8295
Gerechtshof ’s-Gravenhage rolzitting 10 maart 2015 zaaknr 200.154.764/01 -------------------------------------
MEMORIE VAN GRIEVEN inzake: Denise HUPKENS wonende te Voorschoten appellante advocaat: mr L.J.A. Sprenger tegen Stichting Confessioneel Onderwijs Leiden gevestigd te Leiden geïntimeerde advocaat: mr M.W.A. Scholtes -----------------------------------------------------------------------------Edelgrootachtbaar College, 1. Appellante – hierna verder te noemen ‘Hupkens’ – heeft in eerste aanleg geïntimeerde – hierna verder te noemen ‘SCOL’ - gedagvaard voor de kantonrechter te Leiden tot betaling van loon voor het aan haar opgedragen werk welke qua te besteden tijd in redelijkheid niet tot de normjaartaak kan behoren. In dat proces heeft SCOL zich tegen de loonvordering verweerd. 2. Bij vonnis van 30 april 2014 heeft de Kantonrechter de vorderingen van Hupkens afgewezen. 3. Bij arrest van 7-10-2014 heeft uw gerechtshof een comparitie van partijen bevolen welke op 17 november 2014 is gehouden.
1
4. Bij deze comparitie is aan appellante opgedragen in geding te brengen de beschikking d.d. 5-9-2013 van de kantonrechter te Leiden inhoudende de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 6 september 2013. Onder produktie I wordt deze ontbindingsbeschikking in geding gebracht. 5. Bij de comparitie van 17 november 2014 is ook aan appellante opgedragen een concrete onderbouwing te geven van de beweerdelijk gewerkte overuren. Deze onderbouwing volgt hier. Voorafgaand merkt appellante op dat de gewerkte overuren moeten worden opgevat als de uren die zij meer heeft gewerkt buiten haar aanstelling. Appellante komt tot de volgende specificatie per schooljaar. schooljaar 2010/2011 aanstelling Hupkens is voor 0.75 fte 1,00 fte staat voor 28 lesuren per week gedurende 36 weken per jaar. 0,75 fte staat voor 21 lesuren per week 0,75 fte staat voor 36 weken à 21 lesuren = 756 lesuren à 45 min per jaar, oftewel 567 klokuren. (756 x 0,75) Voor opslag tijd t.b.v. voorbereiding lessen, nazien schoolwerk, proefwerken, examens, ouderavonden, leerlingbegeleiding, mentorschap e.d. geeft SCOL de factor 0,7557 (zie prod 5 bij de CvA van SCOL in 1e instantie). Deze opslagtijd is 428,4819 klokuren. (0,7557 x 567) In het schooljaar 2010/2011 heeft Hupkens gewerkt 1.791,9 klokuren. Hupkens kan dit bewijzen/aantonen schriftelijk aan de hand van overzicht agenda’s, jaarplanningen en middels getuigen als mede-docenten en managers. Van deze getuigen houdt appellante graag nog de namen achter om haar ex-collega’s (nog) niet in problemen te brengen. SCOL stelt in haar norm jaartaak dat Hupkens als docent 1.244 klokuur heeft te werken. (zie prod 5 bij de CvA van SCOL in 1e instantie) Hupkens heeft 547,9 uur meer gewerkt dan haar normale werktijd. (1.791,9 -/1.244) Het bruto uurloon is € 31,55 ( t.w. € 39.248,20 brutojaarloon gedeeld door aantal uren normale werktijd 1.244 klokuur) Per saldo is de geldelijke waarde van het aantal meer uren in 2010/2011 € 17.286,25 (547,9 x 31,55). Totale loonvordering over schooljaar 2010/2011 is dan € 17.286,25.
2
Oorzaak van het aantal meeruren buiten de aanstelling is gelegen in het feit dat SCOL in haar opslagfactor cijfers hanteert die niet toereikend zijn voor het feitelijk opgedragen werk. De inhoud van de werkzaamheden waarvoor de opslagfactor geldt zijn terug te vinden onder het begrip ‘indirecte lestaak’ op de laatste pagina van bijlage 4 van het taakbeleid 2009-2014 van SCOL. (zie produktie III) Deze indirecte lestaak omvat de volgende werkzaamheden: voorbereiding lessen, klaarzetten spullen etc correctie en andere nazorg begeleiding profiel-/sectorwerkstukken (max 3) begeleiding dagexcursies Vieringen (Christelijke feestdagen, schoolfeesten e.d.) Surveillance Invaluren zieke collega’s Bijwonen (rapport) vergaderingen Openhuis en voorlichtingsavonden Bijwonen ouderavonden. Maar daar komen bij de niet onder de indirecte lestaak genoemde taken of tijd als de overflow aan mentoraat en de overflow aan vergaderingen voor kernteamoverleg en sectie-overleg. Immers SCOL stelt/stelde steeds dat de tijd die meer gemoeid is aan mentoraat, kernteam- en sectieoverleg valt onder de opslagfactor. schooljaar 2011/2012 aanstelling Hupkens is voor 0.75 fte 1,00 fte staat voor 28 lesuren per week gedurende 36 weken per jaar 0,75 fte staat voor 21 lesuren per week 0,75 fte staat voor 36 weken à 21 lesuren = 756 lesuren à 45 min per jaar, oftewel 567 klokuren. (756 x 0,75) Voor opslag tijd t.b.v. voorbereiding lessen, nazien schoolwerk, proefwerken, examens, ouderavonden, leerlingbegeleiding, mentorschap e.d. geeft SCOL de factor 0,7557 (zie prod 5 bij de CvA van SCOL in 1e instantie). Deze opslagtijd is 428,4819 klokuren. (0,7557 x 567) SCOL stelt in haar norm jaartaak dat Hupkens als docent 1.244 klokuur heeft te werken. (zie prod 5 bij de CvA van SCOL in 1e instantie) In het schooljaar 2011/2012 heeft Hupkens gewerkt gedurende de periode september 2011 t/m maart 2012. En in de periode april t/m juli 2012 was Hupkens arbeidsongeschikt wegens ziekte. Hupkens heeft gedurende de periode september 2011 t/m maart 2012 dat zij nog voor de klas stond 1.212 uur gewerkt. Voor deze 7 maanden geldt een normtijd van 7/12 x 1.244 = 725,66. In deze 7 maanden heeft Hupkens dan 486 klokuur meer gewerkt dan haar normale werktijd. (1.212 -/- 725,66)
3
Hupkens kan dit meerdere aantal klokuren van 486 schriftelijk bewijzen/aantonen aan de hand van overzicht agenda’s, jaarplanningen en middels getuigen als mede-docenten en managers. Van deze getuigen houdt appellante graag nog de namen achter om haar ex-collega’s (nog) niet in problemen te brengen. (deze agenda’s en jaarplanningen staan op appellantes website: iemanddoetiets.nl. zie daar horizontaal onder button ‘2e procedure HB’) Het bruto uurloon is € 31,55 ( t.w. € 39.248,20 brutojaarloon gedeeld door aantal uren normale werktijd 1.244 klokuur). De geldelijke waarde van het aantal meer uren in de periode september 2011 t/m maart 2012 van schooljaar 2011/2012 is € 15.333,30. (486 x 31,55) Oorzaak van het aantal meeruren buiten de aanstelling is gelegen in het feit dat SCOL in haar opslagfactor cijfers hanteert die niet toereikend zijn voor het feitelijk opgedragen werk. De inhoud van de werkzaamheden waarvoor de opslagfactor geldt zijn terug te vinden onder het begrip ‘indirecte lestaak’ op de laatste pagina van bijlage 4 van het taakbeleid 2009-2014 van SCOL. Deze indirecte lestaak omvat de volgende werkzaamheden: voorbereiding lessen, klaarzetten spullen etc correctie en andere nazorg begeleiding profiel-/sectorwerkstukken (max 3) begeleiding dagexcursies Vieringen (Christelijke feestdagen, schoolfeesten e.d.) Surveillance Invaluren zieke collega’s Bijwonen (rapport) vergaderingen Openhuis en voorlichtingsavonden Bijwonen ouderavonden. Maar daar komen bij de niet onder de indirecte lestaak genoemde taken of tijd als de overflow aan mentoraat en de overflow aan vergaderingen voor kernteamoverleg en sectie-overleg. Immers SCOL stelt/stelde steeds dat de tijd die meer gemoeid is aan mentoraat, kernteam- en sectieoverleg valt onder de opslagfactor In de periode april t/m juli 2012 was Hupkens arbeidsongeschikt wegens ziekte. In deze ziekteperiode heeft Hupkens vergoeding misgelopen voor het structureel aantal uren dat zij te veel werkt. Uitgaande van het aantal van 486 klokuren meer dan de normtijd 725,66 valt dit aantal uren buiten de aanstellingsnorm te berekenen op 277 klokuren voor deze ziekteperiode van 4 maanden. Hupkens beperkt dit aantal uren tot 138,26 overeenkomstig de waarde van 0,25 fte teneinde niet boven 1,0 fte uit te komen.
4
De geldswaarde van deze 138,26 is € 4.362,17. ( 138,26 uur à € 31,55) Totale loonvordering over schooljaar 2011/2012 is dan € 19.695,47. ( € 15.333,30 + € 4.362,17) schooljaar 2012/2013 Gedurende dit schooljaar 2012/2013 was Hupkens arbeidsongeschikt wegens ziekte. Ook voor deze periode geldt dat Hupkens vergoeding is misgelopen voor het structureel aantal uren dat zij te veel werkt. Uitgaande van het aantal van 486 klokuren meer dan de normtijd 725,66 in de eerste 7 maanden van schooljaar 2011/2012 valt dit aantal uren buiten de aanstellingsnorm te berekenen op 763 klokuren voor deze ziekteperiode. Hupkens beperkt dit aantal uren tot 380 overeenkomstig de waarde van 0,25 fte teneinde niet boven 1,0 fte uit te komen. Nu in dit schooljaar het maandsalaris bij 0,75 fte per 1-1-2013 op jaarbasis is gewijzigd van € 4.672,50 ,-- naar € 4.842,83 ,--, gaat Hupkens voor de berekening van haar vordering over dit schooljaar uit van de geldswaarde van 0,25 fte. Voor de periode aug t/m dec 2012 is dit: 5 x 0,25 x € 4.672,50 = € 5.840,62 Voor de periode jan t/m juli 2013 is dit: 7 x 0,25 x € 4.842,83 = € 8.474,95 opgeteld € 14.315,58 als de vergoeding wegens uren buiten de aanstellingnorm. Vanaf 21 mei 2013 heeft SCOL Hupkens slechts 70% van haar salaris betaald in het tweede jaar van het ziekteverzuim, zulks ten onrechte omdat SCOL weigerde Hupkens te doen re-integreren zoals het UWV had opgegeven en de wet en CAO voorschrijven. Hupkens maakt dan ook aanspraak op volledige betaling gedurende het tweede ziekteverzuimjaar. Deze aanspraak laat zich als volgt berekenen. Er is uitbetaald 70% van het maandsalaris op basis van 0,75 fte in de maanden juni en juli 2013, dus tweemaal 30% te weinig. Dit onderdeel van de vordering beloopt dan 2 x 0,3 x € 4.842,83 = € 2.905,70 Totaal over het schooljaar is Hupkens’ vordering € 14.315,58 wegens vergoeding uren buiten de aanstellingsnorm € 2.905,70 wegens te weinig uitbetaald salaris in tweede ziektejaar. € 17.221,28
5
schooljaar 2013/2014 In dit schooljaar is op 6 september 2013 een einde gekomen aan het dienstverband van Hupkens met SCOL in gevolge ontbindingsbeschikking d.d. 59-2013 kantonrechter te Leiden. (zie prod I) Ook voor deze periode geldt dat Hupkens vergoeding is misgelopen voor het structureel aantal uren dat zij te veel werkt. Uitgaande van het aantal van 486 klokuren meer dan de normtijd 725,66 in de eerste 7 maanden van schooljaar 2011/2012 valt dit aantal uren buiten de aanstellingsnorm te berekenen op 763 klokuren voor deze ziekteperiode. Hupkens beperkt dit aantal uren zoals door haar gedaan voor het schooljaar 2012/2013 overeenkomstig de waarde van 0,25 fte teneinde niet boven 1,0 fte uit te komen. Tevens maakt Hupkens aanspraak op de LC funktie die haar is toegezegd met periodiek 13., oftewel een maandloon van € 5.087,83 bruto inclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Over de periode aug t/m 5 september 2013 is deze inkomensschade als de vergoeding wegens uren buiten de aanstellingnorm: augustus: 0,25 x € 5.087,83 = € 1.271,96 september: 0,25 x € 5.087,83 x 0,2 = € 254,39 opgeteld € 1.526,35 Ook voor deze periode geldt dat SCOL vanaf 21 mei 2013 Hupkens slechts 70% van haar salaris betaalt wegens het tweede jaar van het ziekteverzuim. Dit geheel ten onrechte omdat SCOL weigerde Hupkens te doen re-integreren zoals het UWV had opgegeven, en wet en CAO voorschrijven. Hupkens maakt dan ook aanspraak op volledige betaling gedurende het tweede ziekteverzuimjaar. Deze aanspraak laat zich als volgt berekenen. Er is uitbetaald 70% van het maandsalaris op basis van 0,75fte in de maanden augustus en september 2013, dus 1,2 maand 30% te weinig. Dit onderdeel van de vordering beloopt dan 1,2 x 0,3 x € 5.087,83 = € 1.831,62 Totaal over het schooljaar is Hupkens’ vordering € 1.526,35 wegens vergoeding uren buiten de aanstellingsnorm € 1.831,62 wegens te weinig uitbetaald salaris in twee ziektejaar. € 3.357,97 opgeteld Totale vordering € € € € €
17.286,25 19.695,47 17.221,28 3.357,97 57.560,97
voor schooljaar 2010/2011 voor schooljaar 2011/2012 voor schooljaar 2012/2013 voor schooljaar 2013/2014
6
grondslag
vordering
6. Bij de comparitie van 17 november 2014 is tevens aan appellante opgedragen de grondslag van haar vordering te doen aansluiten bij art 7/hfd stuk 7 CAO, en het taakbeleid van SCOL. De grondslag van appellantes vordering volgt hier. Allereerst brengt appellante hierbij in geding art 7/hfd stuk 7 van de tussen partijen gelden CAO. (produktie II) Het eerste en tweede lid van artikel 7 CAO Dit draagt o.a. aan de werkgever op: - een taakbeleid te voeren gebaseerd op de omvang van de normbetrekking, en gericht op een evenwichtige spreiding van de aan de werknemer op te dragen werkzaamheden en werkdruk over het schooljaar. (7.1.1. en 7.1.2.) - in het taakbeleid aandacht te besteden aan honorering van het voor- en nawerk t.w. de opslagfactor + omschrijving inhoud. (7.1.3. onder b) - omschrijving en normering te geven in tijd van overige taken. (7.1.3. onder e.) - het onderwerp werkdruk moet vast onderdeel uitmaken van het functioneringsgesprek (7.2.4.) SCOL voldoet niet aan deze vier vereisten, hetgeen hierna in deze Memorie duidelijk zal worden. taakbeleid SCOL Het aan SCOL bij CAO opgedragen taakbeleid moet terug te vinden zijn in haar document ‘Taakbeleid 2009-2014’ , produktie 3 bij de CvA in 1e instantie. Hier – voor het gemak – opnieuw in geding gebracht onder produktie III. Op pagina -3- van dit taakbeleid stelt SCOL onder punt 3.: “Het taakbeleid is te vatten in ‘de tien regels van Taakbeleid’” In plaats dat SCOL de haar bij CAO opgedragen taken nader concreet uitwerkt, abstraheert SCOL deze nog meer door aan te geven: onder 1. geen gedetailleerd rekenmodel. De school wil af van een louter cijfermatige vertaling van schooltaken in taakbeleid,……. ; onder 2. Eerlijk, eenvoudig en transparant. In plaats van een rekenmodel willen we een simpel door iedereen te begrijpen model, …..
7
en dit geldt ook voor de nog 8 volgende regels. E.e.a. leidt er toe dat SCOL opslagfactor + omschrijving inhoud zoals de CAO in 7.1.3. onder b (zie boven) niet nader concretiseert. In tegendeel, in bijlage 1 tweede bullet (pagina 10 Taakbeleid, prod III) staat: “Honorering van het voor- en nawerk: de evaluatiecommissie taakbeleid heeft na “diepgaande discussie de directie geadviseerd de opslagfactor, zoals deze voorheen werd “toegepast niet te expliciteren in het nieuwe taakbeleid aan het VHL, omdat zij dit strijdig “achtte met de uitgangspunten zoals verwoord in de ‘tien regels van taakbeleid’. De “directie heeft dit advies overgenomen.”
M.a.w. SCOL doet niet wat haar bij CAO is opgedragen. En daarmede wordt de werknemer zijn arbeidsrechtelijke bescherming van de CAO ontnomen. Dit maakt dat Hupkens niets anders rest dan vergoeding te claimen voor de tijd die zij buiten haar aanstelling heeft moeten werken aan taken die SCOL haar heeft opgedragen. bewijs
en
b e w i j s m i d d e l e n / omkering bewijslast
7. Hupkens ziet zich gesteld voor de algemene bewijsregel: wie stelt moet bewijzen. Hupkens meent dat voor haar de uitzondering van art 150 Rv van toepassing is, nl dat in haar zaak tegen SCOL de eisen van redelijkheid en de billijkheid maken dat er een andere verdeling van de bewijslast komt. Het geval wil dat SCOL de aan haar docenten – en aan Hupkens in het bijzonder – op te dragen werkzaamheden al dan niet in navolging van haar brancheorganisatie zo ruim en abstract omschrijft dat werknemer/docent niet weet hoe al deze werkzaamheden te proppen in de beschikbare tijd zonder de kwaliteit van het werk afbreuk te doen. SCOL verbood pertinent afbreuk te doen aan de kwaliteit (de heer Polter, algemeen manager SCOL). Het is daarom aan SCOL te bewijzen dat de aan Hupkens opgedragen werkzaamheden te verrichten zijn in de tijd waarvoor SCOL Hupkens in dienst heeft genomen. Hiertoe wijst Hupkens er op dat SCOL in haar taakbeleid niet doet wat de CAO opdraagt t.w. de opslagfactor te bepalen met de omschrijving van de inhoud. (zie boven onder punt 6/1e lid art 7 CAO onder 7.1.3 onder b) Past deze handelwijze van SCOL wel bij de CAO of de bedoeling van de CAO?
8
Hupkens meent van niet, omdat een werknemer er op moet kunnen vertrouwen dat de CAO en haar nadere uitwerking in een taakbeleid de werknemer bescherming biedt tegen een overbelaste taak. Door zowel de CAO als de nadere uitwerking in het taakbeleid door SCOL zo ruim en abstract mogelijk te houden, is het Hupkens nauwelijks mogelijk te bewijzen dat de haar opgedragen taak ondoenlijk is, en alleen door meer uren te werken dan er voor staat haar taak adequaat te verrichten. SCOL geeft geen opslagfactor in haar taakbeleid. De opslagfactor is pas te vinden in de normjaartaak maar dan nog zonder toelichting of onderbouwing. De werkzaamheden die onder de opslagfactor vallen zijn dan nog eens weggestopt in de laatste bijlage bij het taakbeleid en pas op de laatste pagina met zeer kleine lettertjes, en dat nog eens zonder concreet de tijd aan te geven. (zie prod III) Het kan niet anders dan dat SCOL moet aangegeven dat het werk wel in de gestelde tijd kan worden gedaan. Immers de feitelijke, structurele arbeidstijd van Hupkens in het bijzonder en die van docenten in het algemeen overschrijdt ruimschoots de algemeen aanvaardbare arbeidstijd die SCOL zou kunnen opgeven. Steeds stelt SCOL dat het werk wel te doen valt, en geeft als argument dat de door haar gehanteerde berekeningen juist zouden zijn zonder dat enige nadere onderbouwing wordt gegeven; en dat de werknemer het verder maar moet zien te bewijzen dat het anders is. Deze uitleg van de CAO VO past een goed werkgever niet. Naar analogie van art 7:610b BW wil Hupkens een rechtsvermoeden geven van de omvang van de haar door SCOL opgedragen taak. Dit vermoeden wordt onderbouwd: • Door alle in het taakbeleid genoemde onderdelen van een minimaal benodigde tijd te voorzien, wordt duidelijk dat de door SCOL gefaciliteerde tijd ernstig tekort schiet. (produktie IV, de uitwerking en uitvoering opslagfactor voor docent Hupkens) Voor Hupkens geldt als aanvulling op dit systeem, dat zij werkzaam was op een locatie waar zeer specifieke aanvullende taken van haar werden verwacht. Op deze locatie hanteerde men takenkaarten per individuele leerling. Hetgeen een significante hoeveelheid extra werktijd met zich meebrengt omdat de docenten deze kaarten moeten ontwerpen, deze bij elke normale les moeten worden afgetekend opdat het de leerlingen punten leveren, die in de cijferregistratie meetellen. (zie appellantes website: iemanddoetiets.nl. zie daar horizontaal onder button ‘2e procedure HB’)
9
Op deze locatie Leidse Hout valt het begeleiden van sectorwerkstukken van de examenklas (vrijwel) geheel onder de mentor, en Hupkens was de mentor in het schooljaar 2011-2012). En de ouderavonden worden op het Leidse Hout standaard door de mentor gedraaid, waarbij een gesprekstijd per ouderpaar van 15-20 minuten standaard is. •
Door mails met communicatie tussen Hupkens en leidinggevenden. Sectieleider Wiskunde (de heer Nolles), locatiemanager Leidse Hout (de heer Schut en daarna de heer Schreuder), algemeen manager (de heer Polter), coach (de heer Schut). (zie appellantes website: iemanddoetiets.nl. zie daar horizontaal onder button ‘2e procedure HB’) In deze mails valt te lezen dat Hupkens tracht te overleggen, samen te werken, te helpen, zij om advies vraagt, en keer op keer aangeeft dat ze niet uitkomt met haar tijd. De antwoorden zijn veelzeggend. Iedere leidinggevende reageert met de opdracht haar werk af te maken. De sectieleider verklaart dat een aantal zaken desnoods in de vakantie gedaan hadden moeten worden.
•
Door de door Hupkens specifiek uitgevoerde werkzaamheden van een tijdruimte te voorzien en op te tellen. Ieder onderdeel voorzien van een specificatie. (produktie IV)
•
Door de mails te tonen, waarin Hupkens wordt verzocht aanwezig te zijn bij vergaderingen, op te draven bij sportdagen, deel te nemen aan taaldorp en excursies etc., waarmede wordt aangetoond dat de op de jaarplanning genoemde onderdelen niet vrijblijvend zijn.
•
Door publicaties van VO Raad, ministerie OCW, onderwijsinstellingen in het algemeen en SCOL in het bijzonder en de Onderwijsraad. Daaruit blijkt dat men voorstaat dat een docent recht heeft op maatwerk (taakbeleid), menselijke maat (taakbeleid), bescherming door de CAO (CAO VO; op website VO Raad gepubliceerde stukken, en door OCW gepubliceerde brieven), een sterkere positie voor de leraar (convenant leerkracht 2008) en in een professioneel vastgestelde normering op hersteltijd (onderzoek “toerusten is uitrusten” van de onderwijsraad 2002 en verschillende onderzoeken naar normtijden) en een opslagfactor voor het normaal functioneren binnen een organisatie. En voorts hebben de werkgevers binnen het onderwijs van de minister vrijstelling gekregen van registratie van arbeidstijden.
10
procesdossier 8. Hupkens zal – voor zo ver nog nodig - bij het fourneren van de processtukken overleggen het procesdossier uit eerste instantie, bestaande uit: -
exploot van 11-12-2013 van dagvaarding tegen 8-1-2014 met produkties 1 t/m 8 - conclusie van antwoord d.d. 5-2-2014 met produkties 1 t/m 8 - zittingsaantekeningen griffier van zitting 31 maart 2014 - eindvonnis d.d. 30-4-2014
I n l e i d i n g op grieven
9. Deze zaak betreft zowel het individueel belang van appellante Hupkens als het algemeen belang van docenten VO (voortgezet onderwijs). De feiten waar Hupkens tegen aanloopt zijn dezelfde feiten als waar vrijwel iedere andere docent uit het voortgezet onderwijs mee te maken heeft. Het toeval wil, dat het bestuur van SCOL zowel als eigen schoolorganisatie als in algemene zin het belang van werkgevers in het Voortgezet Onderwijs weerspiegelt. Juist de vicevoorzitter van SCOL, zit in de commissie arbeidsvoorwaarden van de VO Raad en bekleedt daarmee een voorbeeldfunctie. De voornaamste reden waarom kantonrechter en SCOL de vordering van Hupkens afwijzen is dat Hupkens, niet aannemelijk maakt waaruit de feitelijke arbeidsomvang van de (standaard)werkzaamheden van een docent bestaat. Maar SCOL als werkgever levert op haar beurt geen enkele specificatie, maar houdt wel vol dat de werkneemster zelf de oorzaak is van de tijdoverschrijding van de aanstelling. Daarnaast stelt de werkgever dat zij het is die elke hoeveelheid werk op mag dragen, en de normen bepaalt, terwijl de reële opdracht er niet toe doet. Vervolgens stelt SCOL dat deze werkneemster niet professioneel genoeg is. Daarna meldt SCOL dat Hupkens de aangegeven uren helemaal niet gewerkt heeft en tot slot herroept ze dat weer, maar dan stelt SCOL dat (op papier) de taak binnen de aanstelling is af te krijgen en dat ze geen opdracht heeft gegeven tot enig overwerk. (zie verder ook appellantes website: iemanddoetiets.nl . zie daar horizontaal onder button ‘2e procedure HB’ voor de inhoudsopgave zie produktie V)
11
de grieven G R I E F -I Ten onrechte overweegt de kantonrechter in zijn ‘beoordeling’ op pagina -3- in de 3e alinea louter: “In de eerste plaats staat vast dat niet tussen partijen is overeengekomen dat eventuele “overuren zullen worden vergoed”
toelichting Met deze overweging blijft de kantonrechter steken zonder verder te redeneren wat te doen als er geen overeenkomst bestaat tot vergoeding van overwerk. Dan ontstaat de situatie wat behoort een zorgvuldig werkgever te doen wanneer een vaag omschreven (normjaar)taak zoveel meer uren met zich meebrengt dat er niet meer gesproken kan worden dat het normale salaris een reële vergoeding is. Probleem is dat de uit de voor partijen geldende Onderwijs-CAO afgeleide normjaartaak zeer ruim is omschreven, en wel zodanig dat allerlei taken aan het onderwijzend personeel wordt opgedragen zonder dat de school (lees de werkgever) zich realiseert hoeveel tijd met deze taken is gemoeid. Dit is niet voor niets een politiek issue en een voortdurende strijd in het CAO-overleg tussen vakbond en werkgevers in het onderwijs. En in feite maakt SCOL misbruik van deze in de CAO vaag en ruim omschreven normjaartaak, althans de kans op zulk misbruik is alleszins aanwezig. Elk signaal van Hupkens t.a.v. tijdtekort werd beantwoord met: ”Het hoort erbij” Het is dan ook de stelling van Hupkens dat SCOL zich ten aanzien van haar heeft gedragen als een onzorgvuldig werkgever, en uit dien hoofde de extra uren, die Hupkens heeft moeten werken, heeft te vergoeden. Zo’n schadevergoeding valt niet anders te berekenen dan aan de hand van de extra gewerkte uren tegen het normaal overeengekomen uurloon. Op deze wijze heeft Hupkens haar vordering opgesteld. Hupkens meent dat de kantonrechter haar vordering op deze wijze had behoren te lezen wanneer de kantonrechter geen overeenkomst tot vergoeding van overwerk kan vaststellen. Overigens zo’n overeenkomst tot vergoeding van overwerk bestaat wel op vele andere scholen. (zie appellantes website: iemanddoetiets.nl. zie daar horizontaal onder button ‘2e procedure HB’) Hupkens stelt ook – en zij meent dat ook te kunnen bewijzen in geval SCOL zulks betwist - dat het werk dat cumuleerde in overuren aan haar is opdragen.
12
G R I E F -II Ten onrechte overweegt de kantonrechter in zijn ‘beoordeling’ op pagina -3- in de 4e alinea, laatste drie zinnen en eerste twee zinnen op pagina -4-: “Volgens SCOL is het door haar gehanteerde taakbeleid een reële vertaling van de “normen die gelden binnen de CAO en mag van een goed functionerende docent “verwacht worden dat zij in staat is alle aan haar toebedeelde taken te verrichten binnen “de tijd die daarvoor genormeerd beschikbaar is op grond van de omvang van haar “normbetrekking. Voor zover docenten moeite hebben met de werkdruk, biedt SCOL “training/begeleiding aan, hetgeen zij ook bij Hupkens heeft gedaan. Hupkens heeft dat “aanbod stelselmatig afgewezen, hoewel zij stelselmatig niet bleek te kunnen/willen “voldoen aan de omvang van de haar toebedeelde taken. “Hupkens heeft dit alles niet betwist maar slechts gesteld dat het aldus aan haar “opgelegde takenpakket niet te verrichten viel binnen het aantal uren van haar “aanstelling. Dat is onvoldoende grond voor toewijzing van de vordering.”
toelichting In het verlengde van Hupkens’ betoog bij Grief-I is niet juist de bewering van SCOL als zou het door SCOL gehanteerde taakbeleid een reële vertaling zijn van de normen die gelden binnen de CAO. Uitgerekend SCOL kiest er bewust voor de inventarisatie van de taken zo globaal en algemeen mogelijk te houden. Praktijk is dan ook dat steeds een groter deel van de taken niet meer nauwkeurig wordt omschreven, laat staan dat er een eenduidige norm wordt gegeven. Als SCOL stelt dat het door haar gehanteerde taakbeleid een reële vertaling is van de normen die gelden binnen de CAO dan heeft Hupkens de volgende vragen: -
welke normen zijn dat? waar zijn die normen gepubliceerd? hoe zijn die normen onderbouwd? hoe zijn die normen tot stand gekomen, op grond van welke data?
Hupkens heeft daartoe dan maar zelf onderzoek gedaan naar andere scholen. Het blijkt daar niet anders. Maar dat neemt niet weg dat SCOL als zorgvuldig werkgever behoort aan te geven waar de (zogenaamde) reële data van haar taakbeleid dan wel te vinden zouden zijn. Het taakbeleid kent een onderdeel: de zogenaamde opslagfactor. Deze opslagfactor wordt voortdurend gewijzigd en niet gespecificeerd. Hiermede voldoet deze opslagfactor niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld.
13
Voor zover SCOL zou beweren dat Hupkens niet goed zou functioneren als docent, betwist Hupkens dit. Hupkens verwijst ter zake naar de assessmentrapportage die SCOL in mei 2013 door de organisatie Inschool heeft laten uitbrengen over het functioneren van Hupkens. SCOL heeft ook coaching aangeboden. Deze heeft Hupkens wel geaccepteerd. Training heeft SCOL niet aangeboden. SCOL heeft geen time-management aangeboden. SCOL heeft geen functioneringsgesprekken met Hupkens gevoerd zoals vermeld in lid 4 van art 7.2 CAO, dat bepaalt dat het onderwerp werkdruk vast onderdeel moet uitmaken van het functioneringsgesprek. Hupkens begrijpt ook niet de overweging van de kantonrechter dat zij stelselmatig niet bleek te kunnen/willen voldoen aan de omvang van de haar toebedeelde taken. Hupkens kan dat juist wel, en heeft het gedaan. Hupkens heeft steeds aangegeven te willen spreken over de functie-inhoud. Het probleem zit hem nu juist in de tijd die er mee gemoeid is. Dat is namelijk veel meer dan van haar als docent met 0,75 aanstelling kan worden gevergd. Zoals boven onder punt 7 (bewijs en bewijsmiddelen/omkering bewijslast, pag 8, 9 en 10) kan SCOL niet eens concreet aangeven welke tijd is gemoeid met het werk als wiskunde-docent. Dan zal blijken dat er wel voldoende grond voor toewijzing van Hupkens’ vordering bestaat. G R I E F -III Ten onrechte overweegt de kantonrechter in zijn ‘beoordeling’ op pagina -4- in de 2e alinea: “Hupkens heeft ook nog gesteld dat SCOL van het Ministerie van Onderwijs voor meer “fte’s aan onderwijzend personeel betaald krijgt dan zij aan onderwijskrachten in dienst “heeft. SCOL heeft dat uitdrukkelijk betwist en Hupkens heeft nagelaten haar “desbetreffende stelling te onderbouwen of aannemelijk te maken, zodat die stelling “wordt verworpen. Daaruit kan dan ook niet worden geconcludeerd dat er een structurele “overbelasting van (bijvoorbeeld) Hupkens is ontstaan.”
14
toelichting Hupkens betwist dat zij heeft nagelaten de stelling te onderbouwen dat SCOL meer geld uitbetaald krijgt voor onderwijzend personeel dan zij uitgeeft aan haar onderwijzend personeel. In punt 7 van haar dagvaarding heeft Hupkens juist wel deze stelling onderbouwd, en wel met verwijzingen naar de jaarverslagen 2012/2013 en 2007/2008 van de MR (medezeggenschapsraad). Toegegeven kan worden dat uit deze algemene stelling m.b.t de financiën van SCOL niet zo een twee drie geconcludeerd kan worden dat er voor Hupkens een structurele overbelasting is ontstaan. Maar de stelling is tekenend voor de structurele overbelasting van het onderwijzend personeel bij SCOL in het algemeen, die zich hoe dan ook vertaald zal hebben in overbelasting bij individuele docenten bij SCOL, waaronder Hupkens. Van een schoolleiding mag toch worden verwacht dat zij de fondsen die van overheidswege ter beschikking worden gesteld voor haar onderwijzend personeel ook aan haar docenten wordt besteed. Ook in deze zin toont SCOL zich een slecht werkgever. Over 2013 heeft SCOL er voor gekozen 19 fte apart te houden en niet aan haar docenten te besteden. Dit blijkt uit het MR-verslag 2013, welk verslag inmiddels van de website is gehaald. Voor 2012 geldt dat SCOL 13 fte apart houdt en niet besteed heeft aan docenten, blijkens MR-verslag 2012. Onderzoek BON (Beter Onderwijs Nederland) meldt dat SCOL 45 fte op 300 fte niet besteedt aan docentaanstellingen. Het volledige onderzoek staat op de webpagina http://www.beteronderwijsnederland.nl/sites/beteronderwijsnederlan d.nl/files/Onderzoek%20naar%20besteding%20lumpsum%20in%20VO%202013 .pdf Uit het concept formatieplan van SCOL – bestaande uit de scholen Visser t Hooft en Bonaventura – blijkt dat SCOL ruim twee miljoen euro over houdt op de budgettering van alleen al het onderwijzend personeel, dus op de docenten. Dit verschil van 2,2 miljoen op het onderwijzend personeel verklaart SCOL deels door "overige personeelslasten", namelijk 1,5 miljoen. De rest gaat naar het tekort op de materiële begroting. Samenvattend blijkt zichtbaar dat op de 21 miljoen voor docenten er 2,2 miljoen wordt weggetrokken, waarvan ruim 7 ton als overschot naar materiële begroting en 7,6 ton aan "overige personeelskosten", niet nader verklaard. Dit staat nog los van de aantekening in het MR verslag, dat het CvB letterlijk weigert toe te zeggen dat een potje van 19 fte aan personele lasten,
15
daadwerkelijk volledig aan personeel wordt besteed of teruggestort wordt. (vraag van mw Alkemade aan Verhoeckx) Mevrouw Alkemade, voorzitter van de MR kan als getuige worden uitgenodigd om e.e.a. nader te verklaren.
G R I E F -IV Ten onrechte overweegt de kantonrechter in zijn ‘beoordeling’ op pagina -4- in de 4e alinea: “ SCOL heeft voorts betwist dat Hupkens overuren heeft gemaakt in de schooljaren “2010/2011 en 2011/2012 zoals door haar gesteld. Desgevraagd heeft Hupkens ter “comparitie meegedeeld dat zij het aantal door haar in de schooljaren gewerkte uren niet “nauwkeurig heeft bijgehouden, maar dat zij op basis van een door haarzelf naar eigen “inzicht opgestelde individuele jaartaak tot een veel hoger aantal gewerkte uren per jaar “komt en dat veel hogere aantal uren als uitgangspunt heeft genomen voor de “berekening van haar vordering. Op grond waarvan Hupkens meent dat haar “uitgangspunten wel juist zijn en die van SCOL niet blijft onduidelijk. Hieruit volgt al dat “haar vordering onvoldoende is onderbouwd. De berekening van de in de schooljaren “2012/2013 en 2013/2014 geleden schade is uitsluitend gebaseerd op de zojuist “verworpen stelling en is dus eveneens ongegrond.”
toelichting Hupkens meent dat juist de door SCOL overgelegde normeringen verre van compleet zijn. SCOL geeft niet aan hoe zij aan de normtijden komt voor de aan Hupkens toebedeelde taken. Onduidelijk is sowieso hoe SCOL aan deze normtijden komt. Immers het bepalen van normtijden is een specialisme dat door verschillende bedrijven/instituten wordt uitgevoerd. Bij SCOL bestaat geen rapport van zo’n gespecialiseerd bedrijf. En in geval zo’n rapport wel bij SCOL bestaat, hoe oud/gedateerd is dit rapport dan wel? Immers in de onderwijswereld verandert continue veel en snel. Hupkens heeft dan ook vele normjaartaken overhandigd gekregen. Zonodig wenst Hupkens dat er een onpartijdige arbeidsdeskundige wordt benoemd om een oordeel te geven over het realiteitsgehalte van door SCOL gehanteerde uitgangspunten ter zake van de (norm)jaartaak Hupkens, die merendeels werkte op de locatie Leidse Hout, kan aan de hand van haar agenda’s en jaarplanningen aantonen de uren die zij heeft gewerkt. Dus ook het aantal uren dat boven de norm komt. SCOL betwist niet dat Hupkens de haar toebedeelde taken heeft uitgevoerd.
16
SCOL betwist de stelling van Hupkens dat het opgedragen werk niet binnen de gefaciliteerde tijd te doen valt. SCOL levert slechts een totaal tijd voor een hoeveelheid taken welke jaarlijks wijzigt. Uitgangspunt dient te zijn dat er voor elk onderdeel van het opgedragen werk een minimum aan benodigde tijd gehanteerd wordt. Aan de hand daarvan berekent men de totale tijd die met het opgedragen werk is gemoeid. Dit is dan het minimum aan tijd dat gemoeid is met het opgedragen werk. Blijkt nu deze minimum-tijd niet binnen de gefaciliteerde tijd te vallen, dan volgt daaruit dat geen enkele uitvoering van het opgedragen werk binnen de gegeven tijd mogelijk is. Dit is nu niet terug te vinden in de door SCOL gehanteerde uitgangspunten. Indien SCOL van mening is, dat er voor een gemiddelde werknemer wel voldoende tijd voor het opgedragen werk wordt gegeven, dient zij dit via een vaststelling normtijd te onderbouwen. Aan de hand daarvan kan berekend worden of de door Hupkens benodigde tijd significant teveel afwijkt van het door SCOL gehanteerde en aangeleverde gemiddelde. Indien er een te grote afwijking van dat gemiddelde optreedt, dan staat vast dat Hupkens onevenredig belast is met de haar opgegeven taken. En dan dient Hupkens gecompenseerd te worden zoals zij in dit proces vraagt. E.e.a. nog afgezien van de omstandigheid dat verschillende scholen verschillende gefaciliteerde uren kennen voor mentorschap, werkstukbegeleiding, aanpak knelpunten, ouderparticipatie enz..
MET CONCLUSIE dat het uw Gerechtshof moge behage het vonnis van de Rechtbank ’sGravenhage sector kanton lokatie Leiden te vernietigen, en opnieuw rechtdoende: alsnog de vorderingen van Hupkens toe te wijzen, met veroordeling van SCOL in beide instanties Leiden, 5 maart 2015 advocaat
17
18