STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
0. Algemene informatie 0.1 Distributielijst
Lijst van kopiehouders kwaliteitshandboek Nr.
Functie
1.
Directeur Algemeen
2.
Directeur Kwaliteit en Beleid (is ook kwaliteitsmanager)
3.
Voorzitter van de Stichting Udense Peuterspeelzalen
4.
Secretaris van de Stichting Udense Peuterspeelzalen
5.
Penningmeester van de Stichting Udense Peuterspeelzalen
6.
De leden van het Bestuur
7.
Alle medewerkers van de Stichting Udense Peuterspeelzalen
8.
Beleidsmedewerker MO van de gemeente Uden
9.
De leden van de klachtencommissie
10.
Alle peuterspeelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen
De leidsters kunnen op aanvraag een digitale versie ontvangen. Op de peuterspeelzalen komt een papieren versie ter inzage voor ouders. Ook op kantoor is een papieren versie aanwezig.
Uitgiftedata wijzigingen onderdelen kwaliteitshandboek: 13-03-2001 12-06-2001 09-10-2001 20-11-2001 05-01-2002 22-04-2003 22-06-2004 24-05-2005 26-03-2007 26-11-2009 17-01-2014 Januari 2015
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
1
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/3
0. Algemene informatie 0.2 Inhoudsopgave Nummer 0
Inhoudsopgave
bladzijde
Algemene informatie Distributielijst Inhoudsopgave Toepassingsgebied Lijst met afkortingen en definities
1 2 5 6
Peuteradministratie Inschrijving Plaatsing Uitschrijving
7 8 9
Uitvoering/Dienstverlening Werkinstructies/richtlijnen Pedagogisch beleid Ziekte en ongevallen Kindermishandeling Ontwikkelingsproblemen bij kinderen/Zorg Calamiteiten Grensoverschrijdend gedrag Informatie Bereikbaarheid
10 11 14 15 16 18 19 20
3.1 3.2 3.3
Evaluatie Welbevinden van kinderen Waardering door klanten Klachten van klanten
21 22 23
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.2 4.2.1 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4
Beleid en organisatie Algemeen beleid Visie en doelstelling Pedagogisch beleid Wennen op de peuterspeelzaal Voor- en Vroegschoolse Educatie Anti-discriminatie Kwaliteitsbeleid Kwaliteitsverklaring Organisatiestructuur Organisatiestructuur Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Besluitvorming Overlegstructuur
0.1 0.2 0.3 0.4 1 1.1 1.2 1.3 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.2 2.3 3
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
24 25 27 29 30 31 32 33 46 47 2
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/3
0. Algemene informatie 0.2 Inhoudsopgave
bladzijde
4.4 4.5 4.6 4.7
Financieel beleid Calamiteiten Privacy Inspraak van ouders/verzorgers
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6 5.1.7 5.2 5.2.1 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Personeel Personeelsbeleid Werving en selectieprocedure In-, door- en uitstroombeleid Verzuimbeleid Beroepspraktijkvorming Medezeggenschapsregeling personeel Deskundigheidsbevordering Multicultureel personeelsbeleid Bevordering van het functioneren Functioneringsgesprekken / beoordelingsgesprekken Inwerk- en introductieprogramma Vrijwilligersbeleid Arbobeleid Tevredenheidsmeting medewerkers Klachtenbehandeling medewerkers
6 6.1 6.2 6.3 7 7.1 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
49 50 51 52
54 55 57 58 59 60 61 62 63 64 65 71 72
Fysieke omgeving en materiaal Accommodatiebeleid Gebouwen en ruimten Functionele inrichting en middelen
73 74 75
Diensten door derden Inkoop materialen/middelen/apparatuur/diensten
76
Documenten Beheer van documenten Documenten op werkplek Kwaliteitsregistraties en beheer van gegevens Register werkinstructies Register documenten (incl. wet- en regelgeving) Register formulieren Register kwaliteitsregistraties
77 78 79 80 81 82 83
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
3
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 3/3
0. Algemene informatie 0.2 Inhoudsopgave
9
Bijlagen 1. Protocol omgaan met zieke kinderen 2. Protocol hoe te (be)handelen bij hoofdluis 3. Regels en afspraken veiligheid en gezondheid 4. Calamiteitenplan 5. Protocol hoe te handelen bij overlijden van……. 6. Vragenlijst exitinterview 7. Protocol ziekteverzuim 8. Studiekostenregeling 9. Richtlijnen Functioneringsgesprekken 10. Tevredenheidsonderzoek medewerkers 11. Klachtenregeling medewerkers 12. Zwangerenbeleid 13. Ongevalsmeldingsprocedure 14. Aandachtspuntenlijst nieuwe medewerkers 15. Functieomschrijving Peuterleidster 1 16. Functieomschrijving Leidinggevende 3 17. Functieomschrijving beleids-/stafmedewerker 2 18. Functieomschrijving administratief medewerker 2 19. Tevredenheidsonderzoek ouders/verzorgers 20. Seksuele intimidatie, agressie en geweld 21. Aansprakelijkheidsverklaring ophalen oud papier 22. Aandachtspunten invalster 23. Tutorvaardigheden 24. Buitengewoon verlof 25. Protocol buitenspelen op tropisch warme dagen 26. PVT reglementen / overeenkomsten 27. Mogelijke taken oudercommissies 28. Privacyreglement 29. Klachtenformulier 30. Zorg voor peuters 31. Handelingsprotocol bij grensoverschrijdend gedrag 32. Huisregels 33. Verstrekken geneesmiddelen op verzoek 34. Protocol medische handelingen 35. Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
84 85 86 87 92 95 97 100 108 112 119 121 125 126 127 128 130 132 133 136 140 142 143 144 145 147 148 153 154 156 157 159 164 165 167 170
4
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
0. Algemene informatie 0.3 Toepassingsgebied
Toepassingsgebied Het in dit kwaliteitshandboek beschreven kwaliteitssysteem is van toepassing voor alle medewerkers van Stichting Udense Peuterspeelzalen. De Stichting Udense Peuterspeelzalen levert de volgende dienst: Het inrichten en in stand houden van peuterspeelzalen te Uden, waarin kinderen van 2 tot 4 jaar samen met leeftijdgenootjes in een veilige omgeving onder deskundige begeleiding, en met de daarbij benodigde middelen, ervaringen op kunnen doen buiten het gezin. De stichting biedt alle 3 jarigen op al haar locaties een afgestemd aanbod VVE (voor en vroegschoolse educatie) Informatie over de Stichting Udense Peuterspeelzalen, het kwaliteitshandboek, pedagogisch beleid, inschrijving, etc., is ook terug te lezen op de site (www.peuterspeelzalenuden.nl), en in het informatieboekje van de stichting.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
5
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz :1/1
0. Algemene informatie 0.4 Lijst met afkortingen en definities
Afkortingen MO-groep
Maatschappelijke Ondernemersgroep voor welzijn, hulpverlening en opvang
Definities - Proceseigenaar - Kwaliteitsmanager - Medewerker
- Peuterspeelzaalleidster - Tutor
Kwaliteitshandboek
Functionaris eindverantwoordelijk voor een proces Directeur Kwaliteit en Beleid Daar waar sprake is van “medewerker” worden alle binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen voorkomende functies bedoeld. (zie 4.3.2) Daar waar gesproken wordt over peuterspeelzaalleidsters, kunt u ook lezen: peuterspeelzaalleiders. Extra begeleid(st)er op een peuterspeelzaal waar men werkt met Piramide. De tutor ondersteunt peuters die extra hulp nodig hebben.
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
6
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
1. Peuteradministratie 1.1 Inschrijving Doel van de procedure: Het zorgen voor correcte informatievoorziening naar – en inschrijving van de peuters. Proceseigenaar : Administratie
Procedure bij inschrijving Inschrijvingen kunnen binnenkomen op een peuterspeelzaal of op het kantoor van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Informatie wordt verstrekt door de medewerker, met inachtneming van de antidiscriminatiecode (zie procedure 4.1.4). De medewerker noteert naam, adres, telefoonnummer, geboortedatum van de aan te melden peuter en een eventuele voorkeur voor een dagdeel en peuterspeelzaal en registreert deze inschrijving in de administratie van de betreffende peuterspeelzaal. Via de site (www.peuterspeelzalenuden.nl ) kan een peuter worden ingeschreven op de wachtlijst. De ouder/verzorger krijgt een ontvangstbevestiging en de administratie stuurt de gegevens door naar de betreffende peuterspeelzaal. Inschrijfcriteria zijn: De peuter moet minstens 18 maanden zijn. De peuter is nog niet geplaatst op een andere speelzaal van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. (Indien de peuter al is geplaatst en naar een andere peuterspeelzaal van onze stichting wil, dan dient de peuter eerst uitgeschreven te zijn bij de ‘oude’ peuterspeelzaal voordat de peuter op de wachtlijst van de ‘nieuwe’ peuterspeelzaal kan, verhuizing uitgezonderd.) Het is mogelijk om een peuter op meerdere speelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen tegelijk in te schrijven. Verzocht wordt aan de ouder/verzorger om bij een plaatsing de overige inschrijvingen in te trekken. Voor het vervolg van de procedure wordt verwezen naar procedure 1.2, plaatsing en 1.3, uitschrijving.
Inschrijfgeld en betalingen Na plaatsing wordt eenmalig inschrijfgeld verwerkt bij de eerste maandelijkse ouderbijdrage. De ouderbijdrage dient per maand vooruit betaald te worden. Bij inschrijving vanaf de 16e van de maand of bij uitschrijving voor de 16e van de maand betaalt men de helft van de maand. De eerste betaling omvat de eerste maand achteraf, de tweede maand vooruit en het inschrijfgeld. Voor een tweede kind, dat gelijktijdig de peuterspeelzaal bezoekt, is een kortingsregeling van toepassing. Dit geldt ook voor peuters die meer dan 2 dagdelen komen spelen op medische indicatie. Men kan betalen via automatische incasso of acceptgiro. Bij betaling via acceptgiro worden administratiekosten in rekening gebracht in verband met de hogere kosten van een acceptgiro. Indien op de 1e van de maand het saldo niet toereikend is om automatisch af te schrijven, krijgt men ook een acceptgiro toegestuurd.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
7
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
1. Peuteradministratie 1.2 Plaatsing Doel van de procedure: Het op een efficiënte wijze komen tot de plaatsing van een kind binnen de opvang. Proceseigenaar : Peuterspeelzaalleidster.
Plaatsing Voor peuters die op de wachtlijst staan en geplaatst worden geldt: De peuterspeelzaalleidster beoordeelt bij mutaties of plaatsing mogelijk is aan de hand van de volgende criteria: Datum inschrijving (indien er wachtlijsten zijn). Leeftijd peuter (minimaal 2 jaar). Dagdelen waarvoor ingeschreven (N.B.: er is geen verandering mogelijk van maandag / donderdag naar dinsdag / vrijdag als de peuter al geplaatst is). Indien aan alle voorwaarden is voldaan volgt plaatsing. De voorrangsregeling geldt voor: 1. Peuters die verhuizen naar het gebied van de Stichting Udense Peuterspeelzalen en al elders op een peuterspeelzaal zaten. Voorwaarde is wel dat men beschikt over een bewijs van plaatsing bij de vorige speelzaal. 2. Peuters die een medische of sociale indicatie hebben, uitgegeven door een huisarts, specialist of jeugdverpleegkundige GGD. 3. Peuters die verhuizen binnen Uden. Peuters kunnen niet zomaar van de ene peuterspeelzaal overstappen naar een andere peuterspeelzaal van de Stichting Udense Peuterspeelzalen als de peuter al geplaatst is Indien overplaatsing gewenst is kan in overleg met de directie worden bekeken of er een gegronde reden is om tot overplaatsing over te gaan. Procedure bij plaatsing De peuterspeelzaalleidster belt naar de ouders/verzorgers voor akkoord plaatsing. Daarna krijgt de peuter een welkomkaart met tijd en datum van het eerste speelzaalbezoek. Er bestaat voor de peuter de mogelijkheid om voor de definitieve plaatsing nog een keer kennis te komen maken. Indien een peuter geplaatst wordt, ontvangen de ouders/verzorgers een inschrijfformulier. Bij het inschrijfformulier ontvangen de ouders/verzorgers een informatieboekje, een vakantierooster en een ouderactiviteitenlijst. Het inschrijfformulier en de ouderactiviteitenlijst dienen volledig ingevuld ingeleverd te worden op de speelzaal. De peuterspeelzaalleidster zorgt er vervolgens voor dat de gegevens verwerkt worden in de administratie van de peuterspeelzaal en dat het volledige ingevulde inschrijfformulier verzonden wordt aan de peuteradministratie/kantoor. De inschrijfgegevens worden door de administratief medewerker ingevoerd in de computer. Op kantoor/de peuteradministratie, is in de computer zichtbaar; welke peuters geplaatst zijn en wie de speelzaal heeft verlaten. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
8
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
1. Peuteradministratie 1.3 Uitschrijving Doel van de procedure: Het op een efficiënte wijze komen tot de uitschrijving van een kind binnen de opvang. Proceseigenaar : Peuterspeelzaalleidster.
Procedure bij uitschrijving De peuterspeelzaalleidster zorgt dat een maand voor de laatste speeldag van de betreffende peuter, de ouders/verzorgers een uitschrijfformulier ontvangen. Deze dient, volledig ingevuld, ingeleverd te worden op de peuterspeelzaal. Vervolgens verwerkt de peuterspeelzaalleidster deze uitschrijving in de eigen administratie en stuurt het uitschrijfformulier door naar de administratief medewerker. Deze laatste functionaris verzorgt de verdere administratieve en financiële afhandeling. Uitschrijving kan ingaan vanaf de vijftiende of de laatste dag van de maand.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
9
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.1 Pedagogisch beleid Doel van de procedure: Het zorg dragen voor een, pedagogisch gezien, zo goed mogelijke opvang. Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid.
Op 13 september 2011 is het nieuwe pedagogisch beleidsplan (gebaseerd op de pedagogische kaders die de SUP samen met kinderopvangorganisatie Kiobra heeft opgesteld) vastgesteld in het Bestuur. Alle peuterspeelzalen hebben een Pedagogisch Beleidsplan met daarin een werkplan voor de eigen peuterspeelzaal opgesteld. Deze liggen op de peuterspeelzaal ter inzage. Jaarlijks wordt het Pedagogisch Beleidsplan (indien nodig) geactualiseerd. Doel van het Pedagogisch Beleid is dat medewerkers op een eenduidige manier werken en dezelfde doelen voor ogen hebben. Individuele leidsters hebben een eigen manier van werken, die past binnen het beleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. In het pedagogisch Beleid is o.a. opgenomen hoe leidsters handelen, werkinstructies, regels en afspraken en activiteiten voor peuters en ouders.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
10
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/3
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.2 Ziekte en ongevallen Doel van de procedure: Het op een doeltreffende wijze handelen in geval van ziekte van kinderen, bij ongevallen en bij medische handelingen. Proceseigenaar : Peuterspeelzaalleidster/ Directeur Kwaliteit en Beleid
Ziekte Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen geldt de regel dat zieke kinderen de speelzaal niet kunnen bezoeken. Enerzijds omdat de speelzaal daar niet (voldoende) voor toegerust is en omdat het in een aantal gevallen i.v.m. infectiegevaar, overdracht of besmettingsgevaar is uitgesloten dat een kind de speelzaal bezoekt. Anderzijds omdat we mogen veronderstellen dat kinderen wanneer ze ziek zijn of zich ziek voelen, zich thuis het beste op hun gemak voelen. Indien een kind ziek wordt tijdens het verblijf op een speelzaal van de Stichting Udense Peuterspeelzalen brengt de peuterspeelzaalleidster de ouders/verzorgers op de hoogte en verzoekt hen het kind te komen ophalen (zie bijlage 1). Op onze peuterspeelzalen is een GGD-map aanwezig met informatie en richtlijnen bij o.a. infectieziekten. Ouders worden over besmettelijke ziektes op de peuterspeelzaal geïnformeerd door de leidsters en via de informatieborden.
Beleid veiligheid en gezondheid Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft gezondheid, hygiëne en veiligheid van de peuters hoog in het vaandel. De Wet kinderopvang, richtlijnen van brandweer, gemeente en de GGD geven hier een duidelijk kader voor aan. Kinderen ontwikkelen zich door spel, uitproberen en ontdekken. Het bieden van uitdaging enerzijds en het creëren van een veilige omgeving anderzijds kunnen met elkaar in conflict komen. Het is zoeken naar een balans tussen ontwikkelingskansen enerzijds en gezondheid, hygiëne en veiligheid anderzijds. Onder deskundige begeleiding van de leidsters en tutors zorgen we ervoor dat de risico’s beperkt en aanvaardbaar zijn. Er zijn preventieve maatregelen genomen die de directe omgeving en het spel van het kind bij ons zo veilig mogelijk maken, zoals: - Veiligheids-strips op de deuren - Hekken om de buitenterreinen - Jaarlijkse inspectie buitentoestellen en brandblusmiddelen - Jaarlijkse ontruimingsoefeningen - Schoonmaakschema’s - Afspraken en gedragsregels voor leidsters, ouders en peuters - Op iedere locatie zijn leidsters opgeleid voor BHV (BedrijfsHulpVerlening) en/of EHBO (Eerste Hulp Bij Ongelukken).
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
11
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/3
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.2 Ziekte en ongevallen Doel van de procedure: Het op een doeltreffende wijze handelen in geval van ziekte van kinderen en bij ongevallen. Proceseigenaar : Peuterspeelzaalleidster.
Risico inventarisatie Jaarlijks voeren wij een risico-inventarisatie gezondheid en veiligheid uit op alle peuterspeelzalen. Naar aanleiding hiervan wordt een plan van aanpak opgesteld, geëvalueerd en bijgesteld. GGD-inspectie Het toezicht en de handhaving op het gebied van veiligheid en gezondheid vanuit de Wet Kinderopvang gebeurt door de GGD. Jaarlijks beoordeelt de GGD-inspecteur onder andere het beleid en de uitgevoerde risico-inventarisaties. Daarnaast worden er steekproefsgewijze controles gehouden. De inspectierapporten van de GGD zijn openbaar en kunnen worden opgevraagd bij de gemeente. Tevens liggen zij ter inzage op de locatie en worden vermeld op de website van de stichting. Hygiëne Werkinstructies voor schoonmaak, verschoonplek reinigen en bv wat te doen bij bloed/bloed contact zijn opgenomen in het kwaliteitshandboek en bekend bij alle medewerkers. Op alle peuterspeelzalen wordt afgevinkt wanneer wat schoongemaakt is. Bijlagen: - regels en afspraken gezondheid en veiligheid - werkinstructies verschonen/reinigen verschoonplek; ventileren/luchten
Buiten spelen bij zeer zonnig weer Te veel zon is niet goed voor de kinderhuid. Hoe vaker kinderen verbranden, des te groter de kans op huidkanker later. Water en zand weerkaatsen het zonlicht, maar ook in de schaduw is het van belang zonnebrandcrème te gebruiken. Door de peuters in te smeren met anti-zonnebrandmiddel wordt een gedeelte van de uv-straling tegengehouden en zonnebrand vertraagd. Toch krijgen de kinderen dan nog schadelijke uv-straling op de huid. Het is daarom belangrijk dat er ook op de peuterspeelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen goed om wordt gegaan met buitenspelen in de zon. Als ’s morgens vroeg de temperatuur 22ºC aangeeft en het KNMI voorspelt tropische temperaturen, is voorzichtigheid geboden. Enkele afspraken die hiertoe bijdragen, symptomen van oververhitting en de belangrijkste verschijnselen van een zonnesteek zijn opgenomen in een protocol, bijlage 25.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
12
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 3/3
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.2 Ziekte en ongevallen Doel van de procedure: Het op een doeltreffende wijze handelen in geval van ziekte van kinderen en bij ongevallen. Proceseigenaar : Peuterspeelzaalleidster.
Ongevallen Bij ongevallen op een van de speelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen dienen in ieder geval de volgende stappen gezet te worden: constateren van de ernst; kleine ongevallen als tand door de lip, bulten e.d. kunnen door de peuterspeelzaalleidsters zelf behandeld worden (op alle speelzalen is een EHBO-trommel aanwezig); indien doktershulp noodzakelijk is, worden de ouders/verzorgers gebeld om indien nodig samen met één van de peuterspeelzaalleidsters naar de huisarts te gaan. Voorwaarde is overigens dat alle peuterspeelzaalleidsters beschikken over een EHBO-diploma en jaarlijks de herhalingsavond bijwonen. Op alle peuterspeelzalen is ieder dagdeel een leidster aanwezig die bedrijfshulpverlener is. Ongevallen waarbij een (tand)arts is ingeschakeld worden door de medewerkers geregistreerd via een ongevallen-registratieformulier en een kopie hiervan gaat naar de directeur Kwaliteit en Beleid.
Medische handelingen Als er door ouders/verzorgers wordt vermeld dat er bij een peuter - onder speelzaaltijd - medische handelingen verricht moeten worden, neemt de leidster van de betreffende peuterspeelzaal contact op met de directeur Kwaliteit en Beleid. Samen met de ouders en de leidster bekijkt de directeur waaruit de medische handelingen bestaan. Het is belangrijk te weten om welk geneesmiddel het gaat en hoe het moet worden toegediend. Niet alle geneesmiddelen kunnen toegediend worden door de leidsters van een peuterspeelzaal. Ook zijn er diverse medische handelingen (bv. injectie) die alleen gekwalificeerde bevoegde beroepsbeoefenaars uitgevoerd mogen worden (bv. arts, verpleegkundige). In de Wet BIG is dit geregeld (afschrift op kantoor). Medische handelingen zijn uitgesloten van de aansprakelijkheidsverzekering. Altijd geldt dat: als personeel zich, ondanks instructie, niet deskundig genoeg acht om de handeling te kunnen verrichten, hij/zij de handeling ook niet moet uitvoeren. Pas als alle partijen (ouders/verzorgers, leidsters en directie) positief hebben gereageerd, kan de peuter geplaatst worden. Het toedienen van zelfhulpmiddelen en medicijnen wordt schriftelijk vastgelegd in een overeenkomst. In de overeenkomst toediening zelfhulpmiddelen en in een protocol zal worden beschreven: de wijze van toediening, aansprakelijkheid en eventuele training. Een lijst met aandachtspunten en een voorbeeldovereenkomst zijn op kantoor aanwezig. Zie ook bijlage 33 en 34.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
13
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.3 Kindermishandeling Doel van de procedure: Het op een doeltreffende wijze handelen in geval van kindermishandeling. Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid en peuterspeelzaalleidsters.
Algemeen Kindermishandeling komt overal voor. In Nederland zijn naar schatting minstens 100.000 (2005) kinderen per jaar slachtoffer van kindermishandeling. Tussen de 50 en 80 kinderen per jaar overlijden aan de gevolgen van kindermishandeling. Kindermishandeling is een ernstig probleem. Kinderen die mishandeld worden hebben recht op hulp. En liefst zo vroeg mogelijk. De schade kan dan beperkt blijven. Een peuterspeelzaal is bij uitstek een plaats waar (een vermoeden van) kindermishandeling gesignaleerd kan worden. Peuterspeelzalen dragen een eigen verantwoordelijkheid voor het signaleren van kindermishandeling en voor het ondernemen van actie na het signaleren. De signalen moeten worden doorgegeven aan de instanties die hulp kunnen bieden aan het gezin. De leidsters hebben hierin een duidelijke taak. Zij zien de kinderen regelmatig en kunnen opvallend of afwijkend gedrag signaleren. Nadat zij signalen hebben opgemerkt is het ook hun taak actie te ondernemen, waarna het protocol wordt gevolgd. De leidinggevenden steunen de leidsters bij deze taak en geven sturing aan de uitvoering van het protocol. Zij zijn er verantwoordelijk voor dat de signalen bij de juiste instantie terechtkomen. Dit betekent dat er enige deskundigheid moet zijn in het signaleren en in het omgaan met de signalen van kindermishandeling In 2012 is een Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld opgesteld die in 2013 via de Wet op de Meldcode is ingegaan. De SUP volgt deze Meldcode en heeft deze verspreid onder de medewerkers. De Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld ligt ter inzage bij de directie en op de speelzalen. De directeur Kwaliteit en Beleid zorgt ervoor dat de peuterspeelzaalleidsters op de hoogte zijn van de Meldcode en er naar handelen. Wanneer er sprake is van preventie van of daadwerkelijke kindermishandeling door peuterspeelzaalleidsters of ouders/verzorgers wordt er door Stichting Udense Peuterspeelzalen gehandeld conform het protocol. (zie bijlage 35, Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld)
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
14
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.4 Ontwikkelingsproblemen bij kinderen/zorg Doel van de procedure: Het op een doeltreffende wijze handelen in geval van ontwikkelingsproblemen bij kinderen. Proceseigenaar : Peuterspeelzaalleidster.
Signaleren van ontwikkelingsproblemen Bij zorg voor 2 tot 4 jarigen speelt de peuterspeelzaal een rol als vindplaats. Om ernstige problemen te voorkomen en snel de juiste hulp te kunnen inschakelen moeten problemen op opvoedkundig, gedragsmatig en/of medisch vlak tijdig gesignaleerd worden. Signalen worden door leidsters en tutoren opgevangen door de dagelijkse observaties en door het invullen van de Udense Overdrachtslijst Als de peuter 3 jaar wordt, ontvangt de ouder /verzorger een e-mail waarin op de mogelijkheid tot een gesprek met de leidsters wordt gewezen. Als de overdrachtlijst is ingevuld als de peuter 3 jaar en 9 maanden is, worden de ouders/verzorgers ook uitgenodigd voor een gesprek. Leidsters van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Uden hebben een cursus vroeg signaleren, gegeven door de Thuiszorg, gevolgd. Overleg met de verpleegkundige JGZ De jeugdverpleegkundige GGD komt regelmatig op de peutergroepen om kinderen te bespreken. Bij inschrijving geven ouders wel/niet toestemming aan de leidsters om met de jeugdverpleegkundige over de peuter te praten. Zorgstructuur SUP Als leidsters zorgsignalen zien bij peuters zullen zij in eerste instantie het probleem verhelderen door met collega’s hierover te praten. Ook zullen zij met de ouders praten om duidelijk te krijgen hoe de peuter thuis is, of ouders ook zorg hebben over de peuter. Het delen van bezorgdheid is voor ouders ook heel prettig. Samen kan gezocht worden naar een gewenste oplossing. Indien nodig kan er iemand komen observeren (uit eigen organisatie, thuiszorg, MEE). Daarna is weer een gesprek met de ouders/verzorgers. Samen met de directeur Algemeen worden zorgpeuters doorgesproken in het teamoverleg. Zonodig worden verdere stappen ondernomen/afspraken gemaakt. De jeugdverpleegkundige GGD kan dan worden geïnformeerd over de zorg. Bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld treedt de Meldcode in werking volgens het daar beschreven stappenplan.(Zie bijlage 30 Zorg voor peuters) Zorg voor Jeugd In Uden is een zorgadviesstructuur ontwikkeld waarbij de jeugdverpleegkundige GGD een coördinerende rol heeft. Kernpartners zijn de peuterspeelzalen, de kinderdagverblijven, de jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk. Signalen worden zo gedeeld, geanalyseerd en zo nodig worden afspraken gemaakt en interventies uitgezet/doorverwezen. Zorg voor Jeugd gebruikt een digitaal signaleringssysteem en er zijn afspraken over ketencoördinatie en onderlinge werkwijze. Bij meerdere signalen van verschillende professionals over hetzelfde kind, is er een match en wordt de jeugdverpleegkundige GGD de ketencoördinator. Deze is verantwoordelijk voor de organisatie en voortgang van het zorgadviesoverleg en is voorzitter en contactpersoon.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
15
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/2
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.5 Calamiteiten Doel van de procedure : Het op een doeltreffende wijze handelen in geval van calamiteiten. Proceseigenaar
: Peuterspeelzaalleidster.
Calamiteiten Calamiteiten zijn onverwachte en veelal heftige gebeurtenissen die zeer ingrijpend zijn voor het gebeuren op de speelzalen. Calamiteiten zijn grofweg in drie categorieën onder te verdelen. Ongevallen met kinderen en personeel Calamiteiten door storingen in apparaten in en om de speelzaal, bijvoorbeeld stroomuitval/overstroming/brand etc. Calamiteiten veroorzaakt door buitenstaanders Handelingsplannen Alle categorieën van calamiteiten vereisen een andere manier van handelen. Voor alle situaties geldt dat in geval van calamiteiten het inroepen van hulp van anderen noodzakelijk is. Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een calamiteitenplan, handelingsplan en huisregels opgesteld (zie bijlagen 4, 31 en 32), Tevens is er een ontruimingsplan met vluchtroute opgesteld, welk op alle vestigingen op het prikbord hangt. Preventieve maatregelen Ongelukken zijn vaak gebonden aan een bepaalde ontwikkelingsfase van het kind. Dit wetende is het wellicht mogelijk preventieve maatregelen te nemen bij bouw en inrichting van de speelzalen. De speelzalen worden jaarlijks gecontroleerd door de GGD. In het beleid Veiligheid en gezondheid (bijlage 3) staan afspraken en regels om risico’s op calamiteiten te verkleinen/weg te nemen. Bij de telefoon hangen de volgende nummers duidelijk zichtbaar: Van de dichtstbijzijnde huisarts en/of van alle huisartsen in Uden (zodat de huisarts van het betreffende kind kan worden benaderd). Het algemene alarmnummer: 112. Van een taxicentrale in de buurt. Het alarmnummer van de brandweer.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
16
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/2
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.5 Calamiteiten Doel van de procedure: Het op een doeltreffende wijze handelen in geval van calamiteiten. Proceseigenaar
: Peuterspeelzaalleidster.
Brengen en halen De leidsters verlenen de toegang tot de peuterspeelzaal. Ouders dienen zich te houden aan de breng- en haaltijden. Tijdens het inloopkwartier (bij het brengen van de peuters) kunt u bv even met uw peuter een puzzel maken. Daarna starten de leidsters met het programma. In verband met de aansluiting met basisscholen is het (voor ouders met een ouder kind op de basisschool)mogelijk om de peuter op maandag-dinsdag-donderdag-vrijdag op te halen tussen 11.30 – 11.45 uur. Peuters moeten uiterlijk 11.45 uur opgehaald zijn. De leidster moet weten wie uw kind komt ophalen. Wanneer een peuter door iemand anders dan de ouders/verzorgers gehaald wordt, moet dit doorgegeven worden. Peuters worden niet meegegeven aan broertjes of zusjes die op de basisschool zitten. Wanneer een kind mee naar huis gaat moet de ouder het kind altijd even bij de groepsleiding afmelden Overdracht verantwoordelijkheid kind aan ouders: De verantwoordelijkheid voor het kind wordt overgedragen van de peuterspeelzaal aan de ouders/verzorgers op het moment dat de ouder de peuterspeelzaal betreedt. Het moment van overdracht (van de verantwoordelijkheid) is wanneer de leidsters de toegang verschaffen tot (het terrein van) de peuterspeelzaal.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
17
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
2. Uitvoering/dienstverlening 2.1 Werkinstructies / richtlijnen 2.1.6. Grensoverschrijdend gedrag Doel van de procedure : Het op een doeltreffende wijze handelen in geval van calamiteiten. Proceseigenaar
: Peuterspeelzaalleidster.
Handelingsprotocol bij grensoverschrijdend gedrag Een peuterspeelzaal is bedoeld als veilige omgeving voor peuters, medewerkers en ouders/verzorgers. Toch kunnen we te maken krijgen met grensoverschrijdend gedrag. Om in dergelijke situaties verstandig, eenduidig en consequent te kunnen handelen, is dit handelingsprotocol opgesteld. Het protocol bevat afspraken en handreikingen ten aanzien van het omgaan met grensoverschrijdend gedrag. Het protocol geeft tevens aan welke stappen kunnen worden gezet bij het afhandelen van grensoverschrijdend gedrag. Het protocol is opgesteld met betrekking tot de volgende gedragingen: ongewenst bezoek in en rond de peuterspeelzaal; verbale agressie; seksuele intimidatie; fysieke agressie en intimidatie. Per onderwerp wordt eerst een algemene en een juridische definitie beschreven, gevolgd door een toelichting. Daarna wordt vermeld welke maatregelen de stichting kan nemen, wat de politie kan doen en welke hulpmogelijkheden er zijn. Het betreft hier slechts algemene uitgangspunten waarvan in bijzondere gevallen kan worden afgeweken. Partijen handelen conform de voor hen geldende wettelijke bepalingen en richtlijnen. (zie bijlage 31).
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
18
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
2. Uitvoering/dienstverlening 2.2 Informatie Doel van de procedure: Het verstrekken van actuele informatie en het actueel houden van deze reeds verstrekte informatie. Proceseigenaar : Afhankelijk van de vorm van communicatie wisselt dit tussen de directie, peuterspeelzaalleidster en Bestuur.
Communicatie Er zijn binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen diverse vormen van communicatie in de richting van de ouders/verzorgers. Te weten: 1. De informatiebrochure. Deze is opgesteld onder de verantwoording van de directeur Kwaliteit en Beleid en wordt regelmatig geactualiseerd. Hierin is algemene informatie van de Stichting Udense Peuterspeelzalen terug te vinden. 2. Incidenteel ontvangen de ouders correspondentie vanuit het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen, bijvoorbeeld bij verhoging van de ouderbijdrage, vacature Bestuur. 3. De overige informatie (veelal praktisch van aard) kunnen de ouder/verzorgers nalezen in de periodieke nieuwsbrief van de peuterspeelzaal en op de prikborden in de speelzaal. 4. Uiteraard is er verder sprake van mondelinge communicatie tussen de peuterspeelzaalleidsters en de ouders/verzorgers. 5. Peuterspeelzalen werken met het programma Piramide, ouders ontvangen bij elk thema een ouderbrief via de email en voor wie wil ook via papier met woorden, liedjes en tips voor thuis. 6. Op de website www.peuterspeelzalenuden.nl is nieuws, inschrijfprocedure, agenda, opvoedingsinfo, kwaliteitsinformatie, informatie over de 7 peuterspeelzalen en nog veel meer, te lezen. Aangestuurd door kantoor zorgt de webmaster voor vernieuwing van de pagina’s. 7. Ouders ontvangen een e-mail van de administratie in de maand dat de peuter 3 jaar wordt. In deze e-mail wordt aangegeven dat de ouder met de leidsters een afspraak kan maken om te praten over de ingevulde overdrachtslijst. Sinds 2012 wordt informatie zoveel mogelijk via de mail aan de ouders/verzorgers gestuurd. Hiervoor wordt op het inschrijfformulier gevraagd naar een e-mail adres.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
19
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
2. Uitvoering/dienstverlening 2.3 Bereikbaarheid Doel van de procedure: Het zorgen voor een permanente bereikbaarheid van de speelzaal. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
Openingstijden Stichting Udense Peuterspeelzalen Peuterspeelzaal de Harlekijn : van maandag tot en met vrijdag geopend van 9.00 – 11.30 uur en van 13.15 – 15.45 uur, woensdagmiddag gesloten. Peuterspeelzaal Pippeloentje: van maandag tot en met vrijdag geopend van 8.45 – 11.15 en van 12.15 – 14.45 uur. Peuterspeelzaal de Rommelpot: op maandag/donderdag geopend van 9.00 -11.30 uur en op dinsdag, woensdag en vrijdag van 8.45 – 11.15 en van 12.15-14.45 uur. Peuterspeelzaal ‘t Rupsje : van maandag tot en met vrijdag geopend van 9.00 – 11.30 uur en van 13.15 – 15.45 uur, woensdagmiddag gesloten. peuterspeelzaal ‘t Soosje : van maandag tot en met vrijdag geopend van 9.00 – 11.30 uur en van 13.15 – 15.45 uur, dinsdag- en vrijdagmiddag gesloten. Peuterspeelzaal de Vlinder : van maandag en donderdag geopend van 9.00 – 11.30 uur en van 13.15 – 15.45 uur, dinsdag- en woensdagochtend van 9.00-11.30 uur. Peuterspeelzaal ’t Vuurvliegje: van maandag en donderdag geopend van 9.00 – 11.30 uur en van 13.15 – 15.45 uur, dinsdag- en woensdagochtend van 9.00-11.30 uur.
Bereikbaarheid peuterspeelzalen Gedurende de openingsuren van de peuterspeelzaal is elke peuterspeelzaal telefonisch bereikbaar. Deze nummers zijn terug te vinden in het informatieboekje, de telefoongids en de gemeentegids. Alle peuterspeelzalen zijn ook via de mail bereikbaar (zie achterkant informatieboekje) Buiten de openingsuren en bij eventuele problemen is de directie telefonisch en via mail bereikbaar (zie informatieboekje). N.B.: jaarlijks wordt het informatieboekje op juistheid van o.a. bereikbaarheidsgegevens gecontroleerd en zo nodig aangepast door de directeur Kwaliteit en Beleid.
Bereikbaarheid administratie en directie Het kantoor is telefonisch en via mail te bereiken. Voor actuele informatie: zie informatieboekje, site, telefoongids en gemeentegids.
Bereikbaarheid ouders De peuterspeelzaalleidsters zijn verantwoordelijk voor registratie van de bereikbaarheid van ouders. In de registratie is ook een noodtelefoonnummer opgenomen. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
20
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
3. Evaluatie 3.1 Welbevinden van kinderen Doel van de procedure: Inzicht verkrijgen in het welbevinden van kinderen. Proceseigenaar
: Kwaliteitsmanager.
Nog niet
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
21
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
3. Evaluatie 3.2 Waardering door klanten Doel van de procedure: Inzicht verkrijgen in de klanttevredenheid. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
In Mei 2004 is voor de eerste maal een klanttevredenheidsonderzoek gehouden onder alle ouders van alle peuterspeelzalen. (zie bijlage 19) Dit tevredenheidsonderzoek wordt ieder even jaar wordt gehouden onder de ouders. De resultaten en eventuele verbeterpunten zullen worden besproken in het leidsteroverleg en het Bestuur. In de verschillende teams komen de resultaten en de verbeterpunten aan de orde. De ouders ontvangen een rapportage van de resultaten.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
22
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
3. Evaluatie 3.3 Klachten van klanten Doel van de procedure: Inzicht verkrijgen in de klanttevredenheid. Proceseigenaar
: Peuterspeelzaalleidster / Directeur Kwaliteit en Beleid.
De Stichting Udense Peuterspeelzalen beschikt over een procedure klachtenafhandeling. Deze staat ook vermeld in het informatieboekje.
Procedure klachtenafhandeling
Mochten de ouders/verzorgers klachten over de peuterspeelzaal hebben, dan kunnen zij hierover contact opnemen met de leidsters. De leidster vult de klacht in op het klachtenformulier (bijlage 29). Eenvoudige klachten worden, zo mogelijk, onmiddellijk opgelost. Dit wordt geregistreerd op het klachtenformulier. Kopie naar de klager en de directeur Kwaliteit en Beleid. Dit wordt gearchiveerd door de directeur Kwaliteit en Beleid. Komen de ouders/verzorgers in overleg met de leidsters niet tot een oplossing, dan kunnen zij verwezen worden naar de directeur Kwaliteit en Beleid en/of het Bestuur. De afhandeling wordt geregistreerd en gearchiveerd. Is de klacht niet binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen op te lossen, dan kan de klacht gedeponeerd worden bij een landelijke klachtencommissie voor kinderopvang: Stichting Klachtencommissie Kinderopvang. De Stichting Udense Peuterspeelzalen is hierbij aangesloten.
De klachtenafhandeling wordt verwerkt in het jaarverslag en de evaluatie van het kwaliteitssysteem.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
23
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.1 Algemeen beleid 4.1.1 Visie en doelstelling Doel van de procedure: Inzicht verkrijgen in de visie en doelstelling van de organisatie. Proceseigenaar
: Bestuur.
Visie op de ontwikkeling en opvoeding van kinderen Bij de ontwikkeling van kinderen is de rol en het handelen van de opvoeder en de omgeving van groot belang. De Stichting Udense Peuterspeelzalen vindt het van belang dat aan een kind, zeker in de eerste jaren van zijn leven, veiligheid en vertrouwen wordt gegeven. Vanuit deze gedachte stimuleert en activeert de Stichting Udense Peuterspeelzalen de kinderen in hun ontwikkeling. Peuterspeelzaalleidsters hebben hierin een begeleidende en aanvullende rol. Het is nodig een klimaat te scheppen op de peuterspeelzaal waarin ieder individueel kind zich geborgen weet met de andere peuters en met iedere leidster.
Doelstelling Stichting Udense Peuterspeelzalen stelt zich ten doel het bevorderen van de ontwikkeling van jonge kinderen door hen in groepsverband samen te brengen met deskundige begeleiding. Zo kunnen peuters van 2 tot 4 jaar in een veilige omgeving ervaringen opdoen buiten het gezin. Deze visie en doelstelling komt terug in alle stukken van de Stichting Udense Peuterspeelzalen (zoals in de statuten, het pedagogisch beleidsplan). Onze klanten zijn de ouders/verzorgers.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
24
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/2
4. Beleid en organisatie 4.1 Algemeen beleid 4.1.2 Pedagogisch beleid Doel van de procedure: Het zorg dragen voor een, pedagogisch gezien, zo goed mogelijke opvang. Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid.
Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een pedagogisch beleidsplan opgesteld. Het beleid is opgesteld aan de hand van vooraf opgestelde pedagogische kaders. Het Pedagogisch Beleid is vervolgens goedgekeurd door de coördinatoren en uiteindelijk door het Bestuur vastgesteld.
Pedagogisch kader In het kader van het bevorderen van de kwaliteit van kinderopvang hebben Kiobra en Stichting Udense Peuterspeelzalen besloten om met een afvaardiging vanuit beide organisaties een kader te ontwikkelen voor één pedagogisch beleid voor 0 - 4 jarigen. De vertegenwoordigers vanuit de beide organisaties zijn gedurende 6 ochtenden bij elkaar gekomen en hebben met elkaar van gedachten gewisseld over het vorm geven van een gezamenlijk kader voor pedagogisch beleid. Om dit pedagogisch beleid voor de eigen organisatie vorm te geven is gebruik gemaakt van het boek 'Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar' van Elly Singer en Loes Kleerekoper (2009) Het kader voor pedagogisch beleid vanuit de organisatie omvat een visie op het werken met kinderen van 0-4 jaar waarin het pedagogisch handelen van medewerkers is vastgesteld. De bedoeling is dat het beschreven pedagogisch beleid wordt ingebed in de organisaties. VISIE De organisatie werkt vanuit een breed gedragen visie waarbij het welbevinden van de aan de organisatie toevertrouwde kinderen centraal staat. Ieder kind moet zich geborgen voelen. Het bieden van veiligheid en vertrouwen speelt daarbij een belangrijke rol, evenals het bieden van kwaliteit. Elk kind is uniek; de organisatie draagt bij aan de ontwikkeling van alle kinderen en sluit zoveel als mogelijk aan bij de mogelijkheden van ieder kind waarbij zelfstandigheid van alle kinderen gestimuleerd wordt. Binnen de organisatie staat het positief benaderen van kinderen, ouders en collega's centraal. Deze positieve insteek komt op alle gebieden terug en wordt vanuit het gedachtegoed van Thomas Gordon vorm gegeven. Om aan het algehele welbevinden van de aan de organisatie toevertrouwde kinderen tegemoet te komen, wordt er binnen de organisatie gebruik gemaakt van een pedagogisch kader. In dit pedagogisch kader wordt in grote lijnen aangegeven hoe er gehandeld wordt naar kinderen, ouders en collega's. Binnen dit pedagogisch kader van de organisatie wordt uitgegaan van de volgende onderdelen: 1. Emotionele veiligheid 2. Sociale competenties 3. Morele competenties/ Waarden en normen 4. Persoonlijke competenties waaronder emotionele competenties, motorische en zintuiglijke competenties, communicatieve competenties, creatieve en beeldende competenties. 5. Diversiteit 6. Samenwerking met ouders Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
25
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/2
4. Beleid en organisatie 4.1 Algemeen beleid 4.1.2 Pedagogisch beleid Doel van de procedure: Het zorg dragen voor een, pedagogisch gezien, zo goed mogelijke opvang. Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid.
Bovengenoemde onderdelen worden regelmatig via een kwaliteitswaarborgingsinstrument getoetst. Hiervoor wordt o.a. gebruik gemaakt van het toetsingskader van GGD/ kinderopvang. In de toekomst wordt dit verder uitgebreid naar een toetsingskader voor 0-4 jarigen. Het uiteindelijke pedagogische doel is dat de aan de organisatie toevertrouwde kinderen zich ontwikkelen tot sociale, zelfstandige mensen met voldoende zelfvertrouwen en verantwoordelijkheidsgevoel, die hun eigen talenten onderkennen en benutten.
Het pedagogisch beleidsplan ligt voor een ieder ter inzage op elke locatie van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Hierin is opgenomen de missie en visie van de SUP, het pedagogisch kader, communicatie en het wennen op de peuterspeelzaal. Tevens is er per locatie een werkplan in opgenomen waarin alle afspraken staan die volgen uit het pedagogisch beleidsplan. Hierbij is aandacht besteed aan o.a.: De groepsindeling Het vormgeven aan het pedagogisch kader Het volgen van de ontwikkeling Voor- en Vroegschoolse Educatie De dagindeling. De regels. De rituelen. De activiteiten. Ook een aantal randvoorwaarden is genoemd, zoals: Het ouderbeleid. Het personeelsbeleid. Het organisatiebeleid. Het financieel beleid. Het extern beleid. Het accommodatiebeleid In het leidsteroverleg en in teamvergaderingen wordt het pedagogisch handelen besproken. Van de veranderingen/aanpassingen van het Pedagogisch Beleid wordt jaarlijks een update uitgegeven.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
26
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/2
4. Beleid en organisatie 4.1 Algemeen beleid 4.1.3 Wennen op de peuterspeelzaal Doel van de procedure: Duidelijkheid geven omtrent het wennen op de peuterspeelzaal Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid
Voor het eerst naar de peuterspeelzaal is best spannend. Voor de peuters maar ook voor hun ouders. Daarom geven we ouders en peuter(s) graag alle tijd die nodig is om aan de peuterspeelzaal te wennen.
Kennismaking Voordat de opvang van start gaat, kunnen ouder(s) altijd een afspraak maken om een keer te komen kijken. Als de peuter officieel start, heeft deze dan al kennis gemaakt met de locatie, de medewerkers en gezien hoe de groep peuters speelt zonder de ouders erbij. Tijdens deze kennismaking geven de medewerkers alle informatie over de dagelijkse praktijk op de peuterspeelzaal. Ouders kunnen dan hun vragen stellen. Op de locaties ligt ook een map met informatie en foto’s van de peuterspeelzaal. Ouders krijgen informatie over het dagprogramma, wie de vaste medewerkers zijn en ouders kunnen bijzonderheden over hun peuter bespreken.
Wennen op de groep De eerste keer naar de peuterspeelzaal is een grote stap in een peuterleven. Een groep onbekende kinderen, nieuwe volwassenen, een andere omgeving, veel speelgoed. Meestal duurt het een tijdje voordat kinderen en ouders zich vertrouwd voelen op de peuterspeelzaal. Elk kind went in zijn/haar eigen tempo en bij het ene kind kan het wat langer duren dan bij het andere kind. Het komt voor dat een peuter een aantal keer probleemloos afscheid neemt, maar daarna toch moeite krijgt met afscheid nemen. De peuter zal door ervaring leren dat de peuterspeelzaal een fijne en veilige plaats is om te zijn, en mag best even huilen bij het afscheid. De medewerkers zijn goed in staat om de peuter te troosten en af te leiden. Ouder mogen altijd even de peuterspeelzaal bellen om te informeren hoe het gaat. Voor de eerste keren is het belangrijk als de ouder op tijd of net even voor de ophaaltijd aanwezig is. Dit geeft de peuter het vertrouwen dat de ouder weer op tijd terug komt. In de uitzonderingsgevallen dat de peuter zich verdrietig blijft voelen, belt de medewerkster de ouder op en overlegt hoe het vervolg zal zijn. Is de peuter eenmaal gewend, dan is er dagelijks de mogelijkheid om voor het afscheid even samen een puzzel te maken, een boekje te lezen of iets te bouwen. Op die manier wordt de dagelijkse overgang van thuis naar peuterspeelzaal vergemakkelijkt. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
27
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/2
4. Beleid en organisatie 4.1 Algemeen beleid 4.1.3 Wennen op de peuterspeelzaal Doel van de procedure: Duidelijkheid geven omtrent het wennen op de peuterspeelzaal Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid
Om te wennen op de peuterspeelzaal is het belangrijk dat: de peuter regelmatig komt. er op een duidelijke manier afscheid genomen wordt, niet stiekem weggaan. De peuter op tijd wordt opgehaald. Het is niet goed als een kind wat aan het wennen is als laatste gehaald wordt. Het kind kan in paniek raken en de volgende keer kan het veel meer moeite hebben met afscheid nemen. het afscheid niet te lang duurt, hoe langer het afscheid nemen duurt hoe moeilijker het is. de ouder(s) in de eerste weken telefonisch bereikbaar is. TIP:
Ouders mogen altijd even bellen hoe het gaat.. De peuter mag een lapje, knuffel of iets anders waar het aan gehecht is meenemen als daar behoefte aan is.
Om het wennen makkelijker te maken gebruiken we op alle locaties dagritmekaarten en een gestructureerde dagindeling. Regelmatig terugkerende elementen (kring, koekje eten, vrij spel) geven herkenbaarheid en duidelijkheid voor de peuter. Het gebruik van de dagritmekaarten zorgt dat de peuter steeds kan zien welke activiteiten nog komen voordat de peuters worden opgehaald.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
28
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.1 Algemeen beleid 4.1.4 Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Doel van de procedure: Het ondersteunen van peuters die een risico lopen op achterstand in groep 3 Proceseigenaar
: Coördinator VVE/Directeur Kwaliteit en Beleid
Op de peuterspeelzalen wordt de ontwikkeling van uw 3-jarige peuter gevolgd en gestimuleerd met een programma voor “Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE)”. Dit betekent dat er gewerkt wordt met het programma Piramide, in thema’s (bv. herfst, kleding, huis) en daaraan gekoppelde activiteiten die vooral taal en de sociaal-emotionele ontwikkeling stimuleren. Dit wordt deels onder begeleiding van een tutor gedaan. Deze VVE-dagdelen zijn de middagen, de woensdag-groepen, op ’t Vuurvliegje ook de dinsdag/vrijdagochtend en op de Vlinder ook de dinsdagochtend. Op de VVE-dagdelen is er een tutor aanwezig die, met de peuters die extra steun nodig hebben bij hun ontwikkeling, activiteiten gaat doen (in de groepsruimte of in de tutorruimte), individueel of in kleine groepjes. Leidsters en tutoren hebben een training Piramide en/of Vversterk afgerond. Om te kijken welke peuter dit nodig heeft zijn er verschillende indicaties (bv toets, observatie, thuistaal). De peuters die ondersteuning krijgen van een tutor kunnen ook een derde en vierde dagdeel gratis komen spelen. Als uw peuter start op het VVE dagdeel ontvangt u een folder over Piramide en uitleg over hoe het in de praktijk werkt, wat de tutor precies doet en wanneer uw kind (indien nodig) een derde en vierde dagdeel kan komen spelen. Alles wat op de peuterspeelzaal gebeurt in het kader van ontwikkelingsstimulering, is voor de peuter gewoon SPELEN, de peuter merkt niets van de voorbereidingen en planning van de leidsters en tutor. Een peuter wordt aangemoedigd
en geprikkeld om zich via spel verder te ontwikkelen. De peuter kan spelend leren. Bij VVE is ook de ouderbetrokkenheid erg belangrijk. Ouders ontvangen een ouderbrief bij aanvang van een nieuw thema. In de ouderbrief staan tips, woorden, liedjes en versjes om thuis bezig te zijn met de onderdelen van een thema. Ouders kunnen meehelpen in de groep. Ook via informatieborden, ouderavonden en thema-avonden worden de ouders geïnformeerd. De voortgang van de ontwikkeling wordt in gesprekjes met de leidsters en tutor besproken. Samen met de basisscholen geven we vorm aan doorgaande leer- en ontwikkellijnen voor de kinderen. Programma’s worden besproken, afgestemd en onderdelen worden indien mogelijk samen uitgevoerd. Via een “warme” overdracht worden de peuters die ondersteuning van de tutor hebben gehad overgedragen aan de basisschool (mits ouders hier toestemming voor hebben gegeven). De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een VVE-beleid opgesteld In 2012 heeft het Ministerie van Onderwijs op 4 van de peuterspeelzalen van de SUP een bestandsopname VVE uitgevoerd. De tips die door de inspecteur zijn genoemd in het rapport, zijn opgenomen in het beleid en de genoemde jaarlijkse doelen.
Voor de uitvoering van VVE ontvangt de SUP subsidie via de Gemeente Uden van het Ministerie. De SUP moet de resultaten en de inzet van de middelen na ieder kalenderjaar verantwoorden aan de Gemeente Uden.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
29
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.1 Algemeen beleid 4.1.4 Anti-discriminatie Doel van de procedure: Het voorkomen dat personeel en klanten worden gediscrimineerd. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid
Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een anti-discriminatiecode opgesteld. Het reglement is opgesteld en voor de organisatie van toepassing verklaard door het Bestuur.
Anti-discriminatiecode Wij van Stichting Udense Peuterspeelzalen tolereren geen onderscheid naar etnische achtergrond, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd, handicaps (onder voorwaarden) en levensbeschouwing. Dit geldt voor ons gehele personeels- en toelatingsbeleid. De voorwaarden m.b.t. handicaps zijn: Het dient praktisch te realiseren te zijn. Er moet extra hulp (bijvoorbeeld van de ouders/verzorgers) aanwezig zijn ondersteuning van de gehandicapte peuter. Dit alles is ter beoordeling aan de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Alle medewerkers worden bij indiensttreding aantoonbaar geïnformeerd over de anti-discriminatiecode en zijn eraan gehouden om bij een geconstateerde of vermoedelijke overtreding, hiervan melding te doen aan de directeur Kwaliteit en Beleid. Deze registreert en onderzoekt de melding en bespreekt deze met het Bestuur. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor te nemen maatregelen ligt bij het Bestuur. Ouders/verzorgers en medewerkers kunnen een klacht indienen, indien zij van mening zijn dat onze antidiscriminatiecode wordt overtreden.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
30
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.2 Kwaliteitsbeleid 4.2.1 Kwaliteitsverklaring Doel van de procedure: Zicht houden op de kwaliteit van de organisatie. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
Kwaliteitsbeleidsverklaring Om aan de eisen, wensen en verwachtingen van ouders/verzorgers te kunnen voldoen, verklaart de Stichting Udense Peuterspeelzalen dat er een kwaliteitssysteem op schrift is gesteld. Er is voortdurende aandacht voor het verhogen van de efficiency en professionaliteit, verlaging van het ziekteverzuim en realisatie van een optimale bezetting. De kracht van onze organisatie ligt in het volgen van nieuwe ontwikkelingen, korte communicatielijnen en het via gestructureerd overleg voortdurend werken aan verbeteringen. De directeur Kwaliteit en Beleid heeft zich tot taak gesteld er op toe te zien dat het door de Stichting Udense Peuterspeelzalen geformuleerde kwaliteitsbeleid en de kwaliteitsdoelstellingen bekend zijn bij de medewerkers, voor zover deze werkzaamheden verrichten welke onderdeel zijn van het kwaliteitssysteem. De directeur Kwaliteit en Beleid is tevens kwaliteitsmanager en beheert als zodanig het vastgelegde kwaliteitssysteem, zodat het systeem passend voor de organisatie is en de actuele situatie weergeeft.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
31
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.1 Organisatiestructuur Doel van de procedure: Zicht krijgen op de organisatiestructuur. Proceseigenaar
: Bestuur.
De organisatiestructuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen
Bestuur
Directie
PVT
Stafbureau
PSZ
PSZ
PSZ
PSZ
PSZ
PSZ
PSZ
Oudercom .
Oudercom .
Oudercom .
Oudercom .
Oudercom .
Oudercom .
Oudercom .
Centrale Oudercommissie
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
32
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
Functies Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen komen de volgende functies voor: 1. Peuterspeelzaalleidster 2. Tutor 3. Directeur Algemeen en directeur Kwaliteit en Beleid) 4. Medewerker peuteradministratie Tevens wordt er taken verricht door het Bestuur. De functiebeschrijvingen zien er als volgt uit: Peuterspeelzaalleidster 1. Plaats in de organisatie: 1.1 Werkt samen met andere peuterspeelzaalleidsters onder leiding van de directeur Algemeen, in goed overleg met de oudercommissie, aan het realiseren van de doelstelling van de stichting. 1.2 Is, onder de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de directeur Algemeen, verantwoordelijk voor de uitvoering van de besluiten genomen door het Bestuur. 2.
Doel van de functie: Het mogelijk maken van het dagelijks functioneren van de speelzaal, d.m.v. een planmatige wijze van werken t.b.v. de peuters in goed overleg met hun ouders (verzorgers).
3. Verantwoordelijkheden en werkzaamheden: 3.1 Directe opvang en begeleiding van peuters in de speelzaal, individueel en in groepsverband. 3.1.1 Het creëren van een klimaat, waarin peuters zich veilig en geborgen kunnen voelen. 3.1.2 Het voorbereiden en aanbieden van individuele en groepsactiviteiten (ook VVE). 3.1.3 Het bevorderen van contacten tussen de peuters onderling. 3.1.4 Het waarborgen van de persoonlijkheid van het kind. 3.1.5 Het stimuleren van de cognitieve, zintuiglijke, motorische, emotionele en sociale ontwikkeling van de peuters. 3.1.6 Het stimuleren van de zelfstandigheid. 3.1.7 Het waarborgen van de lichamelijke veiligheid. 3.1.8 Het toezien op de hygiëne m.b.t. de peuter (verschonen e.d.). 3.1.9 Het toepassen van E.H.B.O. 3.1.10 De zorg voor het goed functioneren van de groep in zijn geheel. 3.1.11 Het observeren, evalueren en rapporteren van de gedragingen van de peuter en van de groep. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
33
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.5 3.5.1
: Bestuur.
Een goede relatie leggen met de ouders en een goede samenwerking ontwikkelen tussen leiding en ouders. Overleg met de ouders/verzorgers. Het doorgeven en opvragen van informatie betreffende de peuter. Het bevorderen van ouderparticipatie. Openstaan voor ideeën, suggesties en kritiek van de ouders. Samenwerken in teamverband. Het openstaan voor de ideeën van de andere teamleden. Over en weer elkaars werkhouding ter discussie stellen. Het bijwonen van de teamvergadering (per speelzaal 4 à 5 keer per jaar) en leidsteroverleg (eens per 2 maanden) en hierin openlijk de gang van zaken op de speelzaal bespreken. Het gezamenlijk opstellen en evalueren van het werkplan. Het bespreken van observaties. Het aanvullen en verzorgen van het aanwezige (spel)materiaal (in overleg met de directie)). Het aanvullen van het materiaal (via de directie). Aanschaf van nieuw speelgoed (via de directie). Zorg dragen voor "goed en veilig" speelgoed (in behoorlijke staat, gericht op en geschikt voor de peuterleeftijd). Het regelmatig schoonmaken van speelgoed en materiaal.
3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5 3.5.6
Het vervullen van taken betreffende de organisatie. Het inschrijven en afmelden van peuters; bijhouden inschrijfboek; doorgeven van aanmeldingsformulieren en uitschrijfformulieren. Bijhouden van de wachtlijst. Peuters indelen in groepen. Verslagen maken van teamvergaderingen. Bijhouden van de presentielijst. Bijwonen van (oudercommissie)vergaderingen.
3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4
De huishouding. Het bijhouden van de voorraden en benodigdheden. Het verzorgen van koekje, koffie, thee, limonade, etc. Vuilnis klaarzetten. Afwassen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
34
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 3/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
3.6.5 3.6.6 3.6.7
Verzorgen van de was. Op orde houden van de speelzaal. Deelnemen aan de zogenaamde "poetsdagen".
3.7 3.7.1 3.7.2
Begeleiding van stagiaires. Begeleiding van stagiaires in overleg met de andere teamleden, directeur Kwaliteit en Beleid en de opleiding van de stagiaire. Evaluatie van observaties, rapporten, etc..
3.8 3.8.1 3.8.2 3.8.3
T.a.v. nieuwe leidster. Team maakt profiel. Tenminste één leidster van het team maakt deel uit van de sollicitatiecommissie. Het inwerken van de nieuwe leidster.
3.9 3.9.1 3.9.2
Het verdiepen van de eigen werkwijze. De eigen werkwijze evalueren in samenwerking met directeur Algemeen en collegae. Kennis verwerven betreffende de peuter en de speelzaal door het volgen van bijscholingscursussen, het deelnemen aan thema-avonden en het bijhouden van vakliteratuur. Voortdurend werken aan en vanuit een samenhangende, planmatige wijze van aanpak berustend op een gemeenschappelijke visie t.a.v. de peuterspeelzalen. Contact onderhouden met derden (bijvoorbeeld bij sociaal-, medische indicatie).
3.9.3 3.9.4 4.
Vereist opleidingsniveau MBO-opleiding, gericht op het werken met kinderen.
Alle leidsters zijn per 01-01-2004 ingedeeld in het nieuwe functie-/loongebouw. Zij zijn allen ingeschaald als Peuterleidster 1. (zie bijlage 15)
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
35
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 4/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
Tutor In verband met het VVE-project zijn op 6 peuterspeelzalen tutoren in dienst, zolang het project loopt. De tutoren geven peuters met een taalachterstand of achterstand in sociaal-emotionele ontwikkeling extra begeleiding. Een tutor vult samen met de leidsters de activiteiten van een thema in, maakt een planning voor pre-teaching, kleedt de tutor-ruimte aan en houdt rapportage bij. De toetsen worden 2x per jaar door de tutor afgenomen en verwerkt in een rapportage. De tutoren van de Stichting Udense Peuterspeelzalen zijn aanwezig bij teamoverleg, de ehbo-training en de cursusavond tiltechniek. Verder wordt van hen verwacht de voor hen relevante cursussen die door de Stichting Udense Peuterspeelzalen worden georganiseerd ook te volgen. (zie bijlage 23. Tutorvaardigheden) Directie Taken en bevoegdheden De Directeur Algemeen wordt belast met Personeel, Organisatie, Beheer en Financiën; De Directeur Beleid en Kwaliteit wordt belast met Beleid, Kwaliteit en Professionalisering. De directie stelt een SMART jaarplan op en zal 1x keer per jaar een voortgangsrapportage opstellen en voorleggen aan het bestuur. Het 1e jaar is een overgangsjaar waarin maandelijks de voortgang wordt besproken met de voorzitter van het bestuur. Bij ziekte of anderszins is het de bedoeling dat de directeuren elkaar waarnemen Zie verder de takenverdelingslijst (kruisjeslijst) 1. 1.1
1.2 1.3 1.4
2. 2.1 2.2
Plaats in de organisatie: De directie heeft onder eindverantwoordelijkheid van het Bestuur, de dagelijkse leiding van de stichting en zorgt voor de voorbereiding en de uitvoering van het door het bestuur vastgestelde beleid. De directie adviseert het bestuur t.a.v. het te voeren beleid. De directie is bevoegd om direct handelend op te treden en tot het nemen van maatregelen die voortvloeien uit haar verantwoordelijkheid. De directie vertegenwoordigt het Bestuur buiten rechte met betrekking tot de aan hen gemandateerde bevoegdheden voor zover in deze functieomschrijving niet anders wordt bepaald. Wijze waarop dit doel wordt gerealiseerd: Beleidsvoorbereidend: door participatie als adviseur in de bestuursvergaderingen werkt de directie mee aan (de) beleidsvoorbereiding. Beleidsuitvoerend: de directie zorgt voor de uitvoering van de door het bestuur genomen beleidsbeslissingen binnen de speelzalen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
36
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 5/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
3.
: Bestuur.
Verantwoordelijkheden: De directie is verantwoordelijk voor: Een goede planning, uitvoering en evaluatie. Scheppen van voorwaarden, waardoor de stichting overeenkomstig het beleid kan functioneren. Aandachtspunten: Organisatie, financiën, gebouwen, personeel, kwaliteit, professionalisering, communicatie, zorg voor voortgang.
3.1 3.2
4. 4.1 4.2
Werkzaamheden: Organisatie Het verstrekken van tijdige en volledige informatie over de gang van zaken aan het bestuur of aan de te raadplegen deskundigen. De uitvoering van bestuursbesluiten en op verzoek (eventueel schriftelijk) verslaglegging aan het bestuur over het in de speelzalen gevoerde beleid. Het tijdig signaleren van knelpunten en met een advies, voor leggen aan het bestuur bij problemen die uitgaan boven de dagelijkse gang van zaken. Voor elke bestuursvergadering schriftelijke informatie verstrekken over bezetting en agendapunten en samenstellen van de agenda.. Documenteren en beheren van marktinformatie. Archiveren van alle officiële stukken/rapporten. Communicatie Zorg dragen voor goede communicatie naar ouders, personeel en bestuur. Overleg met derden, o.a. Gemeente, in het belang van de stichting. Onderhouden van kontakten met basisscholen, kinderopvang, collega peuterspeelzalen, instellingen voor maatschappelijk werk, Middelbare Beroeps Opleidingen, Thuiszorg Pantein, GGD, Netwerken, etc. Leggen van kontakten in overleg met het bestuur en/of externe deskundigen t.a.v. de ontwikkelingen van het peuterspeelzaalwerk in de meest brede betekenis; o.m. MOgroep, Arbodienst, K2 Kinderopvang etc. Correspondentie voeren. Directieoverleg, voorgangsoverleg.
De directeur Algemeen wordt belast met de hierna navolgende taken: 4.3 Peuters en ouders Begeleiden en bewaken van de ouderparticipatie. Organisatie van open dagen; het verzorgen van public relations. T.a.v. zogenaamde "zorgpeuters" bemiddelt de directie zo nodig met de betrokken leidsters in het contact tussen ouders en externe deskundigen. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
37
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 6/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar 4.4 4.5 4.6
: Bestuur.
Klachtenafhandeling ouders Toezien op aan- en afmeldingen; in- en uitschrijvingen. Toezien op indeling en plaatsing van peuters. Overleg centrale ouderraad Bereikbaar zijn voor ouders en oudercommissie. Financiën Het doen van subsidieaanvragen bij de Gemeente, bezwaarschriften indienen, overleggen voeren met gemeente. Salarisadministratie voorzien van juiste informatie (o.a. maandelijkse mutaties.) Salarissen uitbetalen. Implementeren van de financiële en fiscale aspecten van CAO- en wetwijzigingen De directie is gemachtigd rekeninghouder (samen met de voorzitter. Bijzondere uitgaven boven 5000 Euro gaan in overleg met het bestuur. Ouders aanspreken op een betalingsachterstand. Gebouwen en Beheer Afspraken maken met de verhuurders en beheren van de huurcontracten van de speelzalen. Aanvragen en beheren van de gebruiksvergunningen van de speelzalen. Beoordelen van lopende en nieuwe contracten m.b.t. verzekeringen, huren, Arbodienst, ziekengeldverzekering etc. Inkoop van spelmateriaal, meubilair en boodschappen en declaraties controleren Coördineren van het ophalen oud papier door ouders Personeel Verantwoordelijk voor begeleiding van alle leidsters, tutoren en personeel stafbureau en een goede verdeling en organisatie van de werkzaamheden. Informeren van de PVT en bijwonen PVT-overleg. Na elke bestuursvergadering info verzorgen voor alle leidsters over bestuursbesluiten c.q. mededelingen. Opstellen, documenteren en beheren van de arbeidscontracten van de medewerkers cq tijdelijke medewerkers. Het aannemen en inwerken van personeel en voeren van sollicitatiegesprekken. Vervanging bij ziekte regelen Contacten over ziekmeldingen onderhouden met de arbodienst. Dossieropbouw personeel
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
38
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 7/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
Dossieropbouw en re-integratie bij ziek personeel Het organiseren en leiden van teamvergaderingen per speelzaal 3x per schooljaar en overkoepelend leidsteroverleg 6x per schooljaar. Het organiseren en leiden van functioneringsgesprekken. Zorgen voor een goede afstemming van de verscheidene taken en taakuren binnen één speelzaal. Bevorderen van goede onderlinge kontakten. Werkbegeleiding organiseren (t.a.v. de leidsters). Toezien op de naleving van de voorwaarden volgens de arbeidsovereenkomst. Minimaal 1x per jaar overleg met voorzitters oudercommissies
De directeur Kwaliteit en Beleid wordt belast met de hiernavolgende taken 4.7 Kwaliteit en Beleid Handhaving en verbeteren van het kwaliteitsniveau. Opstellen en beheren van het Kwaliteitshandboek. Opstellen en beheren van Pedagogisch Beleidsplannen. Opstellen en up-to-date houden van VVE beleid. Opstellen en up-to-date houden van het pedagogisch Beleid. Zorg dragen voor een kwalitatief goede uitvoering van het VVE-beleid. Toezien op de pedagogische en educatieve kwaliteit van de medewerkers. Jaarlijks opstellen van een Risico Inventarisatie en Evaluatie met Plan van aanpak. Opstellen van het inhoudelijk jaarverslag. Verantwoording vve, inhoudelijk en financieel. Controles speeltoestellen/logboeken. 4.8
Professionalisering Bijhouden van literatuur t.a.v. peuterspeelzaalwerk in al haar facetten. Jaarlijks opstellen van een opleidingsplan. Het houden van een tevredenheidsonderzoek.(ouders en medewerkers) Organisatie, plaatsing en toezien op begeleiding van stagiaires. Bijwonen van de vergaderingen van de klachtencommissie. Samenstellen van een scholingsbeleid, Cursussen en studiedagen plannen. Bijhouden van informatie op de website. Opstellen en up-to-date houden van het informatieboekje van de SUP. Zorg dragen voor automatisering van de SUP
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
39
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 8/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
Algemeen
Takenverdeling directie Peuters en ouders Begeleiden en bewaken ouderparticipatie Organisatie open dagen, mailing gemeente, PR Bemiddelen in contacten bij zorgpeuters Klachtenafhandeling ouders Overleg Centrale Ouderraad Toezien op aanmeldingen/ afmeldingen Toezien op indeling en plaatsing peuters Financiën Aanvragen reguliere subsidie, bezwaarschriften, etc. Info naar salarisadministratie en salarissen uitbetalen Implementeren financiële en fiscale aspecten cao- en wetswijzigingen Ouders aanspreken op betalingsachterstand Overleg Gemeente i.v.m. subsidie en beleid Personeel Ziekmeldingen / inval regelen / doorgeven psz en Arbodienst Invallijst opstellen voor Brabant Accountants Re-integratie zieke medewerkers Dossier opstellen in kader Wet Verbetering Poortwachter Functioneringsgesprekken houden Opstellen, beheren en documenteren arbeidscontracten (tijdelijke)medewerkers Zorgen voor goede afstemming taken en taakuren per team Dossieropbouw personeel Conflictbeheersing Begeleiding medewerkers Sollicitatiegesprekken en inwerken nieuw personeel Teamvergaderingen (3x per schooljaar per team) Info over bestuursbesluiten c.q. mededelingen naar medewerkers na een bestuursvergadering
Attenties personeel, verjaardag, geboorte, kerst, enz. Informeren PVT en bijwonen PVT overleg Gebouwen en beheer Afspraken met verhuurders maken en beheren huurcontracten Gebruikersraad MuzeRijk Aanvragen en beheren gebruiksvergunningen speelzalen Inkoop materiaal, meubilair en boodschappen en declaraties accorderen Beheeroverleg diverse locaties Beoordelen contracten verzekeraars, Arbodienst etc. Onderhoud en schoonmaak van alle locaties Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
Kwaliteit en Beleid
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X x X X x X x 40
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 9/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur. Algemeen
Takenverdeling directie
Kwaliteit en Beleid
Kwaliteit Opstellen en beheer kwaliteitshandboek Bijhouden formulieren / registraties en archiveren Risico-inventarisatie en Evaluatie en plan van aanpak Jaarverslagen / activiteitenverslag Inspectiebezoeken GGD en inspecteur van Onderwijs voorbereiden en bijwonen Controles speeltoestellen, brandveiligheid etc. Updates infoboekje Brandpreventie/calamiteitenplannen Opstellen en up-to-date houden VVE-beleid Opstellen en beheren Pedagogisch Beleidsplannen Zorg dragen voor kwalitatief goede uitvoering VVE-beleid Toezien op pedagogische en educatieve kwaliteit medewerkers Tevredenheidsonderzoek medewerkers Tevredenheidsonderzoek ouders Cursussen inplannen / afspreken Inhoudelijke en financiële verantwoording VVE Bijwonen vergaderingen klachtencommissie Werkgroep inhoudelijke samenwerking MuzeRijk Werkgroep inhoudelijke samenwerking Raam Pilot Aventurijn beleid Inspectiebezoeken voorbereiden en documenten aanleveren Overleg LEA Overleg Gemeente VVE Overleg VVE SUP Werkgroep preventie overgewicht Bijhouden informatie website Zorg dragen voor automatisering SUP Professionalisering Bijhouden literatuur psz-werk Jaarlijks opstellen opleidingsplan Cursussen en studiedagen plannen Coördineren stageplaatsen, toezien op begeleiding en contact stagescholen Diverse Coördineren van ophalen oud papier door ouders Postbus legen / post doornemen Overleg/communicatie Contacten basisscholen, kinderopvang, psz, MBO’s, Thuiszorg, GGD, netwerken, MO-groep, K2,
Leidstersoverleg en opstellen agenda en notuleren (6x per schooljaar) Bestuursvergaderingen bijwonen en voorbereiden , opstellen agenda (6 x per schooljaar) Directieoverleg wekelijks Overleg bredeschoolnetwerken Overleg directie-voorzitter bestuur Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X X
41
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 10/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
Medewerker peuteradministratie 1. Taak. Verricht, in samenwerking met en volgens aanwijzingen van de directie en de penningmeester, diverse administratieve werkzaamheden t.b.v. de Stichting Udense Peuterspeelzalen zoals: - Innen ouderbijdrage. - Verwerking van de gegevens van de speelzalen (aan- en afmeldingen etc.) Controle van presentielijsten van de speelzalen. - Betalen van facturen tot 500 euro. 2. Plaats in de organisatie: 2.1 Werkt hiërarchisch onder de penningmeester en wordt functioneel aangestuurd door de directie. 3. Vereist opleidingsniveau MBO werk- en denkniveau, gericht op administratieve vaardigheden. De medewerker peuteradministratie is per 01-01-2004 ingedeeld in het nieuwe functie-/loongebouw. De medewerker peuteradministratie is ingeschaald als administratief medewerker 1. (zie bijlage 18)
Bestuur Taken en bevoegdheden lid 1. Het bestuur heeft de algemene eindverantwoordelijkheid voor de instandhouding van de peuterspeelzalen, de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk en de bedrijfsvoering van de stichting. Het bestuur bepaalt het beleid en legt dit vast. Het bestuur ziet toe op de algemene toegankelijkheid van de peuterspeelzalen Het bestuur neemt besluiten met betrekking tot verhuizing, samenwerking, fusie, afsplitsing, reorganisatie en de doelstelling van de SUP. Het bestuur benoemt en ontslaat de directie. Het bestuur stelt de begroting, de jaarrekening, de financiële jaarverslagen en het inhoudelijk jaarverslag vast. De jaarrekening wordt voor de vaststelling door het bestuur aan een door het bestuur benoemde accountant voorgelegd. a. Het bestuur stelt het (strategisch) beleidsplan op en vast. b. Het bestuur stelt jaarlijks met de algemeen directeur een managementcontract op. c. Het bestuur toetst en controleert het gevoerde beleid aan de hand van de door de algemeen directeur periodiek opgestelde managementrapportages.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
42
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 11/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
d. Het bestuur voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken met de directie op basis van het managementcontract. e. Het bestuur beslist op bezwaarschriften, als bedoeld in de Algemene Wet Bestuursrecht, die zich richten tegen door of namens het bestuur genomen besluiten. f. Het bestuur roept de bestuursleden bijeen voor de vergaderingen. Specifieke taken en verantwoordelijkheden van de voorzitter: Het leiden van de vergaderingen van het Bestuur Is lid van het bestuur Vertegenwoordigt de stichting bij officiële gelegenheden. Is rekeninghouder Specifieke taken en verantwoordelijkheden van de secretaris: Documenteren en beheren van alle in- en uitgaande correspondentie aan/van het Bestuur. Notuleren, documenteren en beheren van alle verslaglegging van het Bestuur. In- en uitschrijving van bestuursleden bij de Kamer van Koophandel. Is lid van het Bestuur Specifieke taken en verantwoordelijkheden van de penningmeester: Is lid van het Bestuur. Periodieke financiële verantwoording Maandelijkse check van alle financiële transacties lid 2. Het bestuur verleent ten aanzien van alle wettelijke en statutaire taken, voor zover niet in dit artikel genoemd, mandaat aan de directie. Reglement van orde bij Bestuursvergaderingen Het bestuur benoemt nieuwe leden. De leden van het bestuur ontvangen de agenda en de notulen 1 week voor de volgende vergadering van het Bestuur. Afgevaardigde uit de cliëntenraad is lid van het Bestuur. Besluiten worden alleen genomen door de leden van het bestuur. De directie heeft geen stemrecht, is adviserend lid. De directie stelt de bestuursagenda op en legt deze voor aan het bestuur. De directie informeert de PVT over de algemene gang van zaken en het sociaal beleid.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
43
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.:12/13
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
1. Samenstelling Bestuur: - voorzitter - penningmeester - secretaris - leden Opmerking: een Bestuurslid kan gevraagd worden de taak van voorzitter, penningmeester of secretaris in te nemen wanneer betrokken functionaris langdurig zijn functie niet kan uitoefenen. 2. 2.1
Aanstelling: Procedure bij aanmelding van een nieuw Bestuurslid: Eerst vindt een gesprek plaats met de voorzitter en secretaris van het Bestuur. Daarna wordt het nieuwe lid voorgesteld aan het Bestuur. Nadat een meerderheid van de stemmen wordt gehaald, wordt het nieuwe lid benoemd
Oudercommissie. 1. 1.1 1.2 1.3
2. 2.1 2.2
Samenstelling: Het streven is om vanuit elke groep minimaal 1 ouder en maximaal 2 ouders in de oudercommissie te benoemen. De leden moeten een kind hebben dat de betreffende speelzaal bezoekt, ofwel op de wachtlijst van de Stichting Udense peuterspeelzalen is opgenomen. Bij een vacature in de oudercommissie wordt deze op het prikbord vermeld en in de peuterpost opgenomen zodat de ouders van de kinderen die de betreffende peuterspeelzaal bezoeken zich kandidaat kunnen stellen. Tevens benaderen ouders actief andere ouders om hen op te volgen. Ouders kunnen zich ook aanmelden voor de oudercommissie middels het activiteitenformulier. Wanneer er evenveel of minder kandidaten zijn dan het aantal vacatures dan worden de kandidaten benoemd. Wanneer er meer kandidaten zijn dan vacatures dan volgt, na oproeping van alle ouders, een stemming onder de ouders. Indien de vacatures niet door de ouders vervuld worden dan kunnen andere personen door de oudercommissie aangezocht en benoemd worden, rekening houdend met lid 1.2. Taken: De oudercommissie zorgt voor regelmatig contact en overleg met de ouders van de betreffende speelzaal. De oudercommissie zet activiteiten mede op en voert die ook mede uit, alles voor zover het betreft de eigen speelzaal. Leidsters blijven eindverantwoordelijk.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
44
blz.: 13/13
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN 4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Doel van de procedure: Duidelijkheid hebben in taken en verantwoordelijkheden. Proceseigenaar
: Bestuur.
2.3 2.4
Een lijst met mogelijke taken voor de oudercommissie is op de peuterspeelzaal aanwezig. De voorzitter/vaste vertegenwoordiger van de oudercommissie is lid van de centrale oudercommissie en is jaarlijks aanwezig op de vergadering samen met het bestuur.
3. 3.1 3.2 3.3
Werkwijze: Vergadert minimaal 3 keer per jaar. Van alle groepen is minimaal 1 leidster aanwezig. Benoemt in onderling overleg een voorzitter en een secretaris, die de oudercommissievergaderingen voorbereiden, de agenda samenstellen, uitnodigingen verzorgen en notulen maken. Uitgenodigd worden oudercommissieleden en peuterspeelzaalleidsters. Leidsters kunnen agendapunten eventueel aanvullen. Op verzoek van de voorzitter van de oudercommissie wordt (een deel van) de vergadering alleen door ouders bijgewoond. Notulen worden verspreid onder de leden van de oudercommissie, de leidsters van de betreffende peuterspeelzaal en de directie. Tevens komt er een exemplaar op de gang ter inzage te hangen. Bij problemen in de dagelijkse gang van zaken, die niet met de peuterspeelzaalleidsters of de directeur Algemeen opgelost kunnen worden, is de externe klachtenregeling van toepassing. De voorzitters worden jaarlijks uitgenodigd voor een gezamenlijk overleg met het Bestuur. Het Bestuur notuleert, een kopie van de notulen wordt aan de voorzitters gezonden. Voorzitters kunnen spreektijd bij Bestuursvergaderingen aanvragen, via de secretaris. De voorzitters van de oudercommissie ontvangen een afschrift van de notulen van de Bestuursvergaderingen.
3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
3.9
Cliëntenraad/Centrale oudercommissie Vanaf 2013 vormen de voorzitters/vaste vertegenwoordigers van de oudercommissies samen de Centrale Ouderraad. Deze leden worden jaarlijks uitgenodigd voor een gecombineerde vergadering met het Bestuur. De Centrale oudercommissie heeft tot taak: a. het ondersteunen van oudercommissie; b. het gevraagd en ongevraagd adviseren van het bestuur van de SUP omtrent het te volgen beleid; c. het toezien op de zorgverlening door de speelzalen vanuit het perspectief van (de wettelijke vertegenwoordigers van) de kinderen die de speelzalen bezoeken; d. het regelmatig onderhouden van contacten en voeren van overleg met de ouders en verzorgers van de kinderen die de speelzalen bezoeken; e. het (mede) opzetten en (mede) uitvoeren van activiteiten in of ten behoeve van de peuterspeelzalen. Personeelsvertegenwoordiging (PVT) Vanaf 1 januari 2006 zijn de medewerkers van de Stichting Udense Peuterspeelzalen afgevaardigd in een werknemersvertegenwoordiging, PVT. Het reglement en de ondernemingsovereenkomst zijn vastgesteld door de PVT De bepalingen van de CAO zijn bij dit alles in acht genomen. In bijlage 26 zijn de PVT-reglementen en overeenkomsten opgenomen. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
45
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.3 Besluitvorming Doel van de procedure: Het zorgdragen voor een heldere besluitvorming. Proceseigenaar
: Bestuur.
De besluitvorming binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen vindt als volgt plaats: Alle besluiten die genomen dienen te worden in het kader van de normale dagelijkse gang van zaken vinden plaats onder verantwoordelijkheid van de directie (zie ook de functiebeschrijving zoals deze is opgenomen onder 4.3.2). Overige besluitvormingen, die nadrukkelijk de dagelijkse gang van zaken overstijgen, dienen plaats te vinden in het Bestuur. Het is overigens wel een goed gebruik bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen dat peuterspeelzaalleidsters vooraf geïnformeerd en geraadpleegd worden indien er sprake is van belangrijke wijzigingen in het beleid.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
46
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/2
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.4 Overlegstructuur Doel van de procedure: Het zorgdragen van gestructureerd, helder en efficiënt overleg. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
Vergadering Bestuur Doel Deelnemers Frequentie Wie maakt verslag Verslag naar
Leidstersoverleg Doel Deelnemers Frequentie Wie maakt verslag Verslag naar Teamoverleg Doel Deelnemers Frequentie Wie maakt verslag Verslag naar
: Informatief en besluitvormend. : Bestuursleden, directie en adviseurs : 6 à 7 keer per jaar. : de administratief medewerker. : Alle deelnemers, alle speelzalen, de PVT, de klachtencommissie en alle voorzitters van de oudercommissies.
: Informatief (incl. uitwisseling informatie tussen speelzalen). : Per speelzaal wordt een peuterspeelzaalleidster afgevaardigd (roulatie), en de directeuren. : 6 keer per jaar. : Directeur Kwaliteit en Beleid. : Alle medewerkers, invalsters en Bestuur.
: Informatief en praktisch organisatorisch (m.b.t. 1 locatie). : Alle medewerkers van de betreffende locatie en 3x per jaar de directeur Algemeen. : 4 à 5 keer per jaar. : Notulist wisselt. : Alle deelnemers aan het overleg.
Administratieoverleg Doel : Werkoverleg. Deelnemers : Administratief medewerker en directie. Frequentie : 1 à 2 keer per maand. Oudercommissievergadering Doel : Meedenken en mee organiseren bij bijzondere activiteiten op de speelzaal (m.b.t. 1 locatie). Deelnemers : Leden van de oudercommissie en afvaardiging van de peuterspeelzaalleidsters. Frequentie : 5 à 6 keer per jaar. Wie maakt verslag : Vaste notulist (een van de ouders). Verslag naar : Deelnemers en de directeur Algemeen. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
47
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/2
4. Beleid en organisatie 4.3 Organisatiestructuur 4.3.4 Overlegstructuur Doel van de procedure: Het zorgdragen van gestructureerd, helder en efficiënt overleg. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
Cliëntenraad/Centrale oudercommissie Doel : Afstemming en advies Bestuur Deelnemers : voorzitters oudercommissies, een vertegenwoordiger van het bestuur, de directeur algemeen Frequentie : 2 x per jaar Wie maakt verslag : vertegenwoordiger bestuur Verslag naar : Alle deelnemers, alle speelzalen, bestuur Personeelsvertegenwoordiging (PVT) Doel : Adviseert het Bestuur bij belangrijke besluiten die gevolgen hebben voor het personeel. Geeft, indien vereist, instemming betreffende besluiten over werktijden, veiligheid, gezondheid, welzijn en ziekteverzuim. Informatie ontvangen van het Bestuur over de algemene gang van zaken en het sociaal beleid. Deelnemers : Afgevaardigden van de medewerkers in dienst van de stichting. Frequentie : Niet vastgelegd, minimaal 1 keer per jaar. Wie maakt verslag : Secretaris van de PVT. Verslag naar : Medewerkers en Bestuur. Klachtencommissie Doel
Deelnemers Frequentie Wie maakt verslag Verslag naar ntoor.
Kwaliteitshandboek
: Ingediende klachten omtrent ongewenst gedrag onderzoeken, en indien ontvankelijk, een onderzoek in te stellen en uitspraak te doen over de gegrondheid ervan en een advies uit te brengen aan het Bestuur van de SUP over de te nemen maatregelen. Tot slot dient de klachtencommissie te controleren wat het Bestuur gedaan heeft met het advies en of dat conform de regels is. : Minimaal 3 leden, waaronder een personeelslid, een bestuurslid en de directeur Kwaliteit en Beleid : 1 maal per jaar. : Secretaris klachtencommissie : Deelnemers en ka
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
48
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.4 Financieel beleid Doel van de procedure: Inzicht in het financiële beleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Proceseigenaar : Penningmeester.
Stichting Udense Peuterspeelzalen genereert inkomsten via subsidies en ouderbijdragen (en eventuele incidentele opbrengsten). Het is voor Stichting Udense Peuterspeelzalen noodzakelijk dat er over een langere periode financieel inzicht bestaat. Hiertoe wordt jaarlijks een begroting gemaakt. Ter onderbouwing van deze jaarlijkse begroting wordt gebruik gemaakt van financiële gegevens. Het financieel beleid van Stichting Udense Peuterspeelzalen komt tot uiting in het financiële jaarverslag. Het financieel beleid wordt jaarlijks besproken en vastgesteld in het Bestuur. Het financiële jaarverslag wordt door een administratiekantoor op basis van de door de penningmeester aangeleverde gegevens opgesteld en voorzien van een waardeoordeel. Vervolgens wordt het vastgestelde jaarverslag aan de gemeente toegezonden.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
49
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.5 Calamiteiten Doel van de procedure: Het actueel houden van een calamiteitenplan. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
Voor elke vestiging van Stichting Udense Peuterspeelzalen geldt het calamiteitenplan (zie 2.1.5, calamiteiten). Dit calamiteitenplan is opgesteld door de directeur Kwaliteit en Beleid. Het calamiteitenplan wordt onderhouden en bewaakt door de directeur Kwaliteit en Beleid. Deze controleert regelmatig (en in ieder geval bij wijziging van de huisvesting) of het calamiteitenplan voldoet aan de normen van de lokale brandweer en GGD. Ook is er op iedere vestiging een ontruimingsplan met vluchtroute, die indien nodig geactualiseerd wordt. De ontruiming wordt ieder jaar op alle groepen geoefend. Jaarlijks worden controles uitgevoerd door de brandweer en door een bedrijf dat de blusmiddelen en noodverlichting controleert. De directeur Kwaliteit en Beleid draagt er zorg voor dat alle peuterspeelzaalleidsters op de hoogte zijn van de inhoud van het calamiteitenplan, zodanig dat een ieder weet hoe te handelen in geval van calamiteiten.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
50
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.6 Privacy Doel van de procedure: Het zorgdragen voor een zorgvuldige en behoorlijke omgang met persoonsgegevens. Proceseigenaar : Directeur Algemeen. De stand van zaken is als volgt:
De persoonsdossiers van alle werknemers zijn in beheer en bezit van de directeur Algemeen. De persoonsdossiers van de directie zijn in beheer en bezit van de secretaris van het Bestuur.
De verslagen van de functioneringsgesprekken worden toegevoegd aan de persoonsdossiers.
De financiële gegevens van de werknemers zijn in beheer en bezit van de penningmeester. Deze stelt gegevens ter beschikking aan het ingehuurde administratiekantoor. Doel daarvan is dat dit kantoor de salarisbetalingen namens de Stichting Udense Peuterspeelzalen verricht.
Ten aanzien van de peuters zijn alleen gegevens bekend die de ouders/verzorgers hebben ingevuld op het inschrijfformulier (zie hiervoor register formulieren). Deze formulieren / gegevens zijn in beheer en bezit van de medewerker peuteradministratie (in een computer). Op kantoor en op de peuterspeelzalen zijn de inschrijfgegevens verwerkt per computer. Deze worden gebruikt om overzicht te houden op aantal geplaatste peuters per peuterspeelzaal. Ook om inzicht te hebben in aantallen peuters met gewicht, doelgroeppeuters, etc. Dit i.v.m. monitoring en subsidieverantwoording van de Voor- en Vroegschoolse Educatie.
Verstrekken van persoonsgegevens aan derden: 1. Als dat noodzakelijk is voor o.a. salarisadministratie, uitkering, PVT, opleiding, bedrijfsmedisch, accountantscontrole. 2. Als gegevens worden geanonimiseerd bij bv verantwoording subsidies aan Gemeente. 3. Voor onderzoek van algemeen belang.
Voor meer informatie: zie Privacy-reglement, bijlage 28.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
51
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
4. Beleid en organisatie 4.7 Inspraak van ouders/verzorgers Doel van de procedure: Het zorgdragen voor inspraak van ouders/verzorgers. Proceseigenaar
: Bestuur.
Ouders/verzorgers kunnen op drie manieren inspraak hebben binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen: Per speelzaal is er een oudercommissie (voor de inhoud zie 4.3.2). Hiervoor kan men zich opgeven middels de ouder-activiteitenlijst. Ouders kunnen lid zijn van de Centrale ouderraad/Cliëntenraad(zie 4.3.2). Men kan solliciteren naar de functie van Bestuurslid binnen het Bestuur (voor de inhoud zie 4.3.2) middels de ouder-activiteitenlijst.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
52
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/2
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.1 Werving en selectieprocedure Doel van de procedure: Het tijdig voorzien in gekwalificeerde werknemers. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
Werving- en selectieprocedure Bij het ontstaan van een vacature worden de volgende stappen gezet: Bij een vacature voor peuterspeelzaalleidster: 1. Er wordt door de directeur Algemeen, in samenspraak met de peuterspeelzaalleidsters van het team waar de vacature is, een profiel opgesteld. Hierin worden bijvoorbeeld de gewenste leeftijd (ter voorkoming van vergrijzing), ervaring, opleidingseisen opgenomen. 2. Afhankelijk van de vacature zijn er drie mogelijkheden: Er wordt eerst gekeken naar het bestand van invalsters. Indien daar een geschikte peuterspeelzaalleidster (ter beoordeling aan de directeur Algemeen) in aanwezig is, wordt deze zonder verdere selectie in overleg met het team geplaatst en is de vacature ingevuld. Er wordt gekeken in het bestand van brieven in portefeuille (brieven, n.a.v. eerdere advertenties en eventueel open sollicitaties, worden 2 jaar bewaard). Bij geen resultaat wordt er vervolgens een advertentie gezet in het Udens Weekblad. De ervaring wijst tot op heden uit dat hier voldoende reacties op binnenkomen. 3. De selectie vanuit de reacties op de advertentie vindt plaats door een selectiecommissie die bestaat uit 2-3 personen (directeur Algemeen, en -2 afvaardiging vanuit het team). Zij selecteren onafhankelijk van elkaar brieven. De ervaring leert dat dit veelal overeenkomt. 4. Gezamenlijk worden er vervolgens 5 sollicitanten voor een gesprek uitgenodigd. De gesprekken vinden plaats in aanwezigheid van dezelfde personen die de eerste selectie hebben gemaakt. 5. Daaruit vindt wederom een selectie plaats, waarna er 2 (maximaal 3) sollicitanten overblijven. Deze worden verzocht 1 dag(of dagdeel) mee te draaien, onder leiding van de verschillende peuterspeelzaalleidsters. 6. De uiteindelijke beslissing vindt plaats door de directeur Algemeen in samenspraak met de peuterspeelzaalleidsters van de speelzaal waar de vacature is. Een belangrijk criterium daarbij is dat er goed samengewerkt moet kunnen worden met de nieuwe peuterspeelzaalleidster. Bij een vacature voor tutor: 1. Er wordt door de directeur Algemeen en de directeur Kwaliteit en Beleid een profiel opgesteld. 2. Er wordt eerst intern een vacature uitgegeven. Bij geen resultaat wordt er vervolgens een advertentie gezet in het Udens Weekblad. 3. De selectie vanuit de reacties op de advertentie vindt plaats door de directeur Algemeen, directeur Kwaliteit en Beleid en 1 afvaardiging vanuit het team. Zij selecteren onafhankelijk van elkaar de brieven. Gezamenlijk worden er vervolgens 3 sollicitanten voor een gesprek uitgenodigd. De gesprekken vinden plaats in aanwezigheid van dezelfde personen die de eerste selectie hebben gemaakt.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
53
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/2
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.1 Werving en selectieprocedure Doel van de procedure: Het tijdig voorzien in gekwalificeerde werknemers. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
4. Daaruit vindt wederom een selectie plaats, waarna er 1 sollicitant overblijft. Deze wordt verzocht om een middag mee te draaien, onder leiding van de verschillende peuterspeelzaalleidsters. 5. De uiteindelijke beslissing vindt plaats door de directeur Algemeen in samenspraak met de directeur Kwaliteit en Beleid en de peuterspeelzaalleidsters van de speelzaal waar de vacature is.
Bij een vacature voor directeur: Er wordt door het Bestuur en de directie een profiel opgesteld. Er wordt eerst intern een vacature uitgegeven. Bij geen resultaat wordt er vervolgens een advertentie gezet in het Udens Weekblad. 1. De selectie van de reacties op de advertentie vindt plaats door een selectiecommissie die bestaat uit de collega directeur en leden van het Bestuur. Zij selecteren onafhankelijk van elkaar de brieven. 2. Daarna worden er vervolgens 3 sollicitanten voor een gesprek uitgenodigd. De gesprekken vinden plaats in aanwezigheid van enkele van de personen die de eerste selectie hebben gemaakt en een afgevaardigde van de leidsters. 3. Dan worden de kandidaten gekozen voor een tweede gesprek met andere leden van de selectiecommissie. 4. Bij positieve keuze komt er nog een arbeidsvoorwaardengesprek met de secretaris en de penningmeester en kan er van beide kanten een beslissing worden genomen.
Bij een vacature voor invalsters: De directeur Algemeen heeft in portefeuille een aantal (open)sollicitatiebrieven waar de mogelijke invalster uit geselecteerd wordt. De directeur Algemeen heeft een gesprek met de kandidaat invalster en daarin wordt besproken wat de stichting van de invalster verwacht (zie bijlage 22). Na kennismakingsgesprek met de directeur Algemeen draait de betreffende invalster mee op twee van onze zalen. Op basis van deze ervaringen wordt al dan niet overgegaan tot een oproepovereenkomst. Na een positief gesprek wordt de oproepovereenkomst opgesteld en ondertekend.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
54
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/2
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.2 In-, door- en uitstroombeleid, loopbaanbeleid Doel van de procedure: Het zorgen voor gemotiveerde peuterspeelzaalleidsters die uitdaging in hun werk vinden en het zo goed mogelijk benutten van de mogelijkheden van peuterspeelzaalleidsters. Proceseigenaar : Directeur Algemeen.
Stichting Udense Peuterspeelzalen vindt het belangrijk om aandacht te besteden aan het bieden van een uitdaging in de werksituatie.
Instroombeleid Om de instroom van nieuwe peuterspeelzaalleidsters zo gestructureerd mogelijk te laten verlopen worden de volgende procedurele stappen gezet: een werving- en selectieprocedure (zie procedure 5.1.1; Werving en selectie) waardoor de juiste mensen aangenomen worden op de juiste plek in de organisatie een doordacht introductieprogramma (zie procedure 5.3; Inwerk- en begeleidingsprogramma) om er voor te zorgen dat nieuwe peuterspeelzaalleidsters goed ingewerkt worden en bekend worden met de cultuur in onze organisatie.
Doorstroombeleid Bij doorstroombeleid is men gericht op het mogelijk maken van een horizontale verschuiving. Gedacht wordt aan het werken in een ander team of aan urenuitbreiding. Om hieraan tegemoet te komen worden vacatures altijd eerst intern uitgezet. Deze urenuitbreiding kan een structureel en een a-structureel karakter hebben. In het eerste geval is er sprake van een uitbreiding van het aantal uren in het arbeidscontract. In het tweede geval is er sprake van urenuitbreiding op declaratiebasis, bijvoorbeeld participeren in projectgroepen. Dit dient de peuterspeelzaalleidster aan te geven aan de directeur Algemeen. Indien er mogelijkheden zijn zal het verzoek serieus bekeken worden. Het doorstroombeleid is er op gericht om die peuterspeelzaalleidsters die dat wensen, kansen te bieden om in onze organisatie door te stromen naar een andere functie. Hierin worden de volgende stappen gezet: middels functioneringsgesprekken (zie procedure 5.2.1) kunnen de persoonlijke wensen en mogelijkheden worden geformuleerd en op invoering getoetst en zo mogelijk uitgevoerd worden. vervolgens wordt gekeken naar welke voorbereidende stappen er noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld een aanvullende opleiding (zie procedure 5.1.6: deskundigheidsbevordering). Bij loopbaanbeleid is men gericht op het mogelijk maken van een verticale verschuiving. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen is er een vijftal functies beschikbaar: Peuterspeelzaalleidster Medewerker peuteradministratie Directeur Algemeen Directeur Kwaliteit en Beleid Tutor
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
55
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/2
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.2 In-, door- en uitstroombeleid, loopbaanbeleid Doel van de procedure: Het zorgen voor gemotiveerde peuterspeelzaalleidsters die uitdaging in hun werk vinden en het zo goed mogelijk benutten van de mogelijkheden van peuterspeelzaalleidsters. Proceseigenaar : Directeur Algemeen.
Uitstroombeleid Uitstroming kan plaatsvinden op twee manieren: op verzoek van medewerker of op verzoek van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. In beide gevallen hecht Stichting Udense Peuterspeelzalen eraan om met iedere medewerker die de organisatie verlaat een exitinterview te voeren (zie bijlage 6). De medewerker wordt uitgenodigd punten waar hij/zij nog iets over kwijt wil aan de orde te stellen. De punten kunnen aandachtspunten zijn voor verbetering. De procedure bevat de volgende stappen: De directeur Algemeen nodigt de vertrekkende medewerker uit voor een exit interview liefst op een van de laatste werkdagen. Beiden bereiden zich voor op dit gesprek. De directeur Algemeen bereidt zich voor door een aantal agendapunten met bijbehorende vragen op papier te zetten. De medewerker bereidt zich voor door een aantal punten op papier te zetten waar hij/zij wat over wil zeggen. De directeur Algemeen maakt een verslag waarin alleen die punten genoteerd worden die de organisatie kunnen helpen bij het vaststellen van verbeterpunten. Dit verslag wordt door de directeur Algemeen gearchiveerd. Indien de vertrekkende medewerkers de functie van coördinator bekleedt vindt een exitinterview plaats met het DB.
Loopbaanbeleid Dezelfde voorwaarden en methoden zoals die staan beschreven bij het doorstroombeleid gelden ook voor het loopbaanbeleid.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
56
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.3 Verzuimbeleid Doel van de procedure: Het terugdringen van het (ziekte)verzuim. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
Ziekteverzuim De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een Protocol Ziekteverzuim opgesteld waarin de voorschriften bij o.a. ziekmelden, herstelmelden, begeleiding en re-integratie zijn vastgelegd (zie bijlage 7). Het ziekteverzuim heeft tot heden (januari 2015) geen oorzaken die terug te voeren zijn op de arbeidsomstandigheden van het werk in de peuterspeelzaal. Klachten die voor kunnen komen door het werk in de speelzaal zijn bijvoorbeeld overbelasting van rug en armen. Om deze klachten te voorkomen worden avonden rugscholing / tiltechniek verzorgd door fysiotherapeuten. Ook aangepaste stoelen voor leidsters, en in hoogte verstelbare aankleedtafels zijn aangeschaft om rugklachten te voorkomen. Voor zwangere peuterspeelzaalleidsters is een zwangerenbeleid opgesteld (zie bijlage 12).
Buitengewoon verlof De Stichting Udense Peuterspeelzalen hanteert de bepalingen die zijn opgesteld in het CAO-Welzijn . Aanvullend heeft de stichting regelingen voor buitengewoon verlof vastgesteld die hierin niet zijn opgenomen. (zie bijlage 24)
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
57
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.4 Beroepspraktijkvorming Doel van de procedure: Het voorzien van studenten van kennis en vaardigheden door het verrichten van werkzaamheden in de praktijk van een peuterspeelzaal. Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid.
Algemeen Stichting Udense Peuterspeelzalen neemt stagiaires op met de volgende doelstellingen: Bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van praktijkopleidingen. Uniformering van de kwaliteit van de praktijkopleidingen en de praktijkbegeleiding. Beschikken over voldoende en goed gekwalificeerd personeel. Stichting Udense Peuterspeelzalen is erkend en geregistreerd als leerbedrijf bij Calibris.
Aannemen van stagiaires De voorkeur van de stichting voor langdurige stageperiodes gaat uit naar stagiaires met minimaal opleidingsniveau 3. Dit om de kwaliteit van de dienstverlening naar de ouders en peuters te waarborgen. Snuffelstagiaires zijn welkom vanaf VMBO-niveau en incidenteel van de basisschool. Na voordracht door de opleiding van een of meerdere kandidaten gaan de stagiaires naar de aangewezen speelzaal. Nadat de stagiaire heeft kennisgemaakt beslist het team of de stagiaire op de betreffende speelzaal geplaatst wordt. De stage overeenkomst wordt ondertekend door de stagiaire, de directeur Kwaliteit en Beleid namens de Stichting Udense Peuterspeelzalen en de stage coördinator van de opleiding. De stagiaires moeten een VOG overleggen, voor aanvang van de stageperiode.
Begeleiding De stagebegeleider van de speelzaal maakt afspraken over werktijden en begeleidingsuren en voert de begeleiding uit. De stagiaire zet de gemaakte afspraken op schrift. De stagebegeleider van de speelzaal vraagt aan de stagiaire ook een kopie. De beoordeling vindt plaats aan de hand van door de stagiaire uitgevoerde opdrachten, de stagemap en de evaluatiegesprekken; dit conform de eindtermen (per opdracht vastgelegd in de stagemap) van de betreffende opleiding. Bij problemen met de begeleiding neemt de stagebegeleider van de speelzaal contact op met de directeur Kwaliteit en Beleid (en met de stagebegeleider van de betreffende opleiding).
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
58
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.5 Medezeggenschapsregeling personeel Doel van de procedure: Het voorzien in het recht van medezeggenschap van de medewerkers. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
Vanaf 1 januari 2006 zijn de medewerkers van de Stichting Udense Peuterspeelzalen afgevaardigd in een werknemersvertegenwoordiging, PVT. De Personeelsvertegenwoordiging adviseert het Bestuur bij belangrijke besluiten die gevolgen hebben voor het personeel. Ook geeft de PVT, indien vereist, instemming inzake besluiten over werktijden, veiligheid, gezondheid, welzijn en ziekteverzuim. De personeelsvertegenwoordiging ontvangt informatie van het Bestuur over de Algemene gang van zaken en het sociaal beleid. Het reglement en de ondernemingsovereenkomst zijn vastgesteld door de PVT De bepalingen van de CAO zijn bij dit alles in acht genomen. In bijlage 26 zijn de PVT-reglementen en overeenkomsten opgenomen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
59
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.6 Deskundigheidsbevordering Doel van de procedure: Het op niveau brengen - en in stand houden van de kennis en vaardigheden van de medewerkers. Proceseigenaar : Directie.
Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft van iedere functie het opleidingsniveau vastgelegd. Deze minimale opleidingsvereisten zijn vastgesteld door de directeur Algemeen. Het opleidingsniveau dient in overeenstemming te zijn met de eisen die de functie aan de medewerker stelt. De directeur Algemeen heeft de taak om te zorgen dat de medewerkers op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen en bereid zijn om voortdurend te leren. Scholing is van essentieel belang voor de betrokkenheid van het personeel, omdat de doorgroeimogelijkheden in de organisatie beperkt zijn. Geschoold en gemotiveerd personeel is de basis voor een organisatie die een hoog dienstverleningsniveau nastreeft. Het onderschrijven en doorgronden van het pedagogisch beleid is hierin een belangrijke factor. Scholing kan bijdragen aan een gericht loopbaanbeleid. De organisatie hanteert de volgende instrumenten: thema-avonden cursussen vakliteratuur De Stichting Udense Peuterspeelzalen neemt peuterspeelzaalleidsters in dienst met minimaal een MBOopleiding gericht op het werken met kinderen (bijvoorbeeld MBO-Sociaal Pedagogisch Werk, KV-JV, Kinderbescherming). Hiernaast zijn de peuterspeelzaalleidsters verplicht een E.H.B.O.-cursus te volgen die gericht is op kleine kinderen. Ook de jaarlijks terugkerende herhalingsavonden moeten gevolgd worden. De stichting stelt het op prijs als de leidsters de Gordon-training hebben gevolgd, en andere voorkomende cursussen volgen. De directeur Algemeen houdt bij wie welke opleiding en cursussen hebben gevolgd. Voortvloeiend uit de functioneringsgesprekken kan een individueel plan per peuterspeelzaalleidster worden opgesteld, met daarin vermeld de nog te volgen cursussen. Op deze wijze wordt het scholingsplan up-to-date gehouden. Zowel de directeur Algemeen als de peuterspeelzaalleidster bewaren en bewaken het scholingsplan en waken ervoor dat de uitvoering ook daadwerkelijk gebeurt. De Stichting Udense Peuterspeelzalen neemt een budget voor scholing, waarvan de cursussen voor de medewerkers worden betaald, op in de begroting. Indien een medewerker een cursus wil gaan volgen die buiten het aanbod van de Stichting Udense Peuterspeelzalen valt, en meestal ook duurder zal zijn, is daar een speciale regeling voor op papier gezet ( Zie bijlage 8). O.a. via het medewerkers-tevredenheidsonderzoek (zie register documenten) vindt een evaluatie plaats van de gevolgde opleidingen. De uitkomsten van deze evaluatie worden door de directeur Kwaliteit en Beleid verwerkt en teruggekoppeld in het teamoverleg. Indien nodig kan de directeur Algemeen tot eventuele bijstelling en bijsturing van het scholingsbeleid overgaan. Uiteraard dienen de bevindingen van de medewerkers na elke gevolgde cursus doorgegeven te worden via een evaluatieformulier aan de directeur Kwaliteit en Beleid. Vakliteratuur en tijdschriften zijn via de directie beschikbaar voor de medewerkers. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
60
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.1 Personeelsbeleid 5.1.7 Multicultureel personeelsbeleid Doel van de procedure: Het zorgen voor instroom van allochtone medewerkers. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
De Stichting Udense Peuterspeelzalen valt gezien zijn grootte niet onder de vereisten van de Wet SAMEN (vanaf 35 personeelsleden). Wel onderschrijft de Stichting Udense Peuterspeelzalen de achtergronden van deze wet en zal bij aanname van personeel hier rekening mee houden. Een samenvatting van de Wet Samen is opgenomen in het register documenten.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
61
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.2 Bevordering van het functioneren 5.2.1 Functioneringsgesprekken / beoordelingsgesprekken Doel van de procedure: Het signaleren van problemen in – en het verbeteren van het functioneren van peuterspeelzaalleidsters. Proceseigenaar : Directeur Algemeen.
Elke peuterspeelzaalleidster/tutor heeft jaarlijks een functioneringsgesprek met de directeur Algemeen. Indien een van de partijen het nodig vindt, kan er meer dan 1 functioneringsgesprek per jaar plaatsvinden. De directeuren hebben een functioneringsgesprek met het DB. Het gesprek bestaat uit een functioneringsgedeelte. Het functioneringsgesprek is een regelmatig terugkerend gesprek tussen de directeur Algemeen en de peuterspeelzaalleidster over het werk, de werksfeer en de werkomstandigheden met als doel de kwaliteit van het werk te verbeteren door het maken van toekomstgerichte afspraken, die het volgende functioneringsgesprek weer worden besproken.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
62
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.3 Inwerk- en introductieprogramma Doel van de procedure: Zorgdragen voor een kwalitatief goede voorbereiding op het werken binnen onze organisatie. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
Procedure Voor de eerste werkdag van de nieuwe medewerker van Stichting Udense Peuterspeelzalen vindt er een introductiegesprek plaats tussen de nieuwe medewerker en de directeur Algemeen. Onderwerpen die in dit gesprek naar voren komen zijn: Kennismaking met directe collegae. De nieuwe medewerker krijgt informatie over de Stichting Udense Peuterspeelzalen in zijn algemeenheid en de werkwijze op de speelzaal in het bijzonder. De directeur Algemeen neemt de aandachtspunten voor nieuwe medewerkers door met de nieuwe medewerker (zie bijlage 14). De nieuwe peuterspeelzaalleidster draait, ongeacht het dienstverband, op alle groepen van de betreffende speelzaal enkele malen mee (reden hiervan is alle teamgenoten te leren kennen in het werk). De begeleiding is in handen van de directeur Algemeen. Gedurende de wettelijke proeftijd vindt regelmatig een overleg plaats tussen werknemer en directeur Algemeen om de inwerkperiode goed te laten verlopen. De uitkomsten van deze gesprekken worden meegenomen in het evaluatiegesprek voor het einde van de wettelijke proeftijd. In dit evaluatiegesprek komen de volgende onderwerpen naar voren: - ervaringen van beide partijen tot nu toe - afspraak voor vervolggesprek(ken) - afspraak voor eventuele vervolgactiviteiten als begeleiding of cursus. Van het gesprek wordt door de directeur Algemeen een verslag gemaakt. De directeur Algemeen is verantwoordelijk voor de opvolging van de in het verslag opgenomen actiepunten.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
63
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.4 Vrijwilligersbeleid Doel van de procedure: Inzicht in het vrijwilligersbeleid bieden. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
Stichting Udense Peuterspeelzalen werkt incidenteel met vrijwilligers. Uitgangspunt voor het inzetten van vrijwilligers is: Het verkrijgen van extra hulp, daar waar gewenst op de speelzaal. Het is uitdrukkelijk niet het streven van de Stichting Udense Peuterspeelzalen om betaalde krachten te laten verdringen door vrijwilligers. Uitgangspunt is en blijft dat er altijd minimaal 2 betaalde peuterspeelzaalleidsters per dagdeel aanwezig zijn. Vrijwilligers die regelmatig in de groep meedraaien worden verder beschouwd als ware betaalde peuterspeelzaalleidsters qua extraatjes als etentjes, kerstpakket, en mogelijk cursussen, ter beoordeling van de begeleider op de groep en de .directeur Algemeen Vrijwilligers die regelmatig op de groep meedraaien, in contact komen met de peuters, moeten een VOG overleggen. Aan vrijwilligers worden geen eisen gesteld aan opleidingsniveau. In het leidsteroverleg wordt vermeld dat er een vrijwilliger zich heeft aangemeld. Vervolgens besluit een team van een speelzaal om deze vrijwilliger, na enkele keren meedraaien, al dan niet aan het team (als vrijwilliger) toe te voegen. De ouders die als vrijwilliger helpen bij het ophalen van oud papier, ontvangen hierover uitgebreide instructies en een aansprakelijkheidsverklaring die in tweevoud ondertekend dient te worden. Een exemplaar is voor de vrijwilliger en een exemplaar gaat naar kantoor (zie bijlage 21).
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
64
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/6
5. Personeel 5.5 ARBO-beleid Doel van de procedure: Het voorzien in veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
ARBO-BELEID Om het overzicht over de diverse maatregelen te behouden is het ARBO-beleid onderverdeeld in drie categorieën: · de uitgangspunten van beleid, · de organisatie van het ARBO-beleid, · de inhoud van arbeidsomstandigheden. Deze categorieën vallen samen in de actiepunten.
1. Voorlopige uitgangspunten ARBO-beleid Het doel van de ARBO-wet is het bevorderen van "menswaardige arbeid" door "een zo groot mogelijke veiligheid", "een zo goed mogelijke bescherming van de gezondheid" en "het bevorderen van het welzijn". Dit alles voor zover dat "redelijkerwijs gevergd kan worden". Het algemene beleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen moet hiervoor aandacht hebben. 1.1. Voorlopig Hieronder staan de voorlopige uitgangspunten van het ARBO-beleid. Voorlopig, want het ARBO-beleid wordt indien nodig jaarlijks bijgesteld in het jaarverslag. Teneinde de uitgangspunten van het ARBO-beleid te bepalen, heeft de Stichting Udense Peuterspeelzalen op alle peuterspeelzalen jaarlijks een Risico Inventarisatie & Evaluatie uitgevoerd. 1.2. De peuterspeelzaalleidsters De Stichting Udense Peuterspeelzalen biedt opvang aan kinderen van 2 tot 4 jaar. Binnen deze dienstverlening, die de peuterspeelzaalleidsters verzorgen, staat het kind centraal. Er worden waarborgen geschapen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van het kind. In dit ARBO-beleid staan echter de peuterspeelzaalleidsters centraal. Zij verrichten hun arbeid bijna uitsluitend in dezelfde omgeving als waarin ook het kind vertoeft. De eisen die de Stichting Udense Peuterspeelzalen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van het kind aan deze omgeving stelt, vallen voor een deel samen met de eisen voor de arbeidsomstandigheden van peuterspeelzaalleidsters. Maar, zoals hieronder zal blijken, voor een deel ook niet. Veiligheid Indien een peuterspeelzaal veilig is voor het kind, is het ook veilig voor de peuterspeelzaalleidster. Dat is de hoofdregel, waarop de volgende uitzonderingen bestaan: · voor de veiligheid van het kind kunnen maatregelen nodig zijn, waarbij de ergonomie op de werkplek van de leidster in het gedrang komt (ergonomie valt onder het kopje welzijn). · de veiligheid van de kinderen zal zodanig gewaarborgd worden dat de veiligheid van de leidsters geoptimaliseerd wordt. Voor deze uitzonderingen is apart beleid ontwikkeld; denk bijvoorbeeld aan het calamiteitenplan en het vluchtplan/ontruimingsplan. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
65
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 2/6
5. Personeel 5.5 ARBO-beleid Doel van de procedure: Het voorzien in veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
Gezondheid Op de gezondheid van de kinderen moet worden toegezien om het gevaar voor de gezondheid van de peuterspeelzaalleidsters zoveel mogelijk te beperken. Beroepsziekten (ziekte of aandoening die in hoofdzaak het gevolg is van de arbeid of de arbeidsomstandigheden) zijn momenteel nog niet bekend. De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een Protocol Ziekteverzuim opgesteld waarin de voorschriften bij o.a. ziekmelden, herstelmelden, begeleiding en re-integratie zijn vastgelegd (zie bijlage 7 Kwaliteitshandboek). Het ziekteverzuim bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen is niet erg groot. De meest voorkomende oorzaken zijn verkoudheden, griep en andere kortdurende gezondheidsklachten. Langdurig verzuim door persoonlijke omstandigheden /problemen komt incidenteel voor. Deze klachten hebben geen oorzaken die terug te voeren zijn op de arbeidsomstandigheden van het werk in de peuterspeelzaal. Welzijn Ongetwijfeld bestaat er samenhang tussen het welzijn van de kinderen en het welzijn van de peuterspeelzaalleidsters, maar die samenhang is minder direct en concreet dan bij veiligheid en gezondheid. Ter bevordering van het welzijn heeft een verantwoorde ergonomie prioriteit. Klachten die voor kunnen komen door het werk in de speelzaal zijn bijvoorbeeld overbelasting van rug en armen. Om deze klachten te voorkomen worden jaarlijks avonden rugscholing / tiltechniek verzorgd door fysiotherapeuten. Ook aangepaste stoelen voor leidsters, opstapjes bij aankleedtafels dienen om rugklachten te voorkomen. De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft ergonomisch meubilair aangeschaft.
1.3. Overige medewerkers Andere groepen medewerkers zijn:
-directeur Algemeen -directeur Kwaliteit en Beleid -medewerker peuteradministratie -tutor
Eventuele knelpunten worden per individu gesignaleerd en opgelost. Aanpassingen kunnen nodig zijn bij: 1. Veranderde belastbaarheid door ziekte of leeftijd 2. Ontwikkelingen in loopbaan of mobiliteit 3. Culturele achtergrond of taalvaardigheid. Knelpunten kunnen aan de orde worden gesteld bijvoorbeeld tijdens het teamoverleg / leidsteroverleg of in functioneringsgesprekken. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
66
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 3/6
5. Personeel 5.5 ARBO-beleid Doel van de procedure: Het voorzien in veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid
2. Organisatie van het ARBO-beleid 2.1. Inleiding De ARBO-wet schrijft diverse maatregelen voor die organisatorisch van aard zijn. Deze maatregelen worden hieronder behandeld. 2.2. Directie Het beleidsuitgangspunt luidt samengevat: de arbeidsomstandigheden van het merendeel van onze medewerkers vallen grotendeels samen met de eisen die de Stichting Udense Peuterspeelzalen stelt aan de peuteropvang. Het ligt dan voor de hand om de medewerker die ervoor moet zorgen dat de peuteropvang aan onze eisen voldoet, tevens te laten zorgen voor de arbeidsomstandigheden. Dat is dus de directeur Kwaliteit en Beleid. Als hoofdregel is deze verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden van de medewerkers. De uitoefening van deze taak geschiedt met de bevoegdheden die de directeuren toekomen. De uitoefening van deze ARBO-taak staat -net als andere taken - onder controle van en ter ondersteuning door het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. 2.3. Ondernemingsraad / PVT Volgens de wet op de ondernemingsraden en de ARBO-wet vereisen bepaalde maatregelen het advies of de instemming van de ondernemingsraad. Als dat voor een maatregel in het jaarplan het geval is, staat dat vermeld in de lijst met actiepunten. De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft sinds 1 januari 2006 een PVT. 2.4. Bedrijfshulpverleners Voor bepaalde urgente situaties heeft de Stichting Udense Peuterspeelzalen bedrijfshulpverleners aangewezen : - het verlenen van eerste hulp bij ongevallen. - het beperken en bestrijden van brand en het beperken en voorkomen van ongevallen. - het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle peuterspeelzaalleidsters, peuters en andere personen die aanwezig zijn. - het alarmeren van en samenwerken met de gemeentelijke brandweer en andere hulpverleningsorganisaties. Niet iedere locatie beschikt over een fulltimer, en dus zijn er iedere dag andere peuterspeelzaalleidsters aanwezig. De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft gezorgd dat op ieder dagdeel een bedrijfshulpverlener aanwezig is. Alle peuterspeelzaalleidsters beschikken over een EHBO-diploma gericht op hulpverlening aan kleine kinderen. Ook is er op iedere speelzaal een vluchtplan /ontruimingsplan en een calamiteitenplan aanwezig. Op alle peuterspeelzalen wordt het ontruimingsplan jaarlijks geoefend.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
67
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 4/6
5. Personeel 5.5 ARBO-beleid Doel van de procedure: Het voorzien in veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
2.5. ARBO-dienst De Stichting Udense Peuterspeelzalen laat bepaalde activiteiten door de ARBO-dienst verrichten. Denk bijvoorbeeld aan controle en begeleiding van ziekteverzuim. Daarnaast is het mogelijk om ook andere activiteiten door een ARBO-dienst te laten verrichten. Het ligt voor de hand een belangrijk deel van de benodigde deskundige bijstand bij een ARBO-dienst te betrekken. 2.6. Arbeidsinspectie De arbeidsinspectie controleert de naleving van de ARBO-wet door de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Zo moet de Stichting Udense Peuterspeelzalen ongevallen melden waarbij een medewerker blijvend letsel oploopt, ziekenhuisopname volgt en bij dodelijke ongevallen. De directeur Algemeen registreert het voorval en brengt de betreffende instanties op de hoogte. (zie bijlage 13) 2.7. Andere organisatorische /procedurele verplichtingen · Opstellen van een ARBO-jaarplan; · Opstellen van een ARBO-jaarverslag; dit wordt opgenomen in het inhoudelijk jaarverslag. · Samenwerking en overleg; werkgever en medewerksters zijn verplicht tot samenwerking en overleg inzake arbeidsomstandigheden. · Voorlichting en begeleiding; de werkgever verzorgt voorlichting bij indiensttreding en verder zo vaak als nodig is over veiligheid, gezondheid en welzijn. Het gaat dan om de aard van de werkzaamheden, de mogelijke gevaren en de maatregelen daartegen. De directeur Kwaliteit en Beleid is verantwoordelijk voor de uitvoering van bovenstaande activiteiten. Het jaarverslag (met daarin ARBO jaarverslag)wordt vastgesteld het Bestuur.
3. Inhoud van de arbeidsomstandigheden 3.1. Risico-inventarisatie Aan de directeur Kwaliteit en Beleid is de opdracht verstrekt om jaarlijks samen met medewerkers per peuterspeelzaal de risico's in kaart te brengen voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van alle medewerkers van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Daarop vooruitlopend wordt hieronder aandacht besteed aan maatregelen ter bevordering van veiligheid, gezondheid en welzijn. Uiteraard sluiten deze maatregelen aan op de beleidsuitgangspunten die zijn geformuleerd. 3.2. Veiligheid De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft de maatregelen voor de veiligheid beschreven in een calamiteitenplan en vluchtplan. Een ongeval-meldingsprocedure is opgesteld (zie bijlage13). Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
68
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 5/6
5. Personeel 5.5 ARBO-beleid Doel van de procedure: Het voorzien in veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
Ook worden er maatregelen getroffen zodat alle peuterspeelzaalleidsters over een EHBO-diploma beschikken en het actueel houden. De directeur Kwaliteit en Beleid maakt een inventarisatie van nieuwe peuterspeelzaalleidsters die een cursus EHBO moeten gaan volgen en peuterspeelzaalleidsters die bijgeschoold moeten worden voor een EHBO-diploma. Op alle dagdelen is iemand aanwezig die bedrijfshulpverlener is. 3.3 Seksuele intimidatie, agressie en geweld De SUP heeft een handelingsprotocol grensoverschrijdend gedrag opgesteld (zie bijlage 31) 3.4 Gezondheid Beroepsziekten maken deel uit van de risico-inventarisatie. Bij een vermoeden van beroepsziekte moet melding worden gemaakt door de Arbo-dienst bij Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Er is een verzuimprotocol opgesteld ten behoeve van het terugdringen van ziekteverzuim. Het protocol bestrijkt alle fasen van ziekmelding tot en met werkhervatting. Evaluatie van het protocol door het coördinatieteam zal aanknopingspunten bieden voor een meer integraal aanwezigheidsbeleid ter voorkoming van ziekteverzuim. Het arbeidsomstandighedenspreekuur is per 1 januari 2007 vervallen als verplichte taak van de Arbodienst. De Stichting Udense Peuterspeelzalen kan dit zelf vorm gaan geven. De stichting is aangesloten bij een Arbodienst en de medewerkers kunnen nog steeds gebruik maken van dit spreekuur. 3.5. Welzijn Het verschil in lichaamsgrootte tussen groepsleidsters en kinderen moet daar waar mogelijk overbrugd worden. Bij nieuwbouw, verbouw en inrichting, door middel van inbouw op de juiste hoogte of laagte, door aanschaf van hoog meubilair voor de peuters, door middel van voorzieningen zoals trapjes naar kleedtafels en speciale stoelen. Eveneens in het belang van het welzijn/ de arbeidsomstandigheden is de verdeling van de huishoudelijke werkzaamheden. De peuterspeelzaalleidsters vegen dagelijks de speelzaal en maken de toiletjes schoon. Eens per week krijgt de peuterspeelzaal een grote poetsbeurt. Dit wordt meestal door interieurverzorgsters gedaan. Samen met ouders maken de leidsters 1 of 2 maal per schooljaar de hele speelzaal schoon.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
69
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 6/6
5. Personeel 5.5 ARBO-beleid Doel van de procedure: Het voorzien in veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid
4. Verplichtingen van de medewerksters De peuterspeelzaalleidsters hebben ook verplichtingen op basis van de ARBO-wet. Zij dienen voorzichtig en zorgvuldig te zijn ten behoeve van hun arbeidsomstandigheden alsmede ten behoeve van de veiligheid en gezondheid van anderen. Zo zullen de voorzieningen die de werkgever treft op een juiste manier gebruikt moeten worden. Ook dienen peuterspeelzaalleidsters gevaren te melden bij de directeur Kwaliteit en Beleid. Peuterspeelzaalleidsters kunnen ook een collega attent maken op een verbetering van de arbeidsomstandigheden. Zo kan er bijvoorbeeld gewezen worden op een verkeerde wijze van tillen.
Aansprakelijkheid Als een leidster opzettelijk roekeloos handelt, waardoor een ongeval ontstaat, is de leidster ook persoonlijk aansprakelijk. De Stichting Udense Peuterspeelzalen is als werkgeefster aansprakelijk voor bedrijfsongevallen en "schade" aan derden, daarvoor is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Een werkneemster kan door de werkgever of door de ouder ook persoonlijk aansprakelijk gesteld worden als er sprake was van opzet/roekeloosheid. De werkneemster dient hiervoor zelf verzekerd te zijn (WA).
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
70
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.6 Tevredenheidsmeting medewerkers Doel van de procedure: Het verkrijgen van inzicht in de tevredenheid van medewerkers. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
Om tot een optimale betrokkenheid van onze medewerkers te komen, meten wij elke 2 jaar bij Stichting Udense Peuterspeelzalen de tevredenheid onder onze medewerkers. In maart en september is er een kleine meting arbeidsvreugde onder de medewerkers. Bij de tevredenheidsmetingen wordt gebruik gemaakt van een algemene vragenlijst voor alle belanghebbenden ( bijlage 10). De directeur Kwaliteit en Beleid zorgt voor de verspreiding en retournering van de vragenlijsten. Van de bevindingen maakt de directeur Kwaliteit en Beleid een verslag dat wordt gedistribueerd onder het gehele personeel en het Bestuur. Een lid van het Bestuur controleert de uitslag steekproefsgewijs. In het leidsteroverleg en in het Bestuur worden verbeterpunten door de directeur Kwaliteit en Beleid besproken. De directeur besluit bij de beoordeling van het kwaliteitssysteem (zie procedure 4.8) welke verbeteringen wel/niet worden doorgevoerd. Hiervan wordt een verslag gemaakt dat door de directeur naar de speelzalen wordt verzonden. In het verslag wordt aangegeven wie verantwoordelijk is voor de realisatie van de verbeteringen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
71
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
5. Personeel 5.7 Klachtenbehandeling medewerkers Doel van de procedure: Een correcte afhandeling van een klacht van een medewerker. Proceseigenaar
: Directeur Kwaliteit en Beleid.
De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een klachtenregeling opgesteld. (zie bijlage 11) De laatst gewijzigde klachtenregeling en de samenstelling van de klachtencommissie is vastgesteld tijdens de vergadering van het Bestuur, december 2008. Indien er geen klacht is zal de klachtencommissie 1 keer per jaar vergaderen. Om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen zal de directeur Kwaliteit en Beleid aanwezig zijn bij deze vergadering. Tevens ontvangen de leden van de klachtencommissie de notulen van de vergadering van het Bestuur. Indien er een klacht wordt ingebracht komt de klachtencommissie binnen de gestelde tijd bij elkaar. Het reglement van de klachtencommissie is vermeld in de klachtenregeling. (zie bijlage 11)
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
72
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
6. Fysieke omgeving en materiaal 6.1 Accommodatiebeleid Doel van de procedure: Het zorgen voor ruimten en speeltoestellen die een kwalitatief goede dienstverlening mogelijk maken. Proceseigenaar : Directeur Algemeen
Algemeen Het accommodatiebeleid van Stichting Udense Peuterspeelzalen is erop gericht speelzalen zoveel mogelijk in de directe omgeving van basisscholen te vestigen. In ons pedagogisch beleid is aangegeven welke vereisten wij stellen aan te gebruiken ruimten en speeltoestellen. Overigens dient aangegeven te worden dat ook bij de inspectie door de GGD zowel naar de staat van de gebouwen als naar de staat van de speeltoestellen gekeken wordt. Veiligheid is een belangrijk criterium hierbij. Ook bij de RI&E wordt hier aandacht aan besteed.
Gebouwen De Stichting Udense Peuterspeelzalen neemt voor zijn rekening het dagelijks onderhoud (kleine reparaties). Het groot onderhoud wordt in overleg met de verhuurder uitgevoerd. Werknemers dienen gebreken door te geven aan de directeur Algemeen
Speeltoestellen De peuterspeelzaalleidsters dienen alert te zijn op de staat waarin de speeltoestellen zich bevinden. De speeltoestellen dienen veilig te zijn. De directeur Algemeen is bevoegd speeltoestellen te laten vervangen. Bij de speeltoestellen moeten aan de landelijke veiligheidseisen en – normen voldoen. Alle peuterspeelzalen die een buitenspeeltoestel hebben, dienen daar een logboek over bij te houden. Bij het constateren van gebreken, stelt de leidster van de betreffende peuterspeelzaal de directeur Algemeen hiervan op de hoogte.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
73
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
6. Fysieke omgeving en materiaal 6.2 Gebouwen en ruimten Doel van de procedure: Het zorgen voor accommodatie die voldoet aan wet – en regelgeving. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
De ruimten van onze speelzalen zijn bereikbaar en toegankelijk voor zowel valide als minder valide mensen. Dit betekent dat zowel binnen als buiten eventuele obstakels die de toegankelijkheid en bereikbaarheid beperken verwijderd/aangepast worden. Daarnaast geeft ook de Brandweer na goedkeuring van de ruimte een gebruiksvergunning (per speelzaal) af. Ook in het pedagogisch beleidsplan zijn kwaliteitseisen over de ruimten opgenomen. De Stichting Udense Peuterspeelzalen beschikt over een lijst met kwaliteitseisen die afkomstig zijn van het landelijk kwaliteitshandboek: “Handleiding Kwaliteitsstelsel Kinderopvang” (VUGA – VOG), en die zijn aangevuld met de nieuwste ergonomische normen die onderdeel zijn van een arboconvenant waaraan ook peuterspeelzalen vanaf 2005 moeten voldoen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
74
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
6. Fysieke omgeving en materiaal 6.3 Functionele inrichting en middelen Doel van de procedure: Het pedagogisch verantwoord selecteren en inrichten van te gebruiken ruimten voor opvang van peuters. Proceseigenaar : Directeur Algemeen.
Bij de keuze en de inrichting van de te gebruiken ruimten voor de peuterspeelzalen wordt rekening gehouden met het geformuleerde pedagogisch beleid, Arbo-beleid, de veiligheid en vluchtroutes en de wettelijke voorschriften. In het pedagogisch beleid is onder andere aandacht besteed aan het belang van het afstemmen van de ruimten op de leeftijd van de kinderen en het ter beschikking stellen van gevarieerd spelmateriaal. De directeuren zijn verantwoordelijk voor naleving van het pedagogisch beleid op de werkplek.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
75
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
7. Diensten door derden 7.1 Inkoop materialen/middelen/diensten Doel van de procedure: Het zorgdragen voor een beheerst inkoopproces. Proceseigenaar
: Directeur Algemeen.
De procedure inkoop is van toepassing voor de inkoop van: a) speeltoestellen en meubels b) speelgoed c) handenarbeidmaterialen d) dagelijkse boodschappen (inclusief schoonmaakmiddelen). De directeur Algemeen heeft de zorg voor alle inkopen. Speeltoestellen/meubels en speelgoed worden door de medewerker administratie in opdracht van de directeur Algemeen besteld en/of ingekocht bij de bij de directeur bekende leveranciers. Peuterspeelzaalleidsters kunnen hun wensen kenbaar maken. Afhankelijk van budget en noodzaak koopt de directeur Algemeen / medewerker administratie speelgoed, meubels en speeltoestellen. Voor wat betreft het handenarbeidmateriaal kunnen alle speelzalen een handenarbeidlijst invullen via internet. De medewerker administratie koopt in bij de groothandel en deze bezorgt per locatie. Inzake de dagelijkse boodschappen dient er eens per 2 maanden per speelzaal een boodschappenlijst ingevuld te worden. De medewerker administratie koopt in en de boodschappen worden op de locaties geleverd. Voor onvoorziene uitgaven hebben alle speelzalen de beschikking over een budget. De kassabonnen worden ingeleverd bij kantoor (met verzamelstaat), de medewerker administratie betaalt de declaraties. De penningmeester controleert de declaratiestaten.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
76
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
8. Documenten 8.1 Beheer van documenten Doel van de procedure: Het beheersen van (reeds gebruikte en nieuwe/gewijzigde) documenten op de werkplek. Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid.
Definities Onder beheersen van documenten wordt verstaan: -opstellen van documenten -het verwerken van wijzigingen -distribueren (uitgeven en innemen van documenten)
Algemeen De documenten waarop deze procedure betrekking heeft zijn: - kwaliteitshandboeken - procedures - werkinstructies - documenten (inclusief wet- en regelgeving) - formulieren
Opstelling 1. Een conceptdocument wordt door of onder de verantwoordelijkheid van de directeur Kwaliteit en Beleid opgesteld en is duidelijk gekenmerkt met "CONCEPT". 2. Exemplaren van een concept worden aan belanghebbenden ter beoordeling aangeboden. Daarna is er gelegenheid om het concept te beoordelen en te voorzien van aanpassingen c.q. wijzigingen. Afhankelijk van de aard en inhoud van eventueel commentaar wordt dit individueel of in groepsverband besproken, respectievelijk worden de aanmerkingen overgenomen.
Identificatie Elk opgesteld document wordt door de directeur Kwaliteit en Beleid bewaard in de computer.
Wijzigingen/aanvullingen De verandering/toevoeging in de tekst wordt kenbaar gemaakt middels een streep in de kantlijn.
Distributie De distributie van documenten wordt verzorgd door de directeur Kwaliteit en Beleid. Bij de distributie van het kwaliteitshandboek, procedures, werkinstructies, formulieren, documenten (incl. wet- en regelgeving) zorgt de directeur Kwaliteit en Beleid dat vervallen documenten verwijderd/vernietigd worden.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
77
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
8. Documenten 8.2 Documenten op werkplek Doel van de procedure: Het zorgen dat de juiste versies van documenten aanwezig zijn op de werkplek. Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid.
De directeur Kwaliteit en Beleid draagt er zorg voor dat de juiste documenten aanwezig zijn op de werkplek, ook indien nodig op de peuterspeelzalen, op kantoor en in de computer(s).
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
78
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
8. Documenten 8.3 Kwaliteitsregistraties en beheer van gegevens Doel van de procedure: Inzicht verkrijgen in hoeverre aan de vereisten van de klant is voldaan en middels analyse van deze gegevens eventuele verbeteringen doorvoeren. Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid.
De registraties hebben onder andere betrekking op kwaliteitsgegevens met betrekking tot: - tekortkomingen (incl. klachten van afnemers) - corrigerende en preventieve maatregelen. - interne kwaliteitsaudits. - keuringen (incl. contractbeoordelingen). - opleiding en training - opleidingsplan - naspeurbaarheid. - prestaties van toeleveranciers. - verslag bestuursvergadering. - verslag teamoverleg. - verslag leidsteroverleg. - verslag oudercommissievergadering. Tijdens de uitvoering van de verschillende procedures worden door de verantwoordelijke proceseigenaar kwaliteitsgegevens genoteerd. De identificatie en naspeurbaarheid van de gegevens wordt gewaarborgd door registratie van datum, naam klant, onderwerp en/of vastlegging van datgene waarop de registratie betrekking heeft, en een vermelding van de naam/paraaf van diegene die de registratie uitvoert. Kwaliteitsgegevens worden zodanig gearchiveerd dat zij gemakkelijk zijn terug te vinden. Kwaliteitsgegevens worden zodanig bewaard dat achteruitgang/beschadiging tot een minimum wordt beperkt en verlies wordt voorkomen. Naast een papieren versie worden alle documenten op de server/computer opgeslagen.
De rapportage wordt tenminste verstuurd naar de directie en het Bestuur. Kwaliteitsgegevens worden gedurende drie jaar bewaard. De bewaartermijn kan langer zijn indien dit contractueel is vastgelegd.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
79
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
8. Documenten 8.4 Register werkinstructies Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Naam Protocol bij seksueel misbruik in instellingen voor kinderopvang Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld Calamiteitenplan Protocol ziekteverzuim Protocol hoe te handelen bij overlijden van…. Protocol hoe te handelen bij hoofdluis Protocol omgaan met zieke kinderen Schoonmaakinstructies Seksuele intimidatie, agressie en geweld Protocol buiten spelen op tropisch warme dagen Regels en afspraken Veiligheid en Gezondheid Huisregels Verstrekken geneesmiddelen op verzoek Toetsprotocol VVE
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
80
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
8. Documenten 8.5 Register documenten (inclusief wet- en regelgeving) Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
Naam Wet bescherming persoonsgegevens Privacyreglement Informatieboekje Pedagogisch beleidsplan per locatie Scholingsbeleid Anti-discriminatie-code Organisatiestructuur Klachtenreglement Klachtenbehandeling medewerkers Richtlijnen functioneringsgesprekken / beoordelingsgesprekken ARBO Reglement Personeelsvertegenwoordiging en Overeenkomst PVT Regeling Studiekosten Samenvatting Wet SAMEN Zwangerenbeleid Ongevalsmeldingsprocedure Aandachtspunten nieuwe medewerkers Functieomschrijvingen Ophalen oud papier Aandachtspunten invalster Tutorvaardigheden Buitengewoon verlof Mogelijke taken oudercommissies Managementstatuut Beleid VVE Zorgprotocol
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
81
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz. : 1/1
8. Documenten 8.6 Register formulieren Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Naam Udense Overdrachtslijst Inschrijfformulier Inschrijfformulier extra dagdelen Inschrijfformulier woensdagochtend groep Inschrijfkaart voor de peuteradministratie Uitschrijfformulier Uitschrijfformulier woensdagochtendgroep Formulier gegevens inschrijfformulier voor peuterspeelzaal Presentielijst zonder woensdag Presentielijst met woensdag Presentielijst woensdag Uitleenlijst prentenboeken Verzamelstaat ouderhulp Ouderactiviteitenlijst Ouderactiviteitenlijst Pippeloentje Declaratieformulier kleine boodschappen Voorleestips Registratie peuterontwikkelingsvolglijst Verzamelstaat wachtlijst peuters Activiteiten maandag/donderdag Activiteiten dinsdag/vrijdag Activiteiten woensdag Declaratieformulier VVE Verzamelpapier voor activiteitenverslag Verslag ontruimingsoefening Formulier functioneringsgesprek medewerker Verslag functioneringsgesprek coördinator Verslag beoordelingsgesprek Klachtenformulier Formulier aandachtspunten nieuwe medewerker Vragenlijst exitinterview Aanvraagformulier regeling studiekostenvergoeding Declaratieformulier studiekosten Vragenlijst tevredenheidsonderzoek ouders Tevredenheidsonderzoek medewerkers Uitschrijvingen zomervakantie Aansprakelijkheidsverklaring ophalen oud papier Formulier registratie ziekteverzuim Invallijst Declaratie kilometers zakelijk
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
82
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
blz.: 1/1
8. Documenten 8.7 Register kwaliteitsregistraties Proceseigenaar : Directeur Kwaliteit en Beleid Nr 1 2 3 4
Naam Tevredenheidsonderzoek medewerkers Klanttevredenheidsonderzoek Klachtenformulieren Evaluaties cursussen, trainingen en studiedagen
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
83
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN 9. Bijlagen
Bijlagen 1. Protocol omgaan met zieke kinderen 2. Protocol hoe te (be)handelen bij hoofdluis 3. Regels en afspraken veiligheid en gezondheid 4. Calamiteitenplan 5. Protocol hoe te handelen bij overlijden van……. 6. Vragenlijst exitinterview 7. Protocol ziekteverzuim 8. Studiekostenregeling 9. Richtlijnen Functioneringsgesprekken 10. Tevredenheidsonderzoek medewerkers 11. Klachtenregeling medewerkers 12. Zwangerenbeleid 13. Ongevalsmeldingsprocedure 14. Aandachtspuntenlijst nieuwe medewerkers 15. Functieomschrijving Peuterleidster 1 16. Functieomschrijving Leidinggevende 3 17. Functieomschrijving beleids-/stafmedewerker 2 18. Functieomschrijving administratief medewerker 2 19. Tevredenheidsonderzoek ouders/verzorgers 20. Seksuele intimidatie, agressie en geweld 21. Aansprakelijkheidsverklaring ophalen oud papier 22. Aandachtspunten invalster 23. Tutorvaardigheden 24. Buitengewoon verlof 25. Protocol buitenspelen op tropisch warme dagen 26. PVT reglementen / overeenkomsten 27. Mogelijke taken oudercommissies 28. Privacyreglement 29. Klachtenformulier 30. Zorg voor peuters 31. Handelingsprotocol bij grensoverschrijdend gedrag 32. Huisregels 33. Verstrekken geneesmiddelen op verzoek 34. Protocol medische handelingen 35. Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
blz. 84 85 86 87 92 95 97 100 108 112 119 121 125 126 127 128 130 132 133 136 140 142 143 144 145 147 148 153 154 156 157 159 164 165 167 170
84
1. Protocol omgaan met zieke kinderen
Per speelzaal dienen er actuele gegevens van de peuter bekend te zijn, zodat men weet waar de ouders/verzorgers bereikbaar zijn; indien zij niet bereikbaar zijn is een extra telefoonnummer wenselijk. Als er binnen de speelzaal sprake is van een infectieziekte dienen de ouders/verzorgers hierover geïnformeerd te worden (bijv. door een 'briefje' op de deur te hangen, al of niet met de informatie die de GGD heeft over desbetreffende ziekte; deze informatie is terug te vinden in het handboek van de GGD). Zodra er signalen zijn dat een kind ziek is of zich ziek voelt, is een feitelijke constatering te doen op grond van: gedrag lichamelijke kenmerken. Bij gerede twijfel over ziektebeeld/symptomen is het mogelijk een huisarts in de buurt telefonisch te raadplegen. De Stichting Udense Peuterspeelzalen hanteert in principe de richtlijnen en de adviezen van de GGD.
Wanneer mogen kinderen in ieder geval niet komen? In het algemeen adviseert de GGD om peuters te weren met bloederige diarree, hepatitis A opgedaan in de vakantie en buiktyfus. Andere ziekten als difterie, kinkhoest, rode hond, tetanus, mazelen, pokken komen door vaccinatie bijna niet meer voor. Veel besmettelijke ziekten zoals waterpokken hebben bij de diagnose de besmettelijke perioden al gehad. Bij twijfel beslist uiteindelijk de peuterspeelzaalleidster van de Stichting Udense Peuterspeelzalen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
85
2. Protocol hoe te (be)handelen bij hoofdluis Het zijn kleine, grauwe beestjes van ongeveer 3 mm. Ze houden niet van licht, zitten dicht op de hoofdhuid en zuigen naar bloed. De eitjes (neten) zijn grijswit en lijken op roos, maar zitten vast aan het haar. De neten komen na 8 of 9 dagen uit en zijn na 8 of 9 dagen volwassen, leggen eitjes, etc. Besmetting: Via kinderen die met hun hoofd dicht bij elkaar zitten. Via het gebruik van dezelfde kam. Via mutsen en jaskragen bij volle kapstokken, verkleedpartijtjes en het passen van kleding in de winkels. In volle bussen, treinen etc. In bed via hoofdkussen en beddengoed. Wat kunnen ouders/verzorgers doen? Hang de jas niet aan een overvolle kapstok. Meld het op de speelzaal als uw kind hoofdluis heeft. Speciale middelen zijn verkrijgbaar bij apotheek en drogist. Thuis wekelijks nacontrole houden. Wat kunnen peuterspeelzaalleidsters doen? Hang een briefje op om ouders/verzorgers te informeren dat er hoofdluis is op een groep en met tips voor de behandeling (zie boven). Geef verkleedkleren en poppenkleren mee om te wassen op minimaal 60 graden. Niet wasbare voorwerpen (knuffels e.d.) 1 week in een goed afgesloten plastic zak of 24 uur in de diepvries bewaren. Laat ouders de jas van hun peuter in een plastic tasje aan de kapstok hangen. Informeer of het hoofd van de peuter met hoofdluis is behandeld en nabehandeld. Controleer regelmatig en adviseer ouders/verzorgers dat ook te doen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
86
3. Regels en afspraken Gezondheid en Veiligheid Onderdeel GEZONDHEID Maatregelen ter verkleining van risico’s door overdracht ziektekiemen 1. Leidster/peuters altijd handen wassen voor eten of voedsel bereiden, wondverzorging en na hoesten, niezen, snuiten, toiletgebruik, verschonen, afvegen billen kind, contact vuile was of afval, snot/wondvocht/braaksel/ontlasting/speeksel, of schoonmaakwerkzaamheden. 2. Handen wassen met water en zeep (verdeeld over hele handen), schoonspoelen en drogen met schone handdoek of papieren handdoek 3. Zieke leidsters zijn thuis 4. Wondjes, loopoor, waterwratjes, pus of vocht afdekken 5. Materiaal en speelgoed schoonmaken bij pus/wondvocht 6. Nies- en hoestinstructie: hand voor de mond, hoofd wegdraaien of buigen, handen wassen 7. Snotneuzen: regelmatig laten snuiten 8. Gebruik keukenrol of wegwerpzakdoekjes voor snuiten 9. Ieder kind ander washandje voor poetsen handen/monden 10. Handdoekjes na ieder dagdeel vervangen 11. Vuile luiers meteen weggooien in gesloten afvalbak 12. Verschoonplek reinigen na iedere verschoning 13. Kraanknoppen dagelijks reinigen 14. Geen speelgoed mee naar het toilet 15. Drinkbekers na ieder gebruik afwassen 16. Pedaalemmers dagelijks leegmaken 17. Elk dagdeel schone vaatdoek en na gebruik uitspoelen met heet stromend water 18. Speelgoed goed reinigen, binnen- en buitenspeelgoed gescheiden houden, beschadigd speelgoed vervangen 19. Verkleedkleren maandelijks op 60˚ wassen (of 40˚ en dan in de droger) (zieke kinderen geen verkleedkleren aan doen) 20. Knuffels en stoffen speelgoed maandelijks wassen (zie 19) 21. Kinderen met ontlasting niet in zwembadjes laten 22. Geen drinkbekertjes in zwembadjes 23. Niet eten of drinken in zwembadjes 24. Uitwerpselen van ongedierte opruimen , afval in gesloten zakken, geen kruimels achterlaten 25. Zorg dat kinderen niet door een dier gebeten of gekrabd kunnen worden Gezondheidsrisico’s door binnenmilieu 1. Ventileer de ruimte! (extra ventileren bij bewegingsspelletjes) 2. S ’nachts ventilatieroosters open 3. Temperatuur binnen controleren (niet lager dan 17˚C 4. Luchtvochtigheid tussen 40% en 60% (de luchtvochtigheidsmeter van Pippeloentje laten rouleren) 5. Textiel op minimaal 60˚ wassen 6. Niet-wasbaar textiel (kussens of matrassen) van mijtwerende hoezen voorzien 7. Vloerkleden kortpolig en dus makkelijk te reinigen 8. Gordijnen wassen 9. Stofnesten voorkomen door bv meubilair op poten of aangesloten aan de grond, kun je onderdoor stoffen 10. Geen harige kamerplanten 11. Droogbloemen, knutselwerken e.d. na een maand verwijderen Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
87
12. 13. 14. 15.
Vloer en meubilair dagelijks reinigen Hogere oppervlakten wekelijks reinigen Verticale oppervlakten maandelijks reinigen Planten in speelzaal: alleen allergeen arm, potgrond jaarlijks verschonen, geen schimmelvorming op schotels, geen onderzetters van hout, riet of gras 16. Geen kinderen in ruimte tijdens schoonmaken Gezondheidsrisico’s door buitenmilieu 1. Kinderen niet blootstellen aan stuifmeel van gras, onkruid of bomen die allergie kunnen oproepen 2. Zandbak controleren op uitwerpselen>uitscheppen 3. Niet eten of drinken in zandbak 4. Handen wassen na zandbakspel 5. Beschermende kleding tegen tekenbeten bij boswandeling 6. Controleren op tekenbeten na afloop 7. Voorzichtig met buiten zoet eten of drinken (wesp of bij) 8. Plakhanden schoonmaken na eten/drinken buiten 9. Rietjes gebruiken bij buiten drinken 10. Niet bij planten of struiken die bijen of wespen aantrekken 11. Schaduwplekken maken bij zon (zie protocol buiten spelen bij warm weer) 12. Bij hoge temperaturen extra laten drinken 13. Bij extreem lage temperaturen niet te lang buiten spelen/warme kleding 14. Geen bestrijdingsmiddelen gebruiken op de speelplaats Gezondheidsrisico’s door uitblijven medisch handelen 1. In principe geen medicijnen verstrekken aan de peuters, anders via kantoor/protocol 2. Noteer allergieën van de kinderen in hun dossier 3. Hoesjes om koortsthermometer (als je die gebruikt), erna reinigen met water en zeep. Voor en na gebruik desinfecteren met 70% alcohol 4. Goede handhygiëne bij gebruik zalf of crème, gebruik spatels, wegwerphandschoenen of vingercondooms 5. Geen potjes maar tubes of wegwerpflacons 6. Voor en na wondverzorging handen wassen 7. Draag wegwerphandschoenen 8. Bebloede kleding en textiel op 60˚ wassen Bloed/bloed contact In bloed kan een virus aanwezig zijn zoals het Hepatitis B of C-virus of het HIV-virus. Besmetting met deze virussen vindt bij kinderen in de regel voor, tijdens of kort na de geboorte plaats. De meeste kinderen hebben geen klachten en vaak is niet eens bekend dat ze besmet zijn. Via bloed-bloedcontact kunnen de virussen op anderen worden overgedragen. Bij bloed-bloedcontact komt het bloed van de ene persoon direct in contact met het bloed van een andere persoon. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand zich prikt aan een gebruikte injectienaald. Verder kan niet worden uitgesloten dat besmetting met bloed overdraagbare ziekten tijdens bijvoorbeeld wondverzorging plaats vindt. De kans op besmetting is klein en besmetting vindt niet plaats als de huid intact is. Ook als een kind een ander kind tot bloedens toe bijt is er een risico op het overdragen van bloed overdraagbare aandoeningen. Behandeling Spoel bij bloedcontact de wond goed uit en desinfecteer de wond met Betadine jodium. Bel daarna (binnen 24 uur) de huisarts of de GGD en vraag of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
88
Onderdeel VEILIGHEID Preventieve maatregelen ter verkleining risico’s veiligheid: 1. Oneffenheden op de vloer/muur worden melden aan kantoor 2. Kapstokhaken worden met de haak naar de muur gemonteerd 3. Geen koordjes langer dan 22 cm aan kleding 4. Geen ketting om 5. Vingerbescherming bij scharnieren van deuren 6. Bescherming om scherpe randen bij radiatoren 7. Goede verlichting, storingen doorgeven aan kantoor 8. Contactdozen zijn voorzien van veiligheidsklepjes/zijn beveiligd 9. Schoonmaakmiddelen staan buiten bereik van peuters 10. Messen en scharen zijn buiten bereik van peuters 11. Plastic zakken buiten bereik peuters 12. Lucifers/aansteker zijn buiten bereik van peuters 13. Tassen van medewerkers zijn buiten bereik van peuters 14. Er zijn geen giftige planten of bloemen in de peuterspeelzaal of in de buitenruimte 15. Kapot speelgoed / meubilair wordt gemaakt of weggegooid 16. Veiligheidsglas tot 1.20m 17. Kasten worden verankerd aan de muur 18. Decorstukken dienen stevig te staan 19. Kraaltjes worden alleen voor de 3-jarigen gebruikt 20. Geen fopspenen op de peuterspeelzaal 21. Valdemping bij speeltoestel 22. Maandelijkse controle speeltoestel en zandbak door medewerkers 23. Jaarlijkse inspectie door bedrijf 24. Geen schoonmaak in bijzijn peuters Indien op kantoor een melding komt van een defect, wordt de klusjesman ingeschakeld. Gedragsregels/afspraken ter verkleining risico’s VEILIGHEID: 1. Speelgoed wordt opgeraapt van de vloer 2. Natte plekken op de vloer worden meteen gedroogd 3. Niet rennen binnen de peuterspeelzaal 4. Niet rennen bij glas in deur en ramen, radiatoren 5. Niet op vensterbanken klimmen 6. Peuters mogen niet op het hek/omheining klimmen 7. Meubilair regelmatig controleren op splinters 8. Binnen niet gooien met speelgoed 9. Buggy’s worden zo neergezet dat er niet over gestruikeld kan worden 10. Deuren en hekjes worden goed gesloten 11. Opletten bij spelen met kraaltjes en andere kleine onderdelen/voorwerpen 12. Medewerkers zetten hete thee buiten bereik van de peuters 13. Kasten met schoonmaakmiddelen goed sluiten 14. Peuters mogen niet bij warmwaterkraan (geen opstapje in de buurt) 15. Zandbak wordt gecontroleerd op zwerfvuil en uitwerpselen van dieren, voor het buitenspelen 16. Peuter niet alleen laten op verschoontafel 17. Toezien bij trapje aankleedtafel
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
89
Regels voor ouders: 1. Hekje en deuren goed sluiten 2. Buggy’s aan de kant zetten, zodat kinderen zich hier niet aan kunnen bezeren. 3. Peuter niet laten rennen bij entree en verlaten peuterspeelzaal 4. Geen ketting om bij peuter 5. Geen koordjes langer dan 22 cm aan kleding 6. Bij uitstapjes peuters goed vasthouden 7. Bij uitstapjes peuters niet over hekjes/omheining laten klimmen 8. Bij uitstapjes voorzichtig met oversteken 9. Bij uitstapjes niet bij water 10. Bij gevaarlijke situaties (oneffenheid stoep, zwerfvuil, boomwortels) melden aan kantoor. Coördinator meldt het bij gemeente
Brandveiligheid: Preventief: 1. Brandblusmiddelen worden jaarlijks gecontroleerd 2. Noodverlichting en transparanten worden maandelijks gecontroleerd door medewerkers en jaarlijks door bedrijf 3. Aanduiding “ nooduitgang” aan buitenkant nooduitgang 4. Ontruimingsplan wordt jaarlijks geactualiseerd 5. Er is altijd een bhv-er of (kinder-)EHBO-er aanwezig 6. Er zijn geaarde stopcontacten 7. Brandblusmiddelen zijn direct beschikbaar 8. Er wordt niet gerookt binnen de peuterspeelzaal 9. Vloerbedekking ligt vast
Gedragsregels/afspraken ter verkleining risico’s brand: 1. Houdt (nood)uitgangen en deuren 2 meter vrij van obstakels 2. Nooduitgang mag niet op slot tijdens speelzaaltijd 3. Deuren zijn direct te openen zonder sleutel 4. Er zijn geen losliggende snoeren en kabels 5. Minstens 1x per jaar wordt de ontruiming geoefend 6. Hang het calamiteitenplan en ontruimingsplan op zichtbare plaats 7. Geen stoffering bij lampen of warm wordende apparatuur 8. Gebruik geen open vuur 9. Doe onbrandbaar gas in ballonnen 10. Controleer de verlichting 11. Bescherm elektrische bedrading 12. Houdt de meterkast vrij van brandbare spullen en obstakels en met icoon herkenbaar 13. Houdt de cv-ruimte goed bereikbaar 14. Doe het afval in afsluitbare containers Meld het op kantoor als er iets kapot is. Indien op kantoor een melding komt van een defect, wordt de klusjesman of een extern bedrijf ingeschakeld.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
90
Reinigen verschoonkussen / verschonen Het verschoonkussen schoonmaken, hiervoor zijn 2 opties: 1. Er wordt een handdoek op het verschoonkussen gelegd. Deze moet na ieder gebruik in de was. Het verschoonkussen moet ieder dagdeel schoongemaakt worden. 2. Er wordt niets op het verschoonkussen gelegd. Het verschoonkussen wordt na iedere verschoning schoongemaakt. Manieren van schoonmaken: • Maak een oplossing (van allesreiniger in water) en doe die in een fles of plantenspuit. Een reinigingsmiddel blijft lange tijd werkzaam. N.B: Zet de naam van het sopje op de fles of plantenspuit zodat je altijd weet wat de inhoud is. Ververs het sopje dagelijks en maak dagelijks de fles of plantenspuit (incl. spuitmondje) schoon. • Breng het sopje aan op een wegwerpdoekje. N.B: Als je gebruik maakt van een plantenspuit let er dan op dat de oplossing in de plantenspuit niet vernevelt. (dus van dichtbij op het doekje spuiten). • Maak een sopje (allesreiniger in water) in een sopemmertje. Dit wordt wel snel vies. Daarom gebruik maken van disposable schoonmaakmateriaal en het sopje maximaal 2 uur laten staan. • Na het schoonmaken het verschoonkussen naspoelen met heet water en nadrogen met, bij voorkeur, een wegwerpdoek. Er kan gebruik gemaakt worden van een katoenen handdoek (deze moet dan na ieder dagdeel in de was). Extra informatie: Het verschoonkussen mag niet gereinigd worden met billendoekjes. Je brengt dan een crème aan die een broedplaats kan zijn voor micro-organismen. Schoonmaken met alcohol 70 % Bij contact met bloed en bloederige diarree, oppervlakten desinfecteren met 70% alcohol. Voor desinfectie wordt eerst het zichtbare vuil verwijderd (huishoudelijk schoonmaken met handschoenen aan) en daarna met alcohol 70%. Verschonen Was ter plekke de handen, niet in de keuken. Extra informatie: Keuken en toilethygiëne dient ten alle tijden gescheiden te blijven vanwege gevaar voor kruisbesmetting. Gebruik crèmes met een spatel of plastic handschoenen.
Ventileren en luchten
Ramen of ventilatieroosters moeten open staan, of mechanische ventilatie voldoende hoog In de koele ochtend ramen en deuren open om te luchten Extra ventileren tijdens beweegspelletjes Zo mogelijk s ’nachts ventileren (kan dat niet i.v.m. inbraak, dan s’ morgens vroeg ramen en deuren open) Controleer de temperatuur regelmatig (mag niet lager dan 17˚C en niet hoger dan 30˚C) Boven 25˚C ramen en deuren wijd open Pippeloentje heeft een luchtvochtigheidsmeter, deze mag rouleren om je luchtvochtigheid te controleren.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
91
4. Calamiteitenplan 1. Inleiding Calamiteiten zijn onverwachte en veelal heftige gebeurtenissen die zeer ingrijpend zijn voor het gebeuren op de speelzalen. Calamiteiten zijn grofweg in drie categorieën onder te verdelen. Ongevallen met kinderen/personeel Calamiteiten veroorzaakt door apparaten Calamiteiten veroorzaakt door buitenstaanders.
2. Handelingsplannen Alle categorieën van calamiteiten vereisen een andere manier van handelen. Voor alle situaties geldt dat in geval van calamiteiten het inroepen van hulp van anderen noodzakelijk is. Hieronder volgen handelingsvoorschriften met betrekking tot specifieke situaties. 2.1. Ongevallen met kinderen/personeel In de situatie van een ongeval, gif slikken, etc. geldt het volgende handelingsplan. Volgorde van handelen: 1. Raak niet in paniek en straal rust uit naar de kinderen. Maar denk vooral aan je eigen veiligheid! 2. Probeer een goede inschatting te maken van de toestand waarin het slachtoffer verkeert. 3. Verleen Eerste Hulp. 4. Doe geen dingen die het slachtoffer meer schade kunnen berokkenen. 5. Laat het slachtoffer nooit alleen. 6. Laat het alarmnummer 112 bellen, indien het slachtoffer per ambulance naar het ziekenhuis moet. 7. Indien de situatie het toelaat, haal andere kinderen weg bij het slachtoffer. 8. Neem gegevens van het slachtoffer mee naar het ziekenhuis. 9. Laat in ieder geval één personeelslid meegaan naar het ziekenhuis. 10.Licht de ouders/noodadres/partner zo snel mogelijk en zorgvuldig in en maak hier een notitie van. Notitie bevat: tijdstip van overleg, korte inhoud van het gesprek en evt. genomen besluiten. 11. Meld het aan de directie. Na afloop: Maak de situatie bespreekbaar met de aanwezige kinderen. Evalueer de situatie met het team en de ouders. Calamiteiten met de dood tot gevolg Een ongeval met de dood tot gevolg, moet voor een deel een ander protocol van handelen hebben. Ook de nazorg voor ouders en leidsters en evt. kinderen is hierbij van belang. Dit onderwerp dient met zorg behandeld te worden. Voor verdere informatie zie bijlage 5 van het Kwaliteitshandboek. 2.2 Calamiteiten veroorzaakt door apparaten Tot deze categorie van calamiteiten horen bijvoorbeeld een overstroming/ stroomstoring/ storing aan de centrale verwarming/ brand. Bij brand treedt het vluchtplan in werking. Dit plan is op iedere speelzaal aanwezig. Bij calamiteiten van andere aard, gelden de volgende stelregels: 1. Blijf kalm. 2. Zorg dat de kinderen zo min mogelijk overlast hebben. 3. Verplaats ze, indien nodig c.q. mogelijk, naar een andere ruimte. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
92
4. Overstromingen door storing aan de waterleiding (niet aan apparatuur) dienen gemeld te worden aan de coördinator. 5. Bij defecten aan de verwarming: schakel het installatiebedrijf in. 6. Meld het aan de directie en vermeld de acties die je hebt ondernomen. Langdurige situaties Tijdens een langdurige situatie van bijvoorbeeld kou, welke de kinderen schade kan berokkenen, is dit de handelwijze die je volgt: 1. Neem contact op met de directie en meld je actieplan. 2. Neem contact op met ouders (indien niet bereikbaar: noodadressen), leg de situatie voor en laat de peuters ophalen. 3. De medewerkers blijven tot alle peuters zijn opgehaald. N.B.: Wees alert dat bij een stroomstoring mogelijk de telefoon niet werkt. 2.3. Calamiteiten veroorzaakt door buitenstaanders Het kind wordt opgehaald door een ander zonder dat je hiervan op de hoogte bent: 1. Spreek in het kennismakingsgesprek af dat een kind alleen aan de ouders meegegeven wordt, tenzij de ouders laten weten dat het anders is. 2. Geef in principe nooit een kind aan een ander mee, als je daarvan niet tevoren op de hoogte bent gesteld. 3. Leg de betreffende persoon de regels uit. 4. Neem telefonisch contact op met de ouders/verzorgers. Agressieve ouders/verzorgers: Ouders/verzorgers zijn verbaal of fysiek agressief tegen medewerkers en/of andere ouders/verzorgers. 1. Zorg dat kinderen en medewerkers veilig zijn. Handel in het belang van de kinderen en jezelf. Dus geen inmenging in een mogelijk handgemeen. Veiligheid voorop. 2. Afhankelijk van de ernst van de situatie bel je de politie:0900-8844 (in geval van bloedverlies bij één van de betrokkenen: bel 112) en je stelt de directeur Algemeen op de hoogte. 3. De directeur zal het voorval melden bij de wijkagent/politie en verdere actie ondernemen (gesprekken medewerkers, ouders, politie en bestuur). 4. Schakel indien nodig slachtofferhulp in. 5. Sta geen media te woord, verwijs naar kantoor of bestuur. Inbraak: 1. Indien er geen alarmmelding is geweest, stel je de coördinator op de hoogte. 2. Bel de politie om te komen kijken en aangifte te doen. 3. Kom nergens aan voor de politie is geweest of vraag bij telefonische melding of je al mag opruimen. 4. Stel de ouders/verzorgers op de hoogte van de situatie indien het niet mogelijk is om de speelzaal te openen voor de peuters. 5. Maak een lijst met alles wat gemist wordt. 6. Meld dit bij de directeur Algemeen deze geeft het door aan de politie die vervolgens een proces verbaal opmaakt. Dit wordt doorgegeven aan de verzekering. Overval/ongewenste indringers: 1. Pleeg geen verzet en handel in het belang van de kinderen en van jezelf. Doe wat men vraagt! 2. Probeer een collega in te seinen, indien de veiligheid van de kinderen en het personeel dit toelaat, zodat deze ongezien de politie: 0900-8844 (in geval van bloedverlies bij één van de betrokkenen: bel 112) kan bellen. Indien de ongewenste persoon de speelzaal weer verlaat, bel dan de politie en probeer een signalement, voertuig en/of kenteken door te geven. 3. Stel de directeur Algemeen op de hoogte. 4. Schakel zo nodig slachtofferhulp in. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
93
Een kind dat niet opgehaald wordt: 1. Bel de ouder/verzorger of diens werk. 2. Bel het noodadres. 3. Indien beiden onbereikbaar zijn en na 1 uur de situatie onveranderd is, blijft één medewerker bij de peuter en de ander gaat polshoogte nemen bij het huisadres. 4. Informeer bij politie of er informatie bekend is over de ouders (bijvoorbeeld eventueel of zij betrokken zijn bij een ongeval). 5. Indien het kind om 17.30 uur niet opgehaald is, en de ouders/noodadres is nog steeds onbereikbaar, kan het kind met een leidster mee naar huis. 6. Meld dit bij de directeur Algemeen én de politie. Het is ondoenlijk iedere denkbeeldige situatie te beschrijven. Daarom geldt in alle situaties allereerst: GEBRUIK JE GEZOND VERSTAND ! DENK AAN DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN EN AAN JE EIGEN VEILIGHEID 2.4. Nazorg Na een calamiteit zal de directeur Algemeen de nazorg voor het personeel uitvoeren. De nazorg bestaat uit gesprek(ken) met de betrokken medewerkers en indien nodig met ouders en andere betrokkenen. De looptijd en de frequentie van de gesprekken bepaalt de directeur Algemeen samen met de betrokkene(n).
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
94
5. Protocol hoe te handelen bij het overlijden van een peuter, diens ouder(s) /broertje/ zusje of een peuterspeelzaalleidster van de groep van de peuter Bij overlijden van een peuter thuis. 1. Op de peuterspeelzaal komt de melding binnen van het overlijden van een peuter uit de groep. De melding zal gedaan worden door een ouder of direct betrokkene. Vraag naar de oorzaak van overlijden en of dit ook aan andere ouders gemeld mag worden. Vraag of de leidsters / speelzaal op een of andere manier iets kan doen. Meldt het sterfgeval aan de directeur Algemeen. Deze kan het doorgeven aan de peuteradministratie voor verdere administratieve en financiële afwikkeling. 2. Spreek met de andere leidster van de groep van de overleden peuter af, hoe het aan de andere peuters verteld gaat worden en hoe er over dood uitleg kan worden gegeven. (n.b.Het kan zijn dat je op het dagdeel waarop de melding komt niets kunt vertellen aan de peuters. Het is bijna tijd of je viert net een verjaardag. Het kan dan ook moeilijk zijn om na speelzaaltijd de andere ouders te verwittigen, die kun je ook opbellen.) Ook in de GGD-map staan tips. 3. Praat er met de peuters over bijvoorbeeld met het namen oplezen. Waar is …..? Maak het niet te beladen. 4. Lees boekjes voor die over dood gaan op een voor kinderen begrijpelijke manier. Tips:*Dag lieve oma pluis - Dick Bruna *Kikker en 't vogeltje - Max Velthuis *Als je dood bent word je dan nooit meer beter? - Piet en Yoeri Breebaart 5. Laat de groepsgenoten iets maken voor de overleden peuter. Eventueel met een kaartje erbij. Breng dit naar de ouders. 6. Verwittig de ouders van de groepsgenoten. Laat eventueel een bloem meenemen bij een volgend speelzaalbezoek deze kunnen dan naar de ouders van de overleden peuter worden gebracht. 7. Plaats desgewenst een rouwadvertentie namens peuters / leidsters of Stichting Udense Peuterspeelzalen. 8. Indien mogelijk de avondwake of de begrafenis bijwonen. 9. Neem ook naderhand nog contact op. Breng achtergebleven werkjes en / of foto's naar de ouders. Bij overlijden van een peuter op de peuterspeelzaal Waarschijnlijk is er een ongeval / valpartij geweest en zal eerste hulp en 112 niet gebaat hebben. Een van de leidsters heeft de groep rustig bezig gehouden of bijvoorbeeld mee naar buiten genomen (mee naar binnen indien er buiten op de speelplaats iets is gebeurd). 1. De ouders en de arts van de familie waarschuwen. Formuleer het gebeurde goed. 2. De directeur Algemeen bellen. Voor administratieve en financiële afwikkeling. Ook kan het wenselijk zijn dat er extra leiding komt indien de vaste leiding te zeer is aangedaan en de groep nog even opgevangen moet worden. 3. Spreek af hoe de ouders van de andere peuters worden opgevangen en wat er verteld wordt. 4. Spreek met de andere leidster van de groep af, hoe het aan de andere peuters verteld gaat worden en hoe er over dood uitleg kan worden gegeven. (n.b.Het kan zijn dat je op het dagdeel waarop het gebeurt niets kunt vertellen aan de peuters.) 5. Praat er met de peuters over bijvoorbeeld met het namen oplezen. Waar is …..? Maak het niet te beladen. 6. Lees boekjes voor die over dood gaan op een voor kinderen begrijpelijke manier. Tips:*Dag lieve oma pluis - Dick Bruna *Kikker en 't vogeltje - Max Velthuis *Als je dood bent word je dan nooit meer beter? - Piet en Yoeri Breebaart 7. Laat de groepsgenoten iets maken voor de overleden peuter. Eventueel met een kaartje erbij. Breng dit naar de ouders. 8. Laat eventueel een bloem meenemen bij een volgend speelzaalbezoek deze kunnen dan naar de Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
95
ouders van de overleden peuter worden gebracht. 9. Plaats desgewenst een rouwadvertentie namens peuters / leidsters of Stichting Udense Peuterspeelzalen. 10. Indien mogelijk de avondwake of de begrafenis bijwonen. 11. Neem ook naderhand nog contact op. Breng achtergebleven werkjes en / of foto's naar de ouders. N.B.: de Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een aansprakelijkheidsverzekering waardoor de peuterspeelzaalleidsters persoonlijk, mits er geen sprake is van grove nalatigheid van diens zijde, geen financieel risico lopen. Bij overlijden van een ouder / broer of zus van een peuter 1. Telefoontje komt binnen of iemand vertelt het bij het brengen van de peuter. Vraag wat er aan derden verteld mag worden. 2. Directeur Algemeen bellen. 3. Probeer er met de betrokken peuter over te praten. 4. Lees een boekje met de peuter. Zie boven voor tips. 5. Laat de peuter iets maken voor… 6. Naar keuze van de leidsters een bloemetje /huisbezoek /begrafenisbezoek. 7. Plaats desgewenst een rouwadvertentie namens peuters / leidsters of Stichting Udense Peuterspeelzalen Bij het overlijden van een peuterspeelzaalleidster 1. Probeer er met de betrokken groep over te praten. 2. Lees een boekje met de peuters. Zie boven voor tips. 3. Laat de peuter iets maken voor…… 4. Naar keuze van de nabestaanden een bloemetje /huisbezoek /begrafenisbezoek. 5. Plaats desgewenst een rouwadvertentie namens peuters / leidsters of Stichting Udense Peuterspeelzalen
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
96
6. Vragenlijst Exit-interview Persoonlijke gegevens Naam: Datum indiensttreding: Datum uitdiensttreding: Functie: Aantal dagdelen: Salarisschaal: Functie-inhoud Wat is uw mening over de werkzaamheden binnen uw functie: (gevarieerdheid, verantwoordelijkheid, hoeveelheid, zelfstandigheid) Sloot de functie goed aan bij uw kwaliteiten? 0 volledig 0 gedeeltelijk 0 niet Welke aspecten vond u positief aan uw functie? 0 gevarieerdheid 0 verantwoordelijkheid 0 hoeveelheid 0 zelfstandigheid 0 contacten 0 betrokkenheid bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen 0 anders, nl Welke aspecten vond u negatief? 0 gevarieerdheid 0 verantwoordelijkheid 0 hoeveelheid 0 zelfstandigheid 0 contacten 0 betrokkenheid bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen 0 anders, nl Was het duidelijk wat er van u verwacht werd? (kwaliteit, tempo) 0 ja 0 nee, doordat Wat vond u van de invloed die u kon uitoefenen op de inhoud van uw functie? 0 naar wens 0 niet naar wens, vanwege Bestond de mogelijkheid binnen uw functie om te groeien? 0 ja 0 gedeeltelijk, maar onvoldoende 0 gedeeltelijk, maar in ongewenste richting 0 geheel niet Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
97
Kon u bovengenoemde aspecten aan de orde stellen tijdens het functioneringsgesprek? 0 ja 0 nee, wegens Welke suggesties ter verbetering van de functie heeft u?
Arbeidsomstandigheden Hoe waardeert u de arbeidsomstandigheden binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen? (1=slecht, 2=onvoldoende, 3=voldoende, 4=goed) veiligheid milieu ziekteverzuimbeleid werkoverleg contacten voorlichting inrichting werkplek werkruimte Beschikte u over voldoende informatie om uw werk goed te kunnen uit voeren? 0 ja 0 nee, doordat Was er de mogelijkheid om deel te nemen aan het opstellen van bv beleidsstukken? 0 voldoende 0 onvoldoende Wat is uw mening over het werkoverleg 0 goed, vooral 0 redelijk, vanwege 0 slecht, omdat Hoe ervoer u de samenwerking met collegae? 0 positief 0 negatief, want Wat vond u van de wijze van leiding geven? 0 goed 0 voor verbetering vatbaar Kon u bovengenoemde aspecten aan de orde stellen tijdens het functioneringsgesprek? 0 ja 0 nee, wegens Zijn één of meerdere van de aspecten van dit hoofdstuk aanleiding geweest voor uw vertrek? 0 nee 0 ja, namelijk
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
98
Arbeidsvoorwaarden Hoe waardeert u het salaris? 0 goed 0 redelijk 0 slecht Heeft u tijdens uw dienstverband gebruik kunnen maken van opleidingsfaciliteiten, cursusaanbod? 0 ja 0 nee, vanwege Kon u bovengenoemde aspecten aan de orde stellen tijdens het functioneringsgesprek? 0 ja 0 nee, wegens Houdt uw vertrek verband met het salaris en/of secundaire arbeidsvoorwaarden? 0 ja 0 gedeeltelijk, vanwege 0 nee De Stichting Udense Peuterspeelzalen als werkgever Wat zijn volgens u de sterke kanten van de Stichting Udense Peuterspeelzalen? Welke kanten behoeven volgens u verbetering? Hoe heeft u de cultuur binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen ervaren? Wat is uw mening ten aanzien van de communicatie binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen? Wat is uw mening over het personeelsbeleid? Zijn er andere redenen dan welke hierboven aan de orde zijn geweest, die aanleiding geven voor uw vertrek? Zou u de Stichting Udense Peuterspeelzalen aanraden bij vrienden en kennissen? Hebt u een nieuwe werkgever? 0 ja 0 nee In welke sector valt uw nieuwe werkgever?
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
99
7. Protocol ziekteverzuim Iedereen die ziek wordt, heeft conform de CAO recht op een uitkering / doorbetaling van salaris. Hiervoor dient iedere zieke werknemer wel aan een aantal voorschriften te voldoen. Deze staan hieronder beschreven. Houdt de werknemer zich hier niet aan, dan kan het recht op doorbetaling van salaris vervallen. ZIEKMELDEN Elke medewerker is zelf verantwoordelijk voor het ziekmelden. Niet melden kan gevolgen hebben voor de salarisbetaling. De zieke medewerker meldt zich 's ochtends tussen 7.45 uur en 8.00 uur bij de directeur Algemeen. Registratie: - naam/geboortedatum/woonplaats - datum ziekmelding en dagdeel - eventueel verpleeg- of verblijfadres (ook even melden als het verblijfadres tijdens ziekte wijzigt) - eventueel ongeval: ongeval op het werk of privé - eventueel zwangerschap (denk aan zwangerschapsverklaring) Verzuimbegeleiding: - Vragen naar aard van de klachten. - Bij ongeval: is er een derde aansprakelijk? (Regresrecht) - Hebben de klachten een relatie met het werk? - Is contact met een arts nodig? - Wanneer denkt de medewerker weer te kunnen werken? De directeur Algemeen meldt de ziekmelding bij de arbodienst .De directeur Algemeen houdt geregeld contact met de zieke medewerker, telefonisch en door bezoek. REGRESRECHT Hoe te handelen wanneer een medewerker van de Stichting Udense Peuterspeelzalen buiten werktijd een verkeersongeval krijgt, waardoor de tegenpartij aansprakelijk wordt gesteld en de medewerker een bepaalde periode arbeidsongeschikt is. Uit de ziekmelding blijkt, dat er sprake is van een ongeval met aansprakelijkheid bij een ander dan de medewerker. De directeur Algemeen stelt een rapport op met de volgende gegevens: persoonsgegevens van de medewerker datum van het ongeval naam/adres van tegenpartij, die aansprakelijk wordt gesteld verzekeringsmaatschappij tegenpartij zo mogelijk een afschrift van proces verbaal periode van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van dit ongeval. Dit rapport wordt doorgestuurd naar de verzekeringsmaatschappij. WET AMBER. Een medewerker kan in bepaalde gevallen in aanmerking komen voor uitbetaling van WAO, binnen de Wet AMBER (Afschaffing Malus en Bevordering Re-integratie). A. Betrokkene heeft een (gedeeltelijke) WAO-uitkering van 45-55 % of meer. B. Betrokkene wordt binnen 5 jaar nadat de WAO-uitkering is ingetrokken of verlaagd weer arbeidsongeschikt door dezelfde ziekteoorzaak. Procedure: In dit geval geeft het administratiekantoor de ziekmelding direct door aan de bedrijfsarts van de arbodienst met het verzoek om te beoordelen of betrokkene binnen de Wet AMBER bij het UWV moet worden ziekgemeld. Is AMBER van toepassing dan stuurt de bedrijfsarts zijn medisch advies naar het administratiekantoor die de arbeidsongeschiktheid onder vermelding van "AMBER" aan het UWV meldt. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
100
Bij 13 weken ziekte dient er een (voorlopig) reïntegratieplan te worden opgesteld. Bij ziekte vanaf 7½ maand is er een volledig reïntegratieplan.
ZIEKMELDEN BIJ VERBLIJF IN HET BUITENLAND De medewerker meldt zich tijdens vakanties rechtstreeks bij de directeur Algemeen of bij het administratiekantoor ziek. Valt de ziekmelding bij verblijf in het buitenland buiten een vakantieperiode, dan volgt ziekmelding bij de directeur Algemeen. Het verblijfsadres en telefoonnummer dienen doorgegeven te worden. De medewerker moet zich bij aanvang van de ziekte melden bij het bevoegd orgaan, belast met de sociale zekerheid, in zijn verblijfplaats van dat moment. Een medische verklaring dient bij terugkomst in Nederland te worden overlegd aan de bedrijfsarts.
HERSTELMELDEN. De medewerker meldt het herstel direct bij de directeur Algemeen zodra de datum van herstel c.q. werkhervatting bekend is. Als de werkhervatting door de bedrijfsarts is voorgeschreven, maar de medewerker acht zich nog niet volledig hersteld, dan dient de medewerker dit aan de arbodienst en aan de directeur Algemeen te melden. Een langdurig zieke medewerker (langer dan 6 weken) kan op therapeutische basis het werk gedurende een bepaalde tijd hervatten. Meestal bestaat dit uit aangepast werk of aangepaste werktijden. Medisch advies van een bedrijfsarts kan zinvol zijn. Dit moet schriftelijk gebeuren en dient ook schriftelijk te worden beantwoord.
Te volgen stappen en verplichtingen volgens de wet Poortwachter 1ste ziektedag 1. De werknemer moet zich ziek melden bij de coördinator Binnen vijf dagen moet de werkgever de ziekmelding doorgeven aan de arbodienst 6de week 2. Na zes weken verzuim moet de arbodienst om advies zijn gevraagd en moet de arbodienst een Probleemanalyse hebben gemaakt 8ste week 3. In de 8ste week moet er een gezamenlijk Plan van Aanpak van werkgever en werknemer gemaakt worden, gebaseerd op de analyse van de arbodienst. Bij onenigheid kunnen beiden het UWV om een (deskundigen)-oordeel vragen. 4. Bij het maken van het Plan wijzen werkgever en werknemer in onderling overleg een casemanager aan die zorgt dat het Plan van Aanpak systematisch en goed wordt uitgevoerd. Vanaf de 8ste week tot de 104de week (twee jaar) 5. Om de zes weken is er gezamenlijk overleg over de voortgang 6. De werkgever en de arbodienst houden in verslagen hun voortgang bij. (De werknemer, als hij slim is, ook). ste 20 maand 7. Opstellen reïntegratieverslag door werkgever en werknemer Arbodienst stelt het medische deel op. 8. Na 52 weken volgt een opschudmoment om de aanpak te verfrissen en eventueel nieuwe wegen te vinden. 91ste week* 9. Na 91 weken moet de werknemer zelf een aanvraag voor een WAO-beoordeling en eventueel een WAO-uitkering doen. Hij krijgt daartoe uiterlijk twee weken eerder alle nodige informatie van de arbodienst en de werkgever. Na twee jaar (Einde Wachttijd)** 10. Het UWV keurt de werknemer en keurt ook de re-integratie-inspanningen. Van zowel Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
101
werkgever als de werknemer. Als de re-integratie-inspanningen als voldoende zijn beoordeeld, wordt ook de arbeidsgeschiktheid van de werknemer beoordeeld. Als de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen volgen sancties. NB Dit zijn verplichtingen die in beginsel moeten worden opgevolgd. Uiteindelijk staat het resultaat voorop. Als het niet tot een WAO-aanvraag komt, legt het UWV geen sancties op. Komt er wel een aanvraag, dan moeten werkgever en werknemer zich extra verantwoorden voor de acties die (niet) zijn ondernomen. *de werkgever en werknemer kunnen vanaf het begin een second opinion aanvragen bij het UWV ** werkgever en werknemer kunnen gezamenlijk verzoeken de wachttijd voor de WAO met Maximaal een jaar te verlengen. De werkgever betaald dan het loon door tijdens de verlengde wachttijd.
Wettelijke verplichtingen Eisen aan de werkgever Van de werkgever wordt geëist dat hij 1. Op tijd voldoet aan de verplichtingen om een Probleemanalyse te vragen en een Plan te maken. 2. Uit een verslag moet blijken dat hij ook tijdig en met inzet werkt aan de uitvoering van het Plan van Aanpak. 3. Daarbij gaat het niet alleen om re-integratie in het eigen werk, maar – als dat niet mogelijk is - ook in ander passend werk. 4. En zelfs om re-integratie bij een ander bedrijf, als er binnen het eigen bedrijf geen mogelijkheden zijn. Eisen aan de werknemer 1. De werknemer moet zich ook zelf aantoonbaar inspannen. Dat geldt zowel voor zijn medisch herstel als voor zijn eigen inzet bij pogingen het werk te hervatten. 2. De werknemer heeft daarnaast ook een bijzondere verplichting: hij moet expliciet in zijn verslag aangeven of er een conflict ten grondslag ligt aan zijn ziekte. 3. En hij moet reeds in zijn reïntegratieverslag aangeven hoe hij de re-integratie-inspanningen van zichzelf, de werkgever en de arbodienst beoordeelt. Eisen aan de arbodienst De arbodienst moet beide partijen, werkgever en werknemer, adviseren bij de re-integratie van zieke werknemers. De arbodienst moet tijdig een goede Probleemanalyse leveren. En moet daarbij werken volgens landelijke richtlijnen, zeker als het om conflicten, rugklachten of psychische klachten gaat. Deze zijn vastgelegd in de zg STECR-richtlijnen. In een aantal gevallen is de arbodienst verplicht te adviseren om specifieke hulp van reïntegratiebedrijven in te roepen. (Denk daarbij aan conflicten en rugklachten) De arbodienst mag alleen van de verplichtingen van Poortwachter afwijken op basis van goede argumenten, of als re-integratie tijdelijk onmogelijk is (bijvoorbeeld door langdurige ziekenhuisopname). Arbodiensten moeten beroepsziekten melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. NB: Als de Arbodienst niet voldoet aan de eisen van Poortwachter of zonder goede argumenten van Poortwachter afwijkt, dan is de werkgever daarvoor verantwoordelijk. Alle uitspraken van de arbodienst worden alleen gezien als adviezen aan werkgever en/of werknemer. Sancties
Werkgever Voordat, na twee jaar, het UWV een keuring verricht, bekijkt en beoordeelt het UWV eerst het reïntegratieverslag van de werknemer. Blijkt daaruit dat de re-integratie door de Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
102
werkgever niet goed is aangepakt, dan volgt er geen keuring. Het UWV kan in dit geval een loonsanctie opleggen. Het UWV controleert op o Het tijdig nakomen van alle afspraken o De administratieve volledigheid van de dossiers o De inhoudelijke volledigheid en kwaliteit van de dossiers o De mate waarin werkgever, werknemer en arbodienst hun best hebben gedaan om re-integratie te laten slagen.
Werknemer Als de werknemer onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie, kan van het begin af aan de doorbetaling van het loon stopgezet worden, of kan het zelfs leiden tot ontslag. Hulp Advies bij onenigheid of onzekerheid Het UWV biedt hulp in de vorm van een Deskundigen-oordeel: hulp bij verschil van mening of inzicht. De belangen van alle betrokkenen worden groter naarmate het verzuim langer duurt. Op veel punten kunnen werkgever, werknemer en arbodienst met elkaar van mening verschillen. Daarom heeft het UWV de mogelijkheid geschapen om een zogenaamd “Deskundigen-oordeel” te vragen. Het UWV beoordeelt dan ieders inspanningen. Het Deskundigen-oordeel is overigens ook alleen maar een - belangrijk - advies. Zowel werkgevers als werknemers kunnen om een Deskundigen-oordeel vragen. Dit oordeel kan over drie onderwerpen gaan: o De mate van arbeidsongeschiktheid o De mate waarin aangeboden werk passend is o De mate waarin de inzet van een of beide partijen voldoende is. De aanvraag van een Deskundigen-oordeel moet altijd op één van deze drie onderwerpen zijn gericht: het UWV is geen algemene vraagbaak. Financiële hulp Binnen de sociale zekerheidsregels zijn er voorzieningen om medewerkers en werkgevers te ondersteunen. Meestal zijn het financiële tegemoetkomingen bij goede plannen, of persoonlijke budgets voor medewerkers.
ONDERHOUDEN VAN CONTACT. De directeur Algemeen is verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding van de medewerkers. Dit betekent dat de directeur Algemeen zelf het contact met de zieke medewerker onderhoudt. Naast belangstelling, betrokkenheid bij de aard van de ziekte en overleg over duur en terugkeer, zal er ook controle zijn over naleving van de voorschriften. De directeur Algemeen kan een medische beoordeling noodzakelijk vinden gedurende de eerste weken. Dan kan er een consult aanvraag naar de arbodienst worden gestuurd. Indien wordt getwijfeld aan de juistheid van de ziekmelding en het nakomen van de voorschriften tijdens ziekte, zal de directeur Algemeen zelf een "spoedcontrole" uitvoeren. In bijzondere gevallen kan de controleur van de arbodienst worden ingezet.
ONTHEFFING VOORSCHRIFT THUIS-ZIJN. Een zieke medewerker wordt geacht thuis te zijn, tenzij er sprake is van een bezoek aan de huisarts of specialist. Dit geldt zeker in de eerste 3 weken. De zieke medewerker moet thuis zijn tot 10 uur 's ochtends Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
103
en van 12.00 tot 17.00uur. Niet thuis zijn kan dan tot gevolg hebben dat er maatregelen worden getroffen wegens niet naleven van de voorschriften. De medewerker dient wel schriftelijk van deze maatregel op de hoogte te worden gebracht (zie maatregelen bij niet naleven van de ziekmeldingsvoorschriften). Dit voorschrift is van belang i.v.m. het onderhouden van contact. Is de zieke medewerker niet bedlegerig en zou meer beweging het herstel bevorderen, dan is dit voorschrift een belemmering. In dat geval kan ontheffing worden gegeven. De medewerker kan tijdens de eerste weken zelf een verzoek doen om ontheffing bij de directeur Algemeen. Zo nodig kan het verzoek worden voorgelegd aan de bedrijfsarts. De zieke medewerker kan, als de ziekte dit toelaat, deelnemen aan bv. werkoverleg. Dit om binding met het werk en de collega's te houden.
MAATREGELEN BIJ NIET NALEVEN VAN DE ZIEKMELDINGSVOORSCHRIFTEN. In de volgende gevallen worden maatregelen genomen:
1. 1.1 1.2 1.3
2.
2.1 2.2 2.3 3.
4.
Niet of verkeerd ziekmelden Medewerker is afwezig zonder melding, meldt zich te laat of bij navraag alsnog ziek. Bij gegronde reden of eerste keer volgt een waarschuwing. Rapportage in persoonsdossier. Bij herhaling volgt een waarschuwingsbrief door de directeur Algemeen. Een afschrift van de brief gaat in het persoonsdossier. Indien het gedrag niet verandert of als de oorzaak tot dit gedrag niet kan worden weggenomen, kan e.e.a. een voorstel tot disciplinaire maatregel c.q. beëindiging van het dienstverband tot gevolg hebben. Er is dan sprake van frequent, verwijtbaar verzuim. Overtreding ziekmeldingsvoorschrift i.v.m. bereikbaarheid. Ten aanzien van het thuis zijn gelden de voorschriften die hierboven zijn beschreven. Dit betekent dat men zich tijdens de eerste 3 weken hieraan moet houden. Als de directeur Algemeen vrijstelling verleent, worden er wel afspraken gemaakt voor het onderhouden van contact. Na 3 weken geldt dit voorschrift niet meer, maar zullen wel alle gemaakte afspraken moeten worden nagekomen. Bij overtreding van dit voorschrift: Wordt een mondelinge waarschuwing gegeven, en volgt rapportage in het persoonsdossier Bij herhaling een waarschuwingsbrief van de directeur Algemeen, waarvan een afschrift in het persoonsdossier. Bij meerdere keren volgt een brief met toepassing van maatregel door de directeur Algemeen en een afschrift gaat in het persoonsdossier. Niet meewerken aan medisch onderzoek. Indien de medewerker geen gevolg geeft aan de oproep van de bedrijfsarts en dus geen medewerking verleent aan een medisch onderzoek, wordt de salarisbetaling opgeschort. De kosten voor het niet afmelden bij de bedrijfsarts, zijn voor rekening van de medewerker. Dit wordt schriftelijk meegedeeld. Bij gegronde reden kan ook volstaan worden met een mondelinge/schriftelijke waarschuwing. Niet ziek. Indien de medewerker niet ziek wordt geacht, wat door de bedrijfsarts schriftelijk wordt bevestigd, ontvangt de medewerker schriftelijk bericht dat de salarisbetaling wordt stopgezet. Wel moet worden aangegeven welke procedures de medewerker kan volgen (second opinion, beslissing van de kantonrechter). Wordt de procedure niet gevolgd, dan is sprake van ongeoorloofde afwezigheid, tenzij een andere legitieme reden voor het verzuim bestaat.
A. Berekenen van de indieningtermijn. Tijdvakken van arbeidsongeschiktheid die elkaar opvolgen met een onderbreking van minder dan 4 weken dienen worden samengeteld. B. Herstelmelding. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
104
Wanneer van een medewerker een reïntegratieplan verzonden is, dient het administratiekantoor, na geheel of gedeeltelijke herstelmelding, een mutatie te verzenden naar arbodienst. ( rekening houden met A). C. Verzuim door zwangerschap. Indien een medewerker te kennen geeft, dat zij zwanger is, dient direct een zwangerschapsverklaring met de vermoedelijke bevallingsdatum te worden gestuurd naar het UWV. Dit moet in ieder geval als medewerker zich ziek meldt wegens zwangerschap. Indien medewerker gedurende de zwangerschap doorwerkt, kan de betrokkene aangeven of zij het bevallingsverlof wil laten ingaan op de datum 6 weken of van 4 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Bij ziekte voorafgaand het bevallingsverlof, is de aanvang van het bevallingsverlof altijd 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Meldt betrokkene zich ziek wegens zwangerschap, dan dient direct een ziekmelding met de reden "zwangerschap" naar arbodienst te worden verzonden. Er is dan sprake van Gravida. De ziekteperiode wegens zwangerschap voorafgaand aan de 16 weken bevallingsverlof (en dus gemeld aan het UWV) worden meegenomen in de berekening van de maximum periode van 52 weken loondoorbetaling. Het indienen van een voorlopig en eventueel volledig reïntegratieplan volgens de bekende termijnen is dus verplicht. Na aanvang van het bevallingsverlof ontvangt de betrokkene van arbodienst / AMEV bericht tot welke datum het bevallingsverlof duurt. Blijft zij aansluitend ziek, dan moet zij dit aan de arbodienst / AMEV berichten. Indien betrokkene na einde bevallingsverlof het werk hervat, moet uiteraard direct een herstelmelding worden verzonden aan arbodienst en AMEV. Afwezigheid i.v.m. bevallingsverlof De aanvang van het reguliere bevallingverlof van 16 weken dient direct of uiterlijk op de derde dag van het verlof te worden gemeld. Indien nog geen zwangerschapsverklaring is toegezonden, dient dit alsnog te gebeuren. De regeling is als volgt: Men heeft recht op 16 weken verlof. Het verlof gaat in maximaal 6 weken en minimaal 4 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Indien de geboorte eerder dan de vermoedelijke bevallingsdatum plaatsvindt, blijft het recht op 16 weken verlof bestaan. Indien de geboorte later dan de vermoedelijke bevallingsdatum plaatsvindt, wordt de periode "over tijd" bij het bevallingsverlof geteld. Voor de 13e week dient een volledig reïntegratieplan te worden ingediend. Let op: Niet tijdig indienen van ziek- en hersteld meldingen en van rapportage formulieren heeft een boete tot gevolg.
ZIEKTEVERZUIMBEGELEIDING NA BEREIKEN VAN MAXIMUM TERMIJN WULBZ VAN 104 WEKEN. Algemeen: Sinds de invoering van de wet PEMBA op 01-01-98 heeft de werkgever ook nog verplichtingen t.a.v. de zieke medewerker. Indien betrokkene na 104 weken WULBZ in aanmerking komt voor een WAO-uitkering blijft deze verplichting nog 5 jaar bestaan. Indien echter na 1 jaar (vanaf ingang WAO) blijkt dat reintegratie niet meer mogelijk is, kan een voorstel tot beëindiging van het dienstverband worden ingediend.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
105
SPREEKUURBEZOEK Het spreekuurbezoek bij de bedrijfsarts is als volgt te onderscheiden: Het onderzoek in het kader van de ziekteverzuimbegeleiding; de bedrijfsarts treedt dan op als verzekeringsgeneeskundige. Het bezoek van de medewerker aan de bedrijfsarts in het kader van de bedrijfsgezondheidszorg. (PAGO) Hier wordt alleen over het eerstgenoemde bezoek gesproken. Wijze van oproepen: De zieke medewerker wordt schriftelijk opgeroepen ter beoordeling van het ziektegeval door de bedrijfsarts ( neem de oproepbrief mee!). Indien de bedrijfsarts een vervolgafspraak noodzakelijk acht, wordt dit op het rapportageformulier aangegeven. Een kopie van het rapportageformulier krijgt betrokkene mee en voorts gaat een exemplaar via het administratiekantoor naar de directeur Algemeen. Zonder afmelding door de directeur Algemeen wordt de vervolgafspraak door de bedrijfsarts met de betrokkene uitgevoerd. Geen gevolg geven aan een oproep. De medewerker is verplicht gevolg te geven aan de oproep. Als de medewerker van plan is de dag erna het werk te hervatten, kan telefonisch afgemeld worden. Indien geen medewerking wordt verleend, kunnen maatregelen worden genomen (zie MAATREGELEN BIJ NIET NALEVEN VAN DE ZIEKMELDINGSVOORSCHRIFTEN). Als de medewerker wegens ziekte niet in staat is gevolg te geven aan de oproep of als het werk reeds is hervat, dient de medewerker dit telefonisch aan de arbodienst te melden.
GEDEELTELIJKE OF THERAPEUTISCHE WERKHERVATTING. Dit wordt in overleg met de medewerker vastgesteld. Werkhervatting op therapeutische basis: - een start tot geleidelijk herstel - met een plan van begeleiding - van tijdelijke duur - met het doel om het werk geheel of gedeeltelijk te hervatten. N.B.: Meestal zal medisch advies van de bedrijfsarts nodig zijn. Indien bij gedeeltelijk ziekmelden of bij gedeeltelijk hervatten na een periode van volledig ziek zijn sprake is van enige twijfel of verschillend standpunt tussen directeur Algemeen en betrokkene, zal medisch advies noodzakelijk zijn. Dit is zeker van belang naarmate de duur van het ziekteverzuim langer is. Het hervatten op therapeutische basis (dus werken en tegelijk doorlopend ziektegeval) kan ook alleen met toestemming van de directeur Algemeen en is meestal van korte duur. Ook hier zal meestal medisch advies worden gevraagd. De medewerker, die op therapeutische basis heeft gewerkt, zal ook hersteld moeten worden gemeld, als het werk tegen loonwaarde wordt hervat.
VAKANTIEDAGEN OPNEMEN TIJDENS ZIEKTE. Bij ziekte geldt als uitgangspunt het volgende: - Men dient zich te houden aan de ziekteverzuimvoorschriften en moet dus altijd bereikbaar zijn. - Dit betekent dat woonadres/verblijfadres bij de directeur Algemeen bekend moet zijn. - In principe kan men bij volledige ziekte geen verlof opnemen. - Gemaakte spreekuurafspraken met de bedrijfsarts dienen te worden nagekomen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
106
Wil een medewerker die volledig ziek thuis is met vakantie dan dient de volgende procedure te worden gevolgd: - Tijdig vooraf toestemming vragen aan de directeur Algemeen - Deze vraagt de bedrijfsarts om advies. - Het medisch advies kan zijn : - negatief > geen toestemming van de directeur Algemeen >controle op thuis zijn - positief > 1. Bedrijfsarts verklaart medewerker volledig hersteld > Indien toestemming van de directeur Algemeen > verlofuren op basis van hele dagen afgeschreven . 2. Bedrijfsarts verklaart medewerker gedeeltelijk hersteld > Indien toestemming van de directeur Algemeen > verlofuren op basis van hele dagen afgeschreven. 3. Bedrijfsarts continueert de ziekteperiode en kan hierbij aangeven, dat vakantie het herstel kan bevorderen. > Indien toestemming van de directeur Algemeen > geen verlof afgeschreven.
OVERLIJDENSUITKERING. CAO-welzijn, art III.4 1. Na het overlijden van een werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris en de vakantietoeslag tot en met de dag van overlijden, een uitkering ineens toegekend gelijk aan het salaris en de vakantietoeslag waarop de werknemer aanspraak zou hebben kunnen maken over de periode vanaf de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgend op die waarin het overlijden plaatsvond aan de langstlevende der echtgenoten, indien de overledene gehuwd was en niet duurzaam gescheiden van de andere echtgenoot leefde óf, indien deze echtgenoot reeds overleden is dan wel duurzaam gescheiden van de andere echtgenoot leefde van de overledene, aan de minderjarige wettige, pleeg- of natuurlijke kinderen gezamenlijk. 2. Indien er geen belanghebbenden zijn, als bedoeld in lid 1, wordt de uitkering toegekend aan degene voor wie de overleden werknemer kostwinner was. 3. Indien er geen belanghebbenden zijn als bedoeld in lid 1 en 2, kan in bijzondere gevallen de in lid 1 bedoelde uitkering worden uitbetaald aan de personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever naar billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen. 4. De overlijdensuitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Verklaring gebruikte begrippen / afkortingen: PAGO UWV WULBZ
= Periodiek Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek = Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen = Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsplicht Bij Ziekte
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
107
8. Regeling Studiekostenvergoeding Stichting Udense Peuterspeelzalen Deze regeling is gebaseerd op artikel 39 van de CAO en maakt als zodanig onderdeel uit van de individuele arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Udense Peuterspeelzalen (SUP) en haar werknemers. De werknemer kan bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen gebruik maken van een studiekostenvergoedingsregeling indien de werknemer een opleiding/cursus volgt in het belang van de Stichting Udense Peuterspeelzalen en er voldoende uitzicht is op een succesvolle afronding van de studie. Een studie/cursus kan op uitdrukkelijke instructie van de leidinggevende/werkgever gevolgd worden. In dat geval zijn de kosten van de studie volledig voor de Stichting Udense Peuterspeelzalen. De cursus wordt zoveel mogelijk buiten werktijd gevolgd tenzij het onderwijs tijdens de voor de werknemer vastgestelde werktijden plaatsvindt. Indien en voor zover de studie/cursus onverplicht op verzoek van de werknemer zelf gevolgd wordt, is deze regeling van toepassing. ARTIKEL 1 Vergoeding Vergoed worden de werkelijk gemaakte kosten voor: inschrijving en lessen; verplichte boeken/cursusmateriaal; examens en tentamens; reizen naar de cursusplaats op basis van 2e klas openbaar vervoer (of een bedrag per kilometer). De kosten voor hetzelfde examen of tentamen worden maximaal twee maal vergoed. ARTIKEL 2 Verlof Het onderwijs van de studie/cursus dient in de vrije tijd van de werknemer gevolgd te worden, tenzij het onderwijs onder de voor de werknemer vastgestelde werktijden plaatsvindt. ARTIKEL 3 Studieschuld Als de werknemer gebruik maakt van de regeling studiekostenvergoeding, bouwt de werknemer een studieschuld op. Deze bestaat uit de vergoeding die de werknemer heeft ontvangen als bedoeld in artikel 1 van deze regeling. De studieschuld blijft staan tot vier jaar na het tijdstip dat de studie/cursus met goed gevolg is afgerond (datum diploma/certificaat), doch aan het einde van elk kalenderjaar wordt 25 % van de totale studieschuld door de Stichting Udense Peuterspeelzalen aan de werknemer kwijtgescholden. De eerste kwijtschelding van 25 % van de totale studieschuld vindt plaats op 31 december van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de studie met goed gevolg is afgerond. De laatste kwijtschelding van 25% vindt plaats na afloop van de hiervoor bedoelde termijn van vier jaar. Elk jaar ontvangt de werknemer van de Stichting Udense Peuterspeelzalen een actueel overzicht van de opgebouwde studieschuld. ARTIKEL 4 Terugbetaling Indien het dienstverband tussen de werknemer en de Stichting Udense Peuterspeelzalen eindigt tijdens de Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
108
studie/cursus of binnen vier jaar na het afsluiten van de studie/cursus (datering diploma/certificaat), moet de gehele (resterende) studieschuld terugbetaald worden. Ook als de werknemer tussentijds stopt met de studie, is de werknemer verplicht om de studieschuld terug te betalen. Indien de terugbetalingsplicht het gevolg is van het einde van het dienstverband met de werknemer, is de volledige (resterende) studieschuld direct opeisbaar door de Stichting Udense Peuterspeelzalen op datum einde dienstverband. Indien de terugbetalingsplicht het gevolg is van tussentijds stoppen met de studie, is de studieschuld eveneens direct volledig opeisbaar doch kan in overleg met de directeur Algemeen een betalingsregeling getroffen worden. Indien het dienstverband wordt beëindigd alvorens de volledige studieschuld is terugbetaald, vervalt de betalingsregeling en is de studieschuld volledig en direct opeisbaar op datum einde dienstverband. ARTIKEL 5 Aanvraagprocedure De werknemer bespreekt zijn/haar studieplannen met de directeur Algemeen tijdens het functioneringsgesprek. De directeur Algemeen toetst of de studieplannen binnen de loopbaan van de werknemer passen en of er voldaan is aan het in de aanhef van deze regeling genoemd criterium. Indien het verzoek van de werknemer is goedgekeurd, dient de werknemer een schriftelijk verzoek tot studiekostenvergoeding in. Dit verzoek wordt gefiatteerd door het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Het aanvraagformulier wordt bewaard bij de personeelsadministratie. De werknemer ontvangt een schriftelijke bevestiging van de ontvangst van het aanvraagformulier en het feit dat een studiedossier is aangelegd. ARTIKEL 6 Declaratie De werknemer declareert de werkelijk gemaakte studiekosten schriftelijk via een declaratieformulier. Aan het declaratieformulier worden kopieën gehecht van de facturen en geldige betalingsbewijzen. Het declaratieformulier wordt ingediend bij de directeur Algemeen en door hem/haar gefiatteerd. Het declaratieformulier wordt vervolgens ingediend bij de penningmeester van de Stichting Udense Peuterspeelzalen, waarna tot betaling wordt overgegaan. ARTIKEL 7 Voortgang van de studie De werknemer informeert de directeur Algemeen omtrent alle behaalde studieresultaten. Indien de werknemer de studie met goed gevolg heeft afgesloten, stuurt hij/zij een kopie van het diploma/certificaat aan de directeur Algemeen. Een eventuele beslissing om voortijdig met de studie te stoppen, leidt tot terugbetaling van de studieschuld. Er kunnen zich omstandigheden voordoen die een terugbetaling in termijnen, een gedeeltelijke terugbetaling of zelfs kwijtschelding rechtvaardigen. Een verzoek hiertoe kan de werknemer rechtstreeks richten aan de penningmeester van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Het verzoek zal beoordeeld worden in het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. ARTIKEL 8 Eenzijdig wijzigingsbeding Het staat de Stichting Udense Peuterspeelzalen vrij om deze regeling eenzijdig te wijzigen dan wel te doen beëindigen indien zij daartoe op grond van de CAO dan wel op grond van zwaarwegende bedrijfsomstandigheden genoodzaakt is. In elk geval van wijziging of beëindiging van deze regeling worden de werknemers zo spoedig als mogelijk geïnformeerd en worden de redenen die tot dit besluit geleid hebben aan de werknemers medegedeeld. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
109
Indien en voor zover een werknemer reeds een vergoeding ontvangt of ontvangen heeft op grond van deze regeling, blijven de voorwaarden en bepalingen van deze regeling op die individuele situatie van kracht. ARTIKEL 9 Deze regeling kan aangehaald worden als “Regeling Studiekostenvergoeding 2002”.
Uden, februari 2002
AANVRAAGFORMULIER REGELING STUDIEKOSTENVERGOEDING 2002 Ondergetekende verzoekt om in aanmerking te komen voor vergoeding van de hierna genoemde studie/cursus op basis van de Regeling Studiekostenvergoeding 2002 zoals die geldt binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen (SUP). Naam Adres/woonplaats In dienst bij de SUP sedert Functie : Studie/cursus Geraamde kosten Duur studie/cursus Data/duur onderwijs Omschrijving studie/cursus
: : : : : : : :
Ondergetekende verklaart bekend te zijn met de voorwaarden en bepalingen van de Regeling Studiekostenvergoeding 2002 en daarmede akkoord te gaan. Uden,
20...
(naam / handtekening werknemer) --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Het Bestuur van de SUP willigt dit verzoek tot vergoeding van studiekosten in. Uden,
200..
Namens het Bestuur (naam/handtekening voorzitter)
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
110
DECLARATIEFORMULIER REGELING STUDIEKOSTENVERGOEDING 2002 Naam Adres Woonplaats
: : :
Bank/gironummer Declaratie kosten studie
: :
1. Inschrijfgeld/cursusgeld Datum:
Omschrijving:
Kosten:
2. Boeken/cursusmateriaal Datum:
Omschrijving:
Kosten:
3. Kosten examens/tentamens Datum examen/tentamen
Omschrijving:
Kosten:
4. Reiskosten Datum:
Aantal kilometers:
Omschrijving reis:
Kosten:
Aan dit declaratieformulier s.v.p. afschriften van bonnen/facturen hechten.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
111
9. Richtlijnen functioneringsgesprekken Procedure 1. De afspraak; minimaal 14 dagen van tevoren wordt de peuterspeelzaalleidster schriftelijk voor een gesprek uitgenodigd. 2. De voorbereiding; een week voor het gesprek zijn bij beide partijen de in te brengen bespreekpunten bekend. 3. De frequentie; 1 keer per jaar. Bij bijzondere omstandigheden een extra gesprek op initiatief van peuterspeelzaalleidster en/of directeur Algemeen. 4. Tijdsduur; een gesprek duurt maximaal 1 ½ uur, zonodig kan een vervolgafspraak gemaakt worden. 5. Verslag functioneringsgesprek; alleen de bespreekpunten en de afspraken worden door de directeur Algemeen of de peuterspeelzaalleidster vastgelegd. Dit verslag moet door beiden goedgekeurd en ondertekend worden. (zie afsprakenlijst). 6. Vertrouwelijkheid; het gesprek is vertrouwelijk en het verslag wordt bewaard in het (afgesloten) personeelsdossier. Hiertoe hebben de peuterspeelzaalleidster en de directeur Algemeen en/of secretaris van het Bestuur toegang. 7. Geschillen; Functioneringsgesprek: als de relatie peuterspeelzaalleidster en directeur Algemeen is verstoord, kan een derde persoon worden aangewezen die de rol van toehoorder vervult. Deze persoon bewaakt met name de wijze waarop het gesprek wordt gevoerd, maar heeft hiermee geen inhoudelijke bemoeienis. Is de peuterspeelzaalleidster het niet eens met het gespreksverslag, dan kan een vertrouwenspersoon worden ingeschakeld als bemiddelaar. In maximaal 2 gesprekken moet dan alsnog een voor beide partijen acceptabel verslag tot stand komen. Lukt dit niet dan wordt een hoger niveau in de hiërarchie ingeschakeld. Deze stelt, na hoor en wederhoor, het verslag definitief vast. 8. Sancties; deelname aan het gesprek is verplicht. Bij weigering kan in het uiterste geval ontslag volgen (Volgens de CAO bepalingen). Dit geldt ook als de peuterspeelzaalleidster zich weigert neer te leggen bij de inhoud van het gespreksverslag, ook nadat de geschilprocedure hierover is afgerond. Een functioneringsgesprek Het functioneringsgesprek is een regelmatig terugkerend gesprek tussen de directeur Algemeen en de peuterspeelzaalleidster over het werk, de werksfeer en de werkomstandigheden met als doel de kwaliteit van het werk te verbeteren door het maken van toekomstgerichte afspraken, die het volgende functioneringsgesprek weer worden besproken. Waarom functioneringsgesprekken? Gezien vanuit het belang van de peuterspeelzaalleidster gaat het om: het krijgen van (formele) aandacht; het nadenken over (en zich uitspreken over) relevante aspecten voor de functie-uitoefening; het oplossen van problemen; het ontvangen van ondersteuning bij de werkuitvoering; het opsporen van positieve en negatieve aspecten in de werksituatie; het versterken van de persoonlijke ontwikkeling; het maken van duidelijke schriftelijke afspraken die het functioneren kunnen verbeteren en het afstemmen van individuele wensen (doelen, scholing) op de doelstellingen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Gezien vanuit het belang van de Stichting Udense Peuterspeelzalen gaat het om: het verbeteren van het functioneren van de peuterspeelzaalleidster; het verkrijgen van informatie over de wijze waarop de functie zich daadwerkelijk ontwikkelt gezien tegen de externe ontwikkelingen (schaalvergroting, taakverbreding, samenwerkingsverbanden); Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
112
het verkrijgen van informatie over onvolkomenheden / tekortkomingen in de Stichting Udense Peuterspeelzalen; positieve effecten op het werkklimaat; het verbeteren van de kwaliteit in het licht van de doelstellingen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen; het afstemmen van deze doelstellingen op de individuele doelen van de peuterspeelzaalleidster.
Inhoud van de functioneringsgesprekken Onderwerpen: Welke problemen worden in het werk ervaren en welke oplossingen kunnen daar samen voor worden gevonden? (functieomschrijving, feitelijke inhoud van het werk, verloop van interne en externe samenwerking en werkbelasting). Onder welke omstandigheden is het werk verricht en welke wijzigingen hierin kunnen in de toekomst het functioneren verbeteren? (werksfeer, werkklimaat, ondersteuning ontvangen, functioneren van de Stichting Udense Peuterspeelzalen als geheel, relatie met teamleden, met Bestuur en/of coördinator). Welke perspectieven voor een verdere ontwikkeling van de peuterspeelzaalleidster zijn er? (niveau kennis en vaardigheden peuterspeelzaalleidster, sterke en zwakke kanten, motivatie en arbeidsvreugde, interessegebieden peuterspeelzaalleidster, wensen deskundigheidsbevordering, loopbaanperspectieven). Fasen van een functioneringsgesprek 1. De opening. (is de peuterspeelzaalleidster op de hoogte van de opbouw en het doel van het gesprek, zijn er nieuwe bespreekpunten, is de procedure helder) 2. Verslag vorige evaluatiegesprek. (terugkomen op gemaakte afspraken, resultaten, bijstellen van afspraken) 3. Ingebrachte bespreekpunten door peuterspeelzaalleidster en directeur Algemeen. (punten toelichten, spreek af wat besproken gaat worden, bepaal prioriteit) 4. Discussie over de peuterspeelzaalleidsterpunten. (analyseer het probleem samen, positieve en negatieve invloeden spelen een rol, waar gaat komende tijd aandacht naar uit, concrete, praktische afspraken maken per onderwerp) 5. Discussie over de werkgeverspunten. ( zie 4) 6. Afspraken. (bevestig de gemaakte afspraken en vul het verslagformulier in) 7. Afronding. Evalueer het gesprek en sluit af. Noot: Daar waar een functioneringsgesprek plaatsvindt over het functioneren van de coördinatoren, moet in het bovenstaande bij peuterleidster gelezen worden directeur. Degene met wie het gesprek dan gehouden wordt is een bestuurs-lid in plaats van de directeur Algemeen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
113
Formulier functioneringsgesprek medewerker
Naam: Datum:
Functie: Datum vorige functioneringsgesprek:
Afspraken vorige gesprek
1. Algemeen & werkomstandigheden 1. Hoe ervaar jij de inhoud van jouw werk met de peuters? 2. Hoe ervaar jij de inhoud van jouw andere taken? 3. Hoe ervaar jij de werksfeer binnen jouw groep? 4. Hoe ervaar jij de werksfeer binnen jouw peuterspeelzaal? 5. Hoe ervaar jij de werksfeer binnen SUP?
Ruimte voor extra opmerkingen:
2. Samenwerking & communicatie 1. Hoe ervaar jij de samenwerking en communicatie met ouders? 2. Hoe ervaar je de samenwerking en communicatie met collega’s? Ervaar je dit als ondersteunend aan jouw werkzaamheden?
3. Hoe ervaar je de samenwerking en communicatie met je leidinggevende? Ervaar je dit als ondersteunend aan jouw werkzaamheden?
4. Worden jouw ideeën, plannen en voorstellen gehoord bij collega’s, ouders en leidinggevende? Zo ja, hoe?
3. Toekomst peuterspeelzalen 1. Wat vind jij de belangrijkste ontwikkelingen waar SUP zich het komende jaar (de komende jaren) mee bezig moet houden?
2. Kan je (in de toekomst) hier een bijdrage aan leveren en past dit binnen de visie van SUP?
4. Professionalisering & deskundigheidsbevordering 1. Welke wensen heb jij t.a.v. jouw (individuele) deskundigheidsbevordering?
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
114
5. Competenties Bespreking van de observatielijst die is ingevuld door de directeur Kwaliteit en Beleid. Ruimte voor opmerkingen. 1. Emotionele veiligheid 2. Sociale competenties 3. Organisatorisch competent 4. Morele competenties 5. Persoonlijke competenties 6. Diversiteit 7. Samenwerking
Ruimte voor extra aanvullingen:
Overige bespreekpunten 1. Wil je van peuterspeelzaal en/of van groep veranderen, zo ja wat is daar de reden voor? Op welke termijn zou je dit willen? 2. Zijn er nog punten die jij graag in wilt brengen in het functioneringsgesprek?
3. Zijn er nog punten die de leidinggevende graag wil bespreken? 5. Ziekteverzuim 6. Toekomstgerichte doelstellingen en afspraken
Ondertekening Datum:
Datum:
Medewerker:
Leidinggevende:
Nb. Een afschrift van dit formulier wordt bewaard in het personeelsdossier.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
115
OBSERVATIELIJST Pedagogische vaardigheden SUP
Naam medewerker:
Datum:
Door:
ja
nee
Enigs-
opm
zins
EMOTIONELE VEILIGHEID 1
De medewerker communiceert met de peuters m.b.v. Gordonmethode
2
De medewerker benadert de peuters respectvol
3
De medewerker is gevoelig voor wat een peuter bezighoudt (sensitieve responsiviteit)
4
De medewerker biedt de peuters structuur
5
De medewerker maakt gebruik van dagritmekaarten
6
De medewerker gebruikt rituelen (bv opruimliedjes)
7
De medewerker zorgt voor een aangename sfeer in de groep
SOCIALE COMPETENTIES 8
De medewerker stimuleert het contact tussen de peuters onderling
9
De medewerker toont voorbeeldgedrag en imitatiespel
10
De medewerker observeert het spel en kan zonodig een nieuwe wending geven
11
De medewerker geeft door taal en spel het gewenste gedrag aan
12
De medewerker verwoordt steeds wat zij doet
13
De non-verbale communicatie is in overeenstemming met de verbale communicatie
14
De medewerker stimuleert de peuters om zelf tot oplossingen te komen
15
De medewerker lost zelf een eventueel conflict met een peuter op
MORELE COMPETENTIES 16
De medewerker respecteert dat peuters soms andere waarden en normen van thuis hebben meegekregen
17
De medewerker kan uitleg geven over de regels en afspraken
18
De medewerker heeft een open houding naar peuters
19
De medewerker werkt vanuit de visie van de SUP
20
De medewerker voelt zich verantwoordelijk voor de peuters
21
De medewerker hanteert de regels en afspraken
22
De medewerker kan peuters aanspreken op gedrag
23
De medewerker kan aan de peuter oorzaak-gevolg aangeven
24
De medewerker heeft oog voor andere culturele achtergronden
25
De medewerker leert de peuters omgaan met conflicten
26
De medewerker stimuleert de peuters om elkaar te helpen
27
De medewerker leert de peuters zorg voor de omgeving aan
28 29
De medewerker helpt de peuters te kiezen als de peuter dat zelf niet kan De medewerker leert de peuters iets voor elkaar over te hebben
PERSOONLIJKE COMPETENTIES 30
De medewerker kent de aard van de verschillende peuters
31
De medewerker biedt steun en troost aan de peuters
32
De medewerker kan aansluiten bij leermomenten voor de peuters
33
De medewerker probeert grenzen te verleggen bij de peuters
34
De medewerker bouwt uit waar een peuter goed in is
35
De medewerker geeft ruimte aan de eigen mogelijkheden van de peuter
36
De medewerker kent de ontwikkelingslijnen van peuters
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
116
37
De medewerker biedt variatie in actie en rust
38
De medewerker biedt creatieve en beeldende activiteiten aan
DIVERSITEIT 39
De medewerker heeft aandacht voor diversiteit in pedagogische aanpak
40
De medewerker kan omgaan met (probleem-)gedrag
41
De medewerker houdt rekening met verschillen tussen jongens en meisjes
42
De medewerker heeft aandacht voor verschillen in cultuur (en waarden en normen)
43
De medewerker houdt rekening met peuters met een beperking
44
De medewerker houdt rekening met verschillen tussen kinderen
SAMENWERKING MET OUDERS 45
De medewerker voert gesprekken met ouders
Opmerkingen naar aanleiding van gesprek met medewerker over de observatie:
OBSERVATIELIJST
B
Pedagogische vaardigheden
Naam geobserveerde medewerker:
Datum:
Ingevuld door: medewerker en directeur Kwaliteit en Beleid
SUP ja
nee
Enigs-
Opmer
zins
kingen
EMOTIONELE VEILIGHEID A
De medewerker communiceert met de ouders m.b.v. de Gordonmethode
B
De medewerker benadert de ouders respectvol
C
De medewerker geeft collegiale feedback
D
De medewerker communiceert op de juiste manier met bv leerkrachten van de basisschool
SOCIALE COMPETENTIES E
De medewerker houdt zich aan de regels en afspraken van de SUP
F
De medewerker heeft met collega’s afgestemd voordat zij een oudergesprek voert
G
De medewerker steunt de collega in een oudergesprek
MORELE COMPETENTIES H
De medewerker heeft een open houding naar ouders
I
De medewerker heeft een open houding naar collega’s
SAMENWERKING MET OUDERS J
De medewerker kan de ouders het onderscheid tussen verzorging en aanpak duidelijk maken
K
De medewerker kan het onderscheid met thuis duidelijk maken
L
De medewerker geeft ouders juiste informatie
M
De medewerker betrekt de ouders bij de psz
N
De medewerker kan ouders helpen met de opvoeding (voorlichting en-of doorsturen
naar CJG) Opmerkingen:
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
117
VERSLAG FUNCTIONERINGSGESPREK Directie Datum gesprek Naam bestuurslid Naam directeur Evaluatie afspraken uit vorig functioneringsgesprek
Gesprekspunten directeur
Gesprekspunten bestuurslid
Afspraken (wat – wie – wanneer)
Opmerkingen
paraaf bestuur:
Kwaliteitshandboek
paraaf directeur:
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
118
10. Tevredenheidsonderzoek medewerkers Wilt u naar eigen inzicht antwoorden: het gaat om uw eigen mening. U kunt een score geven variërend van 1 (zeer ontevreden) tot 10 (zeer tevreden) De antwoorden worden anoniem verwerkt.
Algemeen: 1. Over de sfeer binnen de SUP, ben ik: 2. Over de werksfeer op mijn peuterspeelzaal, ben ik: 3. Over de wijze van overleg over het opnemen van vrije dagen en/of vakantie, ben ik: 4. Over de uitdaging en afwisseling in het werk, ben ik: 5. Over de werkdruk / taakbelasting, ben ik: 6. Over de begeleiding bij langdurige ziekte/afwezigheid, ben ik: 7. Over de wijze waarop de peuteradministratie (in- en uitschrijving) is georganiseerd, ben ik Introductie en inwerkperiode (alleen invullen als je na maart 2009 in dienst bent gekomen) 8. Over de manier waarop ik ben geïntroduceerd binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen, ben ik: 9. Over de hoeveelheid en het soort informatie dat ik heb gekregen over de SUP, ben ik: 10. Over de begeleiding die ik kreeg tijdens mijn inwerkperiode, ben ik: Functioneringsgesprekken 11. Over de frequentie, ben ik: 12. Over de voorbereiding, m.n. dat ik voldoende op de hoogte ben gebracht van het doel van het functioneringsgesprek, ben ik: 13. Over de mogelijkheden voor eigen inbreng die ik kreeg tijdens het gesprek, ben ik: 14. Over het nakomen van de afspraken die tijdens het functioneringsgesprek gemaakt zijn, ben ik: Werving en selectie 15. Over de wijze waarop ik geïnformeerd word over vacatures binnen St. Udense Peuterspeelzalen, ben ik: 16. Over de mogelijkheden die ik krijg om te solliciteren op interne vacatures ben ik: Werkbegeleiding 17. Over de mogelijkheden die ik heb om bij de directeur Algemeen 'aan te kloppen' voor individuele werkproblemen, ben ik: 18. Over de wijze waarop mijn problemen benaderd worden, (mijn problemen worden serieus genomen) ben ik: 19. Over de mogelijkheid die ik krijg om me in mijn werkzaamheden te ontwikkelen, ben ik 20. Over de begeleiding die ik krijg in mijn pedagogisch handelen, ben ik 21. Over de mate van uitdaging die ik in mijn werk ondervind, ben ik 22. Over de begeleiding die ik krijg van de directeur Algemeen als er problemen zijn, ben ik: Team 23. Over mijn aandeel in een goede samenwerking binnen mijn team, ben ik 24. Over de collegialiteit van mijn teamgenoten, ben ik 25. Over de informatievoorziening van mijn collega’s over bv leidsteroverleg, ben ik 26. Over mijn aandeel in het doorgeven van informatie aan mijn teamgenoten, ben ik 27. Over de samenwerking/afstemming met de leidsters/tutor van de andere dagdelen, ben ik Peuter en ouders 28. Over de pedagogische en empathische vaardigheden die ik heb in het benaderen van de peuters, ben ik 29. Over de mate waarin ik de peuters stimuleer in hun ontwikkeling, ben ik 30. Over mijn kennis van de ontwikkeling van de peuters in mijn groep(en), ben ik 31. Over het contact dat ik met de ouders heb over hun peuter, ben ik 32. Over de manier waarop ik informatie over de peuters aan hun ouders doorgeef, ben ik Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
119
Teambespreking met directeur Algemeen 33. Over het aantal teambesprekingen dat gehouden wordt, ben ik: 34. Over de mogelijkheden die ik krijg om iets in te brengen tijdens de teambespreking, ben ik: 35. Als ik naar mijn feitelijke inbreng kijk, ben ik 36. Over de inhoud van de teambesprekingen, ben ik: 37. Over de wijze waarop de afspraken, gemaakt tijdens de teambespreking, worden nagekomen, ben ik: Leidsteroverleg 38. Over het aantal malen dat het leidsteroverleg gehouden wordt, ben ik: 39. Over de mogelijkheden die ik krijg om iets in te brengen tijdens het leidsteroverleg, ben ik: 40. Als ik naar mijn feitelijke inbreng kijk, ben ik 41. Over de inhoud van het leidsteroverleg, ben ik: 42. Over de wijze waarop de afspraken, gemaakt tijdens het leidsteroverleg, worden nagekomen, ben ik: Bestuur 43. Over de communicatie/informatievoorziening vanuit het Bestuur, ben ik: 44. Over de wijze waarop het Bestuur functioneert, ben ik: 45. Over de toegankelijkheid van het Bestuur, ben ik: Oudercommissie 46. Over de communicatie met de leden van oudercommissie van mijn peuterspeelzaal, ben ik: 47. Over de wijze waarop de oudercommissie van mijn peuterspeelzaal functioneert, ben ik: 48. Over de taakverdeling binnen de oudercommissie van mijn peuterspeelzaal, ben ik: 49. Over de frequentie van oudercommissievergaderingen van mijn peuterspeelzaal, ben ik: Stagebeleid 50. Over de hoeveelheid tijd die ik heb om een stagiaire te begeleiden, ben ik: 51. Over de wijze waarop ik begeleid word als er zich problemen voordoen met een stagiaire, ben ik: 52. Over het nut van het inzetten van stagiaires, ben ik: Informatievoorziening 53. Over de hoeveelheid / soort informatie die ik krijg om mijn werk goed te kunnen doen, ben ik: 54. Over de wijze waarop ik mijn betrokkenheid bij de ontwikkelingen toon, ben ik: 55. Over de schriftelijke informatievoorziening, ben ik: 56. Over de mondelinge informatievoorziening, ben ik: Medezeggenschap 57. Over de informatievoorziening betreffende de activiteiten en de plannen van de PVT, ben ik: 58. Over de interesse die de PVT toont met betrekking tot mijn meningen en ideeën, ben ik: 59. Over de wijze waarop de PVT mij als werknemer voldoende vertegenwoordigt, ben ik: Ontwikkelingen / harmonisatie 60. Over de mogelijkheid om mee te kunnen denken/inbreng te hebben bij ontwikkelingen, ben ik: 61. Over de wijze waarop ik op de hoogte wordt gehouden van ontwikkelingen binnen de SUP, ben ik: 62. Over de mate waarin leidsters betrokken worden bij ontwikkelingen, ben ik: 63. Over de wijze waarop ikzelf feitelijk heb bijgedragen, ben ik: Arbozorg 64. Over de informatie over/zorg voor arbeidsomstandigheden op de peuterspeelzaal, ben ik: 65. Over de veiligheid voor medewerkers op de peuterspeelzaal, ben ik: 66. Over de hygiëne op de peuterspeelzaal, ben ik:
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
120
11. Klachtenregeling Stichting Udense Peuterspeelzalen Toepasselijkheid klachtenregeling. Deze klachtenregeling heeft een intern karakter. Dat wil zeggen dat de regeling betrekking heeft op relaties tussen werknemers van de Stichting Udense Peuterspeelzalen (SUP) onderling, alsmede relaties van werknemers tot hun leidinggevenden/Bestuursleden/Bestuur. Iedere werknemer van SUP heeft het recht om op basis van deze klachtenregeling een klacht in te dienen en te (laten) behandelen. Onder “werknemer” wordt in dit verband verstaan eenieder die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht voor de SUP. Onder “arbeidsovereenkomst” wordt in dit verband ook verstaan de arbeid op basis van een oproepovereenkomst, arbeid in het kader van een uitzendovereenkomst dan wel arbeid op basis van een stageovereenkomst. Onder “Bestuur” wordt verstaan het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. De klachtenregeling heeft betrekking op ongewenst gedrag op de werkplek. Onder “ongewenst gedrag op de werkplek” wordt verstaan: Handelingen van een groep of van een individu, gericht tegen een persoon die deze handelingen als bedreigend, vernederend of intimiderend ervaart. De belangrijkste hoofdvormen van ongewenst gedrag op de werkplek zijn: sociaal isoleren; werk onaangenaam of onmogelijk maken bespotten; roddelen; dreigen (verbaal en non-verbaal); agressie en geweld en de nadelige gevolgen daarvan; (seksuele) intimidatie; racisme Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: Ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard waarbij tevens sprake is van een van de volgende punten: 1. onderwerping aan dergelijk gedrag wordt hetzij expliciet hetzij impliciet, gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van een persoon; 2. onderwerping aan of afwijzing van een dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt of mede gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken; 3. dergelijk gedrag heeft het doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren, dan wel heeft tot gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving wordt gecreëerd. Onder agressie en geweld wordt verstaan voorvallen waarbij een werknemer psychisch of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid. Aanstelling vertrouwenspersoon Een vertrouwenspersoon wordt aangesteld door het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. De taak van de vertrouwenspersoon is om de drempel om te klagen over ongewenst gedrag te verlagen. De gewone procedure zou moeten zijn dat de klager de klachten bespreekt met de leidinggevende. Dit heeft vaak een te hoge drempel omdat: Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
121
-
men geen vertrouwen heeft in de goede afhandeling van de zaak; men bang is dat de leidinggevende (ongenuanceerd) partij kiest; de leidinggevende zelf de persoon is die het ongewenste gedrag veroorzaakt; men bang is niet serieus genomen te worden of men wordt niet serieus genomen.
Welke taken heeft de vertrouwenspersoon? 1. Een ondersteunende/hulpverlenende taak aan klagers en klaagsters: - zorgen voor eerste opvang van de klager; - informeren en adviseren over mogelijkheden; - alle mogelijkheden met klager bekijken en begeleiden; - verwijzen naar externe deskundigen; - nazorg. 2. Adviserende taak aan het management: - registratie van de meldingen (aard, aantal, ernst, duur, individu, groep, positie van de klager ten opzichte van de aangeklaagde) - signaleren van knelpunten in het beleid. Voorts heeft de vertrouwenspersoon ook algemene taken: zichzelf presenteren als vertrouwenspersoon; contacten onderhouden met overige functionarissen die betrokken zijn. De Klachtencommissie De klachtencommissie heeft tot taak de bij haar ingediende klachten omtrent ongewenst gedrag op de werkplek te onderzoeken. De klachtencommissie onderzoekt of de klacht ontvankelijk is. Als dat het geval is, dient de klachtencommissie een onderzoek in te stellen, uitspraak te doen over de gegrondheid ervan en een advies uit te brengen aan het Bestuur van de SUP over de te nemen maatregelen. Tot slot dient de klachtencommissie te controleren wat het Bestuur gedaan heeft met het advies en of dat conform de regels is. De leden van de klachtencommissie dienen kennis te hebben van juridische eisen die worden gesteld aan klachtenprocedures en hoe daarnaar te handelen. Ook moeten de leden bekend zijn met de wijze van onderzoek, het horen van partijen en getuigen, het analyseren en rapporteren van wat te berde wordt gebracht. Bovendien moet de klachtencommissie bekend zijn met de wijze waarop het bevoegd gezag geadviseerd dient te worden en de rol van de klachtencommissie binnen de organisatie. Tot slot dient de relevante jurisprudentie bijgehouden te worden. De leden van de klachtencommissie kunnen een speciale opleiding volgen om de vaardigheden als hiervoor genoemd, te verwerven. Het verdient aanbeveling dat de klachtencommissie tweemaal per jaar bijeen komt. Het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen stelt een klachtencommissie in. Een klachtencommissie bestaat uit minimaal drie leden. In de commissie dienen bij voorkeur mannen en vrouwen zitting te hebben. Het is van belang dat in de klachtencommissie zowel iemand namens de werknemers als namens het Bestuur zitting heeft. De klachtencommissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris. Voor de leden geldt dat deze benoemd worden voor een periode van vier jaar met de mogelijkheid van een verlenging van vier jaar. Benoeming/herbenoeming geschiedt door het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Ook een eventuele ontheffing uit de functie geschiedt door het Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen, zij het slechts om zwaarwichtige redenen. De leden van de klachtencommissie kunnen een beroep doen op het verschoningsrecht. Leden van de Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
122
klachtencommissie dienen dezelfde extra ontslagbescherming te genieten als bijvoorbeeld leden van een personeelsvertegenwoordiging. Ingeval één van de leden van de klachtencommissie betrokken is bij een te behandelen klacht, dan treedt dit lid terug uit de commissie gedurende de behandeling van de bedoelde klacht. Wanneer een klager bezwaar heeft tegen een lid van de klachtencommissie, dan dient hij dit bezwaar schriftelijk in bij het dagelijks Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Het dagelijks Bestuur kan bepalen dat het lid gedurende de behandeling van de klacht geen deel uit maakt van de klachtencommissie, tenzij het bezwaar naar het oordeel van het dagelijks Bestuur elke redelijke grond mist. Het dagelijks Bestuur van de Stichting Udense Peuterspeelzalen beslist binnen twee weken en geeft de uitslag schriftelijk te kennen aan de klager. De Klachtenprocedure De klacht wordt ingediend bij de klachtencommissie. Op basis van de klacht wordt uitvoerig onderzoek gedaan door de klachtencommissie naar hetgeen wel of niet heeft plaatsgevonden. Op basis van dat onderzoek worden of kunnen er dan maatregelen worden genomen. Het kan in deze fase gebeuren dat het tot een escalatie komt, waar het de werkverhoudingen betreft. Een verdere samenwerking tussen klager en aangeklaagde is dan veelal onmogelijk. De rol van het Bestuur en / of de leidinggevenden van de SUP. is tijdens de klachtenprocedure terughoudend van aard. Op verzoek van de klachtencommissie kunnen het Bestuur/de leidinggevenden wel actie ondernemen. Het verantwoordelijke management van de SUP dient te weten dat er een klacht is en ook wie de klager en aangeklaagde zijn, maar niet wat de inhoud is van de klacht. Het verantwoordelijke management dient zich neutraal op te stellen ten opzichte van klager en aangeklaagde. De behandeling van klachten 1. Een werknemer heeft een klacht. 2. De werknemer probeert de klacht eerst bespreekbaar te maken bij de aangeklaagde. 3. Wanneer dit niet lukt of onbevredigend verloopt kan de klager de klacht aanhangig maken bij de directeur Algemeen, de bedrijfsarts of een eventuele vertrouwenspersoon. 4. In deze fase wordt getracht om door onder andere bemiddeling partijen tot elkaar te brengen en tot een oplossing te komen. 5. De klager beslist of de klacht wordt gedeponeerd bij de klachtencommissie. Dit dient schriftelijk en ter attentie van de voorzitter van de klachtencommissie te gebeuren. Het correspondentieadres van de klachtencommissie is gelijk aan het correspondentieadres van de SUP. 6. De klachtencommissie behandelt de klacht vertrouwelijk en waardig. 7. De klachtencommissie verzoekt de betrokken partijen om geen mededelingen te doen aan derden omtrent hetgeen tijdens de behandeling van de klacht aan de orde is geweest en om de schriftelijke verslaglegging vertrouwelijk te behandelen. 8. De voorzitter van de klachtencommissie stelt binnen een week commissieleden samen, die de klacht in behandeling gaan nemen, met in acht neming dat de commissie die de klacht behandelt uit een oneven aantal bestaat en uit ten minste 3 commissieleden. 9. De klachtencommissie neemt een besluit ten aanzien van het ontvankelijk verklaren van de klacht. 10. Wanneer de klacht niet ontvankelijk wordt verklaard, wordt dit door de klachtencommissie schriftelijk aan de klager meegedeeld. 11. Wanneer de klacht ontvankelijk is verklaard, stelt de klachtencommissie de aangeklaagde binnen zeven dagen na ontvangst op de hoogte van de ingediende klacht. 12. De klager wordt binnen veertien dagen na ontvangst van de klacht uitgenodigd voor een gesprek met de klachtencommissie. De uitnodiging geschiedt schriftelijk door de voorzitter van de commissie. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
123
13.
14.
15. 16.
17.
18.
19.
20. 21.
22.
23.
24.
25.
De aangeklaagde wordt binnen een week nadat het gesprek met klager heeft plaatsgevonden uitgenodigd voor een gesprek met de klachtencommissie. Deze uitnodiging geschiedt schriftelijk door de voorzitter. De aangeklaagde kan zich doen vergezellen door een derde. Zowel de klager als aangeklaagde kan de wens te kennen geven dat getuigen worden gehoord. In dat geval roept de voorzitter van de klachtencommissie schriftelijk de getuigen op voor een gesprek met de klachtencommissie. Alle gesprekken vinden plaats op neutraal terrein. Van elk gesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt, wat door betrokkenen wordt ondertekend. Deze verslagen worden verstuurd naar de klager en de aangeklaagde. Ieder heeft de mogelijkheid om hierop binnen een week schriftelijk te reageren. Indien nodig kan een mondelinge toelichting in de klachtencommissie worden gegeven. Het staat de klachtencommissie vrij om betrokkenen in een gezamenlijk gesprek met elkaars uitspraken te confronteren. Zowel klager als aangeklaagde kan zich door een derde laten vergezellen. De klachtencommissie probeert tot een oordeel te komen omtrent de klacht en stelt vervolgens het Bestuur op de hoogte van de aard van de klacht en haar oordeel hierover. Bovendien adviseert zij over te nemen maatregelen. Daarbij wordt ook de verder te volgen procedure aangegeven. Mocht de klachtencommissie binnen acht weken na ontvangst van de klacht niet tot een oordeel kunnen komen, dan stelt zij de betrokkenen met redenen omkleed hiervan op de hoogte. Het Bestuur neemt het oordeel van de klachtencommissie over of geeft met redenen omkleed aan waarom ze dit niet doet, en zorgt voor de uitvoering hiervan. Het Bestuur deelt haar beslissing binnen een week schriftelijk mede aan de klachtencommissie, de klager en de aangeklaagde. Een eventuele sanctie van het Bestuur aan het adres van de aangeklaagde wordt schriftelijk vastgelegd en in kopie verstuurd naar de klachtencommissie. De klager ontvangt hiervan tevens een kopie. De gegevens met betrekking tot de klacht worden in een dossier onder beheer van de klachtencommissie bewaard. Inzage hiervan door anderen dan de leden van de klachtencommissie is om privacyredenen niet toegestaan. De uiteindelijke beslissing inzake maatregelen tegen de beklaagde wordt, met redenen omkleed, in het personeelsdossier van de aangeklaagde opgeborgen, gedurende een periode van vijf jaar. De arbeidsrechtelijke positie van de klager dan wel aangeklaagde mag niet geschaad worden door het enkele feit dat men gebruik maakt van het recht om te klagen dan wel het feit dat men zich verweert in de klachtenprocedure. Een klacht moet binnen twee jaar ingediend zijn. Mocht de situatie waarover wordt geklaagd langer dan twee jaar geleden hebben plaatsgevonden, dan wordt de klacht niet meer behandeld. Binnen de SUP is de beslissing van het Bestuur bindend.
De beslissing van het Bestuur kan door de aangeklaagde of klager worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
124
12. Zwangerenbeleid Indien bij een ziekmelding sprake is van zwangerschap dient dit vermeld te worden(denk aan zwangerschapsverklaring). Verzuim door zwangerschap Indien een medewerker te kennen geeft, dat zij zwanger is, dient direct een zwangerschapsverklaring met de vermoedelijke bevallingsdatum te worden gestuurd naar UVI. Dit moet in ieder geval als medewerker zich ziek meldt wegens zwangerschap. Indien medewerker gedurende de zwangerschap doorwerkt, kan de betrokkene aangeven of zij het bevallingsverlof wil laten ingaan op de datum 6 weken of van 4 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Bij ziekte voorafgaand het bevallingsverlof, is de aanvang van het bevallingsverlof altijd 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Meldt betrokkene zich ziek wegens zwangerschap, dan dient direct een ziekmelding met de reden "zwangerschap" naar arbodienst te worden verzonden. Er is dan sprake van Gravida. De ziekteperiode wegens zwangerschap voorafgaand aan de 16 weken bevallingsverlof (en dus gemeld aan het UWV) worden meegenomen in de berekening van de maximum periode van 52 weken loondoorbetaling. Het indienen van een voorlopig en eventueel volledig reïntegratieplan volgens de bekende termijnen is dus verplicht. Na aanvang van het bevallingsverlof ontvangt de betrokkene van arbodienst / UWV bericht tot welke datum het bevallingsverlof duurt. Blijft zij aansluitend ziek, dan moet zij dit aan de arbodienst / UWV berichten. Indien betrokkene na einde bevallingsverlof het werk hervat, moet uiteraard direct een herstelmelding worden verzonden aan arbodienst en UWV. Afwezigheid i.v.m. bevallingsverlof De aanvang van het reguliere bevallingverlof van 16 weken dient direct of uiterlijk op de derde dag van het verlof te worden gemeld. Indien nog geen zwangerschapsverklaring is toegezonden, dient dit alsnog te gebeuren. De regeling is als volgt: Men heeft recht op 16 weken verlof. Het verlof gaat in maximaal 6 weken en minimaal 4 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Indien de geboorte eerder dan de vermoedelijke bevallingsdatum plaatsvindt, blijft het recht op 16 weken verlof bestaan. Indien de geboorte later dan de vermoedelijke bevallingsdatum plaatsvindt, wordt de periode "over tijd" bij het bevallingsverlof geteld. Voor de 13e week dient een volledig re integratieplan te worden ingediend. De directeur Algemeen moet de peuterspeelzaalleidster vóór het bevallingsverlof informeren over de mogelijke effecten van het werk voor de pas bevallen medewerkster. Er zijn geen werkzaamheden op voorhand verboden, maar de werkneemster moet zelf beoordelen of ze het verantwoord vindt te werken of zich hierover wil laten adviseren door de bedrijfsarts. De directeur Algemeen stemt, samen met de zwangere medewerker, de werkzaamheden af. Aandachtspunten hierbij zijn: - fysieke belasting, psychische belasting, werk- en rusttijden, veiligheid Gedurende de zwangerschap en de eerste drie maanden na de bevalling mogen vrouwen niet worden verplicht meer dan eenmaal per uur meer dan 5 kg te tillen of te dragen. Voor incidentele activiteiten geldt dat vrouwen niet kunnen worden verplicht meer dan 10 kg te tillen of te dragen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
125
13.
Ongevalsmeldingsprocedure
Definitie ongeval: het werk is gestaakt, dan wel niet hervat. Zodra zich op de werkplek een ongeval voordoet, moet dit onmiddellijk worden gemeld bij de directeur Algemeen. Op de peuterspeelzalen is een formulier Ongevalsmelding in de inspectiemap aanwezig. De directeur Algemeen registreert het ongeval in het register. Het register moet worden meegenomen bij de analyse en beoordeling van de Risico Inventarisatie & Evaluatie. Een ongeval met een dodelijke afloop of ernstig lichamelijk en / of geestelijk letsel moet worden gemeld aan de arbeidsinspectie. Er is sprake van ernstig lichamelijk en / of geestelijk letsel indien de werknemer blijvend letsel heeft opgelopen of als de werknemer binnen 24 uur na het ongeval ter observatie of behandeling moet worden opgenomen in een ziekenhuis. De melding moet altijd schriftelijk worden bevestigd. Ongevallen moeten regelmatig worden geëvalueerd en zo nodig moeten maatregelen worden getroffen om vergelijkbare ongevallen in de toekomst te voorkomen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
126
14. Aandachtspuntenlijst nieuwe medewerker Naam nieuwe medewerker:……………………….…………………………………………
Werktijden / vakanties Informatie over taakomschrijving / functie inhoud In-, door- en uitstroombeleid Verzuimbeleid Overlegmomenten ( teamoverleg, leidsteroverleg, functioneringsgesprekken, etc) Scholingsbeleid, mogelijkheden tot deskundigheidsbevordering Stagebeleid Medewerkerstevredenheidsonderzoek in maart van ieder oneven jaar Informatievoorziening naar leidsters Medezeggenschap Calamiteiten Arbo-beleid Klachtenbehandeling medewerkers Meedraaien op alle groepen van de peuterspeelzaal waar de nieuwe medewerker in het team komt Ouderparticipatie Extra uren op vrijwillige basis Kopie ontruimingsinstructie
Hierbij verklaar ik dat al deze punten aan de orde zijn geweest tijdens het introductiegesprek. Tevens is mij een kwaliteitshandboek overhandigd, dat weer terug wordt gegeven bij einde dienstverband.
Datum:……………………………………….. Handtekening nieuwe medewerkster:
Handtekening directeur Algemeen:
Datum evaluatiegesprek voor het einde van de wettelijke proeftijd:……………………………… In dit evaluatiegesprek komen aan de orde: - ervaringen van beide partijen tot nu toe - afspraak voor vervolggesprek - afspraak voor eventuele vervolgactiviteiten als begeleiding of cursus. Verslaglegging door de directeur Algemeen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
127
15. Peuterspeelzaalleid(st)er 1 Algemene kenmerken De peuterspeelzaalleid(st)er is verantwoordelijk voor de opvang, ontwikkeling en verzorging van peuters tot 4 jaar. De werkzaamheden van peuterspeelzaalleid(st)ers vinden plaats vanuit instellingen die zich richten op Sociaal Pedagogische Kinderopvang of bij Welzijnsinstellingen. De peuterspeelzaalleid(st)er begeleidt de individuele peuter vanuit een pedagogische- en ontwikkelingspsychologische invalshoek. Het betreft een functie, waarbij op de locaties collega peuterspeelzaalleid(st)ers en leidinggevende(n) aanwezig zijn en waarbij geen leidinggevende taken of bevoegdheden horen. Er is geen sprake is van een complexe problematiek, zoals het gericht terugdringen van ontwikkelingsachterstanden. Doel van de functie Het creëren van optimale ontwikkelingskansen voor de peuters tot 4 jaar door het observeren en begeleiden van peuters middels spel, ontspanning, contacten en ontplooiingsmogelijkheden. Organisatorische positie De peuterspeelzaalleid(st)er ressorteert hiërarchisch onder de leidinggevende van de afdeling waarbinnen de functie is gepositioneerd. De peuterspeelzaalleid(st)er begeleidt in voorkomende gevallen peuterspeelzaalleid(st)er in opleiding, groepshulpen en stagiaires. Resultaatgebieden Peuters begeleiden - Schept een gezellig, veilig, stimulerend en positief groepsklimaat, waar het kind zich vrij kan ontwikkelen; - Stimuleert de peuter tot een gelijkwaardige participatie in de groep, stimuleert de cognitieve, sociale, emotionele, zintuiglijk motorische, creatieve en taalontwikkeling door middel van op de leeftijd- en capaciteiten afgestemde activiteiten; - Houdt toezicht gedurende de uitvoering van activiteiten, stelt regels, geeft grenzen aan, corrigeert waar nodig en bewaakt hygiëne en veilig gebruik van materialen; - Werkt volgens een pedagogisch plan en stemt de activiteiten hierop af; - Signaleert naar de leidinggevende indien een kind meer hulp of ondersteuning nodig heeft dan binnen de peuterspeelzaal geboden kan worden en doorverwijzing naar andere instanties en/of instellingen nodig is. Houdt na doorverwijzing contact; - Werkt samen en stemt aanpak en werkwijze af met partners als onderwijsinstellingen, consultatiebureaus en/of andere organisaties. Resultaat: Peuters begeleid gedurende de met de ouders/verzorgers afgesproken periode, zodanig dat zij opgevangen, ontwikkeld, opgevoed en gestimuleerd worden zoals overeengekomen in het pedagogisch plan. Peuters verzorgen - Verzorgt de peuters, wat betreft eten en drinken, eventuele toediening van medicijnen, verschoont kinderen, helpt bij het zindelijk worden; - Stimuleert de zelfstandige uitvoering van de algemene dagelijkse handelingen, zoals aankleden, persoonlijke verzorging e.d. Resultaat: Gedurende de overeengekomen periode peuters verzorgd conform de hygiëne-eisen en afspraken met ouders/verzorgers. Informatie uitwisselen - Doet plaatsingsgesprekken of woont deze bij en verzorgt de introductie van nieuwe kinderen en Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
128
ouders; Onderhoudt contact met ouders/verzorgers en informeert bij de dagelijkse ontvangst naar specifieke aandachtspunten, zoals dagritme, voeding en dergelijke van tot de peuter op dat moment. Beantwoordt vragen van ouders over bijvoorbeeld opvoedingsvraagstukken of verwijst door. Stimuleert de betrokkenheid van ouders; - Organiseert, in overleg met collega’s, thema- en ouderavonden waarbij opvoedingsondersteunende onderwerpen behandeld worden; - Stemt met collega’s de dagindeling en de verdeling van werkzaamheden af en draagt mede zorg voor een goede samenwerking en werkoverdracht; - Neemt deel aan werkoverleg; - Verricht lichte administratieve werkzaamheden die verband houden met genoemde werkzaamheden. Resultaat: Informatie gevraagd en verstrekt, zodanig dat de dagelijkse verzorging en begeleiding van peuters, wijzigingen en activiteiten zo goed mogelijk kunnen plaatsvinden. -
Huishoudelijke activiteiten verrichten en materialen beheren - Verricht licht huishoudelijke activiteiten, zoals het dekken en afruimen van de eettafel; - Draagt mede zorg voor de goede staat en eventueel vervanging van de materialen. Resultaat: Huishoudelijke activiteiten verricht en materialen beheerd, zodanig dat de peuter zich in een hygiënische en veilige omgeving kan ontwikkelen. Medewerkers begeleiden - Begeleidt en instrueert, indien op de groep aanwezig, peuterspeelzaalleid(st)ers in opleiding, stagiaires, en groepshulpen en rapporteert hierover aan de leidinggevende; Resultaat: Medewerkers (in opleiding) zijn zodanig begeleid dat zij de beoogde werkzaamheden volgens plan met de peuters kunnen verrichten en (indien van toepassing) in staat gesteld worden hun leerdoelen te halen. Profiel van de functie Kennis - Afgeronde relevante MBO opleiding, zoals in de huidige CAO voorgeschreven1 (zie bijlage opleidingseisen); - Pedagogische kennis; - Kennis van en inzicht in groepsdynamische processen; - Kennis van hygiëne- en veiligheidseisen. Specifieke functiekenmerken - Sociale vaardigheden voor het motiveren, stimuleren en instrueren van peuters en het motiveren van ouders, stagiaires et cetera; - Mondeling uitdrukkingsvaardigheid voor het onderhouden van contact met ouders/verzorgers; - Geduld in het observeren van peuters en in de omgang met peuters.
1
Opleidingseis geldt voor peuterspeelzaalleid(st)ers in de zelfstandige peuterspeelzalen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
129
16. Leidinggevende 3 Algemene kenmerken De Leidinggevende 3 betreft een functie met een strategisch karakter1 en kan voorkomen in diverse soorten welzijnsorganisaties, zoals sociaal cultureel werk, maatschappelijke dienstverlening, sociaal pedagogisch werk en verpleging. De Leidinggevende 3 is onder verantwoording van de directie belast met leidinggevende taken op een of meerdere beleidsterreinen en kan bijvoorbeeld voorkomen als regio- of sectormanager, maar ook als hoofd van een grote en/of complexe stafafdeling. De Leidinggevende 3 neemt hierbij de beleidskaders op het gebied van financiën, personeel et cetera in acht. Doel van de functie Het realiseren van de operationele, beleidsmatige, financiële en personele doelstellingen binnen de organisatie-eenheid en het waarborgen dat de dienstverlening van de organisatie- eenheid op korte en lange termijn aansluit bij marktontwikkelingen en -eisen. De Leidinggevende 3 is verantwoordelijk voor de uitvoering en realisatie van het strategische beleid. Organisatorische positie De Leidinggevende 3 ressorteert hiërarchisch onder de Directeur. De Leidinggevende 3 geeft hiërarchisch leiding aan één of meerdere toegewezen beleidsgebieden of organisatieonderdelen. De Leidinggevende 3 maakt deel uit van het Managementteam. Resultaatgebieden Medewerkers aansturen Geeft leiding aan medewerkers door de kwaliteit en kwantiteit van de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden te controleren en medewerkers te begeleiden, instrueren, coachen en motiveren, waar nodig; Zorgt voor de juiste kwantitatieve en kwalitatieve bezetting binnen de organisatie-eenheid, signaleert trainingsbehoeften, zorgt dat medewerkers getraind worden en voert wervings- en selectiegesprekken; Houdt functionerings- en beoordelingsgesprekken en bespreekt loopbaanperspectieven met medewerkers. Resultaat: Medewerkers aangestuurd, zodanig dat zij de doelstellingen van hun werkzaamheden hebben gerealiseerd. Strategisch beleid voorbereiden en realiseren Draagt bij aan de ontwikkeling en voorbereiding van het totale strategische beleid; Signaleert ontwikkelingen met betrekking tot welzijn en maatschappij en vertaalt deze naar mogelijkheden voor nieuwe dienstverlening en instellingsbeleid; Vertaalt het strategische beleid van de instelling naar specifieke doelstellingen voor de organisatieeenheid en voert dit uit; Stelt beleidsplannen en -rapportages op. Resultaat: Beleid voorbereid en gerealiseerd, zodanig dat heldere en concrete doelstellingen (binnen het verantwoordelijkhedengebied) geformuleerd en behaald zijn op de verschillende beleidsterreinen. Processen interne organisatie faciliteren Schept randvoorwaarden voor de werkuitvoering en koopt hiertoe materiële voorzieningen/middelen in; Rapporteert periodiek aan de directie over de voortgang van de bedrijfsvoering binnen de organisatie-eenheid; Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
130
Lost zo nodig calamiteiten op; Bewaakt de uitvoering en neemt deel aan overleg- en samenwerkingsvormen. Resultaat: Processen interne organisatie gefaciliteerd, zodanig dat belanghebbenden correct en tijdig geïnformeerd zijn en benodigde middelen en voorzieningen beschikbaar zijn. Financiële doelstellingen behalen Draagt bij aan het vaststellen van de begroting en het budget van meerdere afdelingen; Bewaakt het budget en onderneemt actie bij dreigende tekorten. Resultaat: Financiële doelstellingen behaald, zodanig dat voldaan is aan de begroting en het budget niet overschreden is. Contacten onderhouden Onderhoudt interne en externe werkcontacten en volgt afspraken op tussen de instelling en betrokken instanties zoals gemeenten, woningcorporaties en verwante instellingen in de welzijnssector. Resultaat: Voor de functie relevante interne en externe contacten zijn onderhouden.
Profiel van de functie Kennis Academisch werk- en denkniveau; Kennis van de welzijnssector; Kennis van de van toepassing zijnde werksoort; Kennis van managementtechnieken, organisatie-, personeels-, financieel- en kwaliteitsbeleid. Specifieke functiekenmerken Sociale vaardigheden voor het motiveren, coachen en instrueren van medewerkers en voor contacten met derden; Managementvaardigheden voor het leidinggeven en aansturen van de organisatie-eenheid; Pro-actief en ondernemend in het signaleren en inspelen op feitelijke en verwachte (markt)ontwikkelingen en het (mede) vertalen hiervan in beleid; Analytisch vermogen voor het structureren van beleidslijnen naar concrete haalbare consistente doelen; Mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid voor het vertalen van beleidsplannen en het onderhouden van contact met in- en externe contactpersonen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
131
17. Beleids- of stafmedewerker 2 Algemene kenmerken De functie van Beleids- of Stafmedewerker 2 richt zich op het ontwikkelen en implementeren van beleid ten behoeve van de functionele afdelingen binnen de organisatie (bijvoorbeeld personeelszaken, IT, financiën, opleidingen, kwaliteit, PR en marketing) en/ of ten behoeve van het beleid dat gevoerd wordt binnen de afdelingen. De functie van Beleids- of stafmedewerker 2 kenmerkt zich door het vertalen van beleidsvoornemens naar de concrete werkpraktijk. Doel van de functie Het (actief) bijdragen aan de voorbereiding en -uitvoering van beleid op de onderscheiden beleidsterreinen binnen de organisatie. Organisatorische positie De Beleids- of Stafmedewerker 2 ressorteert hiërarchisch onder de leidinggevende van de afdeling waarbinnen de functie is gepositioneerd, dan wel onder de directie. De Beleids- of Stafmedewerker 2 geeft, in voorkomende gevallen, functionele aanwijzingen aan één of enkele medewerker(s). Resultaatgebieden Beleid voorbereiden - Volgt ontwikkelingen op de betreffende terreinen van beleidsvorming (maatschappelijke ontwikkelingen, ontwikkelingen binnen de politiek en/of binnen de sector) en adviseert de leidinggevende van de stafafdeling en/ of de directie over het te voeren beleid op deze terreinen; - Ontwikkelt beleid op één of enkele onderscheiden beleidsterreinen binnen de organisatie binnen de gestelde kaders van de leidinggevende/ de directie. Resultaat: Beleid is voorbereid, zodanig dat er een bijdrage wordt geleverd aan het kunnen formuleren van heldere en concrete doelstellingen voor het/ de betreffende beleidsterrein(en). Beleid realiseren - Vertaalt, na vaststelling van het beleid, beleidsvoornemens naar concrete activiteiten; - Ontwikkelt en implementeert activiteiten op het onderscheiden beleidsterrein(en); - Verricht voorkomende uitvoerende werkzaamheden. Resultaat: Beleid is gerealiseerd, zodanig dat er een bijdrage is geleverd aan het behalen van de doelstellingen op het betreffende beleidsterrein(en). Beleidsuitvoering evalueren - Evalueert activiteiten op het betreffende beleidsterrein(en); - Signaleert knelpunten ten aanzien van het betreffende beleidsterrein(en) in relatie tot het organisatie- en/of Welzijnsbeleid. Neemt initiatieven die kunnen leiden tot verbeteringen en/of aanpassingen. Resultaat: ·Beleidsuitvoering geëvalueerd, zodanig dat verbeteringen of aanpassingen kunnen worden doorgevoerd. Informatie overdragen - Ontwikkelt en geeft uitvoering aan informatie- en kennisoverdracht op het betreffende beleidsterrein binnen de eigen organisatie en daarbuiten ten behoeve van deskundigheidsbevordering; - Geeft daartoe voorlichting, informatie en advies aan in- en externe belanghebbenden door middel van voorlichting, bijeenkomsten, specifieke activiteiten en/of publicaties. Resultaat: ·Informatie overgedragen, zodanig dat zowel interne als externe belanghebbenden op tijd voorzien zijn van volledige, relevante en correcte informatie. Neemt deel aan werkoverleg. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
132
Profiel van de functie Kennis - HBO werk- en denkniveau; - Kennis van het werkveld; - Het kunnen onderkennen van trends en ontwikkelingen ten aanzien van de eigen beleidsterreinen; - Kennis van en inzicht in maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Specifieke functiekenmerken - Pro-actief en ondernemend in het signaleren en inspelen op feitelijke en verwachte (markt)ontwikkelingen en het vertalen hiervan in beleid; - Analytisch vermogen voor het vertalen van ontwikkelingen in concrete beleidsvoorstellen; - Enthousiasmerend en overtuigingskracht bij het implementeren van beleidsontwikkelingen binnen de organisatie; - Mondelinge en schriftelijke (en didactische) uitdrukkingsvaardigheid voor het opstellen en verdedigen van (beleids)adviezen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
133
18. Administratief /secretarieel medewerker 1 Algemene kenmerken De functie van Administratief/Secretarieel Medewerker 1 komt voor in diverse welzijnsorganisaties. In de praktijk zijn vele varianten ten aanzien van de samenstelling van het takenpakket mogelijk. De Administratief/Secretarieel Medewerker 1 is belast met het verrichten van verificatie- en/ of registratieen/ of tekstverwerkingwerkzaamheden ter ondersteuning van afdeling(en). Doel van de functie Het verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens van administratieve en/of secretariële aard, zodanig dat tijdig informatie aan belanghebbenden kan worden verstrekt. Organisatorische positie De Administratief /Secretarieel Medewerker 1 ressorteert hiërarchisch onder de leidinggevende van de afdeling waarbinnen de functie is gepositioneerd. De Administratief/Secretarieel Medewerker 1 geeft zelf geen leiding aan anderen. Resultaatgebieden Gegevens verwerken - Verricht verificatie- en/of tekstverwerkingswerkzaamheden aan de hand van een duidelijk concept of voorgecodeerd/bewerkt materiaal; - Legt op aanwijzing (wijzigingen in) gegevens (financieel en niet-financieel) in het geautomatiseerd systeem vast aan de hand van brondocumenten, volgens vastgestelde procedures en controleert gegevens op de juiste verwerking. Resultaat: Gegevens verwerkt, zodanig dat gegevens correct, actueel en tijdig zijn opgenomen in de daartoe bestemde systemen. Informatie beschikbaar stellen - Vraagt op verzoek informatie op en verstrekt informatie aan belanghebbenden (interne organisatie, externe instanties); - Neemt inkomende telefoongesprekken aan verbindt deze, na beoordeling van de aard van het gesprek, door naar de desbetreffende personen en/of verstrekt ‘standaard’-inlichtingen; - Verricht archiefwerkzaamheden waaronder het opbergen/opzoeken van stukken, volgens eenvoudige ingangen of codes; - Verstrekt, op aanvraag, dossiers/ stukken. Resultaat: Informatie beschikbaar gesteld, zodanig dat voor de belanghebbenden tijdig actuele, complete en correcte informatie beschikbaar en toegankelijk is. Werkprocessen faciliteren - Verricht diverse werkzaamheden, zoals kopieerwerkzaamheden, het verzorgen van de post binnen de daartoe geldende richtlijnen, het bijhouden van de voorraad en kantoorbenodigdheden, het samenstellen van documentatie- en circulatiemappen et cetera; - Neemt deel aan werkoverleg. Resultaat: Werkprocessen gefaciliteerd, zodanig dat kopieerwerkzaamheden tijdig en correct zijn uitgevoerd, post tijdig en correct wordt verwerkt, kantoorbenodigdheden beschikbaar zijn et cetera. Profiel van de functie Kennis - VMBO werk- en denkniveau; Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
134
-
Kennis van de administratieve procedures binnen het werkgebied; Kennis van geautomatiseerde gegevensverwerking en bestandsbeheer.
Specifieke functiekenmerken - Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid voor het vragen en geven van concrete informatie; - Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid voor het opstellen van standaardcorrespondentie; - Ordelijkheid en nauwkeurigheid bij het registreren, muteren en archiveren van gegevens; - Integriteit bij het verwerken van financiële en/of persoonsgegevens; - Dienstverlenende en klantgerichte instelling.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
135
19. Tevredenheidsonderzoek ouders / verzorgers HANDLEIDING TEVREDENHEIDSONDERZOEK 1.
(info voor de leidsters)
Uitreiking vragenlijst aan ouders -
Datum uitreiking vragenlijsten: XXXXXXXXXX. Per speelzaal wordt er op een opvallende plaats een doos neergezet waar ouders hun
-
vragenlijsten kunnen deponeren. De vragenlijsten worden door de groepsleiding persoonlijk aan de ouders uitgereikt.
-
De leidsters spreken de ouders persoonlijk over de vragenlijst aan en benadrukken het belang van het invullen voor de stichting en de ouders zelf.
-
De leidsters verzoeken de ouders de vragenlijst binnen twee weken in te leveren.
-
Na één week wordt aan de ouders gevraagd of ze de vragenlijsten al hebben ingeleverd. Indien dit niet het geval is, verzoeken de leidsters de ouders dit alsnog te doen.
2. -
Inleveren ingevulde vragenlijsten: De vragenlijsten worden opgehaald door Directeur Algemeen.
-
De resultaten van het onderzoek: Na verwerking ontvangen de speelzalen de resultaten van het onderzoek in de vorm van een
3.
rapportage die in het leidsteroverleg besproken wordt. -
Tevens worden de resultaten besproken in de verschillende interne overlegorganen. Op basis van de bespreking(en) en de resultaten zullen verbeter- en actiepunten worden geformuleerd. Presentatie van de onderzoeksresultaten aan ouders en belanghebbenden:
4. -
In de speelzalen worden afspraken gemaakt op welke wijze de resultaten gepresenteerd zullen worden aan de ouders.
-
De verbeterpunten zullen worden meegenomen in het kwaliteitszorgtraject.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Januari 2015
136
VRAGENLIJST TEVREDENHEIDSONDERZOEK 2012 Wilt u a.u.b. aankruisen wat op u van toepassing is. aantal invullen of kruisje zetten
de Harlekijn Pippeloentje de Rommelpot ’t Rupsje ’t Soosje de Vlinder
Helemaal niet mee eens
dinsdag/vrijdag
Niet mee eens
Helemaal mee eens
maandag/donderdag
Mee eens
(aantal)kinderen
Weet niet / niet gehad / niet van toepassing
A. De vragenlijst die ik ga invullen heeft betrekking op:
’t Vuurvliegje B. Vragen m.b.t. de plaatsing, kantoor, administratie, ouderbijdrage 1 De informatie die ik over de speelzaal ontving, was duidelijk. 2 Ik kon zelf kiezen voor een peuterspeelzaal. 3 Ik ben tevreden over de inschrijvingsprocedure. 4
Ik vind dat er goed met mijn vragen, opmerkingen en klachten wordt omgegaan door de Stichting Udense Peuterspeelzalen.
5 Ik ben tevreden over de hoogte van de ouderbijdrage. 6
Ik vind de hoogte van de ouderbijdrage goed voor wat de peuterspeelzaal mijn kind biedt.
7 De afhandeling van betalingen verloopt correct. C. Vragen m.b.t. de peuterspeelzaal Ik heb bij het eerste bezoek aan de peuterspeelzaal voldoende informatie gekregen. Ik ben tevreden over hoe de leidsters met mijn problemen/vragen 9 omgaan. Ik vind dat de onderwerpen/thema's op de thema-avonden goed 10 gekozen zijn. 8
11 Ik ben op de hoogte van wat de oudercommissie doet. 12 Ik ben tevreden over de begin- en eindtijd van de peuterspeelzaal Ik ben tevreden over de tijd (2 ½ uur) per dagdeel op de 13 peuterspeelzaal. Ik ben tevreden over de verlengde opvangmogelijkheid van 11.3014 11.45uur. (voor ouders die kinderen van de basisschool moeten ophalen en waarvoor de tijd niet aansluit) 14a
Ik vind het fijn dat de vrijdagmiddaggroep voor de vakanties eerder begint en eerder klaar is.
15 Indien de mogelijkheid zou worden geboden, zou ik graag gebruik maken van peuteropvang vóór 9 uur zou ik graag gebruik maken van peuteropvang tussen de middag zou ik graag gebruik maken van peuteropvang ná kwart voor 4 Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
137
16 Ik vind de peuterspeelzaal telefonisch goed bereikbaar. 17 De speelzaal maakt een verzorgde en schone indruk. 18
Ik vind dat de speelzaal goed bereikbaar is, te voet, per fiets of met de auto.
19 Ik vind de speelzaal veilig voor kinderen. 20 Ik vind de speelzaal gezellig ingericht. 22 Ik vind de speelzaal groot en ruim genoeg. 23 Ik vind dat er voldoende speelruimte buiten is. 24 Het gebouw is goed verwarmd en licht D. Vragen m.b.t. het pedagogisch handelen 25 Ik ben tevreden over hoe de leidsters met mijn kind omgaan. 26 27 28 29 30 31
Ik vind dat er duidelijke regels worden gesteld aan het gedrag van de kinderen. Ik heb de indruk dat er voldoende tijd en aandacht aan mijn kind besteed wordt. Ik heb de indruk, dat er goed wordt omgegaan met peuters die opvallen in de groep. Er wordt voldoende aandacht besteed aan het "wennen" in de (nieuwe) groep. Ik vind dat er voldoende speelmateriaal aanwezig is dat past bij de leeftijd van mijn kind. De activiteiten die plaatsvinden, sluiten goed aan bij de ontwikkeling van mijn kind(eren).
E. Vragen m.b.t. de leidsters 32 De afspraken tussen mij en de leidsters worden goed nageleefd. 33 Ik heb de indruk dat er serieus met mijn opmerkingen wordt omgegaan. 34 De contacten met leidsters verlopen open en eerlijk. 35 De leidsters zijn deskundig. 36 Ik word vriendelijk te woord gestaan door de leidsters. Mijn kind(eren) worden bij binnenkomst goed ontvangen door de 37 leidsters. 38 De sfeer in de speelzaal is goed. 39
Informatie (thema-avonden/activiteiten/etc.) wordt duidelijk en begrijpelijk overgebracht.
40 Ik kan terecht met problemen/vragen. Er zijn voldoende "vaste gezichten" (dezelfde leidsters) aanwezig voor mijn kind. Veranderingen in de organisatie van de peuterspeelzaal worden op tijd 42 medegedeeld. 41
43 Ik vind dat er voldoende leiding per groep aanwezig is. 44 De eigenschap(pen) waaraan ik bij de leidsters het meeste belang hecht: betrouwbaarheid deskundigheid eerlijkheid creativiteit duidelijkheid Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
138
zorgzaamheid anders, te weten ................................... F. Vragen m.b.t. de dagelijkse gang van zaken 45 Ik weet wat mijn kind te eten/drinken krijgt op de peuterspeelzaal. Ik ben voldoende op de hoogte van het gedrag van mijn kind op de 46 speelzaal. 47 Mijn kind voelt zich thuis in de groep. Ik word op de hoogte gesteld van bijzondere voorvallen/gebeurtenissen met mijn kind. Ik ben tevreden over het contact met de leidsters tijdens het brengen en 49 halen van mijn kind. 48
50 Ik ben tevreden over de activiteiten van de peuterspeelzaal G. Waarom heeft u uw kind(eren) opgegeven voor de peuterspeelzaal? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) Mijn kind kan omgaan met leeftijdgenootjes en ervaring opdoen in spelen met elkaar De ontwikkeling van mijn kind wordt gestimuleerd Mijn kind gaat straks beter voorbereid naar de basisschool Ik heb als ouder wat tijd voor eigen activiteiten Er is op de speelzaal meer ruimte en speelgoed dan thuis Mijn kind leert zo beter Nederlands Peuters worden gestimuleerd in hun ontwikkeling onder deskundige begeleiding Ik leer andere ouders kennen Ik kan in die tijd werken of een cursus doen Anders, nl…………………………………………………. H. Tot slot Als rapportcijfer geef ik een ………. Hieronder kunt u suggesties voor verbetering noteren.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
139
20. Seksuele intimidatie, agressie en geweld. Met ingang van 1 oktober 1994 is de werkingssfeer van de ARBO-WET uitgebreid met seksuele intimidatie en agressie en geweld. Beide zijn risico’s door menselijk gedrag. Hierdoor zijn werkgevers verplicht om een beleid te voeren gericht op zoveel mogelijk beschermen van werknemers tegen seksuele intimidatie en agressie en geweld bij of in verband met de arbeid en tegen de nadelige gevolgen van beide verschijnselen. Het voorkomen en beperken van seksuele intimidatie is een onlosmakelijk onderdeel van het sociale beleid in een arbeidsorganisatie. De verplichting geldt niet alleen t.a.v. eigen werknemers (ook onderling) maar ook t.a.v. leerlingen, stagiaires, oproepkrachten en uitzendkrachten, (en via artikel II van de Arbowet ook voor:) bezoekers, passagiers, gasten, klanten, leveranciers, gedetineerden, pupillen, etc. Ook in de Risico-inventarisatie en Evaluatie moet hier aandacht voor zijn (artikel 4). De werkgever moet er voorlichting over geven (artikel 6) en ernstige ongevallen die verband houden met seksuele intimidatie, agressie en geweld moeten worden gemeld(artikel 9), zie de ongevalsmeldingsprocedure in het kwaliteitshandboek. Volgens artikel 38 is er recht op werkonderbreking bij ernstige vormen van seksuele intimidatie, agressie en geweld. Bij seksuele intimidatie gaat het om opmerkingen en gedragingen met een seksuele lading die door degene die het doelwit zijn, als ongewenst c.q. vernederend worden ervaren. Hiermee wordt dit soort gedrag onderscheiden van ander hinderlijk gedrag en van acceptabele vormen van sociaal gedrag op het werk. Het kan gaan om seksuele chantage ( promotiekansen door verrichten seksuele diensten) of het verzieken van de werksfeer door bepaalde uitingsvormen van seksuele intimidatie. ‘Intimidatie’ geeft al aan dat er “macht’ in het spel is. Verschijningsvormen van seksuele intimidatie: dubbelzinnige opmerkingen, onnodig aanraken, gluren, pin-ups in werkruimte, aanranding en verkrachting. Essentieel is dat de betrokkene kenbaar maakt niet gediend te zijn van bedoelde gedragingen of verschijningsvorm. De laatste jaren staan steeds meer werknemers bloot aan allerlei vormen van bedreigingen en geweldpleging. Het gaat om gevaarlijke, aan het werk gerelateerde situaties die worden veroorzaakt door menselijk gedrag. Onder agressie en geweld verstaat de Arbo-wet voorvallen waarbij een werknemer lichamelijk of geestelijk wordt gehinderd, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid. Deze problematiek kent vele verschijningsvormen: Psychisch bv: (telefonisch) lastig vallen, tot aan huis achtervolgen. Fysiek bv: schoppen, slaan, bijten, vastgrijpen of gooien met voorwerpen. Verbaal: schelden en beledigen. De betrokken werknemers zijn met name werkzaam in de dienstverlenende sector. Risicogroepen: - personen die met geld, effecten of kostbaarheden werken. - personen in de zorgverlening, voorlichting of onderwijs. - personen die werken met psychisch gestoorde, dronken of mogelijk gewelddadige mensen. - personen die alleen onderweg zijn. Daarnaast wordt agressie en geweld gepleegd door een categorie van publiek die gedurende kortere of langere tijd deel uitmaakt van een dienstverlenende organisatie (patiënten, leerlingen). Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
140
Ook kan agressie en geweld voorkomen tussen werknemers onderling, dan wel tussen management en werknemer. De risico’s van agressie en geweld moeten aan de orde komen in de risico-inventarisatie en evaluatie. Voorlichting en overleg met het personeel spelen een cruciale rol bij het voorkomen van agressie en geweld. De werknemers weten zelf het beste wanneer en waar zij zich bedreigd voelen. Ook de nazorg van de slachtoffers is belangrijk. Goede opvang door de leidinggevende, collega’s en eventueel deskundigen kan later veel problemen voorkomen. De stichting heeft een klachtenregeling en zal een klacht over seksuele intimidatie, agressie of geweld serieus behandelen.
Beleid ter voorkoming (en bestrijding) van agressie en geweld op de werkplek: - risico-inventarisatie en evaluatie opstellen, inventariseren van werkplekken die als onveilig of bedreigend worden ervaren - plan van aanpak m.b.t. agressie en geweld opstellen - periodiek overleg met personeel (bij leidsteroverleg) - training in omgaan met agressie en geweld (zo nodig) - voorlichting aan personeel over maatregelen - meld- en registratiepunt instellen (bij coördinator) - opvang van personeel dat bij het werk te maken had met agressie en geweld (traumaopvang door bureau slachtofferhulp of door in te huren instantie) - onderhouden van contacten met instellingen die te maken hebben met dezelfde problematiek. Beleid ter voorkoming van seksuele intimidatie op de werkplek: - opstellen van een intentieverklaring waaruit blijkt dat seksuele intimidatie niet is toegestaan - risico-inventarisatie en evaluatie opstellen, inventariseren van werkplekken die als onveilig of bedreigend worden ervaren - plan van aanpak inzake seksuele intimidatie opstellen - periodiek overleg met personeel (bij leidsteroverleg) - een vertrouwenspersoon aanstellen (in oprichting) - een klachtencommissie aanstellen (in oprichting) - een klachtenprocedure opstellen - voorlichting aan personeel over maatregelen - opvang van personeel dat bij het werk te maken had met seksuele intimidatie.(traumaopvang door bureau slachtofferhulp of door in te huren instantie)
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
141
21. Aansprakelijkheidsverklaring ophalen oud papier. Geachte ouder / verzorger, U heeft zich aangemeld om vrijwillig mee te helpen met het ophalen van oud papier. Hiervoor willen wij u hartelijk danken. U wordt verwacht op zaterdag…………………………………..……………………………………. Om 9.30 uur vertrekt de kraakwagen bij de straataanduiding SIEBERG 9 (hoek Sieberg 9 / van Duerenlaan). Wij willen u verzoeken om tijdens het verrichten van vrijwilligerswerk (van welke aard dan ook), geen sieraden te dragen en uw kleding aan te passen. Dit om schade hieraan te voorkomen. We adviseren u om (werk)handschoenen aan te doen, zodat u goede grip heeft om de stang vast te houden als de wagen rijdt. De Stichting Udense Peuterspeelzalen kan namelijk niet aansprakelijk worden gesteld voor schade. We willen u vragen in tweevoud de verklaring inzameling oud papier te ondertekenen. Een exemplaar voor uzelf en een exemplaar voor de Stichting Udense Peuterspeelzalen. De ophaalroute is als volgt: Sieberg – Wilack – Bijland – Wachtendonk – Raampoort – Raamhof - Raamsingel Zoals in de voorschriften staat vermeld, bent u als ‘belader’ er verantwoordelijk voor dat in dit hele ophaalgebied het oud papier wordt opgehaald. Mocht u verhinderd zijn, dan is het fijn als u contact opneemt met de contactpersoon van de stichting: Wij wensen u veel werkplezier toe en willen u nogmaals hartelijk danken.
VERKLARING inzameling oud papier voor de Stichting Udense Peuterspeelzalen 1. 2. 3.
4.
5.
Ondergetekende heeft zich opgegeven om als vrijwilliger ten behoeve van de SUP behulpzaam te zijn bij het inzamelen van oud papier in de wijk …………………… Ondergetekende verklaart over een goede gezondheid te beschikken die hem in staat stelt om de hiervoor genoemde werkzaamheden als vrijwilliger uit te voeren. Ondergetekende verklaart hierbij het formulier “veiligheidsinstructies voor vrijwilligers” en tevens het formulier “rechten en plichten beladers” te hebben ontvangen van de leidsters van de peuterspeelzaal, en de instructies te hebben gelezen. Ondergetekende verklaart zelf aansprakelijk te zijn jegens de SUP en jegens derden, en de SUP voor aansprakelijkheid te vrijwaren indien: - de kraak/persinstallatie, ondanks instructies en voorschriften, op een onjuiste manier door de vrijwilliger is gebruikt; - de instructies door de vrijwilliger niet worden nageleefd; - de aanwijzingen van de chauffeur door de vrijwilliger niet worden opgevolgd; - kleding, sieraden, brillen, en overige persoonlijke bezittingen beschadigen bij het ophalen van oud papier - ten gevolge van deze werkzaamheden gezondheidsklachten ontstaan bij de vrijwilliger Iedere aansprakelijkheid van de SUP is beperkt tot het bedrag dat in het desbetreffende geval door de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering dan wel bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering wordt uitbetaald.
Naam vrijwillige belader: Peuterspeelzaal: Datum: Handtekening:
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
142
22. Aandachtspunten voor invalsters Algemeen Binnen onze Stichting werken 32 leidsters verdeeld over 7 speelzalen, als invalster zul je merken dat er een heel aantal zaken overeenkomen met elkaar, maar dat er in de praktische uitvoering van het beleid verschillen zitten. Het is aan te bevelen om, als je op een speelzaal komt, je aan te passen aan de regels en afspraken van de betreffende speelzaal en groep.
Betreffende werkzaamheden op de groep Als invalster probeer je natuurlijk zoveel mogelijk een volwaardig collega te zijn en alle taken die moeten gebeuren op je te nemen. In principe zal de vaste leidster van de groep aangeven hoe de dagindeling eruit ziet en bij welke onderdelen jouw inzet specifiek gewenst is. Natuurlijk ben je het meeste gericht op het welzijn van de kinderen en probeer je in eerste instantie hen een fijne ochtend of middag te verzorgen. De vaste leidster stelt de invalster voor aan de ouders/peuters Indien je voor een langere periode, bijvoorbeeld het zwangerschapsverlof van een medewerker, op een speelzaal invalt, is het wenselijk om aanwezig te zijn bij het teamoverleg en eventuele andere dingen die moeten worden georganiseerd. De administratieve handelingen en bijvoorbeeld de inschrijving en ontvangst van nieuwe ouders kan het beste gedaan worden door de vaste leidster. Betreffende het bijwonen van overleggen Van een invalster wordt niet verwacht dat zij aanwezig is bij het teamoverleg en leidsteroverleg van de speelzaal(en). De knutselavonden of informatieavonden op de speelzalen hoeft een invalster ook niet te bezoeken. Indien je het leuk vindt om op de speelzaal waar je invalt aanwezig te zijn bij een of meerdere van die bijeenkomsten ben je natuurlijk van harte welkom. Betreffende Cursussen/opleidingen Van de invalsters wordt verwacht dat zij aanwezig zijn op de jaarlijkse EHBO-avond en op de avond over tiltechniek. Voor incidentele cursussen krijg je een uitnodiging, en deze kun je facultatief volgen. Betreffende salaris Het uurloon van een invalskracht is een zogenaamd “all-inn” loon. Dit betekent dat vakantiegeld erbij inbegrepen is. Op het eind van de maand wordt meestal het salaris overgemaakt. Het betreft dan de invaluren vanaf de 15de van de maand ervoor tot de 15de van de betreffende maand. De directeur Algemeen registreert de invaluren en zorgt voor de verzending naar de salarisadministrateur, houdt zelf ook altijd je uren nauwkeurig bij, zodat je ze kunt checken. Betreffende het bijwonen van borrels en feestjes Wij vinden het erg fijn als je als invalkracht aanwezig bent bij onze borrels en of feestjes, hierdoor leer je ook de medewerkers van onze stichting langzaamaan kennen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
143
23. Tutorvaardigheden uitgereikt door GIRALIS tijdens cursus 2002
De tutor heeft 2 functies, nl.: Het geven van tutoring aan individuele kinderen of een klein groepje van kinderen. Het ondersteunen van de tutorkinderen tijdens de groepsexploratie bij de projecten. Wat zijn de taken van de tutor: Binnen de groep, groepjes kinderen of individuele kinderen begeleiden in hun leerproces. Observeren van kinderen, wat doen ze, hoe zijn ze bezig. Waaraan hebben ze behoefte. Toetsen van de kinderen. Handelingsplannen kunnen opstellen en uitvoeren. Betrokken zijn bij de uitvoering in de groep. Meewerken in de voorbereiding van de projecten. Het is een pré als de tutor ervaring heeft met het werken met peuters. We onderscheiden de vaardigheden op 3 gebieden nl. de gebieden van adaptief onderwijs: relatie, competentie en autonomie. Relatie: Het creëren van een veilige omgeving. Een goede emotionele ondersteuning (u bent geïnteresseerd en hebt respect voor het kind). Het bieden van structuur, regels en uitleg. Binnen de veilige omgeving van het kind kunnen uitdagen tot verdere activiteit. Responsieve communicatie kunnen voeren. Competentie: Positieve communicatie kunnen voeren met het kind. Zicht hebben op ontwikkelingen van kinderen. Kunnen uitdagen tot vervolgactiviteiten. Kunnen stimuleren tot actief leren. De tutor moet begeleidend zijn en eventueel richting geven. Autonomie: Kunnen observeren van de initiatieven van het kind. Kunnen aansluiten bij de initiatieven van het kind. Het kind de ruimte kunnen geven, als leerkracht wel ondersteunen, maar eventueel op de achtergrond blijven. Stimuleren tot het zelf zoeken van oplossingen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
144
24. Buitengewoon verlof Buitengewoon Betaald Verlof Bij bepaalde familiegebeurtenissen krijgt de medewerker verlof met behoud van salaris. Dit verlof moet zo mogelijk ten minste 24 uur van tevoren aangevraagd worden. Met de vaststelling van deze afspraken, ”of bij verschil van mening”, is telkens de CAO –Welzijn leidend. De werkgever (directeur Algemeen) beslist in geval van onduidelijkheid of verschil van mening. Hierna volgt de tekst van de CAO en de toelichting door de SUP. Tekst CAO : Artikel X.3 Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten, heeft de werknemer recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris op de hieronder genoemde aaneengesloten werkdagen, als en voor zover werkverzuim onvermijdelijk is: Toelichting SUP Het onderdeel “Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten”, betekent dat de werkgever te allen tijde beslist of de werkzaamheden verlof toelaten. Het onderdeel aaneengesloten werkdagen, betekent dat de medewerker bijvoorbeeld bij verhuizing recht heeft op twee dagen verlof, maar wel op aaneengesloten dagen en niet op maandag en donderdag. Als en voor zover werkverzuim onvermijdelijk is, betekent dat de activiteit waarvoor men verlof krijgt ook daadwerkelijk op die dag plaatsvindt. Aard van de gebeurtenis Verhuizing Adoptie van een kind in het buitenland Ondertrouw, of passeren van notariële samenlevingsovereenkomst huwelijk: · van uzelf
Aantal dagen volgens CAO 2 dagen, aaneengesloten 1 dag
3 dagen, aaneengesloten
Toelichting SUP Aparte regeling opgenomen in de Wet arbeid en zorg Indien dit plaatsvindt op de werkdag
kan gesplitst worden wanneer wettelijk en kerkelijk huwelijk op verschillende data plaatsvinden
· van bloed- en aanverwanten in 1 dag de 1e en 2de graad huwelijksjubileum (van uzelf, ouders, schoonouders, pleegouders) 25, 40, 50 en 60 jaar overlijden:
1 dag
op te nemen op de dag waarop het jubileum feestelijk wordt gevierd
· van partner, bloed- en aanverwanten in de 1ste graad
4 dagen, aaneengesloten
men is vrij van de dag van overlijden t/m de dag van de begrafenis; dit kan meer of minder dan 4 dagen zijn
· van bloed- en aanverwanten in de 2de graad 2 dagen,
als regel: de dag van overlijden en de dag van de begrafenis
· van bloed- en aanverwanten in
om de begrafenis bij te wonen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
145
de 3de en 4de graad regeling van begrafenis en/of nalatenschap bij overlijden van bloed- en aanverwanten in de 2de, 3de en 4de graad
1 dag
tot 4 dagen, aaneengesloten
in dit geval kan het verlof waarop aanspraak bestaat wegens overlijden worden aangevuld tot ten hoogste 4 dagen.
Toelichting: Bloed en aanverwanten in de 1ste graad: ouders (stief, pleeg) kinderen(stief en pleeg) Bloed en aanverwanten in de 2de graad: grootouders, broer, zus, kleinkinderen Bloed en aanverwanten in de 3de graad: overgrootouders, oom, tante, neef nicht oomzegger, achterkleinkinderen Bloed en aanverwanten in de 4de graad: betovergrootouders, oudoom, oudtante, neef nicht (in dit geval de kinderen van de oom en tante) en achterneef, achternicht (in dit geval de kinderen van de kinderen van broer of zus) Wat wordt verstaan onder partner: Artikel1.8 CAO De bepalingen van de CAO en de daarvan onderdeel uitmakende uitvoeringsregelingen die van toepassing zijn op de gehuwde werknemer, gelden in gelijke mate voor een werknemer met een geregistreerd partner in de zin van de wet op de partnerregistratie. De werknemer is verplicht, hetzij bij indiensttreding, hetzij bij het ontstaan van een relatie, een door haar en haar relatie ondertekende schriftelijke verklaring aan de werkgever te overleggen, waaruit blijkt dat er sprake is van een geregistreerd partnerschap. De werknemer is verplicht het feit van beëindiging van de relatie binnen een maand schriftelijk aan de werkgever mede te delen. Wat als een goede vriend of kennis trouwt/overlijdt? Hiervoor kan men wel vrij krijgen, maar niet betaald. De medewerker kan aan de collega vragen een dag te ruilen, of een dag tegoed houden. Lukt het niet om dit in het team te regelen, dan kan eventueel onbetaald verlof worden opgenomen. Secundaire arbeidsvoorwaarden, zijn een aanvulling op de CAO bepalingen en gelden alleen voor onze Stichting:
Ziekte van een eigen kind. Evenals in het onderwijs, zal eerst moet worden gekeken of de partner een verlofdag kan opnemen. In uiterste noodzaak is het mogelijk, indien de vervanging is geregeld, om onbetaald verlof op te nemen. Deze dag wordt dan ingehouden op het salaris. Ruilen met een collega heeft de voorkeur. Mee naar afspraken van een eigen kind met tandarts, huisarts, ziekenhuis e.d. Onbetaald verlof, mits vervanging is geregeld, deze dag wordt ingehouden op het salaris. Ruilen met een collega heeft de voorkeur. In noodgevallen kan de leidster, in overleg met coördinator en collega, haar eigen kind meenemen naar de speelzaal. Een kind van een leidster krijgt 50% korting op de ouderbijdrage. In geval van verhuizing/verbouwing van de speelzaal blijft bij voorkeur de speelzaal open en vindt de verhuizing buiten schooltijden plaats. Deze extra uren worden uitbetaald aan de leidsters.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
146
25. Protocol buiten spelen op tropisch warme dagen. Te veel zon is niet goed voor de kinderhuid. Hoe vaker kinderen verbranden, des te groter de kans op huidkanker later. Water en zand weerkaatsen het zonlicht, maar ook in de schaduw is het van belang zonnebrandcrème te gebruiken. Door de peuters in te smeren met anti-zonnebrandmiddel wordt een gedeelte van de uv-straling tegengehouden en zonnebrand vertraagd. Toch krijgen de kinderen dan nog schadelijke uv-straling op de huid. Het is daarom belangrijk dat er ook op de peuterspeelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen goed om wordt gegaan met buitenspelen in de zon. Als ’s morgens vroeg de temperatuur 22ºC aangeeft en het KNMI voorspelt tropische temperaturen, is voorzichtigheid geboden. Enkele afspraken die hiertoe bijdragen: Alle peuterspeelzalen dienen te beschikken over een schaduwplek waar de peuters kunnen spelen. Bomen, een gebouw of parasols kunnen zorgen voor een schaduwplek. Tussen 12.00 en 15.00uur moet de schaduw opgezocht worden. De leidster kunnen door observatie opmerken of de peuters oververhit dreigen te raken, en de peuter(s) naar de schaduwplek halen. Spelen met water kan voor afkoeling zorgen, de leidsters moeten dan wel voor schaduw bij het water zorgen. De natte huid moet steeds afgedroogd worden, want druppels werken als een vergrootglas. Daarna opnieuw insmeren. Spelen in de zandbak: alleen als er een schaduwplek is. Als er niet met water wordt gespeeld letten de leidsters er op dat de peuters hun kleding en schoenen aanhouden. Aan de ouders wordt gevraagd een hoedje of petje mee te geven op zonnige dagen. Doordat kleine kinderen minder haar hebben, lopen ze eerder een zonnesteek op dan een volwassene. De peuterspeelzaal heeft enkele extra petten voor die peuters die er een vergeten zijn. De peuters hebben bij warm weer extra behoefte aan drinken. Geen limonade (ivm wespen), maar een keer extra water (niet te koud dat veroorzaakt buikkrampen). Binnen spelen in een koele ruimte is vaak prettiger dan buiten in de warmte. Geeft het KNMI aan dat het (tropisch) warm en zonnig gaat worden, dan dient er een goede afweging te worden gemaakt: het risico van verbranding is op tropische dagen groter dan het plezier van het buiten spelen. Plan geen intensieve bewegingsactiviteiten. Indien een uitstapje is gepland naar een weinig schaduwrijke omgeving: afzeggen! De symptomen van oververhitting: zeer grote vermoeidheid, duizeligheid, flauwvallen, zweten, kramp.
De klachten worden veroorzaakt door vocht- en zoutverlies bij transpireren of door inspanning in een warme, natte omgeving. Geef het slachtoffer kleine beetjes drinken, bv water of limonade met een theelepel zout per halve liter. Vraag medisch advies bij een arts als de klachten niet overgaan. De belangrijkste verschijnselen van een zonnesteek: Instorting, hoge temperatuur, warme, droge huid, verwarring, soms bewustzijnsverlies.
Handel net als bij iemand die door de hitte is bevangen (Geef het slachtoffer kleine beetjes drinken, bv water of limonade met een theelepel zout per halve liter.) en breng het slachtoffer zo snel mogelijk naar een ziekenhuis voor een infuus. Bronnen: GGD, KWF, kinderopvang 7/8 2005, SPOED.web-log.nl, zappybaby.be, kind&gezondheid. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
147
26.
PVT Reglementen en Overeenkomsten
26 A. Reglement van de werknemersvertegenwoordiging I Begripsbepaling Artikel 1 Dit reglement verstaat onder: Ondernemer: Stichting Udense Peuterspeelzalen. Onderneming: alle peuterspeelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen Wet: Wet op de Ondernemingsraden Bedrijfscommissie: de bedrijfscommissie voor de Welzijnssector.
II Samenstelling en zittingsduur Artikel 2 1. De werknemersvertegenwoordiging bestaat uit tenminste 3 leden die in de onderneming werkzaam zijn. 2. De werknemersvertegenwoordiging kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. 3. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangend voorzitter, vertegenwoordigt de werknemersvertegenwoordiging in rechte. Artikel 3 1. De leden van de werknemersvertegenwoordiging treden om de 2 jaar tegelijk af. 2. De aftredende leden zijn terstond herkiesbaar. III Organisatie verkiezingen en kandidaatstelling Artikel 4 De organisatie van de verkiezing van de leden van de werknemersvertegenwoordiging berust bij de werknemersvertegenwoordiging, die zich kan laten bijstaan door in de onderneming werkzame personen. Artikel 5 Kiesgerechtigd en verkiesbaar tot lid van de werknemersvertegenwoordiging zijn alle in de onderneming werkzame personen. Artikel 6 Uiterlijk 2 weken voor de afloop van de zittingsperiode van de werknemersvertegenwoordiging vindt de verkiezing plaats voor de nieuwe werknemersvertegenwoordiging. De verkiezingsdatum wordt vastgesteld in overleg met de ondernemer. Artikel 7 1. Vanaf 6 weken tot 2 weken voor de verkiezingsdatum kan iedere in de onderneming werkzame persoon zich kandidaat stellen voor de verkiezing tot lid van de werknemersvertegenwoordiging door plaatsing van zijn/haar naam en handtekening op de kandidatenlijst in tegenwoordigheid van de secretaris van de werknemersvertegenwoordiging. 2. Uiterlijk 2 weken voor de verkiezingsdatum maakt de secretaris van de werknemersvertegenwoordiging de kandidatenlijst openbaar. 3. Indien er niet meer dan 3 kandidaten zijn gesteld, vindt geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. 4. IV Verkiezingsprocedure Artikel 8 1. De verkiezing geschiedt bij geheime schriftelijke stemming. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
148
2. Door de werknemersvertegenwoordiging wordt op de verkiezingsdatum aan iedere in de onderneming werkzame persoon een gewaarmerkt stembiljet uitgereikt waarop de kandidaten staan vermeld in alfabetische volgorde. Dadelijk na invulling doet de kiezer het stembiljet in een daartoe bestemde bus. 3. Iedere kiezer kan voor ten hoogste 2 andere in de onderneming werkzame personen een stembiljet invullen, mits hij daartoe door deze personen schriftelijk is gemachtigd. Artikel 9 Iedere kiezer brengt 3 stemmen uit, met dien verstande dat hij/zij op iedere kandidaat slechts één stem kan uitbrengen. Artikel 10 1. Na het einde van de stemming stelt de werknemersvertegenwoordiging het aantal geldige stemmen vast dat op elke kandidaat is uitgebracht. 2. Ongeldig zijn stembiljetten: a) Die niet door de werknemersvertegenwoordiging zijn gewaarmerkt. b) Waaruit niet duidelijk de keuze van de kiezer blijkt c) Waarop niet het vereiste aantal stemmen is uitgebracht. Artikel 11 1. Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien er kandidaten zijn met een gelijk aantal stemmen, beslist het lot. 2. De uitslag van de verkiezing wordt door de werknemersvertegenwoordiging vastgesteld en bekend gemaakt aan de in de onderneming werkzame personen en aan de ondernemer. V Tussentijdse vacatures Artikel 12 1. Bij een tussentijdse vacature in de werknemersvertegenwoordiging wijst de werknemersvertegenwoordiging tot opvolger van het afgetreden lid de kandidaat aan die bij de laatst gehouden verkiezing na de gekozen kandidaten de meeste stemmen kreeg. Bij een gelijk aantal stemmen beslist het lot. 2. Als er geen opvolger is als bedoeld in het eerste lid, wordt in de vacature voorzien door het houden van een tussentijdse verkiezing. Indien en voor zover een vacature ontstaat 9 maanden voordat de reguliere verkiezingen voor de werknemersvertegenwoordiging gepland zijn, behoeft voor de resterende zittingsperiode niet meer in de opvulling van de vacature te worden voorzien. VI Bezwaarregeling Artikel 13 1. Tegen een besluit van de werknemersvertegenwoordiging met betrekking tot de organisatie van de verkiezingen, de kandidaatstelling, de verkiezingsprocedure en de vervulling van tussentijdse vacatures, kan iedere in de onderneming werkzame persoon alsmede de ondernemer binnen een week na de bekendmaking van het besluit bezwaar maken. 2. De werknemersvertegenwoordiging beslist onverwijld op dit bezwaar en treft daarbij zo nodig de noodzakelijke voorzieningen. VII Werkwijze en secretariaat Artikel 14 1. De werknemersvertegenwoordiging komt bijeen op gemotiveerd verzoek van de voorzitter of van 2 leden. 2. De werknemersvertegenwoordiging benoemt een secretaris, die belast is met het opmaken van de agenda, de verslaglegging van de vergadering en overige secretariële taken. 3. Een vergadering van de werknemersvertegenwoordiging kan slechts plaatsvinden als tenminste 2 leden aanwezig zijn. 4. De werknemersvertegenwoordiging beslist bij meerderheid van stemmen. Als bij stemming over personen de stemmen staken, beslist het lot. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
149
5. Nadat het verslag van de vergadering is vastgesteld door de werknemersvertegenwoordiging, maakt de secretaris dit verslag of een samenvatting daarvan bekend aan de in de onderneming werkzame personen alsmede aan de ondernemer. VIII Wijziging van het reglement Artikel 15 1. Dit reglement kan worden gewijzigd en aangevuld bij meerderheidsbesluit van de voltallige werknemersvertegenwoordiging. 2. Alvorens een wijziging of aanvulling vast te stellen, geeft de werknemersvertegenwoordiging de ondernemer de gelegenheid daarover zijn mening kenbaar te maken. 3. Het gewijzigde reglement wordt door de werknemersvertegenwoordiging bekend gemaakt aan de in de onderneming werkzame personen alsmede aan de ondernemer.
26 B. Ondernemingsovereenkomst werknemersvertegenwoordiging Artikel 1 Begripsbepaling Deze overeenkomst verstaat onder: a) Ondernemer: Stichting Udense Peuterspeelzalen b) Bestuurder: Hij die alleen, dan wel tezamen met anderen, in de onderneming rechtstreeks de hoogste zeggenschap uitoefent bij de leiding van de arbeid; c) Werknemersvertegenwoordiging: werknemersvertegenwoordiging van de onderneming als bedoeld in artikel 35c van de wet. d) Wet: de Wet op de ondernemingsraden. Artikel 2 Werkwijze De werknemersvertegenwoordiging kan één of meer deskundigen uitnodigen tot het bijwonen van een vergadering, met het oog op de behandeling van een bepaald onderwerp. Artikel 3 Geheimhouding 1. De leden van de werknemersvertegenwoordiging, alsmede de door hen geraadpleegde deskundigen, zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen, alsmede van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan de ondernemer hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moet begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. Daarbij wordt tevens meegedeeld, welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe lang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. 2. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt voorts niet tegenover hem die door een lid van de werknemersvertegenwoordiging wordt benaderd voor overleg, mits de ondernemer vooraf toestemming heeft gegeven voor het overleg met de betrokken persoon en deze laatste schriftelijk heeft verklaard, dat hij zich ten aanzien van de betrokken aangelegenheid tot geheimhouding verplicht. In dat geval is ten aanzien van de bedoelde persoon het eerste lid van overeenkomstige toepassing. 3. Een weigering de in het vorige lid bedoelde toestemming te verlenen, wordt door de ondernemer met redenen omkleed. 4. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de werknemersvertegenwoordiging, noch door beëindiging van de werkzaamheden van de betrokkene in de onderneming. Artikel 4 Overlegvergadering 1. De werknemersvertegenwoordiging en de ondernemer komen voor overleg bijeen binnen 2 weken nadat, hetzij de werknemersvertegenwoordiging, hetzij de ondernemer daarom onder opgaaf van redenen heeft verzocht. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
150
2. Met betrekking tot het overleg met de ondernemer gelden voor de werknemersvertegenwoordiging de bepalingen over de werkwijze uit het werknemersvertegenwoordiging-reglement. 3. De agenda voor het overleg tussen de ondernemer en de werknemersvertegenwoordiging bevat de onderwerpen die door de ondernemer en/of de werknemersvertegenwoordiging gemotiveerd zijn aangemeld. 4. De overlegvergadering wordt, tenzij de ondernemer en werknemersvertegenwoordiging tezamen een andere regeling treffen, beurtelings geleid door de Bestuurder of degene die hem vervangt en de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de werknemersvertegenwoordiging. 5. De secretaris van de werknemersvertegenwoordiging treedt tevens op als secretaris van de overlegvergadering, tenzij de werknemersvertegenwoordiging en ondernemer daarover andere afspraken maken. 6. Het verslag van de overlegvergadering wordt na goedkeuring door de werknemersvertegenwoordiging en ondernemer verspreid in de onderneming. 7. Het overleg tussen de ondernemer en de werknemersvertegenwoordiging wordt geschorst als de ondernemer of de werknemersvertegenwoordiging ten aanzien van een bepaald onderwerp afzonderlijk beraad wenselijk acht. Artikel 5 Bestuurder 1. De overlegvergaderingen worden door de ondernemer gevoerd door de Bestuurder van de onderneming. Deze kan zich in geval van verhindering of ten aanzien van een bepaald onderwerp laten vervangen door een medebestuurder of door een in de onderneming werkzame persoon, die beschikt over de bevoegdheden om namens de ondernemer overleg te voeren met de werknemersvertegenwoordiging. 2. De Bestuurder of diens vervanger kan zich bij het overleg laten bijstaan door één of meer medebestuurders, de ondernemer of diens vertegenwoordigers, of in de onderneming werkzame personen. Artikel 6 Bespreekrecht In de in artikel 4 bedoelde overlegvergaderingen is de werknemersvertegenwoordiging bevoegd tot het bespreken van alle aangelegenheden, de onderneming betreffend. De werknemersvertegenwoordiging kan over deze aangelegenheden voorstellen doen en standpunten kenbaar maken. Onder de aangelegenheden, de onderneming betreffend is niet begrepen het beleid ten aanzien van, alsmede de uitvoering van een bij of krachtens een wettelijk voorschrift aan de ondernemer opgelegde publiekrechtelijke taak, behoudens voor zover deze uitvoering de werkzaamheden van de in de onderneming werkzame personen betreft. Artikel 7 Adviesprocedures 1. De ondernemer legt het te nemen besluit dat valt onder het adviesrecht van de werknemersvertegenwoordiging, aan de werknemersvertegenwoordiging voor op een zodanig tijdstip dat het advies van de werknemersvertegenwoordiging van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. 2. Bij het vragen van advies wordt aan de werknemersvertegenwoordiging een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben, en van de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen. 3. De werknemersvertegenwoordiging brengt met betrekking tot een voorgenomen besluit als bedoeld in het eerste lid, geen advies uit dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste één maal overleg is gepleegd in een overlegvergadering. 4. Indien na het advies van de werknemersvertegenwoordiging een besluit als in het eerste lid bedoeld wordt genomen, wordt de werknemersvertegenwoordiging door de ondernemer zo spoedig mogelijk van het besluit schriftelijk in kennis gesteld. Indien het advies van de werknemersvertegenwoordiging niet of niet geheel is gevolgd, wordt aan de werknemersvertegenwoordiging tevens meegedeeld, waarom van dat advies ia afgeweken. Voor Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
151
zover de werknemersvertegenwoordiging daarover nog niet heeft geadviseerd, wordt voorts het advies van de werknemersvertegenwoordiging ingewonnen over de uitvoering van het besluit. Artikel 8 Faciliteiten 1. Tijdens de periode dat de werknemer deel uit maakt van de werknemersvertegenwoordiging, is de werknemer vrijgesteld van het bijwonen van het leidsteroverleg bij de ondernemer, dan wel een daarmee vergelijkbaar of in de plaats tredend overleg. 2. Tussen de ondernemer en werknemersvertegenwoordiging worden afspraken gemaakt over de faciliteiten die de werknemersvertegenwoordiging ter beschikking staan bij de uitoefening van haar functie. 3. De ondernemer zorgt ervoor, rekening houdend met het hierover bepaalde in artikel 21 WOR, dat werknemers in de instelling die kandidaat voor of lid van de werknemersvertegenwoordiging zijn respectievelijk geweest zijn, niet op grond van hun (gewezen) kandidaatstelling of (gewezen) lidmaatschap in hun positie binnen de instelling worden benadeeld. Artikel 9 Overige bepalingen Deze overeenkomst kan worden gewijzigd in overleg tussen ondernemer en werknemersvertegenwoordiging. Als overeenstemming als bedoeld in het vorige lid uitblijft, kan er gebruik worden genaakt van de geschillenprocedure uit artikel 36 van de wet. Een exemplaar van de (gewijzigde) overeenkomst wordt toegezonden aan de bedrijfscommissie.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
152
27. Mogelijke taken oudercommissies 1. Ondersteuning bij thema-activiteiten: mee-organiseren van speciale activiteiten/jaargetijden (Kerst, Pasen ,e.d.) uitnodigingen maken versieren van de speelzaal samen met leidsters boodschappen voor feesten/thema-activiteiten assisteren bij activiteiten andere ouders benaderen voor hulp evalueren van de activiteit en verslag ervan maken (1 voor in activiteitenmap kantoor) 2. Boodschappen per 2 maanden ophalen op kantoor 3. Uitwerken maandblaadje 4. Regelen ophalen Oud Papier 5. Buitenruimte bijhouden (tuin, ramen, zandbak en stoep schoonhouden) 6. Signaleren wat er leeft onder de ouders, en doorgeven aan de leidsters 7. Bijbestelling foto’s regelen 8. Organiseren thema-avond 9. Meehelpen op de jaarlijkse poetsavond 10. Stukje schrijven voor het wijkkrantje 11. Ideetjes bedenken voor knutselavond en materialen hiervoor regelen, uitnodiging maken knutselavond 12. Branden cd’s voor verkoop 13. Ondersteunen bij info-avond/-ochtend 14. Actielijst in de gang bijhouden (ouders vullen in aan welke activiteit ze willen deelnemen) 15. Voorknippen knutsels 16. Ouders bellen voor klussen 17. Contact schoolfotograaf 18. Contacten onderhouden basisschool voor koffiezetapparaat en stoelen.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
153
28. Privacyreglement. Dit reglement heeft tot doel: De persoonlijke levenssfeer van ieder van wie de persoonsgegevens worden verwerkt te beschermen tegen misbruik van die gegevens en tegen het verwerken van onjuiste gegevens; 1. 2.
Te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn; De rechten van de medewerkers en ouders te waarborgen.
Doel van de gegevensverwerking: 1. Het kunnen beschikken over rechtmatig verkregen informatie t.b.v. de bedrijfsvoering van de SUP en het adequaat kunnen voldoen aan de vraag gegevens te verstrekken aan personen of instanties 2. De verwerking geschiedt o.a. voor; De behandeling van personeelszaken; Het leidinggeven aan de werkzaamheden van de medewerker; Het vaststellen en doen uitbetalen van salarisaanspraken; Het regelen van aanspraken op uitkeringen i.v.m. de beëindiging van dienstverband; De opleiding van de medewerker; De bedrijfsmedische zorg voor de medewerker; De interne controle en de bedrijfsbeveiliging; De uitvoering van een voor de medewerker geldende arbeidsvoorwaarden; Het verlenen van ontslag; De administratie van de personeelsvereniging (PVT); Het doen uitoefenen van accountantscontrole; Het creëren van een veilige omgeving voor medewerkers en stagiaires.
Categorieën van personen Over de volgende categorieën van de bij de SUP werkzame of werkzaam geweest zijnde personen kunnen gegevens worden verwerkt: 1. 2. 3. 4.
Werknemers met een contract voor (on)bepaalde tijd; Invalsters met een nul-uren contract; Stagiaires; Sollicitanten en oud personeelsleden.
Soorten gegevens: De volgende soorten van medewerkergegevens kunnen worden verwerkt: a) b) c) d) e) f) g) h) i) j)
NAW, titel, geslacht, geboortedatum, telefoonnummer, bank/rekeningnummer BSN-nummer Nationaliteit, geboorteplaats, burgerlijke staat/leefvorm Gegevens opleidingen en cursussen (Voormalige) functies, aard/inhoud/beëindiging dienstverband Gegevens voor administratie aanwezigheid/verlof/ziekte Gegevens i.v.m. arbeidsomstandigheden Gegevens met oog op personeelsbeoordeling en loopbaanbegeleiding Gegevens met oog op salarisberekening, vastleggen en betalen salaris en vergoedingen Gegevens met oog op berekening, vastleggen en betalen belastingen en premies t.b.v. medewerker
Bijzondere persoonsgegevens 1. De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, lidmaatschap vakvereniging is verboden. Ook strafrechtelijke persoonsgegevens en gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag i.v.m. een opgelegd verbod n.a.v. dat gedrag mogen niet verwerkt worden. 2. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands ras te verwerken is niet van toepassing: a)
indien onvermijdelijk voor identificatie
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
154
b) om personen van bep. etnische of culturele minderheidsgroep een bevoorrechte positie toe te kennen c) als alleen geboorteland etc. objectief kan vaststellen dat persoon tot een minderheidsgroep behoort.
De wijze waarop persoonsgegevens worden verkregen: 1. verstrekt door de medewerker bij indiensttreding of sollicitatie voor salaris- en personeelsadministratie 2. verstrekt door ouders door invulling van het inschrijfformulier. Verstrekken van persoonsgegevens aan derden 1. Als dat noodzakelijk is voor: Arbeidsvoorwaarden, Salarisadministratie, Uitkering, Personeelsvereniging, Opleiding, Bedrijfsmedisch, Ontslagvergunning, Accountantscontrole 2. Als gegevens zijn geanonimiseerd 3. Onderzoek voor algemeen belang Rechten medewerker: inzage, verzoek tot correctie, klachten 1. Elke medewerker heeft recht op inzage en herkomst eigen gegevens. 2. Medewerker kan aangeven dat gegevens onjuist /onvolledig / niet ter zake doende zijn of strijdig net dit reglement. Leidinggevende moet dit binnen een maand aanvullen, verbeteren of verwijderen. 3. Bij twijfel aan identiteit kan leidinggevende schriftelijk nadere gegevens vragen. 4. Klachten over privacyreglement kan de medewerker kenbaar maken bij College Bescherming Persoonsgegevens.(070-381 13 00) Toegang tot persoonsgegevens 1. Leidinggevende en secretaris DB hebben toegang tot personeelsgegevens 2. Medewerker peuteradministratie en coördinatoren hebben toegang tot gegevens van de ouders. Verantwoordelijkheid Bestuur en medewerkers van de SUP zijn verantwoordelijk voor de persoonsgegevens. Zij dragen zorg voor de naleving van het reglement, alsmede voor de juistheid van de verzamelde gegevens. Zij dragen ook verantwoordelijkheid ter voorkoming van verlies of onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van de te beschermen gegevens met zich meebrengt. Bewaren, anonimiseren en vernietigen van gegevens 1. De persoonsgegevens worden uit de bestanden verwijderd en vernietigd vijf jaar na beëindiging dienstverband. Financiële gegevens worden na zeven jaar verwijderd en vernietigd. 2. Persoonsgegevens bij een sollicitatieprocedure waarbij geen dienstverband wordt aangegaan, worden uit het bestand verwijderd op verzoek van de betrokkene, uiterlijk vier weken na beëindiging sollicitatieprocedure. Betrokkene kan toestemming geven een jaar de gegevens te bewaren. 3. Persoonsgegevens van een open sollicitatie worden na zes maanden verwijderd, tenzij betrokkene om verlenging van de bewaartermijn verzoekt. Inzage reglement 1. De coördinator zal door middel van algemene kennisgeving het bestaan van dit reglement vermelden. 2. Dit reglement ligt ter inzage voor iedereen, van wie persoonsgegevens verwerkt zouden kunnen worden. Deze is te vinden in het kwaliteitshandboek, op elke peuterspeelzaal aanwezig.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
155
29. Klachtenformulier
Klachtenformulier
Stichting Udense Peuterspeelzalen
Omschrijf uw klacht zo nauwkeurig mogelijk. Anonieme klachten kunnen we helaas niet behandelen.
Klachtenregistratie: Over welke gebeurtenis of welk voorval heeft u een klacht?
Over welke peuterspeelzaal of over welke medewerker(s) heeft u een klacht?
Welke informatie kan verder van belang zijn bij het verhelpen van uw klacht?
Wanneer speelde het voorval zich af?
Hoe wilt u over deze klacht benaderd worden? 0 telefonisch 0 via mail 0 persoonlijk ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Persoonsgegevens: Naam:
Adres: Postcode: Woonplaats: Telefoon: E-mail:
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
156
30. Zorg voor peuters Zorg voor peuters Signaleren Bij zorg voor 2 tot 4 jarigen speelt de peuterspeelzaal een rol als vindplaats. Om ernstige problemen te voorkomen en snel de juiste hulp te kunnen inschakelen moeten problemen op opvoedkundig, gedragsmatig en/of medisch vlak tijdig gesignaleerd worden. Signalen worden door leidsters en tutoren opgevangen door de dagelijkse observaties en door het invullen van de Udense Peuter Ontwikkelingsvolglijst/overdrachtslijst. Leidsters van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Uden hebben een cursus vroegsignaleren, gegeven door de Thuiszorg, gevolgd. Observatielijst De observatielijst wordt ingevuld rond de derde verjaardag en met 3 jaar en 9 maanden. Er volgt een afsluitend gesprek met de ouders/verzorgers en de lijst gaat naar de basisschool. (doorgaande lijn). Ook de GGD geeft een zorgmelding aan de basisscholen als een kind geen voorschoolse voorziening heeft bezocht. Overleg wijkverpleegkundige De jeugdverpleegkundige GGD komt enkele malen per jaar op de peutergroepen. Bij inschrijving geven ouders wel/niet toestemming aan de leidsters om met de jeugdverpleegkundige over de peuter te praten. Iedere peuterspeelzaal heeft één of meerdere jeugdverpleegkundigen als contactpersoon. Zorgstructuur SUP Als leidsters zorgsignalen zien bij peuters zullen zij in eerste instantie het probleem verhelderen door met collega’s hierover te praten. Ook zullen zij met de ouders praten om duidelijk te krijgen hoe de peuter thuis is, of ouders ook zorg hebben over de peuter. Het delen van bezorgdheid is voor ouders ook heel prettig. Samen kan gezocht worden naar een gewenste oplossing. Indien nodig kan er iemand komen observeren (uit eigen organisatie, thuiszorg, MEE). Daarna is weer een gesprek met de ouders/verzorgers. Samen met de directeur Algemeen worden zorgpeuters doorgesproken in het teamoverleg. Zo nodig worden verdere stappen ondernomen/afspraken gemaakt. De jeugdverpleegkundige kan dan worden geïnformeerd over de zorg. Bij vermoedens van kindermishandeling treedt het protocol kindermishandeling/de Meldcode in werking volgens het daar beschreven stappenplan. Leidsters verwijzen naar verschillende instanties: Steunpunt Opvoeding, MEE, logopedie, huisarts. Zorg voor Jeugd In Uden is een zorgadviesstructuur ontwikkeld waarbij de jeugdverpleegkundige GGD een coördinerende rol heeft. Kernpartners zijn de peuterspeelzalen, de kinderdagverblijven, de jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk. Signalen worden zo gedeeld, geanalyseerd en zo nodig worden afspraken gemaakt en interventies uitgezet/doorverwezen. Zorg voor Jeugd gebruikt een digitaal signaleringssysteem en er zijn afspraken over ketencoördinatie en onderlinge werkwijze. Bij meerdere signalen van verschillende professionals over hetzelfde kind, is er een match en wordt de jeugdverpleegkundige de ketencoördinator. Deze is verantwoordelijk voor de organisatie en voortgang van het zorgadviesoverleg en is voorzitter en contactpersoon. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
157
Zorgadviesstructuur ketencoördinatie: 1. zorgadviesoverleg 2. aanvullend onderzoek 3. onderlinge consultatie 4. toeleiding naar zorg en zorgcoördinatie 5. onderlinge deskundigheidsbevordering Taken en verantwoordelijkheden Alle partners zijn verantwoordelijk voor deelname, bijdrage aan agenda/handelingsplan/evaluatie, verslaglegging, nakomen afspraken, beschikbaarheid voor consultatie, meewerken aan aanvullend onderzoek en deskundigheidsbevordering geven/vragen.
Stappenplan bij zorg: Signaleren >> Verhelderen >> Met de ouders in gesprek (>aanpak) >> Observeren >> Gesprek met ouders >> Zonodig informeren van jeugdverpleegkundige
Stappenplan vermoedens Kindermishandeling: volgens de meldcode.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
158
31. Handelingsprotocol bij grensoverschrijdend gedrag Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Ongewenst bezoek in en om de peuterspeelzaal, tijdens openingstijden 3. Verbale agressie 4. Seksuele intimidatie 5. Fysieke agressie 1. Inleiding Een peuterspeelzaal is bedoeld als veilige omgeving voor peuters, medewerkers en ouders/verzorgers. Toch kunnen we te maken krijgen met grensoverschrijdend gedrag. Om in dergelijke situaties verstandig, eenduidig en consequent te kunnen handelen, is dit handelingsprotocol opgesteld. Het protocol bevat afspraken en handreikingen ten aanzien van het omgaan met grensoverschrijdend gedrag. Het protocol geeft tevens aan welke stappen kunnen worden gezet bij het afhandelen van grensoverschrijdend gedrag. Het protocol is opgesteld met betrekking tot de volgende gedragingen: ongewenst bezoek in en rond de peuterspeelzaal; verbale agressie; seksuele intimidatie; fysieke agressie en intimidatie. Per onderwerp wordt eerst een algemene en een juridische definitie beschreven, gevolgd door een toelichting. Daarna wordt vermeld welke maatregelen de stichting kan nemen, wat de politie kan doen en welke hulpmogelijkheden er zijn. Het betreft hier slechts algemene uitgangspunten waarvan in bijzondere gevallen kan worden afgeweken. Partijen handelen conform de voor hen geldende wettelijke bepalingen en richtlijnen. Stappenplan Peuterspeelzalen Afhankelijk van de situatie wordt door de medewerkers een keuze gemaakt welke stap gezet wordt. Een situatie kan namelijk dermate ernstig zijn dat men direct overgaat tot inschakelen van politie d.m.v. de wijkagent. Door de politie zal worden gehandeld volgens de geldende prioritering van de politie. NB: de stichting kan ook aangifte doen bij kennisname van een strafbaar feit. Het slachtoffer wordt dan alsnog door de politie als getuige gehoord. De stappen zijn: 1. Inschatting van de situatie; 2. Gesprek met persoon die grensoverschrijdend gedrag vertoonde, de coördinator en de medewerker van de betreffende peuterspeelzaal; 3. De directeur Algemeen licht de andere teamleden in over het incident en spreekt een extra teamoverleg af. 4. Gesprek met andere ouders / verzorgers van de groep door directeur Algemeen en een medewerker van de groep; 5. De directeur Algemeen meldt het incident aan het Dagelijks Bestuur. De te nemen stappen en maatregelen worden door het Dagelijks Bestuur en de coördinatoren besproken; Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
159
6. Uitvoering van de afgesproken stappen/maatregelen; 7. Het incident, de gesprekken en maatregelen wordt schriftelijk vastgelegd; 8. Melding of aangifte bij de politie; 9. Evaluatie en mogelijk bijstelling handelingsprotocol en regels. 1. Inschatting van de situatie De situatie wordt ingeschat aan de hand van de volgende vragen: Wat is de ernst van het grensoverschrijdend gedrag? Bij ernstige situatie meteen de politie inschakelen! Moet de directeur Algemeen direct ingeschakeld worden? Dient ook de politie in kennis te worden gesteld, is er sprake van wet overtredend gedrag? Dient de politiecontactfunctionaris op de hoogte te worden gesteld of om advies worden gevraagd? Consultatie andere hulpverlenende instellingen? Afhankelijk van de uitkomsten van deze stap wordt overgegaan op stap 2 of direct naar een van de andere stappen. 2. Gesprek met persoon die grensoverschrijdend gedrag vertoonde, de directeur Algemeen en de medewerker van de betreffende peuterspeelzaal; Doel van het gesprek: helder krijgen van het incident; voorkomen van spanningen en eventuele escalaties; afspraken maken over gedrag binnen de peuterspeelzaal en huisregels duidelijk maken aangeven dat melding wordt gedaan bij de politie; vervolgstappen bespreken. 3. De directeur Algemeen licht de andere teamleden in over het incident en spreekt een extra teamoverleg af. 4. Gesprek met andere ouders / verzorgers van de groep; Ouders die aanwezig waren bij het incident worden op de hoogte gesteld van het gebeurde en de eventuele maatregelen die genomen zijn. 5. Het incident, de stappen en maatregelen worden met het Dagelijks Bestuur en de coördinatoren besproken. 6. Uitvoering van de afgesproken stappen/maatregelen. 7. Het incident, de gesprekken en maatregelen wordt schriftelijk vastgelegd. 8. Melding of aangifte bij de politie. 9. Evaluatie en mogelijk bijstelling handelingsprotocol en regels.
2. Ongewenst bezoek in en om de peuterspeelzaal, tijdens openingstijden Bij ongewenst bezoek kan bijvoorbeeld gedacht worden aan personen in of rond de peuterspeelzaal: - die geen ouderlijk gezag hebben en toch hun kind mee willen nemen van de peuterspeelzaal; - die komen om iemand te intimideren/mishandelen, bijvoorbeeld ouders die verhaal komen halen; - met criminele activiteiten. Bovenstaande wordt als bedreigend of erg onprettig ervaren. Zeker als daadwerkelijk sprake is van bedreigingen of als er fysiek of verbaal geweld wordt gebruikt heeft dit een negatief effect op het veiligheidsgevoel in en rond de peuterspeelzaal. Wanneer de persoon in kwestie ondanks deze waarschuwing toch terugkomt, dan heeft elke burger in Nederland het recht om een verdachte op heterdaad aan te houden. De stichting kan dit recht dus gebruiken om personen aan te spreken als zij ondanks waarschuwingen toch zonder toestemming de peuterspeelzaal of de speelplaats betreden. Hetzelfde geldt in geval van lokaalvredebreuk. De politie Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
160
adviseert in dit geval de persoon ‘aan de praat te houden’ i.p.v. ‘aan te houden’. Juridische definitie Zich bevinden op verboden grond (artikel 461 WvS) - Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op eens anders grond waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevindt of daar vee laat lopen, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.
Lokaalvredebreuk (artikel 139 WvS) - Hij die in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringt, of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. - Hij die zich de toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum, of die zonder voorkennis van de bevoegde ambtenaar en anders dan ten gevolge van vergissing binnengekomen, aldaar wordt aangetroffen in de voor de nachtrust bestemde tijd, wordt geacht te zijn binnengedrongen. - Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie. - De in het eerste en derde lid bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
Maatregelen peuterspeelzaal Stappenplan, zie hierboven, treedt in werking.
Indien er sprake is van een situatie die de medewerker zelf afhandelt: - Mensen die rond de school lopen en daar niets te zoeken hebben wegsturen en een waarschuwing geven. De tekst van deze waarschuwing moet zijn: ‘ Ik vorder u te vertrekken, anders bel ik de politie”. Deze vordering nog eens herhalen, dan de politie bellen. Als de politie komt kunnen zij de persoon meteen aanhouden, want er zijn al 2 waarschuwingen gegeven. - Het bestuur kan, wanneer de problemen aanhouden, als tweede stap een schriftelijk toegangsverbod uitreiken. Indien er sprake is van betreding gebouw of terrein ondanks toegangsverbod: - De medewerker kan dan betreffende persoon aan de praat houden (zorg voor getuigen) en een collega kan de politie bellen. - Bij herhaling of toename (kwalitatief en/of kwantitatief) van de problematiek kan de medewerker de politie bellen.
3. Verbale agressie Onder verbale agressie wordt verstaan het verbaal of schriftelijk bedreigen, discrimineren, intimideren, ernstig beledigen of uitschelden van een persoon. Verbale agressie is heel moeilijk bewijsbaar. Anderen, die het gehoord hebben, kunnen in dit geval een getuigenverklaring afleggen. We kunnen een onderscheid maken in verbale agressie, nl. ernstige belediging en discriminatie. Afhankelijk hiervan wordt de ernst van de situatie bepaald. De politiecontactpersoon kan voor advies worden benaderd. Gaat het verbaal geweld wel gepaard met enige feitelijkheid die de bedreiging of intimidatie kracht bijzet, dan zal ook de politie moeten Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
161
worden gewaarschuwd. Dit geldt ook als er sprake is van herhaling of structureel karakter. Juridische definitie Smaad en laster (art. 261 WvS) - Opzettelijk iemands eer of goede naam aanranden door tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, ook schriftelijk (smaadschrift) indien verspreid of openlijk tentoongesteld. Eenvoudige belediging (art. 266 WvS) - Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt hetzij in het openbaar mondeling, bij geschrift of afbeelding aangedaan, hetzij in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding aangedaan.
Bedreiging met (art. 285 WvS): - openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen of goederen - enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht - verkrachting - feitelijke aanranding van de eerbaarheid - enig misdrijf tegen het leven gericht - gijzeling - mishandeling - brandstichting Intimidatie (art. 284 WvS) - Een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander, hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. - Een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Discriminatie (art.137c t/m f WvS) - Het opzettelijk uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, godsdienst of seksuele geaardheid, ook schriftelijk. Maatregelen peuterspeelzaal Stappenplan, zie hierboven, treedt in werking. 4. Seksuele intimidatie Hiervan is sprake indien iemand wordt geconfronteerd met ongewenste seksueel getinte aandacht in de vorm van verbaal, fysiek of non-verbaal gedrag dat door degene die hiermee geconfronteerd wordt als onaangenaam wordt ervaren. Het gaat hierbij om gedrag dat plaatsvindt binnen of in samenhang met de peuterspeelzaalsituatie en kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Wanneer er sprake is van seksueel misbruik door een medewerker van de peuterspeelzaal gaat het om een zedenmisdrijf. Bij een zedenmisdrijf geldt een aangifte- en meldplicht. Deze wettelijke aangifte- en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van kinderen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. De Stichting Udense Peuterspeelzalen is verplicht een veilige omgeving te creëren voor peuters en medewerkers. De seksuele intimidatie is vaak een kwestie van machtsverschil tussen kind en volwassene en tussen mannen en vrouwen. Het ondergaan van seksuele intimidatie heeft vaak nadelige gevolgen voor betrokkene. Seksuele intimidatie kan een heel scala van fysieke handelingen omvatten zoals: knuffelen, zoenen, op schoot nemen, handtastelijkheden, weg versperren, tegenaan gaan staan, moedwillig botsen. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
162
Seksuele intimidatie kan zich echter ook in verbale vorm manifesteren zoals: iemand op een bepaalde manier aanspreken, seksueel getinte opmerkingen, dubbelzinnigheden, seksueel getinte grappen, schuine moppen, stoere verhalen rond seksuele prestaties, opmerkingen over uiterlijk en kleding, vragen naar seksuele ervaringen, uitnodigingen met bijbedoelingen, afspraakjes willen maken, uitnodiging tot seksueel contact, bedreigingen. Tevens kan de intimidatie ook in de vorm van non-verbaal gedrag geuit worden zoals: staren, gluren, lonken, knipogen, in kleding gluren, seksueel getinte cadeautjes. Alleen degene die last heeft van seksuele intimidatie kan een klacht indienen, al dan niet met hulp van de directeur Algemeen of via de vertrouwenspersoon bij de klachtencommissie of het bevoegd gezag. Meldplicht seksueel misbruik en seksuele intimidatie Wanneer een medewerker seksueel misbruik pleegt jegens een peuter of als hiervan vermoedens bestaan, zal de directeur Algemeen het bestuur inlichten. Als na overleg blijkt dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat dit misbruik heeft plaatsgevonden, dan dient het bestuur daarvan onmiddellijk aangifte te doen. Medewerkers zijn wettelijk verplicht de directeur Algemeen/het bestuur direct te informeren wanneer zij op de hoogte zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie van een kind of medewerker. Maatregelen peuterspeelzaal Zie - klachtenregelement. bijlage 11 Kwaliteitshandboek - protocol sexuele intimidatie, agressie en geweld, bijlage 20 Kwaliteitshandboek 5. Fysieke agressie Onder fysieke agressie wordt verstaan het uitoefenen van enig feitelijk geweld op het lichaam van een ander of enig goed. Afgezien van fysieke gevolgen (pijn/letsel) en aantasting van persoonlijke vrijheden komt een slachtoffer vrijwel zeker onder zware psychische druk te staan. Deze vorm van agressie kan dan ook nooit getolereerd worden. Zeker niet in het bijzijn van de peuters op de peuterspeelzaal. Juridische definitie Eenvoudige mishandeling (art. 300 WvS) - Opzettelijk pijn of letsel veroorzaken (onder opzet valt ook het mogelijkheidsbewustzijn) . Onder pijn wordt mede verstaan een min of meer hevig onaangename lichamelijke gewaarwording (bijv. een flinke klap). Aan mishandeling wordt opzettelijke benadeling van de gezondheid gelijkgesteld (bijv. opzettelijk bedorven etenswaren verstrekken). Zware mishandeling (art. 302 WvS) Idem, met voorbedachte rade (art. 303 WvS) - Het opzettelijk (mogelijkheidsbewustzijn), al dan niet met voorbedachte rade, toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De opzet is gericht op het toebrengen van zwaar letsel (bijv. botbreuken). Vechterij (art. 306 WvS) - Het opzettelijk deelnemen aan een aanval (initiatief gaat uit van partij) of vechterij (initiatief gaat uit van beide of nog meer partijen) waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld (minstens 3). Openlijke geweldpleging (art. 141 WvS) - Er wordt geweld gepleegd door meer mensen tezamen tegen personen of goederen. Er moeten minimaal twee daders zijn die gezamenlijk (verenigd) het geweld uitoefenen. Bovendien moet het geweld openlijk, onverholen en niet heimelijk zijn, dus plaatsvinden op een plaats waar publiek aanwezig is dan wel doorgaans aanwezig is. Maatregelen peuterspeelzaal Stappenplan, zie hierboven, treedt in werking. Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
163
32. Huisregels Algemeen Ouders/verzorgers of anderen namens hen, dienen telefonisch bereikbaar te zijn als hun kind op de peuterspeelzaal is. Als uw persoonlijke gegevens bijv., adres of telefoon nummer zijn veranderd, wilt u dit dan zo snel mogelijk aan ons door geven. Bij voorkeur wordt op het terrein van de peuterspeelzaal Nederlands gesproken. Er mag niet gerookt worden in het gebouw of op de speelplaats. Deuren en hekken dienen altijd goed gesloten te zijn. Huisdieren zijn niet toegestaan op de speelplaats of in het pand. Brengen en halen Openingstijden: 9.00-11.30 uur en 13.15-15.45 uur. Op woensdagmiddag en vrijdags voor vakanties van 12.15 tot 14.45 uur. (uitzondering ’t Rupsje en Pippeloentje) Op deze tijden verlenen de leidsters de toegang tot de peuterspeelzaal. Ouders dienen zich te houden aan de breng- en haaltijden. Tijdens het inloopkwartier (bij het brengen van de peuters) kunt u bv even met uw peuter een puzzel maken. Daarna starten de leidsters met het programma. De leidster moet op de hoogte zijn wie uw kind komt ophalen. Wanneer een peuter door iemand anders dan de ouders/verzorgers gehaald wordt, moet dit doorgegeven worden. Wanneer een kind mee naar huis gaat moet de ouder het kind altijd even bij de groepsleiding afmelden. Ziekte Afmelden bij ziekte van de peuter. Een ziek kind hoort thuis. Als uw kind ziek wordt op de peuterspeelzaal, wordt u gebeld om uw kind op te komen halen. Kleding en meegenomen spulletjes Laat de peuters makkelijk wasbare speelkleding dragen. Voorzie de jas van uw peuter van naam en achternaam. Geen kleding met koordjes, i.v.m. verstikkingsgevaar. Wij zijn niet verantwoordelijk voor zoekraken of beschadiging van kleding of andere meegebrachte eigendommen. Traktaties Bij verjaardagen vragen wij u dringend geen snoep te trakteren. Over andere traktaties kunt u overleggen met de leidsters. Gedragscode Discriminatie, agressie en (seksuele) intimidatie door medewerkers, kinderen, ouders en bezoekers worden binnen onze organisatie niet geaccepteerd. Komt dit voor, dan melden we dit bij de politie/wijkagent. Verantwoordelijkheid Zolang de ouders/verzorgers op de peuterspeelzaal aanwezig zijn, zijn zij zelf verantwoordelijk voor hun eigen kind en eventueel meegenomen broertjes, zusjes en vrienden/vriendinnetjes. De verantwoordelijkheid voor het kind wordt overgedragen van de ouders/verzorgers aan de peuterspeelzaal op het moment dat de ouder de groepsruimte van de peuterspeelzaal verlaat. De peuter valt weer onder de verantwoordelijkheid van de ouders op het moment dat de leidsters de toegang verschaffen tot de peuterspeelzaal. De stichting aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de medische verzorging van een peuter.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
164
33. Verstrekken geneesmiddelen op verzoek Kinderen krijgen soms geneesmiddelen of andere middelen (bijvoorbeeld zelfzorgmiddelen) voorgeschreven die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook gedurende de tijd dat zij op de peuterspeelzaal verblijven. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld pufjes, antibiotica of zetpillen bij o.a. epilepsie. Ouders vragen de peuterleidster deze middelen aan hun kind te geven. In deze situatie hebben de ouders toestemming vooraf gegeven. Het is belangrijk deze toestemming schriftelijk vast te leggen. Meestal gaat het namelijk niet om eenvoudige middelen, maar ook om middelen die, bij onjuist gebruik, tot schade van de gezondheid van de peuter kunnen leiden. Daarom is het belangrijk om schriftelijk vast te leggen: - om welk geneesmiddel het gaat - hoe vaak het moet worden gegeven - in welke hoeveelheden - op welke manier de geneesmiddelen gebruikt moeten worden - de periode waarin de geneesmiddelen moeten worden verstrekt - de wijze van bewaren en opbergen - de wijze van controle op de vervaldatum Al deze gegevens worden verwerkt in het “ Overeenkomst toedienen zelfzorgmiddelen”, dat opgesteld en ondertekend wordt door de Directeur Kwaliteit en Beleid van de SUP, samen met de ouders van de betreffende peuter. Door het zorgvuldig vastleggen van gegevens wordt duidelijk wat ouders van de peuterspeelzaalleiding mogen verwachten en omgekeerd. Wanneer het gaat om het verstrekken van geneesmiddelen gedurende een lange periode zal de beroepskracht regelmatig met de ouders overleggen over de ziekte en het daarbij behorende geneesmiddelgebruik op de peuterspeelzaal. Een goed moment om te overleggen is wanneer ouders een nieuwe voorraad geneesmiddelen komen brengen en/of als er een nieuw geneesmiddel voorgeschreven is. De beroepskracht zal dan onder andere ter sprake brengen: - Reactie van de peuter op de medicijnen - Reactietijd - Hoe verloopt het toedienen? - Moeten er zaken veranderen? Naast dit reguliere overleg wordt er bij elke toediening van een medicijn een aftekenlijst bijgehouden waarop de datum van toediening en een paraaf van de beroepskracht wordt genoteerd. Indien mogelijk zal een tweede leidster (collegiaal) controleren of het juiste medicijn wordt toegediend. Bij elke toediening zal de houdbaarheidsdatum van het medicijn door de beroepskracht worden gecontroleerd. Wanneer zich de situatie voordoet dat een kind niet goed reageert op een geneesmiddel of als er onverhoopt toch een fout gemaakt wordt bij de toediening van een geneesmiddel, worden direct de ouders en/of de huisarts (of specialist) ingelicht. In alle gevallen blijft gelden dat de ouders eindverantwoordelijk blijven over hun kind. Bij een ernstige situatie zal direct het landelijke alarmnummer 112 worden gebeld. Daarbij wordt er door de beroepskracht gezorgd voor het bij de hand hebben van alle relevante informatie zoals: naam, geboortedatum, adres, huisarts (of specialist), het geneesmiddel dat is toegediend en welke reacties het kind vertoont. Er wordt eventueel ook verteld welke fout er mogelijk is gemaakt. Uiteraard kan niet elk medicijn door een niet daartoe gekwalificeerde beroepskracht mag worden toegediend (bijv. injecties). In de wet BIG is dat geregeld. Altijd geldt: Als een beroepskracht zich, ondanks instructie, niet voldoende capabel acht om een Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
165
bepaald medicijn toe te dienen, zal dit ook niet gebeuren. Pas wanneer alle partijen (ouders, beroepskracht en coördinator) positief hebben gereageerd kan een peuter, waarbij het noodzakelijk is dat medicijnen worden toegediend, worden geplaatst.
OVEREENKOMST TOEDIENEN ZELFZORGMIDDELEN 1. Hierbij geeft (naam ouder/verzorger): ………………………….…………….…………………… ouder/verzorger van (naam kind): ……………………………………………………………………..…………………………… toestemming om zijn/haar kind tijdens het verblijf op Peuterspeelzaal (naam) …………….…………………. het hierna genoemde geneesmiddel toe te dienen bij het hierboven genoemde kind. Het geneesmiddel wordt toegediend conform het doktersvoorschrift – zie etiket verpakking -, dan wel conform het verzoek van de ouders/verzorgers (zelfzorgmedicatie). 2. Naam geneesmiddel: ………………………………………………………………………………………...………………………. 3. Het geneesmiddel wordt verstrekt op voorschrift van: О Naam en telefoonnummer behandelend aarts:…………………………………….………………… О Naam en telefoonnummer apotheek: ……………………………………………………….……… О Op aanwijzing van ouders/verzorgers zelf 4. Beschrijving van de ziekte/aandoening waarvoor de toediening van het geneesmiddel nodig is: ……………………………………………………………………………………………………………..…… 5. Het geneesmiddel dient te worden verstrekt van (begindatum): ……………………….…………………………………tot (einddatum): …………………………………… 6. Dosering: ………………………………………………………………………………….…………… 7. Tijdstip:………………………………………………………………………… 8. Bijzondere aanwijzingen (bijv. tijdstip, voor/na drinken, zittend, op schoot liggend, staand, etc.): ………………………………………………………………………………………………………………… 9. Het geneesmiddel zal worden toegediend door (naam leidster): ………………………….……… 10. Het geneesmiddel dient bewaard te worden op de volgende plaats: …………………………..……………... Hierbij dient opgemerkt te worden dat er bij voorkeur geen voorraad medicijnen op de peuterspeelzaal aanwezig is. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om voor het desbetreffende dagdeel de beroepskracht van de nodige medicatie te voorzien. 11. Het geneesmiddel is houdbaar tot en met (houdbaarheidsdatum): ………………..…………………………….. 12. Evaluatiedatum: …………………………………………………………………………………………….…………………… Ondertekening en datum
AFTEKENLIJST TOEGEDIENDE MEDICIJNEN Naam peuter : Toe te dienen medicijn : Datum toediening: Paraaf beroepskracht : Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
166
34. protocol medische handelingen PROTOCOL MEDISCHE HANDELINGEN 1.Achtergrond 1.1 Dit protocol betreft ………….…………, geboortedatum……………………. Dochter/zoon van …………………………………………………(naam en adres). …………………… is peuter op peuterspeelzaal ……………………………. van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. 1.2 Reden medische handeling: 1.3 Als ………………………………………………………………………………. (oorzaak voor medische handeling omschrijven), moet er direct handelend opgetreden worden. Deze noodsituatie kan verholpen worden door de volgende medische handeling: ………………………………………………………………………………………………………………… 1.4 De regelingen zoals hieronder zijn opgenomen zijn bedoeld ter ondersteuning van …………………………………...(naam peuter), de ouders en de peuterspeelzaal om de peuter, met de minst mogelijke verstoring, zich te laten ontwikkelen, maar ook om de benodigde (medische) vereiste middelen voor haar vast te leggen. 2. Details 2.1 De directeur Kwaliteit en Beleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen zal zorgdragen voor het inlichten van de leidsters over de aandoening van ……………………………….. en de regelingen die dit document bevat. De leidsters zullen op hun beurt de invalkrachten en de stagiaires van peuterspeelzaal ……………………… informeren. Wanneer gewijzigde omstandigheden dat vereisen zal de coördinator de leidsters periodiek inlichten over de wijzigingen. (eventueel toevoegen:) Indien en voor zover door omstandigheden de peuterspeelzaal bezet wordt door twee invalkrachten en geen van de vaste leidsters aanwezig is, houden de ouders ………………… thuis en bezoekt …………………………… dus niet de peuterspeelzaal. 2.2 Wijzigingen in de aandoening van ……………………………………….… zullen worden doorgegeven aan de coördinator en de leidsters. 2.3 Peuterspeelzaal ………………………………………………… beheert, onder de juiste omstandigheden, de eerste hulp medicatie, duidelijk gemarkeerd voor gebruik door de leidsters of gekwalificeerd personeel. Op deze medicatie is de expiratiedatum duidelijk gemarkeerd terwijl de medicatie tevens duidelijk voorzien is van de naam voor wie de medicatie bedoeld is. De ouders dragen er zorg voor dat peuterspeelzaal …………………………………………….. de hiervoor bedoelde medicatie op de juiste wijze kan beheren. 2.4 De medicatie zal bewaard worden in een daartoe aangewezen en aangeduide plaats in het lokaal van Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
167
peuterspeelzaal………………………. De ouders accepteren de verantwoordelijkheid voor de geldigheidsduur van de medicatie en zullen zorgdragen voor vervanging vóór afloop van de expiratiedatum. 3. Reactie 3.1 In het geval dat …………………………….. op de peuterspeelzaal enige fysieke symptomen vertoont, waarvoor geen duidelijk alternatieve verklaring is, zullen de leidsters onmiddellijk deze situatie overleggen met de ouders. 3.2 Wanneer de leidsters vaststellen dat de situatie reden voor bezorgdheid geeft, zullen zij de volgende procedure volgen: 3.3. De toediening van dit medicijn is veilig voor ………………………….. Zelfs wanneer het gegeven is bij een onjuiste diagnose, zal het geen schade toebrengen.(Per medicatie nagaan!) 3.4 Na het incident zal zo nodig een evaluatiegesprek plaatsvinden tussen de betrokken leidsters, coördinator en ouders. 3.5 De ouders zullen de medicijnen vervangen. 4. Overdracht medische vaardigheden 4.1 De leidsters van peuterspeelzaal ……………..……………………… hebben instructie en training gehad van ………………………………….. in het toedienen van de medicijnen van ………………………….. 4.2 De leidsters hebben geoefend met de toediening van het medicijn. De ouders van ………………………… hebben aan de leidsters in detail de medische situatie van ………………………….mondeling toegelicht, de symptomen van de mogelijke reactie en de stappen en manieren voor de toediening van de medicijnen. 5. Vrijwaring 5.1 De ouders van …………………………….. vrijwaren de Stichting Udense Peuterspeelzalen en de bij haar in dienst zijnde werkneemsters, invalkrachten en stagiaires voor iedere aansprakelijkheid, verband houdende met het niet, niet tijdig of onjuist toedienen van de voor ……………………………. bestemde medicijnen tijdens of in verband met het bezoek van ……………………………. aan de peuterspeelzaal. Deze vrijwaring geldt niet indien ten gevolge van grove schuld of opzet door de Stichting Udense Peuterspeelzalen of een van de bij haar in dienst zijnde werkneemsters, invalkrachten of stagiaires, schade is berokkend aan de gezondheid van …………………………………………... 5.2 Het bevoegd gezag van de Stichting Udense Peuterspeelzalen levert een personele vrijwaring voor de leidsters die conform de in dit protocol voorgeschreven wijze, medicijnen toedienen aan een kind op de peuterspeelzaal. 5.3 De Stichting Udense Peuterspeelzalen vrijwaart werknemers, invalkrachten en stagiaires tegen claims voor vermeende nalatigheid, vooropgesteld dat zij handelen binnen het bereik van hun beroep; van adequate training en instructie zijn voorzien en zij die instructie opvolgen. Het toedienen van Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
168
medicijnen valt binnen deze vrijwaringsclausule. Deze vrijwaring dekt ook de consequenties die zouden kunnen ontstaan wanneer een onjuiste doses door onachtzaamheid is gegeven of wanneer de toediening achterwege is gebleven. In de praktijk betekent vrijwaring dat het bevoegd gezag van de Stichting Udense Peuterspeelzalen en niet de medewerker de schadekosten zal betalen indien een claim voor vermeende nalatigheid wordt ingediend en vervolgens toegewezen zou worden. 6. Overeenkomst en conclusie 6.1 Een kopie van dit document zal beschikbaar zijn bij de directeur Kwaliteit en Beleid, leidsters en bij de ouders. Eventueel zal een kopie gezonden worden naar de GGD, thuiszorg en huisarts. Elke noodzakelijke revisie van dit document zal tussen de directeur Kwaliteit en Beleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen en de ouders besproken worden. Volgens afspraak zullen periodiek wijzigingen gedocumenteerd en verspreid worden. Overeengekomen en getekend, het bevoegd gezag van de Stichting Udense Peuterspeelzalen (voorzitter) ……………………………….
Datum:………………………..
(secretaris) …………………………………….
Datum:…………………………….
En: Ouders van ………………………………………………… ………………………………….
Datum:………………………….
Kwaliteitshandboek
………………………………….
Datum:…………………………
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
169
35. Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bestemd voor alle beroepskrachten werkzaam in de branche kinderopvang Branche Kinderopvang: kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaalwerk en gastouderopvang.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
versie 11.
170
Colofon Uitgever:
Brancheorganisatie Kinderopvang
Redactie:
Wendy Tazelaar JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda Postbus 540, 2800 AM Gouda www.jso.nl Carola Bodenstaff Brancheorganisatie Kinderopvang Zwartewoud 2, 3524 SJ Utrecht Postbus 3332, 3502 GH Utrecht www.kinderopvang.nl
Datum uitgave:
Eerste druk, december 2011
Deze meldcode voor de kinderopvang is gebaseerd op de basis meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, januari 2010 en ontwikkeld in opdracht van Brancheorganisatie Kinderopvang. In samenwerking met BOinK, Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang, MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland.
Copyright © 2011 Brancheorganisatie Kinderopvang Deze informatie mag met bronvermelding worden gebruikt.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
2
Inhoudsopgave Een woord vooraf......................................................................................................................................... 4 Inleiding......................................................................................................................................................... 5 Definities ....................................................................................................................................................... 6 Overeenkomst ter gebruik van de meldcode ........................................................................................ 8 I. Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling ............................................... 10 Stap 1: In kaart brengen van signalen ...........................................................................................11 Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)................................................................................................. 12 Stap 3: Gesprek met de ouder......................................................................................................... 14 Stap 4: Weeg aard en ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling .................15 Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden ................................................................... 16 II. Route bij signalen van mishandeling door een beroepskracht ................................................. 19 Stap 1: Signaleren .............................................................................................................................. 20 Stap 2: Melding doen van vermoeden van kindermishandeling door een beroepskracht binnen de kinderopvangorganisatie ................................................................................. 21 Stap 3: Beoordelen signaal .............................................................................................................. 22 Stap 4: Maatregelen nemen ............................................................................................................. 23 Stap 5: Handelen naar aanleiding van het onderzoek............................................................... 25 Stap 6: Nazorg bieden en evalueren .............................................................................................. 26 III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling 27 Stap 1: Stap 2: Stap 3: Stap 4: Stap 5: Stap 6:
In kaart brengen van signalen .......................................................................................... 28 Melden van het gedrag........................................................................................................ 29 Beoordelen ernst van het gedrag...................................................................................... 30 Maatregelen nemen ..............................................................................................................31 Handelen............................................................................................... ................................. 32 Nazorg bieden en evalueren ...............................................................................................33
IV. Verantwoordelijkheden in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat ......................................................................................................................................... 34 V. Sociale kaart ........................................................................................................................................ 36 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 Informatie over Bureau Jeugdzorg en het Advies & Meldpunt Kindermishandeling (AMK)....38 2 Signalenlijst kindermishandeling 0-4 jarigen…………………….……………………………..…39 3 Observatieformulier…………………………………………………………………………………………..42 4Gesprekspunten overleggroep……………………………………………………………………………….43 5 Aandachtspunten voor gesprek verzorgers………………………………………………………………44 6 aandachtspunten contact allochtone gezinnen…………………………………….…………………..46 7 aandachtspunten gesprek jonge kind…………………………………………………………………….47 8 omgaan met privacy…………………………………………………………………………………………..48 9 meldrecht, meldplicht, zorgplicht……………………………………………………………………….…49
Bijlagen 1 t/m 9 zijn overgenomen uit het voorbeeldprotocol dat tot stand is gekomen in samenwerking met de MOgroep, de Branchevereniging voor Ondernemers in de Kinderopvang en het Landelijk Platform Peuterspeelzaalwerk. Dit protocol gaat in op de aanpak van kindermishandeling en is afgeleid van het Protocol 'Vermoeden kindermishandeling' van JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding, Preventie Kindermishandeling Haaglanden.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
3
Een woord vooraf Graag bieden wij u hierbij de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling voor de branche kinderopvang aan. Deze code is gebaseerd op het basismodel meldcode Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling van het ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Brancheorganisatie Kinderopvang heeft er voor gekozen de basismeldcode aan te passen en specifiek te maken voor kinderopvangorganisaties. Op deze manier wordt het voor kinderopvangorganisaties makkelijker gemaakt om de meldcode te implementeren binnen de eigen organisatie. Deze meldcode is bedoeld voor iedereen die werkzaam is binnen onze branche. Bovendien heeft Brancheorganisatie naast de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling in thuissituaties er voor gekozen om 2 extra routes te ontwikkelen. Deze 2 routes hebben betrekking op hoe gehandeld kan worden bij vermoedens van kindermishandeling door een beroepskracht en hoe gehandeld kan worden bij seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling. Jaarlijks zijn tienduizenden kinderen en volwassenen slachtoffer van mishandeling, verwaarlozing of misbruik. Onderzoek wijst uit dat professionals die met een meldcode werken 3 keer zo vaak ingrijpen als collega’s waar zo’n code niet voorhanden is. Dat alleen al maakt het werken met een meldcode dubbel en dwars waard. Ik beveel u bijgaande code dan ook van harte aan en hoop dat deze een bijdrage kan zijn aan het terugdringen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Lex Staal Directeur Brancheorganisatie Kinderopvang
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
4
Inleiding In 2012 treedt de wijzigingswet Verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking. In het kader van kwaliteitszorg wordt de plicht opgelegd om een meldcode te hanteren voor huiselijk geweld en kindermishandeling, daaronder ook begrepen seksueel geweld, vrouwelijke genitale verminking (ook wel genoemd meisjesbesnijdenis) en eergerelateerd geweld. De verplichting geldt voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg. De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang is gebaseerd op het basismodel meldcode: Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Betreffend basismodel is ontwikkeld door het ministerie van VWS en bedoeld voor alle sectoren waar vanuit professioneel oogpunt met kinderen wordt gewerkt. Deze meldcode is speciaal toegeschreven naar de branche kinderopvang en is bedoeld voor iedereen die werkzaam is binnen deze branche. De meldcode geeft via een route aan hoe te handelen wanneer er signalen zijn die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast bevat deze meldcode een route hoe te handelen bij vermoedens van kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht en een route hoe te handelen wanneer er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling. Elke stap binnen de routes wordt afzonderlijk uitgebreid toegelicht. Dit document bevat een overeenkomst die de kinderopvangorganisatie kan invullen waardoor de medewerkers van de organisatie zich binden om met de meldcode en de bijbehorende stappenplannen aan de slag te gaan. Ook is een document toegevoegd waarmee de kinderopvangorganisatie zich bindt ten aanzien van verantwoordelijkheden in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat. Daarnaast bevindt zich in dit document een sociale kaart die de kinderopvangorganisatie kan invullen. Aangeraden wordt om deze kaart in te vullen en op een voor iedereen binnen de kinderopvangorganisatie toegankelijke plaats neer te leggen. Bij deze meldcode is een toelichting ontwikkeld: Handleiding behorend bij Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze is bestemd voor alle beroepskrachten werkzaam in de branche kinderopvang. De handleiding geeft achtergrondinformatie en toelichtingen op elementen uit de meldcode. Voordat de meldcode wordt gebruikt is het verstandig eerst de handleiding te bestuderen.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
5
Definities Kinderopvang Kinderopvangorganisatie
Gastouderbureau
Leidinggevende Beroepskracht
Aandachtsfunctionaris
Ouders / verzorgers
Verzamelnaam voor kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaalwerk en gastouderopvang. Waar in deze meldcode gesproken wordt over kinderopvangorganisatie, wordt bedoeld een organisatie waar minimaal één van de vier kinderopvangvormen wordt aangeboden. Het bureau dat bemiddelt tussen gastouders en vraagouders. Directie Daar waar directie staat, kan ook gelezen worden directeur, bestuur of stichtingbestuur. De persoon binnen de kinderopvangorganisatie die leiding geeft aan een of meer beroepskrachten. De beroepskracht die binnen de kinderopvangorganisatie werkzaam is en die in dit verband aan kinderen zorg, begeleiding of een andere wijze van ondersteuning biedt. Hieronder vallen in ieder geval de pedagogisch medewerker, gastouder, peuterspeelzaalleidster, flexwerker, zelfstandige zonder personeel (zzp'er), gedragswetenschapper, leidinggevende, bemiddelingsmedewerker, directie. De beroepskracht werkzaam binnen de kinderopvangorganisatie met specifieke deskundigheid op het terrein van kindermishandeling en huiselijk geweld. Daar waar aandachtsfunctionaris wordt geschreven kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bemiddelingswerker van het gastouderbureau, senior pedagogisch medewerker of leidinggevende. De volwassenen of volwassene die verantwoordelijk zijn / is voor de zorg en opvoeding van het kind; ouder(s), verzorger(s), voogd. Daar waar ouders geschreven wordt, wordt ook verzorgers of ouder / verzorger bedoeld.
Vraagouder
De ouder die zijn kind naar de gastouderopvang brengt.
Gastouder
De beroepskracht die in zijn/haar eigen woning gastkinderen opvangt in dienst van de vraagouder dan wel de beroepskracht die bij de vraagouders thuis kinderen opvangt.
Volwassen huisgenoot
De volwassen huisgeno(o)t(en) van de gastouder die mogelijk in contact kom(t)(en) met de kinderen die worden opgevangen in het huis van de gastouder. De beroepskracht werkzaam bij een gastouderbureau en die in dit verband bij gastouders en vraagouders bemiddelt en begeleidt. Waar gesproken wordt over hij kan zowel hij als zij van toepassing zijn.
Bemiddelingsmedewerker
Hij
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
6
Overeenkomst ter gebruik van de meldcode Het bevoegd gezag van Stichting Udense Peuterspeelzalen (SUP) Overwegende: dat Stichting Udense Peuterspeelzalen verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn kinderen en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan kinderen die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat Stichting Udense Peuterspeelzalen een meldcode wenst vast te stellen, zodat de beroepskrachten die binnen Stichting Udense Peuterspeelzalen werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat Stichting Udense Peuterspeelzalen in deze meldcode ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt;
dat van de beroepskrachten die werkzaam zijn bij Stichting Udense Peuterspeelzalen op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met kinderen attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen;
dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis);
Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten.
dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;
dat onder beroepskracht in deze meldcode wordt verstaan: de beroepskracht die voor Stichting Udense Peuterspeelzalen werkzaam is en die in dit verband aan kinderen van de organisatie zorg, begeleiding, of een andere wijze van ondersteuning biedt;
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
7
In Þ Þ Þ Þ Þ Þ Þ Þ
aanmerking nemende: de Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling; de Wet maatschappelijke ondersteuning; de Wet op de jeugdzorg; de Wet bescherming persoonsgegevens; de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; Wet klachtrecht cliënten zorgsector; het privacyreglement van Stichting Udense Peuterspeelzalen
Stelt het volgende vast binnen de kinderopvangorganisatie: Þ Route bij signalen huiselijk geweld en kindermishandeling; Þ Route bij signalen van mishandeling door een beroepskracht; Þ Route bij signalen seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling. Tevens neemt de Stichting Udense Peuterspeelzalen de verantwoordelijkheden op zich voor het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat (zie onderdeel IV uit meldcode). Ook vult de Stichting Udense Peuterspeelzalen de sociale kaart in (zie onderdeel V uit meldcode) en zorgt dat deze toegankelijk is voor de beroepskrachten.
Handtekening Bestuur Stichting Udense Peuterspeelzalen
………………………………………..
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
8
I. Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1: In kaart brengen van signalen De beroepskracht:
Stap 1 In kaart brengen van signalen
Stap 2 Collegiale consultatie en raadplegen AMK
Stap 3 Gesprek voeren met de ouder
Þ
observeert kinderen en ouders;
Þ
raadpleegt signalenlijst (bijlage 1 en 2);
Þ
bespreekt signalen met aandachtsfunctionaris;
Þ
deelt de zorg met ouders;
Þ
registreert.
Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen AMK De aandachtsfunctionaris: consulteert:
Þ
Þ
interne en externe collega’s;
Þ
het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling;
Þ
eventueel andere organisaties.
Þ
bespreekt uitkomsten consultaties met ouders;
Þ
registreert.
Stap 3: Gesprek voeren met de ouder De aandachtsfunctionaris: Þ
deelt de zorg met ouders;
Þ
registreert.
Stap 4: Wegen aard en ernst van het huiselijk Stap 4 Wegen van aard en ernst
geweld of de kindermishandeling De aandachtsfunctionaris: Þ
weegt het risico, de aard en ernst;
Þ
vraagt het AMK hierover een advies te geven;
Þ
registreert.
Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Stap 5a Hulp organiseren en effecten volgen
Stap 5b Melden en bespreken
De aandachtsfunctionaris: Þ
bespreekt de zorgen met ouders;
Þ
organiseert hulp door ouders en kind door te verwijzen;
Þ
monitort of ouder en kind hulp krijgen;
Þ
volgt het kind;
Þ
registreert.
Stap 5b: Melden en bespreken met ouders De aandachtsfunctionaris: Þ
meldt het vermoeden bij het AMK;
Þ
sluit bij de melding aan bij feiten en gebeurtenissen;
Þ
overlegt met AMK over acties na de melding;
Þ
monitort of ouder en kind hulp krijgen;
Þ
volgt het kind;
Þ
registreert.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
9
Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1: In kaart brengen van signalen De beroepskracht brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of juist ontkrachten in kaart en legt deze vast. De beroepskracht legt ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Bij vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die de beroepskracht bij het kind of in de interactie tussen ouder en kind waarneemt. Bij het signaleren van huiselijk geweld of kindermishandeling kan gebruik gemaakt worden van de signalenlijsten (bijlage 1 en 2) en de observatielijst (bijlage 4) uit de handleiding. Het is gebruikelijk om in deze fase in gesprek te gaan met de ouder tijdens haal- en brengmomenten, tijdens een tien-minutengesprek of op een ander gepland moment. Daarnaast kan het kind in de groep geobserveerd worden en de ouder met het kind tijdens contactmomenten. Alle signalen dienen te worden verzameld waardoor het duidelijker wordt welke zorgen er zijn en of deze zorgen gegrond zijn. De beroepskracht vraagt de aandachtsfunctionaris om te helpen bij het onderbouwen van de signalen. Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Gespreksverslagen kunnen door betrokkenen worden ondertekend. Er kan hiervoor een kinddossier aangelegd worden, dat in een gesloten kast (met slot) of digitaal (met wachtwoord) wordt bewaard. Dit vanwege de privacygevoelige gegevens die worden verzameld. In hoofdstuk 8.5 uit de handleiding worden handvatten gegeven hoe een kinddossier kan worden opgesteld.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
10
Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) De beroepskracht bespreekt de signalen met de aandachtsfunctionaris. Het wordt aanbevolen om advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) te vragen. Dit is een taak voor de aandachtsfunctionaris. Consultatie is - afhankelijk van de interne afspraken van de kinderopvangorganisatie mogelijk met de volgende interne collega’s: de leidinggevende, de bemiddelingswerker (van het gastouderbureau), de gedragswetenschapper, de aandachtsfunctionaris of een collega uit dezelfde groep. Extern is consult mogelijk met de jeugdverpleegkundige of jeugdarts van het consultatiebureau of de GGD. Indien de kinderopvangorganisatie deelneemt aan het zorgadviesteam (ZAT) is het ook mogelijk om het kind binnen dit team te bespreken. Tevens kan gebruik worden gemaakt van samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Consult bij AMK Indien de aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker ook maar enige twijfel heeft over de oorzaak van de situatie en/of eventuele mogelijke onveiligheid bij het kind, kan advies worden gevraagd bij het AMK. Het AMK kan een eerste weging maken of het terecht is dat er zorgen zijn over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld. Zorgvuldig handelen vereist dat de aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker bij elk vermoeden nagaat of hij advies vraagt bij het AMK. Consult bij zorgadviesteam Voor het bespreken in het zorgadviesteam wordt een intakegesprek met de ouders en/of aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker door het maatschappelijk werk of een ander lid van het zorgadviesteam gevoerd. Door de ouder continu te betrekken en in overleg te treden, is de kans groter dat de ouder gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden. Om het kind ‘open’ (niet anoniem) te bespreken in het zorgadviesteam en met andere externe deskundigen is schriftelijke toestemming van de ouder vereist. Indien de aandachtsfunctionaris in het contact transparant en integer is, is de kans groot dat over deze zaken een open gesprek mogelijk is. In de meeste gevallen wordt toestemming door de ouder gegeven. Gespreksvaardigheid om in gesprek te gaan over zorgen en het vragen om toestemming van de ouder is een specifieke deskundigheid en kan door middel van scholing worden aangeleerd. Ook kan de aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker advies krijgen van het AMK of het zorgadviesteam over het in gesprek gaan met de ouder. Indien de ouder weigert, is dit een zorgelijk signaal en moet het worden meegenomen in de weging (stap 4). Het kind kan overigens anoniem worden besproken wanneer de ouder geen toestemming heeft gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de eventuele vervolgacties. Meer informatie over samenwerking met andere organisaties is te vinden in hoofdstuk 7 van de handleiding. Vanaf stap 2 is het raadzaam registratie in de Verwijsindex Risicojongeren te overwegen indien de kinderopvangorganisatie op dit systeem is aangesloten. Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 1.4 van de handleiding.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
11
Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind of een gezinslid onmiddellijk moet worden beschermd, kan meteen contact worden opgenomen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het AMK maakt dan een inschatting van de ernst van de situatie. Voor noodsituaties is het AMK 24 uur per dag bereikbaar. In zeer ernstig dreigende situaties kan het AMK een melding overdragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Bijvoorbeeld als een kind met verwondingen naar het ziekenhuis moet en de ouders willen het niet meegeven of weghalen uit het ziekenhuis. In een dergelijke situatie kan er heel snel een voorlopige ondertoezichtstelling worden gevraagd zodat de ouders (tijdelijk) het gezag niet hebben over hun kind. In noodsituaties kan overigens ook contact gezocht worden met de crisisdienst van Bureau Jeugdzorg en/of de politie gevraagd worden om hulp te bieden. In de handleiding bevindt zich een algemeen overzicht van websites en adressen (zie bijlage 5) van instanties en organisaties waar de beroepskracht terecht kan voor ondersteuning en advies. In deze meldcode is een sociale kaart opgenomen die de kinderopvangorganisatie kan invullen met gegevens uit de eigen regio (zie onderdeel V).
Stap 3: Gesprek met de ouder De aandachtsfunctionaris of bemiddelingsmedewerker bespreekt de signalen met de ouders. De kinderopvangorganisatie kan er echter ook voor kiezen dat het gesprek door de beroepskracht wordt gevoerd, eventueel samen met aandachtsfunctionaris of leidinggevende. In die gevallen wordt het gesprek altijd voorbereid met de aandachtsfunctionaris. Ook kan tijdens de voorbereiding ondersteuning worden gevraagd aan het AMK. Voor het gesprek met de ouders kunnen de volgende stappen worden gevolgd: 1. Leg de ouders het doel uit van het gesprek; 2. Beschrijf de feiten die zijn vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan, geef daarbij geen waardeoordeel of eigen interpretatie; 3. Nodig de ouders uit om een reactie hierop te geven; 4. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen er is gezien, gehoord en/of waargenomen; 5. Leg het gesprek vast en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen. In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door ouders te informeren en informatie uit te wisselen over de ontwikkeling van hun kind, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Nodig de ouders expliciet uit tot het geven van hun mening en vraag door over kindgerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt het kind zich thuis? Hoe reageren de ouders daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert het kind hierop? Hoe is de ontwikkeling van het kind tot nu toe verlopen? Wat vinden de ouders daarvan? Hoe ervaren de ouders de opvoeding en hun rol als ouders? Indien de ouders de zorgen herkennen, kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Ouders moeten vaak eerst gemotiveerd worden zodat de zorgen over hun kind gedeeld kunnen worden. Het helpt dan om ouders meer informatie te geven over de ontwikkeling van het kind en de effecten voor het kind in de huidige situatie. Pas als ouders niet te motiveren zijn en de zorgen blijven ontkennen is het raadzaam het AMK om Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
12
advies te vragen en een melding te overwegen.
Stap 4: Weeg aard en ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling De aandachtsfunctionaris weegt op basis van de signalen, van het (extern) ingewonnen advies en van het gesprek met de ouders het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast wordt de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling gewogen. Ook moet er altijd overwogen worden of er naar de politie moet worden gegaan. Tenslotte zijn kindermishandeling en huiselijk geweld strafbare feiten. Voor de weging is het van belang dat de aandachtsfunctionaris in het dossier de signalen, de gesprekken en de stappen beschrijft en vastlegt die al gezet zijn. Daarnaast zijn voor de weging de volgende factoren van belang: Þ de leeftijd van het slachtoffer; Þ de aard van het geweld; Þ de mate van afhankelijkheid; Þ de duur van het geweld; Þ de verwachting over de schade die wordt aangericht; Þ de mate van isolement waarin het geweld zich afspeelt. Een weging is altijd persoonlijk, er zijn geen vaste richtlijnen voor. Omdat elke situatie uniek is, is hier geen standaard voor. Het wordt aanbevolen het AMK in te schakelen om te helpen bij deze weging. Het AMK kan helpen een risicotaxatie uit te voeren. Als het om eergerelateerd geweld gaat, kan het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) van de politie dit op zich nemen. In bijlage 5 van de handleiding staat een algemeen overzicht van websites en adressen van instanties en organisaties waar de beroepskracht terecht kan voor ondersteuning en advies. De kinderopvangorganisatie dient zelf de sociale kaart uit deze meldcode aan te passen en in te vullen met de instanties en organisaties die werkzaam zijn binnen betreffende regio (zie onderdeel V).
Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Als op basis van de afweging in stap 4 genoeg gronden zijn dat het kind en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd kunnen worden: Þ bespreek met de ouders; Þ organiseer dan de noodzakelijke hulp; Þ volg de effecten van deze hulp en Þ doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint. Dit is de verantwoordelijkheid van de aandachtsfunctionaris al dan niet in overleg met de leidinggevende en/of directie.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
13
Als de kinderopvangorganisatie gebruik heeft gemaakt van het zorgadviesteam, kan het zorgadviesteam verdere actie coördineren. Het zorgadviesteam bespreekt de hulpvraag van kinderopvangorganisatie en ouders, beoordeelt de hulpvraag, stelt een aanpak vast, geeft handelingsadviezen voor de beroepskracht en adviseert over verdere hulp. Ook het CJG kan worden geraadpleegd en hierin adviseren. De aandachtsfunctionaris binnen de kinderopvangorganisatie bespreekt met de ouders de uitkomst van de bespreking met het CJG of zorgadviesteam. Met de ouders kan gesproken worden over verder te nemen stappen voor hulpverlening voor het kind en/of de ouders. Hierbij is het belangrijk om informatie te geven over de hulpverlenende instanties en of er hiervoor een indicatie nodig is van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. De ouders kunnen op deze manier worden doorverwezen. Belangrijk is om bij de ouders en de instantie te informeren of zij ook daadwerkelijk naar de verwijzende instantie zijn gegaan. Leg de gesprekken vast en laat indien mogelijk ouders het gespreksverslag ondertekenen. Indien er voor een van voorgaande stappen ondersteuning nodig is, dan kan dit gevraagd worden bij het AMK, CJG of zorgadviesteam. De kinderopvangorganisatie kan in het eigen team afspraken maken over de begeleidings- en zorgbehoeften van het kind. De uitkomst van deze teambespreking wordt vastgelegd en met de ouders besproken.
Stap 5b: Melden en bespreken met ouders Kan het kind of kunnen de ouders niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermd worden, of is er twijfel of de kinderopvangorganisatie hiertegen voldoende bescherming kan bieden: Þ meld het vermoeden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en; Þ sluit bij de melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die gemeld wordt (ook) van anderen afkomstig is; Þ overleg bij de melding met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling wat er na de melding, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, gedaan kan worden om het kind, de ouders en mogelijke gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen. Dit is de verantwoordelijkheid van de aandachtsfunctionaris al dan niet in overleg met de leidinggevende en/of directie. Bespreek de melding vooraf met de ouders. Leg uit waarom de kinderopvangorganisatie van plan is deze melding te gaan doen en wat het doel daarvan is. Blijf in het gesprek bij de feiten en constateringen en voorkom interpretaties of waardeoordelen. 1. Vraag de ouders uitdrukkelijk om een reactie; 2. In geval van bezwaren van de ouders, overleg op welke wijze er tegemoet kan worden gekomen aan deze bezwaren en leg dit in het document vast; 3. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om het kind, de ouders en/of mogelijke gezinsleden te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in alle afwegingen de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om het kind, de ouders en/of mogelijke gezinsleden door het doen van een melding daartegen te beschermen; 4. Doe een melding indien naar het oordeel van de kinderopvangorganisatie de bescherming van de ouder of zijn gezinslid de doorslag moet geven. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
14
Van contacten met de ouders over de melding kan worden afgezien: Þ als de veiligheid van het kind, één van de ouders, die van de beroepskracht zelf, en/of die van een ander in het geding is; of Þ als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de ouders daardoor het contact met de kinderopvangorganisatie zal verbreken. Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met het AMK en eventueel opnieuw een melding te doen. Het AMK adviseert, indien nodig, meerdere keren contact op te nemen indien er onvoldoende verbetering of verslechtering te zien is. Inspanningen na de melding
Een melding is geen eindpunt. Als de kinderopvangorganisatie een melding doet, geeft het stappenplan daarom aan dat de aandachtsfunctionaris in zijn contact met het AMK ook bespreekt wat hij zelf, na zijn melding, binnen de grenzen van zijn gebruikelijke taakuitoefening kan doen om het kind of zijn gezinsleden te beschermen en te ondersteunen. Dit is uitdrukkelijk in stap 5 bij de melding opgenomen om duidelijk te maken dat de betrokkenheid van de beroepskracht bij het kind en ouders en mogelijke gezinsleden na de melding niet ophoudt. Van hem wordt verwacht dat hij, naar de mate van zijn mogelijkheden, het kind blijft ondersteunen en beschermen. Uiteraard gebeurt dit in overleg met het AMK om zo tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. Het AMK houdt degene die de melding heeft gedaan op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek en van de acties die in gang worden gezet. Wanneer er sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling in de thuissituatie van één van de kinderen van de kinderopvangorganisatie kan dit ook impact hebben op de (andere) beroepskrachten en andere kinderen. Het is belangrijk dat de betreffende kinderopvangorganisatie hier aandacht aan besteedt, bijvoorbeeld in teamoverleggen of tijdens intervisie. Interne evaluatie Het is belangrijk dat de toepassing van de meldcode systematisch geëvalueerd wordt. Dit kan de aandachtsfunctionaris, leidinggevende en/of directie op zich nemen. Aangeraden wordt dat de uitvoering van de evaluatie door een ander wordt gedaan dan degene die actief binnen het proces zelf is geweest. Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. De gegevens worden geregistreerd en bewaard om bijvoorbeeld in kaart te kunnen brengen hoe vaak vermoedens van kindermishandeling binnen de gehele kinderopvangorganisatie voorkomen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
15
II. Route bij signalen van mishandeling door een beroepskracht Stap 1: In kaart brengen van signalen Stap 1 In kaart brengen van signalen
De beroepskracht: Þ
observeert;
Þ
raadpleegt signalenlijst (bijlage 1, 2 en 3 uit de handleiding);
Stap 2 Melding doen van vermoeden kindermishandeling
Þ
bespreekt signalen met de leidinggevende;
Þ
registreert.
Stap 2: Melding doen van vermoeden kindermishandeling De beroepskracht: Þ
meldt vermoeden van kindermishandeling door een beroepskracht bij de directie of leidinggevende.
Stap 3 Beoordelen signaal
Stap 3: Beoordelen signaal De directie of leidinggevende: Þ
beoordeelt de situatie en bekijkt of er sprake is van een reëel vermoeden;
Stap 4 Maatregelen nemen
Stap 5 Handelen naar aanleiding van onderzoek
Stap 6 Nazorg bieden en evalueren
Þ
gaat in gesprek met de eventuele pleger;
Þ
registreert.
Stap 4: Maatregelen nemen De directie of leidinggevende: Þ
legt een draaiboek aan;
Þ
raadpleegt het AMK en /of GGD;
Þ
regelt ondersteuning van kind en ouders;
Þ
raadpleegt politie;
Þ
stelt een intern onderzoek in;
Þ
registreert.
Stap 5: Handelen naar aanleiding van onderzoek De directie of leidinggevende: Þ
rehabiliteert;
Þ
geeft waarschuwing af;
Þ
neemt arbeidsrechtelijke maatregelen;
Þ
registreert.
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren De directie of leidinggevende: Þ
biedt nazorg voor ouders en kinderen;
Þ
biedt nazorg beroepskrachten;
Þ
organiseert ouderavonden;
Þ
verwijst door naar externe hulp;
Þ
evalueert de procedures;
Þ
registreert.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
16
Route bij signalen van mishandeling door een beroepskracht Stap 1: Signaleren De beroepskracht heeft een vermoeden of een signaal opgevangen of een ander laat doorschemeren dat er iets niet goed zit in de relatie tussen het kind en een beroepskracht / volwassen huisgenoot van de gastouder. Niet in alle gevallen waarin beroepskrachten menen dat er niet goed met kinderen wordt omgegaan door een collega, is er sprake van kindermishandeling. Desondanks mag niet aan deze signalen voorbij worden gegaan en zal met elkaar onderzocht moeten worden wat er bij het kind wordt gesignaleerd. Door met elkaar te overleggen en van gedachten te wisselen kan het signaal pas goed geïnterpreteerd worden. Vermoedens zijn er in uiteenlopende gradaties. Als de beroepskracht zich met een dergelijk vermoeden (over een collega) geconfronteerd ziet, kunnen de volgende acties ondernomen worden: Þ Raadpleeg de signalenlijsten in bijlage 1, 2 en 3 uit de handleiding; Þ Ga in gesprek met een vertrouwenspersoon binnen de locatie; Þ Vraag een gesprek aan met leidinggevende of directie. Van belang is om betreffende signalen goed te registreren en te beschrijven wat vervolgens gedaan is met deze signalen. Tips over het registreren zijn te vinden in hoofdstuk 8.5 van de handleiding. Als de beroepskracht vervolgens concludeert dat er sprake is van terechte bezorgdheid, dan is het raadzaam tot melding in de lijn van de kinderopvangorganisatie over te gaan.
Stap 2: Melding doen van vermoeden van kindermishandeling door een beroepskracht binnen de kinderopvangorganisatie Wanneer er een vermoeden is dat een beroepskracht binnen de kinderopvangorganisatie zich schuldig maakt aan kindermishandeling moet dit direct gemeld worden bij de leidinggevende en/of de directie. De leidinggevende en/ of directie beoordeelt en weegt en kan besluiten tot het nemen van vervolgstappen zoals consulteren van het AMK, of af te zien van verdere stappen. In het stappenplan wordt er van uitgegaan dat een beroepskracht een mogelijk vermoeden van kindermishandeling door een collega-beroepskracht meldt bij directie. In de praktijk kunnen ook de volgende personen deze melding van vermoeden van kindermishandeling door een beroepskracht doen: a. Melding door het kind Als de melding van kindermishandeling afkomstig is van een kind, is opvang en steun voor het kind het eerste aandachtspunt. De beroepskracht bij wie het slachtoffer de klacht meldt, is verplicht dit te melden bij zijn leidinggevende. Deze laat weten discreet te zullen handelen, maar belooft geen geheimhouding aan het kind. De leidinggevende doet in alle gevallen melding van de vermoedens aan de directie. Naast het AMK worden zo nodig anderen ingeschakeld voor hulp. De ouders van het betrokken kind worden Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
17
geïnformeerd. Aan de ouders wordt eveneens opvang en steun geboden. Het waarborgen van het gevoel van veiligheid van het kind is uitgangspunt van dit handelen. b. Melding door de ouder Als de melding van de ouders komt, zal deze melding altijd serieus genomen worden. Feiten en constateringen zullen bij ouders nagevraagd worden. Op basis hiervan meldt de beroepskracht dit bij de leidinggevende en/of directie. De leidinggevende en/of directie beoordeelt en weegt en kan besluiten tot het nemen van vervolgstappen (als bijvoorbeeld advies vragen bij AMK) of af te zien van vervolgstappen. c. Melding door derden Als de melding van derden komt, dient uitgezocht te worden over welke informatie deze persoon/ personen precies beschikt/beschikken en waar deze informatie op is gebaseerd. Op basis hiervan meldt de beroepskracht dit bij de leidinggevende en/of directie. De leidinggevende en/of directie beoordeelt en weegt en kan besluiten tot nemen van vervolgstappen of hier van af zien. Melding over leidinggevende Wanneer de melding van toepassing is op de leidinggevende dient door de constaterende beroepskracht direct de directie te worden ingeschakeld. Melding over de directie Een bijzondere situatie betreft het geval dat de klacht het gedrag van de directie zelf betreft. In dat geval is het raadzaam om direct contact op te nemen met het AMK of de politie, eventueel in overleg met de leidinggevende. Deze stap dient zorgvuldig geregistreerd te worden.
Stap 3: Beoordelen signaal De directie of leidinggevende is verantwoordelijk voor een eerste beoordeling van de voorgelegde situatie. Daarbij zal in het algemeen de melder, diens leidinggevende en de betrokken beroepskracht gehoord worden. Het gaat om een marginale toets. Dat wil zeggen dat de directie, samen met de verantwoordelijke leidinggevende vaststelt of er in redelijkheid sprake is van een reëel vermoeden. De uitkomst van die overweging kan zijn: Þ Neen, er is geen sprake van een reëel vermoeden, dus nader onderzoek is redelijkerwijs niet aan de orde. De directie gaat in gesprek met de betrokkenen om de mogelijk verstoorde werkverhouding te herstellen. Þ Ja, er is sprake van een reëel vermoeden, er moeten maatregelen worden genomen; het kind wordt afgeschermd van de betrokken beroepskracht door deze op non-actief te stellen of te schorsen; de directie deelt dit mee aan alle betrokkenen; De directie is verantwoordelijk voor de registratie in deze stap.
Stap 4: Maatregelen nemen Voor de directie geldt dat bij enige twijfel over vermoedens van kindermishandeling door een beroepskracht besloten wordt tot het doen uitvoeren van passende maatregelen. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
18
Als deze stap wordt gezet, is er op zichzelf evenwel nog steeds geen sprake van ‘schuld’ van de beroepskracht over wie het vermoeden is geuit: ‘beschuldigd’ staat niet gelijk aan schuldig. In geval van een reëel vermoeden neemt de directie de volgende maatregelen: a. b. c. d. e.
Het aanleggen van een draaiboek; Raadplegen AMK en/of GGD; Het regelen van opvang van kind en ouders; Raadplegen politie; Instellen onderzoek.
a. Draaiboek aanleggen De directie, of degene die in opdracht van de directie met deze taak belast is, draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en legt een draaiboek aan. In de handleiding staan handvatten voor het aanleggen van een draaiboek (hoofdstuk 8.5). b. Raadplegen AMK en/of GGD Het AMK kan de kinderopvangorganisatie adviseren en ondersteuning bieden. Ook de GGD kan worden geraadpleegd. Voor adressen van de lokale GGD zie de sociale kaart in deze meldcode (onderdeel V). c. Het regelen van opvang voor kind en ouders Þ Voor de ondersteuning voor het kind en de ouders kan een beroep worden gedaan op een instelling als de GGD of het AMK. De GGD is gespecialiseerd in het begeleiden van organisaties bij calamiteiten. In overleg met ouders en GGD en/of AMK, wordt bezien of de opvang in de kinderopvangorganisatie kan worden gecontinueerd dan wel dat er een andere oplossing moet worden geboden. Þ De kinderopvangorganisatie informeert ouders over de mogelijkheid aangifte te doen bij de politie. Þ De directie houdt contact, toont betrokkenheid en informeert de ouders regelmatig over de voortgang van het onderzoek en andere zaken die voor de ouders van belang zijn. Þ De ouders van de overige kinderen moeten geïnformeerd worden. Er kan gekozen worden om kinderen elders onder te brengen. Het AMK kan worden ingeschakeld voor advies hoe bijvoorbeeld te handelen met de eigen kinderen van de beroepskracht. d. Raadplegen politie Þ De directie laat zich adviseren door de politie. Zo mogelijk na raadpleging van de ouders besluit de kinderopvangorganisatie of eerst een intern onderzoek wordt gedaan of onmiddellijk aangifte wordt gedaan bij de politie. Ouders kunnen natuurlijk ook los van de directie beslissen onmiddellijk aangifte te doen. In het geval van aangifte bij de politie vindt het instellingsonderzoek plaats in nauw overleg met de politie. e. Instellen van een onderzoek Þ De directie stelt direct na de melding een commissie van onderzoek in. De commissie kan bestaan uit 3 personen, twee interne en een extern deskundige bijvoorbeeld van de GGD. De interne personen zouden een leidinggevende en de aandachtsfunctionaris kunnen zijn. De extern deskundige is de voorzitter van de commissie. De leden van Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
19
Þ
Þ
de commissie hebben een geheimhoudingsplicht uit hoofde van hun verantwoordelijkheid als lid van de commissie van onderzoek. De commissie vermeldt in het draaiboek vanaf het eerste moment van melding hoe men handelt en heeft gehandeld en wie men op welk tijdstip informeert en heeft geïnformeerd en waarover. De commissie voert het intern onderzoek uit en adviseert de directie op grond van de resultaten van het onderzoek over de te nemen maatregelen.
Procedure van onderzoek door commissie a. De commissie vraagt de ouders de signalen van het kind weer te geven. Het is niet de bedoeling dat de commissie het kind ondervraagt. Het kind dient door een bevoegde deskundige te worden gehoord. Het is belangrijk het AMK, de GGD of de politie hierover om advies te vragen. b. De onderzoekscommissie hoort de betrokken beroepskracht. De toedracht van zaken volgens de beroepskracht wordt vastgelegd. De beroepskracht wordt geïnformeerd over het verder verloop van de procedure. c. De commissie voert gesprekken met alle betrokken personen. Op basis van deze eerste gesprekken adviseert de commissie de directie over de te nemen voorlopige maatregelen voor het kind en de beroepskracht, voor zover dit nog niet is gebeurd. d. Van de gesprekken wordt een schriftelijk verslag gemaakt, dat door de geïnterviewden moet worden goedgekeurd. Ter voorkoming van latere onduidelijkheid is het raadzaam de betrokkenen ter goedkeuring te laten ondertekenen. e. Alle verslagen worden gebundeld en voorzien van advies, overhandigd aan de directie. Deze informatie is geheim.
Stap 5: Handelen naar aanleiding van het onderzoek Het onderzoek kan leiden tot verschillende uitkomsten. Afhankelijk van deze uitkomsten heeft de directie verschillende mogelijkheden om te handelen. a. b. c. d.
Rehabilitatie van beroepskracht; Waarschuwing afgeven; Arbeidsrechtelijke maatregelen; Inschakelen van politie.
a. Rehabilitatie beroepskracht Wanneer de directie constateert dat er op grond van het verrichte onderzoek geen aanleiding is om aan te nemen dat kindermishandeling heeft plaatsgevonden, wordt de betrokken beroepskracht die voor de duur van het onderzoek geschorst of op non-actief was gesteld, door de directie van de organisatie in zijn functie in ere hersteld. In een dergelijke situatie moeten het belang van de beroepskracht en het algemeen belang worden afgewogen en zou het bijvoorbeeld wenselijk kunnen zijn de betreffende beroepskracht binnen de kinderopvangorganisatie over te plaatsen. Indien na het onderzoek blijkt dat er een klacht is ingediend op valse gronden, kan de directie de betrokken beroepskracht een rehabilitatietraject aanbieden. De directie kan dan tevens maatregelen nemen tegen degene, die valselijk een beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat excuses worden aangeboden, tot schorsing of tot verwijdering. b. Waarschuwing afgeven De directie kan besluiten tot het geven van een schriftelijke waarschuwing, met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
20
mededeling dat herhaling van het ongewenste gedrag arbeidsrechtelijke gevolgen heeft. Die waarschuwing kan dan worden opgenomen in het personeelsdossier. c. Arbeidsrechtelijke maatregelen Wanneer de directie constateert dat op grond van het verrichte onderzoek aanleiding is om aan te nemen dat kindermishandeling heeft plaatsgevonden, neemt de directie maatregelen van arbeidsrechtelijke aard, zoals ontslag wegens een dringende reden op grond van art. 677 en art. 678 boek 7 BW, of ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter (art. 685 boek 7 BW). d. Inschakelen van politie De directie doet, wanneer het rapport van de onderzoekscommissie hiertoe aanleiding geeft, formeel aangifte van kindermishandeling bij de politie. Alle beslissingen worden zorgvuldig afgewogen en zorgvuldig geregistreerd door de directie.
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie nazorg biedt aan alle betrokkenen. Ook het evalueren van de genomen stappen is belangrijk om in mogelijke toekomstige situaties adequaat te kunnen handelen. Nazorg Nazorg aan betrokken ouders en hun kinderen kan geboden worden door middel van ouderavonden, het uitnodigen van deskundigen daarbij of specifieke doorverwijzing. De kinderopvangorganisatie kan zich hier in laten adviseren door de GGD. Zie hiervoor hoofdstuk 7.5 uit de handleiding. Voor de kinderen kan als dit nodig is, of als de ouders van de kinderen dit nodig achten extra hulp worden ingezet. Het is belangrijk om bijzondere aandacht te hebben voor de psychische belasting van de overige beroepskrachten naar aanleiding van bovenstaand traject. Wanneer er getuigen zijn onder de beroepskrachten kan met hen apart worden besproken wat nodig is om het gebeurde te verwerken. Bij hen kunnen gevoelens van onmacht, verdriet, schaamte en schuldgevoel een rol spelen. Andere beroepskrachten kunnen ook kampen met deze gevoelens. Hier kan aandacht aan worden besteed in de teamoverleggen en daar waar nodig ook individueel. Als binnen een kinderopvangorganisatie een incident plaatsvindt, is de kans groot dat ook de media hier van op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe er wordt omgegaan met de pers (zie bijlage 6 van de handleiding). Evalueren Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. Dit is de verantwoordelijkheid van directie. Þ De directeur evalueert met de commissie van onderzoek dat wat er gebeurd is en de procedures die zijn gevolgd. Þ Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen. Þ Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Þ Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. Þ Blijf alert op signalen. Mogelijk zijn er meer slachtoffers. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
21
III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Stap 1: In kaart brengen van signalen De beroepskracht: Stap 1 In kaart brengen van signalen
Þ
observeert;
Þ
raadpleegt signalenlijst (bijlage 1 en 2 uit de handleiding);
Þ
bespreekt signalen met collega’s en de leidinggevende;
Þ
registreert.
Stap 2: Melden van het gedrag bij leidinggevende Stap 2 Melden van het gedrag
De beroepskracht:
Þ Þ
meldt het gedrag bij leidinggevende; brengt de ouders van de betrokken kinderen op de hoogte.
Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag Stap 3 Beoordelen ernst van het gedrag
De leidinggevende: Þ
raadpleegt het AMK en/of GGD;
Þ
gaat in gesprek met ouders van zowel het kind dat gedrag vertoont als met de ouders van de kinderen die met het gedrag geconfronteerd worden over het gedrag;
Stap 4 Maatregelen nemen
Þ
taxeert de ernst van het gedrag: Þ licht seksueel grensoverschrijdend gedrag: bespreken in het team, inschakelen externe hulp niet nodig; Þ matig seksueel grensoverschrijdend gedrag: waarschuwing, inschakelen hulp; Þ ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag: direct ingrijpen vereist, maatregelen conform stap 4;
Þ
registreert in het kinddossier.
Stap 4: Maatregelen nemen De directie: Þ
stelt een intern onderzoek in;
Þ
schakelt experts in zoals GGD en AMK;
Þ
organiseert zorg voor kinderen en ouders;
Þ
gaat in gesprek met ouders van kind dat gedrag vertoont én met de ouders van kinderen die geconfronteerd werden
Stap 5 Handelen
met het gedrag over de te nemen maatregelen. Stap 5: Handelen De directie: Þ
beslist naar aanleiding van het onderzoek over de opvang van het kind dat het gedrag heeft vertoond.
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren Stap 6 Nazorg bieden en evalueren
De directie: Þ
biedt nazorg voor ouders, kinderen en beroepskrachten;
Þ
organiseert ouderavonden;
Þ
verwijst door naar externe hulp;
Þ
evalueert de procedures en registreert.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
22
Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Stap 1: In kaart brengen van signalen Wanneer er signalen zijn dat een kind of meerdere kinderen seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en dat een ander kind hier mee geconfronteerd is of slachtoffer van is geworden, is het belangrijk dat deze signalen in kaart worden gebracht en goed geïnterpreteerd worden. Soms zal iets vrij duidelijk zijn aan te merken als ontoelaatbare handeling, maar vaker zal het gaan om minder duidelijke signalen die niet direct te duiden zijn. Het is belangrijk om deze signalen serieus te nemen. De beroepskrachten kunnen met elkaar onderzoeken wat zij bij de kinderen merken. Door met collega’s te overleggen en van gedachten te wisselen, kan een signaal beter worden beoordeeld. De volgende acties kunnen helpen de signalen te onderbouwen: Þ Þ Þ
Raadpleeg de signalenlijst uit de handleiding (zie bijlage 1 en 2). Bespreek de signalen met collega’s of de bemiddelingswerker, aandachtsfunctionaris, leidinggevende of gedragswetenschapper. Vraag een gesprek aan met de leidinggevende.
Leg de mogelijke signalen vast in het kinddossier. Zie hiervoor in de handleiding hoofdstuk 8.5. Als de beroepskracht vervolgens twijfelt of concludeert dat er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan is het belangrijk dit te melden bij de leidinggevende conform stap 2.
Stap 2: Melden van het gedrag Wanneer de beroepskracht signalen heeft dat een kind of meerdere kinderen seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en dat een ander kind hiermee geconfronteerd is of slachtoffer van is geworden, dan is het belangrijk dit te melden bij de leidinggevende. De ouders van de kinderen die het gedrag vertonen of ermee zijn geconfronteerd moeten op de hoogte worden gebracht. Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert in een kinddossier (zie hoofdstuk 8.5 uit de handleiding). Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen, dienen schriftelijk te worden vastgelegd.
Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag De leidinggevende is in overleg met de directie verantwoordelijk voor een eerste beoordeling van de voorgelegde situatie. Daarbij zal in het algemeen de beroepskracht die het gedrag heeft gemeld, gehoord worden en eventueel collega’s. Ook het AMK, CJG, ZAT of de GGD kan hiervoor worden ingeschakeld. Hierbij wordt de ernst van het gedrag bepaald. Wanneer wordt geconstateerd dat er geen sprake is van leeftijdsadequaat gezond gedrag, wordt gecategoriseerd hoe ernstig het gedrag is. Bij alle vormen van seksueel Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
23
grensoverschrijdend gedrag dienen de ouders van zowel het kind dat het gedrag vertoont als het kind dat met het gedrag is geconfronteerd, te worden geïnformeerd. Daarnaast dient bij alle vormen gekeken te worden of het seksueel overschrijdende gedrag een signaal is van onderliggende problematiek. Er Þ Þ Þ
kan geconstateerd worden dat er sprake is van: licht seksueel grensoverschrijdend gedrag; matig seksueel grensoverschrijdend gedrag; ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Licht seksueel grensoverschrijdend gedrag kan worden gezien als een noodzakelijke stap om normen en waarden te leren kennen en zal bij veel kinderen op bepaalde momenten in de ontwikkeling voorkomen. Het is nodig dat de beroepskracht dit gedrag begrenst, hierop reageert en bespreekt met ouders. Matig seksueel grensoverschrijdend gedrag is ontoelaatbaar; het is belangrijk om een duidelijk verbod in te stellen. Aan het kind moet uitgelegd worden dat dit gedrag niet mag en er moet worden uitgelegd waarom dit niet mag. De betrokken kinderen kunnen in de groep geobserveerd worden. Belangrijk is dat er met de kinderen gecommuniceerd blijft worden en dat ouders actief betrokken worden. De leidinggevende overlegt met het AMK of een gedragswetenschapper of externe hulpverlening of advies noodzakelijk is. Ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag vereist dat er direct wordt ingegrepen. Er moeten maatregelen genomen worden die kunnen garanderen dat het gedrag niet meer kan voorvallen. De directie dient ingelicht te worden om verdere stappen te kunnen ondernemen, ook omdat de directie eindverantwoordelijk is voor alle interne en externe communicatie. Bij ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag dient stap 4 te worden ingezet. Ook voor deze stap geldt, dat alle signalen en stappen goed vastgelegd worden in het kinddossier.
Stap 4: Maatregelen nemen De directie bepaalt welke maatregelen genomen moeten worden wanneer er sprake is van ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. De volgende maatregelen kunnen worden genomen: a. Het instellen van een intern onderzoek. Het is belangrijk nauw samen te werken met expertorganisaties zoals het AMK, het zorgadviesteam en de GGD. Bij ernstige zaken is het aan te bevelen een onderzoeksteam te vormen waar vertegenwoordigers van de kinderopvangorganisatie en externe deskundigen deel van kunnen uitmaken. Dit onderzoeksteam kan het incident onderzoeken en de directie advies geven hoe te handelen. Het aanleggen van een draaiboek kan structuur bieden bij de uitvoer van het onderzoek. In de handleiding staan handvatten voor het aanleggen van een draaiboek (hoofdstuk 8.5). b. Het regelen van ondersteuning van het kind en ouders. c. Aanbieden van excuses voor falend toezicht/onveilige situatie vanuit de kinderopvang. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
24
Hierbij wordt tevens aangegeven dat onderzocht wordt hoe verbeteringen binnen de kinderopvangorganisatie kunnen worden doorgevoerd om mogelijke herhaling te voorkomen. d. Aanbieden van opvang en professionele hulp voor alle kinderen en hun ouders die op welke wijze dan ook betrokken zijn geweest bij het grensoverschrijdende seksuele gedrag. Emotionele begeleiding van de direct betrokken ouders is noodzakelijk. e. Indien een kind seksueel grensoverschrijdende handelingen heeft uitgevoerd bij een ander kind dan is het belangrijk gesprekken te voeren met beide partijen ouders en gezamenlijk te komen tot oplossingen. Creëer van beide partijen ouders 'bezorgde ouders' en zoek naar een gezamenlijk belang. De kinderopvangorganisatie vertegenwoordigt de belangen van alle kinderen. Dat kan betekenen dat de kinderopvangorganisatie beslissingen neemt die één van beide partijen niet zint. De kinderopvangorganisatie kan tegen het volgende dilemma oplopen: gaat een kind van de kinderopvang af of niet? En is dat op basis van een besluit van de kinderopvangorganisatie of van de ouders (opzeggen plaatsingsovereenkomst)? Belangrijk is de ouders altijd te informeren over de gemaakte keuze en deze te beargumenteren. f.
Afscherming van het kind dat het grensoverschrijdende gedrag heeft vertoond.
De leidinggevende en/of directeur draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en registreert dit in het betreffende dossier.
Stap 5: Handelen De beoordeling van het incident en het advies uit het (eventuele) interne onderzoek kunnen leiden tot verschillende uitkomsten. Afhankelijk van deze uitkomsten heeft de directie verschillende mogelijkheden om te handelen richting het kind dat het seksueel grensoverschrijdende gedrag heeft vertoond. a. b. c. d.
Het kind blijft op de groep; Het kind gaat naar een andere groep, andere locatie of andere kinderopvangorganisatie; Het inzetten van hulp; Melding bij het AMK.
a. Het kind blijft op de groep Wanneer de directie constateert dat op grond van het verrichte onderzoek geen aanleiding is aan te nemen dat het gedrag zich zal herhalen of dat de aanwezigheid van het kind bedreigend is voor andere kinderen kan, in overleg met betrokken ouders, besloten worden het kind binnen de betreffende groep van de kinderopvangorganisatie te laten. b. Het kind gaat naar een andere groep of kinderopvangorganisatie De directie kan besluiten dat het in het belang is van het kind en/of de kinderen die met het gedrag geconfronteerd zijn, dat het kind naar een andere groep binnen de betreffende kinderopvangorganisatie, naar een andere locatie of naar een geheel andere kinderopvangorganisatie gaat. De directie kan hierin de ouders adviseren en eventueel contact opnemen met een andere kinderopvangorganisatie. Ook kunnen ouders zelf de conclusie trekken dat hun kind naar een andere locatie of kinderopvangorganisatie gaat. c. Het inzetten van hulp Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
25
Met advies van het AMK en in overleg met de ouders kan hulpverlening voor het kind worden ingezet. d. Melding bij het AMK De directie doet een melding bij het AMK. Het gedrag van het kind kan namelijk ook op andere problematiek wijzen.
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren Aanbevolen wordt het personeel persoonlijk te informeren. Daarnaast kunnen alle betrokkenen zo spoedig mogelijk over het seksueel overschrijdende gedrag op de hoogte worden gebracht middels een brief of een gezamenlijke (ouder)bijeenkomst. De directeur is verantwoordelijk voor de nazorg en de evaluatie. Er kan informatie worden gegeven over de concrete maatregelen die getroffen zijn ten aanzien van het kind of de kinderen die met het gedrag geconfronteerd werden. Ook kan aangegeven worden welke concrete maatregelen er ten aan zien van het kind dat het gedrag vertoonde genomen zijn en het verdere verloop van het onderzoek. Als bij een kinderopvangorganisatie een incident plaatsvindt, is er een kans dat ook de media hiervan op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe hiermee zal worden omgegaan (zie bijlage 6 van de handleiding). Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. Þ De directeur evalueert met beroepskrachten en eventueel andere betrokkenen wat er is gebeurd en de procedures die zijn gevolgd. Þ Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen. Þ Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Þ Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het seksueel grensoverschrijdend gedrag worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
26
IV. Verantwoordelijkheden in het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat Om het voor beroepskrachten mogelijk te maken in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en de stappen van de meldcode te kunnen zetten, draagt Stichting Udense Peuterspeelzalen (SUP) er zorg voor dat: Het bestuur: Þ de meldcode opneemt in het veiligheids- of gezondheidsbeleid van de organisatie; Þ een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling (mogelijk de direct leidinggevende) aanstelt; Þ de deskundigheidsbevordering opneemt in het scholingsplan; Þ regelmatig trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering aanbiedt aan beroepskrachten, zodat zij voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de meldcode; Þ de meldcode en bijbehorende routes laat aansluiten op de werkprocessen binnen de organisatie; Þ ervoor zorgt dat er voldoende deskundigen intern en extern beschikbaar zijn om de beroepskrachten te kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de meldcode; Þ de werking van de meldcode regelmatig evalueert en zo nodig acties in gang zet om de toepassing van de meldcode te optimaliseren; Þ binnen de organisatie en in de kring van ouders bekendheid geeft aan het doel en de inhoud van de meldcode; Þ afspraken maakt over de wijze waarop de SUP haar beroepskrachten zal ondersteunen als zij door ouders in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen; Þ afspraken maakt over de wijze waarop de SUP de verantwoordelijkheid opschaalt indien de signalering en verwijzing voor een kind stagneert; Þ eindverantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de meldcode; Þ investeert in de opleidingen voor aankomend beroepsbeoefenaren: zorgt voor kennis en vaardigheden inzake het herkennen van en omgaan met een vermoeden van seksueel misbruik, waarbij de ontwikkeling van de seksualiteit van kinderen en het bespreekbaar maken van de eigen normen en waarden aan de orde komt; Þ investeert in nascholing van zittend personeel in de organisatie (staf/management en beroepskrachten): zorgt voor kennis en vaardigheden inzake het herkennen van en omgaan met een vermoeden van seksueel misbruik, waarbij de ontwikkeling van de seksualiteit van kinderen en het bespreekbaar maken van de eigen normen en waarden aan de orde komt; Þ investeert in een open aanspreekcultuur binnen organisaties: zorgt voor een open cultuur waarbinnen op professionele wijze reflectie op normen en waarden, werkwijze en handelen plaatsvindt; Þ investeert in een goede ‘zorgstructuur’ binnen de organisatie: zorgt voor voldoende lucht in teams, vertrouwenspersonen, vertrouwenscommissie, structurele agendering, bij- en nascholing, etc.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
27
de coördinator operationeel/de directie: Þ als aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling is aangesteld; Þ als vraagbaak functioneert binnen de organisatie voor algemene informatie over (de meldcode) kindermishandeling; Þ signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; Þ kennis heeft van de stappen volgens de meldcode; Þ taken vaststelt van een ieder (wie doet wat wanneer) en deze in de meldcode vastlegt; Þ de sociale kaart in de meldcode invult; Þ deelneemt aan het zorgadviesteam (indien dit beschikbaar is); Þ de aansluiting van de meldcode op de werkprocessen uitvoert; Þ de aansluiting van de meldcode op de zorgstructuur uitvoert; Þ samenwerkingsafspraken vastlegt met ketenpartners; Þ de uitvoering van de meldcode coördineert bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling; Þ waakt over de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen; Þ zo nodig contact opneemt met het AMK voor advies of melding; Þ de genomen stappen evalueert met betrokkenen; Þ toeziet op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin; Þ toeziet op dossiervorming en verslaglegging. de leidster/tutor: Þ signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; Þ overlegt met de direct leidinggevende bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; Þ afspraken uitvoert die zijn voortgekomen uit het overleg met de coördinator operationeel, zoals observeren of een gesprek met de ouder; Þ de resultaten bespreekt van deze ondernomen stappen met coördinator operationeel. Het bestuur, de coördinator/directie en de leidster/tutor zijn niet verantwoordelijk voor: Þ het vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld; Þ het verlenen van professionele hulp aan ouder of kind (begeleiding).
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
28
V.
Sociale kaart
Het is belangrijk om de sociale kaart zo volledig mogelijk in te vullen met de organisaties en instanties van de regio waar uw kinderopvangorganisatie gevestigd is en dit op een zichtbare plaats voor alle beroepskrachten beschikbaar te stellen.
SOCIALE KAART
STICHTING UDENSE PEUTERSPEELZALEN
POLITIE alarmnummer (bij noodsituaties) Telefoonnummer: 112 Crisisdienst Regionale Bureau Jeugdzorg (bij noodsituaties) Telefoonnummer: locatie Uden 0413-267400 Advies- en Meldpunt kindermishandeling Oss tel: 0412-67 37 00 Adviesvragen en meldingen: ma t/m vr 9-13 uur Algemeen Maatschappelijk Werk AANZET De Misse 46, 5401 HT Uden 0413- 25 39 00 (ma t/m vrij 9.00-10.00 uur) Bureau Jeugdzorg BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT Raadhuislaan 4, 5341 GM, Oss 0412-644900 GGD (in regio) GGD hart voor Brabant: Telefoonnummer: 0900 4636443 Politie (ook sociale jeugd- en zedenzaken) (in regio) Telefoonnummer: 0900-8844 Steunpunt Huiselijk Geweld Brabant Noord Telefoonnummer: 0900 -1 26 26 26 Centrum voor Jeugd en Gezin (in regio) Aldetiendstraat 23, 5402 ZC Uden Telefoonnummer: 0800 2540000 THUISZORG PANTEIN Centraal meldpunt Aldetienstraat 23, Uden 0900-8803 Tel. spreekuur Jeugdgezondheidszorg: ma t/m vr 10-12 uur en 13-15 uur MEE Volkelseweg 2, 5405 NA Uden 0413- 33 47 33 OPVOEDTELEFOON 0900- 821 22 05 S.O.S. TELEFONISCHE HULPDIENST / REGIONAAL BUREAU VOOR HULPVERLENING Koninginnelaan 26, 5211 WG Den Bosch 073- 614 00 48
LOGOPEDISTEN Logopedistenpraktijk De Groot, Hoogzoggel 78/80, 5404 LS Uden 0413-33 18 86 Paukenstraat 3, 5402 HH Uden 0413-33 18 86
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
29
Logopediepraktijk Van de Veerdonk, L.v.Ravensteinstraat 3, 5402 EH Uden 0413-26 30 02 Logopediepraktijk Van de Wiel, Oliemolenstraat 32, 5402 LJ Uden 0413- 26 26 83 Logopediepraktijk Bonnier-Baars, Millsebaan 103, 5403 AA Uden 0413- 27 10 67
KINDERTHERAPIE Monique van de Heuvel, kinderoefentherapie cesar Brandenburgstraat 1a, 5402 KS Uden 0413- 25 27 87 Ereprijsstraat 1 5402 GA Uden
PSYCHOLOGENPRAKTIJK Praklijk voor psychologische hulpverlening Th. v.d. Meer, Paukenstraat 52, 5402 HL Uden 0413- 25 55 56 Corine Tegenbosch, kinderpsycholoog Bermershof 615, 5403 WZ Uden 0413- 26 16 94
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
30
Bijlage 1 Informatie over Bureau Jeugdzorg en het Advies & Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Sinds januari 2003 is het AMK opgenomen als onderdeel van het Bureau Jeugdzorg. Op dit moment kunnen het Bureau Jeugdzorg en het AMK echter afzonderlijk van elkaar benaderd worden. Onder druk van de nieuwe Wet op de jeugdzorg zal de toegang naar het Bureau Jeugdzorg in 2005 enigszins anders geregeld worden. De wijze van aanmelding is nu als volgt.
Werkwijze Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg biedt informatie, advies, begeleiding en hulp aan jongeren tot 18 jaar en hun ouders en/of verzorgers, beroepskrachten of andere betrokkenen op psychosociaal of opvoedkundig gebied. Daarnaast is het Bureau Jeugdzorg de toegang tot de geïndiceerde jeugdhulpverlening en zorgt het indien nodig voor een adequate doorverwijzing naar andere vormen van zorg. Wanneer men zich als beroepskracht/overleggroep zorgen maakt over een kind of jongere kan men hem/haar en/of de verzorgers doorverwijzen naar Bureau Jeugdzorg als de verzorgers zelf hulp willen. Indien uit de aanmelding blijkt dat er een hulpvraag is, volgt een screening. In dit gesprek wordt samen met de cliënt bekeken wat de problemen zijn en wat de hulpvraag is. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt. Het screeningsverslag wordt intern besproken in een muldisciplinair team. Hier wordt beoordeeld welke hulp nodig is. Er wordt een advies gegeven over het vervolgtraject. Dit advies wordt met de cliënt besproken. Wanneer er geen vrijwillige hulpverlening op gang komt, dan wordt besproken met de beroepskracht/overleggroep hoe de jongere het beste geholpen kan worden en of een onderzoek door het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming nodig is.
Werkwijze AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) Het AMK streeft ernaar zo laagdrempelig mogelijk te werken en kan telefonisch benaderd worden door allerlei mensen die zich zorgen maken over de situatie van bepaalde kinderen. Dit kunnen mensen zijn die beroepshalve met kinderen te maken hebben, maar ook buren of familieleden. Voor beroepsbeoefenaren, zoals leidsters, leerkrachten, huisartsen en JGZ-medewerkers, is het mogelijk om anoniem te melden. Via het AMK wordt de naam van de melder dan niet bekend gemaakt bij het kind, diens gezin of derden. Na een telefonisch contact zijn er drie mogelijkheden: 1. Advies Hierbij worden geen gegevens geregistreerd over het betreffende kind of gezin. Het AMK komt niet in actie in de richting van het kind waarover melding is gedaan. 2. Consult Ook dit richt zich op degene die belt. Het consult richt zich op het uitvoeren van een advies. De consultvrager wordt begeleid in de, op advies van het AMK, te nemen stappen. Er wordt geen actie ondernomen door het AMK richting kind/gezin waarover melding is gedaan en er worden geen gegevens geregistreerd. Er kan wel een dossier op naam van de consultvrager worden aangelegd. 3. Melding Hierbij neemt het AMK alle gegevens op over het kind of het gezin waar melding over wordt gemaakt. Hierop volgt intern een intakeoverleg, waarbij een vertrouwensarts aanwezig is. In dit overleg wordt besloten of het AMK verantwoordelijkheid moet nemen voor de gemelde situatie. De melder krijgt bericht of de zaak is aangenomen en het AMK verantwoordelijkheid neemt. Uitgangspunt bij een melding is om zo min mogelijk buiten de ouders/verzorgers om te opereren en zo snel mogelijk contact te leggen met hen zelf (binnen vier tot zes weken). Alleen indien het belang van het kind zich hiertegen verzet wordt dit contact uitgesteld en in eerste instantie huisarts, school en dergelijke benadert. Adviezen en hulp door Bureau Jeugdzorg en AMK zijn gratis.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
31
Bijlage 2 Signalenlijst kindermishandeling 0-4 jarigen Voorwoord Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort). Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! Om na signalering een volgende stap te kunnen zetten, is het aan te bevelen dat een organisatie b eschikt over een handleiding ten aanzien van kindermishandeling. De signalenlijst kan dan als bijlage aan de handleiding worden toegevoegd. De signalen die in deze lijst worden vermeld, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. U kunt ook altijd overleggen met het AMK over signalen die u zorgen baren, bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen.
1. Psycho-sociale signalen Ontwikkelingsstoornissen achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling schijnbare achterstand in verstandelijk ontwikkeling regressief gedrag niet zindelijk op leeftijd waarvan men het verwacht Relationele problemen Ten opzichte van de verzorgers: totale onderwerping aan de wensen van de verzorgers sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de verzorgers onverschilligheid ten opzichte van de verzorgers kind is bang voor verzorger kind vertoont heel ander gedrag als verzorgers in de buurt zijn Ten opzichte van andere volwassenen: bij oppakken houdt het kind zich opvallend stijf bevriezing bij lichamelijk contact allemansvriend lege blik in ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend Ten opzichte van andere kinderen: speelt niet met andere kinderen is niet geliefd bij andere kinderen wantrouwend terugtrekken in eigen fantasiewereld. Gedragsproblemen plotselinge gedragsverandering geen of nauwelijks spontaan spel, geen interesse in spel labiel, nerveus depressief angstig Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
32
passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos agressief hyperactief niet lachen, niet huilen niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn eetproblemen slaapstoornissen vermoeidheid, lusteloosheid
2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) blauwe plekken krab-, bijt- of brandwonden botbreuken littekens Voedingsproblemen ondervoeding voedingsproblemen bij baby's steeds wisselen van voeding veel spugen matig groeien, ondanks voldoende hoeveelheid voeding weigeren van voeding achterblijven in lengtegroei Verzorgingsproblemen slechte hygiëne ernstige luieruitslag onvoldoende kleding onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg veel ongevallen door onvoldoende toezicht herhaalde ziekenhuisopnamen recidiverende ziekten door onvoldoende zorg traag herstel door onvoldoende zorg
3. Kenmerken verzorgers/gezin Verzorger/kind relatiestoornis verzorger draagt kind als een 'postpakketje' verzorger troost kind niet bij huilen verzorger klaagt overmatig over het kind verzorger heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind verzorger toont weinig belangstelling voor het kind Signalen verzorger geweld in eigen verleden apathisch en (schijnbaar) onverschillig onzeker, nerveus en gespannen onderkoeld brengen van eigen emoties negatief zelfbeeld steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping') afspraken niet nakomen kind opeens van peuterspeelzaal/kinderdagverblijf afhalen aangeven het bijna niet meer aan te kunnen verzorger met psychiatrische problemen verslaafde verzorger Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
33
Gezinskenmerken ‘multi-problem’ gezin ouder die er alleen voorstaat regelmatig wisselende samenstelling van gezin isolement vaak verhuizen sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, et cetera veel ziekte in het gezin draaglast gezin gaat draagkracht te boven geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen
4. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken verwondingen aan genitaliën vaginale infecties en afscheiding jeuk bij vagina en/of anus problemen bij het plassen recidiverende urineweginfecties pijn in de bovenbenen pijn bij lopen en/of zitten seksueel overdraagbare ziekten Relationele problemen angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder Gedragsproblemen Afwijkend seksueel gedrag: excessief en/of dwangmatig masturberen angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact niet leeftijdsadequaat seksueel spel niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit angst om zich uit te kleden angst om op de rug te liggen negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam schrikken bij aangeraakt worden houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') geen plezier in bewegingsspel
5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan) opstandigheid angst negatief zelfbeeld passiviteit en teruggetrokkenheid zichzelf beschuldigen verlegenheid Problemen in sociaal gedrag en competentie wantrouwen ten aanzien van de omgeving gebrek aan sociale vaardigheden
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
34
Bijlage 3 Observatieformulier Bij een vermoeden van kindermishandeling ga je eerst deze vragenlijst na om er achter te komen of je ongerustheid gegrond is. Jongen/meisje Geboortedatum Kindercentrum Groep Naam leidsters
Sinds wanneer is het kind op de peuterspeelzaal? Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag? Beschrijf het opvallende gedrag
Hoe is het contact met andere kinderen in de groep? Hoe is het contact met volwassenen?
Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind? Hoe is de algehele ontwikkeling van het kind (verstandelijk, sociaal, emotioneel, motorisch) Hoe is het contact tussen kind en verzorgers? Hoe is het contact tussen verzorgers en leidsters? Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Vermeld indien mogelijk ook de bron. Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd? Wat is bekend over eventuele broertjes of zusjes?
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
35
Bijlage 4 Gesprekspunten overleggroep Wanneer de vragenlijst reden geeft tot ongerustheid, kunnen de onderstaande punten in de g espreksgroep besproken worden. Algemene gegevens: Jongen/meisje Leeftijd in jaar en maanden Aantal dagen/dagdelen op de peuterspeelzaal Op de peuterspeelzaal sinds Aantal en leeftijd broertjes en zusjes Informatie bij aanmelding Gegevens over de ontwikkeling Hoe is de motorische ontwikkeling? Hoe is de verstandelijke ontwikkeling? Hoe is de sociaal-emotionele ontwikkeling? Algemene gegevens over de peuterspeelzaal: Grootte van de groep Verdeling naar leeftijd Aantal leidsters Algemene informatie over het gedrag van het kind Hoe verloopt het contact met de leiding? Hoe verloopt het contact met andere kinderen? Welke positie neemt het kind in de groep in? Hoe verloopt het halen/brengen? Denkt u/ weet u of het kind het naar zijn zin heeft? Wat doet het kind graag, waar speelt het kind mee? Zijn er observatieverslagen uit het verleden? Specifieke informatie over het opvallende gedrag van het kind op de peuterspeelzaal Welk gedrag neemt u waar? Beschrijf dit gedrag. Hoe lang doet dit gedrag zich al voor? Weet u een concrete aanleiding die eraan vooraf ging? Waar gebeurde dit? Hoe vaak komt dit gedrag voor? Elke keer wanneer het kind aanwezig is? Meerdere keren op een dagdeel? Af en toe? Hoe vaak precies? Op welke momenten en/of in welke situaties komt het gedrag voor? Hoe hebt u tot nu toe gereageerd op het opvallende gedrag? Wat was het effect? Gegevens over de woon/thuissituatie Herkennen de ouders het hierboven beschreven gedrag? Vertoont het kind dit gedrag ook thuis? Zo ja, hoe vaak? Vertoont het kind het gedrag ook in andere situaties? Zo ja, welke? Hoe gaan de verzorgers om met dit gedrag? Wat is het effect van de manier waarop verzorgers met het gedrag omgaan? Hoe is de relatie van het kind met de andere gezinsleden? Factoren kind, verzorgers, de peuterspeelzaal Zet de factoren op een rijtje die van invloed kunnen zijn op het gedrag vanuit het kind, het gezin en de peuterspeelzaal.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
36
Bijlage 5 Aandachtspunten voor een gesprek met verzorger(s) Het doel van een gesprek is om de zorgen over datgene is waargenomen bij het kind, aan gedrag of concrete lichamelijke verschijnselen, met de verzorger(s) te delen. Houd de volgende uitgangspunten in de gaten: Bespreek wat je waarneemt bij het kind, bespreek niet je vermoedens. Ga er van uit dat verzorger(s) het beste voor hun kinderen willen en dat is ook wat jij wilt: daar zit jullie gemeenschappelijke noemer. Je hoeft geen schuldvraag aan de orde te stellen; je doet een beroep op de zorg van verzorger(s) voor hun kind. Omdat de verzorger(s) hun kind een aantal dagen per week aan jou toevertrouwen, ben jij een belangrijk persoon voor het kind en de verzorger(s). Het is dus logisch om de zorgen over het kind te delen. Dit delen van zorgen is een proces en vraagt om een procesmatige aanpak.
Fases in een procesmatige aanpak 1. Afwegingen vóór het gesprek: Voer je het gesprek met de verzorger(s) alleen of samen (dit laatste heeft de voorkeur) met een vertrouwenspersoon /leidinggevende /directielid? Nodig je beide verzorgers expliciet samen uit, leg je deze keuze voor aan één verzorger, of laat je dit aan de verzorgers over? 2. Spreek de zorg om het kind uit: Ik heb je kind nu (aantal) keer/maanden gezien/in de groep. Ik maak me zorgen over een aantal dingen die ik graag met jou/jullie zou willen bespreken. Is dit goed? 3. Bespreek een voor een de signalen aan de hand van onderstaande punten: Beschrijf het signaal in concrete lichamelijke verschijnselen of waarneembaar gedrag: ‘Het is mij opgevallen dat jullie kind 's morgens vaak komt met hele volle vieze luiers en ook luieruitslag heeft die maar niet over lijkt te gaan; Jullie kind speelt in de poppenhoek vaak seksuele handelingen na met de poppen en hij/zij doet dit als volgt…’En dan vul je concrete waarnemingen in. Vraag of dit signaal herkend wordt: Is jullie dit wel eens opgevallen? Gebeurt dit thuis ook wel eens? Hoe lang is dit al zo? In welke situaties gebeurt dit?’ Vraag of ouders een idee hebben waar dit vandaan komt: Hebben jullie enig idee waar dit vandaan komt? Wat vinden jullie ervan? Spreek (indien nodig) je zorg uit over dit signaal: ‘Ik maak me er toch zorgen over dat jullie kind dit doet/heeft.’ 4.
De verzorger(s) delen de zorg
5.
De verzorger(s) nemen de zorg over
Aandachtspunten: Gebruik niet het woord signaal, maar beschrijf concrete lichamelijke verschijnselen of waarneembaar gedrag. Leg de nadruk op het delen van zorg, niet op het beschuldigen/verdenken van de verzorger(s). Zorgen delen Je kunt zorgen niet delen met de verzorger(s), wanneer het niet de zorgen van beide partijen zijn. Het kan geruime tijd in beslag nemen om zover te komen. Wanneer de verzorger(s) datgene wat je hebt waargenomen absoluut (nog) niet kunnen waarnemen, is het van het grootste belang om bij dit onderdeel stil te blijven staan en niet de volgende fase van het gesprek in te gaan. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
37
Je kunt verzorger(s) in een dergelijk geval bijvoorbeeld vragen om het kind eens een tijdje te observeren en op te letten of ze dan toch het gedrag waarnemen dat jij als leidster genoemd hebt. In een volge nde afspraak kunnen jullie het er dan weer over hebben. Een andere mogelijkheid is te vragen of de verzorger(s) een ochtendje in de groep wil(alen) komen kijken. Je kunt dan meteen aanwijzen welk gedrag je bedoelt. Neem hier de tijd voor. Want zolang verzorger(s) de signalen die jij met ze besproken hebt niet waarnemen, is delen van de zorg niet aan de orde. Emoties In deze fase kunnen emoties een grote rol spelen. De verzorger(s) kunnen bijvoorbeeld boos worden, zich tekort voelen schieten en zich hier schuldig over voelen of zich schamen over het door jou beschreven gedrag van hun kind. Bijvoorbeeld wanneer je masturbatiegedrag in de groep of seksueel gedrag in de poppenhoek hebt beschreven. Verzorger(s) kunnen door hun emoties op heel verschillende manieren reageren. Daarom is het altijd verstandig om expliciet naar de reactie van de verzorger(s) te vragen. Bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat ik jullie ermee overrompel. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk voor jullie is dat ik hier nu mee gekomen ben. Hoe ligt dit voor jullie?’ De verzorger(s) kunnen ook boos worden. Een manier om met boosheid of agressie om te gaan, is onder woorden te brengen wat je waarneemt en je eigen angst hiervoor (jezelf klein maken). ‘Ik zie dat jullie boos zijn en ik vind dat moeilijk, het maakt mij onzeker.’ Wanneer je als leidster persoonlijk geraakt bent door wat je gezien of gehoord hebt van het kind is het goed dit onder woorden te brengen. Zolang de emoties de overhand hebben, is er geen gelegenheid om de verzorger(s) concrete, zakelijke informatie te geven. Laat staan naar een volgende stap te gaan. Pas wanneer de emoties een plaats hebben gekregen, is er gelegenheid om de verzorger(s) concrete, zakelijke informatie te geven. Verduidelijking vragen Bij iedere fase is het van belang te vragen wat de verzorger(s) ervan vinden en of zij het genoemde herkennen. Vraag ook door als iets niet helemaal duidelijk is. ‘Wat bedoel je daar precies mee? Begrijp ik goed dat je zegt dat…’ Er kunnen dus meerdere gesprekken nodig zijn voordat je als leidster op één lijn zit met de verzo rger(s) wat betreft het waarnemen van de door jou gesignaleerde verschijnselen en gedragingen van hun kind. Het delen van de zorg en het overnemen van de zorg zijn dan de volgende stappen die de verzo rger(s) moeten maken. Het is van groot belang om het waargenomene ook dan nog over langere tijd te volgen en bij te houden in een logboek. Hierin kun je ook de afspraken met de verzorger(s) bijhouden. De praktijk leert dat wanneer je deze fase eenmaal bereikt hebt, de verzorger(s) een belangrijke steun zijn in het verder zoeken naar een mogelijke oorzaak van het zorgwekkende gedrag van hun kind. Verzorger(s) kunnen dan meestal heel goed meedenken over de verdere hulp die zij denken nodig te hebben.
Bron: Mw. J. vd. Berg, jeugdarts bij de afdeling jeugdgezondheidszorg, dienst OCW, gemeente Den Haag Verder lezen: Seksualiteit en (vermoedens van) seksueel misbruik in gesprekken met ouders; Han Spanjaard en Heleen Woelinga, 1993 Persoonlijke mededelingen; Ymke Gorter
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
38
Bijlage 6 Enkele aandachtspunten in het contact met allochtone gezinnen Vraag aan mensen wat hun gewoonten zijn. Niet alle allochtone gezinnen zijn hetzelfde. Let er bij een eventueel huisbezoek op of bewoners hun schoenen aan hebben of dat de schoenen bij de voordeur staan. In Islamitische gezinnen kan het de gewoonte zijn om of op blote voeten of op sloffen in huis te lopen. Dit geldt dan ook voor gasten. De echtgenoot en bij zijn afwezigheid de oudste zoon, is degene die de contacten naar de buitenwereld onderhoudt. Het is belangrijk om hem bij alles te betrekken. Gastvrijheid is een groot goed. Er moet eerst iets gegeten of gedronken worden en een inleidend gesprek gevoerd worden voordat de reden van het huisbezoek ter sprake wordt gebracht. Probeer niet direct ter zake te komen. Dit wordt als onbeleefd onervaren. Het verwoorden van de feiten in beelden en voorbeelden werkt vaak beter dan concreet zeggen waa r het op staat. Houd rekening met de familie-eer. Er wordt veel waarde gehecht aan hiërarchische structuren binnen het gezin, de verdere familie en de samenleving. Probeer afspraken met iemand te maken die hoog op de ladder staat. Het is eervoller een probleem met behulp van de familie op te lossen dan met die van buitenstaanders. Het betrekken van bijvoorbeeld een oom bij een probleem is in veel gevallen acceptabeler dan het inschakelen van een Nederlandse instantie. Als je dreigt vast te lopen vraag naar dergelijke familiecontacten. In veel allochtone gezinnen is het onbeleefd om tegen een autoriteit (leerkracht, arts, etc.) nee te zeggen. Dat wil zeggen, dat niet altijd uitgevoerd wordt wat afgesproken is. Kijk niet vreemd op als bij een huisbezoek een hele familie aanwezig is. Wil je bijvoorbeeld met een ouder apart praten, zonder kinderen of familie, nodig hem/haar dan uit op een neutrale plek. Veel vrouwen mogen niet alleen met een vreemde man zijn. Zorg in dat geval voor de aanwezi gheid van een vrouwelijke collega. Emotionele problemen worden vaak benoemd in termen van lichamelijke klachten, angst kan bijvoorbeeld hoofdpijn genoemd worden. Het consult bij de huisarts lost het probleem niet op. Me nsen zijn letterlijk ziek van angst. Naast de reguliere gezondheidszorg worden vaak genezers uit het land van herkomst geconsulteerd, omdat men bijvoorbeeld denkt dat de betreffende persoon bezeten is. Dergelijke rituelen zijn voor betrokkenen vaak van grote emotionele betekenis. Als vrouw is het best mogelijk om met een Turkse of Marokkaanse vrouw alleen te praten, zeker wanneer je aangeeft dat het gaat om ‘vrouwenzaken’. ‘Vrouwenzaken ‘ kunnen gaan over onderwerpen als menstruatie, kinderen krijgen en dergelijke. Het is dan vrij legitiem de man te vragen niet bij het gesprek aanwezig te zijn. Dit biedt gelegenheid om vertrouwelijk met een moeder te praten. (Bron (bewerkt): Mevrouw A. Koning, maatschappelijk werker AMK Utrecht)
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
39
Bijlage 7 Aandachtspunten tijdens een gesprek met een jong kind Een gesprek met het kind kan mogelijk extra informatie bieden over de situatie waarin het kind zich bevindt. Vanaf ongeveer 2 jaar is het mogelijk een gesprek(je) te voeren met het kind. Houd tijdens dit gesprek r ekening met de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Het is niet de bedoeling dat het kind ondervraagd wordt. Een gesprek met het kind heeft aanvu llende informatie dan wel steunend contact tot doel, en mag niet in de plaats van het contact met de ouders komen. Ter voorbereiding van een dergelijk gesprek kun je overleggen met de leidinggevende en eventueel de pedagoog. Naast het contact met het kind is het zeer belangrijk om met een open houding het contact met ouders aan te gaan. Tips voor het gesprek: Voer het gesprek met een open houding. Sluit aan bij waar het kind op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld spel, een tekening of knutselen. Ga op dezelfde ooghoogte zitten als het kind en kies een rustig moment uit. Steun het kind en stel het op zijn gemak. Gebruik korte zinnen. Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet in voor het kind. Begin met open vragen (Wat is er gebeurd? Wanneer is het gebeurd? Waar heb je pijn? Wie heeft dat gedaan?) en wissel deze af met gesloten vragen (Ben je gevallen? Heb je pijn? Ging je huilen? Vond je dat leuk of niet leuk?). Vraag niet verder, wanneer het kind niets wil of kan vertellen. Houd het tempo van het kind aan, niet alles hoeft in één gesprek. Laat het kind niet merken dat je van het verhaal schrikt. Val de ouders (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af, in verband met loyaliteitsgevoelens. Geef aan dat je niet geheim kan houden wat het kind vertelt. Leg uit dat u met anderen gaat kijken hoe u het kind het beste kan helpen. Leg het kind uit dat u het op de hoogte houdt van elke stap die u neemt. Het kind moet nooit zelf de verantwoordelijkheid krijgen in de keuze van de te nemen stappen. Vertel het kind dat het heel knap is dat hij/zij het allemaal zo goed kan vertellen. Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen van het kind. Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
40
Bijlage 8 Omgaan met privacy Tijdens het uitvoeren van de stappen in het protocol, is het belangrijk dat er zorgvuldig gehandeld wordt. Er is immers sprake van persoonlijk informatie over kinderen en gezinnen (zie ook de privacyrichtlijnen van de eigen instelling). De wet op de Jeugdzorg (2005) geeft de gedragslijnen aan over het inzagerecht. Een ouder en/of wettelijk vertegenwoordiger (bijvoorbeeld een voogd) heeft het recht om het dossier van zijn/haar kind in te zien. Kinderen tussen de 12 en 16 jaar hebben gedeeltelijk recht op inzage en vanaf 16 jaar heeft een jongere recht op inzage. Inzage kan worden geweigerd wanneer het belang van het kind, de melder en/of informant wordt geschaad. Belangrijke tips bij het omgaan met privacy
Betrek bij een overleg niet teveel mensen. Zorg dat informatie over kinderen en gezinnen altijd binnenshuis blijft. Emoties kunnen de pr ivacy in gevaar brengen. Soms willen leidsters hun collega-leidsters als uitlaadklep gebruiken. Dit is begrijpelijk, maar qua privacy niet de juiste manier om met de situatie om te gaan. Betrek daarom alleen personen die in het stappenplan genoemd worden. Contact met andere instellingen kan alleen na toestemming van de ouder of wettelijk vertegenwoordiger. Contact met andere instellingen zonder toestemming kan alleen anoniem. Het gezin of kind mag dan niet bekend worden gemaakt. Een uitzondering hierop is het contact met het AMK. Dit kan zonder toestemming van ouders of wettelijke vertegenwoordiger. Wees zorgvuldig met schriftelijke informatie. Verzorger(s) hebben recht op inzage in verslagen, formulieren en observatieverslagen. Alleen als het anonieme werkaantekeningen zijn, hebben ouders geen inzagerecht. Schrijf daarom alsof de verzorger(s) over je schouder meekijken. Beschrijf waarneembaar gedrag en wees voorzichtig met interpretaties. Als de verzorger(s) een verslag willen inzien, kun je voorstellen om het samen met hen te lezen. Erover te praten en waar nodig toe te lichten. Daarna kan een kopie worden meegegeven. Een andere mogelijkheid is om de belangrijkste punten uit het verslag en afspraken tijdens het gesprek op papier te zetten en aan de verzorger(s) te geven. Dit vormt tegelijk een leidraad voor eventuele volgende gesprekken met de verzorger(s). Schriftelijke informatie moet goed worden opgeborgen in een afsluitbare kast. Informatie die niet (meer) relevant is moet worden vernietigd of aan ouders worden meegegeven. Schriftelijke informatie mag niet zonder toestemming van ouders of wettelijke vertegenwoordiger aan derden worden verstuurd. Eén uitzondering hierop vormt het AMK. Schriftelijke informatie die de instelling van derden ontvangt, moet ook met toestemming van de ouders of wettelijke vertegenwoordiger zijn verstuurd. Als dit niet zo is, is het verstandig de informatie terug te sturen.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor branche kinderopvang
41
Bijlage 9 Meldrecht, meldplicht en zorgplicht In de Wet op de jeugdzorg (2005) is het meldrecht vastgesteld. Dit betekent dat je wettelijk het recht hebt een melding te doen en daarbij ook alle relevante gegevens over te dragen aan het AMK. Het belang van het kind gaat hierbij vóór het belang van de privacy van het gezin. In de wet op de Jeugdzorg is ook de meldplicht opgenomen: Wanneer een medewerker van een instelling het vermoeden heeft dat een medewerker van dezelfde instelling zich schuldig maakt aan kindermishandeling moet hij dit direct melden bij zijn leidinggevende en het bestuur. Deze hebben de plicht direct het AMK hiervan in kennis te stellen. Naast het meldrecht heeft ieder burger in Nederland een zorgplicht. Dit houdt in dat je de plicht tot zorgen voor het kind hebt. Aan de ene kant de plicht tot zorgen voor het kind en aan de andere kant de privacywetgeving in de vorm van de Wet bescherming Persoonsgegevens. Dat betekent dat je niet zomaar gegevens zonder toestemming mag geven aan derden. Dit heet een conflict van belangen. Bij een conflict van belangen weeg je zorgvuldig de belangen die in het geding zijn af. Dat doe je door het protocol te volgen en door alle stappen die je zet, schriftelijk te vermelden in het dossier. Wanneer je dit doet, kun je voldoen aan de zorgplicht en het meldrecht zonder bijvoorbeeld juridisch te worden vervolgd.
Kwaliteitshandboek
Stichting Udense Peuterspeelzalen
42