Gebruikershandleiding Motorgedreven membraandoseerpomp Sigma/ 2 basistype S2Ba
P_SI_0074_SW
Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen! Nooit weggooien! De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedieningsfouten! Technische wijzigingen voorbehouden!
Artikelnummer 985655
Originele gebruikershandleiding (2006/42/EG)
BA SI 017 10/13 NL
Aanvullende aanwijzingen Aanvullende aanwijzingen Lees de volgende, aanvullende aanwijzingen door! Wanneer u deze kent, doet u daarmee uw voordeel tijdens het gebruik van de gebruikershandlei‐ ding. In de tekst zijn de volgende onderdelen geaccentueerd:
Afb. 1: Aub lezen!
n
Opsommingen Instructies ð Resultaten van de instructies
- zie (verwijzingen) Info
Een info bevat belangrijke aanwijzingen voor het juist functio‐ neren van het apparaat of is bedoeld om uw werkzaam‐ heden gemakkelijker te maken. Veiligheidsaanwijzingen Veiligheidsaanwijzingen die met pictogrammen zijn aangeduid - zie het veiligheidshoofdstuk. Geldigheid
Deze gebruikershandleiding is opgesteld conform de EU-voorschriften, die op het moment van publicatie van kracht waren.
Identcode en serienummer vermelden
Vermeld de identcode en het serienummer dat u op het typeplaatje vindt wanneer u vragen heeft of reserveonderdelen wilt bestellen. Alleen dan kunnen apparaattype en materiaalvarianten duidelijk worden vastgesteld.
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Identcode......................................................................................... 4
2
Veiligheid, hoofdstuk....................................................................... 6
3
Opslag, transport en uitpakken...................................................... 11
4
Overzicht van apparaat en besturingselementen.......................... 12
5
Functiebeschrijving........................................................................ 14 5.1 5.2 5.3 5.4
Pomp..................................................................................... Doseereenheid...................................................................... Geïntegreerd overstortventiel................................................ Meerlaagsveiligheidsmembraan...........................................
14 14 14 15
6
Monteren....................................................................................... 16
7
Installeren, hydraulisch.................................................................. 18 7.1 Principiële installatieaanwijzingen......................................... 22
8
Installeren, elektrisch..................................................................... 24
9
In bedrijf nemen............................................................................. 29
10
Onderhoud..................................................................................... 32
11
Reparatie....................................................................................... 36 11.1 Ventielen reinigen............................................................... 37 11.2 Doseermembraan vervangen.............................................. 39
12
Functiestoringen verhelpen........................................................... 43
13
Buitenbedrijfstelling....................................................................... 46
14
Technische gegevens.................................................................... 49 14.1 Capaciteitsgegevens........................................................... 14.2 Verzendgewicht................................................................... 14.3 Materialen die met medium in contact komen..................... 14.4 Omgevingsvoorwaarden..................................................... 14.4.1 Omgevingstemperaturen.................................................. 14.4.2 Temperaturen media........................................................ 14.4.3 Luchtvochtigheid.............................................................. 14.5 Motorgegevens................................................................... 14.6 Slagverstelmotor................................................................. 14.7 Regeleenheid voor de slag................................................. 14.8 Membraanbreuksensor....................................................... 14.9 Slagsensor "Sigma"............................................................ 14.10 Relais................................................................................ 14.11 Tandwielolie...................................................................... 14.12 Geluidsdrukniveau............................................................ 14.13 Aanvulling bij aangepaste uitvoering.................................
49 51 51 51 51 51 52 52 52 52 52 53 54 54 54 54
15
Grafieken voor het instellen van de doseercapaciteit.................... 55
16
Maatschetsen................................................................................ 56
17
Motorinformatieblad standaardmotor............................................. 59
18
Explosietekeningen Sigma/ 2........................................................ 60
19
Slijtdelen Sigma/ 2......................................................................... 64 19.1 Standaard............................................................................ 64 19.2 Fysiologische verdraagzaamheid........................................ 64
20
EG-conformiteitsverklaring voor machines.................................... 66
21
EG-conformiteitsverklaring voor machines EX.............................. 67
3
Identcode
1
Identcode
S2Ba Sigma 2 basistype H
Hoofdaandrijving, membraan Type:
Vermogen
____ __
Capaciteitsgegevens bij maximale tegendruk en type: zie typeplaatje pompbehuizing Materiaal doseerkop PV
PVDF
SS
Roestvrij staal Afdichtingsmateriaal T
PTFE-afdichting Verdringer S
Meerlaagsveiligheidsmembraan met optische breukweergave
A
Meerlaagsveiligheidsmembraan met breuksignalering (contact)
H
Membraan voor hygiënekop Doseerkopuitvoering 0
Zonder ventielveren
1
Met 2 ventielveren, Hastelloy C; 0,1 bar
4 **
Met overstortventiel, afdichting FPM, zonder ventielveren
5 **
Met overstortventiel, afdichting FPM, met ventielveren
6 **
Met overstortventiel, afdichting EPDM, zonder ventielveer
7 **
Met overstortventiel, afdichting EPDM, met ventielveer
H
Hygiënekop met Tri-Clamp aansluitingen (max. 10 bar) Hydraulische aansluiting 0
Standaard-schroefdraadaansluiting (conform technische gege‐ vens)
1
Wartelmoer en inlegdeel PVC
2
Wartelmoer en inlegdeel PP
3
Wartelmoer en inlegdeel PVDF
4
Wartelmoer en inlegdeel SS
7
Wartelmoer en slangpilaar PVDF
8
Wartelmoer en slangpilaar SS
9
Wartelmoer en lasmof SS Uitvoering 0
Met ProMinent® logo (standaard)
1
Zonder ProMinent® logo
F
Fysiologisch verdraag‐ zaam m.b.t. met mate‐ riaal dat in aanraking komt met het medium
FDA-Nr. 21 CFR §177.1550 (PTFE)
Aangepast
* Opdrachtspecifieke uitvoe‐ ring, zie opdrachtbevestiging voor pompeigenschappen
M
4
FDA-Nr. 21 CFR §177.2510 (PVDF)
Identcode S2Ba Sigma 2 basistype Elektrische voeding _
Aansluitgegevens - zie typeplaatje op de motor
1
Zonder motor, met B14 flens, mt. 71 (DIN)
2
Zonder motor, met C 42 flens (NEMA)
3
Zonder motor, B 5, mt. 56 (DIN) Beschermingsgraad 0
IP 55 (standaard)
1
Exe-uitvoering ATEX-T3
2
Exd-uitvoering ATEX-T4 Slagsensor 0
Zonder slagsensor (standaard)
2
Taktgeefrelais (reed-relais)
3
Slagsensor (Namur) voor EX-bereik Slaglengte-instelling 0
Handmatig (standaard)
1
Met stelmotor, 230 V, 50/60 Hz
2
Met stelmotor, 115 V, 50/60 Hz
3
Met regelmotor 0..20 mA 230 V, 50/60 Hz
4
Met regelmotor 4..20 mA 230 V, 50/60 Hz
5
Met regelmotor 0..20 mA 115 V, 50/60 Hz
6
Met regelmotor 4..20 mA 115 V, 50/60 Hz
FPM = fluorelastomeer ** Standaard met slangpilaar in de bypass. Schroefdraadaansluiting op aanvraag.
5
Veiligheid, hoofdstuk
2
Veiligheid, hoofdstuk VOORZICHTIG! Deze gebruikershandleiding bevat opmerkingen en citaten uit Duitse richtlijnen over het verantwoordelijkheidsbereik van de exploitant. Deze ontslaan de exploitant echter nooit van de verantwoordelijkheden als exploitant, maar dienen uitslui‐ tend als herinnering aan bepaalde problematiek of om de aandacht hierop te vestigen. Zij maken geen aanspraak op volledigheid, noch op de geldigheid voor elke locatie en elke toepassingswijze, noch op absolute actualiteit.
Aanduiding van veiligheidsaanwijzingen
Waarschuwingstekens bij verschillende soorten gevaar
Deze gebruikershandleiding gebruikt de volgende signaalwoorden voor verschillende soorten gevaar:
Signaalwoord
Betekenis
WAARSCHUWING
Duidt op een mogelijkerwijze gevaarlijke situatie. Wanneer deze situatie zich voordoet, dan bent u in levensgevaar of kunt u zeer ern‐ stig letsel oplopen.
LET OP
Duidt op een mogelijkerwijze gevaarlijke situatie. Wanneer deze situatie zich voordoet, kan dat licht of middelzwaar letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
In deze gebruikershandleiding worden de volgende waarschuwingstekens gebruikt voor verschillende soorten gevaar: Waarschuwingsteken
Soort gevaar Waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning. Waarschuwing voor gevaar.
Beoogd gebruik
n n
n
n
6
De pomp mag uitsluitend voor het doseren van vloeibare media worden gebruikt. In explosiegevaarlijke opstellingsruimten in zone 1, apparaatcategorie II 2G van de explosiegroep II C mag de pomp alleen met de desbe‐ treffende typeplaatjes (en de desbetreffende EG-conformiteitsverkla‐ ring) voor pompen voor explosiegevaarlijke opstellingsruimten con‐ form de richtlijn 94/9/EG overeenkomstig de Europese richtlijnen worden gebruikt. De op de aanduiding vermelde explosiegroep, cate‐ gorie en beschermingsgraad moeten voldoen aan de voor het bedoelde toepassingsgebied geldende eisen of deze overstijgen. De pomp is goedgekeurd voor brandbare doseermedia met iden‐ tcode-opties "Meerlaagsveiligheidsmembraan met optische breuksig‐ nalering" en "Meerlaagsveiligheidsmembraan met breuksignalering (contact)", bij tegendrukken groter dan 2 bar en als de exploitant de betreffende veiligheidsmaatregelen treft. Bij toepassingen met fysiologische verdraagzaamheid, mogen uitslui‐ tend pompen in de uitvoering "F - fysiologisch verdraagzaam m.b.t. met materiaal dat in aanraking komt met het medium" worden gebruikt.
Veiligheid, hoofdstuk n n
n n
n n n n n n
Kwalificatie personeel
De pomp mag alleen na een correcte installatie en na het in bedrijf nemen volgens de in de gebruikershandleiding genoemde technische gegevens en specificaties worden gebruikt. De algemene beperkingen met betrekking tot viscositeitsgrens‐ waarden, weerstand tegen chemicaliën en de dichtheid moeten worden opgevolgd - zie ook de bestendigheidslijst van ProMinent (productcatalogus of via www.prominent.com/de/downloads)! Alle andere toepassingen en/of het ombouwen zijn verboden. Pompen zonder betreffende typeplaatje (en de betreffende EG-confor‐ miteitsverklaring) voor pompen voor explosiegevaarlijke opstellings‐ ruimten mogen nooit in explosiegevaarlijke opstellingsruimten worden gebruikt. De pomp is niet bestemd voor het doseren van gasvormige media of vaste stoffen. De pomp is niet bestemd voor het doseren van explosieve stoffen of mengsels. De pomp is niet voor onbeschermd gebruik buiten bestemd. De pomp is uitsluitend bestemd voor bedrijfsmatig gebruik. De pomp mag alleen door daarvoor opgeleid en bevoegd personeel worden bediend. U bent verplicht om u te houden aan de gegevens in de gebruikers‐ handleiding met betrekking tot de verschillende levensduurfasen van het apparaat.
Activiteit
Kwalificatie
Opslag, transport, uitpakken
Geïnstrueerd persoon
Monteren
Deskundig personeel, serviceafde‐ ling
Hydraulische installatie plannen
Deskundig personeel dat aantoon‐ baar vertrouwd is met het gebruik van oscillerende verdringerpompen
Hydraulische installatie
Deskundig personeel, serviceafde‐ ling
Elektrische installatie
Elektromonteur
Bediening
Geïnstrueerd persoon
Onderhoud, reparatie
Deskundig personeel, serviceafde‐ ling
Buitenbedrijfstelling, verwijdering
Deskundig personeel, serviceafde‐ ling
Fouten verhelpen
Deskundig personeel, elektromon‐ teur, geïnstrueerde persoon, servi‐ ceafdeling
Toelichting bij de tabel: Deskundig personeel Deskundig personeel is door een vaktechnische opleiding, kennis en erva‐ ring en door kennis van de geldende bepalingen in staat om de opge‐ dragen werkzaamheden te beoordelen en mogelijke gevaren te onder‐ kennen. Opmerking: Een aan een vaktechnische opleiding gelijkwaardige kwalificatie kan ook zijn verkregen door een functie die gedurende meerdere jaren is uitgeoe‐ fend in het desbetreffende vakgebied. Elektromonteur Een elektromonteur is op grond van zijn vaktechnische opleiding, kennis en ervaring en op grond van zijn kennis van de geldende normen en bepa‐ lingen in staat om de werkzaamheden aan elektrische installaties uit te voeren en mogelijke gevaren zelfstandig te onderkennen en te vermijden.
7
Veiligheid, hoofdstuk De elektromonteur is speciaal voor het vakgebied waarin hij werkt opge‐ leid en kent de relevante normen en bepalingen. De elektromonteur moet zich houden aan de bepalingen van de geldende wettelijke voorschriften voor ongevalpreventie. Geïnstrueerd persoon Een geïnstrueerd persoon is geïnstrueerd en, indien vereist, ingewerkt voor de taken waarmee hij is belast en de gevaren die bij onjuist handelen kunnen ontstaan. De geïnstrueerde persoon is bovendien voorgelicht over de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen en veiligheidsmaatregelen. Serviceafdeling De serviceafdeling bestaat uit servicetechnici die aantoonbaar door ProMi‐ nent of ProMaqua zijn geschoold en geautoriseerd om werkzaamheden aan de installatie uit te voeren. Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! In Ex-zones bestaat explosiegevaar. – Voor de installatie en het gebruik van apparaten in explosiegevaarlijke ruimten geldt in Europa de Europese fabrikantenrichtlijn 99/92/EG (ATEX 137). In België en Nederland is deze richtlijn opgenomen in de ARAB- res‐ pectievelijk ARBO-wetgeving. – De Europese normen EN 1127-1, EN 60079-10, EN 60079-14, EN 60079-17, EN 60079-25 en EN 50039 voor intrinsiek veilige stroomkringen opvolgen. (In België en Nederland zijn deze normen deels opgenomen in de ARAB- resp. ARBO-wetgeving.) – Buiten de EU aan de betreffende nationale wetgeving opvolgen. – Installaties in EX-zones moeten door een erkende, des‐ kundige persoon worden gekeurd. Dit geldt met name voor intrinsiek veilige stroomkringen. – De onderstaande informatie heeft hoofdzakelijk betrek‐ king op de bijzonderheden in EX-zones en vervangt geenszins de standaard gebruikershandleiding! – Om elektrostatische oplading en vonken te voorkomen, kunststofonderdelen alleen voorzichtig met een vochtige doek reinigen.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor gevaarlijk of onbekend doseermedium Indien er een gevaarlijk of onbekend doseermedium is gebruikt: het medium kan tijdens werkzaamheden aan de pomp bij de hydraulische onderdelen naar buiten komen. –
–
8
Neem vóór werkzaamheden aan de pomp passende vei‐ ligheidsmaatregelen (bijv. veiligheidsbril, veiligheids‐ handschoenen, ...). Houdt u zich aan het veiligheidsin‐ formatieblad van het doseermedium. Leeg en spoel vóór werkzaamheden aan de pomp de doseereenheid.
Veiligheid, hoofdstuk
WAARSCHUWING! Gevaar door een gevaarlijke stof! Mogelijk gevolg: overlijden of zeer ernstig letsel. Houdt u bij de omgang met gevaarlijke stoffen de actuele veiligheidsinformatiebladen van de fabrikant van de gevaar‐ lijke stof bij de hand. In het veiligheidsinformatieblad staan de vereiste maatregelen vermeld. Aangezien op basis van nieuwe kennis het gevarenpotentieel van een stof op elk moment opnieuw kan worden geëvalueerd, moet het veilig‐ heidsinformatieblad geregeld worden gecontroleerd en indien nodig worden vervangen. De exploitant van de installatie moet ervoor zorgen dat er een actueel veiligheidsinformatieblad beschikbaar is en dat de daarmee samenhangende risicobeoordelingen van de desbetreffende werkplekken worden opgesteld.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Door de druk in de doseereenheid en de aangrenzende installatiedelen kan er uit de hydraulische onderdelen doseermedium spuiten wanneer deze worden gemanipu‐ leerd of geopend. – –
Haal de netstekker uit het stopcontact en zorg dat de pomp niet onbedoeld weer wordt aangesloten. Maak vóór alle werkzaamheden de hydraulische onder‐ delen van de installatie drukloos.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Een ongeschikt doseermedium kan de pompdelen waarmee het medium in aanraking komt, beschadigen. –
Houd bij het kiezen van het doseermedium rekening met de bestendigheid van de materialen - zie de ProMinent productcatalogus op www.prominent.com/de/downloads.
VOORZICHTIG! Gevaar voor persoonlijk letsel en materiële schade Gebruik van niet originele delen kan persoonlijk letsel en materiële schade tot gevolg hebben. –
Bouw uitsluitend onderdelen in doseerpompen die door ProMinent zijn gecontroleerd en aanbevolen.
VOORZICHTIG! Gevaar door onjuist bediende of slecht onderhouden pomp Een slecht toegankelijke pomp kan gevaarlijk zijn door onjuiste bediening en slecht onderhoud. – –
Zorg dat de pomp altijd toegankelijk is. Houdt u zich aan de onderhoudsintervallen.
9
Veiligheid, hoofdstuk Veiligheidsvoorzieningen
WAARSCHUWING! – Pompen met onderdelen van niet elektrisch geleidend kunststof moeten zijn voorzien van onderstaande sticker. – De sticker moet altijd aanwezig zijn en goed herkenbaar worden gehouden.
WAARSCHUWING
Elektrostatische ladingen kunnen explosies veroorzaken! Kunststofonderdelen alleen met een vochtige doek reinigen!
Afb. 2 Scheidende beveiligingsinrichtingen
Tijdens het bedrijf moeten alle scheidende beveiligingsinrichtingen gemon‐ teerd zijn: n n n
Frontafdekking aandrijving Ventilatorhuis motor Deksel klemmenkast motor
Ze mogen alleen worden verwijderd als de gebruikershandleiding dit vraagt. Informatie voor een noodgeval
Haal bij een ongeluk veroorzaakt door elektriciteit de voedingskabel uit het stopcontact of bedien de noodstopschakelaar op de installatie! Maak bij een lekkage van doseermedium bovendien eventueel de hydrau‐ lische onderdelen van de pomp drukloos. Houdt u zich aan het veiligheids‐ informatieblad van het doseermedium.
Veiligheidsinformatie voor bedieningsvoor‐ schrift
De exploitant van de installatie is verplicht om voorafgaand aan de inge‐ bruikname van de installatie of van een deel daarvan de actuele veilig‐ heidsinformatiebladen van de chemische stoffen of middelen die in de installatie worden gebruikt, bij de leverancier te verkrijgen. Op basis van de daarin verstrekte gegevens over veilige arbeidsomstandigheden en water- en milieubescherming, en rekening houdend met de specifieke bedrijfsomgeving ter plaatse, moet de exploitant het wettelijk kader voor een veilige werking van de installatie of deel daarvan scheppen, zoals bij‐ voorbeeld het samenstellen van een bedieningsvoorschrift (verplichtingen exploitant).
Geluidsdrukniveau
Geluidsdrukniveau LpA < 70 dB conform EN ISO 20361 bij maximale slaglengte, maximale slagfrequentie, maximale tegendruk (water)
10
Opslag, transport en uitpakken
3
Opslag, transport en uitpakken
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! Stuur de doseerpomp voor reparatie alleen in gereinigde toe‐ stand en met een schoongespoelde doseereenheid op. Zie hoofdstuk "Buitenbedrijfstelling"! De doseerpomp uitsluitend vergezeld van een volledig inge‐ vulde decontaminatieverklaring opsturen. De Decontamina‐ tieverklaring maakt deel uit van de inspectie- of reparatieop‐ dracht. De pomp wordt alleen geïnspecteerd of gerepareerd als een door een bevoegde en gekwalificeerde werknemer van de pompexploitant correct en volledig ingevulde decon‐ taminatieverklaring is bijgevoegd. Het formulier "Decontaminatieverklaring" vindt u op www.prominent.com/de/downloads.
WAARSCHUWING! Spanbanden kunnen scheuren ProMinent levert alleen wegwerpspanbanden mee. Deze kunnen bij hergebruik scheuren. –
De spanbanden slechts één keer gebruiken.
VOORZICHTIG! Gevaar van materiële schade Het apparaat kan worden beschadigd door onjuiste opslag of transport! – – – –
Het apparaat alleen goed verpakt opslaan of transpor‐ teren - bij voorkeur in de originele verpakking. Transporteer het apparaat alleen als de rode overbren‐ gingontluchtingsstop erin is gedrukt. Ook het verpakte apparaat alleen conform de opslag‐ voorwaarden opslaan of transporten. Bescherm het verpakte apparaat tevens tegen vocht en inwerking van chemicaliën.
Leveromvang
Vergelijk de pakbon met de leveromvang.
Opslag
Personeel.
n
Deskundig personeel
1.
Plaats de afdekkappen op de ventielen.
2.
Controleer of de rode ontluchtingstop in het aandrijfhuis is gemon‐ teerd.
3.
Plaats de pomp verticaal op een pallet en beveilig de pomp tegen omvallen.
4.
Dek de pomp af met een zeil. Zorg dat ventilatie mogelijk is.
Sla de pomp op in een droge, gesloten hal waarin wordt voldaan aan de omgevingsvoorwaarden zoals gespecificeerd in het hoofdstuk "Technische gegevens".
11
Overzicht van apparaat en besturingselementen
4
Overzicht van apparaat en besturingselementen 1
2
4
3
5
P_SI_0068_SW
Afb. 3: Overzicht van apparaat en besturingselementen S2Ba 1 2 3 4 5
Aandrijfmotor Aandrijfeenheid Slagverstelknop Doseereenheid met overstortventiel Membraanbreuksensor
1
2
P_SI_0088_SW
Afb. 4: Besturingselementen Sigma 1 2
12
Overstortventiel Membraanbreuksensor
Overzicht van apparaat en besturingselementen 75% 0 50
25 75
20
30%
0
0
25
5
5
0
10
P_SI_0095_SW
Afb. 5: Slaglengte instellen n n n
100% = 4 omwentelingen 25 % = 1 omwenteling 0,5 % = 1 streep slagverstelknop
PG9
PG11
1
2
3 P_SI_0036
A
B
Afb. 6: Deksel front bij uitvoering met taktgeefrelais A B
Kabel van taktgeefrelais Kabel voor voedingsspanning van printplaat taktgeefrelais
13
Functiebeschrijving
5
Functiebeschrijving
5.1 Pomp De doseerpomp is een oscillerende verdringerpomp met instelbare slag‐ lengte. De doseerpomp wordt aangedreven door een elektromotor.
5.2 Doseereenheid Het membraan (2) sluit het pompvolume van de doseerkop (4) naar buiten hermetisch af. Zodra het membraan (2) in de doseerkop (4) wordt bewogen, sluit het zuigventiel (1) en stroomt het doseermedium via het persventiel (3) uit de doseerkop. Zodra het membraan (2) in de tegenge‐ stelde richting wordt bewogen, sluit het persventiel (3) door de onderdruk in de doseerkop en stroomt er via het zuigventiel (1) vers doseermedium in de doseerkop. Eén werkcyclus is voltooid. 3
4
5
13
2
1
Afb. 7: Doorsnede doseereenheid 1 2 3 4 5 13
Zuigventiel Membraan Persventiel Doseerkop Kopschijf Veiligheidsmembraan
5.3 Geïntegreerd overstortventiel Het geïntegreerde overstortventiel werkt doorgaans als een eenvoudig, direct aangestuurd veiligheidsventiel. Zodra de druk de vooringestelde druk overschrijdt, stroomt het doseermedium via de slangaansluiting weg, bijv. naar een reservoir. Het geïntegreerde overstortventiel kan uitsluitend de motor en aandrijving beschermen en dit uitsluitend tegen een ontoelaatbare overdruk, die door de doseerpomp zelf wordt veroorzaakt. De installatie wordt door het veilig‐ heidsventiel niet beschermd tegen overdruk. Het geïntegreerde overstortventiel werkt als een ontluchtingsventiel zodra de draaiknop linksom tot de aanslag "open" wordt gedraaid. Zo is het een aanzuigondersteuning bij het in bedrijf nemen van de pomp bij tegendruk.
14
Functiebeschrijving 1
2
3 4 5
P_SI_0019
Afb. 8: Geïntegreerd overstortventiel 1 2 3 4 5
Veer, groot Kogel Draaiknop Veer, klein Slangaansluiting
5.4 Meerlaagsveiligheidsmembraan Bij de optische membraanbreuksensoren springt bij een membraanbreuk de verzonken rode cilinder (6) onder het doorzichtige deksel (7) naar voren, zodat deze duidelijk zichtbaar wordt Afb. 9. Bij de elektrische membraanbreuksensoren schakelt een schakelaar. Er moet een signaleerinrichting zijn aangesloten die de membraanbreuk sig‐ naleert.
Afb. 9: Optische membraanbreuksensor, niet geactiveerd en geactiveerd
15
Monteren
6
Monteren De maten op de maatschets en van de pomp vergelijken.
Fundament WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok Wanneer water of andere elektrisch geleidende vloeistoffen anders dan via de zuigaansluiting in de pomp terechtkomen, kan dat een elektrische schok veroorzaken. –
h
Plaats de pomp zodanig dat deze niet overstroomd kan raken.
P_MOZ_0016_SW
Afb. 10 WAARSCHUWING! Pomp kan door het fundament zakken of eraf glijden. – Het fundament moet horizontaal, vlak en sterk genoeg zijn om de pomp te kunnen dragen.
Doseercapaciteit te laag Door trillingen kunnen er storingen optreden in de ventielen van de doseereenheid. –
Het fundament mag niet trillen.
Vereiste ruimte VOORZICHTIG! Gevaar door onjuist bediende of slecht onderhouden pomp Een slecht toegankelijke pomp kan gevaarlijk zijn door onjuiste bediening en slecht onderhoud.
A
– –
Zorg dat de pomp altijd toegankelijk is. Houdt u zich aan de onderhoudsintervallen.
A
Plaats de pomp zo dat besturingselementen zoals de slaginstelknop of de schaalaanduidingsschijf A goed toegankelijk zijn. P_MOZ_0018_SW
Afb. 11 f
1 2
f
f 3
P_MOZ_0017_SW
Afb. 12
16
1 2 3
Persventiel Doseerkop Zuigventiel
Zorg bij de doseerkop en het zuig- en persventiel voor voldoende vrije ruimte (f) zodat er probleemloos onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan deze onderdelen kunnen worden uitgevoerd.
Monteren Positionering doseereenheid
Doseercapaciteit te laag Als de ventielen van de doseereenheid niet rechtop staan, sluiten ze niet goed. –
Het persventiel moet rechtop naar boven staan.
Bevestigen
Doseercapaciteit te laag Door trillingen kunnen er storingen optreden in de ventielen van de doseereenheid. –
m
DN
Bevestig de doseerpomp zodanig dat er geen trillingen kunnen optreden.
Zie voor de afmetingen (m) van de montageboringen de betreffende maat‐ schetsen of gegevensbladen. Bevestig de pompvoet met geschikte bouten op het fundament.
m P_MOZ_0015_SW
Afb. 13
17
Installeren, hydraulisch
7
Installeren, hydraulisch WAARSCHUWING! EX-pompen in EX-zone – Doseerpompen in EX-zones moeten altijd worden uitge‐ rust met een geschikt veiligheidsoverstortventiel aan de uitgangszijde van de doseerpomp (beschermt tegen overmatige warmte door overbelasting en tegen vonken bij een door overbelasting veroorzaakte breuk van aan‐ drijfonderdelen). – Hebben verschillende componenten verschillende tem‐ peratuurklassen, is de component met de laagste tem‐ peratuurklasse doorslaggevend voor de toepassingsmo‐ gelijkheden voor de complete pomp. – Membraanpomp met mechanisch gestuurd membraan, bijv. MTMa.., TZMa.., Sigma’s S1Ba...., S2BaHM..., S3Ba: geen aanvullende maatregelen vereist. Principieel moeten echter uitvoeringen met membraanbreukmelder in uitvoering Ex"i" worden gebruikt. – Installaties in EX-zones moeten door een erkende, des‐ kundige persoon worden gekeurd. – Bij het installeren de geldende nationale voorschriften opvolgen!
WAARSCHUWING! Brandgevaar bij brandbare doseermedia – Brandbare media mogen uitsluitend met doseerkoppen van roestvrij staal worden gedoseerd. In uitzonderings‐ gevallen waarin dit niet mogelijk is, mag ook PTFE met koolstof worden gebruikt, waarbij de technische onder‐ delen van onze uitvoeringen van dit geleidende kunststof zijn vervaardigd. Vanwege de geringere mechanische sterkte dient de exploitant hier echter bijzonder goed op te letten. – De doseerpompen mogen brandbare media doseren, echter fundamenteel alleen in de uitvoering met mem‐ braanbreukmelding in de uitvoering Ex"i". – Voor alle doseerpompen voor dosering van brandbare media geldt: Tijdens het vullen of legen van de doseereenheid moet een vakman zorgen dat het doseermedium niet in con‐ tact komt met lucht.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor reacties van doseermedium met water Doseermedia die niet met water in contact mogen komen, kunnen in de doseereenheid met waterresten reageren die afkomstig zijn van de testen in de fabriek. – –
Blaas de doseereenheid via de zuigaansluiting met pers‐ lucht door. Spoel de doseereenheid vervolgens via de zuigaanslui‐ ting met een geschikt medium.
WAARSCHUWING! Voor het werken met extreem agressieve of gevaarlijke doseermedia adviseren wij de volgende maatregelen: – –
18
Installeer een ontluchting met retourleiding in de tank. Installeer aan pers- of zuigzijde een extra afsluitventiel.
Installeren, hydraulisch
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Hydraulische verbindingen kunnen niet meer betrouwbaar worden afgedicht met PTFE-dichtingen die al eerder zijn gebruikt of ingedrukt. –
Pas altijd uitsluitend nieuwe, ongebruikte PTFE-dich‐ tingen toe.
VOORZICHTIG! Aanzuigproblemen mogelijk Wanneer het doseermedium deeltjes groter dan 0,3 mm bevat, kunnen ventielen niet meer volledig sluiten. –
Installeer een passend filter in de zuigleiding.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor het springen van de persleiding Is de persleiding is gesloten (bijv. door verstopt raken van een persleiding of door het sluiten van een ventiel), kan de druk die de doseerpomp genereert een veelvoud bereiken van de toegestane druk van de installatie resp. de doseer‐ pomp. Daardoor kunnen leidingen knappen met gevaarlijke gevolgen als agressieve of giftige doseermedia worden toe‐ gepast. –
Installeer een overstortventiel dat de druk van de pomp begrenst op de maximaal toegestane bedrijfsdruk van de installatie.
VOORZICHTIG! Ongecontroleerd stromend doseermedium Bij tegendruk kan doseermedium door de stopgezette pomp worden gedrukt. –
Gebruik een doseerventiel of een terugslagventiel.
VOORZICHTIG! Ongecontroleerd stromend doseermedium Bij te hoge voordruk aan de zuigzijde van de doseerpomp kan het doseermedium ongecontroleerd door de pomp worden gedrukt. – –
De maximaal toegestane voordruk van de doseerpomp mag niet worden overschreden of De installatie hiervoor deskundig inrichten.
19
Installeren, hydraulisch
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor lekkages Afhankelijk van het gebruikte inlegdeel op de pompaanslui‐ ting kunnen daar lekkages ontstaan. – P_SI_0021
Afb. 14: Vormpakking bij geribbeld inleg‐ deel
–
De PTFE-vormpakkingen met flens die met de pomp worden geleverd voor de pompaansluitingen, zijn bedoeld voor het afdichten van verbindingen tussen geribbelde pompventielen en de geribbelde inlegdelen van ProMinent, zie Afb. 14. Indien er echter een ongeribbeld inlegdeel wordt gebruikt (bijv. ander merk), dan moet er een elastomeer‐ pakking worden gebruikt - zie Afb. 15.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor terugstroming Een doseereenheid, een voetventiel, een drukhoudventiel, een overstortventiel of een en een veerbelast doseerventiel zijn geen absoluut sluitende afsluitelementen. P_SI_0022
–
Gebruik daarvoor een afsluiter, een magneetventiel of een terugslagventiel.
Afb. 15: Elastomeerpakking bij ongerib‐ beld inlegdeel Geïntegreerd overstortventiel WAARSCHUWING! Product kan gevaarlijk worden verontreinigd Allen bij uitvoering "Fysiologisch verdraagzaam m.b.t. met materiaal dat in aanraking komt met het medium": Opent het geïntegreerde ontluchtingsventiel of het geïnte‐ greerde overstortventiel, komt het doseermedium niet in aan‐ raking met niet fysiologisch verdraagzame afdichtingen. –
Doseermedium dat uit het geïntegreerde ontluchtings‐ ventiel of het geïntegreerde overstortventiel komt, mag niet worden teruggevoerd naar het proces.
VOORZICHTIG! Gevaar door onjuiste toepassing van geïntegreerd overstort‐ ventiel Alleen de motor en de overbrenging worden door het geïnte‐ greerde overstortventiel beschermd, en dat uitsluitend tegen een ontoelaatbare overdruk die door de doseerpomp zelf wordt veroorzaakt. De installatie wordt door het veiligheids‐ ventiel niet beschermd tegen overdruk. – –
20
Bescherm de motor en de overbrenging met behulp van andere mechanismen tegen een ontoelaatbare overdruk van de installatie. Bescherm de installatie met behulp van andere mecha‐ nismen tegen een ontoelaatbare overdruk.
Installeren, hydraulisch
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Als er geen overloopleiding op het geïntegreerde overstort‐ ventiel wordt aangesloten, zal het doseermedium uit de slan‐ gaansluiting spuiten zodra het overstortventiel wordt geo‐ pend. –
Er moet altijd een overloopleiding op het geïntegreerde overstortventiel zijn aangesloten. Deze overloopleiding dient het doseermedium terug in de voorraadtank of, indien dat volgens de voorschriften verplicht is, naar een apart reservoir te leiden.
VOORZICHTIG! Gevaar van scheurvorming In de PVT-doseereenheid kunnen scheuren ontstaan, wan‐ neer op het overstortventiel een metalen overloopleiding wordt aangesloten. –
Sluit geen metalen overloopleiding op het overstortven‐ tiel aan.
VOORZICHTIG! Gevaar door defect in geïntegreerd overstortventiel Het geïntegreerde overstortventiel functioneert niet meer betrouwbaar bij doseermedia met een viscositeit hoger dan 200 mPa s. –
Gebruik het geïntegreerde overstortventiel alleen bij doseermedia met een viscositeit tot 200 mPa s.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor lekkages Doseermedium dat in de overloopleiding in contact staat met het overstortventiel kan dit ventiel aantasten of lekken daarin veroorzaken. –
Monteer de overloopleiding altijd overal aflopend en positioneer de slangpilaar altijd naar onderen gericht zie Afb. 16.
Als de overloopleiding in de zuigleiding wordt geleid, is de ontluchtingsfunctie geblokkeerd. P_SI_0023
Afb. 16: Toegestane positionering van overstortventiel
Leid de overloopleiding daarom terug in de voorraadtank.
Wanneer het geïntegreerde overstortventiel wordt bedreven met een druk die gelijk of bijna gelijk is aan de openingsdruk, kunnen er minimale overstromingen in de overloopleidingen ontstaan.
21
Installeren, hydraulisch Membraanbreuksensor VOORZICHTIG! Gevaar voor onopgemerkte membraanbreuk Is een pomp met elektrische membraanbreuksensor besteld, moet deze nog worden geïnstalleerd. –
Schroef de meegeleverde membraanbreuksensor in de doseereenheid.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor onopgemerkte membraanbreuk Pas vanaf een tegendruk van de installatie van ca. 2 bar wordt er bij een membraanbreuk een signaal gegeven. –
Vertrouw daarom pas op de membraanbreuksensor als de tegendruk hoger is dan 2 bar.
7.1 Principiële installatieaanwijzingen Veiligheidsaanwijzingen VOORZICHTIG! Gevaar voor springende hydraulische onderdelen Wordt de maximaal toegestane bedrijfsdruk van de hydrauli‐ sche onderdelen overschreden, kunnen deze springen. – –
Laat de doseerpomp nooit tegen een gesloten afsluitele‐ ment in werken. Bij doseerpompen zonder geïntegreerd overstortventiel: Een overstortventiel in de persleiding installeren.
VOORZICHTIG! Er kunnen gevaarlijke doseermedia ontsnappen Gevaar bij gevaarlijke doseermedia: Bij de gebruikelijke ont‐ luchtingsprocedures voor doseerpompen kunnen gevaarlijke doseermedia buiten de pomp terechtkomen. –
Installeer een ontluchtingsleiding met een retourleiding naar de voorraadtank.
Kort de retourleiding zo ver af dat deze niet het doseermedium in de voorraadtank kan raken.
22
Installeren, hydraulisch A)
B) 1
1 PD
*
2
2 P_MOZ_0043_SW
Afb. 17: A) Standaard installatie, B) met pulsatiedemper 1 2
Hoofdleiding Voorraadtank
Legenda voor hydraulische schema Symbool
Verklaring
Symbool
Verklaring
Doseerpomp
Voetventiel met zeef
Doseerventiel
Niveauschakelaar
Meerfunctieventiel
Manometer
23
Installeren, elektrisch
8
Installeren, elektrisch WAARSCHUWING! EX-pomp in EX-zone – Potentiaalvrije schakelaars kunnen als eenvoudige elek‐ trische bedrijfsmiddelen (EN 60079-14 resp. EN 50020) worden beschouwd. – Zowel potentiaalvrije als spanningsvoerende laagspan‐ ningsschakelinrichtingen zoals membraanbreukmelders, slagtelinrichtingen, etc. mogen in EX-zones uitsluitend aan intrinsiek veilige stroomkringen worden aangesloten. – Worden meerdere elektrische componenten met elkaar verbonden, moet de veiligheid van het geheel veilig‐ heidstechnisch worden gekeurd en moet dit worden bevestigd. Hiervoor kan een conformiteitsverklaring van de leverancier (ProMinent) voor de volledige installatie of bij levering van afzonderlijke componenten het explosie‐ veiligheidsdocument van de exploitant worden gebruikt. – Voor elektrische componenten in EX-zones mogen uit‐ sluitend motorbeveiligingsschakelaars, vermogensscha‐ kelaars en zekeringen worden gebruikt, die goedgekeurd zijn voor toepassing in betreffende EX-zone. – Zie de meegeleverde documentatie van de individuele elektrische componenten.
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok Door ondeskundige installatie kan er een elektrische schok optreden. – –
Op alle op lengte gemaakte kabeladers adereindhulzen persen. De elektrische installatie van het apparaat mag uitslui‐ tend door deskundige en erkende elektromonteurs worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok De pomp en de eventueel aanwezige extra elektrische inrich‐ tingen moeten bij een elektrische schok snel van het stroomnet kunnen worden losgekoppeld. – –
Installeer een noodstopschakelaar in de voedingskabel van de pomp en de eventueel aanwezige extra elektri‐ sche inrichtingen of Neem de pomp en de eventueel aanwezige extra elektri‐ sche inrichtingen op in het beveiligingsbeleid van de installatie en breng het personeel op de hoogte van de mogelijkheid tot stroomonderbreking.
WAARSCHUWING! Gevaar van elektrische schok Deze pomp is uitgerust met een aardleiding om het gevaar van een elektrische schok te verminderen. –
24
Verbind de aardleiding elektrisch schoon en duurzaam met "aarde".
Installeren, elektrisch
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok Op het binnenste van de motor of van de extra elektrische inrichtingen kan spanning staan. –
Wanneer de behuizing van de motor of van de extra elektrische inrichtingen beschadigd is geraakt, moeten deze onmiddellijk van het stroomnet worden losgekop‐ peld. De pomp mag alleen na een gemachtigde repa‐ ratie weer in bedrijf worden genomen.
Wat moet er elektrisch worden geïnstalleerd?: n n n n n n n n
Motor Externe ventilator (optie) Slagregelaandrijving (optie) Slagverstelmotor (optie) Membraanbreuksensor (optie) Slagsensor (optie) Taktgeefrelais (optie) Frequentieomvormer (optie)
Motor
P_SI_0012_SW
Afb. 18: Draairichting motor
WAARSCHUWING! EX-pompen in EX-zone – Beveilig de aandrijfmotoren met een geschikte motorbe‐ veiligingsschakelaar. Bij Ex"e"-motoren moet een voor deze toepassing goedgekeurde motorbeveiliging worden gebruikt. (Bescherming tegen verhitting door overbelas‐ ting) – Motoren in EX-zones mogen uitsluitend door een erkende, deskundige persoon worden geïnstalleerd en gekeurd. – De meegeleverde gebruikershandleiding van de EXmotor opvolgen!
VOORZICHTIG! Motor kan beschadigd raken Installeer ter bescherming van de motor tegen overbelasting een geschikte motorbeveiliging (bijv. motorbeveiligingsscha‐ kelaar met thermisch overstroomcontact). Zekeringen zijn geen motorbeveiligingen.
VOORZICHTIG! Pomp kan worden beschadigd Indien de motor de pomp in de verkeerde draairichting aan‐ drijft, kan de pomp beschadigd raken. –
Let bij het aansluiten van de motor op de juiste draairich‐ ting - zie de pijl op de ventilatieafdekking zoals in Afb. 18.
25
Installeren, elektrisch
Installeer een scheidingsinrichting in de voedingskabel, bijv. een vermogensschakelaar, om de pomp onafhankelijk van de totale installatie te kunnen uitschakelen (bijv. voor repara‐ ties). 1.
Installeer een motorbeveiligingschakelaar, want de motoren zijn niet voorzien van een zekering.
2.
Installeer een noodstopschakelaar of sluit de motor aan op het noodstopcircuit van de installatie.
3.
De motor uitsluitend via een geschikte kabel met de voedingsspan‐ ning verbinden.
– –
Belangrijke motorgegevens staan op het typeplaatje. Het elektrisch aansluitschema voor het aansluiten van de klemmen bevindt zich in de klemmenkast.
Motorinformatiebladen, speciale motoren, speciale motor‐ flenzen, externe ventilatoren, temperatuurbewaking – Zie het motorinformatieblad in de bijlage voor meer infor‐ matie over de motor met identcode-kenmerk "S". Voor de andere motoren kunnen de motorinformatiebladen worden aangevraagd. – Bij motoren met andere identcode-kenmerk dan "S", "M" of "N": Lees de gebruikershandleiding van de motoren aandachtig door. – Speciale motoren of speciale motorflenzen zijn op aan‐ vraag leverbaar.
Externe ventilator VOORZICHTIG! Bij motoren met een externe ventilator (identcode-kenmerk "R" of "Z") een aparte voeding voor de externe ventilator voorzien!
Toerentalgeregelde motoren met frequen‐ tieomvormers
De motor volgens het aansluitschema van het regelapparaat aansluiten bij aansturing door een elektronisch regelapparaat (bijv. draaistroommotoren door frequentieomvormers).
Slaglengtestelaandrijvingen / regelaandrij‐ vingen
De motoren volgens het meegeleverde aansluitschema, resp. het aansluit‐ schema aan de binnenzijde van de behuizing aansluiten. VOORZICHTIG! Slaglengtestelaandrijvingen / regelaandrijvingen mogen alleen worden bekrachtigd als de pomp draait! Anders worden ze beschadigd.
26
Installeren, elektrisch Membraanbreuksensor (optie) WAARSCHUWING! Gevaar van elektrische schok Tijdens een defect bestaat het gevaar van een elektrische schok indien er in de buurt ook geleidende doseermedia aanwezig zijn. –
Om veiligheidsredenen wordt aanbevolen een zeer lage veiligheidsspanning aan te leggen, bijv. volgens EN 60335-1 (SELV).
VOORZICHTIG! Gevaar van onopgemerkte membraanbreuk Als u een pomp met elektrische membraanbreuksensor heeft besteld, dan moet deze ook nog elektrisch worden geïnstal‐ leerd. –
Sluit de meegeleverde membraanbreuksensor elektrisch aan op een geschikte analyse-eenheid.
a) Membraanbreuksensor met schakelcontact –
De polen van de kabel kunnen willekeurig worden aan‐ gesloten.
b) Namur-sensor, intrinsiek veilig Het door de klant geïnstalleerde analyse-/voedingsapparaat moet de stroomwijzigingen van de Namur-sensor kunnen analyseren om een mem‐ braanbreuk te kunnen aanduiden! Slagsensor (identcode-kenmerk "slag‐ sensor": 3) Sluit de slagsensor aan op een geschikte analyse-eenheid volgens de technische gegevens van de analyse-eenheid en die van de slagsensor - zie hoofdstuk "Technische gegevens". Taktgeefrelais (identcode-kenmerk "slag‐ sensor": 2) 1.
Installeer de kabel die van het taktgeefrelais afkomstig is - zie afbeelding in hoofdstuk "Overzicht van apparaat en besturingsele‐ menten": Kabel A, links.
De polariteit van de kabel is willekeurig.
2.
Installeer de kabel die de printplaat taktgeefrelais van spanning moet voorzien - zie afbeelding in hoofdstuk "Overzicht van apparaat en besturingselementen": Kabel B, rechts. VOORZICHTIG! Waarschuwing voor overbelasting Als de stroomsterkte in het relais te hoog wordt, kan het relais door oververhitting stuk gaan. –
Installeer een contactverbreker.
27
Installeren, elektrisch Gegevens aansluitklem taktgeefrelais Informatie
Waarde Eenheid
Spanning, max.
24 VDC
Stroomsterkte, max.
100 mA
Verblijftijd, ca.
100 ms
Levensduur*
50 x
(10 V, Cycli 10 mA)
106
* bij nominale belasting De contacten zijn potentiaalvrij. Het taktgeefrelais is standaard een maakcontact. Voedingsspanning van printplaat taktgeefrelais Beschikbare voe‐ dingsspanningen
Netfrequentie
Stroomopname
230 V AC (180-254 V)
50 / 60 Hz
10 mA (bij 230 V, 50 Hz)
115 V AC (90-134 V)
50 / 60 Hz
15 mA (bij 115 V, 60 Hz)
24 V DC (20-28 V)
-
10 mA (bij 24 V DC)
Verwarmingselement Installeer het verwarmingselement volgens de instructies in de documentatie. Het element mag alleen op de meegeleverde netvoe‐ ding worden aangesloten! Andere componenten Installeer de andere componenten volgens de instructies in de documentatie.
28
In bedrijf nemen
9
In bedrijf nemen
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! EX-pomp in EX-zone – Een hiervoor bevoegde persoon moet controleren of de betreffende installatie-instructies in het hoofdstuk "Instal‐ leren" zijn uitgevoerd.
WAARSCHUWING! Brandgevaar bij brandbare media Alleen bij brandbare media: deze kunnen in combinatie met zuurstof ontbranden. –
Tijdens het vullen of legen van de doseereenheid moet een vakman ervoor zorgen dat het doseermedium niet in contact komt met lucht.
VOORZICHTIG! Doseermedium kan lekken – Controleer of de zuig- en persleidingen en de dosee‐ reenheid met ventielen niet lekken. De schroeven etc. indien nodig natrekken. – Controleer of de vereiste spoel- en ontluchtingsleidingen zijn aangesloten.
VOORZICHTIG! Controleer voor de inbedrijfstelling of de aandrijfmotor en de bijbehorende extra inrichtingen volgens de voorschriften zijn aangesloten!
VOORZICHTIG! Houdt u zich wanneer er pompen met toerentalregeling worden toegepast aan de aanwijzingen in de gebruikers‐ handleiding van de frequentieomvormer
Membraanbreuksensor VOORZICHTIG! Gevaar voor onopgemerkte membraanbreuk Is een pomp met elektrische membraanbreuksensor besteld, moet deze nog worden geïnstalleerd. –
Schroef de meegeleverde membraanbreuksensor in de doseereenheid.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor onopgemerkte membraanbreuk Pas vanaf een tegendruk van de installatie van ca. 2 bar wordt er bij een membraanbreuk een signaal gegeven. –
Vertrouw daarom pas op de membraanbreuksensor als de tegendruk hoger is dan 2 bar.
29
In bedrijf nemen
VOORZICHTIG! Schade voor milieu en materiële schade mogelijk Indien de rode overbrengingontluchtingsstop afdicht, belem‐ mert dat tijdens bedrijf de drukcompensatie tussen aandrij‐ vingsbehuizing en omgeving. Daardoor kan er olie uit de aandrijvingsbehuizing worden gedrukt. –
Trek voor bedrijf daarom de rode overbrengingontluch‐ tingsstop eruit.
Ontluchtingsstop uit aandrijving trekken
Voor het bedrijf de rode ontluchtingsstop uit aandrijving trekken - zie hoofdstuk "Overzicht van apparaat en besturingselementen".
Oliepeil controleren
Controleer wanneer de pomp stilstaat of het oliepeil van de pomp zich in het midden van het oliekijkglas bevindt. Zo sluit u uit dat de pomp olie heeft gelekt en daardoor beschadigd raakt.
Draairichting controleren
Controleer bij de inbedrijfstelling of de draairichting van de aandrijfmotor juist is. Zie daarvoor de pijl op de motorbehuizing of de afbeelding in hoofdstuk "Installeren, elektrisch".
Geïntegreerd overstortventiel gebruiken VOORZICHTIG! Gevaar door onjuiste toepassing van geïntegreerd overstort‐ ventiel Alleen de motor en de overbrenging worden door het geïnte‐ greerde overstortventiel beschermd, en dat uitsluitend tegen een ontoelaatbare overdruk die door de doseerpomp zelf wordt veroorzaakt. De installatie wordt door het veiligheids‐ ventiel niet beschermd tegen overdruk. – –
Bescherm de motor en de overbrenging met behulp van andere mechanismen tegen een ontoelaatbare overdruk van de installatie. Bescherm de installatie met behulp van andere mecha‐ nismen tegen een ontoelaatbare overdruk.
VOORZICHTIG! Gevaar door defect in geïntegreerd overstortventiel Het geïntegreerde overstortventiel functioneert niet meer betrouwbaar bij doseermedia met een viscositeit hoger dan 200 mPa s. –
Aanzuigen tegen druk
Gebruik het geïntegreerde overstortventiel alleen bij doseermedia met een viscositeit tot 200 mPa s.
1.
Installeer een hydraulische scheiding voor de persleiding van de pomp met een afsluitventiel.
2.
Draai de draaiknop op het geïntegreerde overstortventiel rechtsom tot de aanslag "open". ð De overdruk ontsnapt via de slangaansluiting.
3.
Laat de pomp draaien totdat doseermedium zonder luchtbellen door de slangaansluiting stroomt.
4.
Draai de draaiknop op het geïntegreerde overstortventiel rechtsom tot de aanslag "close". ð De pomp kan in bedrijf worden gesteld.
30
In bedrijf nemen
Wanneer het geïntegreerde overstortventiel wordt bedreven met een druk die gelijk of bijna gelijk is aan de openingsdruk, kunnen er minimale overstromingen in de overloopleidingen ontstaan.
Slaglengte instellen
De slaglengte alleen instellen terwijl de pomp draait. Het is dan eenvoudiger en het is beter voor de pomp.
75% 0 50
25 75
20
30%
0
0
25
5
0
5
10
P_SI_0095_SW
Afb. 19: Slaglengte instellen n n n
100% = 4 omwentelingen 25 % = 1 omwenteling 0,5 % = 1 schaalstreep slaginstelknop
31
Onderhoud
10
Onderhoud
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! EX-pomp in EX-zone – In het algemeen door regelmatige controles (op lek‐ kages, geluid, temperatuur, rek, etc.) de probleemloze werking van de aandrijving en de lagers waarborgen. – De pomp mag niet oververhit raken door oliegebrek. Bij gesmeerde doseerpompen moet regelmatig worden gecontroleerd of smeermiddel aanwezig is, bijv. door controle van het vulniveau, visuele controle op lekkage, etc. Indien er olie weglekt, dient direct de lekkage gelo‐ kaliseerd te worden en de oorzaak te worden verholpen. – Controleer of het overstortventiel achter de pomp pro‐ bleemloos werkt! Het overstortventiel moet in explosie‐ gevaarlijke opstellingsruimten bij een storing voorkomen dat de transmissie wordt overbelast en oververhit raakt. – Voorkom tijdens het reinigen van kunststofonderdelen dat een elektrostatische lading ontstaat door overmatig wrijven. - zie waarschuwingsbord – Slijtdelen zoals lagers, moeten worden vervangen als onacceptabele slijtage wordt geconstateerd. (De nomi‐ nale levensduur van gesmeerde lagers is niet te bere‐ kenen). – Gebruik bij het vervangen uitsluitend originele reser‐ veonderdelen. – Alleen ervaren personeel dat beschikt over de vereiste kennis, is bevoegd om inspecties en reparaties uit te voeren, hierbij moet DIN EN IEC 60079-17 worden opgevolgd. – Deze maatregelen zijn door ProMinent vastgelegd als minimale veiligheidsmaatregelen. Voor zover de exploi‐ tant op de hoogte is van overige risico's, is de exploitant verplicht deze door geschikte maatregelen te voor‐ komen.
WAARSCHUWING! Brandgevaar bij brandbare media Alleen bij brandbare media: deze kunnen in combinatie met zuurstof ontbranden. –
Tijdens het vullen of legen van de doseereenheid moet een vakman ervoor zorgen dat het doseermedium niet in contact komt met lucht.
WAARSCHUWING! Lees voor het verzenden van de pomp altijd de veiligheids‐ aanwijzingen en gegevens in het hoofdstuk "Opslag, trans‐ port en uitpakken" en houdt u zich daaraan!
32
Onderhoud
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Door de druk in de doseereenheid en de aangrenzende installatiedelen kan er uit de hydraulische onderdelen doseermedium spuiten wanneer deze worden gemanipu‐ leerd of geopend. – –
Haal de netstekker uit het stopcontact en zorg dat de pomp niet onbedoeld weer wordt aangesloten. Maak vóór alle werkzaamheden de hydraulische onder‐ delen van de installatie drukloos.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor gevaarlijk of onbekend doseermedium Indien er een gevaarlijk of onbekend doseermedium is gebruikt: het medium kan tijdens werkzaamheden aan de pomp bij de hydraulische onderdelen naar buiten komen. –
–
Neem vóór werkzaamheden aan de pomp passende vei‐ ligheidsmaatregelen (bijv. veiligheidsbril, veiligheids‐ handschoenen, ...). Houdt u zich aan het veiligheidsin‐ formatieblad van het doseermedium. Leeg en spoel vóór werkzaamheden aan de pomp de doseereenheid.
WAARSCHUWING! Gevaar van elektrische schok Bij werkzaamheden aan de motor of toegevoegde elektri‐ sche inrichtingen kunt u een stroomschok krijgen. – –
Volg voorafgaand aan werkzaamheden aan de motor de veiligheidsaanwijzingen in de desbetreffende gebruikers‐ handleiding op! Schakel eventueel aanwezige externe ventilatoren, stel‐ motoren of andere toegevoegde inrichtingen eveneens uit en controleer of ze spanningsloos zijn.
Reserveonderdelen van derden voor pompen, kunnen bij het pompen problemen veroorzaken. – –
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen. Gebruik de juiste reserveonderdelensets. Raadpleeg bij twijfel altijd de explosietekeningen en de bestelinformatie in de bijlage.
33
Onderhoud Standaarddoseereenheden: Interval
Onderhoudswerkzaamheid
Elk kwartaal
Controleer het oliepeil.
Elk kwartaal*
n n n n n n
Personeel
Controleren of de doseerleidingen goed vast zitten op de dosee‐ Deskundig personeel reenheid. Controleer of het pers- en zuigventiel goed vastzitten. Controleer of de doseerkopschroeven goed vast zitten. Controleer de toestand van het doseermembraan - zie Ä „Toe‐ stand van het doseermembraan controleren“ op pagina 34. Controleer of het transport goed verloopt: laat de pomp kort aan‐ zuigen. Controleer of de elektrische aansluitingen onbeschadigd zijn.
Na ca. 5000 bedrijfsuren Ververs de tandwielolie - zie "Tandwielolie verversen" in dit hoofd‐ stuk.
Geïnstrueerd per‐ soon
* Bij normale belasting (ca. 30% van continubedrijf). Bij zware belasting (bijv. continubedrijf): kortere intervallen. Toestand van het doseermembraan con‐ troleren
Het doseermembraan is een slijtageonderdeel waarvan de levensduur afhankelijk is van de volgende parameters: n n n
Tegendruk van installatie Bedrijfstemperatuur Eigenschappen van de doseermedia
Bij abrassieve doseermedia hebben de membranen een beperkte levens‐ duur. Het is onder dergelijke omstandigheden raadzaam om de mem‐ branen vaker te controleren. Aanhaalmomenten
Informatie
Waarde Eenheid
Aanhaalmomenten voor doseerkop‐ schroeven:
Doseereenheden met geïntegreerd over‐ stortventiel
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor oogletsel Wanneer u het overstortventiel opent, kan er een veer met veel kracht uit springen. –
Tandwielolie verversen
34
4,5 ... 5,0 Nm
Draag een veiligheidsbril.
Tandwielolie aftappen
Onderhoud
1 3 2
P_SI_0143_SW
Afb. 20 1.
De ontluchtingsschroef (1) losschroeven.
2.
Plaats een oliebak onder de olieaftapschroef (2).
3.
Schroef de olieaftapplug (2) uit de transmissiebehuizing.
4.
Laat de tandwielolie uit de aandrijving lopen.
5.
Schroef de olieaftapschroef (2) er met een nieuwe afdichting weer in.
Tandwielolie bijvullen Voorwaarde: Tandwielolie volgens hoofdstuk "Bestelaanwijzingen" beschikbaar. 1.
Vul via de opening voor de ontluchtingsschroef (1) langzaam tand‐ wielolie bij totdat het oliekijkglas (3) voor de helft bedekt is.
2.
De pomp 1 ... 2 min laten draaien
3.
De ontluchtingsschroef (1) weer inschroeven.
35
Reparatie
11
Reparatie
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! EX-pomp in EX-zone – Controleer regelmatig (op lekkage, geluiden, tempera‐ tuur, geur, ...) zodat de werking in het algemeen en in het bijzonder die van de aandrijving en de lagers is gewaarborgd.
WAARSCHUWING! Brandgevaar bij brandbare media Alleen bij brandbare media: deze kunnen in combinatie met zuurstof ontbranden. –
Tijdens het vullen of legen van de doseereenheid moet een vakman ervoor zorgen dat het doseermedium niet in contact komt met lucht.
WAARSCHUWING! Lees voor het verzenden van de pomp altijd de veiligheids‐ aanwijzingen en gegevens in het hoofdstuk "Opslag, trans‐ port en uitpakken" en houdt u zich daaraan!
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Door de druk in de doseereenheid en de aangrenzende installatiedelen kan er uit de hydraulische onderdelen doseermedium spuiten wanneer deze worden gemanipu‐ leerd of geopend. – –
Haal de netstekker uit het stopcontact en zorg dat de pomp niet onbedoeld weer wordt aangesloten. Maak vóór alle werkzaamheden de hydraulische onder‐ delen van de installatie drukloos.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor gevaarlijk of onbekend doseermedium Indien er een gevaarlijk of onbekend doseermedium is gebruikt: het medium kan tijdens werkzaamheden aan de pomp bij de hydraulische onderdelen naar buiten komen. –
–
36
Neem vóór werkzaamheden aan de pomp passende vei‐ ligheidsmaatregelen (bijv. veiligheidsbril, veiligheids‐ handschoenen, ...). Houdt u zich aan het veiligheidsin‐ formatieblad van het doseermedium. Leeg en spoel vóór werkzaamheden aan de pomp de doseereenheid.
Reparatie
11.1
Ventielen reinigen Ongeschikte reserveonderdelen, kunnen bij pompen pro‐ blemen veroorzaken. – –
Gebruik alleen nieuwe onderdelen die geschikt zijn voor bij het specifieke ventiel (wat betreft vorm en chemica‐ liënbestendigheid). Gebruik de juiste reserveonderdelensets. Raadpleeg bij twijfel altijd de explosietekeningen en de bestelinformatie in de bijlage.
Alleen bij uitvoering "Fysiologisch verdraagzaam": WAARSCHUWING! Product kan gevaarlijk worden verontreinigd Alleen de reserveonderdelen uit de reserveonderdelenset "Fysiologisch verdraagzaam" gebruiken.
Personeel.
n
Deskundig personeel
Kogelventielen repareren VOORZICHTIG! Waarschuwing voor persoonlijk letsel en materiële schade Wordt de reparatie niet deskundig uitgevoerd, kan er bijvoor‐ beeld doseermedium uit de doseereenheid lekken. – –
Gebruik alleen nieuwe onderdelen geschikt zijn voor het ventiel - voor wat betreft vorm en chemicaliënbestendig‐ heid! Let bij het monteren van het ventiel op de doorstroom‐ richting van de pers- en zuigaansluitingen.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Hydraulische verbindingen kunnen niet meer betrouwbaar worden afgedicht met PTFE-dichtingen die al eerder zijn gebruikt of ingedrukt. –
Pas altijd uitsluitend nieuwe, ongebruikte PTFE-dich‐ tingen toe.
37
Reparatie 1
2 3 4 5 P_SI_0013_SW
Afb. 21: Kogelventiel, enkelvoudig, doorsnede 1 2 3 4 5
38
Pakking Ventiel Ventielkogel Ventielzitting Ventieldeksel
Reparatie
11.2
Doseermembraan vervangen Niet-originele reserveonderdelen voor de pomp kunnen tot problemen met de pomp leiden. – –
Personeel.
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen. Gebruik de juiste reserveonderdelensets. Raadpleeg bij twijfel altijd de explosietekeningen en de bestelinformatie in de bijlage. n
Deskundig personeel
Voorwaarden: n n n
Neem, indien nodig, veiligheidsmaatregelen. Het veiligheidsinformatieblad van het doseermedium opvolgen. Maak de installatie drukloos.
1.
De doseereenheid legen: Zet de doseereenheid op zijn kop en laat het doseermedium eruit lopen. Naspoelen met een geschikt medium. Bij gevaarlijke doseermedia de doseereenheid zeer grondig spoelen!
2.
Draai bij lopende pomp de slaginstelknop tot de aanslag bij 0% slaglengte. ð De aandrijfas kan nu moeilijk worden verdraaid.
3.
Schakel de pomp uit.
4.
De hydraulische aansluitingen van de pers- en zuigzijde los‐ schroeven.
5.
Schroef de membraanbreuksensor uit de doseerkop.
6.
Verwijder de 6 schroeven op de doseerkop.
7.
De doseerkop verwijderen.
8.
Controleer de toestand van de membraanbreuksensor - zie Ä „
9.
Maak het membraan los van de aandrijfas door deze met een lichte ruk linksom te draaien.
10.
Schroef het membraan volledig van de aandrijfas.
11.
Schroef ter controle het nieuwe membraan rechtsom tegen de aan‐ slag op de aandrijfas.
Toestand van membraanbreuksensor controleren“ op pagina 41.
ð Het membraan ligt nu tegen de aanslag van de schroefdraad en de lip van het membraan bevindt zich binnen het tolerantiebe‐ reik.
39
Reparatie
1 2
3 A
P_SI_0029
Afb. 22: Tolerantiebereik van de lip op de kopschijf 1 2 3 A 12.
Membraan Kopschijf Lip Tolerantiebereik Lukt dat niet, verwijder dan vuil of spanen uit de schroefdraad en vervolgens het membraan correct op de aandrijfas schroeven. ð Lukt het nog steeds niet, neem dan contact op met de ProMi‐ nent- / ProMaqua-serviceafdeling.
13.
Steek de doseerkop met de schroeven op het membraan - de zui‐ gaansluiting moet in de definitieve montagepositie van de pomp naar beneden zijn gericht.
14.
De schroeven eerst licht aandraaien.
15.
Schroef de membraanbreuksensor in de doseerkop.
16.
De pomp en stel de slaglengte instellen op 100%.
17.
Stop de pomp en de schroeven vervolgens kruislings vastdraaien. Aanhaalmomenten - zie Ä „Aanhaalmomenten“ op pagina 34.
18.
Start de pomp en controleer deze bij maximale druk op lekdichtheid.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor uitstromend doseermedium Wordt het aanhaalmoment van de schroeven niet gecontro‐ leerd, kunnen in de doseereenheid lekkages ontstaan. – –
40
Controleer het aanhaalmoment van de schroeven na 24 uur bedrijf! Controleer bij PP-, PC- en TT-doseerkoppen de aan‐ haalmomenten bovendien om de drie maanden!
Reparatie Toestand van membraanbreuksensor con‐ troleren 1.
Is de membraanbreuksensor van binnen vochtig geworden of is vuil binnengedrongen: membraanbreuksensor vervangen. 1
7
6
5
4
2
3
P_SI_0020_SW
Afb. 23: Doorsnede van de membraanbreuksignalering Sigma (uitvoering "Optische breukweergave") 1 2 3 4 5 6 7
Werklaag (≙ werkmembraan) Veiligheidslaag (≙ veiligheidsmembraan) Lip Plunjer Membraanbreuksensor Cilinder, rood Deksel, doorzichtig
2.
Is de plunjer van de membraanbreuksensor, zie Afb. 23, pos. 4, vochtig of vuil geworden, moeten de sensor en de boring waarin deze loopt worden gereinigd.
3.
Controleer of de sensor gemakkelijk in de boring kan worden bewogen.
4.
Monteer de schone membraanbreuksensor met de schone plunjer weer.
5.
Membraanbreuksensor testen:
Optische membraanbreuksensor 1.
Het doorzichtige deksel van de membraanbreuksensor afschroeven.
2.
Druk de rode cilinder in de membraanbreuksensor totdat deze is vergrendeld.
3.
Druk de plunjer aan de andere zijde van de membraanbreuksensor met een stomp, glad voorwerp in de doseerkop (ca. 4 mm) totdat deze wordt geactiveerd. VOORZICHTIG! Doseermedium kan weglekken Wordt de zwelbare lip van het membraan beschadigd, kan bij een membraanbreuk doseermedium weg‐ lekken. Op de plunjer mogen geen krassen komen, deze moet overal helemaal glad blijven zodat tijdens bedrijf de zwelbare lip van het membraan hierdoor niet wordt beschadigd.
41
Reparatie 4.
Druk de rode cilinder nogmaals in de membraanbreuksensor en herhaal de test.
5.
Wordt deze niet beide keren geactiveerd, vervang dan de mem‐ braanbreuksensor.
6.
Het doorzichtige deksel op de membraanbreuksensor schroeven als de test met succes is uitgevoerd, verdergaan met het monteren van de membranen.
Elektrische membraanbreuksensor 1.
Druk de plunjer van de membraanbreuksensor met een stomp, glad voorwerp in de doseerkop (ca. 4 mm) totdat het analyseapparaat een alarm activeert. VOORZICHTIG! Doseermedium kan weglekken Wordt de zwelbare lip van het membraan beschadigd, kan bij een membraanbreuk doseermedium weg‐ lekken. Op de plunjer mogen geen krassen komen, deze moet overal helemaal glad blijven zodat tijdens bedrijf de zwelbare lip van het membraan hierdoor niet wordt beschadigd.
2.
Herhaal de test.
3.
Activeert het analyseapparaat niet beide keren een alarm, vervang dan de membraanbreuksensor.
4.
Na een succesvolle test zoasl hierboven beschreven, verdergaan met het monteren van de membranen.
5
3
13
4
2
1 P_SI_0038
Afb. 24: Doorsnede doseereenheid 1 2 3 4 5 13
42
Zuigventiel Doseermembraan Persventiel Doseerkop Kopschijf Veiligheidsmembraan
Functiestoringen verhelpen
12
Functiestoringen verhelpen
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! EX-pomp in EX-zone – In het algemeen door regelmatige controles (op lek‐ kages, geluid, temperatuur, reuk, etc.) de probleemloze werking waarborgen, vooral van de aandrijving en de lagers. – De pomp mag niet oververhit raken door oliegebrek! Bij olielekkage moet de lekkage direct worden gelokali‐ seerd en de oorzaak worden verholpen. – Voorkom tijdens het reinigen van kunststofonderdelen dat een elektrostatische lading ontstaat door overmatig wrijven p zie waarschuwingssticker. – Slijtdelen zoals lagers, moeten worden vervangen als onacceptabele slijtage wordt geconstateerd. (De nomi‐ nale levensduur van gesmeerde lagers is niet te bere‐ kenen). – Gebruik bij het vervangen uitsluitend originele reser‐ veonderdelen. – Alleen ervaren personeel dat beschikt over de vereiste kennis, is bevoegd om inspecties en reparaties uit te voeren, hierbij moet DIN EN IEC 60079-17 worden opgevolgd.
WAARSCHUWING! Brandgevaar bij brandbare media Alleen bij brandbare media: deze kunnen in combinatie met zuurstof ontbranden. –
Tijdens het vullen of legen van de doseereenheid moet een vakman ervoor zorgen dat het doseermedium niet in contact komt met lucht.
WAARSCHUWING! Gevaar van elektrische schok Als niet alle stroomvoerende voedingsleidingen spannings‐ loos zijn, dan bestaat tijdens werkzaamheden aan elektri‐ sche delen het gevaar van een elektrische schok. – – –
Maak voorafgaand aan werkzaamheden aan de motor de voedingsleiding spanningsloos en beveilig haar tegen onbevoegd inschakelen. Maak evt. aanwezige externe ventilator, stelmotor, toe‐ rentalregeling of membraanbreuksensor ook spannings‐ loos. Controleer of voedingsleidingen echt spanningsloos zijn.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor gevaarlijk of onbekend doseermedium Indien er een gevaarlijk of onbekend doseermedium is gebruikt: het medium kan tijdens werkzaamheden aan de pomp bij de hydraulische onderdelen naar buiten komen. –
–
Neem vóór werkzaamheden aan de pomp passende vei‐ ligheidsmaatregelen (bijv. veiligheidsbril, veiligheids‐ handschoenen, ...). Houdt u zich aan het veiligheidsin‐ formatieblad van het doseermedium. Leeg en spoel vóór werkzaamheden aan de pomp de doseereenheid.
43
Functiestoringen verhelpen
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Door de druk in de doseereenheid en de aangrenzende installatiedelen kan er uit de hydraulische onderdelen doseermedium spuiten wanneer deze worden gemanipu‐ leerd of geopend. – –
Haal de netstekker uit het stopcontact en zorg dat de pomp niet onbedoeld weer wordt aangesloten. Maak vóór alle werkzaamheden de hydraulische onder‐ delen van de installatie drukloos.
Werkzaamheden Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Personeel
Pomp zuigt ondanks volle‐ dige slagbeweging en ont‐ luchting niet aan.
De ventielen zijn verontreinigd of versleten.
De ventielen repareren - zie hoofdstuk Deskundig "Repareren". personeel
Het doseermedium bevat deel‐ tjes groter dan 0,3 mm.
Installeer een passend filter in de zuigleiding.
Pomp bereikt geen hoge drukwaarden.
De ventielen zijn verontreinigd of versleten.
De ventielen repareren - zie hoofdstuk Deskundig "Repareren". personeel
De motor is onjuist aange‐ sloten.
1. Controleer de netspanning en de netfrequentie.
Deskundig personeel
Elektricien
2. De motor correct aansluiten. De netspanning is lager.
Verhelp de oorzaak.
De doseerkopschroeven zitten niet meer vast genoeg.
Draai de doseerkopschroeven met het Deskundig personeel voorgeschreven aanhaalmoment kruiswijze weer vast.
Het membraan is lek. **
Vervang het membraan - zie hoofd‐ stuk "Repareren".
Bij het overstortventiel treden grotere lekkages op.
De kogel of de kogelzitting zijn verontreinigd of versleten.
De kogel en de kogelzitting reinigen of Deskundig vervangen.* personeel
De membraanbreuksensor is geactiveerd.
Het werkmembraan is gescheurd.**
Vervang het membraan - zie hoofd‐ stuk "Repareren".
Deskundig personeel
De aandrijfmotor is extreem warm.
De persleiding is ernstig ver‐ stopt.
Verwijder de verstopping in de pers‐ leiding.
Deskundig personeel
Alle andere storingen.
Andere oorzaken.
Contact opnemen met de serviceafde‐ ling van ProMinent.
Bij de kopschijf treedt vloei‐ stof uit.
Elektricien
Deskundig personeel
* Gebruik indien nodig de doorsnedetekening van het geïntegreerde over‐ stortventiel in hoofdstuk "Functiebeschrijving". WAARSCHUWING! Waarschuwing voor oogletsel Wanneer u het overstortventiel opent, kan er een veer met veel kracht uit springen. –
44
Draag een veiligheidsbril.
Functiestoringen verhelpen ** WAARSCHUWING! Waarschuwing voor uitstromend doseermedium Bij het doseren van brandbare doseermedia of bij het doseren in een explosiegevaarlijk gebied mag in geen geval het tweede membraan ook scheuren. –
Bij het activeren van een membraanbreuksensor moet de pomp onmiddellijk worden gestopt en mag deze alleen weer worden gebruikt met een nieuw meerlaags‐ veiligheidsmembraan.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor onnauwkeurige dosering Na het scheuren van het werkmembraan kan niet meer worden gegarandeerd dat de pomp nog nauwkeurig doseert. – –
Laat bij kritieke processen de pomp daarom niet verder doseren. Bij niet-kritieke processen kan de pomp ook na het scheuren van het werkmembraan nog enige tijd totdat het membraan wordt vervangen, in noodbedrijf lekkage‐ vrij verder werken. Daarbij mag de volle bedrijfsdruk worden toegepast.
Alleen bij uitvoering "Fysiologisch verdraagzaam": WAARSCHUWING! Na een membraanbreuk verliest de pomp de FDA-goedkeu‐ ring, tot het membraan is vervangen.
45
Buitenbedrijfstelling
13
Buitenbedrijfstelling
Buitenbedrijfstelling WAARSCHUWING! Brandgevaar bij brandbare media Alleen bij brandbare media: deze kunnen in combinatie met zuurstof ontbranden. –
Tijdens het vullen of legen van de doseereenheid moet een vakman ervoor zorgen dat het doseermedium niet in contact komt met lucht.
WAARSCHUWING! Gevaar van elektrische schok Bij werkzaamheden aan de motor of toegevoegde elektri‐ sche inrichtingen kunt u een stroomschok krijgen. – –
Volg voorafgaand aan werkzaamheden aan de motor de veiligheidsaanwijzingen in de desbetreffende gebruikers‐ handleiding op! Schakel eventueel aanwezige externe ventilatoren, stel‐ motoren of andere toegevoegde inrichtingen eveneens uit en controleer of ze spanningsloos zijn.
WAARSCHUWING! Gevaar door chemicaliënresten Na gebruik bevinden er doorgaans nog chemicaliënresten in de doseereenheid en op de behuizing. Deze chemicaliën‐ resten kunnen voor personen gevaarlijk zijn. – –
Houdt u zich bij verzenden of transporteren te allen tijde aan de veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk "Opslag, transport en uitpakken". Reinig altijd de doseereenheid en de behuizing en ver‐ wijder daarbij chemicaliën en vuil. Het veiligheidsinfor‐ matieblad van het doseermedium opvolgen.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor gevaarlijk of onbekend doseermedium Indien er een gevaarlijk of onbekend doseermedium is gebruikt: het medium kan tijdens werkzaamheden aan de pomp bij de hydraulische onderdelen naar buiten komen. –
–
46
Neem vóór werkzaamheden aan de pomp passende vei‐ ligheidsmaatregelen (bijv. veiligheidsbril, veiligheids‐ handschoenen, ...). Houdt u zich aan het veiligheidsin‐ formatieblad van het doseermedium. Leeg en spoel vóór werkzaamheden aan de pomp de doseereenheid.
Buitenbedrijfstelling
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor rondspuitend doseermedium Door de druk in de doseereenheid en de aangrenzende installatiedelen kan er uit de hydraulische onderdelen doseermedium spuiten wanneer deze worden gemanipu‐ leerd of geopend. – –
Haal de netstekker uit het stopcontact en zorg dat de pomp niet onbedoeld weer wordt aangesloten. Maak vóór alle werkzaamheden de hydraulische onder‐ delen van de installatie drukloos.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor oogletsel Wanneer u het overstortventiel opent, kan er een veer met veel kracht uit springen. –
Draag een veiligheidsbril.
VOORZICHTIG! Gevaar van beschadiging van het apparaat Het apparaat kan door onjuiste opslag of vervoer beschadigd raken. –
(Voorlopige) buitenbedrijfstelling
Houd u bij een tijdelijke buitenbedrijfstelling aan de instructies in het hoofdstuk "Opslag, transport en uit‐ pakken".
1.
De pomp van het net scheiden.
2.
Maak het hydraulische systeem van de pomp drukloos en zorg voor ventilatie.
3.
Leeg de doseereenheid door de pomp op de kop te zetten en het doseermedium eruit te laten lopen.
4.
Spoel de doseereenheid met een geschikt medium - houdt u zich aan het veiligheidsinformatieblad! Spoel de doseerkop grondig uit indien er gevaarlijke doseermedia werden toegepast!
5.
Eventuele aanvullende werkzaamheden - zie hoofdstuk "Opslag, transport en uitpakken".
Definitieve buitenbedrijfstelling Ook de tandwielolie aftappen - zie hoofdstuk "Onderhoud". Verwijdering
VOORZICHTIG! Gevaar voor het milieu door onjuiste verwijdering – Houd u aan de plaatselijk geldende voorschriften, met name met betrekking tot elektronisch afval!
47
Buitenbedrijfstelling
VOORZICHTIG! Gevaar voor het milieu door tandwielolie In de pomp bevindt zich tandwielolie die schadelijk is voor het milieu. – –
48
Tap de tandwielolie uit de pomp af. De actuele lokale voorschriften opvolgen!
Technische gegevens
14
Technische gegevens
Alleen bij uitvoering "M - aangepast": WAARSCHUWING! Gevaar van lichamelijk letsel Houdt u zich altijd aan de "Aanvulling bij aangepaste uitvoe‐ ring" aan het einde van het hoofdstuk! Dit deel is een vervanging en aanvulling van de Technische gegevens!
14.1
Capaciteitsgegevens
S2Ba bij 50 Hz-bedrijf Type
Minimale pompcapaciteit bij maximale tegendruk
Maximale slagfre‐ quentie
Zuighoogte
Toegestane Aansluitdia‐ voordruk, zuig‐ meter zijde
bar
l/h
ml/slag
slagen/ minuut
mwk
bar
R"-DN
16050 PVT
10
50
11,4
73
7
3
1" - 15
16050 SST
16
47
11,4
73
7
3
1" - 15
16090 PVT
10
88
11,4
132
7
3
1" - 15
16090 SST
16
82
11,4
132
7
3
1" - 15
16130 PVT
10
135
10,9
198
7
3
1" - 15
16130 SST
16
124
10,9
198
7
3
1" - 15
07120 PVT
7
126
27,4
73
5
1
20*
07120 SST
7
126
27,4
73
5
1
20*
07220 PVT
7
220
27,7
132
5
1
20*
07220 SST
7
220
27,7
132
5
1
20*
04350 PVT
4
350
29,4
198
5
1
20*
04350 SST
4
350
29,4
198
5
1
20*
Alle gegevens gelden voor water van 20°C. De zuighoogte geldt voor een gevulde zuigleiding en een gevulde dosee‐ reenheid - bij correcte installatie.
* Bij de Sigma typen 07120, 07220 en 04350 zijn de ven‐ tielen in de doseerkop in DN 25 (G1 1/2) uitgevoerd. Aange‐ zien bij deze typen voor het leidingwerk over het algemeen DN 20 voldoende is (zie technische gegevens, aansluiting zuig-/perszijde), zijn de in de identcode bestelbare aansluit‐ delen (bijv. inlegdelen) al teruggebracht tot DN 20. Dit houdt in dat het leidingwerk en de toebehoren in DN 20 kan worden uitgevoerd.
49
Technische gegevens S2Ba bij 60 Hz-bedrijf Type
Minimale pompcapaciteit bij maximale tegendruk
Maximale slagfre‐ quentie
Zuig‐ hoogte
Toegestane voordruk, zuigzijde
Aansluitdi‐ ameter
bar
psi
l/h
gph
slagen/ minuut
mwk
bar
R"-DN
16050 PVT
10
145
60
15,9
87
7
3
1" - 15
16050 SST
16
232
56
14,8
87
7
3
1" - 15
16090 PVT
10
145
106
27,8
158
7
3
1" - 15
16090 SST
16
232
98
26,0
158
7
3
1" - 15
16130 PVT
10
145
156
41,0
238
7
3
1" - 15
16130 SST
16
232
148
39,2
238
7
3
1" - 15
07120 PVT
7
102
150
39,7
87
5
1
1 1/2" 25*
07120 SST
7
102
150
39,7
87
5
1
1 1/2" 25*
07220 PVT
7
102
264
69,7
158
5
1
1 1/2" 25*
07220 SST
7
102
264
69,7
158
5
1
1 1/2" 25*
04350 PVT
4
58
420
108,0
238
5
1
1 1/2" 25*
04350 SST
4
58
420
108,0
238
5
1
1 1/2" 25*
Alle gegevens gelden voor water van 20°C. De zuighoogte geldt voor een gevulde zuigleiding en een gevulde dosee‐ reenheid - bij correcte installatie.
* Bij de Sigma typen 07120, 07220 en 04350 zijn de ven‐ tielen in de doseerkop in DN 25 (G1 1/2) uitgevoerd. Aange‐ zien bij deze typen voor het leidingwerk over het algemeen DN 20 voldoende is (zie technische gegevens, aansluiting zuig-/perszijde), zijn de in de identcode bestelbare aansluit‐ delen (bijv. inlegdelen) al teruggebracht tot DN 20. Dit houdt in dat het leidingwerk en de toebehoren in DN 20 kan worden uitgevoerd.
Nauwkeurigheid
Informatie Reproduceerbaarheid
Waarde Eenheid ±2 % *
* - Bij correcte installatie, gelijkblijvende omstandigheden, minimaal 30% slaglengte en water van 20°C
50
Technische gegevens
14.2
Verzendgewicht Typen
Materiaaluitvoe‐ ring
Verzendgewicht kg
16050 ... 16130
07120 ... 04350
14.3
PVT
15
SST
20
PVT
16
SST
24
Materialen die met medium in contact komen
Materiaaluit‐ voering
Doseereenheid
Zuig-/persaan‐ Afdichtingen*/ sluiting kogelzitting
Kogels
Veren
Geïntegreerd overstortven‐ tiel
PVT
PVDF
PVDF
PTFE/PTFE
Keramiek / glas **
Hastelloy C
PVDF/FPM of EPDM
SST
Roestvrij staal 1.4404
Roestvrij staal 1.4581
PTFE/PTFE
Roestvrij staal 1.4404
Hastelloy C
Roestvrij staal/ FPM of EPDM
* Doseermembraan is PTFE-gecoat ** Bij typen 07120, 07220, 04350
14.4 14.4.1
Omgevingsvoorwaarden Omgevingstemperaturen
Pomp, compl.
14.4.2
Informatie
Waarde Eenheid
Opslag- en transporttemperatuur:
-10 ... +50 °C
Omgevingstemperatuur tijdens bedrijf (aandrijving + motor):
-10 ... +45 °C
Temperaturen media
Doseereenheid PVT
Doseereenheid SST
Informatie
Waarde Eenheid
Temp. max., langdurig bij max. bedrijfs‐ druk
65 °C
Temp. max., voor 15 min bij max. 2 bar
100 °C
Temperatuur min.
-10 °C
Informatie
Waarde Eenheid
Temp. max., langdurig bij max. bedrijfs‐ druk
90 °C
Temp. max., voor 15 min bij max. 2 bar
120 °C
Temperatuur min.
-10 °C
51
Technische gegevens
14.4.3
Luchtvochtigheid
Luchtvochtigheid
Informatie
Waarde Eenheid
Luchtvochtigheid, max.*:
92 % rel. vochtig‐ heid
* zonder condensvorming
14.5
Motorgegevens
Elektrische gegevens
Voor motorgegevens - zie typeplaatje
Motorinformatiebladen, speciale motoren, speciale motor‐ flenzen, externe ventilatoren, temperatuurbewaking – Zie het motorinformatieblad in de bijlage voor meer infor‐ matie over de motor met identcode-kenmerk "S". Voor de andere motoren kunnen de motorinformatiebladen worden aangevraagd. – Bij motoren met andere identcode-kenmerk dan "S", "M" of "N": Lees de gebruikershandleiding van de motoren aandachtig door. – Speciale motoren of speciale motorflenzen zijn op aan‐ vraag leverbaar.
14.6
14.7
14.8
Slagverstelmotor Spanning
Netfrequentie
Vermogen
230 V ±10 %
50/60 Hz
11,7 W
115 V ±10 %
60 Hz
11,7 W
Spanning
Netfrequentie
Vermogen
230 V ±10 %
50/60 Hz
6,5 W
115 V ±10 %
60 Hz
6,5 W
Regeleenheid voor de slag
Membraanbreuksensor De sensor volgens het hoofdstuk "Installeren, elektrisch" installeren.
a) contact (standaard bij identcode-ken‐ merk "verdringer": A)
52
Contactbelasting, max. Bij spanning
Stroomsterkte, max.
30 V DC
1A
Technische gegevens De membraanbreuksensor is een verbreker (NC). – –
a) Namur-sensor (bij identcode-kenmerk "verdringer": A)
Om wordt aanbevolen een zeer lage veiligheidsspanning aan te leggen, bijv. volgens EN 60335-1 (SELV). De polen van de kabel kunnen willekeurig worden aan‐ gesloten.
5-25 V DC, conform Namur resp. DIN 60947-5-6, potentiaalvrij aangelegd. Informatie
Waarde Eenheid
Nominale spanning *
8 VDC
Stroomopname - actief oppervlak vrij
> 3 mA
Stroomopname - actief oppervlak bedekt
< 1 mA
Nominale schakelafstand
1,5 mm
* Ri ~ 1 kΩ
14.9
Kabelkleur
Polariteit
Blauw
-
Bruin
+
Slagsensor "Sigma" De sensor volgens het hoofdstuk "Installeren, elektrisch" installeren.
a) Taktgeefrelais (slagsensor met ...) (identcode-kenmerk "slagsensor": 2)
Zie voor meer informatie "Taktgeefrelais" in hoofdstuk "Relais".
b) Namur-sensor (identcode-kenmerk "slagsensor": 3)
5-25 V DC, conform Namur resp. DIN 60947-5-6, potentiaalvrij aangelegd. Informatie
Waarde Eenheid
Nominale spanning *
8 VDC
Stroomopname - actief oppervlak vrij
> 3 mA
Stroomopname - actief oppervlak bedekt
< 1 mA
Nominale schakelafstand
1,5 mm
* Ri ~ 1 kΩ
Kabelkleur
Polariteit
Blauw
-
Bruin
+
53
Technische gegevens
14.10 Relais Zie voor de elektrische gegevens voor het relais hoofdstuk "Installeren, elektrisch".
14.11 Tandwielolie Fabrikant Naam
Mobil
Viscosi‐ teits‐ klasse (ISO 3442)
Bestelnr.
Oliehoe‐ veelheid, geleverd
Oliehoe‐ veelheid, benodigd
Mobil VG 460 Gear 634 *
1004542
1,0 l
0,5 l
* Of vergelijkbare tandwielolie
14.12 Geluidsdrukniveau Geluidsdrukniveau
Geluidsdrukniveau LpA < 70 dB conform EN ISO 20361 bij maximale slaglengte, maximale slagfrequentie, maximale tegendruk (water)
14.13 Aanvulling bij aangepaste uitvoering (bij identcode-kenmerk "uitvoering": "M" - "aangepast") Technische gegevens
De technische gegevens van pompen in een aangepaste uitvoering kunnen afwijken van de gegevens van standaardpompen. U kunt deze gegevens onder vermelding van het serienummer opvragen. Bij gebruik van een automatische slaglengteregeling in combinatie met een toerentalgeregelde motor mag de slagfrequentie niet dalen onder de 30 slagen / minuut. Anders ontstaan er technische problemen omdat de mechanische weerstand bij de slaginstelspindel te groot wordt.
Motor
De motorinformatiebladen die van toepassing zijn voor de aangepaste uit‐ voering, kunnen van de standaard-motorinformatiebladen afwijken.
Reserveonderdelen
In het geval van een aangepaste uitvoering bent u gedwongen om de reserve- en slijtageonderdelen onder vermelding van het serienummer van de pomp aan te vragen en te bestellen.
54
Grafieken voor het instellen van de doseercapaciteit
15
Grafieken voor het instellen van de doseercapaciteit
A
A
S2Ba (50 Hz)
C [l/h]
450
04350 07220 07120 16130 16090 16050
400 350 300
S2Ba (60 Hz)
C [l/h]
500 450
04350 07220 07120 16130 16090 16050
400 350 300
250
250 200
200 150
150
100
100
50
50
0
0 0
B 450
20
40
60 S [%]
80
100
120
0
20
40
60
80
100
120
S [%]
B
C [l/h]
C [l/h]
500
04350 07220 07120 16130 16090 16050
450
400 04350 07220 07120 16130 16090 16050
350 300
400 350 300
250
250 200
200 150
150
100
100
50
50
0
0 0
2
4
6
8
p [bar]
10
12
14
16
0
2
4
6
8
10
12
14
16
p [bar]
Afb. 25: A) Doseercapaciteit C bij minimale tegendruk afhankelijk van de slaglengte s. B) Doseercapaciteit C afhankelijk van de tegendruk p.
55
Maatschetsen
16
Maatschetsen – –
56
De maten op de maatschets en van de pomp verge‐ lijken. De maatgegevens zijn in mm.
Maatschetsen
57
Maatschetsen
58
Motorinformatieblad standaardmotor
17
Motorinformatieblad standaardmotor Motor Datenblatt / Motor data sheet / Fiche technique pour moteur Bestell Nr. order no. / no. de commade
1011036
Motor- Typ
AF63/4C-7
Hersteller producer / producteur
ATB Mat.Nr.. 376108
Leistungsfaktor
0,64
motor type
power factor
0,66
type du moteur
facteur de puissance
Maschinenart
Wirkungsgrad
66%
type of machine
efficiency
69%
désignation
rendement
Schutzart
3 Ph. Motor
IP55
Bemessungsfrequenz
degree of protection
rated frequency
degré de protection
fréquence nominale
Bauform
Bemessungsdrehzahl
1380
mounting
rated speed
1680
construction
vitesse nominale
Bemessungsleistung
IMB5
50 / 60 Hz
0,250kW
temperature class
puissance nominale
class d'isolement
rpm t/mn
Wärmeklasse
rated output
U/min
F
/Δ
Anzugsstrom
rated voltage
380-420/220-240V
starting current
fold
tension nominale
380-480/220-280V 380-480/220-280V
courant de démarrage
fois
Bemessungsspannung
3,5/4,0
fach
Bemessungsstrom
0,89/1,54A
Anzugsmoment
rated current
0,80/1,47A
starting torque
fold
couple de démarrage
fois
courant nominale Geprüft nach
EN60034
Kippmoment
2,3/2,4
fach
2,4/2,7
fach
tested in acc. with
pull-out torque
fold
contrôlé selon
couple de décrochage
fois
ATEX Nr.
Umgebungstemperatur
40°C
ambient temperature température ambiante Ex-Schutzklasse
Schaltung
ex-protective system
connection
/Δ
branchement Drehzahlregelbereich speed ajustment range
Anmerkung
* auf Anfrage beim Hersteller
comments
* upon request at manufacturer
observation
* sur demande auprès du producteur
ProMinent Pumpentyp
S2BaHM _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ S _ _ _ S2CaHM _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ U _ _ _ _ _ _ SiBa _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ S _ _
Die Daten Di D t entsprechen t h den d Angaben A b der d Motorenhersteller. M t h t ll Kenndaten K d t funktionsgleicher f kti l i h Motoren M t anderer d Hersteller H t ll ändern ä d sich i h nur unwesentlich. tli h Angaben ohne Gewähr. The data correspond to the details given by the motor manufacturers. Ratings of motors with the same functions made by other producers show insignificant changes only. This information is supplied without liability. Les données techniques correspondent au descriptif du fabricant des moteurs. Les données techniques des moteurs similaires chez d’ autres fabricants varient très peu. Données sont d’ ordre général.
59
Explosietekeningen Sigma/ 2
18
Explosietekeningen Sigma/ 2
Doseereenheid Sigma/ 2 130-DN 15 en 350-DN 25 PVT
1 2 3
5
6
4
5
P_SI_0024
Afb. 26: Doseereenheid Sigma/ 2 130-DN 15 en 350-DN 25 PVT
Pos.
Beschrijving
Type 16050, Type 04350, 16090, 16130 07120, 07220
1
Veer
**
**
2
Kogel
*
*
3
Kogelzitting
*
*
4
Membraanbreuksensor, optisch 1033323
1033323
5
Ventiel
792517*
740615*
6
Meerlaagsmembraan
1029771*
1033422*
* De genoemde posities vormen de bestanddelen van de reserveonder‐ delenset. ** Speciale toebehoren (niet in de reserveonderdelenlijst). Technische wijzigingen voorbehouden.
60
Explosietekeningen Sigma/ 2 Sigma/ 2 PVA OV-A
10
* * * * *
*
P_SI_0086_SW
Afb. 27: Sigma/ 2 PVA OV-A
Pos.
Beschrijving
Type 16050, 16090, 16130
10
Overstortventiel compl. 10 bar PVA
1018947
10
Overstortventiel compl. 7 bar PVA
10
Overstortventiel compl. 4 bar PVA
Type 07120, 07220
Type 04350,
740811 740812
* De genoemde posities vormen de bestanddelen van de reserveonderdelenset. Veren in Hastelloy C, O-ringen in FPM-A en EPDM. Technische wijzigingen voorbehouden.
61
Explosietekeningen Sigma/ 2 Doseereenheid Sigma/ 2 130 en 350 SST
1 2 3
5
6
4
5
P_SI_0025_SW
Afb. 28: Doseereenheid Sigma/ 2 130 en 350 SST
Pos.
Beschrijving
Type 16050, Type 04350, 16090, 16130 07120, 07220
1
Veer
*
*
2
Kogel
*
*
3
Kogelzitting
*
*
4
Membraanbreuksensor, optisch 1033323
1033323
5
Ventiel
809404
803708
6
Meerlaagsmembraan
1029771*
1033422*
* De genoemde posities vormen de bestanddelen van de reserveonder‐ delenset. Technische wijzigingen voorbehouden.
62
Explosietekeningen Sigma/ 2 Sigma/ 2 SSA OV-A
10
* *
*
P_SI_0087
Afb. 29: Sigma/ 2 SSA OV-A
Pos.
Beschrijving
Type 16050, 16090, 16130
10
Overstortventiel compl. 16 bar SSA
1019246
10
Overstortventiel compl. 7 bar SSA
10
Overstortventiel compl. 4 bar SSA
Type 07120, 07220
Type 04350,
740815 740814
* De genoemde posities vormen de bestanddelen van de reserveonderdelenset. Veren in Hastelloy C, O-ringen in FPM-A en EPDM. Technische wijzigingen voorbehouden.
63
Slijtdelen Sigma/ 2
19
19.1
Slijtdelen Sigma/ 2
Standaard
Reserveonderdelensets PVT (doseereen‐ heden) Reserveonderdelenset
Typen 16050, 16090, 16130
FM 130 - DN15
1035951
FM 350 - DN25
Typen 04350, 07120, 07220
1035953 Inhoud van de levering: zie explosietekeningen.
Reserveonderdelensets SST (doseereen‐ heden) Reserveonderdelenset
Typen 16050, 16090, 16130
FM 130 - DN15
1035957
FM 130 - DN15 met 2 ventielen compl.
1035954
Typen 04350, 07120, 07220
FM 350 - DN25
1035960
FM 350 - DN25 met 2 ventielen compl.
1035959 Inhoud van de levering: zie explosietekeningen.
Reserveonderdelensets voor geïntegreerd overstortventiel Reserveonderdelenset
voor materiaaluitvoering
Afdichtingen
Bestelnr.
ETS OV 4 bar
PVT/SST
FPM-A / EPDM
1031199
ETS OV 7 bar
PVT/SST
FPM-A / EPDM
1031200
ETS OV 10 bar
PVT
FPM-A / EPDM
1031201
ETS OV 16 bar
SST
FPM-A / EPDM
1031203
Inhoud van de levering: zie explosietekeningen.
19.2
Fysiologische verdraagzaamheid
Reserveonderdelensets Levering bij materiaaluitvoering PVT 1 x doseermembraan, 2 x ventielkogel ,1 x zuigventiel cpl., 1 x persventiel cpl. 1 x elastomeer-afdichtingsset (EPDM) 2 x kogelzittingbussen, 2 x kogelzitting, 4 x vormpakking 1x afdichtring (voor ontluchtingsventiel of overstroomventiel)
Levering bij materiaaluitvoering SST 1 x doseermembraan, 2 x ventielkogels 2 x pakkingringen
64
Slijtdelen Sigma/ 2 4 x vormpakking 1x afdichtring (voor ontluchtingsventiel of overstroomventiel)
Bestelgegevens Reserveonderdelensets PVT (doseereenheden) Doseereenheid
Typen 16050, 16090, 16130
Typen 07120, 07220, 04350
FM 130 - DN 15
1046472
-
FM 350 - DN 25
-
1046475
Reserveonderdelensets SST (doseereenheden) Doseereenheid
Typen 16050, 16090, 16130
Typen 07120, 07220, 04350
FM 130 - DN 15
1046473
-
FM 130 - DN15 met 2 ventielen compl.
1046474
-
FM 65 - DN 10
-
1046476
FM 65 - DN10 met 2 ventielen compl.
-
1046477
Materialen die in aanraking komen met het medium – uitvoering "Fysiologisch ver‐ draagzaam m.b.t. met materiaal dat in aanraking komt met het medium" Materiaaluitvoe‐ ring
Doseereenheid
Zuig- / persaan‐ sluiting
Afdichtingen*/ kogelzitting
Kogels
Geïntegreerd ont‐ luchtingsventiel of overstortventiel
PVT
PVDF
PVDF
PTFE / PVDF
Keramiek / glas ** PVDF / EPDM
SST
Roestvrij staal 1.4404
Roestvrij staal 1.4581
PTFE / PVDF
Roestvrij staal 1.4404
Roestvrij staal/ EPDM
* Doseermembraan met PTFE-coating, afdichtingen zijn PTFE-vormpak‐ kingen PTFE: FDA-Nr. 21 CFR §177.1550 PVDF: FDA-Nr. 21 CFR §177.2510 ** bij 07120, 07220, 04350
65
EG-conformiteitsverklaring voor machines
20
EG-conformiteitsverklaring voor machines
Voor pompen zonder EX-bescherming:
Volgens RICHTLIJN 2006/42/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD, bijlage I, FUNDAMENTELE VEILIGHEIDS- EN GEZOND‐ HEIDSEISEN, hoofdstuk 1.7.4.2. C. Hiermee verklaren wij, n n n
ProMinent Dosiertechnik GmbH Im Schuhmachergewann 5 - 11 D - 69123 Heidelberg,
dat het hieronder genoemde product op grond van het ontwerp, de con‐ structie en de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de betreffende fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen in de EGrichtlijn. Deze verklaring verliest haar geldigheid wanneer er aanpassingen aan het product worden uitgevoerd die niet met ons zijn afgestemd.
Benaming van het product:
Doseerpomp, serie Sigma
Producttype:
S2Ba...
Serienr.:
zie typeplaatje op het apparaat
Relevante EG-richtlijnen:
EG-Machinerichtlijn 2006/42/EG EMC-richtlijn (2004/108/EG) De beschermingsdoelen van de Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG zijn conform bijlage I, Nr. 1.5.1 van de EG-Machinerichtlijn 2006/42/EG zijn opgevolgd
Toegepaste geharmoniseerde normen, vooral:
EN ISO 12100 EN 809 EN 61010-1 EN 61000-6-2/3 Datum: 20-9-2013
66
EG-conformiteitsverklaring voor machines EX
21
EG-conformiteitsverklaring voor machines EX
Voor pompen met EX-bescherming:
Hiermee verklaren wij, n n n
ProMinent Dosiertechnik GmbH Im Schuhmachergewann 5 - 11 DE - 69123 Heidelberg,
dat het hieronder genoemde product op grond van het ontwerp, de con‐ structie en de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de betreffende fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen in de EGrichtlijn. Deze verklaring verliest haar geldigheid wanneer er aanpassingen aan het product worden uitgevoerd die niet met ons zijn afgestemd.
Benaming van het product:
Doseerpomp, serie Sigma 2, Uitvoering "Ex-bescherming" conform "ATEX 95"
Producttype:
S2Ba_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _XY_ _ Kenmerkwaarde "X" = "P" of "L", en kenmerkwaarde"Y" = "1" of "2" of "X" = "1, 2, 3, 4 of 5" en "Y" = "A"
Serienr.:
zie typeplaatje op het apparaat
Relevante EG-richtlijnen:
EG-Machinerichtlijn 2006/42/EG EMC-richtlijn (2004/108/EG) EG-EX-Richtlijn (94/9/EG) (ATEX)
Toegepaste geharmoniseerde normen, vooral:
Pomp zonder motor: EN ISO 12100-1/2, EN 809, EN 13463-1/5 Motor ex "e": EN 50014, EN 50019 Motor ex "d": EN 60079-0, EN 60079-1, EN 60079-7, EN 61241-0, EN 61241-1 Slagsensor: EN 60079-0, EN 60079-11, EN 60079-26
Door de montage van de componenten ontstaan er geen nieuwe Ex-relevante gevaren. Aanduidingen m.b.t. explosiege‐ vaar:
Pomp zonder motor: II 2G c IIC T4 X Motor (kenmerkwaarde "Y"="1"): II 2G EEx e IIC T3 Motor (kenmerkwaarde "Y"="2"): II 2G EEx de IIC T4 Membraanbreuksensor: II 1G Ex ia IIC T6 Volledig systeem: II 2G c IIC T3 X (voor "Y"="1") of II 2G c IIC T4 X (voor "Y"="2" of "A") Datum: 26-5-2010
67
ProMinent Dosiertechnik GmbH Im Schuhmachergewann 5-11 69123 Heidelberg Germany Telefoon: +49 6221 842-0 Telefax: +49 6221 842-612 E-mail:
[email protected] Internet: www.prominent.com 986271, 2, nl_NL
© 2011