Raad van State afdeling Bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500 EA Den Haag
Gouda, 27 december 2013 Betreft: Beroep tegen de volgende in samenhang genomen besluiten: 1. bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk NL.IMRO.0513.1600BPshzeedijk-DF01 - 16 oktober 2013 2. bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Hollandsche IJssel NL.IMRO.0513.1605BPGeluidIJssel-DF01 - 16 oktober 2013 3. Hogere waarden Wet geluidhinder - Geluidzone industrieterrein Hollandsche IJssel projectnummer 2012029258 - 18 september 2013
Geachte heer/mevrouw, Bij deze stellen wij als vereniging van 'Omwonenden Schielands Hoge Zeedijk' beroep in tegen bovenstaand bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk, het daarvoor noodzakelijke en in samenhang genomen bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Hollandsche IJssel en de weer daarvoor vastgestelde hogere waarden Wet geluidhinder. De vereniging bestaat uit direct omwonenden van het plangebied en daarmee is elk van de leden direct belanghebbend. Zoals vermeld in de statuten van de vereniging 1 is het doel van de vereniging: 'de collectieve bescherming van de kwaliteit van de leefomgeving van omwonenden, in het bijzonder tegen mogelijke inbreuken daarop door overheid en bedrijfsleven'. De vereniging telt momenteel 285 leden. Gezien de omvang en de complexiteit van het bestemmingsplan is ons beroep tamelijk uitvoerig geworden. We hebben er voor gekozen onze analyse en onze grieven in een rapportvorm te presenteren. Dit rapport is bijgevoegd in de bijlage van deze brief. Ons beroep bestaat dus uit deze brief inclusief de bijlage. Samenvattend komen onze grieven neer op de volgende punten:
1
•
De milieuzonering is te zwaar voor zowel het bestaande deel als voor de nieuwe bestemmingen.
•
De milieuaspecten geluid, geur en gevaar zijn te belastend voor de omgeving.
•
De milieuaspecten stof, natuur, luchtverontreiniging en lichthinder zijn onvoldoende onderzocht.
•
De noodzaak voor het voortbestaan en uitbreiden van de industrie is onvoldoende onderbouwd.
www.schielandshogezeedijk.nl/statuten
1/47
•
De uitbreidingsplannen van de industrie zijn onvoldoende concreet.
•
Het cultuurhistorisch waardevolle zicht op de monumentale watertoren wordt niet beschermd.
•
De hoogbouw van visueel hinderlijke installaties is in strijd met gemeentelijk beleid.
•
De onderzoeken zijn op een groot aantal punten onzorgvuldig.
•
De planregels met bijbehorende verbeelding zijn onzorgvuldig.
•
De schijn van belangenverstrengeling van Royal HaskoningDHV is gewekt.
Dit bestemmingsplan tracht de inpassing van één van de zwaarste categorieën industrie midden tussen verschillende woonwijken mogelijk te maken. Er dient hierbij bijzonder zorgvuldig gehandeld te worden. Wij zijn van mening dat deze plannen zo veel onvolkomenheden bevatten dat ze in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig zijn voorbereid. Ook ontbreekt een grondige onderbouwing voor de noodzaak van het laten bestaan en uitbreiden van zware industrie midden in een woonwijk. Werkgelegenheid is hierbij geen onderbouwing. Werkgelegenheid is inherent aan elke bedrijvigheid. Deze afweging tussen het nut van werkgelegenheid (bedrijvigheid) en milieuhinder is dus reeds verwerkt in de milieuzoneringssystematiek. Door hiervan danig af te wijken, zal er dan ook extra ruimtelijke onderbouwing moeten volgen. De geboden motivering en onderbouwing is volstrekt onvoldoende en wij verzoeken het bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk, het bestemmingsplan Geluidszone Industrieterrein Hollandsche IJssel en het daarbij behorende besluit Hogere Waarden volledig te vernietigen.
Bijlage: Bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk - Analyse en kritiek
Hoogachtend, het bestuur van de vereniging 'Omwonenden Schielands Hoge Zeedijk'
Niek van Oostenbrugge bestuurslid
Jeroen Louwerse voorzitter
p/a van Baerlestraat 28 2802 GK Gouda www.schielandshogezeedijk.nl 2/47
Marian Dessing secretaris
Bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk Analyse en kritiek
Onderdeel van het beroepschrift van de
Vereniging Omwonenden Schielands Hoge Zeedijk Gouda, 27 december 2013 www.schielandshogezeedijk.nl
3/47
1 Inleiding...............................................................................................................................5 1.1 Ligging plangebied................................................................................................................................... 5 1.2 Indeling plangebied.................................................................................................................................. 5 1.3 Historie plangebied.................................................................................................................................. 5 1.4 Eerste poging tot bestemmingsplan......................................................................................................... 6
2 Bestemmingen en afstanden..............................................................................................7 2.1 De verschillende bestemmingen.............................................................................................................. 7 2.2 Omgevingstype Korte Akkeren................................................................................................................ 7 2.3 Omgevingstype Binnenstad West............................................................................................................ 8 2.4 Omgevingstype Gouderakse dijk en Veerstalblok....................................................................................8 2.5 Omgevingstype Schielands Hoge Zeedijk (watertorengebied)................................................................9 2.6 Bedrijfswoningen in bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk..........................................................10 2.7 Afstanden tot de bestemmingen............................................................................................................. 11 2.8 Resumerend.......................................................................................................................................... 14
3 Afwijken van richtafstanden VNG......................................................................................15 3.1 Generieke bestemmingen...................................................................................................................... 15 3.2 Specifieke bestemmingen voor verdwenen bedrijven............................................................................15 3.3 Specifieke bestemming vleesverwerkend bedrijf...................................................................................15 3.4 Specifieke bestemming oleochemisch bedrijf - beperkt.........................................................................16 3.5 Specifieke bestemming oleochemisch bedrijf........................................................................................16 3.6 Resumerend.......................................................................................................................................... 17
4 Milieuonderzoeken............................................................................................................18 4.1 Afwijken alleen voor concrete situaties.................................................................................................. 18 4.2 Geluid.................................................................................................................................................... 19 4.3 Gevaar................................................................................................................................................... 24 4.4 Geur....................................................................................................................................................... 26 4.5 Stof........................................................................................................................................................ 27 4.6 Natuur.................................................................................................................................................... 27 4.7 Resumerend.......................................................................................................................................... 28
5 Bouwhoogten....................................................................................................................29 5.1 Hoogten oleochemisch bedrijf................................................................................................................ 29 5.2 Hoogte bij Compaxo.............................................................................................................................. 30 5.3 Vrij zicht op de watertoren...................................................................................................................... 30 5.4 Groene wig............................................................................................................................................ 31 5.5 Geen behoorlijke bezonningstudie......................................................................................................... 32 5.6 Molenbiotopen onduidelijk..................................................................................................................... 33 5.7 Resumerend.......................................................................................................................................... 33
6 PlanMER...........................................................................................................................34 6.1 Alternatieven.......................................................................................................................................... 34 6.2 Locatiekeuze binnen plangebied........................................................................................................... 35 6.3 Buiten grenzen plangebied kijken.......................................................................................................... 35 6.4 Resumerend.......................................................................................................................................... 36
7 Geluidszone......................................................................................................................37 7.1 Groei geluidszone.................................................................................................................................. 37 7.2 Begrenzing zone niet correct................................................................................................................. 38 7.3 Resumerend.......................................................................................................................................... 38
8 Vertaling naar planregels..................................................................................................39 9 Uitvoerbaarheid.................................................................................................................40 10 Schijn van belangenverstrengeling.................................................................................41 11 Bijlagen............................................................................................................................45 11.1 Transcriptie H. Legius (directeur Croda) - gemeenteraad Gouda 30-9-2013.......................................45 11.2 Transcriptie R. de Oude (woordvoerder Croda) - gemeenteraad Gouda 30-9-2013............................46
4/47
1 Inleiding 1.1
Ligging plangebied
Het plangebied ligt ingeklemd tussen de volgende woonwijken: 1. binnenstad Gouda 2. woonwijk 'Korte Akkeren' 3. woonwijk Stolwijkersluis 4. woonwijk Middelblok (gemeente Ouderkerk). Tevens wordt het bestemmingsplan 'watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20', met daarin één woning, volledig omsloten.
1.2
Indeling plangebied
Het plangebied is ruwweg op te delen in drie verschillende gebieden. In het noordelijk deel ligt de bestaande chemische fabriek Croda op een voor geluid gezoneerd industrieterrein. Ten zuiden daarvan is de rest van het gezoneerde industrieterrein in eigendom van Croda. Er zijn op dit deel van het terrein door Croda echter nooit activiteiten uitgeoefend. Het deel heeft ook nooit behoord tot het fabrieksterrein van Croda. Op het noordelijk deel van het gezoneerde industrieterrein liggen 9 woningen. Deze woningen zijn in eigendom van Croda en zijn aangeduid als 'bedrijfswoningen'. Op het zuidelijk deel bevinden zich nog 7 woningen in eigendom van Croda, wederom aangeduid als 'bedrijfswoningen'. Naast het gezoneerde industrieterrein, binnen de zone, bevindt zich nog een woning in eigendom van Croda met aangrenzend een woning in particulier eigendom. Deze woningen zijn niet aangeduid als bedrijfswoning. Verder bevinden zich op het terrein de kantoren van Sandd en Prevoo. Voor het overige liggen de terreinen braak. Ten zuiden van Croda's gronden bevinden zich Compaxo en Broere en deze terreinen zijn vrijwel volledig bebouwd.
1.3
Historie plangebied
We komen in de toelichting tegen dat de stad naar de oude kaarsenfabriek is toegegroeid. Hierdoor wordt het beeld geschetst van een fabriek in de verdrukking. Wij zijn van mening dat dat beeld enige nuancering behoeft. In 1853 wordt de 'Goudsche kaarsenfabriek' opgericht vlak naast de stad (de huidige binnenstad van) Gouda. Er waren slechts wat verspreide woningen om de fabriek. In de jaren dertig en veertig is de wijk Korte Akkeren ten zuiden en ten westen van de fabriek gebouwd. Later vanaf circa 1960 (overname door Unilever) tot aan 1985 is de fabriek geleidelijk getransformeerd tot het grote oleochemische bedrijf wat het nu is. Van een kaarsenfabriek was al lang geen sprake meer. Hoewel de wetten op de ruimtelijke ordening al van 1962 dateren, heeft de gemeente Gouda nooit aanleiding gezien de groei en transformatie van een kaarsenfabriek naar een groot oleochemisch concern, inmiddels midden tussen de woonwijken, te reguleren of aan banden te leggen middels een 'goede ruimtelijke ordening'. De begrenzing van het huidige bedrijfsterrein van Croda is nog hetzelfde als na de laatste gebiedsuitbreiding
5/47
van de fabriek in 1979. De gronden zuidelijk van de fabriek waren voor een deel in eigendom en gebruik van het waterleidingbedrijf. Tevens bevonden zich er een aantal woningen, wat loodsen en een groot buitenzwembad bij de watertoren. Grote delen van het terrein lagen echter braak. De chemische fabriek heeft, ten behoeve van eventuele uitbreiding, strategisch deze zuidelijke gronden opgekocht tot aan Compaxo. Deze gronden lagen toen dus al te midden van woonwijken, waarbij te voorzien was dat hier een chemische fabriek uitbreiden problematisch zou gaan worden. Deze gronden waren deels verhuurd aan derden maar behalve het afvalstoffenbedrijf zijn er nooit bedrijfsactiviteiten van betekenis op uitgevoerd. Op dit moment ligt weer zo'n 90% van de grond braak.
1.4
Eerste poging tot bestemmingsplan
In 1999 heeft de gemeente Gouda voor het eerst getracht tot een bestemmingsplan te komen. Dit was dus de eerste keer dat de bestaande chemische fabriek en de ideeën om uit te breiden getoetst werden aan een 'goede ruimtelijke ordening'. Het plan is in 2002 vernietigd door de Raad van State 2 voor zowel het bestaande deel als een eventuele uitbreiding van de chemische fabriek. De overwegingen waren: 1. "Het laten voortbestaan van een bestaande historisch gegroeide situatie kan onder omstandigheden in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening indien blijkt dat de nadelige gevolgen hiervan zo groot zijn dat dit in redelijkheid niet aanvaardbaar kan worden geacht." 2. "Daarnaast overweegt de Afdeling omtrent de wijze van bestemmen dat het plan er niet aan in de weg staat dat alle bedrijfstypen die kunnen worden aangemerkt als “chemisch bedrijf” ter plaatse zijn toegestaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de Afdeling van oordeel dat verweerders een bestemming die meer mogelijk maakt dan strikt noodzakelijk voor het ter plaatse aanwezige bedrijfstype niet in redelijkheid aanvaardbaar hebben kunnen achten." 3. "Daarnaast mist het plan [...] waarborgen om de nadelige gevolgen voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. [...] Indien gelet op de specifieke ruimtelijke gevolgen die een bedrijfstype met zich brengt hiertoe aanleiding bestaat is het opnemen van een maatbestemming in redelijkheid gerechtvaardigd. Voorts kunnen door middel van interne zonering en in de planvoorschriften waarborgen worden opgenomen om te bewerkstelligen dat bedrijfsonderdelen waarvoor een grotere afstand wenselijk is het verst verwijderd zijn van gevoelige bestemmingen." 4. "Wat betreft de uitbreidingsmogelijkheden overweegt de Afdeling voorts dat [...] niet is gebleken dat aan de keuze voor het bieden van uitbreidingsmogelijkheden van ongeveer 40 % een afweging ten grondslag ligt tussen de noodzaak van uitbreiding voor het voortbestaan van het bedrijf en de additionele belasting die dit voor de omgeving met zich brengt." 5. "Voorts zijn deze uitbreidingsmogelijkheden, wat daarvan ook verder zij, bij recht mogelijk gemaakt zodat waarborgen [...] ontbreken." Na de vernietiging kwam de Afdeling nog tot de volgende overweging: 6. "De Afdeling overweegt ten overvloede dat de gemeenteraad ingevolge artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een nieuw plan dient vast te stellen binnen de in dat artikel genoemde termijn. Ingevolge artikel 40 b van deze wet gaan, indien de gemeenteraad niet voldoet aan deze verplichting, verweerders op kosten van de gemeente tot de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan over." De gemeenteraad van Gouda en de provincie Zuid-Holland (verweerder) hebben tot het onderhavige bestemmingsplan geen andere poging meer ondernomen om tot een nieuw bestemmingsplan te komen. 2
Raad van State 200001707/1
6/47
2 Bestemmingen en afstanden 2.1
De verschillende bestemmingen
Het bestemmingsplan maakt bijzonder zware bestemmingen mogelijk, waaronder het voortbestaan en de uitbreiding van een (oleo)chemische fabriek te midden van woonwijken. De oleochemische fabriek Croda is volgens de toelichting van het bestemmingsplan een categorie 5.1 bedrijf. Volgens de VNG-brochure zijn de richtafstanden tot een rustige woonwijk voor dit type bedrijf: 500 meter voor geur, 300 meter voor geluid en 200 meter voor gevaar. Deze, maar ook de overige, bestemmingen zijn te zwaar voor een woonomgeving. Tabel 2.1 bestemming
categorie rustige woonwijk gemengd gebied
oleochemisch bedrijf (Croda)
5.1
500 meter
300 meter
afvalstoffenbedrijf (Sita)
4.2
300 meter
200 meter
bedrijf t/m categorie 4.1
4.1
200 meter
100 meter
bedrijf t/m categorie 3.2
3.2
100 meter
50 meter
oleochemisch bedrijf - beperkt (Croda)
3.2
100 meter
50 meter
bedrijf t/m categorie 3.1
3.1
50 meter
30 meter
bedrijf t/m categorie 2
2
30 meter
10 meter
vleesverwerkend bedrijf (Compaxo)
3.2
100 meter
50 meter
machinefabriek (Broere)
4.1
200 meter
100 meter
Het is nu van belang of de woningen in een 'rustige woonwijk' liggen of in 'gemengd gebied'. Wij zullen hieronder eerst de verschillende wijken bespreken.
2.2
Omgevingstype Korte Akkeren
De wijk 'Korte Akkeren' heeft duidelijk het karakter van een rustige woonwijk. Toch wordt er in de toelichting van het bestemmingsplan SHZ aangegeven dat de wijk, door de nabije ligging tot het industrieterrein, toch te beschouwen is als gemengd gebied. Dit is echter een verkeerde toepassing van de VNG systematiek. De kwalificatie van de woonwijk is uiteraard ten opzichte van het te beschouwen industrieterrein niet inclusief het industrieterrein. Dat men woningen die in de geluidszone liggen niet als rustige woonwijk zou kunnen beschouwen vindt geen steun in de VNG-brochure en gaat bovendien uit van dezelfde foutieve redenering dat de industrie, ten behoeve waarvan de geluidszone is neergelegd, betrokken dient te worden bij de te beschouwen woonwijk. Bovendien ligt slechts een deel van de woningen uit de wijk in de geluidszone. Deze redenering volgend zou de rustige woonwijk dan beginnen direct buiten de zone. Ook de ligging van de Rotterdamseweg kan niet een typering als 'gemengd gebied' rechtvaardigen. De woonwijk ligt niet direct aan deze weg en veel van de wel door het industrielawaai getroffen woningen liggen niet in de invloedssfeer van deze weg. Bovendien is de Rotterdamseweg sinds de ingebruikname van de Zuidwestelijke Randweg (juli 2012) geen provinciale weg meer en voert nu relatief weinig verkeer. De weg kan daarmee zeker niet tot de hoofdinfrastructuur, zoals bedoeld in de VNG-brochure, gerekend worden.
7/47
Bovendien zou het wegverkeerslawaai van de Rotterdamseweg hier geen kleinere richtafstand voor geluid rechtvaardigen, daar voor het industrielawaai de nacht maatgevend is en de Rotterdamse weg in de nacht vrijwel leeg is. De Commissie m.e.r. kwam in haar eerste toetsing van het planMER tot dezelfde conclusie. Voor de overige milieuaspecten is er al helemaal geen rechtvaardiging voor kleinere richtafstanden. De Rotterdamseweg is daarom geen argument voor een beschouwing als 'gemengd gebied'. In de ontwerpfase had de gemeente de weg nog als motivering opgenomen om de wijk 'Korte Akkeren' als 'gemengd gebied' te beschouwen. In het definitieve plan heeft de gemeente dit terecht als argument laten vallen. In het bestemmingsplan 'Korte Akkeren' (2012) zelf staat over het omgevingstype: "De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd." In het bestemmingsplan 'Korte Akkeren' is niet het omgevingstype 'gemengd gebied' vastgelegd. Nergens in de buurt van het industrieterrein is de bestemming 'gemengd' aangeduid, maar alle bebouwing is aangeduid als wonen. Ook feitelijk is ook nergens in de buurt van het industrieterrein sprake van andere functies dan wonen. Er is dus geen sprake van een wijk met functiemenging en er moet voor de Korte Akkeren dan ook uitgegaan worden van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
2.3
Omgevingstype Binnenstad West
In bestemmingsplan 'binnenstad West' komen de bestemmingen 'wonen' en 'gemengd gebied' veelvuldig in elkaars nabijheid voor. Hoewel er grote delen zijn met slechts de bestemming 'wonen' is het navolgbaar dat de wijk als gemengd gebied gekarakteriseerd kan worden. In het bestemmingsplan zelf staat dan ook: "Gelet op de diverse functies binnen het plangebied is er sprake van gemengd gebied" Hier wordt duidelijk dat wanneer er sprake is van 'gemend gebied', dit ook in het bestemmingsplan is vastgelegd.
2.4
Omgevingstype Gouderakse dijk en Veerstalblok
De Gouderakse dijk en de Veerstalblok lopen in elkaar over maar zijn opgesplitst in de twee bestemmingsplannen Stolwijkersluis en Middelblok (gemeente Ouderkerk). Deze straten hebben het karakter van een 'rustige woonwijk' of zelfs 'rustig buitengebied'. In de toelichting van bestemmingsplan SHZ wordt het gebied met de term 'lintbebouwing' gekenschetst. Met deze term lijkt aansluiting gezocht te worden bij de VNG definitie van 'gemengd gebied'. In de VNG-brochure wordt echter gesproken over "lintbebouwing met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid". Er is hier geen sprake van overwegend agrarische en andere bedrijvigheid. Ook de, in de toelichting gebruikte, frase 'verspreid liggende woonbebouwing' lijkt te willen suggereren dat hier sprake zou zijn van een mindere bescherming. Hiervoor is echter geen steun te vinden in de VNG-brochure. In het bestemmingsplan 'Stolwijkersluis' (straatnaam: Gouderakse dijk) zelf staat over het omgevingstype:
8/47
"De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd." Het omgevingstype 'gemengd gebied' is nergens in het bestemmingsplan vastgelegd. De overheersende bestemming in het plangebied is wonen. Hier moet derhalve weer uitgegaan worden van 'rustige woonwijk'. In het bestemmingsplan 'Middelblok' (straatnaam: Veerstalblok) staat over het omgevingstype: "De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd. Het bestemmingsplangebied kan gekarakteriseerd worden als rustig buitengebied." Hier staat het omgevingstype ondubbelzinnig omschreven. Ook de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) heeft zich eerder al uitgesproken over het omgevingstype van de wijken. In de considerans van de omgevingsvergunning van Compaxo3 stelt de ODMH: "De omgeving van de woningen aan de Veerstalblok komt het meest overeen met de omschrijving 'landelijke omgeving' " Vervolgens zegt de ODMH over de wijk Korte Akkeren en de woningen aan de Schielands hoge Zeedijk: "De omgeving van de overige woningen komt het meest overeen met de omschrijving 'rustige woonwijk, weinig verkeer'" In beantwoording zienswijzen van de milieuvergunning van Sita 4 stelt de provincie Zuid-Holland dat de woningen aan de Veerstalblok niet als 'verspreid liggende woningen' zijn aan te merken. "De meest nabijgelegen aaneengesloten woonbebouwing is gelegen aan het Veerstalblok op een afstand van ca. 65 meter vanaf de inrichtingsgrens." Er is dus geen enkele basis voor de aanname dat het hier om 'gemengd gebied' zou gaan en de wijken zijn derhalve te beschouwen als 'rustige woonwijk'.
2.5
Omgevingstype Schielands Hoge Zeedijk (watertorengebied)
Hoewel het bestemmingsplan 'Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20' geen omgevingstype bespreekt en er ook geen sprake is van een wijk, is de enige bestemming hier 'gemengd'. De naastgelegen woningen hebben in 'bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk' echter de bestemming wonen gekregen. De ODMH gaf de kwalificatie 'rustige woonwijk, weinig verkeer' aan deze woningen. De woning in de watertoren is, in tegenstelling tot wat in de toelichting wordt gesteld, niet nieuw maar wordt sinds 2006 legaal bewoond middels een woonvergunning (Woningwet artikel 60, oud), zonder enige voorbehouden betreffende planologische inpassingen. De andere twee woningen zijn meer dan honderd jaar bewoond. Er is slechts 3 4
considerans omgevingsvergunning Compaxo Fijne Vleeswaren B.V. van 16 juni 2011 nr. 28284 Milieuvergunning Sita PZH-2012-338543519 11 juni 2012 (p36)
9/47
beperkte bedrijvigheid (alleen een kantoor van Sandd) direct nabij de woningen. Maar gezien het karakter van de Schielands Hoge Zeedijk achten wij hier het omgevingstype 'gemengd gebied' verdedigbaar. Volgens de systematiek van de VNG-brochure bestaan er slechts twee omgevingstypen. Niet duidelijk is waarom in de toelichting van bestemmingsplan SHZ dit anders zou zijn. Onduidelijk is waarom deze woningen substantieel minder bescherming zouden genieten dan in de VNG-brochure is gedefinieerd.
2.6
Bedrijfswoningen in bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk
In het bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk zijn ook nog een aantal woningen als 'bedrijfswoning' bestemd. Het betreft 9 woningen aan de Kerkhoflaan, direct grenzend aan het bestaande oleochemische bedrijf, en 7 woningen aan de Schielands Hoge Zeedijk (nrs. 11 t/m17). Blijkens de planregels is een bedrijfswoning: "Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één of meerdere personen van wie de huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein daar noodzakelijk is." Op geen enkele wijze is aangetoond waarom de bedrijfswoningen noodzakelijk 5 zouden zijn. De woningen worden deels door gepensioneerde werknemers of door weduwen van voormalige werknemers bewoond. Maar ook van de woningen die wel door nog actieve werknemers worden bewoond, is niet duidelijk waar de noodzakelijkheid uit zou bestaan. Het oleochemisch bedrijf is een volcontinu bedrijf. Er is dus altijd een volledige ploeg aan het werk. Er is derhalve geen reden voor werknemers om onmiddellijk naast het bedrijf te wonen. Daar komt bij dat de woningen geen directe toegang tot het bedrijfsterrein hebben. De 'bedrijfswoningen' aan de Kerkhoflaan liggen circa 200 meter van de hoofdingang en de 'bedrijfswoningen' aan de Schielands Hoge Zeedijk liggen circa 320 meter van de meest nabije ingang. Dit terwijl de reguliere woningen aan de PC Hooftstraat op 50 meter van de meest nabije ingang liggen. Wanneer werknemers snel ter plaatse zouden moeten zijn, zouden ze dus beter een normale woning kunnen betrekken. De noodzakelijkheid van de bedrijfswoning is dus niet aangetoond en voor een aantal van deze bedrijfswoningen is er niet eens meer een binding met het bedrijf. Wij zijn van mening dat de bedrijfswoningen als reguliere woningen beschouwd dienen te worden en buiten het gezoneerde industrieterrein geplaatst dienen te worden net als de woningen in het 'watertorengebied'. Bedrijfswoningen onbeschermd? Maar zelfs bedrijfswoningen zijn niet geheel onbeschermd. Hoewel op een gezoneerd industrieterrein volgens de Wet geluidhinder geen geluidsnormen te stellen zijn aan bedrijfswoningen, geldt dit niet voor de Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening. Voor de andere milieuaspecten dienen de woningen volwaardig mee beschouwd te worden. Dit geldt met name bij de bestemmingen, anders dan die voor het oleochemisch bedrijf. De categorie 4.1 en 3.2 bijvoorbeeld, zijn kennelijk bedoeld voor de vestiging van andere bedrijven dan het oleochemisch bedrijf. De 'bedrijfswoningen' zouden daarmee onderdeel van een ander bedrijf zijn, hetgeen een hogere bescherming zou impliceren. Hoewel, zeker in het geval van de 'bedrijfswoningen' aan de Kerkhoflaan, alle bedrijfswoningen tot de 'rustige woonwijk' Korte Akkeren te rekenen zouden zijn, zijn de 'bedrijfswoningen' als woningen in 'gemengd gebied' verdedigbaar. 5
Zie RvS 200708648-1 en RvS 200903254
10/47
2.7
Afstanden tot de bestemmingen
Hieronder hebben wij in tabellen de kortste afstanden van de verschillende woonwijken afgezet tegen de richtafstand uit de VNG-brochure (gecorrigeerd voor het juiste omgevingstype) en de afstandsstappen ten opzichte van de rustige woonwijk die genomen zijn in dit bestemmingsplan. Dit hebben we gedaan omdat dit in het plan niet duidelijk naar voren komt. In onze tabellen is duidelijker te zien hoe groot de verschillen zijn tussen de richtafstanden van de VNG en de daadwerkelijke afstanden. We hebben onderscheid gemaakt tussen bestaande bedrijvigheid en nieuw geprojecteerde bedrijvigheid. De volgende drie tabellen geven respectievelijk de afstanden van woningen tot het bestaande oleochemisch bedrijf, het nieuwe oleochemische bedrijf en het nieuwe oleochemische bedrijf met beperkte functies. Tabel 2.2: Afstand woningen tot 'oleochemisch bedrijf' (categorie 5.1) - bestaand bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (Bosweg)
12
500
6
Binnenstad West (Vest)
36
300
5
Stolwijkersluis (Gouderakse dijk)
83
500
4
Middelblok (Veerstalblok)
120
500
3
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
220
300
2
Schielands Hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
287
300
2
Schielands Hoge Zeedijk ('bedrijfswoningen' Kerkhoflaan 1 t/m 9)
0
300
7
Tabel 2.3: Afstand woningen tot 'oleochemisch bedrijf' (categorie 5.1) - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (van Baerlestraat)
97
500
4
Binnenstad West (Vest)
500
300
0
Stolwijkersluis (Gouderakse dijk)
74
500
4
Middelblok (Veerstalblok)
61
500
4
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
50
300
4
Schielands Hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
48
300
5
Schielands Hoge Zeedijk ('bedrijfswoningen' SHZ 11 t/m 17)
21
300
5
Tabel 2.4: Afstand woningen tot 'oleochemisch bedrijf - beperkt' (cat. 3.2) - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (van Baerlestraat)
59
100
1
Binnenstad West (Vest)
392
50
0
Stolwijkersluis (Gouderakse dijk)
150
100
0
Middelblok (Veerstalblok)
92
100
1
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
11
50
3
Schielands Hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
11
50
3
Schielands Hoge Zeedijk ('bedrijfswoningen' SHZ 11 t/m 17)
0
50
4
11/47
Als dubbelbestemming met het oleochemische bedrijf zijn generieke bestemmingen met categorieën 4.1, 3.2 en 3.1 opgenomen. Dit zijn, ook op de in gebruik zijnde delen van het oleochemisch bedrijf, 'nieuwe' bestemmingen daar deze kennelijk niet zijn bedoeld voor het oleochemisch bedrijf. De categorieën zijn inwaarts gezoneerd. De bestemming 'oleochemisch bedrijf' overlapt de drie categorieën volledig. Tabel 2.5: Afstand woningen tot 'bedrijf t/m categorie 4.1' - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (PC Hooftstraat)
65
200
2
Korte Akkeren (van Baerlestraat)
97
200
2
Binnenstad West (Vest)
46
100
3
Stolwijkersluis (Gouderakse dijk)
100
200
1
Middelblok (Veerstalblok)
100
200
1
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
50
100
2
Schielands hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
50
100
2
Schielands Hoge Zeedijk ('bedrijfswoningen' SHZ 11 t/m 17)
21
100
4
Schielands Hoge Zeedijk ('bedrijfswoningen' Kerkhoflaan 1 t/m 9)
54
100
2
Tabel 2.6: Afstand woningen tot 'bedrijf t/m categorie 3.2' - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (Vorstmanstraat)
41
100
2
Binnenstad West (Vest)
36
50
2
Stolwijkersluis (Gouderakse dijk)
74
100
1
Middelblok (Veerstalblok)
61
100
1
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
11
50
3
Schielands hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
11
50
3
Schielands Hoge Zeedijk ('bedrijfswoningen' SHZ 11 t/m 17)
0
50
4
Tabel 2.7: Afstand woningen tot 'bedrijf t/m categorie 3.1' - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (Bosweg)
12
50
2
Middelblok (Veerstalblok)
83
50
0
Schielands hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
74
30
0
Bij de woningen rondom de watertoren is nog een generieke bestemming van categorie 2 opgenomen. Tabel 2.8: Afstand woningen tot 'bedrijf t/m categorie 2' - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
6
10
2
Schielands hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
0
10
2
12/47
De bestemming afvalstoffenbedrijf dient als nieuw te worden beschouwd. Het bedrijf Sita heeft per 1 oktober 2013 al haar bedrijfsactiviteiten op deze locatie gestaakt. De huurovereenkomst met Croda (eigenaar van de grond) is beëindigd en alle gebouwen en voorzieningen zijn verwijderd. Het terrein ligt nu braak. Tabel 2.9: Afstand woningen tot 'afvalstoffenbedrijf' (categorie 4.2) - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (van Baerlestraat)
67
300
3
Binnenstad West (Vest)
700
200
0
Stolwijkersluis (Gouderakse dijk)
170
300
2
Middelblok (Veerstalblok)
86
300
3
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
11
200
5
Schielands hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
11
200
5
Schielands Hoge Zeedijk ('bedrijfswoningen' SHZ 11 t/m 17)
100
200
1
Het vleesverwerkend bedrijf heeft een bestaand en een nieuw (noordelijk) te ontwikkelen deel. Het nieuw te ontwikkelen deel is recent aangekocht van Croda en wordt nu nog als onverharde parkeerplaats gebruikt. Tabel 2.10: Afstand woningen tot 'vleesverwerkend bedrijf' (cat. 3.2) - bestaand bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (Wederikplantsoen)
44
100
2
Middelblok (Veerstalblok)
83
100
1
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
165
50
0
Schielands hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
116
50
0
Tabel 2.11: Afstand woningen tot 'vleesverwerkend bedrijf' (categorie 3.2) - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (van Baerlestraat)
87
100
1
Middelblok (Veerstalblok)
120
100
0
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
125
50
0
Schielands hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
74
50
0
De machinefabriek is in 2010 failliet verklaard. Er rest slechts nog een kantoor en er worden geen werkzaamheden verricht die zo'n zware categorie rechtvaardigen. De bestemming voor een machinefabriek van categorie 4.1 is dus als nieuw te beschouwen. Tabel 2.12: Afstand woningen tot 'machinefabriek' (categorie 4.1) - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (Ranonkelplantsoen)
40
200
3
Middelblok (Veerstalblok)
118
200
1
Onder 'vleesverwerkend bedrijf' en 'machinefabriek' ligt een generieke bestemming voor categorie 3.1.
13/47
Tabel 2.13: Afstand woningen tot 'bedrijf t/m categorie 3.1' - nieuw bestemmingsplan
afstand VNG
stappen
Korte Akkeren (Ranonkelplantsoen)
40
50
1
Middelblok (Veerstalblok)
83
50
0
Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20
125
30
0
Schielands hoge Zeedijk (Schielands hoge Zeedijk 21 en 22)
74
30
0
2.8
Resumerend
De gehele motivering van de gemeenteraad voor de afstanden tot de woonwijken is gestoeld op de aanname dat alle omliggende woonwijken als 'gemengd gebied' kunnen worden beschouwd en sommige woningen zelfs als een nog minder te beschermen (ongedefinieerd) omgevingstype. Wij zijn van mening dat deze aannames onjuist zijn. Dit betekent dat de basis van de gehele motivatie ontvalt en daarmee zijn alle bestemmingen reeds in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Duidelijk is te zien dat er een enorme discrepantie zit tussen de richtafstanden uit de VNG-brochure en de werkelijke afstanden. Er worden zowel voor de bestaande bedrijvigheid als voor de nieuwe bestemmingen meerdere afstandsstappen genomen terwijl in de VNG-brochure (pagina 30) te lezen valt na het nemen van één afstandsstap voor 'gemengd gebied': "Verdere reducties zijn niet te verantwoorden omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht." Toch zullen we voor de volledigheid de motivering van het afwijken van de richtafstanden uit de VNGbrochure hieronder verder behandelen. In het volgende deel wordt ingegaan op de motivering en onderbouwing van het nemen van de extra afstandsstappen.
14/47
3 Afwijken van richtafstanden VNG 3.1
Generieke bestemmingen
Over het gehele plangebied komen, meestal als dubbelbestemming, een aantal generieke bestemmingen voor. Voor deze generieke bestemmingen zijn geen mogelijke invullingen genoemd. Er dient dus bestemd te worden volgens de richtafstanden uit de VNG-brochure. •
'bedrijf t/m categorie 4.1' (nieuw en bestaand deel Croda): genomen afstandsstappen 1,2,3,4
•
'bedrijf t/m categorie 3.2' (nieuw en bestaand deel Croda): genomen afstandsstappen 1,2,3,4
•
'bedrijf t/m categorie 3.1' (bestaand deel Croda): genomen afstandsstappen 2
•
'bedrijf t/m categorie 3.1' (Compaxo): genomen afstandsstap 1
•
'bedrijf t/m categorie 2' (watertorengebied): genomen afstandsstappen 2
Te zien valt dat, zelfs als alle woonwijken als gemengd gebied beschouwd zouden worden, er nog steeds voor vrijwel alle generieke bestemmingen te veel afstandsstappen worden genomen. Deze bestemmingen zijn daarmee dus in strijd met een goede ruimtelijk ordening. In de planregels is zelfs een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om nog twee categorieën hoger toe te laten. Moeilijk valt in te zien hoe dit ooit te rijmen zou zijn met een goede ruimtelijke ordening.
3.2
Specifieke bestemmingen voor verdwenen bedrijven
De machinefabriek van Schieland-Broere is positief bestemd terwijl het bedrijf reeds in 2010 failliet is verklaard en geen enkele bedrijfsactiviteiten meer uitvoert. Dit wordt in het milieukundig advies van de ODMH erkend en hier is dan ook geen onderzoek naar verricht. De gemeenteraad heeft hier kennelijk geen aanleiding in gezien de bestemming te verwijderen uit het bestemmingsplan. Ook Sita heeft haar bedrijfsactiviteiten gestaakt per 1 oktober 2013 en het terrein is vrijwel volledig ontmanteld. Het toch opnemen van specifieke bestemmingen voor reeds vertrokken bedrijven is erg onzorgvuldig. De specifieke bestemmingen voor het afvalstoffenbedrijf en voor de machinefabriek zijn dus, wegens het ontbreken van aldaar gevestigde bedrijven, als generieke bestemmingen te beschouwen. •
Afvalstoffenbedrijf (4.2): genomen afstandsstappen 1,2,3 en 5
•
machinefabriek (4.1): genomen afstandsstappen 1 en 3
Wederom worden, zelfs als alle woonwijken als gemengd gebied worden beschouwd, er te veel afstandsstappen genomen. Deze bestemmingen zijn dus niet alleen onnodig, maar ook in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
3.3
Specifieke bestemming vleesverwerkend bedrijf
In de toelichting wordt gesteld dat het vleeswarenbedrijf Compaxo geen overlast veroorzaakt. Er zijn echter
15/47
wel degelijk klachten6 over het bedrijf en er is door omwonenden zelfs beroep aangetekend tegen de recente omgevingsvergunning7 van Compaxo. De afstanden van het bestaande vleeswarenbedrijf komen niet overeen met de door VNG aanbevolen afstanden. •
Vleesverwerkend bedrijf - bestaand (3.2) genomen afstandsstappen 1 en 2
Hoewel voor een bestaand bedrijf de VNG-brochure niet bindend is dient de discrepantie tussen de afstanden wel zorgvuldig gemotiveerd te worden en kan er niet slechts verwezen worden naar de Wet milieubeheer. Voor de uitbreidingsmogelijkheden van Compaxo dient wel uitgegaan te worden van de VNG-brochure. •
Vleesverwerkend bedrijf - nieuw (3.2) genomen afstandsstap 1
Wij zijn van mening dat door in het geheel geen onderzoek te doen of te motiveren waarom het vleesverwerkend bedrijf toch inpasbaar zou zijn, de gemeenteraad zijn beoordelingsvrijheid heeft overschreden.
3.4
Specifieke bestemming oleochemisch bedrijf - beperkt
Bij de bestemmingen voor het oleochemisch 'bedrijf - beperkt' is niet geheel duidelijk in welke VNG categorie de bestemming zou moeten worden ingedeeld. Gezien de dubbelbestemming met bedrijven t/m categorie 3.2 lijkt hiermee aansluiting gezocht te moeten worden. Wij vragen ons af of één bedrijf wel in meerdere milieucategorieën ingedeeld kan worden. Tenslotte heeft elk bedrijf werkzaamheden die in verschillende milieucategorieën zouden vallen. Vrijwel elk bedrijf heeft wel een kantoor of een parkeerplaats. Toch wordt een bedrijf slechts in één milieucategorie ingedeeld. Maar zelfs als deze interne zonering binnen het bedrijf toe te staan zou zijn, dan nog wordt niet voldaan aan de VNG richtafstanden: •
3.5
Oleochemisch bedrijf - beperkt - nieuw (3.2): genomen afstandsstappen 1,3 en 4
Specifieke bestemming oleochemisch bedrijf
De bestemming voor het 'oleochemisch bedrijf' bestaat voor een deel uit de bestaande fabriek van Croda en voor een deel uit het nu braak liggende terrein. Het bestaande deel kent bijzonder grote overschrijdingen van de VNG richtafstanden. •
Oleochemisch bedrijf - bestaand (5.1): genomen afstandsstappen 2,3,4,5,6 en 7
Daar het een bestaande fabriek betreft zijn de VNG richtafstanden niet zonder meer toepasbaar. Maar, zoals de Afdeling in 2002 over deze fabriek heeft overwogen, dient er onderzocht te worden of de milieueffecten aanvaardbaar zijn. Voor het nieuwe deel van het oleochemisch bedrijf zijn ook grote overschrijdingen van de VNG richtafstanden. •
6 7
Oleochemisch bedrijf - nieuw (5.1): genomen afstandsstappen 4 en 5
AD Groene Hart 1 november 2013 Omgevingsvergunning Compaxo nr. 28284 - 16 juni 2011
16/47
Ook hier moet onderzocht worden of de milieueffecten aanvaardbaar zijn. Een belangrijke pijler in de motivatie betreffende de aanvaardbaarheid van de milieuhinder is de vergelijking met een 4.1 (en deels zelfs 3.2) bestemming. De redenering is dat, wanneer het oleochemische bedrijf niet meer hinder zou veroorzaken dan een invulling van het bedrijventerrein met categorie 4.1 en 3.2 bedrijven, de hinder aanvaardbaar zou zijn. Wij hebben echter hierboven reeds aangetoond dat de generieke categorie 4.1 en 3.2 bedrijven niet inpasbaar zijn en daarmee vervalt dan ook deze pijler voor de motivatie. Maar tevens is onvoldoende onderbouwd hoe het oleochemisch bedrijf in staat zou zijn, de verschillende aspecten van milieuhinder op een vergelijkbaar niveau te krijgen als dat van bedrijven van maar liefst 2 tot 3 milieucategorieën lager.
3.6
Resumerend
We hebben aangetoond dat de fundamenten onder de motivering van elke bestemming te kort schieten. Zowel voor de bestaande delen als voor de nieuw te ontwikkelen delen. Naar onze mening komen deze bestemmingen alleen hierom al voor vernietiging in aanmerking. Toch zullen we ook de onderzoeken bespreken die zouden moeten dienen tot onderbouwing van aanvaardbaarheid van de milieubelasting.
17/47
4 Milieuonderzoeken 4.1
Afwijken alleen voor concrete situaties
In de VNG-brochure staat de procedure beschreven (bijlage 5) voor het afwijken van de VNG richtafstanden bij planherzieningen. Het moeten dan concrete plannen betreffen waarvan men de milieueffecten middels onderzoeken kan toetsen. "de toepassing van milieuzonering bij de toetsing van concrete activiteiten"
8
Voor de bestemmingen vleesverwerkend bedrijf, afvalstoffenbedrijf, machinefabriek en de generieke bestemmingen zijn onderzoeken betreffende geur, geluid, gevaar en stof volledig achterwege gebleven. Voor deze bestemmingen ontbreekt dan ook elke motivering om af te wijken van de standaard VNG richtafstanden. Uitbreiding oleochemisch bedrijf concreet? Voor het oleochemisch bedrijf zijn wel onderzoeken gedaan. Deze onderzoeken zijn gedaan op basis van een toekomstscenario uit 2005 zoals beschreven in de QRA en later ook in het planMER. Dit zijn echter geen concrete plannen maar voorbeelden van wat een oleochemisch bedrijf wellicht in de toekomst zou wensen om uit te breiden. In de toelichting respectievelijk beantwoording inspraak vinden we: "Deze doelstellingen zijn uitgewerkt in een strategisch toekomstbeeld met de volgende elementen, waarbij aangetekend wordt dat dit geen exact ruimtelijk eindbeeld schetst." "Een artist impression van de uitbreiding van Croda is nu niet te geven. Er is nog onvoldoende bekend om een tekening van gebouwen en installaties te maken." Ook Croda zelf heeft aangegeven dat ze nu geen concrete plannen heeft. "Waarom hebben wij dan toch die bouwvlakken nodig? Die bouwvlakken, die zijn voor ons toch van belang om, op het moment dat wij met een concreet… fabriek, een concrete investering bezig zijn, dan de discussie aan te kunnen gaan: waar is nou de beste plek. Als u aan mij nu vraagt om voor 2020 te stellen waar ik fabriek X wil plaatsen dan doe ik het altijd verkeerd. We hebben altijd de verkeerde plek. Want ik weet niet wat er in de tussenliggende periode gebeurd is. Dus het is absoluut niet onze intentie om een bouwvlak vol te bouwen zoals het er nu in het Bestemmingsplan staat, maar om in een later stadium de juiste plek te kiezen" 9 Hieruit blijkt dat de toekomstvisie van Croda weinig waarde heeft. Dit wordt ook duidelijk uit de verschillende bijstellingen van de bouwhoogten en bebouwingspercentages. Deze zijn naar beneden bijgesteld na de inspraakfase. Ze zijn nogmaals naar beneden bijgesteld tijdens de zienswijzefase. Tenslotte zijn ze vlak voor de besluitvormende raadsvergadering nogmaals naar beneden bijgesteld. De bouwhoogten zijn voor een aanzienlijk deel van het terrein van 35 meter naar 10 meter bijgesteld. Geen van deze keren is beschouwd wat dit voor invloed zou hebben op het geschetste toekomstscenario. Als wij het toekomstscenario nader beschouwen zien we in de QRA een toekomstbeeld uit 2005. Het toekomstbeeld in de planMER wijkt hier echter van af. Niet duidelijk is van welk scenario uitgegaan dient te worden. In beide scenario's komen de Ester 5/6 en de (alcohol)tankopslag voor. Dit type installaties komen 8 9
Bedrijven en milieuzonering 2009 - VNG p187 Citaat woordvoerder R. de Oude uit Hoorzitting gemeenteraad Gouda 30-9-2013 (zie bijlage)
18/47
ook reeds voor op het bestaande deel van van Croda. De woordvoerder zegt hierover: "...wat er gebouwd gaat worden gaat lijken op wat we nu hebben." "Als je nu kijkt, dan zijn onze splitsingskolommen zijn 35 meter, onze Ester-1-4, dat is de fabriek die aan de IJssel staat, die zit in de buurt van de 32 meter, dus het is een hoogte, de 35 meter, die voor ons van belang is." 10 Met de nu vastgestelde bouwhoogten zijn de Ester 5/6 en de (alcohol)tankopslag op de aangegeven locaties in ieder geval niet meer mogelijk en daarmee dus niet de beide geschetste toekomstscenario's. Beter dan BBT? Ook de benodigde geluidsruimte blijkt niet zo zorgvuldig bepaald. In eerste instantie waren de toekomstige fabrieken en installaties volgens de Best Beschikbare Technieken (BBT) beschouwd. Toen bleek dat dit teveel geluidhinder gaf, hetgeen voor een categorie 5.1 bedrijf midden in een woonomgeving weinig verrassend moge zijn, heeft men voor het geluidsaspect de term BBT+ gepostuleerd zonder evenwel te motiveren hoe het met 8 dB verlaagde geluidsniveau dan wel bereikt zou kunnen worden. Omdat niet precies gemotiveerd is waaruit de BBT+ maatregelen bestaan is ook niet in te schatten in hoeverre deze technieken niet reeds verwerkt zijn in de standaard VNG richtafstanden voor deze categorie bedrijven. Wij begrijpen dat BBT niet letterlijk de 'best beschikbare technieken' hoeven te representeren, maar dat het gaat om 'economisch en technisch haalbare technieken'. Citaat woordvoerder Croda: "BBT hangt ook af van economisch geaccepteerde normen. De best beschikbare technieken die economisch op dat punt haalbaar zijn." 11 Technieken beter dan BBT zijn dus per definitie technisch of economisch onhaalbaar, hetgeen in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet van een bedrijf verlangd kan en mag worden. Nu is de gemeenteraad na afweging tot de conclusie gekomen dat zelfs BBT+ niet voldoende milieuhinder zou kunnen wegnemen. Er is daarom voor het 'alternatief' scenario gekozen hetgeen nog 2 dB stiller is dan BBT+. Wederom wordt zonder enige motivering gesteld dat het oleochemisch bedrijf hier aan zal kunnen voldoen. BBT++? Waar het scenario BBT+ al arbitrair was gekozen, heeft het scenario 'alternatief' geen enkele grondslag in daadwerkelijke oleochemische installaties of fabrieken. Dit scenario is immers gebaseerd op een invulling met generieke categorie 4.1 bedrijven. Overigens hadden we reeds aangetoond dat ook dit scenario nog steeds onaanvaardbare milieuhinder geeft.
4.2
Geluid
Voor we ingaan op de VNG-systematiek voor het afwijken van geluidsnormen, willen we eerst een overzicht geven van de woningen die na de vaststelling van dit plan een 'hogere waarde' (HW) hebben. Vervolgens lijkt ons een overzicht nuttig van de woningen waarvoor nu een hogere 'hogere waarde' moet worden vastgesteld. Tevens tonen we het aantal dB stijging voor de woningen. 10 Citaat woordvoerder R. de Oude uit Hoorzitting gemeenteraad Gouda 30-9-2013 (zie bijlage) 11 Citaat woordvoerder R. de Oude uit Hoorzitting gemeenteraad Gouda 30-9-2013 (zie bijlage)
19/47
Tabel 4.1 Totalen per HW
Tabel 4.2 Gestegen HW
Tabel 4.3 Stijging HW
HW
woningen
HW
woningen
dB
woningen
65
2
60
10
5
1
64
11
59
6
4
18
63
2
58
11
3
16
62
1
57
35
2
94
61
2
56
24
1
118
60
13
54
16
totaal 247
59
17
53
6
58
19
52
62
57
41
51
77
56
24
totaal 247
55
44
54
97
53
109
52
180
51
140
totaal 702
Volgens bijlage 5 van de VNG-brochure dient de afwijking in een aantal stappen doorlopen te worden 1. Toets aan de richtafstand: Deze is evident niet behaald. 2. Toetsen middels geluidsonderzoek aan geluidsnormen voor een 'rustige woonwijk'. Langtijdgemiddeld: 45 dB(A), piekgeluiden: 65 dB(A), verkeersaantrekkende werking: 50dB(A). 3. Toetsen aan geluidsnormen met motivering voor de toelaatbaarheid voor deze concrete situatie. Langtijdgemiddeld: 50 dB(A), piekgeluiden: 70 dB(A), verkeersaantrekkende werking: 65 dB(A). 4. Planologische inpassing doorgaans niet mogelijk. Stap 1 is evident niet behaald. Bij stap 2 wordt het langtijdgemiddeld niveau overschreden, de piekgeluiden zijn niet onderzocht en de verkeersaantrekkende werking is niet goed uit de gegevens te bepalen. Bij stap 3 wordt het langtijdgemiddeld niveau nog steeds overschreden, de cumulatie van bijvoorbeeld Compaxo is niet meegenomen en de verkeersaantrekkende werking is niet goed uit de gegevens te bepalen. Duidelijk is te zien dat een bijzonder groot aantal woningen ruim in stap 4 vallen van deze afwijkingssystematiek voor de gehele bestemming oleochemisch bedrijf (zelfs als men uit zou gaan van 'gemengd gebied'). Voor de vergroting van de geluidszone betreft het stijgingen tot 5 dB voor 247 woningen. Nergens is gebleken van welke uitzonderlijke omstandigheden hier sprake zou zijn, dat inpassing hier toch mogelijk is. Cumulatie industrielawaai De vergunde waarden voor Compaxo zijn fors te noemen. De cumulatiebijdrage is dan ook niet te verwaarlozen. In onderstaande tabel wordt duidelijk dat de gevolgen voor woningen tot 3 dB hoger kunnen liggen.
20/47
Tabel 4.4 Cumulatie geluid van Compaxo en de geluidszone woning
Compaxo zone
HW
cumulatie
Schielands Hoge Zeedijk 22
53 dB
55 dB
55 dB
57 dB
Veerstalblok 21-23
53 dB
54 dB
54 dB
57 dB
Verkavelingsbronnen Middels verkavelingsbronnen heeft de ODMH geluidsruimte gereserveerd voor eventueel te vestigen 4.1 en 3.2 bedrijven. In de bijlagen van het milieukundig advies van de ODMH lezen we: "Als kental voor bedrijven op een gezoneerd industrieterrein hanteert de milieudienst voor cat. 4 bedrijven 65 dB(A)/m2 etmaalwaarde. Voor cat. 3 bedrijven hanteert de milieudienst 60 dB(A)/m2 etmaalwaarde." Onduidelijk is of met categorie 3 de categorie 3.1 of 3.2 wordt bedoeld. Ook voor categorie 4 bestaat deze onduidelijkheid. Erger nog is dat de bewering niet strookt met de werkelijkheid. In het facet-bestemmingsplan "industrielawaai Kromme Gouwe" blijkt dat voor de Goudse Betonmortel Centrale het kavelkental van 60/55/50 dB(A)/m2 gehanteerd wordt. "Als wordt uitgegaan van het kavelkental van 60/55/50 dB(A)/m2 blijkt dat de geluidsbelasting van de Goudse Beton Centrale op de Nijverheidsstraat 46/41/36 dB(A) bedraagt." De Goudse Betonmortel Centrale is een 4.2 bedrijf ook op een gezoneerd industrieterrein. Het is voor ons onbegrijpelijk hoe voor de geluidsreservering van een 4.1 bedrijf kavelkentallen worden gebruikt die 5 dB hoger liggen dan voor een 4.2 bedrijf. In de modellering van het alternatief zijn de woningen aan de Schielands Hoge Zeedijk 11-17, het gebouw van Prevoo en de loods op SHZ 20c verwijderd omdat ze zouden worden gesloopt. Waarom deze gesloopt zouden worden blijft onduidelijk. Er is niets over opgenomen in het bestemmingsplan. De loods op 20c is pas in 2010 gebouwd en niet in eigendom van Croda. Het gebouw van Prevoo en de woningen SHZ 11-17 zijn wel in eigendom van Croda maar zijn aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Croda heeft ook nooit aangegeven dat deze gesloopt zouden gaan worden. Bovendien gaat men bij het 'alternatief' uit van bedrijven andere dan Croda, waarbij het dus niet duidelijk is of deze de gebouwen zouden kunnen slopen als zij dat zouden willen, daar ze niet in hun eigendom zouden zijn. Er is in ieder geval geen enkele reden om deze gebouwen uit het model te halen anders dan een overschatting te creëren van de geluidsruimte. De verkavelingsbronnen zijn behalve op deze objecten ook nog op de groenzone gemodelleerd ondanks dat inmiddels bekend is waar deze gepland is. Dat dit zoals gesteld is weinig invloed heeft op de zonegrens op 200 meter afstand wil niet zeggen dat dit weinig invloed heeft op woningen op 12 meter afstand van de groenstrook. Deze manier van plaatsen van verkavelingsbronnen levert wederom een overschatting op. Dat de verkaveling niet passend is bij de leefomgeving blijkt alleen al uit het feit dat de reeds aanwezige geluidszone moet groeien om de verkavelingsbronnen te accommoderen. Sita toch gemodelleerd In de geluidsmodellering zijn duidelijk nog de specifieke geluidsbronnen en objecten voor Sita te herkennen. Nu Sita haar bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt, alle geluidsbronnen en alle objecten verwijderd zijn, kunnen deze specifieke geluidsbronnen niet meer betrokken worden in het akoestisch onderzoek. Daar komt nog bij
21/47
dat op dezelfde locatie ook nog eens verkavelingsbronnen zijn geplaatst waardoor opnieuw een overschatting optreedt van de geluidhinder. Bovendien is Sita geen grote lawaaimaker in de zin van de Wgh en de bijdrage van Sita had niet bij de berekening van de geluidszone betrokken mogen worden Prevoo Voor het bedrijf Prevoo, wat niet specifiek is bestemd, is echter wel een geluidsbron ten behoeve van de zone opgenomen. De hoogte hiervan is niet gemotiveerd en wederom is Prevoo geen Wgh lawaaimaker. Afrondingen Afrondingen zijn niet gebeurd volgens NEN 1047. Vrijwel alle waarden zijn naar boven afgerond om zo wat extra marge te krijgen. Dus bij een berekende waarde van 59,2 dB(A) vertrouwt men het niet en wil men extra zekerheid door naar 60 dB(A) af te ronden. Maar bij de berekende waarde van 60,2 dB heeft men wel het volste vertrouwen dat 60 dB(A) behaald kan worden. De extra marge leidt tot een overschatting van de geluidwaarden en zal dus door de industrie ingevuld kunnen gaan worden, waardoor de extra marge feitelijk een mogelijk hogere geluidsbelasting zal opleveren. Woningen Schielands Hoge Zeedijk 20-22 Opvallend aan de rekenresultaten voor deze dicht bij elkaar gelegen woningen is dat de waarden zo ver uit elkaar liggen. De woningen SHZ 21 en 22 krijgen een hogere waarde van 54 dB(A) terwijl SHZ 20 een hogere waarde van 60 dB(A) krijgt. Dit is een onwaarschijnlijk resultaat en lijkt in tegenspraak met figuur 5 (p.15) van het akoestisch onderzoek. Hoewel hier de waarden voor de woningen niet exact te zien zijn, valt wel uit de figuur op te maken dat SHZ 20 een lagere waarde heeft dan SHZ 21 en 22. De opvallend hoge waarde is te verklaren uit het feit dat wel de bronnen uit de milieuvergunning van Sita zijn gemodelleerd maar niet de bij de vergunning behorende geluidsmuur. Deze geluidsmuur was een noodzakelijke eis in de vergunning om de waarde op SHZ 20 binnen vergunbare normen te houden. Door deze muur weg te laten creëert men bewust een onrealistisch en illegaal scenario. Daar komt nog eens bij dat bij de verkregen waarde nog een extra marge is opgeteld. Dit zou zijn om problemen op te vangen in verband met de nabijheid van de bronnen. De redenering is niet navolgbaar. Immers juist bij nabijgelegen bronnen is eenvoudig de immissie te verlagen door de bron iets naar achteren te leggen of door bijvoorbeeld een geluidsmuur te plaatsen. Juist bij verder weg gelegen geluidsgevoelige objecten is er relatief veel minder aan te doen. Verplaatsen van bronnen biedt minder soelaas en ook geluidsmuren zijn door refractie veel minder effectief. Bovendien is onduidelijk waarom het nabijheidsargument niet zou gelden voor andere nabije woningen. Tabel 4.5 Afstand tot industrieterrein woning
berekend
Hogere Waarde afstand categorie
SHZ 20
58,2
60
11m
3.2
SHZ 21/22
54,1
55
11m
3.2
Bosweg 1
57,1
58
12m
5.1
De bedoeling zou hier zijn om een 'worst case' scenario te schetsen. Het komt echter op ons over als een
22/47
manier om de resultaten kunstmatig op te kloppen. Daar komt nog eens bij dat de woning aan de SHZ 20, in het op 13 maart 2013 vastgestelde bestemmingsplan Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20, van 50dB(A) naar 55 dB(A) is opgehoogd. Dit is gebeurd tegen het gemeentelijke Hogere Waarden beleid onder toepassing van artikel 4.84 van de Awb. Nu wordt deze waarde opnieuw kunstmatig opgehoogd naar 60 dB. Een verhoging van 10 dB binnen een jaar tijd. Dit lijkt ons op onze beurt gevolgen hebben voor de bewoners die onevenredig zijn met het te dienen doel. Woning Prins Hendrikstraat niet beschouwd Op de begraafplaats aan de Prins Hendrikstraat 1 staat de monumentale begraafplaatswoning. De woning bevindt zich op 16 meter afstand van de bestemming 'oleochemisch bedrijf'. Hoewel de bewoning in het bestemmingsplan Korte Akkeren onder overgangsrecht is geplaatst, wordt de woning nog steeds feitelijk bewoond. Deze woning had in het akoestisch onderzoek maar ook in de andere milieuonderzoeken betrokken dienen te worden, daar bewoners ook onder overgangsrecht gewoon bescherming verdienen. Nieuwe hogere waarden Bij de toekenning van de nieuwe Hogere Waarden is er sprake van willekeur. Zo vinden we voor twee naburige woningen de volgende waarden: Tabel 4.6 Willekeur in bepaling Hogere Waarden woning
oude HW
berekend
nieuwe HW
Gouderakse dijk 77
62
56,6
62
Gouderakse dijk 79
60
57,5
58
Het patroon gaat voor meer woningen op. De formule blijkt: Hogere Waarden boven de 60 dB gelijk laten, wat er ook berekend is. Hogere Waarden van 60 dB of minder wel verlagen indien mogelijk. Een gevolg hiervan is dat in totaaloverzichten stijgende Hogere Waarden worden gemaskeerd met dalende Hogere Waarden. Aangezien er geen nieuwe Hogere Waarden worden vastgesteld boven 60dB is het hiervoor niet nuttig de Hogere Waarden boven de 60 te laten dalen en lijkt men liever de extra marge in de Hogere Waarden te hebben. Voor Veerstal 13 en Westhaven 73-74 waren niet eerder Hogere Waarden vastgesteld. Deze krijgen nu voor het eerst een Hogere Waarde waardoor deze zijn gemaximeerd op 55 dB(A). Toch wordt voor de Veerstal 13 een waarde van 60 dB(A) en voor Westhaven 73-74 een waarde van 64 dB(A) vastgesteld. Wanneer we naar de basis van deze waarden kijken worden de zaken nog onduidelijker. Voor Westhaven 73-74 wordt in bijlage 3 van de beschikking Hogere Waarden een berekende etmaalwaarde van 55,8 opgegeven terwijl de benodigde HW op 64 wordt gesteld. Ook wordt hier gesteld dat de eerdere HW 64 dB(A) bedroeg. Maar in bijlage 5 van het akoestisch onderzoek vinden we een berekende waarde van 61,9 dB(A). Voor de eerder vastgestelde waarde vinden we overigens zowel 55 dB als 65 dB afhankelijk van welke kolom men neemt. Nog vreemder wordt het wanneer men naar de 'Naam' van het punt kijkt: S_036_A. Dit punt is namelijk ook gebruikt voor Veerstalblok 29. De berekende waarde is hier echter 53,6 dB(A).
23/47
Onzorgvuldig onderzoek Wij hebben nu een aantal onnauwkeurigheden beschreven. Sommige hiervan zijn wellicht onbewust gemaakt, andere echter bewust. Er wordt stelselmatig gebruik gemaakt van 'worst-case' scenario's door steeds van overschatting uit te gaan. Dit moge een adequate manier van handelen zijn bij vergunningverlening, om zo zeker te stellen dat de vergunde waarden behaald kunnen worden. Nu worden de overschattingen echter gebruikt om geluidruimte de creëren. Hierdoor wordt zonder directe noodzaak ten koste van de bewoners het leefmilieu potentieel verslechterd. De industrie zal later deze extra ruimte kunnen gaan invullen. De tabel met Hogere Waarden hebben we slechts steekproefsgewijs beschouwd en we vonden zonder enige moeite verschillende inconsistenties. We denken dat niet van ons verlangd kan worden dat we de complete lijst onderzoeken. Over de correctheid van de lijst zou geen twijfel moeten bestaan. De gegevens en resultaten zoals gepresenteerd in het planMER, het milieukundig advies ODMH, het akoestisch onderzoek, de beschikking Hogere Waarden en het opgevraagde rekenmodel komen niet met elkaar overeen. Ook wordt bij de verschillende alternatieven naar verschillende jaartallen gekeken en wordt er verschillend gemodelleerd. Hierdoor worden de onderzoeken onnavolgbaar. Door alle door ons genoemde tekortkomingen, zijn wij tot de conclusie gekomen dat we het akoestisch onderzoek als onzorgvuldig moeten beschouwen en dat het daarmee niet als basis kan dienen voor de vast te stellen Hogere Waarden.
4.3
Gevaar
Om te kunnen afwijken van de VNG richtafstanden voor gevaar is een Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) opgesteld. Naast de eerder genoemde onduidelijkheid betreffende het toekomstscenario, springen nog een aantal zaken in het oog. Zo is volgens de QRA het invloedsgebied in het toekomstige scenario 1485 meter. In 'Verantwoording groepsrisico' lezen we echter: "Naar aanleiding van de inspraakreacties heeft de gemeente Gouda besloten het invloedsgebied ook in de toekomstige situatie te beperken tot 172 meter, zoals die ook geldt voor de huidige situatie. Van de kant van Croda is hier mee ingestemd. De in de QRA beschreven mogelijke ontwikkelingen op de locatie worden daardoor niet langer als representatief beschouwd." Niet duidelijk is welk scenario nu wel als representatief kan worden beschouwd. In ieder geval lijkt de opslag gevaarlijke stoffen en de extra ammoniak opslag niet meer toegestaan. Ook niet duidelijk is of de toekomstige 172 meter cirkel over de bestaande cirkel komt te liggen of dat er meerdere 172 meter cirkels worden toegelaten. Op die manier kan, door een aantal over het terrein verspreidde cirkels, een substantieel groter invloedsgebied voor de gehele inrichting verkregen worden. Plaatsgebonden Risico Dan is er de behandeling van de PR 10-6/jaar contour. Er wordt in de QRA voor de huidige en de toekomstige situatie gesteld dat het parkje aan de overzijde van de Bosweg geen beperkt kwetsbaar object betreft: "Een park wordt niet aangemerkt als een 'recreatieterrein' en is daarom geen (beperkt) kwetsbaar object."
24/47
In het Bevi staat in artikel 1.a.f. dat als beperkt kwetsbaar object aangemerkt moet worden: "sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder d, vallen" In artikel 1.m.d. is als kwetsbaar object gedefinieerd: "kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen" Uit artikel 1.a.f is niet met zekerheid op te maken of onder terreinen voor recreatieve doeleinden ook parken verstaan moet worden. In de 'Nota van toelichting' van de Bevi over artikel 1.m.d staat:: "In onderdeel d is uitsluitend sprake van terreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf. Dagrecreatieterreinen, zoals parken en stranden, vallen hier derhalve niet onder." Hieruit kan men dus ondubbelzinnig opmaken dat het park aan de Bosweg wel degelijk als beperkt kwetsbaar object beschouwd moet worden. In het Milieukundig advies van de ODMH lezen we: "Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd." Door hier ongemotiveerd aan voorbij te gaan heeft de gemeenteraad zijn beoordelingsvrijheid overschreden. In de "strategische toekomstscenario's" komt er zelfs een PR 10-6/jaar contour over het kantoor van Buurtje 2 te liggen. Dit is geen perceel van Croda en wordt ook niet meer door Croda gehuurd en staat op dit moment te huur. In de Visie externe veiligheid 2009-2013 van de gemeente Gouda lezen we: "...dat deze [risico]contour niet over andere percelen mag vallen..." Dit doorkruist opnieuw het gestelde in de toekomstscenario's uit de QRA. QRA niet onderbouwd Verder is de QRA op detailniveau oncontroleerbaar. Er worden niet onderbouwde faalscenario's geponeerd met kansen op grote branden van eens in de 2,5 miljoen jaar. Deze getallen doen ons erg onwaarschijnlijk aan en behoeven daarom een grondige onderbouwing. Wij vragen ons af waarom Croda een eigen bedrijfsbrandweer heeft als de kans op brand zo laag is. Ook wordt er gesteld dat een domino-effect slechts via leidingen zou kunnen ontstaan. Het komt ons voor dat bij een brand er een reële kans bestaat dat deze zal overslaan alleen al door de grootte/onbeheersbaarheid. Ook missen we verscheidene reële scenario's zoals: •
een te hoog beladen vrachtwagen die tegen de leidingstraat over de Rotterdamseweg botst.
•
Op ongelukkige plaats neergekomen (illegaal) vuurwerk. Croda heeft immers rond de jaarwisseling een verhoogde staat van paraatheid.
Ook zijn niet alle tanks/installaties geïnventariseerd. Zo komen wij niets tegen over de inhoud van de tanks aan de Bosweg (12 meter afstand van woonwijk). Zelfs als het hier geen gevaarlijke stof betreft lijken ons de risico's relevant door de nabijheid van bewoning (de tanks zijn nota bene hoger dan de huizen ver zijn). In
25/47
ieder geval ontbreekt elke motivering omtrent de risico's. Ongemotiveerd wordt gesteld dat het bedrijf zowel in de huidige als in de toekomstige situatie niet onder het BRZO (of post Seveso richtlijn) zal vallen. Croda heeft in haar meest recente omgevingsvergunning gesteld dat het de maximale hoeveelheid gevaarlijke stoffen precies tot op de wettelijke maxima voor niet-BRZO bedrijven zal houden. Wij vinden het moeilijk te begrijpen dat, in het toekomstscenario waar aanzienlijk wordt uitgebreid inclusief een opslag gevaarlijke stoffen, nog steeds de normen voor niet-BRZO bedrijven aangehouden kunnen worden. Tenslotte vragen wij ons af of de schatting ten behoeve van het groepsrisico van 100 personen per hectare voor een woonwijk niet wat aan de lage kant is. Wat is er op tegen het daadwerkelijke aantal huizen te tellen en zo een reëler beeld te creëren. Compaxo Voor Compaxo geldt dat de VNG richtafstand, voor wat betreft gevaar, 50 meter zou moeten bedragen. Feitelijk is deze kleiner en er dient derhalve middels een deskundigenrapport gemotiveerd te worden of de risico's aanvaardbaar zijn. Nieuwe Bevi-inrichtingen Verder wordt in de wijzigingsregels, buiten de bestaande Bevi-inrichtingen, een mogelijkheid gecreëerd om nog andere Bevi-inrichtingen toe te laten. Dit is voor een bedrijventerrein zo dicht bij woonwijken ongewenst en de noodzaak er van is niet gemotiveerd. Ook is niet duidelijk of de bestaande Bevi-inrichtingen hun risicovolle activiteiten mogen uitbreiden, hetgeen wij net zo goed ongewenst achten.
4.4
Geur
Volgens het planMER scoort het 'voornemen' (uitbreiding oleochemische fabriek) licht-negatief voor het aspect geur. Het 'alternatief' zou, wanneer men zich aan de beleidsregels houdt, neutraal moeten scoren op geur. Onduidelijk is waarom men het 'alternatief' toch ook 'licht-negatief' scoort. Er is kennelijk hoe dan ook een toename van geurhinder. De rapportage in planMER betreffende geur is slechts een opsomming van oncontroleerbare geuronderzoeken. Wij kunnen ook niet ontdekken of er gemotiveerd is volgens bijlage 5 van de VNG-brochure. Opvallende zaken bij de geurresultaten De geuroverlast in het 98 percentiel lijkt voornamelijk veroorzaakt door de bestaande afvalwaterzuivering. In het voornemen komt nog een afvalwaterzuivering voor. Heeft deze geen geuremissie? Zo nee, waarom kan de bestaande zuivering dan niet geurvrij worden uitgevoerd? Voor het 99,9 percentiel zien we dat de woningen in en rond de watertoren meer geurhinder krijgen. Ook zien we dat de (paarse) hindercontour wel degelijk de bedrijfswoningen aan de Schielands Hoge Zeedijk bereikt. Niet gemotiveerd wordt waarom deze woningen meer hinder mogen ontvangen en waarom de installaties niet anders uitgevoerd kunnen worden. Bijvoorbeeld op andere locatie of wellicht ook hier BBT+? Vreemd is de passage in het planMER dat het 99,99 percentiel buiten beschouwing zou mogen blijven
26/47
omdat hier discussie over is. Dit komt wel erg goed uit nu hier grote overschrijdingen zijn. Kennelijk stelt het provinciaal geurbeleid hier toch eisen aan. Toch zien we de conclusie dat de geurhinderdrempel wordt overschreden. We zien echter niet de motivatie behorende bij de bestuurlijke afweging om af te wijken van het geurbeleid. We merken op dat zowel bij de contouren van het 99,9 als het 99,99 percentiel op de kaartjes een zekere geurafscherming waar te nemen is als gevolg van hoge gebouwen benedenwinds van de geurbron. We zien een vergelijkbaar patroon bij het bestaande deel (combinatie esterfabriek en sproeitoren) en bij het meest zuidelijke deel van het uit te breiden terrein. Deze hoge afschermende bebouwing is niet meer toegestaan met de huidige bouwhoogtes en er zal dus een compleet ander verspreidingspatroon ontstaan. Ook is het waarschijnlijk dat een aantal installaties niet meer op het uit te breiden terrein gebouwd zullen kunnen worden in verband met de hoogtebeperkingen. Dit is echter zonder de geuronderzoeken niet verifieerbaar.
4.5
Stof
Voor de bestemmingen afvalstoffenbedrijf, machinefabriek en de generieke milieucategorieën zijn de VNG richtafstanden voor stof relevant. Elke motivering omtrent de overschrijding hiervan ontbreekt.
4.6
Natuur
Luchtverontreiniging In het ontwerp bestemmingsplan werd nog gesteld: "Het bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk opent in juridische zin geen nieuwe gebruiksmogelijkheden. Effecten in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 op de beschermde habitattypen zijn daarmee uitgesloten." "Wel zal als mitigerende maatregel de thans vergunde stikstofemissie van Croda (een jaarvracht van 28.444 kg NOx) in de planregels als maximum worden opgenomen voor de maatbestemming oleochemie." In de definitieve versie is dit zonder inspraakreactie en zonder motivering veranderd in: "Dit plan leidt niet tot een verhoging van de toegestane depositie van stikstof..." "Wel zal als mitigerende maatregel de thans vergunde stikstofemissie van Croda (een jaarvracht van 70 ton NOx) in de planregels als maximum worden opgenomen voor de maatbestemming oleochemie." Ons is niet duidelijk waar deze discrepantie door verklaard wordt. Wel duidelijk is dat het om aanzienlijke hoeveelheden gaat waarbij wij ons afvragen waarom deze niet getoetst zouden moeten worden. Hoewel het een bestaande situatie betreft, gaat het hier om de eerste ruimtelijke toets. Ook worden er aanzienlijke uitbreidingsmogelijkheden gegeven waarbij het onwaarschijnlijk is dat de NOx jaarvracht niet zou stijgen. De ODMH gaat er, in het milieukundig advies betreffende NOx en PM10, van uit dat het verdubbelt: "Bij een worst case benadering kan aangenomen worden dat de uitbreiding van Croda maximaal tot een verdubbeling van de bijdrage leidt:" De vraag rijst dus of de toekomstscenario's wel realiseerbaar zijn nu de NOx jaarvracht vast ligt. Waar de NOx voor het oleochemisch bedrijf wel is vastgelegd, geldt dit dus niet voor de alternatieve bestemmingen. De milieueffecten zijn hiervoor dus niet duidelijk.
27/47
Te veel fijnstof Overigens meldt de ODMH in haar milieukundig advies dat de luchtverontreiniging bijzonder laag is. Dit is in tegenspraak met het Algemeen Dagblad artikel van 16-12-2013 'Lucht Gouda regelmatig ongezond': "De lucht rond de Crodafabriek bevat vaak te veel fijnstof" "... en de straten rond de Crodafabriek afgelopen vrijdagmiddag aan de hoge kant was. Ter plekke werd 50 microgram fijnstof per kubieke meter gemeten. Dat is hoger dan de landelijk toegestane norm van 40 microgram per kubieke meter en daarmee meteen een schadelijk gehalte." Dit geeft toch aanleiding tot een nadere onderbouwing van de beweringen over de luchtverontreiniging. Ecologische Hoofd Structuur (EHS) Binnen het plangebied bevindt zich ook een stuk van de EHS. De effecten van zware industrie direct grenzend aan de EHS zijn onvoldoende onderzocht. Zo is niet onderzocht of het industrielawaai nadelige effecten heeft op de EHS. Ook is niet gemotiveerd hoe lichthinder volgens de richtlijnen van de NSW kan worden voorkomen. Industrie zal doorgaans aan de waarde E4 kunnen voldoen terwijl voor de EHS E1 is vereist. Dit is een groot verschil in verlichtingssterkte terwijl de EHS direct grenst aan het industrieterrein.
4.7
Resumerend
De voornemens zijn onrealistisch en onvoldoende concreet. Er is daarmee geen grondslag voor het afwijken van de richtafstanden van de VNG-brochure. Voor de generieke bestemmingen ontbreekt eveneens een grondslag voor afwijken van de richtafstanden. Reeds hierom dienen alle bestemmingen vernietigd te worden. Het akoestisch onderzoek vertoont veel gebreken, omissies, onduidelijkheden en zelfs onjuistheden. Het maakt gebruik van achterhaalde gegevens. Het bedient zich van extra ruime schattingen en 'worst case' scenario's die tot gevolg hebben dat het leefklimaat van bewoners nodeloos verslechtert. Het maskeert gegevens waardoor niet goed navolgbaar is wat de werkelijke gevolgen zijn voor de omwonenden. Sommige woningen worden in het geheel niet beschouwd, andere worden onevenredig benadeeld ten opzichte van andere. Het onderzoek is derhalve onzorgvuldig en kan niet als basis dienen voor de forse afwijkingen van de richtafstanden van de VNG. Opmerkelijk is dat alle gevonden tekortkoming tot een overschatting van de benodigde geluidsruimte leiden. Voor gevaar vinden we allereerst een foutieve interpretatie van de wet, enkele onduidelijkheden en vele onwaarschijnlijke maar ook oncontroleerbare onderbouwingen. Ook voor geur zijn de onderzoeken oncontroleerbaar. Ze zijn ook niet geverifieerd door de ODMH. De toename van de geurhinder is tegen de beleidsregels van de Provincie Zuid-Holland. Deze toename is afgezet tegen de ongefundeerde aanname dat het 'alternatief' ook een geurhinder toename zou kennen. Een stofonderzoek ontbreekt volledig en voor natuur vinden we inconsistenties. Ieder van de milieuonderzoeken is onzorgvuldig opgesteld. Wij zijn van mening dat ze daarmee niet als basis kunnen dienen voor de forse overschrijdingen van de richtafstanden van de VNG en dat derhalve de bestemmingen voor vernietiging in aanmerking komen.
28/47
5 Bouwhoogten 5.1
Hoogten oleochemisch bedrijf
In het bestemmingsplan worden aanzienlijke bouwhoogten toegestaan voor zowel de reeds bebouwde delen van het terrein als voor de nog in gebruik te nemen delen van het terrein. Hoewel in de verschillende fases van de bestemmingsplanprocedure de hoogte een aantal malen naar beneden is bijgesteld blijven er nog steeds delen waar 35 meter bij rechte is toegestaan. Er is zelfs een bouwvlak waar middels afwijking 40 meter is toegestaan. Dit allemaal met nog een afwijkingsmogelijkheid van nog eens 10% er bovenop. Daar komt nog bij dat een groot deel van het industrieterrein zich op een dijk/zelling bevindt en daarmee nog 5 meter extra boven de omliggende (laagbouw) woonwijken uit steekt. De gemeente Gouda heeft een Nota Hoogbouw opgesteld voor dit soort hoogten, waarin duidelijk gesteld wordt: "Hoogbouw is alleen mogelijk en wenselijk binnen de zones en onder de randvoorwaarden zoals die zijn aangegeven in de nota" Nergens in de Nota Hoogbouw wordt het plangebied aangeduid als hoogbouwzone en derhalve zijn de bouwhoogten van 25 tot 44 meter hiermee duidelijk in strijd. Nu Croda toch de wens heeft hier hoogbouw te plegen, wordt dit gemotiveerd vanuit het 'handschrift van de wijk'. In de Nota Hoogbouw staat hierover: "In de gebieden die niet binnen een hoogbouwzone vallen, is het handschrift van de wijk bepalend" Deze passage kan niet bedoeld zijn om toch buiten een hoogbouwzone hoogbouw mogelijk te maken. Immers is er reeds gekeken naar de handschriften van de wijken: "Bij het bepalen van de maximale bouwhoogten is in de eerste plaats gekeken naar de specifieke kenmerken (huidige stedebouwkundige structuur, huidige bouwhoogten) van de buurt of wijk waarin de hoogbouwzone zich bevindt. Het 'handschrift van de wijk' is bepalend." Als men aanleiding had gezien om, door het 'handschrift' van de installaties van Croda, hoogbouw mogelijk te maken, had men dit gemakkelijk kunnen doen in de Nota Hoogbouw. Daarna volgt nog een overweging: "In de tweede plaats is gekeken naar de plek van de hoogbouwzone binnen Gouda en naar de invloed op de skyline van Gouda. Dit heeft ertoe geleid dat langs de A12 grotere hoogten toelaatbaar zijn dan in het zuidelijk deel van de stad." Het plangebied vertegenwoordigt juist het zuidelijk deel van de stad en is daarmee bijzonder bepalend voor de skyline van de stad vanuit het hieraan grenzende Belvederegebied de Krimpenerwaard. Hoogbouw op deze plek zou volledig indruisen tegen deze gedachte. Daar komt bij dat het moeilijk in te zien is dat de huidige installaties boven de 10 meter op het fabrieksterrein van Croda het handschrift van de wijk zouden vormen. Het moge duidelijk zijn dat deze installaties nu reeds detoneren in de wijk. Visuele hinder Ook de ondertitel van de Nota Hoogbouw: "hoe hoger het bouwwerk hoe mooier het moet zijn" valt moeilijk
29/47
te rijmen met de hogere oleochemische installaties. Volgens de VNG-brochure valt het oleochemisch bedrijf voor visuele hinder in categorie 3 (ergste visuele hinder). Vooral de planregel 3.2.1.b valt hier op: "bouwwerken hoger dan 15 meter mogen uitsluitend worden uitgevoerd als technische- en/of procesinstallatie" Dit houdt dus kennelijk in dat alle hoogbouw het karakter van de Botlek moet hebben. In de beantwoording zienswijzen werd gesuggereerd dat het hier slanke incidentele installaties zou gaan betreffen. Dit is echter niet in de planregels vastgelegd. Een invulling van 10% van het bouwvlak met 35 meter kan ook heel goed parallel aan de IJssel ingevuld worden, waarmee visueel een massief blok aanwezig lijkt te zijn. Deze visie van de gemeenteraad stemt weinig hoopvol voor de afwijkingsbevoegdheid voor een bouwhoogte van 40 meter. Gezien de opvattingen van het gemeentebestuur zal er niet snel sprake zijn van 'onevenredige hinder, gevaar of schade voor de omgeving' of een onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. Het is in ieder geval duidelijk dat de hoogbouw niet vanuit de systematiek van de Nota Hoogbouw is gemotiveerd en daar de nota een beleidsregel is in de zin van de Awb, heeft de gemeenteraad in strijd gehandeld met zijn eigen beleid. Tevens is ongemotiveerd voorbijgegaan aan de VNG-index voor visuele hinder. Ook de commissie m.e.r. heeft in haar laatste aanbevelingen aanbevolen aandacht te besteden aan: "De invloed van het voornemen om bouwhoogtes van 25 tot 35 meter langs de rivier toe te staan op het beschermd stadsgezicht van Gouda." Dit is niet gebeurd.
5.2
Hoogte bij Compaxo
Voor het deel rond Compaxo vragen wij ons af waarom niet conserverend bestemd had kunnen worden. Compaxo heeft geen ambities de hoogte in te bouwen. De nu toegestane 10 meter is gezien de ligging op de dijk en de onmiddellijke nabijheid van lage woningen in het 'Weidebloemkwartier' onder aan de dijk bijzonder fors te noemen, zonder dat hier een motivering aan ten grondslag ligt.
5.3
Vrij zicht op de watertoren
De watertoren van Gouda, een rijksmonument uit 1883, is een belangrijk stuk cultuurhistorie. Hoewel de watertoren niet in het plangebied staat, wordt het wel volledig omsloten door het plangebied. In het planMER dient ook de invloed op cultuurhistorie buiten het plangebied beschouwd te worden. Dit is in het geheel niet gebeurd. Nergens blijkt uit de stukken dat er advies is gevraagd betreffende de watertoren aan de Adviescommissie Ruimtelijke kwaliteit of de Commissie Cultuurhistorie. De commissie m.e.r. sprak zich wel uit en beveelt aan nader aandacht te besteden aan: "Het effect van de toegestane bouwhoogtes in het bestemmingsplan op de zichtlijnen en zichtassen van de watertoren." Dit is niet gebeurd. Deze zichtlijnen zijn wel degelijk van belang. In de monumentomschrijving van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vinden we de volgende passages: "Hij is gesitueerd op de Schielandse Hoge Zeedijk en is een duidelijk herkenningspunt langs de westoever van de Hollandsche IJssel, even buiten het centrum van Gouda."
30/47
"Stedebouwkundig is de watertoren van belang vanwege de beeldbepalende situering op de Schielands Hoge Zeedijk, aan de IJsseloever, even buiten het centrum ven Gouda." In de zienswijzen is aangetoond dat vanuit deze IJssel(oever) de watertoren volledig aan het zicht wordt onttrokken bij een maximale planologische invulling. Het verweer dat de watertoren elders vanuit de IJssel nog te zien zou zijn snijdt geen hout, daar langs de volledige oever hoogten van 10 meter of hoger zijn toegestaan. De smalle bebouwingsvrije stroken die het plangebied kent, zijn niet gericht op de watertoren en vormen derhalve geen zichtlijnen op het monument. In de omschrijving van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' uit de regels van het bestemmingsplan 'Korte Akkeren' vinden we: "behoud van de vrije zichtlijn op de watertoren aan de Schielands Hoge Zeedijk..." Hier werd kennelijk waarde gehecht aan het cultuurhistorisch belang van zichtlijnen op de watertoren. Vanuit de IJsseloever is planologisch de stedenbouwkundige waarde van het rijksmonument verloren gegaan. Dit is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Ook heeft de gemeenteraad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat enerzijds in het bestemmingsplan 'Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20' geen bebouwing gerealiseerd mocht worden die afbreuk zou kunnen doen aan het aanzicht van de watertoren, terwijl anderzijds nu van meerdere kanten tot op 11 meter afstand van de watertoren in het direct aangrenzende bestemmingsplan 10 meter hoge industriële bebouwing is toegestaan.
5.4
Groene wig
Eén van de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan was: "In het bestemmingsplanproces wordt in overleg met de betrokken grondeigenaren ruimte opgenomen voor een groene verbinding tussen dijk en Hollandsche IJssel, dit conform de beleidskaders die voor de Hollandsche IJssel zijn vastgesteld." De bedoeling is hier altijd geweest een substantiële doorbreking te realiseren van het bedrijventerrein en tegelijk te waarborgen dat de monumentale watertoren niet in het gedrang zou komen. Door een voorwaardelijke 10 meter brede strook op te nemen in de buurt van de watertoren lijkt aan de letter van het uitgangspunt voldaan te zijn. Het is echter geen redelijke uitleg van het voornemen. De intentie wordt duidelijk als alle beleid hieromtrent wordt verzameld: Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030 ter hoogte van de watertoren: "verbeteren relaties met water en omliggend landschap" In de gebiedsvisie Hollandsche IJssel 2020, Hollandsche IJssel in zicht 2008 vinden we bij de watertoren: "relatie stad-water verbeteren door ontwikkelen van nieuwe woonmilieus, waterfronten en recreatieve voorzieningen" (pag. 18/19) "ontwikkelen groene wig bij watertoren" (pag. 22/23) "ontwikkelen van een recreatief ommetje op de zelling vanuit de wijk" (pag. 62/63)
31/47
Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010 (werkboek 2009) "geleding van het langgerekte bedrijventerrein door groene wiggen, die tevens verblijfsfunctie dienen te krijgen" "het wegnemen dan wel verminderen van geluidhinder van bedrijven, met name voor zover de realisering van andere functies dan de geldende door die geluidhinder wordt belemmerd." Randen, routen en recreatie 2008: "Schielands Hoge Zeedijk (Watertorenpark) herstel relaties tussen woonwijk en Korte Akkeren en Hollandsche IJssel" (project 19) Bestemmingsplan watertoren e.o. 2005: "Dit gebied leent zich voor het realiseren van een visuele doorgang, met de watertoren als beeldbepalend element." 75m breed (pag. 9) Bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk 1999: "1 brede visuele doorgang" 75m breed ter hoogte van de watertoren" (pag. 15) "meerdere nader te bepalen doorzichten." (pag. 15) Stadsplan 1995: "ruimtelijke en functionele relatie tussen stad en rivier dient versterkt te worden" "met name rond de watertoren, het belangrijkste oriëntatiepunt in dit gebied, zou de openheid behouden moeten blijven."(hoofdstuk 6) Structuurschets Hollandsche IJssel (1994): "geleding van het langgerekte bedrijventerrein door groene wiggen" (pag. 17) "terugdringen milieuhinder en verkeersproblematiek, zo nodig verplaatsing naar bedrijventerreinen elders." "versterking van de belevingswaarde vanaf het water door middel van groene elementen en niet-industriële functies op bijzondere locaties" De motivering om deze 'groene wig' zo bijzonder karig uit te voeren was, dat er geen middelen beschikbaar waren om grond aan te kopen en het in te richten als park. Wat daar ook van zij, volstaan had kunnen worden met het onbebouwd en eventueel onbegroeid laten van een wat bredere strook grond. Een brede strook grond rond de watertoren is momenteel onbebouwd,ongebruikt en weinig begroeid en nu eenvoudig conserverend te bestemmen. Het creëren van een toegankelijk park is een mooie maar niet de enige ambitie. Door nu slechts een 10 meter brede strook onbebouwd te laten wordt het wellicht onmogelijk gemaakt ooit nog tot een werkelijk herstel van het contact met de rivier te komen. Tenslotte is in de planregels nergens gedefinieerd wat de 'groene verbinding' inhoudt en blijft deze strook nog steeds deel uitmaken van het industrieterrein, waarmee niet duidelijk wordt of en hoe de smalle strook grond zijn functie zou kunnen vervullen.
5.5
Geen behoorlijke bezonningstudie
Hoewel er forse bouwhoogten en bouwvolumes worden toegestaan dicht bij woonwijken was er aanvankelijk geen enkele bezonningstudie gedaan. Naar aanleiding van inspraakreacties is voor een klein niet representatief deel een summiere bezonningstudie gedaan bestaande uit 2 plaatjes. Het betrof hier niet de
32/47
maximale planologische invulling maar slechts een klein deel van één bouwvlak met bouwhoogten van 15 meter. Hier direct aangrenzend zijn bouwhoogten van 35 meter toegestaan. Daarnaast zijn er ook nog delen waar de bouwvlakken met een bouwhoogte van 10 meter op 0 tot 6 meter van de woningen en bedrijfswoningen staan op de Schielands Hoge Zeedijk. Het Weidebloemkwartier (Ranonkelplantsoen) ligt onder aan de dijk op geringe afstand van bebouwde maar ook nog te bebouwen delen. Ook de invloed op de Bosweg, de Vorstmanstraat, de Kerkhoflaan en de PC. Hooftstraat is in het geheel niet beschouwd. De bouwhoogten zijn op schaduwhinder onvoldoende onderzocht.
5.6
Molenbiotopen onduidelijk
Niet duidelijk is hoe de invloed van de molenbiotoop is, nu er in de planregels geen hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek is opgenomen. Ook is niet duidelijk waarom slechts de molenbiotoop van 'Molen de Roode Leeuw' is opgenomen en niet die van 'Molen 't Slot'.
5.7
Resumerend
De invloed van de bebouwing van de industrie is aanzienlijk. De bestaande bebouwing mag fors geïntensiveerd worden maar ook de nu vrijwel onbebouwde delen zijn tot massieve industrie bestemd. Hierbij is geen rekening gehouden met de visuele hinder die deze industrie betekent voor de bewoners, voor de aanblik op de stad en voor de aanwezige cultuurhistorie. Er is geen beeldkwaliteitsplan gemaakt, geen cultuurhistorische analyse en geen adequate bezonningstudie. De bouwmogelijkheden zijn bijzonder ingrijpend maar onvoldoende gemotiveerd en komen daarmee voor vernietiging in aanmerking.
33/47
6 PlanMER De drie hoofddoelen van een planMER zijn: 1. Onderzoek alternatieven vanuit milieuperspectief 2. Aandacht voor locatiekeuze vanuit het milieuperspectief 3. Buiten de grenzen van het plangebied kijken
6.1
Alternatieven
De onderzochte alternatieven in het planMER Schielands Hoge Zeedijk zijn: 'huidige situatie', 'referentiesituatie', 'voornemen BBT', 'voornemen BBT+' en 'alternatief'. Huidige situatie De 'huidige situatie' was vóór het verschijnen van de eerste versie van het planMER reeds achterhaald. Immers sinds juli 2012 was de Zuidwestelijke Randweg gereed hetgeen een aanzienlijke verlaging van de geluidsbelasting van de Rotterdamse weg betekende. Deze verlaging is nu ten onrechte als winst ingeboekt bij de verschillende toekomstige alternatieven. De commissie m.e.r. heeft dit ook geconstateerd. Als reactie hierop is volstaan met de opmerking dat 'huidig', nu als vóór juli 2012 beschouwd dient te worden. Uit de berekende (cumulatieve) geluidswaarden blijft moeilijk inzichtelijk wat de daadwerkelijk huidige waarden zouden zijn en deze kunnen dus als misleidend beschouwd worden. Referentiesituatie Ook de 'referentiesituatie' is problematisch. Deze zou immers zekere ontwikkelingen bevatten. Reeds in de zienswijzefase was bekend dat Sita al haar bedrijfsactiviteiten per 1 oktober 2013 zou staken. Aangezien Sita een aanzienlijke bijdrage had in de geluidsonderzoeken, had de 'referentiesituatie' het verdwijnen van Sita moeten meenemen. Ook kunnen hierdoor niet meer de gestegen verkeersbewegingen bij de 'voornemen' varianten worden gecompenseerd door de te verdwijnen verkeersbewegingen van Sita. Ook is bekend dat de asfaltcentrale Gouda binnenkort gaat sluiten. Deze bevindt zich weliswaar niet op het plangebied maar maakt wel deel uit van het gezoneerde industrieterrein en draagt in aanzienlijke mate bij aan de zone. Onduidelijk is of daarna Croda de geluidsruimte in de zone zal mogen opvullen. Voornemen BBT+ Reeds eerder is betoogd dat het 'voornemen BBT+' ongemotiveerd en per definitie onhaalbaar zou zijn. Alternatief Het 'alternatief' is een generiek scenario waarbij de afstanden tot de woonwijken echter te klein zijn en de geluidszone dan ook uitgebreid zou moeten worden. Een reëler alternatief zou zijn een scenario dat passend zou zijn bij de omgeving en dat geen extra geluidhinder met zich mee zou brengen. Kortom waar sprake zou zijn van een goede ruimtelijke ordening.
34/47
6.2
Locatiekeuze binnen plangebied.
Nergens vinden wij terug dat er aandacht is besteed aan locatiekeuze van overlast gevende installaties binnen het plangebied. De Raad van State heeft hier in 2002 uitdrukkelijk om gevraagd. Veel eerder is er uitgegaan van een 'worst-case' benadering, waarbij de eventuele uitbreidingen juist ruim gespatieerd op de braakliggende gronden zijn neergezet om voor het bedrijf een zo groot mogelijke milieuruimte te verkrijgen, waardoor deze later flexibeler is in te vullen. Dit lijkt ons in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
6.3
Buiten grenzen plangebied kijken
De mogelijkheid dat het voornemen ook elders gerealiseerd kan worden, is weinig onderbouwd aan voorbij gegaan. Er wordt slechts gesteld dat dit te duur of lastig is zonder dit concreet te onderbouwen. Dit terwijl de Raad van State in 2002 uitdrukkelijk de mogelijkheid van verplaatsen heeft genoemd. Croda bestaat uit vele over Europa verspreide productiefaciliteiten. Kennelijk produceert Croda niet alles op één plek. Niet duidelijk is waarom de huidige Croda vestiging niet ook gesplitst zou kunnen worden. Behalve kosten kleven er echter ook baten aan het verplaatsen. Bij een Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse zou kunnen blijken waarvoor de vrijgekomen grond te gebruiken zou zijn en hoeveel arbeidsplaatsen dit wellicht op zou kunnen leveren. Croda heeft immers met een groot oppervlak relatief weinig arbeidsplaatsen 308/14 = 21 arbeidsplaatsen per hectare. Dit terwijl Compaxo met 500/2,5 =200 arbeidsplaatsen per hectare weet te bereiken met minder milieuhinder voor de omgeving. Het komt ons voor dat Croda hier toch ooit over verplaatsen zal moeten gaan nadenken. Immers, indien Croda er vanuit gaat dat ze binnen de planperiode haar groeimogelijkheden zou kunnen benutten, zal er na 10 jaar toch een keer buiten het plangebied gekeken moeten worden. Anders dan in planMER gesteld is er niet alleen het bedrijventerrein Kromme Gouwe, dat overigens ook tussen woonwijken geklemd zit, maar zijn er ook nog de bedrijventerreinen Goudse Poort, Gouwestroom, Gouwe Park en regionaal nog veel meer terreinen. Opmerkelijk is dat deze terreinen nu inderdaad geen plaats bieden aan 5.1 bedrijven, terwijl deze terreinen veel ruimer van opzet zijn en veel verder van woonwijken afliggen. Schielands Hoge Zeedijk is wel één van de ongelukkigste plekken om een HMC terrein van te willen maken. Het enkele feit dat er reeds een ongelukkig geplaatst bedrijf zit mag natuurlijk geen reden zijn om het terrein dan maar volledig vol te bouwen met nog meer zware industrie en de milieuhinder verder te verergeren. Het principe van ruimtelijke ordening is juist bedoeld om milieuhinder te verminderen. Nergens zien wij een studie naar nut en noodzaak van dit bedrijventerrein. Daarbij is het opvallend dat het terrein momenteel leeg loopt. Sita is vertrokken, marktkramenopslag van Van der Werken is vertrokken, Sandd gaat verhuizen, de bouwplannen voor loodsen op SHZ 19 zijn afgeblazen, machinefabriek Broere is failliet en Croda heeft de afgelopen 35 jaar geen nieuwbouwplannen van betekenis ontwikkeld. Er is dus geen enkele reden anders dan de algemene wens van Croda het terrein zo hoog mogelijk te zoneren. De gemeente Gouda heeft gesteld dat de Provincie Zuid-Holland graag wil dat bedrijventerreinen zo optimaal mogelijk worden benut en dat industrieterreinen zo hoog mogelijk moet worden gezoneerd. In de provinciale structuurvisie vinden we echter in het hoofdstuk 'werkgebieden met karakter' bij de watergebonden werkgebieden:
35/47
"Bij ontwikkelingen wordt gezorgd voor een gepaste overgang tussen terrein en omgeving en het benutten van de milieuruimte zonder hinder voor de omgeving. Er wordt respectvol omgegaan met aanwezig cultuurhistorische erfgoed" Dit bestemmingsplan is in regelrechte tegenspraak met deze oproep. Zo hoog mogelijk zoneren lijkt ons wel bedoeld binnen de kaders van een goede ruimtelijk ordening.
6.4
Resumerend
De commissie m.e.r. vond in de planMER een groot aantal essentiële tekortkomingen en een aantal niet essentiële tekortkomingen. In het aangevulde planMER vond de commissie m.e.r. nog steeds essentiële tekortkomingen en een aantal aanbevelingen. Zowel de essentiële als de aanbevelingen zijn nog steeds niet bevredigend opgeheven. De hoofddoelen van de planMER zijn niet zorgvuldig genoeg uitgevoerd. De alternatieven zijn niet concreet en niet gebalanceerd. Bovendien zijn de randvoorwaarden behorende bij de alternatieven niet in de planregels verankerd. Wij zijn van mening dat deze planMER niet als basis kan dienen voor de goedkeuring van de bestemmingsplannen.
36/47
7 Geluidszone 7.1
Groei geluidszone
Het doel van een geluidszone is een maximum te stellen aan de geluidhinder van grote lawaaimakers volgens de Wgh en zo het woon- en leefklimaat van de omwonenden te beschermen. Het streven dient er derhalve op gericht te zijn een geluidszone te verkleinen indien zich daarin woningen bevinden. Dit standpunt werd gedeeld in 2007 door de gemeente Gouda bij de herziening van een naburige geluidszone: "De gemeente Gouda wenst de geluidszones van twee industrieterreinen, die begin jaren negentig bij Koninklijk Besluit zijn vastgesteld, te verkleinen. De industrieterreinen zijn Kromme Gouwe en Unichema/Koudasfalt/Van Vlaardingen.[oude naam voor geluidszone Industrieterrein Hollandsche IJssel]" 12 Bovendien is gebleken dat voor beide geluidszones gold: "Aanleiding voor het verkleinen van de geluidszones is dat in 1995 uit onderzoek naar voren is gekomen dat de feitelijke geluidsbelasting geringer is dan de geluidsbelasting, zoals die is vastgelegd in de vigerende zones. Eind 1997 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie ZuidHolland voor de industrieterreinen een saneringsprogramma vastgesteld. Inmiddels is het merendeel van de geluidsreducerende maatregelen uit het saneringsprogramma uitgevoerd, waardoor de geluidsemissie van de terreinen nog verder gedaald is. Het lijkt dus mogelijk de zones te verkleinen zonder de economische belangen van de bedrijven te schaden." 13 Onduidelijk is waarom de geluidszone nu ineens te klein is waar hij 2007 nog te ruim was. We nemen de filosofie van Croda erbij: "Een zeer recent voorbeeld hebben we ook dit moment bij de hand waar we het weliswaar niet hebben over het verplaatsen van een installatie maar het waarschijnlijk sluiten van een installatie en die weer vervangen door iets anders waardoor het geluid zeer aanzienlijk beperkt zal worden. ’t Is niet het doel op zich wat we nastreven, maar wel een zeer belangrijke bijkomstigheid" 14 Het is niet duidelijk hoe met het voortschrijden van de beste beschikbare technieken de te kennelijk te grote zone al zou moeten groeien voordat Croda ook maar plannen heeft. De gemeente nam in 2007 ook duidelijk stelling omtrent het woon- en leefklimaat: "Bij aanpassing van de zone wordt, zoals hiervoor ook al aangegeven, zoveel mogelijk rekening gehouden met de toekomstige ontwikkeling van de bedrijven. Verruiming van de MTG’s is hierbij evenwel niet aan de orde. Enerzijds moet het bedrijfsbelang in acht worden genomen maar anderzijds ook de belangen van de omwonenden. De gemeente kiest er nadrukkelijk niet voor om de omwonenden met meer hinder en geluid(overlast) op te zadelen." 15 Ongemotiveerd blijft waarom de gemeente nu wel kiest om omwonenden met meer hinder en geluid(overlast) op te zadelen. In de milieueffectrapportage voor het verbeteren van de primaire waterkering langs de Hollandsche IJssel zien we dat het woon- en leefklimaat wel zeer belangrijk wordt geacht: 12 13 14 15
pagina 3 facet-bestemmingsplan industrielawaai Kromme Gouwe 2007 pagina 3 facet-bestemmingsplan industrielawaai Kromme Gouwe 2007 Citaat directeur H Legius uit Hoorzitting gemeenteraad Gouda 30-9-2013 (zie bijlage) pagina 30 facet-bestemmingsplan industrielawaai Kromme Gouwe 2007
37/47
"Het project mag niet leiden tot verslechtering van de geluidssituatie vanwege het gezoneerd industrieterrein op de omgeving" 16 Het versterken van een dijk van nationaal belang mag hier dus niet tot een stijging van de geluidhinder leiden. Het is duidelijk dat er een bijzonder zware motivatieplicht rust op het vergroten van een geluidszone in bewoond gebied. De niet concrete uitbreidingswensen van een chemische fabriek op een ongelukkige locatie is niet voldoende motivatie.
7.2
Begrenzing zone niet correct
De woningen aan de Schielands Hoge Zeedijk 21 en 22 zijn in de verbeelding op het gezoneerde industrieterrein geplaatst. Dit feit alleen al is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Ook zijn er bedrijventerreinen toegevoegd aan het gezoneerde industrieterrein waar zich geen grote lawaaimakers mogen vestigen. Dit is met name het geval in het gebied aan weerszijden van het bestemmingsplan 'watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20'. Ook het gebied 'oleochemisch bedrijf - beperkt' zal geen onderdeel meer kunnen uitmaken van het gezoneerd industrieterrein daar ook hier geen grote lawaaimakers op gevestigd mogen worden. Analoog zou dit moeten gelden op de andere gebieden waar verkavelingsbronnen voor categorie 3 aan ten grondslag liggen. Ook de 'bedrijfswoningen', het bedrijf Prevoo en de voorwaardelijke groenstrook behoren onzes inziens in de zone. Hier kunnen zich tenslotte ook geen grote lawaaimakers vestigen. Tenslotte ontbreekt op de verbeelding een deel van de zone om het zuidelijk deel van het gezoneerde industrieterrein. De zone wijkt in ieder geval af van elk der varianten gepresenteerd in de planMER en de akoestische onderzoeken. Er is een discrepantie tussen het enerzijds dubbelbestemmen van oleochemisch en bedrijf en generieke 4.1 of 3.2 bedrijven. Voor Croda, een grote lawaaimaker volgens de Wgh, moet een geluidszone neergelegd worden. Toch wordt er door het dubbelbestemmen rekening gehouden met de vestiging van andere bedrijven die geen grote lawaaimakers zijn volgens de Wgh en waarvoor dus de geluidszone zou verkleinen of verdwijnen. De omwonenden verliezen nu dus recht op woonkwaliteit zonder dat duidelijk is of dit wel noodzakelijk is. De zone is aanzienlijk groter geworden. In de motivering wordt gesteld dat dit deels komt doordat nu met een 'vrije veld' situatie rekening wordt gehouden. Later lezen we dat aangesloten is bij de stedenbouwkundige structuur. Wij vragen ons af of er normen zijn omtrent het vast stellen van de grootte van de zone. Wij vrezen opnieuw een overschatting van het geluid waardoor deze later ingevuld zou kunnen worden.
7.3
Resumerend
Er zijn evident fouten gemaakt in het vaststellen van de geluidszone. Een geluidszone is een ingrijpende bestemming voor omwonenden. Wij zijn van mening dat hier grote zorgvuldigheid bij betracht had dienen te worden. Nu dit kennelijk niet gebeurd is zijn wij van mening dat de geluidszone voor vernietiging in aanmerking komt. Gezien de samenhang met het bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk zal een vernietiging van het ene plan de andere met zich meebrengen. 16 startnotitie milieueffectrapportage "Verbetering IJsseldijk te Gouda", Hoogheemraadschap Rijnland - 2009
38/47
8 Vertaling naar planregels Maatbestemming Zoals de Raad van State reeds in 2002 opmerkte is het gepast, indien men tot positief bestemmen van milieuhinder gevende bestaande bedrijven wil overgaan, tot een maatbestemming over te gaan. Destijds vond de rechter de bestemming 'chemisch bedrijf' te ruim daar deze bestemming het niet in de weg stond dat andere chemische bedrijven zich zouden kunnen vestigen. Wij vragen ons af of de toevoeging 'oleo' aan de bestemming 'chemisch bedrijf' de bestemming voldoende specifiek maakt. Onzes inziens had meer voor de hand gelegen dat Croda en haar rechtsopvolgers specifiek benoemd waren of een vergelijkbare constructie gevolgd zou zijn. Maar voor een maatbestemming is onzes inziens hier nog meer nodig. Voor de bestaande delen dienen huidige vorm en omvang vastgelegd te worden van de verschillende milieuhinder veroorzakende installaties. Door dit niet te verankeren in de planregels, staat niets in de weg om installaties te vergroten, te wijzigen, te verplaatsen of bij te bouwen waardoor de milieueffecten ook weer zullen wijzigen. Ook voor de nieuw te bouwen delen is een 'smalle' maatbestemming noodzakelijk. Er is een toekomstscenario onderzocht met de bijbehorende milieueffecten. Door niet dit toekomstscenario in de planregels vast te leggen maar slechts een algemene bestemming 'oleochemisch bedrijf', is ook hier geen waarborg dat de milieugrenzen niet overschreden zullen gaan worden. Dit klemt des te meer nu niet de beperking aan het 5.1 bedrijf, zoals genoemd in toelichting en planMER, vastgelegd zijn in de planregels. Zo is bijvoorbeeld de geluidruimte bepaald middels akoestische verkaveling, maar is niet vastgelegd dat de akoestische verkaveling zal moeten worden nageleefd 17. Voor zover interne zonering binnen één bedrijf toegelaten is, is de onderverdeling 'oleochemisch bedrijf beperkt' en 'oleochemisch bedrijf' volstrekt onvoldoende om de milieueffecten zo veel mogelijk te beperken. Kortom de gedane onderzoeken en de toekomstscenario's geven niet de maximale planologische mogelijkheden weer. Ze dienen slechts als momentopname en als voorbeeld van een mogelijke toekomst. Door in de planregels geen beperkingen te stellen aan de verschillende bestemmingen zijn er geen waarborgen naar de leefomgeving. Deze wijze van bestemmen komt er kort gezegd op neer dat vrijwel alles mogelijk is mits maar getoetst wordt of het een en ander te rijmen valt met wat 'belemmerende' bewoning in de omgeving. Natuur In het milieukundig advies MER SHZ vinden we: "Voor de realiseerbaarheid en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan betekent dit dat het plan alleen uitvoerbaar is als rekening wordt gehouden met deze soortgroepen door het nemen van de maatregelen zoals genoemd in paragraaf 6.4. Het is nodig deze maatregelen voldoende te borgen in het bestemmingsplan." In de planregels echter vinden wij deze borging niet.
17 RvS 200905366/1/R3
39/47
9 Uitvoerbaarheid Nog steeds is er geen inzicht in de uitvoerbaarheid van dit plan. Het is volstrekt onduidelijk welke toekomstige ontwikkelingen Croda voor ogen heeft. Op de stelling van een inspreker op de hoorzitting van 30-9-2013 dat Croda nu 600% meer bouwvolume krijgt reageert de heer de Oude met: "In de MER staat op een gegeven moment genoemd onze huidige productiecapaciteit, 190.000 ton primaire bewerking en 574.000 ton secundaire verwerkingscapaciteit. In de mer staat dat in de nieuwe situatie de primaire verwerking hetzelfde blijft; de secundaire verwerking gaat naar 674.000 ton per jaar. Dat betekent een uitbreiding van 17,5 % en geen 600." Onduidelijk is waarom een kennelijke 17,5% (wijzelf berekenen 13% totale toename) een zoveel groter bestemd volume nodig zou moeten hebben. De heer de Oude verduidelijkt verder: "Proberen aan te geven met het verschil tussen [...] 600 en 17,5 dat de waarschijnlijkheid dat wij die 600.000 kub. gaan dicht bouwen grenst aan nul ! " In ieder geval is duidelijk dat Croda de ambitie niet heeft om de maximale planologische mogelijkheden te benutten. Een ander aspect aan de economische uitvoerbaarheid is het verhaal van kosten zoals planschade. Blijkens de toelichting zijn deze gedekt door een anterieure overeenkomst. Deze anterieure overeenkomst hebben wij niet mogen inzien. Wij omwonenden vrezen een aanzienlijke waardedaling van onze woningen door verminderd woongenot en door onverkoopbaarheid van onze woningen. Er is geen zicht op financiële gevolgen van dit plan. Er is geen zicht op de afspraken tussen de gemeente en Croda. Er is geen zicht op de financiële draagkracht van Croda. Veelzeggend is dat Croda recentelijk een stuk van haar grond heeft moeten verkopen aan Compaxo om de woning op de Schielands Hoge Zeedijk 21 te kunnen kopen. Wij vinden hiermee de uitvoerbaarheid onvoldoende gemotiveerd.
40/47
10 Schijn van belangenverstrengeling Verschillende belangen We zijn ons er van bewust dat vooringenomenheid en de schijn van belangenverstrengeling zelden gehonoreerd worden. Ook zijn we bekend met de jurisprudentie 201112940/1/R1 waarin overwogen wordt: "de enkele omstandigheid dat een onderzoeksbureau bij andere projecten in dezelfde gemeente is betrokken, onvoldoende is om te twijfelen aan de objectiviteit van dit bureau." Hier ligt onzes inziens de zaak iets scherper. Het bureau is hier niet zozeer betrokken bij meerdere projecten in dezelfde gemeente, maar het bureau Royal HaskoningDHV (DHV) opereert in deze procedure in twee verschillende hoedanigheden, namelijk als milieukundig adviseur voor Croda en als adviseur op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu voor de gemeente Gouda. Zo maakte DHV in opdracht van Croda: •
QRA Croda(februari 2011)
•
geuronderzoek (september 2012)
Terwijl DHV in opdracht voor de gemeente Gouda maakte: •
QRA Croda (juni 2004)
•
bestemmingsplan en toelichting Schielands Hoge Zeedijk (september 2012)
•
planMER Schielands Hoge Zeedijk (september 2012)
Op grond van artikel 2:4 Awb dient ook de schijn van belangenverstrengeling te worden vermeden 18. In de memorie van toelichting van dit wetsartikel staat: "Met de uitdrukking 'persoonlijk' is gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen." Het voornaamste doel van Croda in deze procedure is zoveel mogelijk milieuruimte te krijgen om haar bedrijfsvoering te kunnen continueren en zo veel mogelijk potentie om uit te breiden. Hiervoor huurt Croda al jaren het bureau DHV in. Het is dus reeds jaren de taak van DHV om voor de cliënt het oleochemisch bedrijf zo ruim mogelijk in te passen in de omgeving. Nu de gemeente hetzelfde bureau inhuurt om een bestemmingsplan en een planMER te maken kan niet meer gesteld worden dat de personen werkzaam voor het bestuursorgaan geen ander belang meer hebben dan het belang dat ze behoren te behartigen uit hoofde van de hen opgedragen taak door het gemeentebestuur. De door het gemeentebestuur opgedragen taak aan DHV is het maken van een bestemmingsplan en een planMER. Deze plannen dienen objectief de belangen van de verschillende betrokken partijen af te wegen. In het planMER wordt dit als volgt verwoord: "Het planMER geeft objectief inzicht in de invloed op het milieu" Het belang van objectiviteit hier is groot. Er spelen immers grote tegenstrijdige belangen. De milieuruimte en daarmee de bedrijfseconomische belangen van Croda gaan immers ten koste van het woon- en leefklimaat van de omwonenden. Het gemeentebestuur zou tussen de tegenstrijdige belangen op basis van objectieve gegevens een afweging moeten maken. De meeste onderzoeksgegevens zijn afkomstig van DHV in dienst 18 AE6228, RvS 200200897/1
41/47
van Croda. De waardering in het planMER gebeurt door DHV in dienst van de gemeente. De vertaling in een bestemmingsplan gebeurt door DHV in dienst van de gemeente. Objectiviteit Er is voor ons reden tot twijfel aan de objectiviteit van DHV. Dit blijkt volgens ons onder meer uit de eerste beoordelingen van de commissie m.e.r. "Het voornemen is onvoldoende helder in beeld gebracht. Het niet navolgbaar beschrijven van het voornemen heeft tot gevolg dat alle milieueffecten opnieuw beschouwd moeten worden." "De Commissie adviseert in een aanvulling op het MER alle milieueffecten van het voornemen opnieuw te beschouwen met specifieke aandacht voor geur, geluid, externe veiligheid, gezondheid en natuur." "Ook wordt de toekomstige situatie als licht negatief beoordeeld, terwijl het invloedsgebied wordt verdubbeld en er veel woningen binnen de 10-7- en 10-8-contouren komen te liggen,wat in de referentiesituatie niet of nauwelijks het geval is. De Commissie is van oordeel dat de beoordeling niet in verhouding staat met de toename van milieueffecten." DHV is een groot en ervaren bedrijf en levert zelf vaak leden voor de commissie m.e.r.. Het is dan ook moeilijk te begrijpen dat het planMER zulke essentiële tekortkomingen bevatte. Ook bij de definitieve beoordeling zijn er nog steeds essentiële tekortkomingen: "De Commissie beveelt aan om niet op voorhand uit te gaan van deze afwijkingsmogelijkheid van het provinciale geurbeleid, maar voorafgaand aan de besluitvorming over het bestemmingsplan te onderbouwen of verdere reductie zinvol en mogelijk is door inzicht te geven in de frequentie van optreden en de (on)mogelijkheden van aanvullende maatregelen." "De Commissie is van oordeel dat de informatie over geluid (toe-/afname en mitigerende maatregelen) nog steeds onvoldoende (helder) is in het aangevulde MER..." Het ging bij geluid om nachtelijke niveaus, gebrek aan onderzoek aan de individuele woningen, BBT+ onderbouwing, onterechte maskering door randweg. "De Commissie beveelt aan om voorafgaand aan de besluitvorming over het bestemmingsplan aan te geven welke maatregelen mogelijk zijn c.q. zullen worden getroffen om het invloedsgebied van het voornemen terug te brengen tot 172 meter." "De Commissie beveelt aan om voorafgaand aan de besluitvorming over het bestemmingsplan kwalitatief inzicht te geven in de gevolgen van het voornemen voor de gezondheid en aan te geven welke maatregelen worden genomen om deze gevolgen te beperken" "De Commissie is van oordeel dat in het aangevulde MER niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat een ontheffing van de Flora- en faunawet kan worden verleend. In het MER is nader ingegaan op mitigerende maatregelen, maar het blijft onduidelijk welke soorten in het studiegebied aanwezig zijn en welke effecten het voornemen daar op kan hebben." "De Commissie adviseert wel om er rekening mee te houden dat invulling van de 10% onbenutte vergunde ruimte zal leiden tot een toename van stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden ten opzichte van de feitelijke, huidige situatie." "Commissie beveelt aan om bij de besluitvorming over het bestemmingsplan nader aandacht te besteden aan: • Het effect van de toegestane bouwhoogtes in het bestemmingsplan op de zichtlijnen en zichtassen van de watertoren.
42/47
• De invloed van het voornemen om bouwhoogtes van 25 tot 35 meter langs de rivier toe te staan op het beschermd stadsgezicht van Gouda." We hebben de citaten nog enigszins beperkt maar dan nog is dit, zeker voor een tweede beoordeling, een forse lijst tekortkomingen waar tot op heden niet aan tegemoet is gekomen. Wanneer men kijkt naar de aard van de, door de commissie m.e.r. en door ons gevonden tekortkomingen, valt op dat veel er van te maken hebben met het bagatelliseren of verhullen van de negatieve aspecten. Zo komt men vrijwel overal de kwalificatie 'licht negatief' of 0 tegen. Dit terwijl een reeds forse geluidszone moet worden uitgebreid, geur tegen het provinciale beleid toeneemt, luchtverontreiniging verdubbelt (volgens ODMH), ernstige visuele hinder ontstaat, zicht op cultuurhistorie ontnomen wordt, lichthinder op de EHS toeneemt. Een aantal aspecten zijn niet eens beschouwd. Voor de andere aspecten zijn de beoordelingen steeds tegen het 'alternatief' afgezet, waarbij dit 'alternatief' ook al te zwaar was voor z'n omgeving. Zo werd er bijvoorbeeld ongemotiveerd aangenomen dat bij het alternatief ook wel geuroverlast zou zijn. Nooit is er een alternatief overwogen dat past binnen de kaders zoals die door de VNG gesteld worden, waardoor men dat nooit tegen een neutraler alternatief heeft kunnen afwegen. Het gemeentebestuur heeft derhalve nooit een goede afweging kunnen maken. In de toelichting van het bestemmingsplan vinden we subjectieve motivaties: "Voor de ontwikkelmogelijkheden van het industrieterrein is het dan ook onnodig belemmerend om de woonwijk als een rustige woonwijk in de zin van de VNG-uitgave te beschouwen." "Ook hier geldt, dat het daardoor feitelijk geen rustige woonwijk is in de zin van de VNG-uitgave en dat het voor de ontwikkelmogelijkheden van het industrieterrein daarom onnodig belemmerend is om de lintbebouwing wel als zodanig te beschouwen." "Deze zone heeft een afstand van circa 80 meter tot de verspreid liggen woonbebouwing aan de Gouderaksedijk. Door ook voor deze woningen uit te gaan van een zone van 100 meter zou een kleine strook aan de zijde van de Hollandsche IJssel een beperking kennen voor de maatbestemming oleochemie. Dit maakt deze gronden minder geschikt voor de maatbestemming oleochemie. Gelet hierop is deze beperking niet in de regeling opgenomen." De volgende passage uit het bestemmingsplan leest als een reclamefolder van Croda: "In de ruim 150 jarige geschiedenis van Croda Gouda, lokaal nog steeds bekend als de 'Kaarsenfabriek', zijn stad en fabriek fysiek steeds meer met elkaar vergroeid. Er is door alle partijen veel energie gestopt in het vinden van een optimum tussen aan de ene kant de economische wetten om het voortbestaan veilig te stellen en aan de andere kant het zijn van een 'goede buur'.” Vergelijk dit met de tekst uit het bestemmingsplan van 1999: "Het bedrijventerrein Schielands Hoge Zeedijk ligt op korte afstand van de woonwijk Korte Akkeren en de binnenstad van Gouda. Wanneer het bedrijfsterrein vandaag de dag opnieuw ontwikkeld zou worden, dan ligt het voor de hand om een bedrijfsterrein op deze plaats geen milieubelastende bedrijven toe te staan. De vestiging van een chemisch bedrijf zou in dit geval worden uitgesloten. Op het terrein zijn al jaren bedrijven gevestigd. Direct naast de woonwijk bevindt zich een chemisch bedrijf. Een aantal bedrijven oefent nu reeds een behoorlijke invloed uit op de naastgelegen woonwijk Korte Akkeren ... Een ongewenste, doch bestaande situatie" Deze laatste tekst komt ons wat neutraler voor en is destijds geschreven door bureau AMER, niet gelieerd
43/47
aan Croda In de procedure is opgevallen dat Croda in de gehele procedure geen inspraakreactie en geen zienswijze heeft ingediend. Terwijl toch duidelijk in het gehele proces met Croda ruggespraak is gehouden. Zo vinden we ineens reacties van Croda in het planMER na het toetsingsrapport van de commissie m.e.r., we vinden een reactie na het afvallen van de keuze BBT+ en we vinden reacties na bijstelling van de hoogten. Dit alles duidt er op dat Croda de procedures niet hoeft te volgen maar via DHV direct het planMER en het bestemmingsplan kan bijstellen. Dit was niet het geval in 1999 toen Croda wel netjes inspraakreacties en zienswijzen heeft moeten indienen. Controle Nu kan men de stelling verdedigen dat, hoewel de rapporten met een zekere vooringenomenheid zouden kunnen zijn ontstaan, er nog altijd de objectieve controle is van de ODMH en uiteindelijk de gemeenteraad. Wij zijn van mening dat de onderzoeken dermate complex en omvangrijk zijn dat er, wanneer er een vooringenomenheid aan ten grondslag gelegen zou hebben, dit niet eenvoudig te corrigeren zou zijn. Als illustratie hiervoor dient de ontstaansgeschiedenis van de bouwhoogten. In de eerste voorlichtingsbrochure stond niet vermeld dat de maximale bouwhoogte voor het gehele plan 35 meter bedroeg. Dit bleek pas bij nauwkeurige beschouwing van het voorontwerp. Na de inspraakronde is besloten de bouwhoogten terug te brengen voor het deel van Compaxo, die deze hoogten helemaal niet nodig bleek te hebben. Na de zienswijzen is er nog wat ingeleverd op bouwhoogten en voor de vaststelling heeft de gemeenteraad nog een forse bijstelling neerwaarts van de bouwhoogten verlangd. Wij zijn stellig van mening dat door het in het begin veel te zwaar inzetten van de bouwhoogten, de afweging van het begin af aan scheef gelegen heeft, waardoor uiteindelijk toch nog veel te veel bouwvolume is overgebleven. Dit betrof een relatief eenvoudig te bevatten onderwerp. Maar uit de oordelen van de commissie m.e.r. blijkt dat de wat complexere onderwerpen ook scheef ingezet waren. Hier had de ODMH een corrigerende factor moeten zijn. Maar in het milieukundig advies van de ODMH lezen we: "Overige aspecten (o.a. geur, water, verkeer) zijn in het kader van dit advies niet onderzocht in verband met het ontbreken van expertise hieromtrent, danwel vanwege het feit dat de onderzoeken hiervoor elders zijn uitgezet." Dit terwijl geur met een richtafstand van 500 meter voor het oleochemisch bedrijf juist de maatgevende milieufactor is. We moeten voor geur, water, verkeer en kennelijk nog andere aspecten dus volledig afgaan op het door Croda ingehuurde DHV, zonder objectieve controle met enige expertise. De gemeenteraad of omwonenden zouden deze gegevens niet eens kunnen controleren daar de onderzoeken hieromtrent nimmer openbaar gemaakt zijn. Schijn gewekt Bij de eerste door de gemeente georganiseerde informatieavond stonden Croda en DHV zij aan zij. Het was voor ons duidelijk dat DHV voor Croda werkte. Pas later werd ons duidelijk dat DHV ook de objectieve belangen van de burgers moest dienen. Maar aangezien wij de enige partij zijn die DHV niet kan betalen hebben wij niet de indruk dat onze belangen een gelijk gewicht krijgen. Voor ons is hiermee op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling gewekt.
44/47
11 Bijlagen Daar de hoorzitting van de gemeenteraad op 30 september 2013 alleen per video beschikbaar is, hebben we zelf transcripties gemaakt van de inbreng van de heer Legius, directeur van Croda en de heer de Oude Technisch woordvoerder van Croda. Wij hebben de teksten toegevoegd omdat wij citaten uit deze tekst hebben aangehaald in de tekst.
11.1 Transcriptie H. Legius (directeur Croda) - gemeenteraad Gouda 30-9-2013 Een tiental vragen heb ik geteld. Ik zal proberen daar een bondig antwoord op te geven. Voor 5 vragen wil ik doorverwijzen naar mijn college Richard de Oude hier achter mij. Dat betreft de vragen van de heer Schotanus over het, zoals u dat noemt, het skelet aan pijpen, de vraag van de heer Kleimij van der Laan over geluidsreductie boven op het best haalbare. De 3 e vraag die ik aan de heer de Oude wil doorspelen is de vraag van mevrouw Engbers over de mogelijkheid, eventuele mogelijkheid van het vrijhouden van bebouwing rond om de watertoren. De volgende vraag van de heer de Koning: feitelijke technische hoogte, benodigd voor vernieuwing en tenslotte de vraag van de heer Driessen over de percentages inzake stoffen; die vragen wil ik graag aan Richard de Oude laten. Maar ik zal beginnen een aantal vragen wel van een antwoord te voorzien. De vraag van de heer Schotanus over het communiceren van Croda met de buurt. Ik denk dat we al een aantal voorbeelden kunnen aangeven, dat wij ons erg inspannen om in discussie met de buurt te treden zodra er grotere veranderingen bij ons plaats vinden. We hebben recentelijk bij voorbeeld een stukje nieuwbouw gepleegd; 2 nieuwe tanks gebouwd aan het Buurtje en daar ook met diegenen in de buurt die daarin geïnteresseerd waren, een discussie over gevoerd. Dat type van communicatie wat wij beogen voort te zetten. Het liefst treden wij vis-a-vis met mensen in discussie omdat het soms ook wel materie betreft die wel een beetje ingewikkeld is. En dan is naar onze mening het directe gesprek met mensen daarover het meest prettige en het meest verduidelijkend. Dat is de manier waarop wij willen doorgaan. Ja, ik kan het niet laten maar uw vraag die beantwoord ik ook met een stukje reclame voor onze open dag, aanstaande zaterdag. Ook dat is een manier waarop we niet met alleen de buurt maar ook met andere mensen proberen te communiceren. Open Dag, dat proberen we er ook echt van te maken, proberen echt zo open mogelijk te zijn dus iedereen die hier aanwezig is meer dan welkom om aanstaande zaterdag ons te bezoeken. De vraag van meneer Hardjono betreffende: is het mogelijk, activiteiten te verplaatsen, zelfs naar de andere kant van de rivier, had u het over. Dat valt in de regel niet mee, vaak worden we daarin beperkt door, zeg maar, de infrastructuur die er ook rond om bestaande installaties bestaat en is het soms heel moeilijk, heel duur of zelfs onmogelijk om het één en ander op te pakken en ergens anders op het terrein neer te zetten. Meneer Dijkshoorn stelde eigenlijk volgens mij een beetje gerelateerde vraag. Als ik het althans goed begreep een meer specifieke betreffende het geluid: is het mogelijk om activiteiten naar een andere plaats van het terrein te brengen. Ja, helemaal onmogelijk is dat ook weer niet; er zullen zich best mogelijkheden voordoen waarop dat wel kan. Daar kijken wij ook altijd naar. Een zeer recent voorbeeld hebben we ook dit moment bij de hand waar we het weliswaar niet hebben over het verplaatsen van een installatie maar het waarschijnlijk sluiten van een installatie en die weer vervangen door iets anders waardoor het geluid zeer aanzienlijk beperkt zal worden. ’t Is niet het doel op zich wat we nastreven, maar wel een zeer belangrijke bijkomstigheid. Soms zijn die mogelijkheden er inderdaad. De vraag van mevrouw Engbers betrof: die heb ik Richard de Oude gevraagd zo meteen te beantwoorden. Even kijken; de volgende vraag was van meneer van Vugt: het bestemmingsplan, als dat er niet komt, wat is dan de consequentie voor Croda, als ik goed begreep, uw vraag. Waar ik erg bang voor ben is, als dat niet zou gebeuren dat er, ja, met een grote mate van waarschijnlijkheid op z’n minst waarschijnlijk vertraging in onze innovatievoornemens zou kunnen optreden. En dat is voor ons, ja, bijna niet acceptabel. Misschien moet ik wel zeggen: helemaal niet acceptabel. Waarom zeg ik dat? Omdat ik het bloedserieus neem wanneer ik in mijn betoog daarstraks aangeef dat binnen Croda een, ik noem het wel gezonde maar toch flinke concurrentie bestaat. We hebben met name een zusterbedrijf ook in Spanje in de buurt van Barcelona staan wat qua activiteiten aardig in de buurt komt van de activiteiten die wij ook doen en in veel gevallen is van doorslaggevende betekenis of wij snel kunnen reageren als bepaalde mogelijkheden zich voordoen. En het zou … het is voor ons van groot belang dat wij snel kunnen reageren en kunnen laten zien dat de voorkeur moet blijven uitgaan naar onze locatie om dat soort activiteiten uit te voeren.
45/47
Meneer Vermeij stelde de vraag over veiligheid. Hoe gaan we daar mee om. Ja, dat is een vraag waar ik heel lang over zou kunnen praten maar ik beloofde bondigheid. Wij onderschrijven op het gebied van veiligheid in ieder geval een 2-tal zaken: veiligheid onderscheiden wij in procesveiligheid en persoonlijke veiligheid. Niet helemaal ongebruikelijk in de industrie. Op beide gebieden hebben wij onze aanpak; zijn wij ook continu en echt letterlijk elke dag mee bezig. Wat misschien van enige betekenis is voor de aanwezigen hier is dat de processen zoals wij die voeren in grote hoofdzaak gaan over de verwerking van natuurlijke grondstoffen. U moet daarbij denken aan bij voorbeeld raapolie en dierlijk vet. Dat beperkt al, zeg maar, het type activiteit, ook in de zin van: hoe onveilig het bij ons zou kunnen worden. Wij vergelijken onszelf dus uitdrukkelijk ook niet met, wat ik hoorde de woorden zwaar-chemie, Botlekbedrijven noemen. Wij zien onszelf nadrukkelijk als een ander type bedrijf. We zijn ook helemaal niet van plan om het type bedrijf te worden, zoals in enige zorgen hier vandaag geuit, doorklinkt. We zijn trots op het feit trouwens, dat wij een eigen bedrijfsbrandweer hebben. Ik denk niet dat elk bedrijf dat tegenwoordig nog kan zeggen maar men is bij ons bedrijf gedreven. Door het begrip ‘veiligheid’. Dat zit in de genen van het bedrijf, en in die van de mensen in het bedrijf en men doet ook graag aan dat soort dingen mee. Tenslotte het laatste woord voor dit moment even voor hoe wij veiligheid zien. Wij zijn in een nog niet zo ver verleden Unilever geweest. Wij zijn ICI geweest. We zijn inmiddels Croda. Er hebben veranderingen plaats gevonden. Met dat soort veranderingen komt elk bedrijf, elk moederbedrijf weer met bepaalde visies; filosofieën, slogans ook die daar bij passen. Er is er eentje die elk moment heeft overleefd en die is: is iets wat wij doen het waard om gewond voor te raken; die gebruikten we in de Unilever-tijd, die gebruiken we nu nog steeds. En dat geeft toch wel heel erg aan hoe wij in veiligheid zitten. Ik heb daarmee de vragen in ieder geval geprobeerd te beantwoorden voor zover ik dat zelf wil doen en wil voor de andere 5 vragen doorverwijzen naar Richard de Oude.
11.2 Transcriptie R. de Oude (woordvoerder Croda) - gemeenteraad Gouda 30-9-2013 De eerste vraag dan van meneer Schotanus van “wat moet ik mij voorstellen …” Ik denk dat wij in de Zienswijze al gezegd hebben van wat er gebouwd gaat worden gaat lijken op wat we nu hebben. De skelet van pijpen is afhankelijk vanaf welke hoek u kijkt. Ik ben net als de heer van Berkel, ben ik nog wel even aan het rekenen geweest en als je de toegestane 35 meter hoogte die op het terrein mag dan praat je over 4% van het terrein. Dus ik wil hier graag ook even een heel klein beetje nuanceren de 35 meter. We hebben nu, als u 35 meter wil zien, bij voorbeeld de splitsingskolommen aan het Buurtje. En als ik verder mag gaan met de vraag van meneer Kleinma, Kleimij en BBT. BBT hangt ook af van economisch geaccepteerde normen. De best beschikbare technieken die economisch op dat punt haalbaar zijn. Op zich zien wij in de omgeving waar wij zitten dat dat argument van economische haalbaarheid voor ons minder van toepassing is. Dus wij zullen meer moeten doen dan onze concurrenten in een vergelijkbare industrie. Technisch zijn de mogelijkheden aanwezig. Eh, even kijken…mevrouw Engbers had nog de vraag of van eh.. “wat is er op tegen om rond de watertoren terrein vrij te houden”. In het huidige bestemmingsplan wordt 1800 vierkante meter vrijgemaakt voor een verbinding tussen Schielands Hoge Zeedijk en de IJssel. Daarnaast houden wij ook vrij een strook van 15 meter voor een eventuele dijkverzwaring. Als je dat over een lengte van 300 meter doet hebben we het nog eens een keer over 4500 vierkante meter. Op een gegeven moment is het op. Je kan niet grond weg blijven geven. Ik denk ook dat dat één van de redenen is waarom er wijzigingen zijn in …zichten, doorzichten achter de watertoren omdat ze op een andere plaats zijn komen te liggen. En… even kijken… meneer van der Vugt, uw vragen zijn allemaal beantwoord? Meneer Vermeij, de veiligheid en eh… Ik kan daar vanuit mijn eigen rol als voormalig G-manager (?) nog aan toevoegen dat ook externe partijen naar onze veiligheidssystemen kijken en dat wij niet alleen voor kwaliteit gecertificeerd zijn maar ook voor veiligheid; we hebben ook een ARBO-certificaat wat 2x per jaar gecontroleerd wordt . Eh…meneer Dijkshoorn …wilde ik toch nog een heel klein beetje aan toevoegen verplaatsen van fabrieken en geluid … eh… Geluid is een moeilijk te berekenen akoestisch issue en het stapelen van bronnen en dichter bij elkaar brengen van bronnen kan soms hele rare gevolgen hebben voor de geluidssituatie van omwonenden. Sinds wij in 2005 een geluidsmodel gemaakt hebben om te kijken of ..eh.. hoe zit het voor onze nieuwe milieuvergunning hebben wij elke keer bij een investering de optimale plek gezocht en maatregelen genomen om er voor te zorgen dat niet buiten de grens gingen van het op dan beschikbare deel van de zone.
46/47
Even kijken… ja, meneer Driessen, ik wil graag nog even reageren op eh…, en nu geeft u mij de gelegenheid voor, op de 600% toename die een paar keer over de tafel gegaan is. In de MER staat op een gegeven moment genoemd onze huidige productiecapaciteit, 190.000 ton primaire bewerking en 574.000 ton secundaire verwerkingscapaciteit. In de mer staat dat in de nieuwe situatie de primaire verwerking hetzelfde blijft; de secundaire verwerking gaat naar 674.000 ton per jaar. Dat betekent een uitbreiding van 17,5 % en geen 600. Ik wilde dat toch even gezegd hebben. Het andere is dat in onze huidige vergunning wij geen BRZO-bedrijf zijn. En BRZO staat voor: Bijzonder Besluit Risico Zware Ongevallen dus wij vallen niet in die categorie. Ook in de toekomst, bij uitbreidingen, vallen wij niet onder die regeling. Wat wij nu op het terrein mogen hebben aan gevaarlijke stoffen zal bij een potentiële uitbreiding niet toenemen. Dat betekent dat wij dat zullen managen op een manier dat het óf een proces is dat geen gevaarlijke stoffen nodig heeft óf een tussenopslag elders zodat wij nog steeds voldoen aan de hoeveelheid gevaarlijke stoffen zoals die nu in de vergunning is opgenomen. Ik hoop dat ik daarmee alle vragen beantwoord heb. [vraag van de heer de Koning over maximale hoogte] Als je nu kijkt, dan zijn onze splitsingskolommen zijn 35 meter, onze Ester-1-4, dat is de fabriek die aan de IJssel staat, die zit in de buurt van de 32 meter, dus het is een hoogte, de 35 meter, die voor ons van belang is. Misschien dat ik hier ook nog een kleine correctie kan maken op het Bestemmingsplan 1999 waar genoemd wordt dat er een beperking was van 15 meter. Er is ook in dat bestemmingsplan opgenomen een vrijstellingsbevoegdheid voor B&W en die was tot 40 meter. Dus op zich hebben wij aan alle kanten geprobeerd om te kijken naar wat hebben we nu en wat hebben we nodig. opmerking meneer de Haan: Waar ik het over had, dat is de 600% bouwvolume dat mogelijk is om uit te breiden. Er is nu, als ik de tekst goed heb gelezen, 130.000 kubieke meter bouwvolume en dat mag worden uitgebreid tot 780.000 en dat heeft dus niets met productiecapaciteit te maken maar met het bouwvolume. Dus ik zou u ook willen vragen: kijk daar nog eens goed naar want anders… we hebben nu de gelegenheid om het bij te stellen en anders geeft u misschien toestemming voor een plan waar je later spijt van krijgt. Ja, de 4% is een berekening van de toegestane dichtheid per bouwoppervlak. Dus het enige dat ik gedaan heb, is de totale hoeveelheid vierkante meters van ons terrein genomen, per bouwvlak waar 10% mogelijk is van de 35 meter bij elkaar opgeteld en dan kom ik niet verder als 4%. Dus op zich staat het nu al in het bestemmingsplan. Dat is mijn eerste reactie. Tweede is dat wij niet het plan hebben om een bouwvlak dicht te zetten als een kubus zoals een bouwvlak op een bestemmingsplan is weergegeven. Die intentie is er absoluut niet. Het opslaan van lucht verdienen wij niet veel aan dus zullen wij ook niet in de praktijk gaan proberen. Proberen aan te geven met het verschil tussen 6 en… of 600 en 17,5 dat de waarschijnlijkheid dat wij die 600.000 kub. gaan dicht bouwen grenst aan nul ! Waarom hebben wij dan toch die bouwvlakken nodig? Die bouwvlakken, die zijn voor ons toch van belang om, op het moment dat wij met een concreet… fabriek, een concrete investering bezig zijn, dan de discussie aan te kunnen gaan: waar is nou de beste plek. Als u aan mij nu vraagt om voor 2020 te stellen waar ik fabriek X wil plaatsen dan doe ik het altijd verkeerd. We hebben altijd de verkeerde plek. Want ik weet niet wat er in de tussenliggende periode gebeurd is. Dus het is absoluut niet onze intentie om een bouwvlak vol te bouwen zoals het er nu in het bestemmingsplan staat, maar om in een later stadium de juiste plek te kiezen zowel voor ons zelf qua investering als voor de omgeving van: waar is op dat moment de minste overlast, waar willen we met z’n allen voor kiezen. Dank u wel. Ik ben in ieder geval blij dat we het over een paar dingen eens kunnen zijn, dat eh…Croda onderdeel is van de ‘handschrift’ Wijk Korte Akkeren. En het tweede dat een paar torens bijbouwen, op zich geen probleem zou zijn. Echter, ik… er zijn ook een paar dingen die ik graag wil toevoegen. Aan de noordz… vanaf 40 meter voor de watertoren, laten we even denken vanaf de schoorsteen, 40 meter voor de watertoren tot aan Compaxo is de bouwhoogte 10 meter. Ieder bouwvlak daar: 10 meter. Dus we hebben daar geen 25 meter,geen 35, geen 15; 10 meter. Het tweede is: wanneer Du Pré blijft volhouden dat het lijkt alsof een bouwvlak Lego is en dat je daar de mogelijkheden die er zijn van 50% 25, 10% 35 en de rest 15, alsof je die volledig gaat volbouwen. Als ik 50% 25 gebouwd heb, mag ik er geen 50% 15 meer bijzetten. Dus de dichtheid is daarmee beperkt. Als ik dan, net als ik net gedaan heb, de 35 meter berekend heb dan kom ik voor het totale terrein, inclusief de bestaande situatie, op 22 %, 25 meter hoog. Dus ik probeer te weerleggen de karikatuur die er neergezet wordt van een muur en de 600%. Dank u wel.
47/47