Verslag van de gezamenlijke vergadering van de Statencommissies Bestuur en Financiën en Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid, gehouden op woensdag 19 december 2007 van 19.30 uur tot 23.55 uur in de Statenzaal van het provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden commissie Bestuur en Financiën: dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie, voorzitter), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. T.J. Zanen (PvhN), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. P.M. de Bruijne (PvdA), dhr. M.J. Jager (CDA), dhr. H.J. Kruithof (VVD), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. W.J. Moorlag (PvdA), dhr. R. Sangers (SP), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. C. Swagerman (SP), mw. M.R. Schalij (PvdA). Aanwezige leden commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid: mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), dhr. S.J. Krajenbrink (CDA), mw. F. Mete (PvdA), mw. K.R. Schraagen (VVD), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), dhr. H.J.B. Spoeltman (PvdA), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. J.D. de Vries (D66), mw. A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA). Niet aanwezig: dhr. M. J. van den Berg (CdK, voorzitter GS), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), mw. O.G. Hartman-Togtema (VVD), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. E.J. Luitjens (VVD), mw. L. Veenstra (voorzitter Cie WCS), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. H.J. Flokstra (SP). Voorts aanwezig: dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), mw. J. Huisman (ambtelijke bijstand), dhr. J.M.C.A. Berkhout, mw. M. Bosma (waarnemend secretaris), mw. N. Gerritsen (ambtelijke bijstand), dhr. Th. Poggemeier en mw. H. Baartman (Verslagbureau Groningen). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter heet iedereen van harte welkom op deze gecombineerde vergadering van de commissies Bestuur en Financiën en Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid. Aan de orde is het rapport in zake de financiële situatie bij jeugdzorg. 2. Rapport inzake het onderzoek naar de financiële situatie van Bureau Jeugdzorg brief van GS van 13 december 2007, nr. 2007-51453.
en de
Dhr. Moorlag (PvdA) stelt vast dat GS een rapport aan de Staten hebben voorgelegd waarin staat dat jeugdzorg een high risk beleidsterrein is. Dat onderschrijft hij zelf ook. De PvdA heeft de afgelopen jaren een beleid gevoerd die berust op drie pijlers. In de eerste plaats zorg voor voldoende financiële middelen die gelijke tred houden met de zorgvraag. Daarbij wel de kanttekening dat er financiering van het Rijk moet komen. Het recht op zorg zoals dat bij de wet door de Rijksoverheid is vastgelegd, moet gepaard gaan met een doeluitkering die daarmee gelijke tred houdt. De inspanningen om die middelen van het Rijk los te krijgen, moeten voorgezet worden. Dat is altijd de lijn van de PvdA geweest. De tweede lijn van de PvdA is dat het eigen huis en de keten op orde moeten zijn. Er moet voldoende sturing en regie zijn. Dat moet uitmonden in een cyclus van beleidsvoering, planning, controle en bijsturing. De PvdA is er voorstander van geweest dat het ambtelijk apparaat versterkt werd en heeft de inzet van middelen voor een procesmanager gesteund. De derde pijler is: zorg voor betere preventie zonder in het domein van de gemeente te stappen. Wel afspraken tussen gemeenten en jeugdzorginstellingen en inzet van middelen voor projecten die de preventie versterken, maar niet de taak van de gemeenten overnemen. Vanavond gaat het over de tweede pijler: de regie en sturingsfunctie. De cyclus van beleid, planning en bijsturing. Op basis van het rapport van GS kunnen er een aantal conclusies getrokken worden. Op de eerste plaats dat er onder het gezag van de interim-manager bij Bureau Jeugdzorg ongeautoriseerde uitgaven zijn gedaan in strijd met de subsidiebeschikking van de provincie. Op de tweede plaats dat het binnen Bureau Jeugdzorg heeft ontbroken aan checks and balances die hadden kunnen verhinderen dat dit is geschiedt. Het toezicht binnen Bureau Jeugdzorg heeft te wensen overgelaten en het heeft aan deugdelijke AO-procedures ontbroken.
1
In de derde plaats stelt hij dat het toezicht in dit huis, zowel ambtelijk als bestuurlijk, te wensen heeft over gelaten. Er is niet alert en adequaat gereageerd op signalen dat Bureau Jeugdzorg out of control raakte en financieel langs de rand van de afgrond is gescheerd. Dat alles verdient geen lof. Wat wel lof verdient is de wijze waarop GS intern onderzoek hebben laten verrichten. Het onderzoek is gedegen: man en paard worden genoemd. Toch geeft het geen gedegen beeld van de financiële situatie. Er worden diverse bedragen genoemd in het rapport, maar het is niet altijd even duidelijk wat precies onder welke bedragen moet worden geschaard. Het beeld is daar niet scherp en compleet genoeg. Dat kan ook niet omdat de situatie, zoals hij het heeft begrepen, bij jeugdzorg ook van week tot week wisselt, omdat er nog een aantal maatregelen plaatsvinden om het forse tekort dat voor het eind van het jaar is geprognosticeerd, terug te brengen. De Partij van de Arbeid wil daarom de financiële situatie van Bureau Jeugdzorg pas beoordelen als de jaarrekening klaar is. Vorig jaar was deze begin maart al binnen bij de provincie. 1) De vraag aan het College is of het College bij Jeugdzorg wil bepleiten dat de afrekening van dit jaar, dat nog maar twaalf dagen duurt, met spoed gereed wordt gemaakt en met de accountantsverklaring aan de provincie wordt aangeleverd. Over de jaarrekening 2006 heeft hij een vraag. Deze is al in maart 2007 aangeleverd. Toch is deze niet vastgesteld door het College. 2) Wat is hiervan de reden? In die jaarrekening 2006 staat onder de rubriek ‘niet onder de balans blijkende verplichtingen’ dat de huisvestingslasten met 330.000 euro toenemen. In het begrotingsoverleg op 28 september 2006 is gesteld dat de extra huisvestingskosten, dat is bijna zes maanden daarvoor, alleen worden gehonoreerd als het Rijk de claim voor extra geld honoreert. 3) Is deze tegenstrijdigheid niet opgemerkt? De PvdA wil de controlerende taak beperken tot de wijze waarop processen zijn bestuurd en beheerd. Het rapport geeft antwoord op vele vragen, maar een aantal vragen is nog onbeantwoord. Die legt hij graag aan het College voor. 4) De eerste knellende vraag, na lezing van het rapport, is wat de manager ad interim van Bureau Jeugdzorg heeft bezield en gedreven om ongeautoriseerd uitgaven te doen? Wat is daarvoor het motief geweest? 5) Welke verklaring heeft dhr. Van Hofwegen hiervoor gegeven? 6) Hoe moet de passage op pagina zeven in dit verband worden verstaan? Daar staat namelijk dat Bureau Jeugdzorg en de provincie in gezamenlijkheid veel vertrouwen hadden in het feit dat de Rijksfinanciering wel rond zou komen. Op pagina 30 van het rapport staat dat de directeur ad interim in maart 2007 aan de Raad van Toezicht van Bureau Jeugdzorg heeft gemeld dat de dekking met enige mate van zekerheid wordt verwacht en dat die analyse door de provincie wordt gedeeld. Dat roept de vraag op of er van provinciezijde het beeld of de verwachting is opgeroepen dat het wel goed zou komen met de financiering. 7) Is dat zo? Of gaat het nog een stap verder en is impliciet door het College ingestemd met het besteden van middelen die onder voorbehoud waren beschikt? 8) De PvdA-fractie vraagt zich verder af wat de rol van de procesmanager van de provincie in dit geheel is geweest. Er wordt hier weinig aandacht aan besteed in het rapport. Op de lijst van geïnterviewde personen komt de procesmanager niet voor. 9) Hoe verhoudt zich dat tot de taak en opdracht van de procesmanager?
2
In het plan van aanpak ‘procesmanagement’ staat bij het deelproject 1 dat de regierol van de provincie moet worden versterkt. Verder dat de informatievoorziening van Bureau Jeugdzorg essentieel is voor een goede plannings- en control cyclus. 10) Hoe is dit door de procesmanager opgepakt? 11) Hoe kan het dat de procesmanager blijkbaar niets heeft gemerkt van het out of control raken van Bureau Jeugdzorg? 12) Hoe moet de rapportage van de procesmanager en de 1-meting worden verstaan? Daar wordt gerept van een onderzoek dat is uitgemond in een rapport met de titel ‘succesvol sturen’. 13) Is in dat onderzoek niets geconstateerd van de tekortkomingen in de financiële cyclus? Uit het rapport van het College blijkt dat er vanaf augustus steeds indringender signalen kwamen dat er ongeautoriseerd geld werd uitgegeven en dat jeugdzorg diep de rode cijfers in ging. 14) Hoe kan het dat deze signalen niet zijn opgevangen of op juiste waarde zijn ingeschat? 15) Zijn de kwartaalrapportages wel gelezen zijn door de ambtenaren en/of de gedeputeerde? In dit verband is de passage op pagina 36 ook relevant. Daar staat dat de kwartaalrapportages rechtstreeks zijn doorgestuurd naar de commissie. 16) Hoe moet die passage worden verstaan? De kwartaalrapportages zijn zowel ambtelijk als bestuurlijk niet beoordeeld, althans dat staat in het rapport op pagina 38. 17) Betekent dat dan ook dat die rapportages helemaal niet gelezen zijn? Als dat zo is, rijst de vraag wat voor zin het heeft om kwartaalrapportages te vragen aan Bureau Jeugdzorg als deze niet worden gelezen en beoordeeld. 18) Dhr. Moorlag vraagt voorts hoe hij de relatie moet leggen tussen het niet beoordelen van de rapportages en de antwoorden van het College op schriftelijke vragen van GroenLinks? Die antwoorden zijn van 26 oktober 2007. Op de vraag hoe de organisatie van Bureau Jeugdzorg in control komt, luidt het antwoord dat het College middels kwartaalrapportages door Bureau Jeugdzorg wordt geïnformeerd. Dat wordt gevolgd door de passage: wij hebben zodoende goed zicht op de activiteiten van Bureau Jeugdzorg. Dat is de beantwoording van 26 oktober 2007. Tussen de eerste signalen dat Bureau Jeugdzorg ongeautoriseerde uitgaven deed en de eerste actie van het College zit een tijdsverloop van enkele maanden. De eerste signalen stonden al in de eerste kwartaalrapportage die op 30 mei is ontvangen. Vanaf 20 augustus worden de problemen manifest zichtbaar uit brieven en uit de tweede kwartaalrapportage. Die is op 30 augustus ontvangen. 19) Waarom zijn de signalen uit de brieven niet opgevangen? 20) Waarom is er niet adequaat gereageerd? 21) Waarom is pas na zes weken voor het eerst zichtbaar actie ondernomen? Vervolgens formuleert dhr. Moorlag een aantal vragen over het sterrensysteem. Hij stelt dat het duidelijk is dat door de toepassing van een hardheidsclausule het juiste controlleregime niet is toegepast. 22) Welke afdeling en welke gedeputeerde is verantwoordelijk voor de juiste toepassing van dat controlesysteem, van het sterrensysteem? 23) Hoe is geborgd dat door GS het juiste regime worden toegepast?
3
Er loopt op dit moment nog een bezwaarschrift tegen het besluit van VWS om € 1,2 miljoen niet beschikbaar te stellen. De vragen van de PvdA-fractie zijn: 24) Wat is de stand van zaken in de bezwaarprocedure? 25) Wanneer wordt de beslissing op het bezwaar verwacht? Ten slotte geeft dhr. Moorlag aan dat er in het rapport een groot aantal aanbevelingen worden gedaan. De Partij van de Arbeid onderschrijft deze volmondig en volledig. Een groot deel van de aanbevelingen betreffen de organisatie van Bureau Jeugdzorg en de Raad van Toezicht van Bureau Jeugdzorg. 26) Hoe denkt het College deze aanbevelingen daar gerealiseerd te krijgen? 27) Wil de Raad van Toezicht van Bureau Jeugdzorg zich daar op committeren? 28) Hebben GS doorzettingsmacht om dit gerealiseerd te krijgen? Tot zover de eerste termijn van dhr. Moorlag. Dhr. Sangers (SP) heeft een vraag voor dhr. Moorlag. Hij onderschrijft de lijst met vragen die deze stelde. Teruggaande naar het begin van zijn betoog waar hij de drie pijlers aangaf van zijn beleid met betrekking tot de jeugdzorg, met name de eerste pijler: de zorg voor voldoende middelen. Daar zegt hij tussen haakjes achteraan: wel onder voorbehoud van voldoende financiering door het Rijk. Betekent het dat dit een verantwoordelijkheid is die de PvdA voert onder voorbehoud? Dhr. Moorlag (PvdA) antwoordt dat dit is ingegeven door de overweging waarbij hij het niet juist acht dat in een wet die het recht op zorg garandeert, er een plafond zit in de financiering. Hij vindt ten principale dat als de rijksoverheid bij wet regelt dat er een recht op zorg is, dat dan ook de middelen toereikend moeten zijn om het recht op zorg te waarborgen. Hij heeft ergens anders al wel eens gezegd dat het in dit land niet zo zou moeten zijn dat het recht op jeugdzorg afhankelijk is van de toevallige hoogte van de dividenduitkeringen van de energiebedrijven. Dat in de ene provincie die veel dividend ontvangt daar wel goede zorg gerealiseerd kan worden en in de andere provincies waar de financiële situatie slechter is, er dan geen jeugdzorg wordt verleend. Ten principale vindt de PvdA dat het Rijk voldoende middelen ter beschikking moet stellen. Daar maakt het College zich ook hard voor. Daarover is de PvdA uitermate tevreden. Dhr. Sangers(SP) geeft aan dat hij het daar mee eens is. Hij vraagt of in de opvatting van de PvdA de verantwoordelijkheid dan ophoudt waar de middelen ophouden. Dhr. Moorlag (PvdA) antwoordt dat hij dat zo niet kan zeggen. De wetgever heeft een verantwoordelijkheid in de wet neergelegd voor de provincie. Daar zit wel een spanning tussen. Die spanning moet er worden uitgehaald. Daar moet men zich zelfs de vraag gaan stellen of men als provincie, wanneer men niet de mogelijkheden en de middelen heeft om dat recht waar te maken of men dan nog wel de ambitie moet hebben om die taak te vervullen. Er zijn vele geluiden in het land om het bij andere overheden te gaan beleggen. Wat bij hem voorop staat is dat het niet primair bij de provincie wordt gedaan, maar dat er goede jeugdzorg wordt geregeld. Dat is de overweging daarbij. Dhr. Brouns (CDA) stelt dat het het College siert dat zij op deze wijze rapporteert en kritisch gekeken heeft naar het eigen functioneren in zake het onderwerp dat ter discussie staat. In de rapportage staan een aantal opmerkingen over Bureau Jeugdzorg die zeker aanleiding geven om daar te zijner tijd verder over van gedachten te wisselen. Hij denkt dat het voor deze commissievergadering niet aan de orde is. Dr. Brouns probeert zich behoudens enkele verduidelijkende vragen te beperken tot de provinciale rol en de kritische blik die het College daarop geworpen heeft. Het zal de collega van Bestuur en Financiën niet verbazen dat hij een heel aantal vragen heeft. Die zal hij stellen in willekeurige volgorde. 1) Is het tekort feitelijk niet € 500.000 euro lager aangezien de provincie met de onttrekking de reserve ten behoeve van het uitvoeren van het plan van aanpak heeft ingestemd?
4
Of is het een onbewuste instelling geweest van het feit dat de gevolgen destijds niet inzichtelijk waren? 2) Hadden GS feitelijk in juni reeds informatie ter beschikking waar het dreigende tekort inzichtelijk werd? 3) Wat is er met de voortgangsrapportages en de brieven van Bureau Jeugdzorg in augustus in het provinciehuis gebeurd? Aansluitend bij de opmerking van de PvdA: 4) Waarom zijn de kwartaalrapportages niet in het College besproken? Hoe worden deze intern in de provincie beoordeeld? Of gebeurt het helemaal niet? 5) Deze vraag naar paginanummer 10: daar staat een tekort van € 1,009 miljoen. Dat was € 1,2 miljoen. Het College spreekt in de aanbevelingsbrief van € 850.000. Hoe wordt dat verschil verklaard? 6) Is er na de derde kwartaalrapportage die betrokken is bij het onderzoek nog aanvullende informatie ter beschikking gekomen die men hier niet op tafel heeft? Waar bestaan de extra inkomsten die genoemd worden ter hoogte van € 170.500 uit? 7) Waarom heeft de directie of de Raad van Toezicht van Bureau Jeugdzorg het College niet gewezen op de managementletter en de gesignaleerde gevaren daarin? Beschikte het College of de provincie over deze managementletter? 8) Weet het College wanneer de Raad van Toezicht kennis heeft kunnen nemen van de kwartaalrapportages? 9) Wat heeft het College gedaan met de brief van Bureau Jeugdzorg van 20 augustus 2008 zoals die in de rapportage wordt genoemd? 10) Klopt het dat er tussen 30 augustus en 4 oktober 2007 nog dertien Eigen Kracht Conferenties (EKC’s) zijn gestart? De interim-directeur heeft toch in juli/augustus alle EKC’s stopgezet en het College daar op 30 augustus van op de hoogte gesteld? De Raad van Toezicht is hier op 20 september van op de hoogte gesteld. 11) Zijn de activiteiten toch hervat mede naar aanleiding van opmerkingen van de gedeputeerde inzake het belang dat zij hecht aan de EKC’s en mogelijk de financiering vanuit de provincie? Weer aansluitend bij een vraag van de PvdA: 12) Waarom is de jaarrekening van 2006 nog niet vastgesteld? 13) Hoe verhoudt zich dat tot de opmerkingen die in het kader van de professionele subsidierelaties in de rapportages zijn aangegeven? 14) Wat is de oorzaak van de stijging van de personeelskosten? De directe kosten lijken een onderscheiding te vertonen. Kennelijk stijgen de indirecte kosten. 15) Wat zijn dan die indirecte kosten? De PvdA wees er ook al op dat op bladzijde 7 staat dat er ‘in gezamenlijkheid’ vertrouwen bestond dat rijksfinanciering rond zou komen. 16) Wie is ‘in gezamenlijkheid’? Waar was en is dat vertrouwen op gebaseerd? Zowel op de afdeling Cultuur en Welzijn als bij de afdeling Financiën, lees professionele subsidierelaties, wordt kennelijk niet gereageerd op afgegeven signalen. 17) Is hier een protocol voor aanwezig? Wie informeert wie?
5
18) Is het niet opleggen van maatregelen in het kader van professionalisering in subsidierelaties met betrekking tot 2004 en 2005 een onderbouwde en bewuste keuze van het College geweest? Er wordt veelvuldig gesproken over financiering onder voorbehoud. De SP interrumpeerde daar al over in een ander verband. 19) Zijn er dan afspraken gemaakt over wie het finale besluit neemt en dat communiceert voordat de activiteiten worden ontplooid? 20) Hoe verhoudt de aangekondigde analyse van de afdeling Cultuur en Welzijn, het naar voren halen van, zegt het College zelf in een aanbevelingsbrief, zich met de opmerkingen over functioneren en de 1-meting? Heeft er bij de 1-meting hier ook een analyse aan ten grondslag gelegen? Dhr. Brouns neemt aan van wel, aangezien er ook kwalificaties in die 1-meting over dat functioneren naar voren worden gebracht. 20) Gaan we zoals het College dat nu verwoordt, in een high risk omgeving, een nieuwe analyse uitvoeren? 21) Is het advies bij de 1-meting omtrent de nodige competenties en de consequenties daarvan voor de kwalitatieve en kwantitatieve bezetting er al? Bij de 1-meting is aangekondigd dat die er eind 2007 zal zijn. 22) Hoe is dit advies meegenomen in de aanbevelingen die behandeld worden naar aanleiding van het rapport van vandaag? Dat zijn de vragen van het CDA in de eerste termijn over de voorliggende rapportage. Dhr. Sangers (SP) sluit zich allereerst aan bij de complimenten die gegeven zijn als het gaat om het onderzoek dat is uitgevoerd en voor de snelheid waarmee het is gebeurd en, na eerste lezing, ook voor de gedegenheid. Er zijn nog veel vragen te stellen. Die zijn ook al voor een groot deel gesteld. Er zijn een aantal heel belangrijke vragen, zoals die door de commissie Welzijn naar voren zijn gebracht, in het onderzoek meegenomen. Hij constateert dat als het gaat om het beantwoorden van die vragen, niemand gespaard is. Daarvoor dank! Gekeken naar de kern van wat het onderzoek heeft opgeleverd, dan zou men dat als volgt kunnen samenvatten - dhr. Moorlag heeft dat voor een gedeelte ook al gedaan -: enerzijds onvoldoende planning en controle bij Bureau Jeugdzorg, anderzijds een falend toezicht bij het College en als derde een soort verwevenheid van wederzijdse ambities en verwachtingen en ontoereikende middelen. Dat is wat dhr. Sangers betreft het grof geschetste beeld dat uit het onderzoek naar voren komt. Zijn vraag luidt: wat is er nieuw aan dit beeld? Gekeken naar de kern van de resultaten stonden die ook al vermeld in de vertrouwelijke brief die men op 23 oktober gekregen heeft. Hoewel het onderzoek nu een completer beeld weergeeft, levert het wat hem betreft geen nieuw materiaal op. Dit leidt tot de volgende vraag. 1) Wat zijn nu die nieuwe feiten genoemd in de brief van het College van 4 december die de aanleiding vormde om de oorspronkelijk geplande behandeling in de commissie Welzijn van 12 december uit te stellen tot vandaag? Daarbij is uitdrukkelijk sprake van nieuwe feiten die aanleiding zouden geven tot nader onderzoek. Daar wil hij graag toelichting op. Dhr. Sangers stelt nogmaals dat hij het gedane onderzoek een goed onderzoek vindt. Hij is het ook eens met de maatregelen die daar zijn voorgesteld. Tot zover sluit hij aan bij de lijn die het CDA en de PvdA gevolgd hebben. Vervolgens zal hij er nu van afwijken. Hij neemt een wat andere insteek in de discussie. Hij wil vooral kijken naar hoe men deze discussie wil plaatsen in het geheel van de ontwikkelingen binnen de jeugdzorg. Dan komt hij in een meer politiek-inhoudelijke en beleidsmatige waardering van dit onderzoek. Hij legt de focus op de rol van de provincie en met name het College, de gedeputeerde in dit verhaal. Er staan bij hem twee vragen centraal.
6
2) Is mede naar aanleiding van dit actuele gegeven, maar ook teruggekeken op het verleden, de bestuurlijke verantwoordelijkheid op dit dossier voldoende is ingevuld? 3) Wat zijn de verwachtingen met betrekking tot de toekomst? Op basis van het langs lopen van die vragen zal dhr. Sangers komen tot een voorlopige standpuntbepaling. Hij wil daarin de reactie van het College meenemen voordat hij tot een definitief standpunt zal komen. Dan weet men in ieder geval in welke richting hij denkt. Eerst wordt gekeken naar het historisch perspectief. Daaruit zal hij een aantal hoogtepunten nemen, gestart bij die van 1 januari 2005: het inwerking treden van de Wet op de Jeugdzorg en de verantwoordelijkheid sindsdien van de provincie. Dhr. Sangers constateert dat er binnen het geheel van de jeugdzorg, dan heeft hij het niet alleen over Bureau Jeugdzorg, maar over het hele beleidsterrein van de jeugdzorg, van het begin af aan sprake is geweest van een hoop problemen. Niet alleen in bestuurlijke zin, maar ook in de zin van de kwaliteit van de hulpverlening. Die signalen zijn voor de SP al aan het begin aanleiding geweest om initiatief te nemen tot de meldweek voor de jeugdzorg. Hij wil dit nog graag even noemen. Een tweede belangrijk punt in de historie is het rapport van de Noordelijke Rekenkamer. Dat is in de vorige Statenperiode uitgebracht. Daarbij zijn heel helder een aantal kritiekpunten geformuleerd ten aanzien van het gevoerde beleid. In herinnering: brengt hij termen als gebrek aan visie, sturing en regie. Het College heeft de kritiek van de Noordelijke Rekenkamer toen ter harte genomen. Dat heeft geleid tot de nota Samen Sterk en van daaruit het Plan van Aanpak Procesmanagement. Dat heeft de SP-fractie gesteund. Toch kan men nu concluderen dat het vooralsnog niet heeft opgeleverd wat men er van mocht verwachten. Dhr. Sangers herinnert aan de woorden van dhr. Moorlag die al refereerde aan de 1-meting van de monitor procesmanagement en met name aan de kritiek die daar commissiebreed op is geleverd. Er is de SP-fractie van vele kanten kritiek bereikt op het feitelijk functioneren van het procesmanagement en de proces-manager. Naar zijn idee wordt dat ook bevestigd in de wijzigingen die het College heeft aangebracht in het procesmanagement. Oorspronkelijk was er namelijk sprake van een driejarige periode en nu ligt het wellicht bij de afdeling. Dan is er de problematiek van de wachtlijsten. Vervolgens het huidige onderzoek, de situatie waarbij er sprake is van falend toezicht en het niet naleven van de interne regels zoals vastgelegd in het protocol Professionalisering Subsidierelaties. Ingezoomd op het onderzoek haalt dhr. Sangers twee aspecten naar voren: enerzijds, en dat slaat ook aan bij de opmerkingen van dhr. Moorlag, de alarmbellen, de signalen. Het onderzoeksrapport geeft aan dat er voldoende informatie was om alarm te slaan. Wat hij daarin nog miste is het plan van aanpak van Bureau Jeugdzorg zelf, waarin de tekortkomingen van Bureau Jeugdzorg breed werden uitgemeten. Hij heeft dat indertijd aan de orde gesteld in de commissie. Daarbij werd van de kant van het College enigszins sussende woorden gesproken en opgemerkt dat het niet ongebruikelijk is om dat in zo’n proces stevig te markeren. De signalen waren er echter niet minder om. Een ander punt is de verantwoordelijkheid met betrekking tot de tekorten van Bureau Jeugdzorg. In het rapport worden die nu formeel bij Bureau Jeugdzorg neergelegd. Bureau Jeugdzorg wordt in het rapport ook verweten zich niet zakelijk genoeg te hebben opgesteld richting de provincie als het gaat om die beschikking onder voorbehoud. Hij vindt dat een curieuze opmerking die men zou kunnen vertalen als dat de een de ander verwijt dat hij/zij hem/haar niet op zijn/haar eigen fouten heeft gewezen. Tegelijkertijd vindt hij het goed om te zeggen dat het rapport in ieder geval de indruk wekte een geheel te zijn van gezamenlijke verwachtingen en ambities. Gesymboliseerd in de ‘beschikking onder voorbehoud’. Verder geeft het onderzoek aan, en men dat ook in andere stukken terugvinden, dat er bij een aantal kosten die door Bureau Jeugdzorg zijn gemaakt en die niet gedekt waren door financiering vanuit het Rijk, voor een deel sprake was van onherroepelijke kosten. Bijvoorbeeld: frictiekosten huisvesting. Er waren kosten die deels voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen van Bureau Jeugdzorg. Denk aan de extra kosten voor het casemanagement. Ook kosten die nadrukkelijk gewenst werden door het College. Denk aan de Eigen Kracht Conferenties. Ergens in het onderzoek werd gerefereerd aan een opmerking van de gedeputeerde in het FO waarin zij aangaf dat die nadrukkelijk door moesten gaan. Recent heeft men een brief gekregen waarin het College aangeeft in 2008 de Eigen kracht Conferenties te willen financieren en daarmee tegemoet wil komen aan het verzoek dat ook de SP nadrukkelijk gesteld heeft. Dat geeft wel aan met wat voor inzet en ambitie daar naar gekeken is. Dhr. Sangers constateert ook dat er bij het College begrip is geweest voor het dilemma waarin Bureau Jeugdzorg zat. Men kan zich ook de vraag stellen wat er gebeurd zou zijn als Bureau Jeugdzorg de
7
formeel juiste weg had gekozen en er wel uiteindelijk positief beschikt was en daarna pas was begonnen. Dan had men waarschijnlijk toch met elkaar gezegd dat het een weinig proactieve houding was van Bureau Jeugdzorg. Dhr. Sangers legt hiermee de volgende vraag op tafel waaruit volgens hem ook de richting afgeleid kan worden waarin de SP denkt, en waarop hij een antwoord van het College verwacht: 4) Bestaat er in dit geheel misschien niet een formele, maar dan toch wel een morele verantwoordelijkheid van het College voor het ontstaan van deze tekorten en voor het meehelpen aan de mogelijke oplossing daarvan? Teruggekeken naar het historisch en het huidig perspectief en de huidige situatie moet men naar zijn idee vaststellen dat waar het dossier Bureau Jeugdzorg tot nog toe een hoofdpijndossier was, men nu misschien moet spreken van een migrainedossier. Het is een constant aandachtspunt in de commissie Welzijn. Het is een opeenstapeling van grote ambities, het vasthouden aan de eigen provinciale verantwoordelijkheid, de afbakening daarvan richting de gemeenten, maar ook met telkens terugkerende kracht bijna een gebrek aan visie, sturing en toezicht. Kortom, een somber beeld. Men is nu drie jaar bezig en de boel is nog steeds op fundamentele punten niet op orde. In deze context wil dhr. Sangers nog eens benadrukken dat de gemeenten geen kritiek past inzake het niet op orde hebben van de voorliggende voorzieningen. Wat dat betreft vindt hij dat men moet concluderen dat de bestuurlijke verantwoordelijkheden in dezen tot nog toe onvoldoende zijn ingevuld. Vanuit dat gegeven gekeken naar de toekomst is de vraag relevant of men nog vertrouwen heeft in de toekomst en dan zijn er een aantal zaken van belang. Ten eerste, dat geeft het College zelf ook aan: blijft er nog onduidelijkheid bestaan over de toekomstige financieringssystematiek, de zogenoemde p-maal-q-systematiek. Dat betekent, en daarbij volgt hij nog steeds het College, zie het Uitvoeringsbeleid Jeugdzorg, dat Bureau Jeugdzorg de komende tijd 60% betaald krijgt van de 100% die ze zou moeten krijgen. Naar zijn idee betekent dat of dat Bureau Jeugdzorg binnen korte tijd failliet gaat of dat de tering naar de nering gezet moet worden. Zo doorgaan kan niet. Het rapport geeft ook aan dat afstemming moet plaats vinden van ambities en de beschikbare middelen. Verder is het van belang om te constateren dat er de afgelopen tijd bij Bureau Jeugdzorg veel nieuw personeel is aangetreden. Vanuit Bureau Jeugdzorg wordt aangegeven dat er een inwerktijd nodig is voordat die nieuwe personeelsleden 100% ‘productie’ kunnen leveren. Ook is aangegeven dat Bureau Jeugdzorg denkt nog enkele jaren nodig te hebben om alle gewenste veranderingen, bijvoorbeeld cultuurveranderingen, door te voeren. Het beeld naar de toekomst is daarmee niet bepaald rooskleurig. Er zal nog veel gebouwd en gesleuteld moeten worden. Het risico is volop aanwezig dat de wachtlijsten weer zullen toenemen. Uiteindelijk - en daar gaat het om - dreigen de jongeren en hun omgeving daarvan de dupe te worden. Dat is voor de SP een onaanvaardbaar perspectief. Om dat te voorkomen is er, afgezien van de financiering van het Rijk, een actieve inzet en, wat de SP betreft, ook in financiële zin, nodig van de provincie. Een duidelijke visie, een duidelijke regie en een duidelijk toezicht. Daarbij stelt dhr. Sangers met nadruk ook een stevige inzet op de samenwerking en vooral de ondersteuning van de gemeenten bij de realisering van de Centra voor Jeugd en Gezin. Ook vraagt hij om het loslaten van het starre verantwoordelijkheidsdenken. Kortom, om ingrediënten die zijn fractie tot nog toe bij het College en de gedeputeerde gemist heeft. De SP-fractie heeft ernstige twijfels over het feit of het dossier Jeugdzorg op dit moment in goede handen is. De vraag aan het College is om daar zelf ook kritisch op te reflecteren en de opvatting daarover weer terug te geven aan de commissie. Dan zal de SP-fractie en de commissie een definitief standpunt bepalen. Dhr. Sangers stelt tot slot dat men uit zijn woorden kan proeven welke kant het denken van de SPfractie opgaat. Het antwoord zal behoorlijk goed moeten zijn, wil hij niet het vertrouwen opzeggen in de wijze waarop de portefeuille nu belegd is. Mw. Schraagen (VVD) stelt vast dat de VVD-fractie het onderzoek een goed en gedegen onderzoek is. Het geeft een duidelijk inzicht in de financiële situatie bij Bureau Jeugdzorg. Er zijn al heel veel vragen gesteld. Daar wil zij zich graag bij aansluiten. Het lijkt haar weinig zinvol om nog allerlei extra vragen voor te leggen. Wellicht dat de beantwoording in de tweede termijn nog vragen zullen oproepen. Zoals gezegd vindt de VVD-fractie het rapport goed en gedegen. Maar er staat ook dat het een deelonderzoek is. Uit dit deelonderzoek blijkt dat het niet duidelijk is of het tekort van die € 1,2 miljoen ook realistisch is en of dat het tekort misschien nog hoger is.
8
De VVD-fractie heeft er al eerder op aangedrongen dat alle financiële risico’s in beeld worden gebracht. Daarom vindt zij dat er een volledig en integraal onderzoek komen bij Bureau Jeugdzorg door een externe partij. Het is een zorgwekkende situatie dat er verschillende signalen zijn geweest, maar dat er niet is ingegrepen. Het kan toch niet zo zijn dat er allerhande middelen worden uitgegeven waar geen dekking voor is. Natuurlijk is het belangrijk dat de wachtlijsten worden weggewerkt. Er is hard aan gewerkt om dat te realiseren. Zoveel aandacht voor beleid kan er niet in resulteren dat er onvoldoende toezicht op de middelen is. Eén van haar fractiegenoten heeft zich al eerder afgevraagd of de provincie en/of de Raad van Toezicht heeft zitten slapen gedurende de afgelopen maanden. Deze situatie mag niet langer doorgaan. Er moeten maatregelen komen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) sluit zich ook aan bij de positieve woorden over het rapport en de zelfkritiek die niet geschuwd wordt. Hij waardeert ook dat het College volmondig de conclusie, de bevindingen en de beoordelingen daarvan onderschrijft. Wat fout is wordt fout genoemd en er worden de nodige maatregelen aangekondigd. Met betrekking tot de procedure heeft hij nog een opmerking: die gaat over de wijze waarop de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid werd geïnformeerd over de verdere vervolgprocedure. Het College had met de commissie afgesproken dat laatstgenoemde nog op dinsdagavond stukken zou ontvangen. Later is er op een ander moment afgesproken in het seniorenconvent dat de behandeling anders zou plaatsvinden. Daar is op een nog weer later moment via de fractievoorzitters over gecommuniceerd. Het ware beter geweest dat de commissie Bestuur en Financiën door het College daarover was geïnformeerd met de redenen waarom de wijze van behandeling is veranderd. Over de inhoud van het rapport. Er wordt gezegd dat de centrale probleemstelling de oorzaak van de budgetoverschrijding is en de beschrijving en beoordeling van de wijze van toezicht van de provincie daarop. Dhr. Stevens wil het breder zien. Ook met betrekking tot de vragen die hij straks zal stellen. Niet alleen de oorzaken van de budgetoverschrijding, maar ook de gevolgen daarvan dienen onder ogen te worden gezien. Niet alleen de vraag of de provincie alleen in dit geval wel of niet voldoende toezicht heeft gehouden, maar ook hoe dat zit bij andere subsidierelaties. Om uiteindelijk tot een goede beoordeling van deze zaak te komen, stelt hij een aantal vragen. De eerste vraag, die al is gesteld, luidt: 1) Hoe groot is dat tekort nu precies? In de brief van het College van 23 oktober staat € 1,2 miljoen, in het rapport Financiële situatie Bureau Jeugdzorg staat vermeld dat de financiële administratie van Bureau Jeugdzorg tot 1 oktober een tekort meldt van € 1 miljoen, de aanbiedingsbrief gaat uit van € 850.000. Terwijl eerder is gemeld dat de aangekondigde maatregelen niet zullen leiden tot vermindering van het te verwachten tekort. 2) Wanneer was het College op de hoogte van de ernst van deze situatie? In de rapportage van december 2006 Samen Sterk, bladzijde 32, meldt het College: de provincie heeft bindende afspraken gemaakt met Bureau Jeugdzorg over de organisatie-verbeteringen. Deze afspraken moet Bureau Jeugdzorg vastleggen in een meerjarig actie-programma. De provincie moet de voortgang vervolgens goed bewaken. Was het College al in 2006 doordrongen van de ernst van de situatie volgens haar eigen teksten? Hiervoor is al gemeld en gevraagd over dat er uit de notulen van de Raad van Toezicht blijkt dat de interim-directeur meldt dat de dekking met enige mate van zekerheid wordt verwacht. Nadat de accountant nogmaals zijn grote zorgen had uitgesproken over het ontbreken van de dekking. Er wordt aangegeven dat de analyse is gedeeld met de provincie. 3) Hoe en met wie is die analyse gedeeld? Ook de vraag dat er vertrouwen bestond dat er wel extra Rijksmiddelen zouden worden verkregen. 5) Hoe is dat vertrouwen ontstaan? Waar is dat op gebaseerd? Had ook de gedeputeerde dit vertrouwen? Heeft zij dit ook overgebracht aan de Raad van Bestuur?
9
6) Waarom houdt de provincie zich niet aan haar eigen regels zoals ze zijn vastgesteld in het rapport Professionalisering Subsidierelaties? Het rapport geeft een verbazingwekkend beeld van toepassing van het sterrensysteem bij Bureau Jeugdzorg, met name van het achterwege blijven van de bijbehorende acties. Zo werd er jarenlang afgezien van de eenvoudige verplichting om een risicoparagraaf in de begrotingen op te nemen. Dit komt over als het afzetten van bepaalde instrumenten in een vliegtuig die wel aan boord zijn. Verder werden dit soort beslissingen slechts impliciet door het College, maar expliciet door ambtenaren genomen. 7) Als het sterrensysteem niet goed wordt toegepast bij Bureau Jeugdzorg, hoe zit het dan bij andere subsidierelaties? Bij de integrale bijstelling wordt er summier aandacht gegeven aan dit sterrensysteem waarbij er veel ruimte is voor uitleg van het systeem. De fractie van de ChristenUnie heeft daar bij de behandeling bij de commissie Bestuur en Financiën al eerder aandacht voor gevraagd. 8) Is het College bereid om separaat te rapporteren over de afwijkingen in het toepassen van het sterrensysteem bij andere subsidierelaties? Dan een vraag over de toezichthouder en de benoeming daarvan. Deze maatregel wordt door dhr. Stevens ondersteund. Dat blijkt ook nodig. 9) Is dit nu een maatregel die hoort bij de viersterrenkwalificatie die inmiddels aan Bureau Jeugdzorg wordt gegeven of is men al in de vijfsterrenkwalificatie beland? Dat kreeg hij niet helder uit het rapport. 10) Ontstaat er op dit punt niet een diffuse situatie tussen het viersterren en het vijfsterren niveau? 11) Wat zijn de gevolgen voor het beleid van 2008? Wat heeft de extra uitgave van € 1,2 miljoen opgeleverd? Er wordt gezegd dat het geld goed besteed is. Wat zijn de gevolgen voor het beleid van 2008? Is de prijs die men in 2008 moet betalen hoger dan de winst van 2007? Het is bijzonder wrang dat inhoudelijke projecten als de inzet van de Eigen Kracht Conferenties en het protocol Kindermishandeling wordt stopgezet en dat huisvestingskosten met € 340.000 per jaar toenemen. Hij had liever gezien dat er bezuinigd werd op stenen. 12) Waren er geen mogelijkheden om de EKC’s te ontzien bij een begrotingsomvang van meer dan € 30 miljoen? Dhr. Stevens is blij met de brief van het College over de EKC’s en de financiering van de 60 plekken en dat de EKC’s weer deel gaan uitmaken van een breder pakket van afspraken. 13) Wat vindt het College van de volgende suggestie: de kwartaalrapportages net als vroeger met advies van GS naar de commissies sturen? 14) Kunnen de kwartaalrapportages van Bureau Jeugdzorg niet alleen in de commissie Welzijn, maar ook in de commissie Bestuur en Financiën worden besproken? Tot zover de eerste termijn van dhr. Stevens. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan blij te zijn dat er zo snel een rapportage is gekomen. Hoewel zij daarin toch een aantal tegenspraken ziet. Er staat bijvoorbeeld in het tijdsoverzicht dat op 20 september de Raad van Toezicht aan de gedeputeerde heeft aangegeven dat er een financieel probleem was. Op 8 oktober is er een gesprek geweest. Die tijdsmarge vond de GroenLinks-fractie al wat ruim gezien de financiële problemen. Maar op pagina 25 leest zij: op 8 oktober wordt tijdens een
10
gesprek aangegeven dat er een financieel probleem is. Naar haar gevoel klopt die rapportage niet helemaal. De GroenLinks-fractie is blij dat deze rapportage er is gekomen en heeft de colgende vragen. 1) Is er een directiestatuut voor de interim-directeur. Is daar in aangegeven tot hoe ver hij kon gaan met het besteden van geld aan bepaalde onderdelen? 2) In hoeverre houdt de Toezichthouder zicht op de activiteiten van de directie op financieel gebied? Is er een minimum gesteld van wanneer de directie teruggefloten wordt? Tot welk bedrag mogen ze iets doen? Zoals de PvdA al meldde, heeft de GroenLinks-fractie al een tijd geleden vragen gesteld over Bureau Jeugdzorg, ook over de personele kwestie. Er werd aangegeven dat de bedrijfsvoering niet een zaak van het College of van de provincie is. Mw. Siersema ziet evenwel een relatie tussen de bedrijfsvoering en deze tekorten. De GroenLinks-fractie heeft al eerder gezien dat daar een aantal problemen ontstond en vraagt zich af: 3) Hoe het mogelijk is dat het College deze problemen niet heeft kunnen constateren. Mw. Siersema wil ook graag weten: 4) Wanneer de informatie is binnengekomen dat er een probleem was en op welk moment is gedacht dat men moest ingrijpen? Op pagina 16 wordt gezegd dat er een eerste melding wordt gemaakt aan de Raad van Toezicht op 13 maart dat er financiële problemen zijn in combinatie met de huisvesting. Even later is er een positief resultaat, maar de Raad van Toezicht heeft het, voor zover zij het heeft kunnen lezen, niet doorgespeeld aan de provincie. I 5) Is dat een communicatieprobleem of is dat een onderschattingsprobleem geweest van de Raad van Toezicht? De GroenLinks-fractie is het eens met het voorstel van de VVD en wil graag een integraal onderzoek naar Bureau Jeugdzorg, extern uitgevoerd, en daarvan de rapportage ontvangen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt om verduidelijking. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan dat zij instemt met het voorstel dat door de VVD werd gedaan: een integraal onderzoek naar Bureau Jeugdzorg, uitgevoerd door externen. De slotvraag is: 6) Vanaf welke kwartaalrapportage zal alles weer in orde zijn waardoor deze kwartaal-rapportage weer beoordeeld kunnen worden? Er zijn op een gegeven moment berichten ontvangen over het feit dat de toen voorliggende kwartaalrapportage niet in orde was en dat men die naast zich neer kon leggen. Dus vanaf welke kwartaalrapportage is alles weer op orde? Dhr. Zanen (PvhN) stelt vast dat er geen beleidsterrein is waar zoveel tijd en energie van de provincie aan is besteed als aan Bureau Jeugdzorg. Dat begon al aan het begin van de vorige periode. Toen is er uitstel geweest van de start van Bureau Jeugdzorg. Daar was iedereen toen ongelukkig over. Men wilde van start gaan. Er zijn vele activiteiten geweest, ook door de Staten. De rondetafelgesprekken, de belweek, het instrument Noordelijke Rekenkamer is in het geweer geweest. Verder is er meerdere malen met de gedeputeerde in de commissie over bijvoorbeeld de rapportage gediscussieerd. Ook over hoe men daar als Staten grip op kan krijgen. Daar is toen een verschuiving gekomen van alleen maar nuchter die cijfers bekijken naar een analyse daarvan. Dan praat men over de inhoud van het werk. Dat heeft in de discussies voorop gestaan. Toch heeft men een aantal keren de financiële punten gezien en aangevoeld. Daarbij herinnert dhr. Zanen zich de discussie die bij de vorige nota plaatsvond, heel levendig. Hij las in de stukken dat er sprake was van een tekort. Daarbij was hij van mening dat het een ongehoorde situatie was. Hij heeft toen overwogen om een amendement in te
11
dienen. Dat had een andere achtergrond dan Bureau Jeugdzorg. Hij geeft aan zeer verbaasd te zijn geweest over de reactie van de gedeputeerde toen, omdat er gezegd werd dat er weliswaar een gevecht met het Rijk was waardoor er structureel onvoldoende middelen zijn, maar dat het op termijn wel weer goed zou komen. Dat heeft dhr. Zanen toen geaccepteerd. Het bleek wel dat die financiële problematiek naar zijn idee dicht tegen Bureau Jeugdzorg aan zat. Er is ook onlangs bij de EKC gezien dat de invalshoek inhoudelijk is geweest in de zin van dat werk niet omwille van het conflict met het Rijk daaronder moet lijden. De jongeren moeten juist mee kunnen profiteren van die methode die daar is ontwikkeld. Dat heeft men als Staten gezegd. Wel beseffend dat daar een financiële kant aan zit. Hij kiest een algemene benadering. Hij denkt dat het goed is dat de zaak uitgespit is in het rapport. Ook vindt hij dat het niet goed is daarmee te volstaan zoals al eerder gesuggereerd. Wellicht moet men ook van buiten nog een keer kijken, voordat men de zaken op scherp zet. Tot zover in eerste instantie. Dhr. De Vries (D66) brengt om te beginnen ook zijn complimenten uit voor dit rapport. Dit rapport was helaas noodzakelijk. Het afgelopen jaar en naar zijn idee nog wel langer is er eigenlijk geen enkele commissievergadering geweest zonder dat de jeugdzorg op de een of andere manier ter sprake kwam. Dit geeft aan dat men als Staten de jeugdzorg heel erg belangrijk vindt. Het geeft ook aan dat dit dossier in feite niet goed loopt. Als het goed loopt, hoeft het niet elke keer ter sprake worden gebracht en de rapportage of andere zaken te behandelen. De melding in oktober dat er een tekort was van ruim € 1 miljoen viel de D66-fractie rauw op het dak. Achteraf kan gezegd worden, gezien het feit dat er elke maand over gesproken moest worden en er zo veel aandacht aan moest worden besteed, dat men met elkaar dat signaal misschien al had moeten zien. D66 is desalniettemin van mening dat dit een onbestaanbaar iets is, als men met elkaar aangeeft dat dit zo belangrijk is, dat dit dan zomaar naar voren kan komen. In feite kan men zeggen dat, en dat staat ook in het rapport, bij Bureau Jeugdzorg de sterrenstructuur zoals die bij de Professionalisering Subsidierelaties is ingevoerd niet is ingevuld door de provincie. In het rapport staat dat de administratieve organisatie bij Bureau Jeugdzorg niet goed was ingevuld, maar eigenlijk kan men zich afvragen of de administratieve organisatie bij de provincie wel goed is ingevuld. Hij wil graag weten: 1) Wie van het College is verantwoordelijk voor de controle van de sterrenstructuur. Wie heeft bepaald dat ondanks het feit dat er sprake is geweest van drie of vier sterren, niet de volledige controle is uitgevoerd? Is dat de gedeputeerde van Welzijn, de gedeputeerde van Financiën? Verder vindt de D66-fractie het zeer kwalijk dat er een begroting is goedgekeurd. Of dat de provincie of de Raad van Toezicht is geweest, kan hij niet zo snel uitmaken. Daar zaten een heel aantal financiën in die niet gedekt waren. In feite is op dat moment de controle in ieder geval vanuit dit huis niet goed geweest. 2) Heeft de provincie zitten slapen? Of is dit iets dat helemaal buiten de provincie omgaat, terwijl zij wel de volledige subsidie verstrekt? Dhr. De Vries heeft altijd gezegd dat de provincie een rol bij de jeugdzorg moet nemen. De provincie heeft de regie. Dat heeft zij wettelijk als taak gekregen. D66 vond dat het te weinig gebeurde. Dat is heel vaak gezegd. Uit het rapport blijkt dat de provincie nog steeds niet die rol op zich neemt. Dat baart grote zorgen. Er zijn al veel vragen gesteld, daarom zal hij het wat korter houden dan hij eerst van plan was. Dhr. De Vries heeft een opmerking over het opbouwen van het eigen kapitaal bij Bureau Jeugdzorg op pagina 10. In feite kan men zeggen: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Hij neemt aan dat ook het College deze uitspraak kan onderschrijven. Tegelijkertijd wordt er in het rapport gezegd dat om het eigen kapitaal weer te versterken er een... Hij citeert pag. 10: ‘…dit zal ertoe leiden dat Bureau Jeugdzorg en hun ambities en beschikbare middelen nog beter op elkaar moeten afstemmen. Maar ook dat het komende jaar afgesloten moet worden met een positief rekening resultaat…’ Naar het idee van dhr. De Vries kan dat maar op een manier gelezen worden: de subsidie die men krijgt zal niet geheel aan jeugdzorg besteed moeten worden, maar dient om het eigen kapitaal mede te versterken. Wat D66 betreft is dat iets dat absoluut niet kan. De jeugd moet het geld krijgen en Bureau Jeugdzorg moet op een andere manier het kapitaal verzorgen of goed aanvullen. Dat mag volgens de D66 niet ten koste van de jeugd gaan.
12
De voorzitter stelt hiermee de eerste termijn vast. Hij heeft begrepen dat het College even de tijd nodig heeft om een aantal zaken te formuleren. Er zijn een groot aantal vragen gesteld. Daar wil hij even de ruimte voor geven. Hij besluit na ieders instemming om de vergadering te schorsen tot 21.00 uur. Schorsing. De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan het College voor de beantwoording. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan een werkwijze voor ogen te hebben die er als volgt uitziet: hij zal in het kort ingaan op enkele opmerkingen die betrekking hebben op het karakter van het onder de verantwoordelijkheid van GS gevoerde onderzoek. Daarna zal Jeanette Huisman, de concern controller, die het onderzoek heeft uitgevoerd, op veel vragen ingaan die door de commissie zijn gesteld en die betrekking hebben op de informatie, niet op de beoordeling, maar de informatie die in het rapport staat. Onduidelijkheden die er mogelijkerwijs zijn aangetroffen, verduidelijkingen die men graag naar aanleiding van het rapport wenst. Daarna zal de gedeputeerde Mulder ingaan op het dossier zelf en de opmerkingen die daarover zijn gemaakt. Ook zal zij ingaan op de aanbevelingen en de suggesties die zijn gedaan. Ten slotte zal gedeputeerde Calon enkele vragen beantwoorden die betrekking hebben op de werking van met name het sterrensysteem zoals dat in de Staten destijds is afgesproken. Over het onderzoek. Er is een reeks van vragen gesteld die allemaal vallen onder de categorie: wat zijn de motieven geweest van de actoren, de instanties, waar het onderzoek zich op heeft gericht om tot een bepaalde handelswijze te komen? Vanuit het onderzoek geredeneerd zullen GS de antwoorden op die vragen niet geven. Er is bewust voor gekozen om het onderzoek te richten op het feitenrelaas: wat is wanneer gepasseerd? Door wie? Op basis van correspondentie, op basis van verslagen of overleggen en op basis van interviews. Er is een feitenrelaas geschetst van de gang van zaken gedurende een bepaalde periode. Er is geen onderzoek gedaan naar het waarom en de motieven om het een of het ander te doen. GS hebben daar geen behoefte aan om met dergelijke motievenonderzoek te doen. Daarom kunnen die vragen niet worden beantwoord. Dhr. Swagerman (SP) vraagt zich af hoe hij dat moet begrijpen. Er wordt een vraag gesteld, dat laat men onderzoeken, daar zijn motieven voor. Vervolgens is er een uitkomst die een zeker motief geeft om ermee verder te gaan. Hij begrijpt niet waarom ervoor gekozen wordt niet over die motieven te praten. Hij kan zich niet voorstellen dat daar geen weerslag van is. Iets wordt onderzocht, daar komt iets uit, dan wordt bepaald linksaf of rechtsaf te gaan, dat kan niet zonder daar een motief voor te hebben. Hij schat het College toch hoger in. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het volstrekt vrij staat om het College te vragen waarom het in bepaalde perioden zus of zo hebben gehandeld. Het College heeft alleen geen onderzoek gedaan dat gaat over de vraag waarom heeft de Raad van Toezicht dit, of waarom heeft de afdeling Welzijn en Cultuur zus, of waarom heeft de gedeputeerde toen dit of dat, of waarom heeft de interim-directeur toen dit of dat. Zij heeft gekeken naar de feiten van wat er gebeurd is, welke procedures en voorschriften er rond dat gebeuren van toepassing waren en in welke mate zijn die procedures en voorschriften gevolgd dan wel niet gevolgd. Dat is in beeld gebracht. Wat de motieven van derden dan ook allemaal mogen zijn geweest, GS zijn verantwoordelijk voor de feiten zoals die nu hier voorliggen. Er is maar een orgaan dat verantwoordelijk is voor hoe het is gegaan, dat is het College van GS. In dat verband is het niet interessant om te weten of de interim-directeur of de Raad van Toezicht of wie dan ook, wat voor motieven die in het geheel heeft gehad. Dat is de reden waarom GS het zo doen. Het vergt ook een geheel andere opzet van het onderzoek: men komt in de recherchesituatie terecht. Wat zouden de motieven kunnen zijn geweest, dan komt men ook nog in de situatie van: hoe moet men die motieven beoordelen. GS hebben op dit moment geen reden om in die situatie terecht te komen. GS nemen de verantwoordelijkheid voor de feiten zoals die gepasseerd zijn, los van welke motieven, partijen en individuen in dat proces ook hebben gehad. Dhr. Sangers (SP) spitst de vraag nog wat toe. In zijn bijdrage vroeg hij in hoeverre er afgezien van allerlei formaliteiten toch gesproken zou kunnen worden van morele verantwoordelijkheid ten aanzien van de ontstane situatie bij Bureau Jeugdzorg. En in hoeverre daar ook verwekte verwachtingen een rol spelen. Hij wil even naar de reikwijdte van het begrip…
13
Dhr. Bleker (gedeputeerde) onderbreekt door te stellen dat die vragen later beantwoord zullen worden. In de tweede plaats is er een vraag gesteld over het uitstel van het uitbrengen van de rapportage aan de Staten. De heren Sangers en Stevens spraken daarover. GS gaven in de brief van 4 december aan dat er nieuwe feiten bleken waardoor zij het onderzoek nog even voort lieten gaan. Er zijn inderdaad twee redenen geweest die ten grondslag liggen aan de brief van 4 december waarin staat dat GS op een later tijdstip dan eerder aangekondigd de rapportage aan de commissieleden zouden kunnen uitbrengen. Er bleken in die periode enige nieuwe feiten, ook mondelinge informatie rond de brieven van 20 augustus. Die informatie hebben de onderzoekers nader willen bezien en daar andere informatie over willen verwerven. In de tweede plaats hebben GS de onderzoekers gevraagd om bij de afronding van het onderzoek hoor en wederhoor te plegen. Ook in dit geval de voorzitter van de Raad van Toezicht inzage te geven in het eindrapport alvorens het eindrapport door de onderzoekers naar buiten zou worden gebracht. Hoor en wederhoor heeft enige dagen met zich meegebracht, inclusief het nader vergaren en beoordelen van de informatie door de onderzoekers inzake de brieven van 20 augustus. Dat zijn de redenen voor dat uitstel geweest zoals verwoord in de brief met de excuses waar het gaat om dhr. Stevens, het inlichten van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid die in een andere verwachting leefde. Dhr. Sangers (SP) stelt vast dat er enerzijds gezegd wordt: nieuwe feiten geënt op de brief van 20 augustus. Anderzijds het principe van hoor en wederhoor dat op zich geen nieuw feit is, maar meer een vergroting van de zorgvuldigheid van het onderzoek. Het onderzoek kost meer tijd. Dat onderscheid moet er gemaakt worden. Hij vraagt wat dan die nieuwe feiten waren. In de vergelijking tussen het rapport dat er nu ligt en de brief van 23 oktober? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het begrip nieuwe feiten wat zwaar is. Het was meer: nadere en aanvullende informatie omtrent de brieven van 20 augustus. Dhr. Sangers (SP) concludeert dat die informatie rond 23 oktober al bekend was. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. Rond die periode is nadere informatie, nadere gegevens, gebleken. Dhr. Sangers (SP) vraagt of de gedeputeerde kan specificeren wat die nadere gegevens dan waren. Dhr. Bleker (gedeputeerde) reageert ontkennend. Hij geeft aan dat de onderzoekers de behoefte hadden om zich daaromtrent nader te beraden. Op dat punt hebben GS gezegd dat de onderzoekers die gelegenheid moeten hebben. Hetzelfde geldt voor hoor en wederhoor. De onderzoekers wensen heel nadrukkelijk het College niet anders te behandelen waar het gaat om hoor en wederhoor dan de externe partij: de Raad van Toezicht en de voorzitter daarvan. GS hebben dat gerespecteerd. Daar heeft hij geen seconde spijt van gehad. Daar wil hij zich inzake de vragen over de opzet van het onderzoek toe willen beperken. Dan zal mw. Jeanette Huisman op een heleboel vragen rond gegevens in het onderzoek willen ingaan. Mw. Huisman (concern controller) begint met de vraag inzake de toezichthouder. Er is een vraag gesteld bij hoeveel sterren de toezichthouder zou kunnen worden ingezet. Het rapport geeft aan dat het bij een vier-of vijfsterrenkwalificatie aan de orde kan zijn. De positie van de toezichthouder is geen formele positie. Die zit niet op de stoel van de directeur of de Raad van Toezicht. Het enige waar hij zich mee bezig houdt is te zorgen dat er een plan van aanpak wordt opgesteld. Dat daar keurig over wordt gerapporteerd en hij beoordeelt dat soort documenten en rapporteert daarover aan het College van GS. De cijfers en de tekorten die in de rapportage zijn vermeld. Op het moment dat Bureau Jeugdzorg de mededeling deed aan het College bedroeg het verwachte tekort over 2007 € 1,2 miljoen. Er is in november een tussenstand opgesteld. Die kan men ook in het rapport lezen. Daarbij bedraagt het ruim € 1 miljoen. Onlangs is deze verwachting weer bijgesteld. Men denkt nu uit te komen op een bedrag van € 850.000 negatief. Daarvan maakt het bedrag van € 500.000 Plan van Aanpak, dat een bewuste keuze is geweest van Bureau Jeugdzorg en waarvoor instemming van de provincie is verkregen, onderdeel van uit. Uiteraard zal straks bij de jaarrekening blijken wat het daadwerkelijke tekort zal zijn.
14
Het gezamenlijk vertrouwen en dat het wel goed zou komen met de Rijksmiddelen. Die passage moet eigenlijk gelezen worden in relatie tot ‘beschikken onder voorbehoud’. De onderzoekers zijn van mening dat als men onder voorbehoud beschikt dat men daar op zijn minst op zou moeten kunnen vertouwen, anders loopt men risico, bij voorbaat al. Het is wel zo dat er geen feitelijke aanwijzingen zijn aangetroffen dat de provincie ook ingestemd heeft met het uitgeven van middelen, zonder dat de inkomsten daadwerkelijk beschikbaar waren. Dat is zowel bij de begroting 2006 aangegeven, maar ook in het bestuurlijke overleg tussen GS en Bureau Jeugdzorg. Dhr. Sangers (SP) vraagt om verheldering. Die gezamenlijke verwachting waarover gesproken is, kan men terug vinden in het systeem van ‘beschikken onder voorbehoud’. Wordt er met een ‘beschikking onder voorbehoud’ aangegeven dat die verwachting er dus is en dat daarmee een signaal naar de ontvangende partij wordt gegeven dat die binnen die verwachting kan opereren? Mw. Huisman (concern controller) verduidelijkt dat de mening van de onderzoekers is dat men er vertrouwen in heeft dat het wel goed komt met het geld. Managementletter die bij de jaarrekening 2006 is opgesteld. Die managementletter is niet bij de provincie binnengekomen. De Raad van Toezicht heeft de provincie daar ook niet zelf over geïnformeerd. Hoever mag de interim-directeur gaan? Daarvan is geconstateerd dat alleen in statuten is vastgelegd wanneer de interim-directeur de Raad van Toezicht moet inlichten. Dat kan men ook in het rapport lezen. Dat is vrij algemeen van aard. Onderliggende mandateringen, budgetreglementen zijn niet aangetroffen. Drempelbedragen zoals velen dat kennen, d.w.z. tot welk bedrag men verplichtingen zou mogen aangaan, zijn niet geregeld. Stijgen van de directe en indirecte personeelskosten. Daarop moet mw. Huisman voorlopig nog het antwoord schuldig blijven. Zij moet nog nazoeken wat daar precies de reden van is geweest. De risicoparagraaf. Die is niet aangeleverd door Bureau Jeugdzorg bij de begroting. Dat heeft alles te maken met het niet opleggen van de maatregel die hoort bij de sterrenkwalificatie. Bij twee sterren is een risicoparagraaf eigenlijk al aan de orde. Er is in het eerste jaar 2004 bewust gekozen, een jaar later niet bewust, voor het afzien van het opleggen van de maatregel. Daar is de risicoparagraaf een onderdeel van. Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat er gezegd wordt dat er afgezien is van het opleggen van de maatregel die bij die tweesterren of driesterren variant horen. Door wie? Mw. Huisman (ambtelijke bijstand) geeft aan dat het in 2004 bij de jaarrekening, waar de sterren worden vastgesteld, hebben GS, ook gelet op de fusie met een instelling die veel gezonder was dan Bureau Jeugdzorg, afgezien van een maatregelenpakket. In 2005 is dat minder expliciet gebeurd. De lijn is doorgetrokken, maar er is niet expliciet een besluit genomen door GS om de maatregelen niet op te leggen. Dhr. Brouns (CDA) concludeert: 2004 bewust, voor 2005 werden verschillende termen gebruikt. Eerst niet bewust, daarna werd het woord minder expliciet gebruikt. Uitgaande van niet bewust stelt hij aan het College de vraag: Is het aan de aandacht ontsnapt of heeft daar iets anders gespeeld? Mw. Huisman (concern controller) geeft aan deze vraag wel te kunnen beantwoorden. Het College heeft het niet gezien en heeft de wetenschap niet gehad om daar bewust van af te zien in 2005. Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat er een aantal aanbevelingen zijn gedaan vanuit de commissie. Die zitten ook al in het rapport. Daarvan hebben GS gezegd die integraal over te nemen. Daar gaat men hard mee aan het werk. Er zijn wat opmerkingen gemaakt waar zij een reactie op wil geven. Jaarrekening 2007. Die komt zo snel mogelijk. Februari, maart zal men de goedgekeurde jaarrekening ontvangen. De aanbevelingen met betrekking tot de doorzettingsmacht Bureau Jeugdzorg. GS hebben doorzettingsmacht om de aanbevelingen op te leggen en dat in verband te brengen met subsidiebeschikkingen. Kwaliteit en kwantiteit van de bezetting van de afdeling in eigen huis. Daar liep een traject. Dat loopt nog. Het voorstel is, want er komt een audit bij, dat er voor 1 mei 2008 een helder plaatje over komt.
15
Het externe onderzoek bij Bureau Jeugdzorg. Het lijkt het College niet goed om dat nu al toe te zeggen. Het College vindt het ordentelijk om eerst in overleg te gaan met Bureau Jeugdzorg, conform de brief. Dhr. Kruithof (VVD) stelt vast dat het de verantwoordelijkheid van het College is om het hele financiële reilen en zeilen van Bureau Jeugdzorg boven water te krijgen. In het rapport staat nadrukkelijk dat er geen oordeel gegeven kan worden op basis van het onderzoek over het hele financiële gebeuren binnen Bureau Jeugdzorg. Nu zegt de gedeputeerde geen behoefte te hebben om nader onderzoek in te stellen naar het hele financiële reilen en zeilen binnen Bureau Jeugdzorg. Die behoefte heeft de VVD-fractie nadrukkelijk wel. Mw. Mulder (gedeputeerde) begrijpt die behoefte. GS vinden het ordentelijk om eerst overleg te hebben. De jaarrekening 2007 moet ook eerst vastgesteld worden. Dan kunnen GS kijken wat de passende maatregelen zijn als men het heeft over eventueel financieel onderzoek. Dhr. Kruithof (VVD) meldt hierop in zijn tweede termijn terug te komen. Mw. Mulder (gedeputeerde) vervolgt. Kwartaalrapportages. De vraag van de ChristenUnie was of die kwartaalrapportages niet eerst voordat ze naar de Staten gaan, beoordeeld moeten worden door GS, dan door de Cie Bestuur en Financiën en de commissie Welzijn en Cultuur. GS willen dit voorstel meenemen. Dat betekent dat GS er eerst naar kijken en dat de rapportages daarna naar beide commissies gaan. Gevolgen voor de EKC’s. De vraag was of die niet doorgezet kunnen worden. Als het goed is heeft men vandaag een brief gehad dat gaat over de overbrugging van EKC’s in 2008. Dhr. Sangers (SP) geeft aan dat die brief bekend is. Die heeft hij ook in zijn bijdrage genoemd. Hij heeft het teruggekoppeld naar de EKC’s 2007. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat mee te nemen. Ze gaat nu in op de volgende vragen. Eigen Kracht Conferenties. Zijn die ingezet en hoe verhoudt zich dat tot de opmerking dat een aantal EKC’s weer ingezet zouden worden? In zijn totaliteit is er ingezet op EKC’s, maar uiteindelijk was daar ook in de beschikking geen geld voor. Dat was het deel dat onder voorbehoud was. Die zijn wel uitgevoerd. Op een gegeven moment heeft men € 1 miljoen gekregen in juli om weer een aanvalsplan in te zetten op hulp voor kinderen. Dat was een eenmalig incidenteel bedrag dat de provincie van het Rijk kreeg. Dat bedrag hebben GS ingezet op dat aanvalsplan voor vergoeding van EKC’s die al gedaan zijn. Dhr. Sangers (SP) vraagt zich af dat als dat zo is en aannemende dat het zo is, hoe het dan kan zijn dat de EKC’s en de kosten daarvan nu wel gepresenteerd worden als onderdeel van het tekort? Of heeft men het nu over twee verschillende dingen? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat zij de bedragen niet zo bij de hand heeft. Ze kan het antwoord wel geven. Eerst zijn er EKC’s gehouden, daar zijn kosten voor gemaakt. In het aanvalsplan, de extra bijdrage van het Rijk om op zorg in te zetten, hebben GS een aantal EKC’s beschikt richting Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg hadden ze al gegeven, daarom hoort nu een klein aantal EKC’s bij het tekort. Dhr. Sangers (SP) vraagt of dat tot uiting komt in de lagere bedragen die mw. Huisman heeft genoemd ten opzichte van de eerder situatie. Wordt het daarin doorvertaald? Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt voor dat mee te nemen in de tweede termijn. De gang van zaken is zoals geschetst. Dhr. Brouns (CDA) wil het beeld voor de tweede termijn helemaal compleet krijgen. Hoeveel EKC’s zijn er dan nu daadwerkelijk gehouden? Mw. Mulder (gedeputeerde) vervolgt. Jaarrekening 2006. Waarom is die niet vastgesteld? De jaarrekening is op een gegeven moment binnengekomen. In oktober hebben GS een aantal vragen gesteld voor aanvullende informatie van Bureau Jeugdzorg. Eigenlijk kan men stellen, net als bij de alarmbellen die eigenlijk in
16
een bepaalde periode niet zijn gaan rinkelen, dat men in het provinciehuis zeer gefocust was op een aantal beleidsmaatregelen: het uitzetten van het aanvalsplan dat zij al eerder noemde en nog wat taken, dat het is wat blijven liggen. In oktober hebben GS wel gezegd, met de jaarrekening ter goedkeuring, dat de jaarrekening werd aangehouden om goed te kijken naar hoe de jaarrekening zich verhoudt tot het hele verhaal van wat nu boven tafel komt. GS verwachten dat de jaarrekening 1 maart 2008 wordt vastgesteld. Dhr. Kruithof (VVD) stelt vast dat de gedeputeerde in oktober vragen heeft gesteld over de jaarrekening 2006. Wanneer heeft zij die jaarrekening binnen gekregen? Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat die vragen er al eerder waren, maar dat er ook weer wisseling is geweest rondom die vragen. Dhr. Brouns (CDA) vraagt wie heeft die vragen gesteld? De afdeling Welzijn of de afdeling Financiën? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat het gedaan is vanuit de afdeling Welzijn. Dhr. Swagerman (SP) is geïntrigeerd door de uitspraak: de jaarrekening is wat blijven liggen. Dat wordt gekoppeld aan het feit dat er zo gefocust was op beleid. Hebben de beleidsmakers helemaal niet te maken met een jaarverslag, ofwel met een financiële afhandeling? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat er nog informatie moest komen van Bureau Jeugdzorg. Dat is blijven hangen. Dat is ook niet allemaal binnengekomen. Dat is door de drukte van de dingen blijven hangen. Er waren meer zaken die ook financieel geregeld moesten worden. Alle aandacht voor alle regelingen die bij de voordeur gedaan moesten worden, het uitzetten van het nieuwe aanbod, maakt dat het is blijven liggen. Dhr. Swagerman (SP) concludeert dat het antwoord op zijn vraag dan bevestigend is. Men is doorgegaan met de uitvoering, maar het financiële plaatje was even buiten beeld. Daar is dus geen voorziening voor. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat het is blijven liggen met alle focus op andere zaken. De voorzitter concludeert dat het antwoord is gegeven. Mw. Mulder (gedeputeerde) vervolgt. Procesmanagement. De opdracht daaraan was dat het met name gaat over inhoudelijke beleidsstromen en informatie. Dat kan men ook terugvinden in Samen Sterk. Dat ging niet over de financiële kant van de zaken in het kader van de relatie die zij als subsidiegever met het procesmanagement hebben, en volgens de regeling die daarvoor is. Dhr. Moorlag (PvdA) stelt vast dat hij in het plan van aanpak van het procesmanagement heeft gezien dat daar in staat dat de informatievoorzieningen moeten worden versterkt. In den brede, zo verstaat hij dat. De financiële informatievoorziening valt daar dan niet onder? Mw. Mulder (gedeputeerde) bevestigt dat. Het is bedoeld als beleidsinformatie. Ze zal er niet heel erg diep op in gaan, maar ze stelt dat er kwartaalrapportages zijn, dat is een afspraak met IPO en VWS. Dat is met name gericht op beleidsinformatie om inhoudelijk te kunnen sturen. Dat moest uitbreiding hebben. Naast de afspraak die er was binnen de genoemde organisaties. Dhr. Sangers (SP) geeft aan dat hij gevraagd heeft naar en ook een beoordeling heeft gegeven wat het functioneren van het procesmanagement betreft. Hij wil de bevestiging dat het toch oorspronkelijk de bedoeling was om een procesmanager aan te stellen voor de duur van drie jaar. Punt twee is, dat lopende die periode, die opzet is veranderd. Is dat dan impliciet een waardering van het College met betrekking tot het procesmanagement dan wel de procesmanager? Mw. Mulder (gedeputeerde) legt uit dat hier aan de orde is of het procesmanagement een opdracht had met betrekking tot de financiële informatie.
17
Dhr. Sangers (SP) geeft aan dat hij dat antwoord begrijpt. Hij benadrukt nog een andere vraag over het procesmanagement gesteld te hebben waarop hij nog geen antwoord heeft gekregen. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat zij eerst haar lijst met vragen af werkt. Mocht dhr. Sangers dan nog geen antwoord op zijn vraag hebben gekregen dan hoort zij dat nog. Kwartaalrapportages en brieven. Daar is het rapport duidelijk over. Maar zij denkt ook dat GS de reden waarom wel moeten aangeven. Die rapportages en de brieven met name in juni en in september. Waar ze dan ook mogen binnenkomen, als er een stempel op zit dan is het van GS. Die rapportages zijn niet beoordeeld door GS. Gezien het feit dat er een afspraak was dat ze rechtstreeks naar PS zouden gaan, zijn ze daar dan tijdig gekomen. Dat is ook een van de verbeterpunten. Eerst beoordelen GS, dan gaat het naar PS. Dhr. Moorlag (PvdA) begrijpt dat ze niet zijn beoordeeld door GS. Hij heeft echter feitelijk gevraagd of ze wel gelezen zijn. Hij vraagt of er wel zaken zijn gesignaleerd, ambtelijk of bestuurlijk. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat ze niet door haar zijn gelezen of beoordeeld. Dhr. Sangers (SP) stelt dat daarmee er toch een drang is om naar de motieven te vragen, ook al heeft dhr. Bleker aangegeven dat daar een taboe op bestaat. Zijn vraag is: waarom zijn ze niet gelezen? Dhr. Brouns (CDA) sluit zich hierbij aan door te stellen dat hij die vraag ook al in de eerste termijn had gesteld. Mw. Mulder (gedeputeerde) reageert door te stellen dat de vraag is of zij die nu op hun bureau krijgen of via een andere weg ... Zij zouden ook actief opgehaald kunnen worden. Men was zo gefocust op andere zaken, dat er te weinig aandacht voor was. Mw. Mulder verklaart de stukken niet op haar bureau te hebben gehad en niet gelezen te hebben. Dhr. Sangers (SP) vraagt toch nog om nadere helderheid. De voorzitter stelt vast dat de vraag niet aan de orde is. Dhr. Swagerman (SP) protesteert hiertegen. De voorzitter kwalificeert de vraag als niet aan de orde. Als een vraag die wel is gesteld, niet is beantwoord door de gedeputeerde dan vindt hij dat men het recht heeft dat antwoord alsnog te vragen. En daar een feitelijk antwoord op te krijgen en niet vermoedens en motieven. De voorzitter stelt vast dat hij heeft gehoord dat de gedeputeerde een antwoord heeft gegeven. Dat heeft men kunnen horen. Dhr. Sangers (SP) geeft aan dat het antwoord niet afdoende was. De voorzitter stelt voor dat hij daar in de tweede termijn op terug kan komen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) heeft toch nog een vraag over de rapporten die niet gelezen zijn door de gedeputeerde en ook niet door het College. Hoe hebben die rapporten de commissie dan bereikt? Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat die rapporten hen rechtstreeks hebben bereikt via de griffie naar PS. Plan van aanpak als alarmbel voor hetgeen dat vanaf juni speelt. Alarmbellen hadden kunnen gaan, maar met name bij het plan van aanpak, toen dat besproken is, is nooit het financiële aan de orde geweest. In het overleg niet, bij het bespreken van het plan van aanpak. In juni is daarover contact geweest met de interim-directeur. In die gesprekken is nooit het financiële probleem aan de orde geweest. Dhr. Sangers (SP) geeft aan dat er in ieder geval in dit verband door hem bij de behandeling van het plan van aanpak, volgens hem ook in juni, dit punt wel nadrukkelijk aan de orde is gesteld. Hij begrijpt niet waarom dat niet bij de gedeputeerde aan de orde is geweest.
18
Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat het enige dat zij wist bij het plan van aanpak Bureau Jeugdzorg, dat heeft zij intern gesteld: hoe is de reserve en hoe zit het met het bedrag van € 500.000. Op basis daarvan is gezegd dat het op een verantwoorde manier door GS vastgesteld konden worden. Dhr. Sangers (SP) stelt dat er in de behandeling in de commissie er door hem nadrukkelijk het punt aan de orde is gesteld van hoever de verantwoordelijkheid van Bureau Jeugdzorg in dezen strekt. Is dan die € 500.000 een realistische inbreng van Bureau Jeugdzorg zelf? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat zij daar net een antwoord op heeft gegeven. Stand van zaken Bezwaarschrift naar het Rijk. Het Rijk heeft hoorzittingen opgeschort. In januari is de hoorzitting. Dan hoort men verder. Huisvesting. Was de druk zo groot? Was het onontkoombaar? Bureau Jeugdzorg heeft geanticipeerd op de komst van het personeel. Dat had alles te maken met de LVG-sector, de Licht Verstandelijk Gehandicaptenzorg. Die zou per 01-01-2008 overgenomen worden, maar het Rijk heeft laat in het jaar aangegeven dat zij nu gaat koersen op 01-01-2009. Andere invulling procesmanagement, de vraag van dhr. Sangers. Dat is een bewuste keuze geweest. Dat is ook in de 1-meting aangegeven met de redenen waarom, omdat een andere richting is ingaan wat betreft de sturing vanuit dit huis in het traject Samen Sterk. Dhr. Sangers (SP) vraagt of de gedeputeerde het met hem eens is dat als het een bewuste keuze was om het anders in te vullen, dat het een andere invulling was dan oorspronkelijk in het plan van aanpak was voorzien? Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat het ook is aangegeven. Het was een bewuste keuze en dat had alles te maken met de fase waarin het traject Samen Sterk terecht is gekomen na fase 1. Het sterrensysteem. Dat is al behandeld door mw. Huisman. 60% en 100%. Gezegd is dat 100% financieren zou moeten, maar er is maar geld voor 60%. Mw. Mulder denkt dat het rapport en de aanbevelingen daaruit een aantal zaken aangeven waarmee GS al hard aan de slag zijn. Dat betekent dat GS de tering naar de nering moeten zetten en dat zij duidelijker keuzes gaan maken met betrekking tot de taken en de uitvoering van Bureau Jeugdzorg. Dat gebeurt in gezamenlijkheid. In die zin dat ieder in zijn rol blijft, maar dat men wel goed van elkaar weet wat de keuzes worden voor 2008, gezien de hoeveelheid geld die daarvoor van het Rijk wordt verkregen. Tot slot. Er is uit het rapport als conclusie gekomen dat de alarmbellen bij GS eerder hadden moeten gaan rinkelen. Het is fout dat het niet is gebeurd. GS kunnen wel zeggen dat het heel erg druk was, gezien alle trajecten die daarnaast nog liepen. GS hebben zich vooral gericht op het inhoudelijke en het beleidsmatige meer dan op de eigenlijke financiële zaken. Daarvoor nemen GS verantwoordelijkheid. Dat zullen GS in de toekomst heel goed in de gaten moeten houden en GA zullen de maatregelen met de aanvullende punten die net zijn genoemd, serieus moeten gaan inzetten. Met sommige zaken zijn GS al bezig. Zoals het nu is gegaan kan en mag niet meer voor komen. Dhr. Sangers (SP) vraagt of de gedeputeerde met haar laatste concluderende formulering zijn eigen conclusie bevestigt ten aanzien van het verleden dat als het om dit dossier gaat, om dit College en deze gedeputeerde, dat zij de bestuurlijke verantwoordelijkheid onvoldoende heeft ingevuld? Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt vast dat dit een politieke vraag is van dhr. Sangers. Daar wil zij nu niet op ingaan. Men zit nog midden in de discussie. Dhr. Calon (gedeputeerde) gaat in op het sterrensysteem. Er is geen protocol bij het sterrensysteem. Het beleidsdocument voor dit systeem is bij elke ambtenaar in het provinciehuis uitgezet. Elke ambtenaar heeft daar ook een cursus voor gehad over hoe dat gevolgd moet worden. Wie is verantwoordelijk voor het bewaken van dat sterrensysteem? De vakdepartementen, de vakinhoudelijke medewerkers en de vakgedeputeerde. Wie controleert of het sterrensysteem adequaat wordt toegepast? Dat doet Financiën bij de Jaarrekening en bij de IB. Waarom is dat in 2004 niet gebeurd? Dat is bewust gebeurd vanwege de fusie. In 2005 niet gemeld aan het College, is onbewust gebeurd.
19
Bereidheid om elk afwijken van het sterrensysteem te melden, een vraag van dhr. Stevens. Het antwoord is ‘ja’. Dat staat ook al in de aanbevelingen. Die nemen GS over. Hoe zit het met andere subsidierelaties. Ook een vraag van dhr. Stevens. Dhr. Calon acht het antwoord risicovol. Als hij zou antwoorden dat dit wel goed zit en men vindt één voorbeeld waarbij het niet goed is, dan zou hij de waarheid geweld aan doen. Als men de stukken en de verslagen van de commissievergadering van 2004 nog eens leest en de reden waarom GS de controle vanuit de afdelingen hebben weggehaald en gecentraliseerd hebben en het sterrensysteem hebben ingevoerd en de vraag stelt of dat nu gaat werken, dan hoort hij dhr. Jaspers zeggen dat 97% van die subsidie weggaat naar Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid. Dan kan men eigenlijk zeggen dat het aantal instellingen dat in de problemen zit, verminderd is. De vraag is dan of dat gekomen is doordat het sterrensysteem is ingevoerd. Het zou erg aanmatigend zijn om dat te beamen. GS zien wel bij museum Het Hoogeland, en het Groninger museum dat er sneller aangeslagen wordt. In die zin heeft hij de overtuiging dat het wel breed werkt. Het werkt niet overal goed. Dat bewijs is hier geleverd. Vandaar dat men ook een aantal aanbevelingen ziet staan die GS overnemen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) stelt dat de gedeputeerde aangeeft elke afwijking te melden. Aan de andere kant zegt de gedeputeerde dat hij niet weet of het bij alle subsidierelaties wel het geval is. Dat is volgens dhr. Stevens nu precies het punt. Dat wat bij Bureau Jeugdzorg heeft kunnen gebeuren, kan wellicht ook bij andere subsidierelaties gebeuren. De vraag is of de provincie zodanig in control is dat ze kan zeggen: dit is bij Bureau Jeugdzorg gebeurd, dat is in eerste instantie impliciet, later heeft dat expliciet een vervolg gekregen, maar dat is niet gebeurd bij de andere subsidierelaties. Of kunnen dit soort processen ook bij andere subsidierelaties gebeurd zijn? Als daar geen goed zicht op is, dan is zijn suggestie om daar onderzoek naar te doen en daarover te rapporteren. Dhr. Calon (gedeputeerde) wil die suggestie nog niet overnemen. Hij vertaalt de vraag van dhr. Stevens anders. Is het beeld gerechtvaardigd dat dit bij meerdere subsidierelaties aan de orde is? Dat beeld heeft hij zelf niet. Er is er nu één waarbij men dat ziet. Er staat ook in de aanbevelingen dat GS de financiële expertise bij de afdeling Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid willen versterken. Het is een keer fout gegaan. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen, ook aan hem is niets bekend, aan GS ook niet, dat het ergens anders ook fout is. Moet men daar nou een onderzoek naar instellen? Hij denkt het niet. Bij de jaar-rekeningen van die instellingen wordt het allemaal gecontroleerd. Dan wordt het toch wel zichtbaar. Hij denkt dat ze moeten volstaan met de aanbevelingen die gedaan worden, namelijk de financiële expertise daar te versterken. Scherper zijn. Gevraagd naar zijn mening over hoe hij denkt dat het loopt, is zijn gevoel dat de scherpte op dit dossier op dat moment niet voldoende was. Dat is niet een kwestie van structuur, het is een kwestie van cultuur. Dhr. Stevens (ChristenUnie) geeft aan dat het hem niet zozeer de bedoeling was om de suggestie te wekken dat het bij andere subsidierelaties mis zou zijn. Zijn punt, dat hij ook al in de commissievergadering van Bestuur en Financiën had gemaakt bij de behandeling van de integrale bijstelling, is dat als men kijkt naar de manier waarop het College zich verantwoord ten aanzien van het toezicht op die subsidies, bestaat 80% daarvan uit de uitleg van het sterrensysteem. Er wordt maar heel weinig verantwoording afgelegd over wat het resultaat is geweest van het toezicht op dat punt en de resultaten van het toepassen van de systematiek. Hij zou graag willen dat er op een wat betere manier verantwoording afgelegd wordt over de manier waarop het sterrensysteem wordt toegepast. Dhr. Calon (gedeputeerde) meent dat die vraag ook in de commissievergadering Bestuur en Financiën gesteld is. Hij meent ook dat hij toen heeft toegezegd dat hij dat zou doen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) meent dat dhr. Calon daar toen niet op in is gegaan. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat niet meer precies te weten, maar dat de intentie is dat te gaan doen. De voorzitter concludeert dat dit bij dezen een toezegging is. Dhr. Sangers (SP) borduurt nog even voort op de vraag van dhr. Stevens. Dat het een aanbeveling is om van nu af aan halfjaarlijks de werking van het sterrensysteem volledig te monitoren. Zijn vraag is of het daarbij ook wenselijk is om een 0-meting te hebben van de stand tot nog toe. Op basis daarvan kan men de halfjaarlijkse metingen en rapportages kunt zien wat de effectiviteit daarvan is.
20
Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat men wel een 0-meting kan gaan doen, maar er is ieder jaar bij de Integrale Bijstelling een vaststelling daarvan. Dat zou men als 0-meting kunnen nemen. Die is vanmorgen net vastgesteld. Hij vraagt zich af of het zinnig is om een aparte nulmeting te doen. Dhr. Swagerman (SP) komt terug op de financiële expertise waar het blijkbaar aan ontbreekt. In de aanbevelingen staat dat het wordt opgepakt en wordt aanbevolen. Was dit het eerste moment waarop duidelijk werd dat die financiële expertise er niet was of was dat mogelijk al eerder bekend? Hoe zit het dan met de financiële expertise op andere afdelingen? Wordt daar nu ook naar gekeken of is daar al iets bekend? Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat dit het eerste moment was. Het was niet bekend anders hadden zij er al eerder iets aan gedaan. GS hebben ook gemerkt dat er verschillende moeilijke situaties geweest zijn, bijvoorbeeld bij Cultuur, en dat men dan wel aanslaat. Op zich werkt het dus wel. Hoe gaan GS dat nu precies doen, dat weet hij nog niet. Men is wel van zins om daar de financiële expertise te versterken. De voorzitter concludeert dat de beantwoording van het College hierbij afgerond is. Rondkijkend stelt hij vast dat er behoefte is aan overleg. Hij stelt een schorsing van 5 minuten voor. Schorsing. De voorzitter heropent de vergadering voor de tweede termijn. Dhr. Moorlag (PvdA) stelt vast dat er door dhr. Bleker stellig is gezegd dat een onderzoek naar de motieven niet nodig was. Hij kan dat wel volgen, in de zin van dat zo’n onderzoek inhoudt: rechercheren en waarheidsvinding doen. Van waarheid wordt wel gezegd: is dat niet meer dan het klein stukje van de werkelijkheid dat je kunt verdragen? Het is dan nog maar de vraag of de werkelijke feiten dan boven tafel komen. Dat kan hij volgen. Aan de andere kant zegt hij wel dat als er naar motieven wordt gevraagd, misschien is verklaringen een beter woord, dan kan men beter zicht krijgen op waarom iets is gedaan of waarom is iets niet gedaan. Het is hem niet zozeer om de diepere motieven en drijfveren te doen, maar meer om toch een verklaring te krijgen over waarom iets is gebeurd of niet is gebeurd. Er is verantwoording afgelegd door het College. Er ligt een uitvoerig rapport. Samenvattend denkt hij dat het betoog van mw. Mulder in de kern is dat er een sterke focus gelegen op de inhoudelijke kant van de jeugdzorg en minder focus op het financieel beheer. Dat is helder. Voor dhr. Moorlag resteren er op dit moment nog twee punten. Er is van verschillende kanten gezegd dat er een extern onderzoek moet komen. Daar heeft de PvdA-fractie niet zo veel behoefte aan. Er ligt naar zijn idee nu heel veel op tafel. Het financiële komt bij de jaarrekening op tafel. Het is ook volstrekt onduidelijk wat de onderzoeksopdracht zou moeten zijn. Wat daarin ook meeweegt is dat hij wil voorkomen dat er bij Bureau Jeugdzorg, zoals de afgelopen jaren al een aantal malen aan de orde is geweest, weer colonnes met onderzoekers door de organisatie trekken. Het is de vraag of men daarmee door moet gaan. Er moet nu simpelweg iets gebeuren. Er liggen concrete aanbevelingen. Hij heeft ook van het College begrepen dat er commitment is en doorzettingsmacht om die aanbevelingen richting de Raad van Toezicht en de directie van Bureau Jeugdzorg gerealiseerd te krijgen. De PvdA ziet liever dat de handjes gaan wapperen. Door de VVD is gezegd: er moeten maatregelen komen. Wat stelt de VVD zich daarbij voor? Wat betreft de inbreng in de eerste termijn van de SP. Daar moet dhr. Moorlag vaststellen dat het verschil tussen het geven van een compliment voor een pro-actieve houding enerzijds en afkeuring van het beleid anderzijds flinterdun is. Er is gezegd dat als de beschikkingen van VWS allemaal goed waren gekomen dan had de SP complimenten gegeven aan de gedeputeerde voor een pro-actieve houding. Aan het eind van de eerste termijn wordt er gezegd dat de middelen er nu niet zijn en valt er het woord ‘vertrouwen’. Dat verschil is dus blijkbaar flinterdun. Het tweede punt dat hij wil opmerken is dat de SP zegt dat er een actieve financiële inzet van de provincie moet komen om aan die zorgvraag te voldoen. Dhr. Moorlag vraagt zich af hoe hij dat moet zien. Hij krijgt elke vrijdag een e-mailnieuwsbrief van het IPO binnen. Soms staan er spannende zaken in, vaker niet, wat hij wel spannend vond is een debat dat in Den Haag is gevoerd over de financiële huishouding van de provincie. Daar is door de SP krachtig gepleit voor een gesloten huishouding voor de provincie. Hij vraagt zich dan af hoe al die ambities als het gaat om de zorgvraag
21
of woningbouw, hoe die ambities gerealiseerd moeten worden met een actieve financiële inzet van de provincie. Dhr. Brouns (ChristenUnie) geeft aan dat de schorsing hem heeft opgeleverd dat de hoeveelheid aan informatie geordend kon worden. Het gevaar van veel vragen stellen is dat er een tussendoor kan glippen. Daarom is hij blij dat deze tweede termijn er is. Hij heeft nog een aantal vragen waar hij van het College antwoord op wil hebben. 1) Had het College feitelijk in juni informatie ter beschikking waaruit het dreigende tekort inzichtelijk kon worden? De vraag over de EKC’s, niet alleen het aantal, maar dat wat hij er verder over gezegd heeft: 2) Heeft er een stop plaats gevonden en is er daarna weer een herstart tot stand gekomen? Ten aanzien van de jaarrekening 2006 daar heeft hij een helder antwoord gekregen dat de nadere informatie is opgevraagd door de inhoudelijke afdeling. Hoe verhoudt zich dat tot de informatie die gegeven is in de rapportage over de professionalisering van de subsidie-relaties, het sterrensysteem? Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of die vraag nader gespecificeerd kan worden. Dhr. Brouns (ChristenUnie) verduidelijkt dat hij over die periode, oktober/november, een vertrouwelijke brief heeft gekregen waarin een aantal van de subsidierelaties worden beoordeeld. Daar worden kwalificaties gegeven. Dat geldt ook voor Bureau Jeugdzorg. Die worden afgeleid uit de jaarrekening. Tegelijkertijd hoort men hier dat die jaarrekening kennelijk behandeld is op de afdeling Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid. Er zijn aanvullende vragen. Daar is de afdeling Financiën niet bij betrokken geweest. 3) Waar is dan de informatie die hem via Financiën heeft bereikt, op gebaseerd? Als hij dat verkeerd geïnterpreteerd heeft, dan hoort hij het graag. Daarbij aansluitend heeft hij de gedeputeerde iets horen zeggen over hoe het sterrensysteem tot stand gekomen is en met name dat men hier te maken heeft met een uitzonderlijke situatie. Daarbij wil hij wel in herinnering oproepen dat de gang van zaken rondom het NNBT waar geconcludeerd is dat vakambtenaren over het algemeen niet het meest geschikt zijn om ook de financiële beoordeling te doen, juist de reden is geweest om tot deze sterren-systematiek te komen. Vertrouwen in rijksfinanciering en de gezamenlijkheid. Daar is wat hem betreft een klein onderdeel open blijven staan. Namelijk de vraag: 4) Waar was dat vertrouwen op gebaseerd? De 1-meting. De analyse daarop heeft de gedeputeerde aangegeven dat er voor 1 mei 2008 een helder plaatje komt. Hij geeft aan de relatie te willen zien tussen de analyse die nu is uitgevoerd, de analyse die bij de 1-meting al is uitgevoerd en de aanbevelingen die voorliggen en aangekondigd zijn. Daar kan wellicht kort inhoudelijk nog op gereageerd worden. Toezegging van de gedeputeerde. Daarvan is hij blij dat hij dat als accountant niet hoeft waar te maken. Namelijk dat er in februari/maart een goedgekeurde jaarrekening met accountantsverklaring van Bureau Jeugdzorg tegemoet kunnen zien. 4) Is de gedeputeerde ervan overtuigd dat zij die toezegging gestand kan doen? Dan zijn er nog een paar aanvullende zaken die naar aanleiding van de eerste termijn gekomen zijn. 5) Is het mogelijk dat de Staten actief geïnformeerd worden over de voortgang van de bezwaarprocedure die op dit moment loopt bij VWS? Dhr. Brouns wil ook graag actief geïnformeerd worden over het uitvoeren van de aanbevelingen die in dit onderzoek staan. Dat is op zich al in de brief toegezegd. Hij wil graag een voorstel horen over hoe dat gaat gebeuren. Daarbij wil hij ook graag zien hoe er dan invulling gegeven gaat worden aan die doorzettingsmacht die kennelijk wel in dit huis aanwezig is.
22
Ten aanzien van de aangekondigde afstemming van ambities en beschikbare middelen heeft hij een vergelijkbare vraag: hij zou graag willen dat die afweging wordt voorgelegd aan de Staten, voorzien van een visie van het College. En dat het gebeurt in de vakinhoudelijke commissie. Dhr. Brouns geeft het College mee te overwegen om te komen tot een systematiek waarbij de maandrapportages actief worden gemonitord. Tot slot wil hij ook graag worden geïnformeerd over de scenario’s die ontwikkeld gaan worden om eventueel kosten toe te rekenen aan de Deltagelden en aan de risico’s die dat wellicht nog met zich mee zou kunnen brengen. Mw. Mulder (gedeputeerde) vraagt of dhr. Brouns zijn laatste vraag wil herhalen. Dhr. Brouns (CDA) merkt op dat er scenario’s worden opgesteld om te bekijken wat de mogelijkheden zijn om kosten toe te rekenen aan de Deltagelden, dus de doelstelling gericht op het verlagen van de caseload, en dat daar ook risico’s bij in kaart worden gebracht. Daar wil hij graag actief over geïnformeerd worden. Zijn laatste vraag betreft een opmerking van de gedeputeerde dat zij de totaalrapportages niet heeft kunnen lezen. Haar reden daarvoor was drukke inhoudelijke werkzaamheden. Hij roept in herinnering dat er op 19 september van dit jaar een commissievergadering was van WCS. Daarin stonden deze kwartaalrapportages op de agenda. Die zijn ook door de commissie voorbereid. 6) Moet daaruit worden geconcludeerd dat de gedeputeerde ook geen kans gezien heeft om dat voor die commissievergadering voor te bereiden? Is dat dan ook ambtelijk niet gebeurd? Dhr. Sangers (SP) gaat eerst in op twee vragen die dhr. Moorlag gesteld heeft. Vervolgens zal hij ingaan op de reactie van het College. Eerst de vraag van dhr. Moorlag over het flinterdunne verschil tussen het positieve labelen van een pro-actieve houding enerzijds en de afkeuring anderzijds. Dhr. Sangers is van mening dat de bijdrage die hij leverde, niet helemaal goed begrepen is. Hij ging hem om de benadering van het College. Wat er nu gebeurt ten aanzien van Bureau Jeugdzorg in de presentatie van de zaken die men gekregen heeft is, dat het tekort zoals het is gerealiseerd een verantwoordelijkheid is van Bureau Jeugdzorg. Daartegenover stelde hij vanuit de gezamenlijke verwachting en begrip voor het College de vraag wat er gebeurd zou zijn met de visie van het College wanneer Bureau Jeugdzorg andersom gehandeld had en die zakelijke benadering had gekozen zoals die door de onderzoekers ook wordt aanbevolen, waarbij men had gezegd: “Provincie, je kan me wat met je ‘beschikking onder voorbehoud’. We starten pas als die rijksmiddelen er zijn.” Dhr. Sangers stelt dat zijn vraag was daarop gebaseerd dat, als dat de lijn was geweest en de beschikking was wel afgekomen, had het College dan niet het verwijt gemaakt aan Bureau Jeugdzorg dat er een te weinig pro-actieve houding was geweest? Het tweede is het punt van de actieve financiële inzet en de actieve financiële verantwoordelijkheid van de provincie op dit beleidsterrein versus dat wat dhr. Moorlag memoreert: het standpunt van de SP in de Tweede Kamer met betrekking tot de gesloten huishouding. Dhr. Sangers verklaart als punt 1 de vraag aan de orde te hebben gesteld of er grenzen zijn aan de wettelijke verantwoordelijkheid van de provincie? Of houdt die verantwoordelijkheid op zodra de rijksmiddelen ophouden? Dat is wat hij proeft in de standpuntbepaling van het College. In zijn opvatting houdt die verantwoordelijkheid niet op wanneer de Rijksmiddelen ontoereikend zijn. Tegelijkertijd zegt hij daarbij dat men met elkaar moet blijven knokken voor extra rijksmiddelen, maar dat neemt niet weg dat wanneer die rijksmiddelen onvoldoende zijn dat er dan wel een verantwoordelijkheid blijft. Hij wil er in die zin op wijzen dat in de visie van de SP een goed functionerende jeugdzorg in zijn algemeenheid en Bureau Jeugdzorg in het bijzonder, wat hem betreft behoort tot de sociale infrastructuur van deze provincie. In die zin kan hij zich voorstellen dat er ook gekeken wordt naar de eigen middelen als het gaat om het investeren in die sociale infrastructuur. Dhr. Moorlag (PvdA) geeft aan dat het niet zozeer vragen waren van zijn kant. Het waren meer constateringen. Het punt dat hij wilde maken is dat het soms wel wat gemakkelijk is als je zegt dat er niets moet gebeuren in afwachting van de definitieve beschikking. Dan kun je het College of het Bureau Jeugdzorg verwijten dat er geen pro-actieve houding is. Als het echter mis gaat, valt direct het woord ‘vertrouwen’. Dat wilde dhr. Moorlag blootleggen en dat houdt hij staande. Verder ontkent hij niet dat jeugdzorg een onderdeel is van de sociale infrastructuur. Hij beweert dat de SP bezig is het in een korset te persen met een gesloten financiële huishouding. Dan is er geen enkele beleidsvrijheid
23
meer om met middelen te gaan schuiven. Dan kan men de taken alleen nog maar letterlijk uitvoeren. Dat was het punt. Dhr. Sangers (SP) stelt vast dat dhr. Moorlag een klein rookgordijn optrekt als het gaat om deze problematiek. Dan gaat hij nu in op de beantwoording door het College. Eerst een aantal concrete punten, dan het totaal van de beantwoording. De kwartaalrapportages. Hij heeft het verhaal van de gedeputeerde gehoord dat zij daar om allerlei redenen niet aan toe is gekomen. Het stond wel geagendeerd in de commissies. Dat is besproken. Hij vindt het onbegrijpelijk vinden dat een zo belangrijk document als dit, dat ook bij herhaling onderwerp van bespreking is in de commissie WCS, niet gelezen wordt door de verantwoordelijk gedeputeerde. De gedeputeerde geeft aan dat men blijft zitten met het probleem van 60%-100%. Dat betekent volgens haar dat men de tering naar de nering moet zetten. 1) Betekent dit ook dat de gedeputeerde en het College daarmee aangeeft dat zij vanuit deze gedachtegang zal accepteren, zich beperkend tot alleen die financiering, dat er in de komende tijd nog wachtlijsten zullen zijn? Dat er de komende tijd jongeren niet geholpen zullen worden omdat er sprake is van onvoldoende financiering? Is dat de concrete boodschap of moet dat anders worden geïnterpreteerd? Een ander punt is de Eigen Kracht Centrale. 2) Wanneer krijgt men de exacte informatie wat betreft de EKC’s? Volgens de gedeputeerde is er sprake van twee trajecten. Enerzijds het deel dat gestart was, dat op een bepaald moment gestopt is, en een deel dat daarna gestart is, waar blijkbaar wel een financiering voor beschikbaar is. Heeft hij dit goed begrepen? 3) Waarom is die knip aangebracht? Over het procesmanagement stelt hij vast dat wanneer men kijkt naar het plan van aanpak, dat er dan sprake was van een driejarige termijn, ook met betrekking tot de procesmanager. Tussentijds heeft het College dat traject veranderd zonder duidelijke motivering naar de commissie of de Staten. De vraag luidt: 4) Spreekt daar dan een impliciete beoordeling uit van de kwaliteit van het proces-management? Over de totaliteit van de sterrensystematiek en de werking daarvan. Dhr. Sangers is voorstander van dat de werking van dit systeem halfjaarlijks wordt gemonitord wordt en dat men daarover gerapporteerd wordt. Hij blijft het van belang vinden en neemt aan dat het College dat ook zal vinden, dat men weet vanuit welke positie men vertrekt. De informatie die men tot nog toe kreeg was in die zin niet volledig. Hij blijft een 0-meting adviseren. Over het totaal stelt dhr. Sangers dat men hier met een zwaar dossier zit. Hij noemt het een migrainedossier. Gegeven die zwaarte vindt hij de beantwoording van het College teleurstellend. Het roept ook weer een aantal vragen op. Hij vindt dat het College niet ingaat op een aantal kernvragen zoals de commissie die naar voren heeft gebracht. 1) Dhr. Bleker kan of wil geen informatie geven over de nieuwe feiten. Dit is het minst belangrijkste punt, maar het dient wel te worden geconstateerd. 2) Het tweede punt betreft het complex van gezamenlijke verwachtingen en ambities versus het verhaal van de middelen. De vraag van de SP-fractie was of het College niet van oordeel is dat er ook vanuit het College een morele verantwoordelijkheid is ten aanzien van de ontstane situatie bij Bureau Jeugdzorg. Dhr. Sangers wijst er daarbij ook op dat er in de commissie WCS op een gegeven moment de gedeputeerde op vragen nadrukkelijk heeft aangegeven dat er bij de financiering van het plan van aanpak door het College heel nadrukkelijk en actief is meegekeken met Bureau Jeugdzorg als het gaat om de capaciteit van het eigen vermogen dat Bureau Jeugdzorg in zou kunnen zetten. 3) De SP-fractie heeft de vraag gesteld hoe het College en hoe de gedeputeerde in zijn totaliteit, daarbij het historische perspectief meegenomen, de situatie beoordeelt. Is zij van mening dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid in voldoende mate is ingevuld?
24
De gedeputeerde heeft op dat moment gezegd dat die vraag te vroeg is. Dhr. Sangers vraagt zich af wanneer die vraag wel voor het College aan de orde is en wanneer daar antwoord op komt. 4) Ten aanzien van de toekomst heeft de SP-fractie ernstige twijfels, die eerder zijn toegenomen dan afgenomen, uitgesproken over of er voldoende daadkracht, regie en visie is bij dit College als het gaat om de toekomst. De gedeputeerde heeft gezegd dat er voldoende doorzettingsmacht is. Hij interpreteert dat als wettelijke bevoegdheden. Dat zal wel zo zijn, maar in de ogen van de SP-fractie is er op dit moment geen doorzettingsmacht als het gaat om de inhoudelijke capaciteit en regie om dit dossier tot een goed einde te brengen. Dhr. Kruithof (VVD) geeft aan dat de Provinciale Staten het College beoordelen en niet wat Bureau Jeugdzorg al dan niet fout heeft gedaan, maar uitsluitend de maatregelen die het College al dan niet genomen heeft op dat punt. De VVD-fractie heeft in tegenstelling tot de PvdA, de enige andere fractie die zich daarover uitsprak, wel behoefte aan zo’n onderzoek en wel om de volgende reden. Er staat letterlijk in het rapport: dit leidt ertoe dat het onderzoek zich beperkt tot een centrale probleemstelling, het is geen breed onderzoek naar de totale financiële huishouding van Bureau Jeugdzorg. Wat er uit dit onderzoek al naar voren is gekomen, vindt dhr. Kruithof zo verontrustend dat het op zichzelf al een integraal onderzoek naar het financieel reilen en zeilen van Bureau Jeugdzorg rechtvaardigt. Hij begrijpt niet dat dit verzoek niet op brede steun kan rekenen. Als de situatie zo ernstig is als die is, dan vindt hij dat de volle breedte van het financiële reilen en zeilen van Bureau Jeugdzorg moet worden onderzocht. Maar hier wordt alleen het College afgerekend en daarom wil hij nogmaals aan het College vragen om zo’n onderzoek te entameren. Verder begrijpt dhr. Kruithof heel goed dat, als een beleidsafdeling in een crisissituatie verkeert vanwege de omstandigheden in de jeugdzorg, een beleidsafdeling zich nadrukkelijk richt op de inhoud, het wegwerken van achterstanden van wachtlijsten en dergelijke. Hij werkt zelf bij een organisatie waarbij hij ook wel eens te maken heeft met dat soort situaties. Het eerste wat er dan gebeurt, dat wordt inmiddels ook structureel ingevoerd, is dat beheer en beleid strikt gescheiden worden van elkaar. Het beleid wordt gevoerd, maar er is een afzonderlijke beheersorganisatie die zich bezig houdt met bijvoorbeeld controles op financiën en andere beheersaangelegenheden. Het College gaat weliswaar over de ambtelijke organisatie, maar de VVD-fractie zou graag willen dat er in zo’n situatie de gedeputeerde die inhoudelijk verantwoordelijk is, niet ook de verantwoordelijkheid voor het financiële en ander beheer op zich neemt. Mw. Mulder heeft aangegeven dat zij juist door die inhoudelijke drukte niet is toegekomen aan het bekijken van de kwartaalrapportages. Ze heeft ze zelfs niet op haar bureau gekregen. Verdeel in een situatie als deze de taken dan anders. Zorg dan dat het beheer door iemand anders wordt gedaan, bij voorkeur door de gedeputeerde die over de financiën gaat. Als antwoord op de vraag van dhr. Moorlag is dit dus zo’n maatregel die dan genomen zou kunnen worden. Over de kwartaalrapportages. Kennelijk zijn die op verzoek van Provinciale Staten rechtstreeks naar hen toe verzonden. Dat moet heel snel ophouden. PS beoordelen de rapportages van Bureau Jeugdzorg niet. PS beoordelen het College. Dhr. Stevens (ChristenUnie) geeft aan tevreden te zijn over het feit dat het College de kwartaalrapportages te voorzien van een oordeel van het College en ook over het feit dat die zullen worden besproken in de commissie Bestuur en Financiën. Hij wil wel terugkomen op het punt van de toezichthouder in relatie met het vier-en vijfsterrenniveau. Hij heeft het rapport Professionalisering Subsidierelaties er nog op nagekeken en ziet dat er bij het vijfsterrenniveau de toezichthouder wordt genoemd. Is het nu zo dat met het aanstellen van een toezichthouder men op een vijfsterrenniveau zit bij Bureau Jeugdzorg? De VVD vroeg naar de mening van de gedeputeerde over een extern onderzoek ... Dhr. Kruithof (VVD) onderbreekt te zeggen dat hij niet het woord extern gebruikte. Hij vroeg om integraal onderzoek. Dhr. Stevens (ChristenUnie) wil toch de nadruk op het externe leggen. Dit rapport dat nu besproken wordt, geeft geen oordeel over het functioneren van Bureau Jeugdzorg, dat was ook niet de opdracht. Maar met de aangekondigde maatregelen komt er wel zicht op het functioneren van dit bureau. Inschatting van de daadkracht van het bestuur is een taak waar het College nu voor staat. De financieel toezichthouder die er komt, kan daar zicht op geven. Ook alle andere maatregelen die horen bij het viersterrenniveau geven zicht op het functioneren van Bureau Jeugdzorg.
25
Dhr. Kruithof (VVD) geeft aan dat hij met nadruk heeft gesteld dat uit dit deelonderzoek al zo veel financiële ellende naar voren kwam, dat dit op zichzelf al een argument is om een integraal financieel onderzoek bij Bureau Jeugdzorg te laten doen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) meent dat de maatregelen die aangekondigd worden dat niet in de weg staan. Als het nodig is, zal dat blijken. Mw. Siersema (GroenLinks) stelt vast dat zij op een aantal vragen geen antwoord heeft gekregen en heeft begrepen dat ze die ook niet gaat krijgen. Ze gaat ze niet nog een keer stellen. Zij wil ook aandringen om een integraal onderzoek plaats te laten vinden. Dat had zij ook al gevraagd. Over de kwartaalrapportages. Bij de vorige kwartaalrapportage was een brief gevoegd dat de kwartaalrapportage niet correct was. Mw. Siersema vraagt of ze ervan uit mag gaan dat de volgende kwartaalrapportage correct is. Dhr. Zanen (PvhN) heeft ten eerste begrepen dat de jaarrekening 2006 door allerlei omstandigheden niet is vastgesteld en dat daar nog op gewacht moet worden. Ten tweede heeft hij begrepen dat de gedeputeerde niet de gelegenheid heeft gehad om de rapportages te lezen voordat deze doorgestuurd werden. Ten derde bleek dat het plan van aanpak vooral beleidsmatig was gericht en niet de bellen heeft doen rinkelen wat de financiële kant betreft. Dat bij elkaar leidt tot de conclusie van het College dat men aan de slag gaat met de aanbevelingen die zijn gedaan, zodanig dat de tering naar de nering wordt gezet en dat de kwestie strak aangepakt zal worden. Dhr. Zanen is er voor dat de zaak scherper in beeld wordt gebracht door een integraal financieel onderzoek, maar dat moet er niet toe leiden dat een aantal elementen van de jeugdzorg die heel belangrijk worden geacht, daarmee worden weg geschoffeld. Dat dreigt in deze discussie te gebeuren en daarvoor wil hij ernstig waarschuwen. Dhr. De Vries (D66) komt tot de conclusie dat het College heeft aangegeven dat ze wat dit dossier betreft niet in control was. Het feit dat er op een van de vragen wordt geantwoord dat het College niet de wetenschap had om bewust een besluit te nemen, vindt hij heel ernstig. Daarmee geeft ze in feite aan dat men niet weet wat men doet. Zo komt het bij hem over. Hij hoopt dat hij het verkeerd heeft, maar dit acht hij een belangrijk punt dat geconstateerd moet worden. Of het integrale onderzoek intern of extern is, dat doet niet ter zake. De gedeputeerde heeft gezegd dat voordat zij een toezegging wil doen, ze eerst wil overleggen. Daarmee geeft ze impliciet aan dat ze in ieder geval niet tegen het onderzoek is. Eerst overleggen is bestuurlijk correct werken en dat zou men normaal gesproken ook moeten doen. Maar gezien de huidige situatie is het duidelijk dat men al een stap verder is. Zo ver, dat men moet stellen de taak en de rol te moeten nemen. Men zou moeten stellen: dat de overlegperiode inmiddels is gepasseerd. Naar de mening van de D66-fractie kan die toezegging zonder overleg zonder meer worden gedaan. Splitsing van taken binnen het College naar aanleiding van de vragen die over de jaarrekening zijn blijven liggen. Hierbij kan dhr. De Vries zich volledig aansluiten bij de VVD. Er is een vakinhoudelijk collegelid en dat is een ander vak dan het beheer en de controle. Er zijn daarbij verschillende verantwoordelijkheden die niet samengevoegd moeten worden. Verder kreeg hij bij de beantwoording van de vragen een déjà-vu-gevoel. De focus, zo werd gezegd, werd gericht op de inhoud en niet op de financiën. Dat is al een teken dat de rollen binnen het College anders moeten worden belegd. Dit kan en mag niet meer voorkomen,is er gezegd. Dit is een paar jaren geleden al eerder gezegd, namelijk bij het NNBT. Dat is een punt dat iedereen zich moet aanrekenen. Toen is gezegd dat het niet meer mocht voorkomen en toch is het nu weer gebeurd. Dat is ernstig. Over het volgende heb ik geen concreet antwoord gekregen. Dat betreft de opbouw van het eigen kapitaal Bureau Jeugdzorg van € 900.000. Zoals hij het rapport heeft gelezen, is het de bedoeling dat het naar die € 900.000 wordt opgekrikt. Maar, zoals hij het leest, mag dat ten koste gaan van de zorgverlening aan de jeugd. Daarom vraagt hij: Onderschrijft het College deze conclusie? Of is zij van mening dat de zorg daar niet onder mag lijden? De heer De Vries wil op deze vragen een expliciet antwoord horen van het College. De voorzitter schorst de vergadering voor 10 minuten.
26
De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan het College voor de beantwoording in tweede termijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat er nog een enkele opmerking is gemaakt over het onderzoek. Dhr. Moorlag heeft inderdaad gelijk dat er inderdaad een onderscheid is tussen motievenonderzoek en het schetsen van verklaringen van hoe omstandigheden zich hebben kunnen voordoen. Die verklaringen zijn in het rapport te vinden. Twee voorbeelden. De onderzoekers geven dat bij Bureau Jeugdzorg intern geen heldere mandaatregels bestaan waar het gaat om het aangaan van financiële verplichtingen door de directeur/bestuurder. Dat is een verklaring voor het feit dat er iets heeft kunnen gebeuren. In de tweede plaats geven de onderzoekers aan dat er een bepaalde context in die periode is aangetroffen die vooral gericht was op zorg: meer zorg, betere zorg, wachtlijsten wegwerken en dat die context mede als verklaring wordt aangewezen voor de wijze van handelen zoals die zich heeft voltrokken. In die zin deelt dhr. Bleker de analyse van dhr. Moorlag. Het is geen motievenonderzoek, maar het onderzoek heeft zich wel op verklaringen gericht. Overigens waren er verder geen opmerkingen of vragen over de aanpak van het onderzoek waar meer over te zeggen valt dan is gedaan. Er resten nog enige vragen die door de onderzoekster kunnen worden beantwoord. Mw. Huisman (onderzoekster afdeling Financiën en Controle) beantwoordt de vraag of GS in juni al informatie had over een dreigend tekort? Het antwoordt luidt: Ja. Het gezamenlijk vertrouwen in dat het wel goed zou komen met de rijksmiddelen. De onderzoekers hebben die zienswijze vernomen in de gesprekken die zijn gevoerd, maar daarbij is geen duidelijke onderbouwing aangegeven. Bureau Jeugdzorg was wel op de hoogte van het feit dat zij gelden onder voorbehoud toegekend hadden gekregen. Dat blijkt heel duidelijk uit de aanbiedingsbrief bij de eerste kwartaalrapportage waarin staat dat zij van de middelen die zij onder voorbehoud hebben gekregen, al kosten hebben gemaakt en daadoor een financieel risico lopen. Er is nog een vraag blijven hangen over de toezichthouder en wanneer deze aangesteld wordt. In principe is het zo dat de toezichthouder bij een vijfsterrenkwalificatie moet worden aangesteld, maar ook bij een viersterrenkwalificatie kan daar gebruik van worden gemaakt zonder dat dit tot een vijfsterrensituatie leidt. Dhr. Calon (gedeputeerde) gaat in op de hem resterende vragen. Een vraag van dhr. Brouns. Hoe verhoudt zich de informatie tot de informatie die bij de integrale bijstelling is verkregen? Dit betreft de Begroting 2006 en de afdeling Financiën en Controle was daar toen niet bij betrokken. Zoals door gedeputeerde mulders is gezegd zijn er in de periode van maart tot oktober vragen heen en weer gegaan tussen de afdeling Welzijn en Bureau Jeugdzorg. Feit is dat bij de opmaak van de Integrale Bijstelling klopte die jaarrekening klopte. Daar zat ook een goedkeurende accountantsverklaring bij. De informatie die nog niet helder was, was beleidsinhoudelijke informatie. Daar zit het verschil. De vraag van de VVD die volgens dhr. Calon in andere vorm al eerder is gesteld in de commissie Bestuur en Financiën, waarop het antwoord is gegeven dat je je kunt afvragen of de afdeling Financiën niet te klein om alles te doen wat nu op het betreffende terrein in de afdeling gebeurt. GS zeggen geen ‘nee’ tegen de suggestie van dhr. Kruithof. Ook nog geen ‘ja’. Er wordt nu gewerkt aan een interne audit van deze organisatie. Die heet: Kleiner, maar beter. In dit kader wordt deze afdeling naar voren gehaald. Daar is men begin volgend jaar mee klaar. Tot nu dringt het beeld zich op dat er meer vertrouwen is in een scheiding binnen de afdelingen in beheer en beleidsinhoudelijke taken, in een strenger toezicht van de afdeling Financiën - zoals ook bij de bullits staat bij de aanbevelingen (zie brief en rapport) - op de halfjaarlijkse rapportages waarin dieper gekeken wordt, zoals reeds aan de commissie en in het bijzonder aan dhr. Stevens is toegezegd. Dhr. Calon is op dit moment nog niet voor een bestuurlijke scheiding, maar daar zou verandering in kunnen komen, als dat uit de audit als wenselijk blijkt. Dhr. Kruithof (VVD) vraagt wanneer men daar helderheid over krijgt. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat het organisatie in zijn geheel anderhalf jaar zal duren. Voor deze afdeling verwacht hij begin volgend jaar al uitsluitsel. Dat zal in het voorjaar zijn. Mw. Mulder (gedeputeerde) beantwoordt de vraag van dhr. Brouns over het actief informeren en het bezwaarschrift ingediend tegen VWS en de hoorzitting. Het antwoord luidt dat het College de commissie hierover zal informeren en op de hoogte zal stellen.
27
Implementatie van de aanbevelingen. Ook daarover zal het College de Staten informeren. Ook over de vorm van de doorzettingsmacht op de toezichthouder en hoe dat gaat, zal worden geïnformeerd. De scenario’s over de kostentoerekening, de Deltagelden en de risico’s. Het antwoord op de gestelde vraag is bevestigend. EKC’s. Er zijn er 44 vanuit Bureau Jeugdzorg uitgevoerd. Vanuit het aanvalsplan zijn er dertien vergoed omdat daarvoor extra gelden beschikbaar waren. Die zijn toegezegd. Tering naar de nering zetten. GS houden Bureau Jeugdzorg aan het werk binnen een bestaande begroting. Dat is steeds het uitgangspunt geweest: een sluitende begroting. Kwartaalrapportages. Vragen hierover zijn in de eerste termijn reeds beantwoord. Procesmanagement. Dat is voor drie jaar aangesteld. Ook is gesteld dat bij elke fase, elk jaar dus, wordt bekeken wat het procesmanagement gaat doen. Dat is gemeld. Op dit moment is in de 1meting aangegeven dat zij meer over de uitvoerende projecten gaan. Integraal onderzoek. GS willen de jaarrekening van 2007 afwachten. Het onderzoek wordt niet uitgesloten, maar kan niet worden toegezegd. De jaarrekening. Hierover is ook een vraag gesteld en mw. Mulder zegt toe dat de Jaarrekening voor 2006 vóór 1 maart 2008 beschikbaar zal zijn en de jaarrekening van 2007, komt vóór 1 mei 2008. Dhr. De Vries (D66) geeft aan dat hij nog een vraag had gesteld over de aanvulling van het eigen vermogen tot € 900.00 en wat dat betekent voor de zorg. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat het eigen vermogen aangevuld zal worden vanuit de beschikbare middelen die de provincie van het Rijk krijgt voor Bureau Jeugdzorg. GS zullen in overleg gaan in hoeverre dat op een verantwoorde wijze kan gebeuren. Het kan ten koste van de zorg gaan, maar er is in 2007 ook meer zorg geleverd. Dhr. Brouns (CDA) bedankt het College voor de toezeggingen, maar stelt vast dat er een aantal punten zijn blijven liggen. Hij wil een expliciet antwoord op zijn vraag over de kwartaalrapportage: is dat ambtelijk dan ook niet voorbereid voor de commissievergadering? Ook over de volgende vraag verwacht hij een antwoord. Is het College bereid het afstellen van de ambities en de beschikbare middelen aan deze Staten voor te leggen, voorzien van een visie?. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat de kwartaalrapportages behalve door haar ook ambtelijk niet zijn gelezen. De voorzitter stelt voor de discussie af te sluiten. Dhr. Brouns (CDA) zou graag zien dat zijn tweede vraag wordt beantwoord. Mw. Mulder (gedeputeerde) vraagt dhr. Brouns zijn vraag te herhalen. Dhr. Brouns (CDA) vraagt of de aangekondigde afstemming van ambities en beschikbare middelen van Bureau Jeugdzorg aan de Staten kan worden voorgelegd, voorzien van een visie van het College Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoord bevestigend. Dhr. Kruithof (VVD) heeft de behoefte een aantal politieke uitspraken voor te leggen aan de Staten. Regulier vergaderen de Staten pas weer op 6 februari 2008. Dat vindt de VVD-fractie te lang duren. Het College heeft ook recht op duidelijkheid van Provinciale Staten. Hij kondigt aan dat hij zal voorstellen aan de vertegenwoordiger van de VVD in het Presidium om te bewerkstelligen dat eerder een Statenvergadering wordt gehouden om die politieke uitspraken te kunnen doen. Dhr. Sangers (SP) onderschrijft het voorstel van de VVD. De voorzitter concludeert dat er een groot aantal vragen en argumenten zijn uitgewisseld. Er is een stuk helderheid gekomen in dit dossier. Misschien niet tot ieders tevredenheid. Er zijn ook zorgen die nog niet zijn weggenomen. Hij dankt eenieder voor de inbreng. Het voorstel van dhr. Kruithof, ondersteund door dhr. Sangers, zal in het Presidium worden besproken. Gezien dit voorstel,
28
concludeert hij dat de voorliggende brief en het onderzoeksrapport zal worden geagendeerd als Astuk. 3.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 23.55 uur.
29
Toezeggingen van GS in gecombineerde Statencies B&F/WCS op 19 december 2007. • • • • • • • •
Toezending jaarrekening BJZ 2006 uiterlijk 1 maart 2008, jaarrekening 2007 uiterlijk 1 mei 2008. Voor 1 mei 2008 informeert GS de Cies B&F en WCS over de interne audit bij de afdeling Welzijn. Zowel kwaliteit als kwantiteit worden gemeten. GS versturen vanaf nu alle kwartaalrapportages met visie GS daarbij naar de Staten (B&F en WCS). GS versturen de Staten actief informatie over de voortgang van het bezwaar tegen VWS. GS versturen de Staten actief informatie over de voortgang van de uitvoering van alle aanbevelingen uit het onderzoeksrapport (o.m. de inhoud van de doorzettingsmacht van de toezichthouder). GS sturen de Staten een overzicht van de afstemming van middelen en ambities van BJZ met daarbij de visie van het college. GS sturen actieve informatie over de kostentoerekening aan de Deltagelden en de risico's hiervan. GS bepalen na het overleg met BJZ of een integraal onderzoek plaats moet vinden (onderzoek wordt niet uitgesloten, nu echter niet toegezegd).
Financiën • GS geeft afwijkingen van het sterrensysteem bij gesubsidieerde instellingen tijdig en actief door aan de Staten. • GS zal nader bekijken of het nodig is een bestuurlijke scheiding aan te brengen tussen inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheden.
30