59
2. Een postpolitiek klimaat ‘Klimaatopwarming is te ernstig om het gevaar ervan nog te ontkennen of om ons erdoor te laten verdelen in tegengestelde kampen.’ Tony Blair
De tijd dringt ‘De tijd dringt. We moeten daarom groter denken. Enkele jaren geleden zouden jullie mij dit niet hebben horen zeggen, maar ik denk dat we de verlichte geesten onder de ondernemers moeten inlijven.’ Aan het woord is Susan George tijdens een conferentie in Tilburg in januari 2008.1 Het thema van de conferentie luidt, met een knipoog naar Al Gore: ‘Een comfortabele waarheid – Groei naar een duurzame en solidaire economie.’ George pleit er voor een brede alliantie gebaseerd op ‘een minimumconsensus’ met als basis ‘het redden van de planeet’. De vrouw komt niet meteen uit gematigde hoek. Als medeoprichtster van ATTAC en voorzitster van het Transnational Institute is ze een van de bekende gezichten van de andersglobaliseringbeweging. Ze geeft het zelf toe: het doet raar aan om plots ‘verlichte ondernemers’ de hand te reiken. George is zeker niet de enige die in het licht van de dreigende klimaatcrisis zo’n koerswijziging overweegt. Ook Rob Hopkins, medestichter van de Transition Towns-beweging, stelt dat we het ons niet langer kunnen veroorloven onze tijd te verliezen met strategieën die mensen onderling verdelen.2 De klimaatcrisis is daarvoor te urgent. ‘Zolang we ervoor kiezen binnen ons eigen veilige gebiedje te blijven, zolang groenen alleen met groenen praten, zakenlieden alleen met zakenlieden’, zo stelt Hopkins, is het ‘niet mogelijk de uitdaging van piekolie en klimaatverandering in zijn gehele omvang aan te pakken’.3 Ook vanuit de bedrijfswereld klinkt
60 | de mythe van de groene economie
de roep om samenwerking steeds luider. Richard Branson, de CEO van Virgin, roept ngo’s op ‘verantwoordelijke leiders’ te worden in het mondiale veranderingsproces: ‘Ngo’s, regeringen en bedrijven zullen moeten samenwerken om manieren te vinden om iedereen toegang te geven tot energie. (...) Nieuwe vormen van mondiaal leiderschap zijn nodig.’4 Dit soort opinies is niet langer uitzonderlijk binnen de brede groene beweging. Oog in oog met de klimaatdreiging, zo klinkt het, mogen we onze tijd niet langer verliezen met allerlei ‘deelstrijden’.5 We kunnen het ons niet meer veroorloven om ons terug te trekken in het ‘eigen kamp’. We moeten nu allemaal samen – bedrijfsleiders en werknemers, mannen en vrouwen, noord en zuid, arm en rijk – de allesbepalende strijd aangaan tegen de gemeenschappelijke dreiging, de klimaatverandering. Samenwerking is de nieuwe mantra. Dezelfde argumenten komen steeds terug. Aan de ene kant wordt benadrukt hoe urgent de situatie wel is. We naderen snel een kantelpunt, waarna de klimaatverandering dreigt terecht te komen in een stroomversnelling die misschien niet meer te stoppen valt. Aan de andere kant, zo wordt telkens opnieuw onderstreept, zitten we allemaal in hetzelfde schuitje: de planeet aarde. De ecologische crisis raakt ons allemaal, we hebben er allemaal belang bij iets te doen. Daarom moeten we oude ideologische en politieke tegenstellingen achter ons laten en voluit kiezen voor pragmatische oplossingen op de korte termijn. Veel klassieke strategieën van de groene beweging lijken te hebben afgedaan: we moeten niet langer ‘tegen’ zijn, maar constructief denken. Grote bedrijven zijn niet langer de boeman, maar worden potentiële partners. Sociale conflicten belemmeren alleen maar de samenwerking die nodig is. Echte verandering bereik je uiteindelijk toch best ‘in dialoog’ en ‘van binnenuit’? Deze ‘nieuwe visie’ komt niet zomaar uit de lucht gevallen. Sinds de film van Al Gore en de top in Kopenhagen lijkt er iets te zijn veranderd in het strategische veld van de ecologische kwestie. Allerlei actoren die voorheen allesbehalve pleitbezorgers waren van de groene zaak, lijken plots ecologische voorvechters te zijn geworden: van banken tot multinationals, van marketingbedrijven tot commerciële media. Plots lijkt iedereen wel ecologist. Coca-Cola ontwikkelt samen met het WWF gigantische reclamepanelen waarop planten groeien, naast de slogan: ‘This billboard absorbs air pollutants.’ Je kan niet naar de cinema zonder dat de obligate reclame voor milieuvriendelijke wagens de revue passeert. ‘Het bedrijfsleven wil
een postpolitiek klimaat | 61
vooruit in de strijd tegen klimaatverandering’, stelt Rudi Thomaes, gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), terwijl hij tekeer gaat tegen klimaatsceptici, en ervoor pleit de opbrengsten van de verkoop van CO2-uitstootrechten in te zetten voor loonlastendalingen.6 Zoveel is duidelijk: ecologie is niet langer het alleenrecht van progressieve jongens en meisjes aan de linkerkant van het politieke spectrum. Er lijkt steeds meer goede wil aan de andere kant van de barricade van weleer. In hun handleiding voor een transitie naar een duurzame samenleving stellen Ben Brangwyn en Rob Hopkins, de gangmakers van de Transition Towns-beweging: ‘Nu bij bedrijven het bewustzijn van duurzaamheid en klimaatverandering met de dag groeit, zal je verbaasd staan over hoeveel mensen in machtsposities enthousiast en geïnspireerd zullen reageren op wat je aan het doen bent en jouw inspanningen veeleer zullen ondersteunen dan hinderen.’7 Ook Susan George heeft er blijkbaar alle vertrouwen in: bedrijven hebben immers evengoed ‘belang bij het redden van de planeet’. De interesse van veel bedrijven en managers om samen te werken met allerlei milieu-ngo’s is tekenend. Tal van ngo’s gaan op hun beurt in zee met actoren die ze voordien wellicht als tegenstanders zouden hebben beschouwd.8 Zo kreeg de Vlaamse ngo Natuurpunt enkele jaren geleden een aanzienlijk bedrag aan sponsorgeld van Electrabel voor een reeks projecten waarbij kwetsbare soorten en hun leefgebieden worden ondersteund. ‘Door te investeren in dit actieplan van Natuurpunt en Natagora (de Franstalige tegenhanger van Natuurpunt) bevestigt Electrabel duidelijk dat het bedrijf de natuur een warm hart toe draagt’, zo staat te lezen op de website van Natuurpunt.9 Voor veel ecologisten was dit toch even slikken. Met een aandeel van maar 3% groene stroom in zijn totale elektriciteitsaanbod in 2010 staat Electrabel immers niet echt bekend als een groen bedrijf. Net zo groot was de ontnuchtering toen bleek dat een andere ‘partner’ van Natuurpunt, de meubelgigant IKEA, via een dochteronderneming in Rusland jaarlijks zo’n 1000 voetbalvelden bomen van 200 tot 600 jaar oud omhakt. Ironisch genoeg heeft Natuurpunt tezelfdertijd samen met IKEA een project lopen rond bosuitbreiding in Vlaanderen.10 Natuurpunt werkt verder ook samen met schoenen Torfs, Westmalle Trappist, BNP Paribas Fortis, Proximus, en Delhaize. ‘We kunnen de achteruitgang van de biodiversiteit niet stoppen zonder hulp van bedrijven’, stelt de ngo.11 Andere
62 | de mythe van de groene economie
ngo’s doen volop mee. Het WWF, een organisatie die mondiaal een jaarbudget heeft dat groter is dan dat van de Wereldhandelsorganisatie,12 laat zich graag sponsoren door bedrijven als Nokia, HP, Volvo, IKEA of Sony. De ngo krijgt zelfs geld van een multinational als Monsanto.13 De nieuwe strategie lijkt op het eerste gezicht een win-winsituatie. Ngo’s krijgen een hoop geld, en bedrijven kunnen zich profileren rond het groene thema. Niemand staat meer symbool voor dit nieuwe fenomeen dan voormalig Amerikaans presidentskandidaat Al Gore. Hoewel wetenschappers en milieubewuste burgers al decennia bezig zijn met de klimaatkwestie, heeft Al Gore met zijn film An Inconvenient Truth zonder twijfel een sleutelrol gespeeld om klimaatverandering op de politieke agenda te zetten. Daarvoor kreeg hij samen met het IPCC zelfs de Nobelprijs voor de Vrede. Als vicepresident onder Bill Clinton, van 1992 tot 2001, stond hij er nochtans niet meteen om bekend tegen de stroom in te gaan. In die periode ging niet enkel de liberalisering van de wereldhandel via het Noord-Amerikaans Vrijhandelsakkoord (NAFTA) en de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) razendsnel door. Ook slaagde de olie-industrie erin om elke wetgeving te blokkeren die hoge efficiëntiestandaarden voor wagens zou opleggen. Vanuit het Witte Huis kwam opvallend weinig weerwerk.14 Op het eerste gezicht valt het natuurlijk toe te juichen dat het groene verhaal steeds meer mainstream wordt. Tot een aantal jaren geleden stond ecologie gelijk aan geitenwollen sokken en zelfgebakken zuurdesembrood. Vandaag sloven de rijken en machtigen zich uit om zich als gangmakers van de groene zaak te presenteren. Nagenoeg alle multinationals hebben wel ergens een milieuproject waarmee ze kunnen uitpakken. ‘Verantwoord ondernemen’ is een must. Geen politieke partij of ze heeft een milieuprogramma. Vooral tijdens de internationale klimaattoppen is het een trekken en duwen van jewelste om zich zo groen mogelijk te profileren. Gaststeden zoals Kopenhagen, Cancún of Durban sparen kosten noch moeite om zichzelf van een groen imago te voorzien. Zo lanceerde de stad Kopenhagen eind 2009 het groots opgezette citymarketingproject Hopenhagen – when people lead, leaders follow, met steun van een rits grote bedrijven zoals BMW, Siemens en Coca-Cola.15 Siemens gebruikte daarbij de opmerkelijke baseline ‘Proud citizen of Hopenhagen’. Coca-Cola gaf zijn bekende flesje het opschrift ‘A bottle of hope’. Maar ook andere bedrijven wierpen zich op als ‘groene’ voorvechters: fietsers kregen van de
een postpolitiek klimaat | 63
Nederlandse luchtvaartmaatschappij KLM een zadelbeschermer met de boodschap: ‘Good, you are cycling! Going further? Then fly green, fly with KLM – the greenest airline five years in a row.’ Windmolenfabrikant Vestas had zijn eigen boodschap mee: ‘The time is now. For a price on CO2.’ Ecologisten lijken niet langer roepers in de woestijn. Steeds meer actoren lijken stilaan in meerdere of mindere mate het groene licht te hebben gezien: links of rechts, conservatief of liberaal, manager of werknemer. Is dat niet toe te juichen? Hoe meer mensen zich met de ecologische kwestie bezig houden, hoe groter de kans dat we tot oplossingen komen, niet? Al die ecologische ijver roept natuurlijk een aantal vragen op. Hoe groen zijn die bedrijven en politici echt? Hoe vaak gaat het om niet meer dan greenwashing?16 De markt voor groene producten groeit gestaag, en daarvan willen veel bedrijven natuurlijk een graantje meepikken. Daarnaast blijven ze vaak ook hun traditionele markten bedienen. Zo doneert HSBC, een van de grootste banken ter wereld, geld aan het WWF en financiert ze tegelijk de ontginning van teerzanden. De zogenaamd duurzame klimaatfondsen die banken zoals KBC, Dexia, BNP Paribas Fortis en Delta Lloyd aanbieden, doen beleggingen in bedrijven die actief zijn op het vlak van kernenergie, biobrandstoffen of in de wapenindustrie.17 De illusie is op die manier snel doorprikt. Tal van oprechte ecologisten hebben de limieten van die nieuwe groene hype al aangeklaagd. Maar er zijn natuurlijk ook wel bedrijven die echt veranderen, en experimenteren met innovatieve groene procedés en milieuvriendelijke producten. Riskeren we met de kritiek op het bedrijfsleven niet het kind met het badwater weg te gooien? De klimaatverandering heeft voor een kwantumsprong gezorgd in het ecologische bewustzijn. Maar op het moment dat nagenoeg iedereen ‘groen’ lijkt te zijn, verandert het ecologische strijdterrein van karakter. Het is van het grootste belang om die verschuiving goed in te schatten. Is de mantra van samenwerking en consensus wel zo onschuldig als hij lijkt? Wat betekent het eigenlijk om groen te zijn? Is groen een soort grootste gemene deler? Gaat het niet veeleer om een strijdterrein tussen erg uiteenlopende invullingen van de ecologische gedachte? In dit boek willen we laten zien dat er geen ‘neutraal’ duurzaamheidsbeleid mogelijk is. Er zijn geen louter technische oplossingen waarrond een gemakkelijke consensus kan worden gevonden. Elke klimaatstrategie
64 | de mythe van de groene economie
vergt bepaalde keuzes, waarbij er winnaars en verliezers zijn, conflicten en machtsverschuivingen. Dat maakt de klimaatproblematiek precies zo ingewikkeld. Geen enkele menselijke praktijk is ecologisch neutraal, want er is altijd een ecologische impact. Dat maakt dat elke ecologische politiek keuzes vergt: welke impact kunnen we aanvaarden, en welke niet? Op dezelfde manier is ook geen enkele ecologische maatregel maatschappelijk neutraal, want er zijn altijd sociale effecten. De klimaatcrisis is geen crisis van de ‘natuur’ of het ‘milieu’. Het is een crisis van de maatschappij en van hoe die zich tot de ecosystemen verhoudt. Het zijn welbepaalde sociale verhoudingen en dynamieken die de ecologische crisis hebben veroorzaakt. De verandering ervan is een politieke kwestie, waarbij onvermijdelijk macht en confl ict spelen. Dit maakt dat niet elke maatregel die in naam van het milieu wordt genomen automatisch onze steun verdient. Is de maatregel wel effectief? Gaat hij wel naar de grondoorzaken van het probleem? Wat zijn mogelijke ecologische of sociale ‘neveneffecten’? Welke impact heeft die maatregel op de sociale en politieke (on)gelijkheid, de democratie, de menselijke vrijheid? Nu mensen van over het hele politieke spectrum groen lijken te zijn geworden, betekent ‘groen’ zijn niet meer genoeg. Er zijn verschillende manieren om groen te zijn. Die kunnen erg verschillende sociale en ecologische gevolgen hebben, en ze kunnen serieus botsen. Hoe meer het groene thema mainstream wordt, hoe meer die tegenstellingen zich zullen laten voelen. Dat kan niet zonder gevolgen blijven voor de strijd tegen klimaatswijziging.
Allemaal in hetzelfde schuitje? Er is iets bijzonders aan de ecologische kwestie, waardoor die verschilt van andere problematieken waarrond ‘nieuwe sociale bewegingen’ zich engageren. In het feminisme, de burgerrechtenbeweging of de holebibeweging is het steeds duidelijk wie de actor van emancipatie, strijd en verandering is.18 Natuurlijk kunnen ook hetero’s opkomen voor de rechten van holebi’s, en hebben blanken vaak een belangrijke rol gespeeld in de antiracistische strijd. Maar uiteindelijk moeten mensen vooral zichzelf emanciperen. In laatste instantie kan niemand anders dat in jouw plaats doen: echte emancipatie is zelfemancipatie. Het vrouwenstemrecht, de abortuswetgeving