Ö
PROJECTEN – STUDIES
Houtskeletbouw : een systeem in volle ontwikkeling
Houtskeletbouw is een bouwsysteem dat zowel in België als in het buitenland steeds vaker toegepast wordt voor het optrekken van energiezuinige gebouwen en passiefhuizen. Dit is niet zo verwonderlijk. Uit recent onderzoek is immers gebleken dat dit bouwsysteem erg duurzaam is en toelaat op een relatief makkelijke manier constructies met uitstekende prestaties te realiseren.
Dit artikel heeft dan ook tot doel een beter inzicht te verschaffen in de principes van dit bouwsysteem en in de huidige stand der techniek. Voor meer gedetailleerde informatie hieromtrent verwijzen we eveneens naar de website van de TD ‘Duurzame uitvoeringstechnieken voor daken en lichte buitenwanden’ van het WTCB (www.wtcb.be/go/td-daken).
1
VOORDELEN VAN HOUTSKELETBOUW
Energiezuinige woningen en passiefhuizen worden zeer vaak opgetrokken in houtskeletbouw. Houtsysteembouw laat immers toe op een relatief makkelijke manier constructies te realiseren met uitstekende thermische-isolatieprestaties. Aangezien de warmtegeleidingscoëfficiënt van hout beduidend lager is dan deze van bouwmaterialen uit steen of metaal, vertonen houten wanden doorgaans een hogere thermische weerstand en minder koudebruggen dan traditionele spouwmuren. Door de holten in het skelet op te vullen met isolatiemateriaal, kan men wanden creëren die een hoge thermische weerstand combineren met een geringe dikte. Zo heeft een wand in houtskeletbouw met stijlen van 38 x 140 mm, waarbij de holten opgevuld worden met een
Houtskeletbouw is een lichte, droge en snelle bouwmethode met een beperkte milieu-impact. Hoewel men bij dit bouwsysteem bijzondere aandacht dient te besteden aan de luchtdichtheid, het zomercomfort en de geluidsisolatie, heeft deze techniek zich de laatste jaren zodanig ontwikkeld dat aan alle prestatieeisen voldaan kan worden (met inbegrip van de brandveiligheid). Over het algemeen kan men tegen eenzelfde kostprijs prestaties bekomen die vergelijkbaar zijn met deze van de in onze streken gangbare bouwmethoden (zoals metselwerk).
2
RECENTE TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN
2.1 OPKOMST
VAN NIEUWE HOUTBOUW-
PRODUCTEN
Om het houten skelet te verstijven, werden oorspronkelijk bijna uitsluitend multiplexplaten gebruikt. Tegenwoordig neemt men hiertoe echter steeds vaker zijn toevlucht tot OSB (Oriented Strand Board). Ook andere plaatmaterialen, zoals vezelcementplaten of ge-
" F. Dobbels, ir.-arch., technologisch adviseur, TD ‘Duurzame uitvoeringstechnieken voor daken en lichte buitenwanden’
RUDDERVOORDE, 2000. ARCHITECTUUR,
Bovendien kan men de isolatie tussen de stijlen in een wand uit houtskeletbouw eenvoudig aanvullen met spouwisolatie aan de buitenzijde van het skelet of met binnenisolatie, wat ook de luchtdichtheid en de geluidsisolatie ten goede komt. Het is aldus redelijk makkelijk woningen te realiseren met een globaal K-peil van 30. Deze waarde wordt doorgaans beschouwd als het economische optimum voor woningen, hoewel het door het treffen van een aantal specifieke maatregelen uiteraard steeds mogelijk is een nog beter isolatieniveau te bereiken.
KRONOS
Rekening houdend met de huidige constructieve en maatschappelijke tendensen kan men verwachten dat de toepassing van houtskeletbouw de komende jaren gestaag zal toenemen. Zo heeft een WTCB-studie, uitgevoerd in opdracht van het VEA (Vlaams Energieagentschap), aangetoond dat het realistisch is te veronderstellen dat niet minder dan 15 % van de nieuwe eengezinswoningen tegen 2020 op deze wijze zullen opgericht worden. Deze evolutie kan grotendeels toegeschreven worden aan de toenemende aandacht voor energiezuinig en duurzaam bouwen.
laag minerale wol van 140 mm en die aan de buitenzijde voorzien is van een buitenspouwblad in metselwerk (totale muurdikte : ± 30 cm), een warmtedoorgangscoëfficiënt van om en bij de 0,25 W/m²K. Een traditionele spouwmuur uit metselwerk met spouwisolatie vertoont bij eenzelfde muurdikte een U-waarde die dubbel zo hoog is.
Afb. 1 Energiezuinige woning in houtskeletbouw. bitumineerde/gelatexeerde houtvezelplaten kennen een groeiend succes. De laatste vijf jaar werden gekenmerkt door een duidelijke toename van het gebruik van houtvezelplaten als dampopen en winddichte buitenbeplanking. Dankzij hun uitstekende mechanische eigenschappen kunnen deze plaatmaterialen de stijfheid van het skelet ten goede komen. Vermits de toepassing van dit plaattype nog niet algemeen doorgedrongen is, de huidige referentiedocumenten er nog niet op voorzien zijn en bepaalde rekenwaarden ontbreken in de documentatie van de fabrikanten, dient men bij de dimensionering ervan echter de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen. In sommige gevallen is het bovendien aanbevolen een aantal laboratoriumproeven uit te voeren ter bepaling van de materiaalkarakteristieken die nodig zijn om de berekening te kunnen uitvoeren (1). Om de lucht- en waterdichtheid van de constructie te verbeteren, werden recentelijk platen met bijzondere tand- en groefverbindingen ontwikkeld. Ook voor de binnenafwerking staat vandaag de dag een heel gamma aan plaatmaterialen ter beschikking (gipskartonplaten, gipsvezelplaten, calciumsilicaatplaten, houtvezelplaten, …). Bij de uiteindelijke materiaalkeuze moet men zich laten leiden door de vereiste (1) Hierbij denken we bijvoorbeeld aan de waarde fh,k, die vermeld wordt in § 8.3.1 van de Eurocode 5.
WTCB-Dossiers – Nr. 2/2006 – Katern nr. 6 – pagina 1
Ö
PROJECTEN – STUDIES brandweerstand, de verwachte geluidsisolatie en de mate van vochtbestendigheid. De stijlen, balken en eventuele kolommen van het skelet kunnen tegenwoordig eveneens uitgevoerd worden met tal van innovatieve houtachtige materialen met een grotere mechanische weerstand dan gezaagd timmerhout : gelijmd-gelamineerd hout, Laminated Veneer Lumber (LVL), … Men kan tevens opteren voor bouwelementen met een geoptimaliseerd traagheidsmoment, door het materiaal te concentreren ter hoogte van de uiterste vezel (bv. liggers met I-vormige sectie, driehoeksvakwerkliggers, …). Men kan dus stellen dat het aanbod aan plaatmaterialen, verbindingsmiddelen en andere basiselementen voor houtskeletbouw in ons land de laatste jaren sterk toegenomen is en bovendien volop geëxploiteerd en verder ontwikkeld wordt [6, 7].
2.2 VLOERCONSTRUCTIES : TOT HOUT -BETONVLOER
Afb. 4 Vergelijking van het hout-betonvloerconcept met drie andere referentievloersystemen. Beton (+ staal)
A. HOUTEN RIBBENVLOER
B. HOUTEN RIBBENVLOER MET DEKVLOER
D. BETONNEN PLAATVLOER
Hout PE-folie beton : dood gewicht
Uit afbeelding 4 blijkt dat de verschillende materialen bij dit vloertype (geval C) optimaal gebruikt worden. Bij zuivere betonnen plaatvloeren (geval D) draagt het beton aan de onderzijde daarentegen niet bij tot het opnemen van de belastingen. Het doet er enkel dienst als deklaag op het wapeningsstaal. Bij houten ribbenvloeren die voorzien worden van een dekvloer (geval B), draagt het beton evenmin bij tot de mechanische sterkte van het geheel.
VAN DEKVLOER
Om de akoestische prestaties van de verdiepingsvloeren in een houtskeletconstructie te verbeteren, wordt de laatste jaren steeds vaker een dekvloer aangebracht op de houten vloer. Deze werkwijze heeft als bijkomend voordeel dat ze de thermische inertie vergroot.
C. HOUTBETONVLOER
Om de akoestische prestaties te optimaliseren, kan bovenop de hout-betonvloer nog een al dan niet zwevende dekvloer aangebracht worden. Op dit ogenblik voert het WTCB, samen met het Technisch Centrum der Houtnijverheid (TCHN), een onderzoek uit naar de prestaties van dit vloertype [4].
2.3 OPKOMST VAN
ALTERNATIEVE HOUT-
Men kan nog een stap verder gaan door de betonlaag te doen samenwerken met de houtconstructie door middel van stalen verbindingen. Zodoende ontstaat een composiete draagstructuur (met name een hout-betonvloer), waarbij de betonlaag op druk belast wordt en de houten balken op trek.
Wanneer het uitgevoerd wordt volgens de regels der kunst, is de levensduur van een gebouw uit hout vergelijkbaar met deze van andere gebouwtypes. In dit kader is het essen-
Afb. 2 Realisatie van een anhydrietgebonden gietvloer in een houtskeletbouwwoning.
Afb. 3 Uitvoering van een hout-betonvloer tijdens de renovatie van een karakterwoning.
VERDUURZAMINGSMETHODEN
PE-folie beton en hout : optimaal gebruikt
beton : dood gewicht
tieel de (variabele) bevochtiging van de houtstructuur zoveel mogelijk te vermijden door het treffen van een aantal eenvoudige bouwkundige maatregelen (bv. het beperken van condensatie dankzij een correcte wandopbouw). Zodoende kan men het risico op aantasting door schimmels nagenoeg uitsluiten. Wat de aantasting door insecten betreft, liggen de zaken enigszins anders, omdat dit verschijnsel niet kan vermeden worden door het treffen van constructieve maatregelen alleen. Hiertoe dient men immers ook een houtsoort te gebruiken die voldoende duurzaam is voor de beoogde toepassing of over te gaan tot een preventieve houtbehandeling. Deze behandelingen bestaan erin het hout (al dan niet diep, naargelang van de beoogde toepassing) te doordrenken met schimmeldodende en/of insectendodende producten. Lettend op het specifieke karakter van deze behandelingen, moeten ze uitgevoerd worden door stations met een BUtgb-erkenning (www.butgb.be) en met een product dat gehomologeerd werd door de Belgische Vereniging voor Houtbescherming (BVHB). Als gevolg van de inspannningen die geleverd werden door de behandelingsstations en de verschijning van de Europese ‘Biociderichtlijn’ wordt de impact van deze behandelingen op het milieu almaar kleiner. De laatste jaren werden ook enkele alternatieve behandelingen, zoals thermisch gemodificeerd of geacetyliseerd hout, ontwikkled. Ze bestaan erin de houtstructuur zodanig te wijzigen, dat deze ongeschikt wordt voor schimmels en insecten. Deze behandelingen staan echter nog niet helemaal op punt en zijn bovendien redelijk duur, zodat ze vooralsnog niet toepasbaar zijn op het volledige gebouw. Voor gevelbekledingen, terrassen, meubilair en dergelijke kunnen ze daarentegen wel een geschikte oplossing bieden.
2.4 THERMISCHE
ISOLATIE
:
OPTIMALISATIE
VAN HET BOUWSYSTEEM
Om de warmtetransmissie doorheen houtskeletbouwwanden te minimaliseren, kan men voor de stijlen gebruik maken van houten I-lig-
WTCB-Dossiers – Nr. 2/2006 – Katern nr. 6 – pagina 2
Ö
PROJECTEN – STUDIES
2.5 LUCHTDICHTHEID :
ESSENTIEEL EN
REALISEERBAAR
Hoewel het als een paal boven water staat dat het verzekeren van de luchtdichtheid een noodzakelijke voorwaarde is om de doeltreffendheid van de thermische isolatie te waarborgen en om vocht- en tochtproblemen te vermijden, stelt men in de praktijk niet zelden vast dat het belang van luchtdicht bouwen onderschat wordt en dat de uitvoering ervan te wensen overlaat, met alle comfortproblemen vandien. In combinatie met een onoordeelkundige toepassing van de dampdichte lagen, kan men zelfs te maken krijgen met schimmelvorming, houtaantasting, ... De laatste jaren merkt men echter dat er steeds meer aandacht geschonken wordt aan de luchtdichtheid van de buitenwanden. Zo zijn er recentelijk tal van producten voor luchtschermen van lichte constructies op de markt gekomen (folies, kleefbanden, kitten, doorvoerstukken, …) en zijn ook de resultaten van onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten (voornamelijk in Canada, Duitsland en Scandinavië) tot de Belgische praktijk doorgedrongen.
DE
TEMPERATUURFACTOR
2.6 ZOMERCOMFORT :
PERFECT HAALBAAR
RUDDERVOORDE, 2000.
De temperatuurfactor is de verhouding van het verschil tussen de binnenoppervlaktetemperatuur en de buitentemperatuur tot het verschil tussen de binnen- en buitentemperatuur.
!
Men krijgt nog vaak te horen dat het zomercomfort van lichte constructies zoals houtskeletbouw minder goed zou zijn dan dat van traditionele gebouwen. Recent onderzoek [5, 8] toont echter aan dat dit een fabeltje is (zie ook afbeelding 6). Ter verzekering van een goed zomercomfort in onze streken dient men in eerste instantie aandacht te besteden aan de zonnewering. Men zou bij voorkeur moeten opteren voor een extern, beweeglijk type dat kan ingezet worden wanneer nodig en toch voldoende zonnewinsten toelaat tijdens koudere perioden. Ook de thermische isolatie van de ondoorschijnende wanden en de ventilatie van de binnenruimten zijn in dit kader doorslaggevend (bv. koeling van het gebouw door nachtelijke ventilatie). De gemiddelde binnentemperatuur in een gebouw is één van de voornaamste factoren die de mate van zomercomfort bepalen. Metingen en simulaties hebben uitgewezen dat de thermische massa in België (en andere landen met een vergelijkbaar klimaat) een beperkte invloed heeft op de gemiddelde zomertemperaturen in gebouwen [8]. Bovendien zijn het de eerste 5 tot 10 cm van de binnenwand van het gebouw die de grootste bijdrage leveren tot de thermische inertie. Het voorzien van dikkere wanden (bv. uit metselwerk) kan de thermische inertie dus niet beduidend verbe-
ARCHITECTUUR,
Een bijzonder aandachtspunt voor de thermische isolatie van een houtskeletbouwconstructie vormt de aansluiting tussen de fundering, de wand en de vloer. Het is namelijk zeer belangrijk deze bouwknoop zodanig te ontwerpen dat de continuïteit van de isolatielaag gewaarborgd is en dat de oppervlaktetemperatuur in de hoek voldoende hoog blijft (de temperatuurfactor (➝ A) zou bij voorkeur niet mogen dalen onder 0,7). Hiertoe zijn verschillende oplossingen mogelijk, die rekening houden met de duurzaamheid (vocht- en vorstbestendigheid) en drukvastheid van de toegepaste isolatiematerialen. Zo wordt in afbeelding 5 een strook cellenbeton (niet zichtbaar op de foto) gecombineerd met PUR-platen aan weerszijden van het funderingsmetselwerk.
A
KRONOS
gers. Deze techniek werd in de jaren ‘90 reeds toegepast in Duitsland en is sinds kort ook in ons land doorgedrongen [2, 5, 9]. Via deze werkwijze kan men de koudebrugwerking van de stijlen beperken en bijgevolg de thermische weerstand van de wand verhogen.
Afb. 5 Mogelijke oplossing voor het vermijden van een koudebrug ter plaatse van de aansluiting tussen de fundering, de wand en de vloer. teren in ons klimaat. Daarenboven wordt de thermische massa in de praktijk vaak van het binnenklimaat afgeschermd door allerhande afwerkingslagen waar de ontwerper weinig vat op heeft (bv. verlaagde plafonds, tapijten op de vloer, wandbekledingen, meubilair, ...), zodat ze bij het ontwerp moeilijk in rekening gebracht kan worden. Indien men bij houtskeletbouw toch een zekere thermische massa zou willen voorzien, kan deze overigens probleemloos ingebouwd worden via de vloeren. Afbeelding 6 stelt een houtskeletbouwwoning voor waarin diverse maatregelen getroffen werden om het zomercomfort te waarborgen : • voorzien van een externe zonnewering (oostkant : bomen; zuidkant : dakoversteek) • voorzien van thermische isolatie (globaal K-peil van 30)
Afb. 6 Houtskeletbouwwoning waarin verschillende maatregelen getroffen werden ter verzekering van het zomercomfort.
KRONOS
ARCHITECTUUR,
RUDDERVOORDE, 2000.
Daarnaast duiken in de literatuur steeds meer detailtekeningen en verslagen van geslaagde realisaties van luchtschermen op. In Duitsland werd bijvoorbeeld de norm DIN 4108-7 opgesteld, met detailtekeningen van aansluitingen voor luchtschermen in diverse bouwknopen. Ook het WTCB tracht via de Technologische Dienstverlening ‘Duurzame uitvoeringstechnieken voor daken en lichte buitenwanden’ uitvoerige en praktische aanwijzingen te geven om de luchtdichtheid van lichte constructies te waarborgen (www.wtcb.be/go/td-daken).
WTCB-Dossiers – Nr. 2/2006 – Katern nr. 6 – pagina 3
Ö
PROJECTEN – STUDIES • verzekering van een geschikte ventilatiestrategie : – door buffering van de temperatuur van de aangevoerde lucht via een grondluchtwarmtewisselaar (in de tuin) en een schaduwrijke inkomsas (tussen twee bouwvolumes) – dankzij natuurlijke nachtelijke ventilatie via de dakbeglazing boven de nachthal – via een mechanisch ventilatiesysteem met warmteterugwinning • verhogen van de thermische massa via de vloeren : – voorzien van een betonvloer op de begane grond – voorzien van een dekvloer op de verdieping. De grafiek uit afbeelding 7 is een resultaat van het onderzoek ‘Vochtproblemen in daken’, dat van 2002 tot 2004 uitgevoerd werd door het WTCB, in samenwerking met de K.U.Leuven, WenK en de Universiteit Gent. Hierbij werden over een periode van twee jaar in een veertigtal woningen over heel België metingen van het binnenklimaat verricht.
werden in het gebouw met de zware draagstructuur De hier aangehaalde praktijkmeetwaarden bevestigen overigens de resultaten van enkele wetenschappelijke onderzoeken [5, 8], die erop wijzen dat andere parameters (zoals de zonnewering, de nachtelijke ventilatie en de thermische isolatie) een veel grotere rol spelen dan de thermische inertie.
2.7 GELUIDSISOLATIE : HAALBAAR !
HET BASISCOMFORT IS
In lichte constructies (zoals houtskeletwoningen) zijn de muren en vloeren doorgaans niet zwaar genoeg om een goede akoestische isolatie te waarborgen, louter door middel van hun massa. Als men een toereikend akoestisch comfort wil verkrijgen, dient men bijgevolg zijn toevlucht te nemen tot het tweede grote principe van de akoestische isolatie : het ‘massa-veer-massa’-effect. Dit is echter moeilijker te ontwerpen en te realiseren.
Hoewel de grafiek slechts betrekking heeft op twee specifieke gevallen en derhalve niet volstaat om enige wetenschappelijke stelling te onderbouwen, geeft deze toch een indicatie dat de vaak gehoorde bewering dat gebouwen in metselwerk per definitie een beter zomercomfort zouden vertonen dan gebouwen met een lichte draagstructuur, niet klopt.
De ontwerpnorm NBN S 01-400-1, tot vaststelling van de criteria voor het akoestische comfort in gebouwen, zal weldra van kracht worden. In traditionele woningen is het met de courante uitvoeringswijzen in de meeste gevallen mogelijk de waarden ter verzekering van het akoestische basiscomfort te bereiken die opgenomen zijn in deze norm [10]. In houtskeletconstructies kan men deze waarden eveneens behalen, op voorwaarde dat men toeziet op de uiterst zorgvuldige uitvoering van een aantal innovatieve technieken (zwevende dekvloer, akoestisch ontkoppelde plafondafwerking, opvulling van de holten met minerale wol, ontdubbelde wanden, ...).
In het voorgestelde geval vertoont het gebouw met de lichte draagstructuur immers lagere binnentemperaturen dan deze die opgetekend
Voor aanpalende houtskeletwoningen kan men een akoestische isolatie bereiken die voldoet aan de hoogste comfortcriteria uit de norm
Bij wijze van voorbeeld geeft de grafiek de gemiddelde binnentemperatuur voor twee nabijgelegen woningen uit metselwerk en houtskeletbouw, bij een identieke buitentemperatuur (hittegolf in de zomer van 2003).
40
35 TEMPERATUUR (°C)
(DnT,w = 62 dB), door de integratie van een zware muur in de scheidingswand. Door de toepassing van deze techniek op de woningen uit afbeelding 8, was het mogelijk een isolatieniveau DnT,w (in situ) van 66 (4;-12) dB te verkrijgen met de volgende opbouw : • gipskartonplaat van 12,5 mm • latwerk • OSB-plaat van 15 mm • stijlen van 38 x 89 mm, opgevuld met minerale wol • multiplexplaat • luchtspouw • muur van 140 mm in holle betonblokken • luchtspouw • multiplexplaat • stijlen van 38 x 89 mm, opgevuld met minerale wol • OSB-plaat van 15 mm • latwerk • gipskartonplaat van 12,5 mm. Wat woningscheidende vloeren betreft, hebben tal van onderzoeken het mogelijk gemaakt de akoestische prestaties (geluidsverzwakkingsindex in het laboratorium) van verschillende types houten vloeren (en onlangs ook van houtbetonvloeren [4]) te bepalen. Om hoge isolatiewaarden te bereiken in situ, vormt de keuze
Afb. 7 Vergelijking van het zomercomfort in een houtskeletbouwwoning en een nabijgelegen woning in traditioneel metselwerk.
Woning in metselwerk
30
Afb. 8 Gemene muur in houtskeletbouw met een luchtgeluidsverzwakkingsindex (in situ) van 66 dB.
Oververhitting (*)
Buitentemperatuur Binnentemperatuur in de woning uit metselwerk
25 Geen oververhitting 20
Binnentemperatuur in de houtskeletbouwwoning
15
10 2.8.2003
(*) Volgens het criterium van Fanger : > 25,5 °C ➝ 10 % ontevredenen
Woning in houtskeletbouw 3.8.2003
4.8.2003
5.8.2003
6.8.2003
7.8.2003
TIJD
WTCB-Dossiers – Nr. 2/2006 – Katern nr. 6 – pagina 4
8.8.2003
9.8.2003
Ö
PROJECTEN – STUDIES van de vloeropbouw dus een belangrijke parameter. Men dient echter ook voldoende aandacht te besteden aan de geluidsoverdracht via de zijwanden (ontdubbelde wanden, soepele steunen, ...). Het WTCB en het Technisch Centrum der Houtnijverheid (TCHN) zullen deze uitvoeringsmethoden de komende jaren in detail bestuderen, om duidelijkheid te scheppen omtrent de in ons land haalbare geluidsisolatie in houtskeletconstructies.
2.8 GEBOUWTYPOLOGIE :
dan een staal- of betonstructuur voor gebouwen van 3 tot 4 bouwlagen.
B
Hoewel het met de huidige technische kennis zelfs mogelijk is houtskeletbouwconstructies met 8 bouwlagen [3] op te trekken, zorgen de eisen inzake geluidsisolatie en brandveiligheid ervoor dat dergelijke gebouwen met meer dan vier verdiepingen in financieel opzicht minder gunstig zijn dan hun stalen of betonnen tegenhangers.
Een levenscyclusanalyse (ook aangeduid als LCA of Life Cycle Analysis) kan omschreven worden als de beoordeling van de milieu-impact van bouwmaterialen of constructies door een volledige inventaris op te maken van het materiaal- en energieverbruik over hun volledige levenscyclus.
3
Een LCA wordt tegenwoordig beschouwd als de meest betrouwbare methode om de milieu-impact van een gebouw in te schatten.
OOK MIDDEL-
HOOGBOUW WORDT MOGELIJK
Tot voor kort was middelhoogbouw (3 tot 8 bouwlagen) met een houten draagstructuur in Europa uitgesloten als gevolg van de brandreglementeringen in de meeste landen. Sinds het begin van de jaren ’90 is daar verandering in gekomen en werden diverse onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s uitgevoerd. Een van de meest spectaculaire projecten was het Britse onderzoek ‘Timber Frame 2000’, met onder meer levensgrote brandproeven in een gebouw van zes bouwlagen. Ook in Scandinavië, Duitsland en Nederland werden verschillende pilootprojecten met 4 tot 6 bouwlagen tot stand gebracht. Het concept van middelhoogbouw in hout kan binnen Europa op veel belangstelling rekenen. Het opent immers nieuwe perspectieven voor een toename van het gebruik van hout in de bouw, wat in het kader van de geleidelijke evolutie naar duurzaam bouwen niet zonder belang is. Bovendien tonen bepaalde studies aan dat een houten draagstructuur ook vanuit een economisch oogpunt voordeliger kan zijn
Afb. 9 Voorbeeld van een middelhoog appartementsgebouw in houtskeletbouw (Stockholm, 1997).
REFERENTIEDOCUMENTEN
De Eurocode 5 is de norm voor het dimensioneren van houtconstructies en zal binnen Europa op termijn alle oude nationale referentiedocumenten gaan vervangen. In het licht van deze veranderingen van het Europese reglementaire kader wordt momenteel gewerkt aan de herziening van een aantal Belgische Technische specificaties : • de STS 31, het vroegere nationale referentiedocument voor de dimensionering van houtconstructies • de STS 23, het Belgische referentiedocument voor houtskeletbouw. Deze aanpassingen dringen zich op door de publicatie van de Europese Goedkeuringsleidraad ETAG 007, die de grondslag vormt voor de aflevering van Europese Technische Goedkeuringen voor houtskeletbouwsystemen.
4
DE DUURZAAMHEID VAN HOUTSKELETBOUWCONSTRUCTIES : WETENSCHAPPELIJK ONDERBOUWD
Vaak wordt beweerd dat houtskeletbouw een duurzame bouwmethode is. Om deze stelling te onderbouwen, kunnen de volgende argumenten worden aangehaald, die steunen op een aantal recente onderzoeken [1, 2, 11], meestal uitgevoerd aan de hand van een levenscyclusanalyse (➝ B) : • hout is in principe een onuitputtelijke en eenvoudig recycleerbare grondstof • de grondstof en het bouwsysteem vergen slechts een lage productie-energie • houtskeletbouw is een energiezuinig bouwsysteem • de CO2-opslag door het hout draagt bij tot de bestrijding van het broeikaseffect.
5
GROEI VAN DE BELGISCHE HOUTSKELETBOUWMARKT
Een recente WTCB-studie [11] heeft aangetoond dat het marktpercentage van houtskeletbouw de laatste jaren licht toegenomen is. Aan de hand van de grondige analyse van de verschillende invloedsfactoren kan men bovendien met een aan zekerheid grenzende waar-
LEVENSCYCLUSANALYSE
schijnlijkheid veronderstellen dat het marktaandeel van in houtskeletbouw opgetrokken eengezinswoningen in Vlaanderen tegen 2020 zal stijgen tot zo’n 15 %. De invoering van de Energieprestatieregelgeving in Vlaanderen begin dit jaar speelt hierbij een belangrijke rol. In combinatie met de geleidelijke verstrenging van de thermische eisen in de loop van de komende jaren zal deze immers leiden tot een veralgemeende aandacht voor energiezuinig bouwen.
6
BESLUITEN
Houtskeletbouw is een bouwsysteem met vele troeven waarvan het belang almaar toeneemt. Hoewel energiezuinige woningen en passiefhuizen perfect in andere materialen kunnen opgetrokken worden, doet men hiervoor niet zelden een beroep op houtskeletbouw, omdat het qua concept uitzonderlijk geschikt is om energie te besparen, zowel tijdens de constructiefase als tijdens het gebruik van het gebouw. Door een samenspel van factoren is de houtskeletbouwsector de voorbije dertig jaar sterk geëvolueerd. Aangezien dit concept bovendien nog volop geoptimaliseerd wordt in binnenen buitenland, is het interessant deze ontwikkelingen op de voet te volgen, om de voordelen die dit bouwsysteem te bieden heeft maximaal te benutten. ■
i
NUTTIGE
INFORMATIE
Dit artikel kwam tot stand in het kader van de werkzaamheden van de Technologische Dienstverlening ‘Duurzame uitvoeringstechnieken voor daken en lichte buitenwanden’, met de financiële steun van het Vlaamse Gewest (via het IWT).
WTCB-Dossiers – Nr. 2/2006 – Katern nr. 6 – pagina 5
Ö
PROJECTEN – STUDIES
t
LITERATUURLIJST
1. De Troyer F. en Allacker K. Duurzaamheid en bouwkwaliteiten : hoe afwegen ? Een toepassing op wanden in houtskeletbouw of baksteen. Antwerpen, Technologisch Instituut – KVIV, Syllabus studiedag ‘Duurzaam bouwen in houtskeletbouw’, april 2004. 2. Dobbels F. Houtskeletbouw in Vlaanderen anno 2004 : overzicht van de actuele kenmerken, belemmeringen en mogelijkheden. Antwerpen, Technologisch Instituut – KVIV, Syllabus studiedag ‘Duurzaam bouwen in houtskeletbouw’, april 2004. 3. Dobbels F. Moderne toepassingen van houtconstructies. Aanzet voor de ontwikkeling van een geprefabriceerd systeem voor middelhoogbouw in hout, gebaseerd op paal- en balkbouw met toepassing van de buisverbinding. Gent, Universiteit Gent, eindwerk burgerlijk ingenieurarchitect, 1997. 4. Martin Y., Dobbels F. en Van den Bossche P. Prestaties van hout-betonvloeren : een multidisciplinaire benadering. ’s-Hertogenbosch (Nederland), Cement, pp. 108-112, 2004. 5. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Syllabus EPR-opleiding. Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Economie, Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, ANRE, september 2005. 6. … Proceedings of the 8th World Conference on Timber Engineering. Lahti (Finland), Finnish Association of Civil Engineers (RIL) – Technical Research Centre of Finland (VTT) (ed.), WCTE, juni 2004. 7. … Proceedings of the International Symposium on Advanced Timber and Timber-Composite Elements for Buildings. Design, Construction, Manufacturing and Fire Safety. Firenze (Italië), Ceccotti A. en van de Kuilen J.W. (ed.), COST Action E29, oktober 2004. 8. Technologisch Instituut – KVIV Isolatie en zonwering : complementaire maatjes. Antwerpen, Technologisch Instituut – KVIV, Proceedings 6de isolatiedag, september 2005. 9. Ubachs E. Ontwikkeling van een innovatief bouwsysteem op basis van FJI-liggers. Gent, Passiefhuisplatform, Proceedings Passiefhuis-Happening 2004, oktober 2004. 10. Van Damme M. Akoestische isolatie in houtskeletwoningen. Brussel, WTCB, WTCB-Dossiers 1/2004, Katern nr. 6, 2004. 11. Van Dessel J., Van Rompay W., Decaesstecker C., Jamoulle M. en Dobbels, F. Onderzoek inzake de duurzaamheid van houtbouwsystemen en de groeiverwachting van deze markt. Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Economie, Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, 2004.
WTCB-Dossiers – Nr. 2/2006 – Katern nr. 6 – pagina 6