het w.c.-raampje was te klein geweest om het toestel door naar buiten te brengen. Toch was het verdwenen, misschien wel gewoon door een deur die daarna van binnen weer was afgesloten? De marechaussee zou de diefstal onderzoeken.
De Amsterdamsche
Eens in de veertien dagen hield men een dansavond in Café Ten Cate. Het etablissement had dan veel gasten, maar daar waren bijna geen Hardenbergers bij. De danslessen werden gegeven door Dries Hertsenberg uit Slagharen. Vaak was een accordeonband aanwezig om livemuziek te spelen. Dit vermaak was snel afgelopen toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en de Duiters al snel de verkoop van sterke drank aan banden legden. De Ten Cates mochten slechts kleine rantsoenen jenever en bier in voorraad hebben. Geld konden ze nauwelijks meer verdienen. Het café werd mede daardoor al snel een plaats waar zwarte handel werd gedreven. Duizenden distributiebonnen verwisselden er van eigenaar. Gerard ten Cate herinnert zich hoe boer Kamphuis van ’t Holt door de Duitsers werd opgedragen om met paard en wagen naar Zwolle te rijden. Daar moest hij flessen wijn en grote
In De Vechtstreek van 7 september 1935 meldde de redactie dat het welbekende café de Jaarbeurs op diezelfde zaterdag officieel en feestelijk zou worden heropend. Men schreef: We hebben een kijkje genomen en konden constateren dat de ruime zalen er door de nieuw aangebrachte frisse kleuren zeer aantrekkelijk uitzien. Door gordijnen zijn gezellige zitjes aangebracht voor clubjes, die afzonderlijk willen zitten. De zalen worden gaarne beschikbaar gesteld voor vergaderingen. Goede consumptie wordt gegarandeerd. En zoo wenschen wij dan den nieuwen eigenaar gaarne succes! De opening werd muzikaal aangekleed door het optreden van een jazzband. Het gezin Ten Cate bestond toen uit vader en moeder, zoon Ties en zoon Gerard. Gerard kan zich nog goed kan herinneren hoe hij als zesjarige van de Julianastraat naar het Oosteinde verhuisde. Ook is hem bijgebleven dat in de keuken en bijkeuken nog pinnen uit de vloer staken waarop Zweers voorheen zijn machines van de bierbottelarij en mineraalwaterfabricage had staan. Het café was altijd al een echt rood café, een plek waar vooral de arbeidende klasse vaste gast was en waar de stem des volks gehoord werd. De ‘elite’, zoals de gegoede middenstand, ging gewoonlijk naar café Leering aan de Markt. Op 14 december 1935 verscheen in De Vechtstreek een advertentie waarin Geert ten Cate aankondigde dat hij van plan was een biljartclub op te richten. Belangstellenden konden zich melden in Café de Jaarbeurs.
Bank n.v. hield op de maandagochtenden kantoor in het café de Jaarbeurs, ca. 1938.
Advertentie in De Vechtstreek van 30 mei 1936.
6
hoeveelheden kaas ophalen en naar Hardenberg brengen. Die goederen werden opgeslagen in café Ten Cate, op het toneel. Met behulp van de coulissen ‘organiseerde’ men het merendeel van de goederen onder het toneel. Zo leverde het de familie Ten Cate meer op dan de Duitsers…
Wateroverlast in het Oosteinde, anno 1946. Café Ten Cate en andere gebouwen leden grote schade. Aan de gevel hing het reclamebord ‘Châteauwijn Gebr. Boer’. Origineel: Gemeentearchief Hardenberg.
Al die tijd, sinds 1935, was het café eigendom van de familie Zwijze. Door vererving kwam het in 1945 in het bezit van de erfgenamen en het jaar daarop kwam het door boedelscheiding in handen van Manja Zijlstra en haar echtgenoot drs. Klaas Rienk Postma in De Bilt. Zij verkochten het café meteen voor achtduizend gulden aan Geert ten Cate. Nog datzelfde jaar overkwam hen een kleine ramp. De rivier de Vecht trad in februari 1946 buiten haar oevers en het wassende water zette grote delen van Hardenberg en omgeving blank. Hardenbergse straten stonden onder water en kelders stroomden vol. De kranten meldden: Groote uitgestrektheden om de stad op-denHarden-bergh heen leken als vanouds één waterzee. […] Dinsdagavond steeg het water nog steeds. Het was aan het Oosteinde om 10 uur nog een drukte van belang om allerlei voorwerpen in huis te halen, dammen op te werpen enz. Het water stond een voet hoog in sommige huizen. Anderen spijkerden planken voor de deur om het buiten te houden. […] Tijdens die noodlottige avond zat de toneelzaal van Café Ten Cate vol. Het publiek genoot van de toneelvoorstelling en toen iemand van buiten riep dat het water al naar binnenstroomde, geloofde men het eerst niet. 7
Toch bleek al snel dat het menens was. De kelders van het café liepen vol en het water bleef maar stijgen. Op het laatst stond er meer dan dertig centimeter water boven de vloer, met alle gevolgen van dien. Alle houten vloerdelen en betimmering moesten vervangen worden, een grote schadepost. Het jaar erop, in de zomer van 1947, liet Ten Cate een grootschalige verbouwing doorvoeren. Het plan voor de verbouw was gemaakt door tekenbureau L. Breukelman uit Hardenberg. Gerrit Zweers, alias Sukela-Gaigie, was in die tijd één van de plaatselijke grotere aannemers. Hij beschikte over voldoende materialen om de bouw te kunnen realiseren. Daarbij werd een grote tapkast (toog) gerealiseerd, werden twee dakkapellen geplaatst en een nieuwe schoorsteen gezet. De bovenverdieping werd intern verbouwd tot hotelkamers en daarbij werd ook een badkuip geplaatst. Moeder Ten Cate-ten Berge was vanaf het begin niet erg gecharmeerd van de naam de Jaarbeurs en gaf daarom bij de verbouwing opdracht om ook de fraaie voordeur met glas in lood, waarin de naam was aangebracht, te vervangen. Voortaan was het Hotel Ten Cate en daarmee werd in de media geadverteerd. Toch bleef het lange tijd in de volksmond de Jaarbeurs heten. Het bedrijf werd gerund door het echtpaar Ten Cate. Hun oudste zoon Ties werkte als elektricien bij de familie Otterman en ook Gerard werd in dat vak opgeleid. Het was in die naoorlogse periode zeker geen vetpot. Dat deed Geert ten Cate besluiten om naar Emmen te verhuizen waar hij een nieuwe zaak begon. Hij was van mening dat in de Hardenbergse horeca geen droog brood meer te verdienen viel. De regio zat in het slop. Er was niet of nauwelijks werk en daardoor vertrokken de arbeiders noodgedwongen naar de textielfabrieken in Twente en naar de Hoogovens in het westen. Het kwam geregeld voor dat op de maandagen tientallen touringcars vanaf de Markt naar andere oorden reden. De arbeidende klasse was daardoor veel en lang van huis, had weinig tijd meer om in de kroeg te komen en geen geld om aan drank en plezier te
besteden. Geert wilde het café annex hotel verkopen, maar dat lukte niet. Ook verhuren bleek geen optie. Zoon Gerard en zijn aanstaande echtgenote besloten daarop de kans te wagen door het pand van hun (schoon)ouders te huren. Gerard ten Cate en Ziena Geerts, dochter van zadelmaker A.H. Geerts van de Brink in Heemse, trouwden op 1 maart 1955 in Emmen. Zij hadden geen horeca-ervaring. Gerard had voor zijn werk altijd veel door Nederland moeten reizen en dat wilde hij niet langer. In het Salland’s Volksblad en in De Vechtstreek werd de overdracht bekend gemaakt.
Gerard en Ziena ten Cate achter de bar van het café. Gerard tapt een Amstel biertje, ca. 1960.
Deze advertentie werd afgedrukt in De Vechtstreek, tegelijk met de huwelijksaan-
Kotelets Suisse die Ziena bereidde. Duizenden werden ervan verkocht. De overlangs opengesneden en met ham en kaas gevulde karbonaadjes waren zo geliefd, dat de plaatselijke slagers soms niet aan de vraag konden voldoen en bij elkaar moesten lenen. Af en toe was het zo druk in het etablissement dat zelfs de woonkamer van de Ten Cates werd ontruimd om plaats te maken voor extra tafels. Zelfs buitenlandse gasten aten en sliepen in het hotel, zoals in sari’s - de traditionele kledij - geklede Indiërs die op studiereis bij Wavin te gast waren.
kondiging van Gerard
Het jonge echtpaar vond het een uitdaging om het bedrijf nieuw leven in te blazen. Aan de voorzijde van het café werden eettafeltjes geplaatst om de lunch te kunnen gebruiken. En toen… vestigde Wavin zich in Hardenberg en daarmee kwam de ommekeer. Er kwam weer werk en daarmee kwamen eindelijk weer arbeiders in het café, maar ook de directieleden van de plasticfabriek. Zij aten in Hotel Ten Cate en namen vertegenwoordigers mee die er overnachtten. Op hun beurt namen zij weer klanten mee en daardoor werd het almaar drukker in de zaak. In 1957 besloot het echtpaar Ten Cate om de bestaande toneelzaal te verbouwen. Het toneel verdween, tot ongenoegen en verdriet van de plaatselijke toneelverenigingen. Met de paar toneelvoorstellingen die per jaar werden gehouden, viel - volgens Gerard - geen droog brood meer te verdienen. De ruimte werd verbouwd en tot grote (vergader)zaal ingericht. Er was echter nog een andere belangrijke reden voor het succes van het echtpaar Ten Cate. Dat waren de
ten Cate en Ziena Geerts.
8
Het ging crescendo met het hotel-café-restaurant Ten Cate. Dat veranderde toen het gezin werd opgeschrikt door het ongeluk dat hun zoontje Gerrit overkwam. Hij werd aangereden door een auto en raakte zwaar gewond. Dokter Harkink, de plaatsvervanger van dokter Mullers en een bijzonder geliefd man, had dienst in het plaatselijk ziekenhuis en ontfermde zich over Gerrit. Het gelukte hem met uiterste inspanningen om de patiënt letterlijk en figuurlijk weer op de been te krijgen. De impact van het ongeluk was echter groot en drukte zwaar op het gemoed van de Ten Cates. Ze besloten ermee te stoppen. Altijd maar druk zijn, van de vroege ochtend tot diep in de nacht, was nu teveel geworden. Gerard had al eerder aanbiedingen gehad om weer in de techniek te gaan werken en die mogelijkheid pakte hij nu met beide handen aan. De Ten Cates kochten de mooie jaren ’30 woning van Lambert Sierink aan de Hessenweg en daar woont het echtpaar nu nog.
Prentbriefkaart van
Hotel Hendriks
Den Herdenbergher
Ten Cate liet een advertentie plaatsen in de krant en daarop reageerden de nodige belangstellenden, maar het ontbrak die geïnteresseerden helaas aan geld. Er was zelfs een serieuze koper bij die van het hotel een bordeel wilde maken. Het pand was toen nog eigendom van vader Geert ten Cate in Emmen. Gerard en zijn vrouw ontvingen slechts een financiële vergoeding voor
In 1982 waren Jan en Leidy Lenters in de Fortuinstraat begonnen met hun café De Kruuke. Zij hadden het bestaande eethuisje annex snackbar gekocht en omgebouwd tot café. Dat liep als de spreekwoordelijke trein. De gasten hingen er soms letterlijk en figuurlijk met de benen uit. Jan Lenters wilde echter meer en groter. Als zestienjarige had hij gewerkt bij garage Ten Cate aan het Oosteinde. Daar bediende hij de benzinepomp. Vaak keek hij dan dromend naar Hotel Hendriks aan de overzijde van de straat. Nog maar een jaar nadat ze De Kruuke waren begonnen, liep Jan op een zekere dag het hotel binnen. Hij had gehoord dat Hotel Hendriks in de ‘stille verkoop’ stond en ging eens informeren, zonder dat Leidy er ook maar iets van af wist. De beide horecaexploitanten werden het eens over de koopprijs van het pand en over de inventaris ervan zouden ze ook wel overeenstemming bereiken. Toen Jan het zijn echtgenote vertelde, dacht Leidy dat haar man last had gekregen van hoogmoedswaanzin. Van een klein knus café naar het veel grotere hotel was volgens Jan een uitdaging, maar Leidy vond dat haar man niet goed wies eworden was. Nog dezelfde dag belde de Rabobank en zij lieten Leidy weten dat ze groen licht gaven. Ook de bankmedewerker kreeg van Leidy te horen dat ze hun verstand dan waarschijnlijk wel verloren hadden. Toch wist Jan zijn vrouw over te halen en vrij snel daarna werden plannen gemaakt. Café De Kruuke werd de werkplek van Jan en Leidy ontfermde zich over het voormalige hotel. Het pand kreeg de door het echtpaar bedachte naam Den Herdenbergher, een persoonlijke en historische naam voor een café-restaurant waar iedere Hardenberger en toerist zich thuis zou moeten kunnen voelen. Op 31 oktober 1983, aan het einde van de wijnmaand, werd de eerste fles ontkurkt in Den Herdenbergher en aanslui-
het Oosteinde, anno 1964. Links de benzinepomp van garage Ten Cate en rechts hotel-caférestaurant Ten Cate. Hier werd al bijna een halve eeuw Amstel bier getapt.
de inventaris en goodwill. Na een tijdje meldde zich de heer Hendriks senior die zelf een horecabedrijf in Balkbrug exploiteerde. Hij zocht voor zijn zoon een soortgelijke uitspanning. Zo gebeurde het dat Jan Hendriks, voordien wonend in Enschede, vanaf 1 september 1965 de uitbater werd van het nieuwe Hotel Hendriks. Het hotel bleef echter eigendom van Geert ten Cate. Hendriks huurde het pand eerst een tijd en kreeg het in 1972 op naam. Hotel Hendriks beschikte over drie tweepersoonskamers en vijf eenpersoonskamers. Op elk van die kleine kamertjes was een wasbakje. Het was zeker geen luxe en zou tegenwoordig waarschijnlijk een hotel met één ster zijn. De familie Hendriks bleef tot 1983 de eigenaar en exploitant van het hotel. Zij had geen opvolging en besloot daarom het hotel te verkopen. 9
tend werd ‘Open Huis’ gehouden. Indertijd waren er nog zes andere cafés in Hardenberg: De Kruuke in de Fortuinstraat, Potgiesser aan de Markt, Marktzicht aan de Markt, Stroeve (voorheen Akkerman) aan de Stationsstraat, Brink man aan de Stationsstraat en De Pub in de Voorstraat. Café Den Herdenbergher was van meet af aan een succes onder leiding van Jan Lenters (achter de bar) en Leidy Lenters-Fuhler.
Het ging al snel crescendo met Den Herdenbergher, reden waarom het café in de Fortuinstraat in 1985 van de hand werd gedaan. Ook besloot het echtpaar Lenters om de zaak grootschalig te laten verbouwen. Aan de hand van de oorspronkelijke bouwtekeningen werd de veranda teruggebracht. De buitenmuur werd teruggezet op de oude plek en aannemer Welleweerd uit Rheeze zorgde ervoor dat het café weer de uitstraling van vroeger kreeg. De bovenverdieping werd verbouwd tot woonverblijf. De hotelkamers waren daarmee passé. Het terugbrengen van de veranda en het daarmee creëren van een terras werd in die tijd afgeraden door de horecabond. Het onvoldoende aantal zonuren in Nederland maakte een terras financieel niet haalbaar, volgens de bond. Een ‘terrasjescultuur’ bestond in Hardenberg niet echt. Toch werden de plannen uitgevoerd. Het terras kon zelfs op de wat minder warme dagen gebruikt worden, omdat het verwarmd kon worden. Dat de horecabond er naast zat, werd snel duidelijk. Nog altijd zijn terras en veranda geliefd, zeker sinds de invoering van het rookverbod...
restaurant Den Herdenbergher onder veel belangstelling heropend. De openingshandeling werd verricht door de heer Johannes Albertus (Jopie) Zweers, de toen 64-jarige zoon van de eerste eigenaar van het uit 1918 daterende horecaperceel aan het Oosteinde. Het echtpaar Jan en Leidy Lenters was er met de verbouw in geslaagd om het traditionele uiterlijk van de vroegere Jaarbeurs weer te laten herleven. Ook intern was er veel veranderd. Het café- en het restaurantgedeelte waren daarbij duidelijk gescheiden gebleven. Het restaurant had een eigen ingang gekregen en een gezellige aperitiefhoek met een sfeervolle open haard. Ook de keuken had een totale verandering ondergaan. In het cafégedeelte was vooral de nadruk gelegd op de gezelligheid. Ook was er weer een biljart geplaatst.
Jan en Leidy Lenters tijdens de officiële opening van Den Herdenbergher op 13 mei 1986. Origineel bij: J. Lenters, Hardenberg.
Het café-restaurant aan het Oosteinde had veel stamgasten, maar Jan en Leidy deden ook aan naschoolse opvang. De jeugd vond er na schooltijd een plek om bordspellen te spelen. Het veelvuldig bulderend gelach van de jongeren is het echtpaar altijd bijgebleven. Vrijdagsmiddags kwamen ze uit school om in Den Herdenbergher het weekend in te luiden. Leidy zorgde er wel voor dat ze niet te lang bleven hangen. Zij stuurde ze hoogstpersoonlijk naar huis om huiswerk te maken, omdat ze er zelf spijt van had dat ze haar school niet had afgemaakt... Het was de taak van de plaatselijke politie om te controleren of de vastgestelde sluitingstijden van de horeca wel werden nageleefd. De politie bracht zodoende regelmatig een nachtelijk bezoek aan het café en
Dinsdag 13 mei 1986 was het zover. Na een verbouwing van bijna een half jaar werd het café10
‘prikte’ er nog snel een gehaktballetje mee. Zo konden de dienders het nuttige met het aangename verenigen. Het stadscafé was en bleef populair. Het echtpaar Lenters mocht regelmatig oud-judoka Anton Geesink verwelkomen, maar ook andere bekende Nederlanders als Youp van ’t Hek, Kees van Kooten, Boudewijn Büch, Jack Spijkerman, Yvonne Kroonenberg en The Golden Earring vonden er een ‘thuis’.
Café Den Herden-
Het echtpaar Lenters heeft van 1983 tot 1999 de scepter over het café-restaurant gezwaaid. Daarna verhuurden ze het aan een van hun voormalige medewerkers. Nog datzelfde jaar begonnen Jan en Leidy taveerne De Pierewaaier aan de Vecht. Twee jaren later verkochten ze Den Herdenbergher aan de huurder en enkele jaren daarna werd het pand eigendom van de Podium Groep. In een zomernacht in 2002 werd een deel van het restaurant in de as gelegd. Het vuur werd bestreden en er deden zich geen persoonlijke ongelukken voor. De brand was waarschijnlijk ontstaan in de keuken van het restaurant. Nog altijd is Den
Mooi zomerweer zorgt
bergher, gezien vanaf
Herdenbergher een van de grootste en drukste cafés van Hardenberg.
de ingang naar het Israel Emanuelplein. De nu zo karakteristieke veranda dateert uit 1985/1986. Foto: A.C.A. Pullen, Hardenberg.
voor volle terrasjes...
11
Met dank aan: - Gerard en Ziena ten Cate, Hessenweg 37, Hardenberg - Jan en Leidy Lenters, Lindenlaan 22, Hardenberg
’t Huys in Heemse (huizen van naam 40) K. Oosterkamp
Aan de Hessenweg, nummer 11, staat een woonboerderij uit het begin van de twintigste eeuw. De ingemetselde gevelsteen vermeldt de naam: ’t Huys in Heemse en kan daarmee via de oude spelling met een knipoog verwijzen naar de oude havezate in Heemse die ook met die naam op oude kaarten werd vermeld. ’t Huys in Heemse aan de Hessenweg.
Familie Kampman, v.l.n.r. Geertje, Grietje, Egbert en Gerrit en zittend op de
Aan weerszijden van de voordeur staat op twee bakstenen ingekrast te lezen: G h K 8/5 1900. Gerrit Kampman, getrouwd met Grietjen Broekroelofs, had de boerderij in 1900 laten bouwen voor zijn zoon Hendrik. Deze was geboren op 4 juni 1874. Hendrik Kampman trouwde in 1900 op 31 augustus met de twee jaar oudere Berendina Lenters, dochter van Egbert Lenters en Geertje Odink. Op de boerderij oefende Hendrik Kampman een gemengd bedrijf uit: zijn koeien konden grazen op de weilanden achter het bedrijf, waar nu Vogelbuurt en Marslanden de oude situatie onherkenbaar maken. Daarnaast bestond de levende have uit een paard, varkens en kippen. Zijn akkers lagen op de Heemser es en werden gebruikt voor de teelt van rogge en aardappelen.
Van de zeven kinderen overleden er drie korte tijd na de geboorte. De jongste zoon Gerrit, geboren 24 april 1913, was tijdens de eerste oorlogsdagen in 1940 bij Rhenen en raakte daar betrokken bij de slag rond de Grebbeberg, waar de Nederlandse eenheden een kansloze strijd voerden tegen een vijandelijke overmacht. Gerrit overleefde ‘Grebbeberg’ en keerde nog in de meimaand van 1940 terug in Heemse, waar hij met niemand zijn erva12
voorgrond vader Hendrik en moeder Berendina.
ringen kon delen. Hij praatte er ook liever niet meer over en verwerkte ‘de dingen’ in zichzelf. De herdenking van de oorlog betekende voor Gerrit na de oorlog een jaarlijks terugkerende reis naar de ‘Grebbe’ en het erekerkhof, om zo zijn verbondenheid uit te drukken met de kameraden die niet terugkeerden naar huis. Gerrit trouwde op 20 juni 1941 met Adriana Jeannette (Jeanne) Krijger, geboren op 31 mei 1912 in Zeist. Zij was onderwijzeres en had een tijdelijke betrekking gehad in Heemse en zo hadden ze elkaar leren kennen. Na de oorlog kreeg Gerrit een functie bij de CCD, later de AID, als controleur. Het boerenbedrijf zou worden beëindigd: de omgeving werd in snel tempo met woningen volgebouwd en de boerderij werd woning. Alleen kleinvee kon er nog worden gehouden, meer uit liefhebberij. Van het huis bewoonde de familie Kampman alleen de rechterhelft, de ruimte links kon worden verhuurd. In 1964 begon Gerrit Kampman in het linker gedeelte een cafetaria. Dit deel van de Hessenweg was voor Heemse vanouds een centrum met het gemeentehuis van Ambt Hardenberg, een tramstation en café Kampman (buurman). Acht jaar lang is er een cafetaria geweest en in 1972 werd Gerrit marktmeester in Hardenberg. Gerrit en Jeanne kregen tussen 1943 en 1952 zes kinderen, allen dochters. Het betekende een huis vol levendigheid en gezelligheid, ondanks de schaarste in de jaren ’50. Ook nadat zij waren ‘uitgevlogen’, kwamen zij regelmatig en graag weer even terug naar Heemse, naar het ouderlijk huis. Gerrit en Jeanne wilden ook graag dat hun dochters het als een thuiskomen zouden ervaren en om dat te onderstrepen noemden zij hun huis: ’t Huys in Heemse, met een knipoog naar de oude havezate, en dat ook gelezen kon worden als thuis in Heemse.
Soldaat Gerrit Kampman.
Advertentie in De Toren 5 februari 1992.
Gevelsteen met naam, circa 1980 geplaatst.
korte tijd met haar man de ouderlijke woning bewoond in 1991, mede om dichter in de buurt te zijn van haar zorgbehoevende moeder. Nadat haar al spoedig duidelijk werd dat deze terugkeer een stap terug betekende, werd het huis verkocht. De nieuwe bewoners werden Albert Weitkamp en zijn vrouw Erna Harsevoort. Nadat zij het huis hadden verbouwd en gerenoveerd, een proces dat trouwens nog jaren zou doorgaan, trouwden zij op 7 februari 1992. Hun vriendengroep had bij wijze van grap op 5 februari een advertentie in De Toren geplaatst dat op die datum op Hessenweg 11 de nieuwe cafetaria van Albert en Erna zou worden geopend, daarmee refererend aan de periode dat Gerrit Kampman er werkelijk een cafetaria had. Om de ‘opening’ feestelijk te vieren hadden zij het huis met vlaggetjes, linten en ballonnen uitbundig versierd. Het werd echter niet weer een cafetaria, maar een voor moderne bewoning ingerichte woonboerderij. Aan de linkerkant konden de kamers nog steeds worden verhuurd, terwijl er rondom voldoende ruimte was voor een grote sieren moestuin met schuurtjes en een onderkomen voor een fraaie toom kippen. Bij stukjes en beetjes werd het huis aangepakt en vernieuwd, waarbij zoveel mogelijk verschillende authentieke elementen werden gespaard en geïntegreerd in het nieuwe geheel: deuren bleken fraaie paneeldeuren te zijn en ook de balkenzoldering werd weer zichtbaar. Zo ontstond voor de familie Weitkamp, met vijf zonen, opnieuw een warm en gezellig thuis
in Heemse.
Met dank aan:
Gerrit Kampman overleed op 31 maart 1988, zijn vrouw Jeanne enkele jaren later op 17 juli 1993. De oudste dochter, ook Jeannet geheten en in 1968 getrouwd met Cornelis Ros, heeft
- de families Ros en Weitkamp. 13
Een woning voor de burgervader - geschiedenis van de ambtswoning Huize De Peppel A.C.A. Pullen
Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken zei eerder dit jaar het een goed idee te vinden als gemeenten weer een ambtswoning in gebruik zouden nemen voor hun burgemeester. Veel burgemeesters ondervinden grote moeite bij een verhuizing naar een andere gemeente en Ter Horst wees erop dat daardoor 37 burgemeesters met dubbele woonlasten zaten. Was het bestaan van dergelijke dienstwoningen vroeger een vanzelfsprekendheid, in de loop der tijd raakte dit uit de mode. Tegenwoordig hebben nog maar 35 gemeenten een dienstwoning voor hun burgemeester. De overige zijn allemaal te gelde gemaakt. Dat scheelde vaak hoge onderhoudskosten. Ook veel burgemeesters wilden van de ambtswoning af omdat ze geen vermogen konden opbouwen met een eigen woning. Een burgemeesterswoning kent dus wel degelijk nadelen. Toch heeft dit fenomeen waardevolle en kenmerkende bouwwerken voortgebracht. Huize De Peppel aan de Jan Weitkamplaan in Hardenberg is zo’n bouwwerk. De eerste plannen
Gezinsfoto van de familie Schuite uit 1921. V.l.n.r.: burgemeester Schuite, zijn kinderen Albert Johan Willem, Willemina Cornelia Johanna, Jan Willem Piet en zijn (eerste) vrouw Georgenetta Antonia Rudolphina Boerrigter.
De eerste besprekingen over een ambtswoning in de gemeente Stad Hardenberg vonden plaats in 1920. Jacobus Willem Cornelis Bloem was destijds burgemeester. Zijn voorganger, Willem baron van Ittersum, had maar liefst veertig jaren lang dit ambt uitgeoefend en was al die tijd blijven wonen in Huize Welgelegen te Heemse. Deze villa was eigendom van zijn familie, de Heemser adel, en was gelegen in de buurgemeente Ambt Hardenberg. Door de geringe afstand tussen Hardenberg en Heemse had dit nooit tot problemen geleid. Burgemeester Bloem had echter niet de beschikking over een dergelijk landhuis in of nabij Hardenberg. Het aanbod van ‘representatieve’ woningen was hier bovendien niet groot en dus woonde Bloem met zijn gezin niet binnen de gemeentegrenzen. Dit was erg onpraktisch, vandaar dat Bloem in juni 1920 de wens uitte om over te gaan tot de bouw van een ambtswoning voor de burgemeester. De wethouders stemden in met dit plan en er werd contact opgenomen met de provinciale overheid. 14
Men liet er geen gras over groeien: nog dezelfde maand volgde een raadsbesluit om over te gaan tot de bouw van een burgemeesterswoning. De raad achtte de bestaande situatie van uitwooning van de burgemeester en zijn gezin ongewenst en was van mening dat er geen andere woningen binnen de gemeente geschikt waren om als ambtswoning te fungeren. De firma Hakkert in Dedemsvaart werd gevraagd een ontwerp te maken en op 27 juli werd er al een bouwplan aan de raad getoond. De bouw van de woning zou 27.000 gulden gaan kosten, terwijl de aankoop van de benodigde grond geraamd werd op 3000 gulden. Bloem had voorheen in riante villa’s gewoond en hiermee was in de planvorming rekening gehouden. Groot was echter de teleurstelling toen bleek dat er regels bestonden voor de bouw van een ambtswoning in relatie tot de huurprijs voor de burgemeester. De burgemeester diende een percentage van zijn salaris af te dragen als huur voor zijn ambtswoning. Hoe duurder het huis, hoe hoger dat bedrag. In het najaar schreven burgemeester en wethouders aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel (GS) dat ze geen mogelijkheid zagen eene zelfs aan niet meer dan bescheiden eischen voldoende woning voor de burgemeester te laten bouwen binnen de door de provincie gestelde grenzen. Het besluit tot de bouw van een ambtswoning werd ingetrokken.
Een tijdelijke voorziening In 1922 overleed burgemeester Bloem en werd Bauke Schuite als zijn opvolger benoemd. Schuite was tot dan toe gemeentesecretaris van Ambt Hardenberg geweest. Enkele maanden na zijn installatie overleed zijn vrouw Georgenetta Antonia Rudolphina Boerrigter. Ze liet haar man en hun vier jonge kinderen achter. Weer bleek er grote behoefte te bestaan aan een burgemeesterswoning en al snel vonden er voorbereidingen plaats om gronden hiervoor te verwerven. Op 6 december 1923 besloot de gemeenteraad om in beginsel akkoord te gaan met de bouw van een ambtswoning voor burgemeester Schuite. Twee dagen later schreven burgemeester en wethouders een brief aan GS met het verzoek om zelf de huurprijs van de woning te mogen bepalen. Men was zelfs bereid om dit verzoek te komen toelichten in een vergadering van GS. Zo makkelijk ging dat echter niet. GS bracht weer de berekening, gebaseerd op een verhouding tussen de bouwkosten en het jaarsalaris van de burgemeester, onder de aandacht. Bovendien moest hier zelfs koninklijke goedkeuring voor aangevraagd worden. Weer leek er niets van te komen, totdat het huis van Herman Wilhelm Weitkamp aan de Gramsbergerweg te koop werd aangeboden. Bij dit huis hoorden een tuin en een terrein van ruim acht are groot. Het huis zou men vooralsnog in gebruik kunnen nemen als ambtswoning, terwijl op het naastgelegen terrein te zijner tijd een nieuwe ambtswoning gebouwd kon worden. In januari 1925 besloot de gemeenteraad om het huis aan te kopen en deze woning na de verwerving te bestemmen tot ambtswoning voor de burgemeester. De aankoop volgde, de gemeente liet de woning opknappen en burgemeester Schuite verhuisde met zijn gezin naar zijn ‘nieuwe’ ambtswoning.
De realisatie
De Peppel rond 1930. Het pand is nog
Zijn verblijf in deze woning was inderdaad van korte duur, maar niet omdat er naast dit pand een nieuwe burgemeesterswoning verrees. Integendeel, op 6 september 1926 besloot de gemeenteraad de ambtswoning aan de Gramsbergerweg met het bijbehorende terrein al weer te verkopen en een ander perceel aan te kopen voor de bouw van een burgemeesterswoning. Waarom men van gedachten veranderd was, blijft gissen. Burgemeester Schuite had in die tijd trouwplannen met zijn nieuwe partner, Willemina Catharina Kroes uit Zwolle. Wellicht dat zij een andere locatie prefereerde…
nagenoeg nieuw en wordt aangeduid als ‘villa’.
De Peppel kort na de oplevering in 1927: de aannemers en hun personeel poseren bij de achtergevel.
Het verworven terrein betrof een perceel hooiland op de Roeterskamp, aan de Kanaalweg in Hardenberg (de huidige Jan Weitkamplaan). Het was ruim veertig are groot en was voor 1700 15
De installatie van mr. J.A.M. van Oorschot tot waarnemend burgemeester van de gemeente Hardenberg in 1945.
gulden aangekocht van het molenaarsechtpaar Jan Waaijman en Zwaantje Pot en hun (schoon)zus Hermina Aleida Pot. Ook GS was verbaasd over dit besluit en vroeg daarom naar de reden ervan. Aangegeven werd dat de burgemeester, die weduwnaar was, in de loop van het jaar in het huwelijk zou treden. Omdat de bestaande ambtswoning niet voldoende woonruimte bood voor een gezin met kinderen, was besloten een flinke, doch niet te dure ambtswoning te stichten. De bouwkosten werden geschat op 9000 gulden. Op het aangekochte terrein wilde men behalve de ambtswoning nog een woning laten bouwen die verkocht zou worden, zodat de uiteindelijke kosten van aankoop en bouw geraamd werden op 10.000 gulden. GS keurde het plan in oktober 1926 goed en de bestaande ambtswoning werd verkocht aan Albertus Westerhof uit Baalder, die de woning kon aanvaarden zodra de nieuwe burgemeesterswoning gereed zou zijn. Het Salland’s Volksblad meldde hierover:
Hardenberg. In de maandagavond gehouden spoedeischende raadsvergadering werd besloten tot aankoop van grond van de fam. Pot-Waaijman, teneinde aldaar een ambtswoning te bouwen, voor f. 1700,- Verder is het dagelijks bestuur gemachtigd om de thans door den burgemeester bewoonde woning te verhuren of te verkoopen. Naar we met zekerheid vernemen is deze woning gekocht door den heer A. Westerhof, voorheen hoofd der openbare lagere school te Baalder, voor f. 7500,Nog datzelfde jaar ontwierp gemeenteopzichter en bouwkundige Jan Breukelman een fraai ogende burgemeesterswoning. Aan de aannemers Herman Lenters en Jacobus Johannes van den Berg, beiden inwoners van Hardenberg, werd de bouw gegund voor het bedrag van 6.955 gulden. De Hardenbergers Jan Hindrik Langius en Albert Lenters stelden zich hiertoe tot borgen. Na goedkeuring kon het werk beginnen. Schilder 16
Jan Hendrik Hemstede verrichtte het glas- en verfwerk. De eerste oplevering diende plaats te vinden op 1 juni 1927. Op 25 juli berichtten burgemeester en wethouders aan GS dat de totale kosten van de realisatie van de ambtswoning 11.000 gulden bedroegen. Kort daarna zal de familie Schuite hun nieuwe onderkomen in gebruik genomen hebben, ook al was niet meteen alles tot in de puntjes verzorgd. In de raadsvergadering van 26 augustus werd opgemerkt dat er nog steeds stenen stonden bij de ambtswoning, waarvan het wenselijk was dat deze werden verwijderd. Het pand kreeg de naam ‘De Peppel’. Dat betekent ‘populier’. Deze naam werd ontleend aan de hoogopgaande populieren rond het woonperceel. Lang kon de familie Schuite niet genieten van hun nieuwe woning. Op 21 februari 1931 stierf burgemeester Schuite. Hij was slechts 43 jaar geworden. Nu bleek één van de nadelen van het fenomeen ‘ambtswoning’: het gezin Schuite moest plaatsmaken voor de nieuwe burgemeester. Twee maanden later verhuisde de weduwe met haar kinderen naar Apeldoorn, zodat de nieuwbenoemde burgemeester De Peppel kon betrekken. Dit was Christaan Frederik Bramer. Hij werd op 13 april geïnstalleerd als burgemeester van Stad Hardenberg. Daarvoor was hij wethouder in Hellendoorn. Hij betrok het pand met zijn vrouw Janke Tamminga en twee van hun dochters. Het jaar erop werd besloten De Peppel aan te sluiten op het waterleidingnetwerk. Dit op het eerste gezicht weinig omvattende besluit, kreeg nog een staartje. Naderhand was de raad van mening dat de leiding ‘te luxueus’ was aangelegd. Bij het vaststellen van de jaarrekening bleek dat onder de aanlegkosten ook de realisatie van een badkamer en het aanbrengen van vijf marmeren wastafels waren geschaard…
Ambtswoning af Bij koninklijk besluit van 24 februari 1937 werd Bramer herbenoemd tot burgemeester, maar hij kon zijn tweede ambtstermijn niet afmaken. Bij schrijven van de Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete van 25 november
1940 werd Bramer met onmiddellijke ingang ontslag verleend en werd mr. J.A.M. van Oorschot benoemd tot burgemeester van de nieuwe gemeente Hardenberg, een fusie van de gemeenten Ambt en Stad Hardenberg. Johannes Albertus Mathijs van Oorschot was een zoon van de Hardenbergse deurwaarder Gerrit van Oorschot. Hij was getrouwd met Ypina Evertine Jonkers en zij hadden één dochter met de naam Berendine Louise Geesje Jantine. Huize De Peppel werd ook van de nieuwe gemeente de ambtswoning voor de burgemeester en dus zou Van Oorschot er zijn intrek moeten nemen. Hij stelde hieraan echter flinke voorwaarden. Zo wilde hij dat de woning eerst verbouwd zou worden en dat het perceel voorzien werd van een garage. Hiervoor was goedkeuring van GS nodig en dus schreven burgemeester en wethouders een ‘brandbrief’, waarin ze De Peppel een zodanig architectonisch hopeloos geval noemen
De Peppel in het voorjaar van 2009: de noordwestelijke gevel.
GS ging akkoord met een verbouwing, zij het met een beperkt budget: 1000 gulden voor herstellingen en 1500 voor nieuwbouwactiviteiten. Gemeentearchitect Arend Knobbe stelde het bestek op en maakte een bouwtekening. Dit werd de eerste grote renovatie van De Peppel. Het pand werd aan de achterzijde voorzien van een serre en inwendig vonden er diverse wijzigingen plaats, evenals aan de raamkozijnen. Na een openbare aanbesteding werd het werk gegund aan de Hardenbergse aannemer Gerrit Zweers Hzn. Tijdens de werkzaamheden bleek dat in de woning een nieuwe elektrische lichtinstallatieaangebracht moest worden en ook werden diverse waterleidingen vervangen. Dit dreef de kosten op tot ver boven de begroting. Daar kwam bij dat het inmiddels winter geworden was. En hoe! De winter van 1941/1942 was één van de strengste van de twintigste eeuw. Van Oorschot had hier flink last van in zijn ambtswoning. Hij schreef:
De woning is zodanig gebouwd dat het ondoenlijk
dat er geen sprake van kan zijn dat de woning kan worden betrokken. Vervolgens werden alle nadelen van de woning opgesomd: een ongunstige ligging, nauwelijks zonlicht binnen, kil en vochtig, beneden is geen enkele gelegenheid om
vanuit de kamers naar buiten te komen, de keuken is een onding, terwijl een serre ten eenen male ontbreekt. Op de etage zijn vier kamertjes, echter zodanig gebouwd, dat op geen dezer een behoorlijk ledikant geplaatst kan worden. Voor kasten is geen ruimte. Men schreef zelfs dat de
De ambtswoning in de jaren vijftig.
echtgenote van de vorige bewoner een onherstelbare reumatiek in de woning had opgelopen. 17
is er een tweeden winter in door te brengen. Het is nl. in deze winter voorgekomen, dat de sneeuw in de kamers, zowel boven als beneden, lag. Het huis is waarschijnlijk tengevolge van een verkeerde bouwmethode door en door vochtig, tochtig en koud en met gewone kachels niet te verwarmen.
De burgemeester was van mening dat de woning alleen bewoonbaar kon worden gemaakt wanneer er een centrale verwarming in werd aangebracht. Dit zou echter meer dan een verdrievoudiging van de begrote uitgaven betekenen, terwijl volgens hem ook nog eens de indeling van het huis een grondige wijziging moest ondergaan. Van Oorschot besefte dat deze kosten moeilijk ten laste van de gemeente konden worden gebracht en besloot daarom, overwegende dat deze woning
voor de gemeente een voortdurende belasting is
1177 gulden aan de gemeente ter vergoeding van de aangebrachte verbeteringen. De provinciaal commissaris keurde het goed en nadat op 20 augustus van rijkswege medewerking werd verleend, werd de onderhandse transactie uitgevoerd en verwisselde De Peppel van eigenaar. Korte tijd later, in november 1942 werd Van Oorschot op non-actief gesteld en diende hij zich te onthouden van iedere ambtsuitoefening. De dienende burgemeesters werden zoveel mogelijk vervangen door handlangers van de Duitse bezetters. Bij schrijven van 30 maart 1943 van de rijkscommissaris werd Van Oorschot daarom met onmiddellijke ingang uit het burgemeestersambt ontheven. De Peppel was geen ambtswoning meer en Van Oorschot was burgemeester af.
Eerherstel
De Jan Weitkamplaan, zoals deze er in de jaren dertig uitzag. Links De Peppel.
geweest en steeds een duur paard op stal zal blijken te zijn, De Peppel aan te kopen. Hij dacht dit
Toch kwam in het lot van beiden een keer. Direct na de bevrijding werd Van Oorschot benoemd tot waarnemend burgemeester en per 1 maart 1947 weer tot burgemeester van de gemeente Hardenberg. Alles leek weer als vanouds. Toch bleef er iets in de lucht hangen, namelijk de transactie van De Peppel. De gemeenteraad was van mening dat, overwegende dat weliswaar deze
tuin, staande en liggende aan den Hoogenweg te Hardenberg, groot 0.22.30 H.A. te verkopen aan
verkoop heeft plaatsgevonden volgens het in 1942 geldende recht, toch niet met de gang van zaken in deze accoord kan worden gegaan omdat het gevoelen van de gemeenteraad daarover niet kon worden ingewonnen en omdat wanneer dit laatste had kunnen plaats vinden, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gezegd mag worden, dat het perceel niet was verkocht. Gezocht werd
de heer mr. J.A.M. van Oorschot voor het bedrag van 6.750 gulden. Nadat de commissaris van de provincie hem vroeg of ook de wethouders hun benodigde volle instemming aan dit besluit gegeven hadden, zien we een week later een nieuw besluit genomen worden. De inhoud daarvan is hetzelfde, alleen het bedrag was verhoogd. De twee wethouders vonden het bedrag te laag en wilden de woning verkopen voor 8000 gulden. Van Oorschot stemde hiermee in, alhoewel hij het bedrag wel wat te hoog achtte. Naast dit aankoopbedrag betaalde hij ook nog eens
naar een diplomatieke oplossing. Van Oorschot kocht een ander herenhuis aan: Huize Nijenstede in Heemse. Frappant detail is dat dit pand eveneens had gefungeerd als burgemeesterswoning, zij het van de gemeente Ambt Hardenberg. In februari 1948 schreef hij de gemeenteraad dat hij binnenkort met zijn gezin Huize Nijenstede zou gaan bewonen en dat wanneer de gemeenteraad De Peppel terug zou willen kopen, hij daartoe onder een aantal voorwaarden bereid was. Eén daarvan was dat chirurg Ferry Drijber, aan wie hij De Peppel inmiddels verhuurde, in de
in zijn eentje te kunnen doen, doordat hij als burgemeester inmiddels vanwege de Duitse bezetting de bevoegdheden van de gemeenteraad diende uit te oefenen. Op 27 juni 1942 besloot burgemeester J.A.M. van Oorschot om de woning, plaatselijk gemerkt wijk B, no. 165 met
18
woning mocht blijven wonen totdat er een burgemeester zou komen die het pand als ambtswoning in gebruik zou nemen. Dat zou, als het aan Van Oorschot zelf lag, in ieder geval nog tien jaren duren, aangezien hij de gemeente tot zijn 65ste jaar als burgemeester hoopte te dienen. Oftewel, hijzelf zou geen intrek meer nemen in De Peppel. In de raadsvergadering van 27 februari werd dit aanbod tijdens een besloten zitting - zonder Van Oorschot - besproken. Het Salland’s Volksblad schreef hierover dat voorzitter wethouder Valkman opmerkte dat de raad blij zou zijn dat deze penibele kwestie tot een oplossing zou komen. Met algemene stemmen besloot de raad vervolgens De Peppel weer als ambtswoning voor de gemeente terug te kopen. Daarna volgden felicitaties aan burgemeester Van Oorschot, die inmiddels ook weer ter vergadering was gekomen. De gemeente kocht De Peppel aan voor 12.900 gulden. Dat was de prijs waarvoor Van Oorschot het pand had aangekocht, vermeerderd met de verbouwingskosten. Volgens het raadsbesluit was deze prijs ver onder de actuele marktwaarde. Men prees daarom de houding van Van Oorschot hierin. Zo kon het gebeuren dat een paar maanden later een akte verleden werd waarin beschreven werd dat burgemeester J.A.M. van Oorschot het pand De Peppel aankocht van de heer J.A.M. Van Oorschot.
Nogmaals de burgemeesterswoning in de jaren vijftig.
De Peppel in het voorjaar van 2009: de noordoostelijke gevel.
19
De Peppel was weer gemeente-eigendom, maar was nog niet weer een burgemeesterswoning. Van Oorschot bleef, zoals hij hoopte, burgemeester van Hardenberg tot aan zijn pensionering in 1958. Acht jaren daarvoor was hij voor bewezen dapperheid of verdienste tijdens de Tweede Wereldoorlog onderscheiden met een medaille van de ‘Reconnaissance Française’. Chirurg Drijber wachtte de pensionering van Van Oorschot echter niet af. Hij verliet De Peppel in de zomer van 1952. De gemeente slaagde er vervolgens niet in om een andere huurder voor het pand te vinden en besloot daarom, na een jaar van leegstand, de woning in twee gedeelten op te delen en te verhuren. De benedenverdieping werd verhuurd aan onderwijzer Klaas Oosterhof en de bovenverdieping aan onderwijzer Kornelis Klaas van der Meer, terwijl de garage nog eens afzonderlijk werd verhuurd. In 1957 werd Oosterhof als huurder opgevolgd door onderwijzer Jan Teule. Hij bewoonde het pand slechts kort, want het jaar erop werd Jacobus Hendrik de Goede burgemeester van Hardenberg. Hij zou De Peppel als ambtswoning toegewezen krijgen. De Goede was op 30 augustus 1908 te Arnhem geboren en was gehuwd met Cornelia Mom. Voordat zij hun intrek konden nemen in De Peppel, moest deze eerst grondig worden hersteld. Het hele huis werd opgeknapt
en gemoderniseerd. De kosten hiervan bedroegen 14.000 gulden. De gemeente wilde in eerste instantie De Peppel als een reguliere gemeentewoning onderhands verhuren aan De Goede. Dat bleek echter in strijd te zijn met de gemeentewet. De Peppel kon alleen als huurwoning aan de nieuwe burgemeester worden toegewezen,
Een deel van de originele bouwtekening (blauwdruk) uit 1926.
wanneer het pand eerst officieel aangewezen werd als burgemeesterswoning, dit in verband met juridische en financiële consequenties. Op 1 augustus 1958 volgde eindelijk eerherstel voor De Peppel: de gemeenteraad besloot het huis weer aan te wijzen als ambtswoning voor de burgemeester. Burgemeester De Goede bewoonde De Peppel slechts zes jaar. In 1964 werd hij burgemeester van Hoogeveen. Zijn opvolger, Jan Slot, bewoonde het huis nog korter. Hij vertrok in 1968 naar de gemeente Ede.
Het einde? Tijdens de ambtsperioden van deze burgemeesters viel een belangrijk besluit voor De Peppel. Burgemeester De Goede wilde graag dat de woning voorzien werd van een nog altijd ontbrekende centrale verwarming. Als reactie hierop besloot de gemeenteraad in 1963 de bouw van een nieuwe ambtswoning te gaan onderzoeken. Nadat er een rapport was opgesteld, werd in 1965 besloten om de bouw van een nieuwe ambtswoning te gaan voorbereiden. De aanleg van centrale verwarming in De Peppel zou bijzonder duur worden en bovendien bleef dan de ‘ongeriefelijke indeling’ van de woning bestaan, evenals de matige isolatie en de hoge mate van vochtig20
heid. Centrale verwarming zou slechts een bescheiden resultaat opleveren. Het huis zou er bewerkelijk door blijven. Dat gold ook ten aanzien van het huishoudelijke werk en dat terwijl de echtgenote van de burgemeester in een
groeiende en zich ontwikkelende gemeente als Hardenberg op representatief gebied bepaalde functies heeft te vervullen, welke functies beslag leggen op een gedeelte van haar tijd, die zij aan de huishouding moet onttrekken. In de raadsvergadering van maart 1966 werd de knoop doorgehakt. Besloten werd tot de bouw van een nieuwe ambtswoning voor de burgemeester. Drie jaren later was dit huis aan de Willebrandt van Oldenburgstraat bijna gereed en stond de gemeente voor de vraag wat ze zou doen met De Peppel. Overwegende dat de nieuwe ambtswoning bijna voltooid was, besloot men in maart 1969 huize De Peppel openbaar te verkopen. De hoogste bieder bleek de heer Hendrikus Olthof uit Bruchterveld. De koop van de voormalige ambtswoning werd aan hem gegund voor 45.500 gulden. Vrij spoedig nadat de familie Olthof de woning betrokken had, werd de Jan Weitkamplaan verbreed en kwam De Peppel aanmerkelijk dichter bij de weg te liggen. De familie Olthof had het pand enkele decennia in eigendom, totdat het eind 2006 verkocht werd aan de huidige bewoners, de familie Ten Berge. Zij hebben het pand opgeknapt en zoveel mogelijk in oude stijl gerestaureerd. Dankzij deze renovatie - nu met goede isolatie - kan de woning weer jaren mee. Toch loopt het voortbestaan van De Peppel gevaar. Er staan grootschalige ontwikkelingen op stapel voor de omgeving van de Jan Weitkamplaan. Wellicht dat daarbinnen (alsnog) een plek kan worden gegund aan De Peppel en daarmee aan een stukje geschiedenis van onze burgervaders.
Bronnen: - -
Gemeentearchief Hardenberg Salland’s Volksblad
Met dank aan: - -
Dhr. M.A. ten Berge Mw. W. Lenters-Tromp
Archeologische vondsten in Baalder H.W. Dimmendaal
De Baalder Esch: vaatwerk gevonden Begin augustus 1937 werd mij vanwege de Nederlandsche Heide Mij. bericht gezonden, dat door arbeiders, in werkverschaffing aangesteld door het gemeentebestuur van Stad Hardenberg in een roggeland-esch, de Baalder Esch onder de gemeente Ambt Hardenberg, eenige oude stukken vaatwerk gevonden waren, met verzoek om advies hoe in dezen te handelen. Niet licht zal ik de blijde sensatie vergeten, toen mij voor het eerst enkele dier stukken aardewerk in de kamer van den Burgemeester van Stad-Hardenberg door dezen getoond werden. Wel waren deze vijf potten min of meer geschonden en sommigen lagen wel in scherven, maar alle bleken van dat zeldzame en soms zoo fraaie aardewerk-type te zijn, dat alleen eigen is aan onze Hunnebed-cultuur. In mijn jarenlange omzwervingen op dit gebied was ik tot dusverre nog slechts één of twee keer één enkele scherf van dit maaksel in onze provincie tegengekomen… en daar stonden nu in het vrij donkere burgemeester-kamertje vier, vijf pracht bekers stralend voor mij. 1937: Trechterbekers uit 3000 voor Chr.
Een verzameling van bekers, scherven en een bijltje, opgegraven uit de Baalder es.
Deze bijzondere woorden schreef mr. G.J. ter Kuile senior, voorzitter van de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis en deskundige autoriteit op dit gebied, aan het begin van zijn verslag over de vondsten in de Baalder es in 1937. Wat ging hieraan vooraf?
In augustus 1937 fietste gepensioneerd onderwijzer K. Jongsma, vermoedelijk zo snel mogelijk, naar de Baalder es. Het gerucht ging dat daar een urn en een stenen bijl waren gevonden bij de zandafgraving. Voor het ophogen van de Marsch voerde men vanuit Baalder, met kipkarretjes, zand aan. Meester Jongsma, die altijd zeer geïnteresseerd was in de plaatselijke geschiedenis, was snel ter plekke en zag dat men hier met een bijzondere vondst van doen had. Hij schakelde de burgemeester in, evenals mr. Ter Kuile. In het vervolg stond meester Jongsma er elke dag bij als er weer verder gegraven werd. Ter Kuile schreef in 1938 over hem: Zoo heeft deze onvermoeide speur-
der elken dag ter plaatse toezicht uitgeoefend, heeft gezorgd, dat zoo weinig mogelijk zoek raakte of stuk ging, heeft namens de Vereeniging (tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis) de werkers een behoorlijke belooning telkens uitgereikt en heeft de moeizame expediëering bezorgd. Er kwamen veel voorwerpen aan de dag: in totaal een 35-tal kommen, bekers, schaaltjes, potjes en zelfs twee flesjes van aardewerk, zogenaamde 21
kraagflesjes. Verder veel vuursteen, bewerkt en onbewerkt, waaronder zes bijlen. Mr. Ter Kuile kwam al gauw kijken bij de Baalder es. Hij schreef in zijn verslag over de vondsten:
De Baalder Esch, gelegen in de oude Baalder Marke, ongeveer een kwartier gaans ten Oosten van het stedeke Hardenberg in een langzame glooiing zich plus minus twee meter verheffend boven de omliggende gronden, vertoonde tijdens de afgraving na een eeuwenlange bebouwing een geweldige humuslaag, teellaag, van ruim 1 meter dik. Tot op onze dagen hadden oude beddingen van de Vecht daar in grillige bochten en over wijde breedten hun water langs gestuwd, de omgeving uitgehold, het esch-terrein afgerond en er een brede veilige waterbescherming omheen gelegd. Na 1901 werd de Vecht op die plaats geheel verlegd, genormaliseerd, en nu werd die hooge esch in maanden-langen arbeid verticaals-gewijze afgegraven en werd het diepliggende witte, onvruchtbare zand, welzand, in kipkarretjes weggereden tot opvulling van verlaten Vechtarmen. En juist in die diepe, witte zandlagen, dus ongeveer 1.85 M onder het maaiveld, maar op zéér ongelijke diepte telkens, werden deze vondsten toevalligerwijze blootgelegd.
Niet alle kommen waren versierd. Deze vondst werd lange tijd bewaard in het Provinciaal Overijssels Museum in Zwolle,
werden niet gevonden. In de Trechterbekerperiode werd echter ook begraven in zogenaamde vlakgraven zonder een stenen grafkamer. Als bijgave kreeg de dode vaak eten en drinken mee voor de reis naar het hiernamaals. Het gevonden aardewerk wijst op deze manier van begraven.
tegenwoordig in het Provinciaal Archeologisch Depot in Deventer.
Naast achtien aardewerkscherven uit de ijzertijd (800 - 12 voor Chr.) bleek het dat men hier van doen had met aardewerken potten, schalen, Deze fraaie ‘amfoor’, vroeg-Havelter stijl, werd ook gevonden in de Baalder es.
Daar het een ruwe, verticale afgraving betrof en geen voorzichtige, wetenschappelijke opgraving, werden er verder geen sporen van bewoning aangetroffen. Algemeen is uit Drenthe bekend dat de Hunebedbouwers aldaar op de hoogste zandgronden, die toen nog vruchtbaar en niet verzuurd waren, woonden. Daar maakten zij door ringen en kappen van het oerbos open plekken om te boeren. Ze hadden enige kleine akkers en wat vee, dat ze in de bossen lieten lopen, zodat daarin kleine halfopen plekken ontstonden. Misschien was de hoogte langs de Vecht, waarop later de Baalder es werd aangelegd, ook zo’n woonplek. Twee jaar eerder, in 1935, waren ook al potten en urnen gevonden in Baalder bij de afgraving van een aangrenzende es iets oostelijk van de vindplaats in 1937. Omdat de arbeiders er geen beloning voor kregen werd het vaatwerk achteloos weggegooid en in stukken gesmeten. Slechts één enkele gave gladwandige pot met veertien stempelindrukken bleef behouden. Het was een kogelpot. Zo’n pot is bolvormig en heeft geen
flesjes en bekers uit de Trechterbekerperiode, 3400 - 2900 voor Christus, ook wel de Hunebedtijd genoemd. Grote of kleine keien, die afkomstig zouden kunnen zijn van een hunebed, 22
pootjes. Kogelpotten werden vanaf 800 na Chr. tot in de volle middeleeuwen in iedere huishouding gebruikt om in te koken. Zouden er in de tijd van Karel de Grote dan ook al mensen zijn geweest op de plaats van de latere es van Baalder?
1978: Vondsten uit 800 na Chr. Op 4 april 1978 kwam er duidelijkheid. Machinist H.J. Doldersum vond op de grote es enige scherven bij het graven van een wegcunet in de aan te leggen woonwijk Baalder De aannemer meldde de vondst bij de gemeente Hardenberg, die de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek inschakelde. Er volgde een noodopgraving. Een boeiende aangelegenheid. In het algemeen gaat zo’n opgraving als volgt: Eerst wordt door een graafmachine met grote happen de bovenste, donkere teeltlaag weggehaald. Dichter bij de ‘gevoelige laag’ wordt onder leiding van een archeoloog of een andere deskundige, met een scherpe schop en een schoffel voorzichtig dunne plakjes aarde verwijderd tot op de harde ondergrond, die nooit vergraven is. Heb je geluk met zo’n opgraving dan zie je grijsachtige vlekken in het gele zand. Ooit is daar een gat gegraven. Heb je heel veel geluk dan vormen die vlekken een patroon. En dat geluk had men bij deze noodopgraving. De vlekken bleken ooit gaten geweest te zijn waarin men de dragende palen van het dak van een huis had geplaatst. Door de eeuwen heen waren in de zure grond de restanten van de palen geheel verdwenen en in de gaten was zand en humus gerommeld. Uit deze grijze verkleuringen viel een huisplattegrond af te lezen. De lengte van dit huis bedroeg 24 meter en de breedte varieerde van 5 tot 7 meter. Helaas had de machinist de noordwestelijke hoek iets te diep uitgegraven toen hij met het uitgraven van de weg bezig was. Daardoor waren op die plaats niet of nauwelijks paalsporen aanwezig. Volgens provinciaal archeoloog dr. A.D. Verlinde had dit huis geen dragende binnenpalen. De wandpalen die rechtop in de grond stonden moeten het over-
hangende dak hebben gestut. Verlinde dacht te doen te hebben met een boerenplaats uit de Karolingische tijd, dus omstreeks 800 na Chr., vooral ook door vondsten rond deze huisplaats. De constructie van een Karolingische boerderij was meestal van vrij licht houtwerk. Het dak was waarschijnlijk gedekt met riet, stro of plaggen. Tussen de wandpalen was vlechtwerk aangebracht, bestreken met leem. Men liet het dak oversteken, omdat opgedroogde leem door regen meteen weer zacht wordt. In tegenstelling tot andere vindplaatsen elders in Nederland vond men hier in de paalgaten van de boerderij vrij veel brokjes leem en houtskool terug. Dit wekte de indruk dat de boerderij was afgebrand, waarbij een deel van de leem van de zijwand werd gebakken.
Deze stijlwandige emmer van gladen vrij dunwandig donkergrijs tot zwart aardewerk, werd in 1937 aangetroffen onder de Baalder es
Hoe moeilijk de interpretatie van paalgaten en andere grondsporen is, blijkt wel uit het feit dat professor dr. H.T. Waterbolk uit Groningen, expert op het gebied van prehistorische en middeleeuwse huisplattegronden, uit dezelfde sporen niet één gebouw reconstrueerde, maar wel twee boerderijen en één schuur. In zijn visie was de grootste boerderij over de afgebroken kleinere boerderij gebouwd. De sporen van de schuur lagen er in het midden dwars door. Aan de zuidkant van het huis werden nog sporen aangetroffen van onder andere enkele schuurtjes, afvalkuilen, een planken omheining voor vee van circa 15 bij 11 meter en een ongeveer 2 meter diepe waterput. De putwand was een uitgeholde boomstam, waarvan de twee helften tegen elkaar geplaatst waren. Om te ontdekken uit welke tijd deze vondsten stamden, werden de afvalkuilen onderzocht die het dichtst bij de boerderij lagen. Tegenwoordig zou men zeggen: Toon mij uw vuilniszakken en ik zal zeggen wie gij zijt. In de kuilen vond men 23
en is gedateerd tussen 3400 en 2900 voor Chr.
scherven van handgemaakte aardewerken potten, voor een deel vermoedelijk kogelpotten. Slechts 1% van de vondsten betrof geïmporteerd, hardgebakken, geelachtig aardewerk, zogenaamd Badorf aardewerk afkomstig uit de omgeving van Keulen. Men lette bij het zoeken ook op de kleintjes: in een van de afvalkuilen vond men een klein, zilveren muntje zonder sporen van slijtage. Het was een denier van Lodewijk de Vrome (814 - 840), de enige die in Overijssel gevonden was. De afvalkuil was dus na 814 (nog) in gebruik. Andere vondsten waren een weefgewicht, twee spinklosjes, enkele glazen kraaltjes, ijzerslakken, ijzeren voorwerpen zoals een speerpunt en twee mesjes en de resten van een maalsteen van basaltlava uit de Eifel. Volgens Verlinde en Waterbolk werd deze boerderij, gezien het bodemprofiel met loodzand en oerbanken, omstreeks 800 aangelegd in een golvend heidelandschap. Ook Waterbolk plaatste alle sporen in het einde van de 8ste eeuw en in de 9de eeuw.
Deze kom van gladen vrij dunwandig okergeel-grijs aardewerk, met standring, bezit een sobere versiering van
veer 5 meter breed en minimaal 17 meter lang te zijn. Een klein deel van de plattegrond bleef verborgen onder het zand, omdat niet buiten de bouwput gegraven mocht worden. De paalgaten leverden geen goed dateerbare vondsten op. In de gestorte grond van de bouwput vond men echter wel overblijfselen, uitsluitend uit de Karolingische tijd. Van voor tot achter hadden onder de nok van het huis of de schuur een zestal zwaardere palen gestaan. Het ging dus om een twee-schepig gebouw. De afstand tussen deze palen bedroeg ongeveer 3 meter. De lichtere en minder diep geplaatste wandpalen stonden ongeveer anderhalve meter van elkaar. Vermoedelijk waren bij het uitgraven van de bouwput, vóór de melding, sporen vernietigd. Dr. Verlinde dateerde dit gebouw in de (laat-)Karolingische tijd, ongeveer 900 na Chr.
horizontale en verticale steekgroef-
1978: boerderij uit 1100
lijnen.
Aan de oostzijde van de Baalder es werd bij het uitgraven van een nieuwe baan voor een aan te leggen straat in 1978 nog een huisplattegrond ontdekt. De lengte bedroeg ongeveer 18 meter en de breedte 7 meter. Volgens onderzoekers A.G. Kleinjan en V.T. van Vilsteren leek het erop dat deze boerderij, gezien de grootte van de paalgaten, van zwaarder materiaal gebouwd was dan de gebouwen die hiervoor zijn beschreven. In de paalgaten waren onverbrande leembrokken van de vloer terecht gekomen. Afvalkuilen werden niet gevonden maar wel een 2 meter diepe waterput. In de paalgaten vond men ook enkele scherven van keukengerei: stukken van kogelpotten en één grote, beschilderde rand van een zogenaamde Pingsdorfpot.
1983: gebouw uit 900
Pingsdorf aardewerk is gemaakt op een draaischijf en hardgebakken. Het heeft een geelwitte, grijze of paarse kleur. Het is versierd met strepen, komma’s, stippen of andere eenvoudige motieven, die met ijzeroxideverf zijn aangebracht. Dit aardewerk werd in veel centra in NoordwestEuropa geproduceerd van ongeveer 900 - 1200. In de opgevulde waterput werden scherven van
Op 24 januari 1983 werd aan dr. A.D. Verlinde gemeld dat er in een bouwput op de Baalder es bij de Woerte ook oude bewoningssporen waren gevonden. Toen alle vlekken van opgevulde paalgaten waren blootgelegd en opgemeten, bleken dit de grondsporen van een gebouw van onge24
Paffrath kogelpot-aardewerk gevonden. Dit is handgevormd, grijs, blauwig tot zwart onversierd aardewerk, dat ten noordoosten van Keulen gemaakt werd van 1100 - 1250.
Deze fraai versierde slanke, scherp geprofileerde, hooghalzige beker is een goed voorbeeld
1980: Scherven uit 1400
van de Trechterbekercultuur.
In het voorjaar van 1980 werden opnieuw vondsten gemeld in de nieuw aangelegde wijk Baalder. Ongeveer 100 meter oostelijk van de vorige vindplaatsen bespeurde men in een vlak van 10 x 30 meter een groot aantal paalsporen en greppels met scherven. Duidelijke structuren als boerderijen of schuren waren niet te herkennen. Vermoedelijk hadden die gebouwen in de onmiddellijke omgeving gestaan. De gevonden scherven waren vooral van blauwgrijs aardewerk en enkele van rood aardewerk. Men schatte dat de gevonden bewoningssporen uit de 14de of 15de eeuw dateerden.
Verhuizing van hoog naar laag De conclusie van Kleinjan en Van Vilsteren is dat de boerderijen in dit gebied zich steeds verder naar het lager gelegen oostelijke deel van Baalder verplaatsten. Het hoogste deel, waar rond 800 de eerste boerderijen stonden, werd op den duur puur akkerland en door de latere plaggenbemesting een hoge es: de Groote Esch. Alle opgravingen overziende, lijkt het er op dat er vanaf de hunebedtijd, dus vanaf ongeveer 3000 voor Chr. tot heden, met eventuele onderbrekingen, mensen hebben geleefd in Baalder.
De ijstijden en de Vecht In de voorlaatste ijstijd (180.000 - 130.000 voor Chr.) schoof een honderden meters dikke laag ijs vanuit het noorden over het oosten en midden van ons land. Dit ijs stuwde grote bergen aarde voor zich uit. Er vormden zich heuvels zoals de Veluwe, het Montferland, de Utrechtse Heuvelrug, de Lemelerberg, de Holterberg en de Oost-Twentse heuvels. Toen het klimaat iets milder werd, begon het ijs te smelten en kwam er veel gletsjerwater vrij. Een tijdlang bleef de ijslaag
liggen op de huidige provincie Drenthe. De hoge muur van ijs liep toen ongeveer tot de huidige zuidgrens van deze provincie. Het smeltwater van dit ijs en dat uit zuidelijker gebieden stroomde voor deze ijsmuur langs naar het westen in brede, kronkelende en vlechtende rivieren. Zo ontstond het oerstroomdal van de Vecht met een breedte van wel tien kilometer. Er volgde een warmere periode en uiteindelijk smolt al het ijs. Het ijs van de laatste ijstijd (110.000 - 12.000 voor Chr.) bereikte ons land niet, maar wel waren er toen perioden dat het hier een grote poolwoestijn was met soms enorme, ijzige zandstormen. Dit zand vulde de diepe dalen van de rivieren op en legde dikke pakketten zand over het land. Aan het eind van deze koude periode werd het weer zo warm dat er bomen en kruiden konden groeien. Rond 10.000 voor Chr. kwam er nog eenmaal een periode van enige eeuwen met extreme droogte en kou. De bossen stierven of brandden af en vanuit de droge bedding van de Vecht stoof 25
het zand op de wal. Zo ontstonden overal op beide oevers zandduinen op het dekzand en kon heel veel later de naam Hardenberg ontstaan.
V.l.n.r.: Een kraagflesje met een vrij regelmatig boldubbelkonisch
In het museum van Hardenberg Dat er door de tijden heen langs de Vechtoevers en net daarbuiten menselijke activiteiten waren, is goed te zien in het kleine museum van Hardenberg. Hier liggen veel losse vondsten tentoongesteld, voorwerpen uit een ver verleden die toevallig ontdekt werden zonder dat er sprake was van enig archeologisch onderzoek. Als we in de omgeving van stad Hardenberg langs de noord- en zuidkant van de Vecht gaan, komen we langs verschillende vondstplaatsen. De daar gevonden voorwerpen komen uit een periode van 5.000 - 12 voor Chr. In het museum zijn o.a. te zien:
bijna 10.000 jaar lang mensen langs de Vecht zijn getrokken en er in sommige tijden hebben gewoond. Net als nu kenden deze mensen goede en slechte tijden. Wat ons tastbaar verbindt met hen zijn slechts bodemverkleuringen en enkele voorwerpen. Duizenden jaren lang hebben mensen hier meer en meer vat proberen te krijgen op de natuur. Uiteindelijk heeft dit geleid tot onze huidige woonomgeving.
lichaam, een onversierd
Bronnen:
trechterbekertje van
- R. van Beek en A.G. Kleinjan: Vroeg-
overwegend grijs aardewerk met cylindrische hals en een onregelmatig gevormd kommetje met vlakke bodem en iets naar binnen buigende rand van ruw grijs aardewerk.
- - - - - - - - - - - -
uit de Rheezerbelten: een klopsteen uit Heemse: een schraper en een hamerbijl uit Collendoorn: een hamerbijl van diabaas uit Oud-Lutten: een stenen bijl uit het Engelandse bos: klingen en een schraper uit Radewijk: een geröllkeule (rolsteenhamer) uit Gramsbergen: een klopsteen uit de Vecht: een strijdhamer uit de es van Baalder: een stenen bijl uit Brucht: een kookpot uit Bruchterveld: een stenen bijl uit Bergentheim: een hamerbijl en een strijdhamer - uit Mariënberg: o.a. een kleine maquette van opgravingen
middeleeuws aardewerk uit Baalder, gem. Hardenberg, (Ov.) uit het tijdschrift Westerheem, XXIX-6, 1980 - Mr. G.J. ter Kuile sr.: De praehistorische vondsten te Hardenberg 1937 uit Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, 54-ste stuk, tweede reeks dertigste stuk, 1938 - L.P. Louwe Kooijman en anderen: Nederland in de prehistorie, 2005 - M. Rappol: In de bodem van Salland en Twente, 1993 - Theo Spek: Het Drentse esdorpenlandschap, 2004 - A.D. Verlinde: Karolingische bewoning te Baalder, gem. Hardenberg (Ov.) uit Westerheem XXXII, no. 1, 1983 - A.D. Verlinde en R.R. Newell: A Multi-
Component Complex of Mesolithic Settlements with Late-Mesolithic Grave Pits at Mariënberg, Overijssel uit Het zandeilandenrijk van Overijssel, 2006 - A.D. Verlinde en H.T. Waterbolk: Een herinter-pretatie van de Karolingische grondsporen te Baalder (Ov.), Westerheem XXXII, no. 6, 1983 - V.T. van Vilsteren en A.G. Kleinjan: On-
dergedoken en opgegraven in Baalder uit Van Beek en land en mensenhand, 1985
10.000 jaar menselijke activiteit Met dank aan: Door zorgvuldig archeologisch onderzoek en toevallige vondsten is aangetoond dat in de directe omgeving van de stad Hardenberg al
- Mw. J. Jansen, medewerkster van Het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Overijssel ‘A.D. Verlinde’, te Deventer 26
De parabel van olde Albert J. Waterink (1890-1966)
Onder deze titel heeft dit verhaal in januari 1962 in het ‘Kerkblad van Overijssel’ gestaan in de vorm van een brief die de bekende professor Waterink schreef aan een vriend op 2 januari 1962. Hij haalt daarin een voorval aan uit zijn prille jeugd en noemt het een parabel die, zo verzekert hij: ‘vrijwel precies zo gebeurd is als ik het beschrijf’. De voorouders van Jan Waterink komen uit het gebied rond Hardenberg. Jan is geboren in 1890 in Den Hulst (O), waar zijn vader Hendrik Waterink godsdienstonderwijzer was. Het gezin verhuisde naar Mariënberg en Jan ging als zesjarige jongen naar de christelijke school aan de Lage Doelen in Hardenberg. In 1962 schreef hij:
Iedereen in het Saksische land in de buurt van het door Ulfers bekend geworden Oostloorn weet wat een koehierde is. Dat is de koeherder die op de gemeenschappelijke gronden van het dorp de koeien weidt en bewaakt. Met zijn hond als gezelschap brengt hij ganse dagen door in het vlakke veld rond de Overijsselse Vecht. En ge hebt alle kans dat die hond ‘Siep’ heet. Want natuurlijk moet de hond een naam hebben die anders is dan die van een koe; en geen boer zal zijn koe ‘Siep’ noemen. Rond het begin van deze eeuw was Albert Overweg de koehierde in het gebied tussen Rheeze en Brucht. Ik heb hem goed gekend. Ook herinner ik mij nog heel goed een typische eigenaardigheid van hem. Hij zei namelijk weinig uit eigen beweging, meestal antwoordde hij slechts op vragen en opmerkingen. En als hij dan antwoord gaf, leidde hij dat in met : ‘Hè joa.’ ‘Mooi weertje vandaag, Overweg.’ ‘Hè joa, mooi weer.’ ‘Ga je binnenkort ook aan de andere kant van de Vecht weiden?’ ‘Hè joa, ni-je wekke.’ Natuurlijk sprak Overweg geen ‘hoog Hollands’. Hij heeft nooit in zijn leven ‘volgende week’ gezegd. Maar een enkele keer sprak Albert Overweg meer dan een simpel antwoord. Overweg liet zijn koeien grazen aan de Rheezer kant van de Vecht. Ik was een jongen van een jaar of elf. Van het huis van mijn ouders naar een oom en tante in Rheeze was de weg niet lang als je aan de oever van de Vecht je kousen en
schoenen uittrok en door het ondiepe water waadde. Maar dat kon alleen als het water erg laag was. Heel vaak ging het niet en bovendien kon het lang niet overal. Je moest de plekjes weten waar de ondiepten waren. Deze keer kon het en ik kwam bij Rheeze. Toen Albert Overweg mij zag, groetten wij elkaar. Hij begon opeens te praten. Hij kende mij omdat mijn vader en hij elkaar goed kenden. ‘Zo, mien jonge, ik bin bliede da’k oe zie. Ze zegt da’j domeneer wilt wörden. En now mu’k oe wat zeggen. ‘k Heb ‘r lange over noa edacht, maar umda’k ow va graag magge, wil ik tegen oe niet zwiegen. Ik wil niet aans as oe vertellen van mien wark. Dat kan ik doen umda’k maar een gewone koehierde binne want doarum heb ik zovölle verstaand van domeneerswark. Het zwoarste van ’t wark van een koehierde is um de koppel koene bi-j mekare te holden. ’t Is helemoal gien kunst um hier tachtig koene bi-j mekare te hebben, maar de kunst is um te zörgen dat ’t een kudde is. En dat is ’t wark van mi-j en Siep. Joa, zonder de hölpe van Siep zol ik ’t niet an kunnen, want soms begrep Siep de koene better as ikke. Hi-j kek mi-j an as ik domme dinge wil doen. Net as of e zeggen wil: ‘Ie bint now wel de herder en ikke maar een herdershond maar ie bint toch dom, baas, a’j dit keer niet doet wat ik denke dat ‘r gebeuren mut.’ ‘Ik zal oe is wat vertellen van Siep. Verleden noajoar wol ik met de koene noar de overkaante. 27
Fragment van een schoolfoto. De nog zeer jeugdige Jan Waterink, ca. 1902.
Prentbriefkaart van wadende koeien bij de Vecht, anno 1915.
Toen was ’t hoog water en ze mossen een endtie zwömmen. Maar ik kon ze niet in ’t water kriegen, die koene. Die gundse bloarkop, doar veuran, is altied arg gewillig, maar hi-j deud het niet. Toen kwaamp Siep noar mi-j toe en hi-j blaften en leup een ende stroomop. De koene leupen achter hum an en doar, een ende stroomop, gung de bloarkop veurop en alle koene zwömden op die stee rustig deur de Vechte. Ik hebbe nooit helemoale begreppen woarum ze d’r doar wel deur gungen. Totdat ik ’t aander veurjoar, toen ’t water gung zakken, zagge wat ik veur die tied niet eweten hebbe.’ ‘Op die plase woar ik de koene d’r deur wol drieven, was een fosse prikkeldroad an espuuld, dat achter een paar poalties was blieven hangen. Het mut argens bovenstrooms lös eraakt ween. Joa, mien jong, soms wet een koppel koene better wat goed veur heur is as de herder. Ik passe al viefenveertig joar op de koene maar ik lere nog elke dag van Siep en ok van de koene. Joa, die bieste, zi-j hebt allemoale heur eigen meniere van doen. Ziej’ die ginne bleskop? Die graast altied net zo’n elle of twintig, dartig, opzied van de kudde. Altied ’n bettie in de ienzaamheid. A’j hum d’r bi-j wilt jagen is ’t net of e tussen de aandere koene gien vretten lust. As e maar allennig is dan hef e ’t best noar de zin. Soms geef 28
ik hum de kaans um helemoal achter te blieven. Dan loat ik hum dus zien gang goan, maar och dan duurt ’t niet lange of hi-j komp weer in de buurte van de aandern. In ieder geval weet ik wel da’k tegen Bleskop gien geweld mut gebruken. En ziej’ die zwartbonte doar met zien iene of estötten heurn? Joa, da’s een raar dier. Het vechten zit ‘m in de botten. Soms gef e een koe die te dichte bi-j hum komp, zomaar ’n stöt in de ribben. Dan denk ie: wat döt die in een kudde? Maar bi-j gevoar dan is e ok veuran. Pas kwaamp de börgemeister met twie jachthonde hier langs stoeven. Nou, toen ha’j drekt ’t vee op’n biestern. Maar de zwartbonte met zien iene heurn vleug d‘r drekt op of en as ik niet tussenbeide kommen was had ’t er veur de börgemeister en zien beide honde niet best uut eziene. Ik zegge tegen de börgemeister: Koene bint net mensen, lastig in de karke, maar ie mut ze niet an de karke kommen. En ziej’ dat kleine rooigien doar? Die mark ie hoaste nooit. Die löp altied maar nerig te grazen en wet overal grös te vinden, zölfs op’t heideveld. En wa’j niet zult gleuven, zi-j gef best melk en hef ’t hoogste vetgehalte van de hele koppel. Zo ku’j weer zien, mien jong dat ‘r niet allennig ‘stillen in den lande’ bint maar ok stillen in de kudde.’
Ik vroeg: ‘Maar Overweg, waar heb je nou de meeste last van?’ ‘Hè joa, met drie soorten, mien jong: met de hardlopers, met de achterblievers en... met mi-jzölf. Kiek, as de dag komp dat ik gien last meer hebbe met mi-jzölf en a’k denke da’k Siep nie meer neudig binne, dan mu’k zien da’k op‘n aandere meniere an de kost komme. Maar veur ien ding bin ik God dankbaar, elke dag weer, want as ik hier niet was, zol ’t op de lange duur mis goan met de kudde. Dan was ’t noa ’n zettien gien kudde meer, maar ’n troep löslopende koene. He’j mi-j nou begreppen mien jong?’ Ik zei: ‘Ja, ik denk ’t wel, Overweg, maar wie is in de kerk Siep, want dat begreep ik niet goed’. Toen zei Overweg: ‘Hè joa, da’s een goeie vroage. Siep betekent heel völle veur de koene. Ie kunt hum vergelieken met een wieze olderling.’
Overweg overzag voor de zoveelste keer zijn kudde. Hij sprak Siep aan, maakte een gebaar in de richting van een zwervende koe en Siep haalde het dier terug. De koe had direct gevoeld dat het de hond menens was. ‘Now jong’, zee Overweg, ‘a’j later domeneer bint, denk dan nog is an de olde Albert.’
Met dank aan: - J. Woertel-van der Veen, Radewijk (prentbriefkaart) - E. Wolbink, Hardenberg (fotografie)
Vandage an de dag krie’j gien natte voeten meer a’j de Vechte overstikt met het Marskampveer tussen Banthem en Rheeze.
29
STEPHANOTEN Nieuwe leden Apeldoorn, E.M. van, Laan van de Bork 772, 7823 RT Emmen Beter Wonen Vechtdal, Stelling 7, 7773 ND Hardenberg Bos-de Groot, B., Bergweg 21, 7731 AD Ommen Café Den Herdenbergher, Oosteinde 32, 7772 CB Hardenberg Dorman, H.J.R, Kerkstraat 15, 7671 HE Vriezenveen Groot, H. de, Atalantaberm 38, 3994 WB Houten Heerkes, H.J., Arturo Toscaninistraat 1, 7558 DZ Hengelo Hekman, G., van Rechterenallee 68, 7773AN Hardenberg Hulzebosch, A., Jachthuisweg 7, 7798 CN Collendoorn Jeurink, G., Verlengde Broekdijk 20, 7694 TG Kloosterhaar Jonker, P., Karspelstraat 29, 9791 EH Ten Boer Kedde, M.D., Lindenlaan 9, 7771 DS Hardenberg Kleefmann, F., Caro van Eijkstraat 4, 7608 NH Wageningen Mulder, J., Marsstraat 34, 7782 RK De Krim Nijzink, J.A., Lijsterlaan 24, 3853 TC Ermelo Noppers, J.H., Saturnusstraat 28, 7771 XW Hardenberg Olthoff, B., Knopkruid 19, 7772 LS Hardenberg Praag, A.M. van, Klinkerweg 21a, 7772 SJ Hardenberg Pullen, D., Muntzmate 24, 804 LE Zwolle Rolleman, G., Baalder Esch 36, 7772 JV Hardenberg Rooth, H.M., Wisseling 17, 7701 LK Dedemsvaart Schoemaker-Meier, D., J. Vermeerstraat 66, 7771WP Hardenberg Veen, J. van der, Lageweg 8, 7772 LS Hoogeweg Veldsink, H.J., Loozermars-Noord 14, 7782 EJ Gramsbergen Vries-Jonkeren, J. de, Brinkberg 13, 7772 EZ Hardenberg Weitkamp, S.G., Pal Maleterweg 25, 2033 BK Haarlem Wevers, H.J.P., Nachtegaalstraat 34, 7771 CB Hardenberg Weitkamp, R., Granpre Molierestraat 16, 3822 EV Amersfoort Zweers, D.A., J. Vermeerstraat 40, 7771 WN Hardenberg Nieuwe aanwinsten (boeken) - Hardenberg in oude ansichten - Toen geluk nog heel gewoon was - Jaarboek 2008/2009 van de vereniging Heemkunde Ootmarsum - Jaarboek CBG 2008 (Genealogie en de Canon) - Als de Rododendron bloeit - het leven van Jan en Geertje Kampman-Herbert - Sallandse wijsheden - Van Stoomtram tot DVM - over het tramvervoer in N.O. Overijssel en Drenthe - Aleida’s Kramer Stichting, van mevr. Pouwels-Bos - Jaarboeken Christelijk onderwijs 1967 en 1968 en Wegwijs in Hardenberg, van J. Boschma - Geen dag zonder gedicht, 365 gedichten uit Overijssel - Avereest in oude ansichten - Steden en dorpen in Overijssel (stadsvernieuwing en verstedelijking) - Geschiedenis van de waterschappen in Noord-Oost Overijssel en 25 jaar waterschap de Bovenvecht (delen 2 t/m 7, 9 en 10), van de erven Waterink te Gramsbergen - Mijn succes, Jan de Wilde - Klederdrachten, een reis langs de levende streekdrachten van Nederland, van H. Roelofs te Doorwerth - Thesaurus van Gramsbergen, catalogus venduehuis Zwolle, 27 november 1998 - Op zoek naar de bronnen van de Vecht - Saksers onder het Duitse juk, 2e druk - In de mist van het schimmenrijk - fragmenten uit het oorlogsdagboek van Karel R. - Veldwachter van Laar - Dr. Starings almanak van den Overijsselsen Landman, 1906 en 1952 - Bijbel in de NBG vertaling, het NT, met kanttekening Nieuwe aanwinsten (overige) - Ansichtkaart “Jeugdherberg ’t Weidehuis Heemse’, van W.J. de Nooij - De strijdkreet 1952, tijdschrift auto- en motortechniek okt. 1969, tijdschrift waterschappen 1982, van fam. Koldijk - Beginatlas Nederland, 15e druk, atlas Nederlands Indie 1923 en Nederland 1923 - Ca 40 boeken van S. Ulfers (alle/meerdere drukken en uitgaven tussen 1903 en 1984 van Oostloorn, Harro Walter en enkele andere boeken), van Dhr. Hartong - 14 Boeken rond cultuurhistorisch uitgaan in Overijssel en Nederland, van fa. Sickman - Uit de nalatenschap van ons erelid C. Lina, ca 4 meter archivalia.
AC T I VI T EI T EN 2 00 9 Eerste halfjaar * 16 maart werd onze algemene ledenvergadering gehouden in Zaal Mulder. Er was een grote opkomst van 130 leden. De jaarrekening 2008 en de begroting 2009 werden goedgekeurd. De vergadering ging akkoord met het voorstel om de contributie met ingang van 2010 te verhogen naar €17,50 i.v.m. het feit dat de nieuwe Rondom den Herdenbergh in groter formaat en kleur is verschenen. De redactiewerkgroep kon het fraaie eerste exemplaar overhandigen aan oud-secretaris en erelid Wim Meier. De werkgroep dialect gaf een wervelend optreden met sketches in onze mooie Saksische spreektaal. * 23 april hadden we de jaarlijkse vrijwilligersavond in Zaal Boslust. Het was een gezellige avond, met een wedstrijd in oud-Hollandse spelletjes en optredens van onze Bergentheimse goochelaar Jan Kosters. * 6 mei jl. is de Kleppertoer 2009 van start gegaan, dit keer door het mooie Sallandse Vechtdal. De belangstelling is al weer groot.
Tweede halfjaar * 12 juni: De jaarlijkse dagexcursie, georganiseerd in samenwerking met de Heimatverein Uelsen. De interessante tocht voerde naar het Stift te Wietmarschen en het Emsland Museum te Lingen. Bij voldoende belangstelling zal deze tocht worden herhaald op 28 augustus. Kosten €40,- inclusief koffie, lunch en verfrissingen. * 5 september: Kunstmarkt op Wilhelminaplein. Het museum is dan open aan de achterzijde. Vrijwilligster Annie Zijlstra geeft een demonstratie op het weefgetouw. * 12 september: Werkgroep Open Monumentendag gecombineerd met de viering van het 25-jarig jubileum van onze vereniging met de gehele dag activiteiten in het centrum. Officiële opening op de nieuwe markt door burgemeester Meulman. Het thema van de Open Monumentendag 2009 is kaarten en in ons museum zal een expositie van historische landkaarten worden ingericht. * 24 september: een lezing in het LOC door Thea Kroeze over “begrafenisrituelen van vroeger” en van 1 tot 3 oktober een expositie in het LOC in samenwerking met de Begrafenisvereniging Hardenberg e.o. Dit jaar viert de begrafenisvereniging haar 50-jarig jubileum. Samen met deze vereniging organiseren we een aantal activiteiten. * 31 oktober: Genealogische dag in Zaal Mulder, georganiseerd door de werkgroep genealogie. * 11 november: Een modeshow van kleding uit de ‘collectie Nijenstede’, lokale klederdracht en hedendaagse kleding in het LOC door de werkgroep museum en tentoonstellingen i.s.m. het Alfa College. * 28 en 29 december: Fotoherkenningsdagen in de studiezaal door de werkgroep fotografie.
30
Nieuwe aanwinsten (museum) - van fam. Koldijk: doopkleed, mutsenlint, kanten vestje, onderjurken en klapbroek - van B.J. Edelijn: diverse oude kranten, pentekeningen oud Hardenberg, diverse stukken en embleem H.G.V. - van fam. Hamberg: diverse brieven en gedichten, foto’s ds. Westhof en Frederiks, foto school Ebbenbroek 1929, persoonsbewijzen, pas voor grensverkeer - van G. Wierbosch-Veneman: Salland’s Volksblad 3 juli 1959 en de Vechtstreek 26 juni 1959, bij de opening van nieuwe wegen in Radewijk en den Velde - van mw. Olthof-te Rietstap: compleet uniform kraamverpleegster, met cape, v. zr. Bramer - van J. ter Wielen-Lugies: een huwelijksherdenkingborduurwerk - van W. Meijer: map met geschriften van Jans Schutte, kopie kaart Waterschap de Meene 1908 en een schrift fokkersbond Gramsbergen 1940-1952
H E R D E N B E R G H
Vechtstede Notarissen Postbus 62 7770 AB Hardenberg Scholtensdijk 20 7771 CV Hardenberg T 0523 261 941 F 0523 262 786 E
[email protected] I www.vechtstede.com
7773 ND Hardenberg T 0523 - 285 285 F 0523 - 285 200 E
[email protected]
&
R O N D O M
Stelling 7
I www.beterwonenvechtdal.nl
MET FOCUS OP DE TOEKOMST Olbo
Handelsstraat 60d-i 7772 TR Hardenberg Postbus 115 7770 AC Hardenberg T 0523 - 266 181 F 0523 - 271 516 E
[email protected] I www.olbo.nl
olbo
| thuis in alle media |
S P O N S O R E N
Beter Wonen
D E N
MET GEVOEL VOOR HET VERLEDEN
R ondom den H erdenbergh
Herkent u deze nog? Elk kwartaal publiceert de werkgroep fotografie op deze pagina een groepsfoto uit ons werkgebied, waarvan de namen van de personen (deels) niet bekend zijn. Wanneer u personen op deze foto herkent, wilt u de namen dan s.v.p. mailen naar:
[email protected]. U kunt natuurlijk ook even binnenlopen in de studiezaal of telefonisch contact opnemen met de vereniging, Voorstraat 34, in Hardenberg, 0523-265624.
32