1e advent – 7 december 2014 Viering van Schrift en Tafel Ekklesia Tilburg Huub Oosterhuis en Miranda Vroon-van Vugt met het koor "Wie twee hemden heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie te eten heeft moet hetzelfde doen." (Lk 3,11)
Lichtritueel bij de adventkrans Het licht schijnt in de duisternis… op weg naar Kerstmis ontsteken we het licht in de duisternis. De duisternis van de woestijn De stem van de roepende, horen wij hem nog? Vandaag steken we de tweede kaars aan We zijn al verder gekomen op de weg naar Kerstmis Maar we zijn er nog niet. We vragen daarom: wees ons nabij in onze duisternis laat uw licht doorbreken in ons zoals een kind geboren wordt. Zegen ons met het licht van Kerstmis Bidden wij zingend: Lied: Soms breekt uw licht, in mensen door onstuitbaar, zoals een kind geboren wordt Inleiding Wij zijn gekomen om samen te zijn in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen. Welkom allemaal op deze 2e zondag van de advent. Een speciaal welkom aan onze gastvoorganger en inspirator Huub Oosterhuis. We ‘horen’ u wekelijks in vele gezongen woorden, maar het is fijn dit keer naar uw gesproken woord te mogen luisteren. Hartelijk dank voor uw komst vanuit Amsterdam naar het zuiden. Het is een feest om samen te vieren. We hebben afscheid genomen van Sinterklaas en de pietendiscussie en mogen ons nu ongehinderd richten op Kerstmis. We maken ons op voor de komst van God zelf. Zichtbaar in het kind in de kribbe. Er zijn mensen die oog hebben voor de noden in onze tijd, die zien waar nog werk te verzetten valt. Werk dat nodig is opdat iedereen het licht kan verwelkomen. Horen wij de stemmen van de roependen van onze tijd? Hebben wij oog voor de nood van de ander? Laten we het een moment stil maken in onszelf. En ruimte maken in ons hart voor het besef van de momenten waarin onze oren doof bleven en onze ogen verblind waren. De momenten waarin we te hard praatten om de woorden van de ander te verstaan en waarin ons hart gesloten bleef. Stilte
1
Gebed God van ons hart, wanneer uw woord naar ons opengaat, bedenken wij ons in stilte... …misschien hebben wij de nood van anderen niet gezien… …misschien hoorden we de stem niet die ons probeerde te bereiken… …misschien zagen we niet, hoorden we niet… …voelden we niet, spraken we niet… Voor al deze momenten waarin wij de duisternis groter maakten voor anderen, vragen we nu om het licht van Kerstmis, om de weg naar de ander weer te vinden… Gebed aan de Tafel Na de dienst rond de Schrift, zijn we gekomen aan de dienst rond de Tafel. We hebben geluisterd naar verhalen over echte omkering naar zorg voor elkaar, Verhalen van mensen die worden opgeroepen om elkaar een naaste te zijn en te geven van de eigen overvloed. Verhalen over de keuze om te leven voor gerechtigheid voor wie in weelde zwelgen en voor wie niets hebben. Moge ons breken en delen in Jezus’ naam ons bekeren tot dat leven. Laten we daartoe gaan staan… Samen opgestaan mogen we breken en delen in het vertrouwen dat waar 2 of 3 bijeen zijn, God zelf in ons midden is. We mogen delen in de geest van de nieuwe mens, Jezus Messias, een mens van Geest en vertrouwen, een mens op zoek naar verbondenheid met alles en allen. Laten we stil worden en denken aan de gemeenschap van mensen over de hele wereld. Mensen dichtbij, vrienden, vriendinnen, ouders, partners, kinderen. Dat God hun hulp mag zijn. We denken ook aan mensen verder weg, mensen in de Filipijnen die vrezen voor een nieuwe tyfoon. mensen die met gevaar voor eigen leven Ebola-zieken helpen. We denken aan landen op zoek naar vrede, volken die roepen om gerechtigheid. In Oekraïne, in Irak, in Syrië, Dat God hun hulp mag zijn. We herinneren ons mensen die ons voorgingen in de dood. Dat God hen nabij mag zijn nu wij dat niet meer kunnen. 2
–stilte– [Gedenken we vandaag speciaal hen voor wie ons gebed is gevraagd] Laten we zingen van de geliefde mens Jezus, die heeft volbracht alle gerechtigheid. Een mens voor allen. Zingen: Gij die de stomgeslagen mond verstaat… Vanuit het vertrouwen dat God ons aan elkaar wil schenken, worden wij uitgenodigd en opgeroepen om in Jezus' naam een gebaar van vrede te maken naar elkaar, nu, hier. Doen: vrede wensen Zoals wij Jezus volgen van zijn begin tot zijn einde, bidden we met de woorden die hij ons leerde... Bidden: Onze Vader Wie je ook bent, waar je ook vandaan komt: wees welkom aan deze Tafel, want Jezus zelf nodigt ons allen uit. Breken en delen Voorbeden Gij die ons wijst een weg van vertroosting – Gij die gezegd hebt: Troost mijn volk – wij bidden U: Acclamatie:
Hoor Gij van Israël, Gij onze God Gij Een. Heb ons lief met heel uw hart en ziel. Uit al uw kracht.
Voor allen die zich bevinden in een isolement van ziekte van werkeloosheid van onbegrip. Mogen wij voor hen een naaste zijn Mogen anderen voor ons een naaste zijn. Dat een nieuwe wereld komen zal.
3
stilte Voor de leiders van deze wereld In het groot en in het klein In de politiek, de economie en de kerk Mogen zij oog hebben voor de gevolgen van hun keuzes Mogen hun hart en ziel zich openen voor Uw gerechtigheid Dat een nieuwe wereld komen zal. Acclamatie:
Hoor Gij van Israël, Gij onze God Gij Een. Heb ons lief met heel uw hart en ziel. Uit al uw kracht.
Wij bidden ten slotte voor onze Ekklesia-gemeenschap. Mogen we elkaar blijven inspireren om te werken aan een eerlijke wereld. In verbondenheid met elkaar In verbondenheid met andere geloofsgemeenschappen In verbondenheid met U. Amen.
Slotwoord Gaan wij dan hiervandaan, bemoedigd door gebed gesterkt door gezang geïnspireerd door verhalen. Mogen wij de roep om gerechtigheid verstaan zodat wij de paden recht maken en de Heer zijn weg bereiden. Laten we gaan staan om God te vragen om zijn zegen. Moge over ons neerdalen: zegen, ontferming, vrede. Moge God zelf ons zegenen en kracht geven om te gaan op zijn weg. Dat vragen wij in Zijn Naam: Vader, Zoon en heilige Geest. Amen.
4
Toespraak door Huub Oosterhuis Ekklesia Tilburg, 2e adventsviering, 7 december 2014 1. In de Volkskrant-rubriek ‘Dit ben ik: portret van een kind in zijn slaapkamer’, wordt aan een jongetje van zeven gevraagd: Wat zou jij aan de wereld willen veranderen? Hij antwoordt: Niks. De wereld is zoals-ie is en dat is gewoon goed. Ook erge dingen zoals dieven horen erbij. Die mensen willen zelf zo zijn, dat kun je niet veranderen. 2. Het evangelie van Lukas, benadrukt dat Jezus van Nazareth één van geest was met zijn joodse traditie. Hij werd geraakt door de profetische prediking van Johannes de Doper, die een ‘einde’ voorvoelde, en tot een nieuw begin opriep: De bijl ligt aan de wortel – wat moeten wij doen? – wie twee hemden heeft moet delen met wie er geen heeft, en wie te eten heeft moet hetzelfde doen. (Lukas 3, vers 11). Dat is ‘waarachtige omkeer’, ‘bekering’. Dat is je afkeren van de Mammon, de geldgod. De mammon is in de bijbel van Mozes en Jezus, de god van de ongebreidelde economische expansie, van hebzucht, concurrentie op leven en dood, winstbejag ten koste van de minstbedeelden. De mammon is de ‘god’, het ‘beginsel’, het axioma van bijvoorbeeld de neoliberale vrije markt economie, die op dit moment de wereld terroriseert. Op die manier en in die mate rijk worden en die rijkdom voor jezelf houden en niet inzetten voor de bevrijding en de emancipatie van de onderdrukten, voor opbouw van een rechtvaardiger samenleving, dat is mammondienst. Zoals alle profeten vóór hem, ziet Jezus van Nazareth de heersende bezitsverhoudingen, met alle uitbuiterspraktijken en bonusculturen die daarbij horen, lees de kranten, als doodsverhoudingen: maatschappelijke, politieke constellaties waarin vandaag, nu, minstens een derde ven de mensheid geen menswaardig leven heeft. En als hij oproept tot omkeer – bekering - zoals alle profeten voor hem, dan bedoelt hij: breek met deze doodsverhoudingen en keer je leven om naar solidariteit, kies voor een politiekeconomisch systeem waarin de profetische woorden over gerechtigheid volbracht kunnen worden, in politieke praktijk gebracht. 3. Maar in alle kerkelijke theologieën, in iedere catechismus, overal ter wereld, betekent dat woord ‘bekering’ al vele eeuwen iets heel anders, en nauwelijks iemand denkt bij dat woord meer aan een keuze voor een andere rechtvaardiger wereldorde. ‘Bekering’ is gaan betekenen dat je gaat geloven in Jezus die jouw ziel zal redden voor het hiernamaals, die “als enig zoenoffer ons lichaam en onze ziel van de eeuwige verdoemenis verlost” aldus de Heidelbergse kathechismus zondag 15. De roomskatholieke dogma’s formuleren het een beetje anders; maar komen op hetzelfde neer.
1
De betekenisverschuiving van het woord ‘bekering-tot-de-armen-hier-op-aarde’ naar ‘bekering tot geloof in een hiernamaals, dat is wat het kerkelijke, theologische Christendom van zijn oorspronkelijke joodse traditie heeft gemaakt. En de betekenisverschuiving van ‘Koninkrijk van God’ als een samenleving zonder onrecht naar een spiritueel ‘koninkrijk’-in-Jezus waaraan mensen via ‘sacramenten’ deel krijgen: die ontwikkeling tekent de geschiedenis van het christendom vanaf de vierde eeuw tot op vandaag. 4. Lukas 18, vers 18-30: Een hooggeplaatste stelde hem de vraag: Goede meester, wat moet ik doen om leven te beërven in de komende wereld? Jezus sprak tot hem: Waarom noemt ge mij goed? Niemand is goed, enkel die ene, God. Gij kent de geboden: ‘Gij zult geen overspel plegen, niet moorden, niet stelen, niet liegen, eer je vader en je moeder.’ Hij sprak: Aan dat alles heb ik vastgehouden van jongs af aan. Toen Jezus dit hoorde, sprak hij tot hem: Nog één ding ontbreekt je: alles wat je hebt, verkoop het en deel het uit aan de armen, dan zul jij een schat hebben, in de komende wereld. Kom dan terug en volg mij. Toen hij dit hoorde, werd hij diep bedroefd want hij was steenrijk. Jezus zag hoe diep bedroefd hij was en sprak: Hoe moeilijk is het voor hen die veel bezitten, het koninkrijk van God binnen te gaan. Nog makkelijker komt een kameel door het oog van de naald dan een rijke in het koninkrijk van God. Die het hoorden die zeiden: Maar wie kan dan worden gered? Hij sprak: Wat onmogelijk is bij mensen, is mogelijk bij God.
2
5. Wij hoorden: ‘Nog één ding ontbreekt je: alles wat je hebt, verkoop het en deel het uit aan de armen. Kom dan terug en volg mij’. En wij herinneren ons een ander woord uit die joods-profetische traditie. ‘Het woord dat ik je heden geef is niet te hoog, te zwaar voor jou, je kunt het volbrengen.’ Die hooggeplaatste steenrijke, vroeger ook wel ‘de rijke jongeling’ genoemd, heeft het niet volbracht. Maar het kán wel: ‘het is mogelijk bij God’, zegt Jezus. Uit kracht van God-Ik zal, uit kracht van zijn toekomstvisioen, een nieuwe wereld, is het mogelijk. Ik schreef een leerdicht over Jezus, een soort apocriefe evangelie, daarin heb ik opgeschreven wat ik ooit, met eigen ogen, gezien heb: ‘Van verre zag zij hem, drong naar hem toe: ik zal U volgen, heer, waar gij ook gaat. Waar ik ook ga? vraagt hij - Ik Heer? Wie jij? Verkoop wat je bezit, geef het de armen. Zij had een lusthof, tuinen aan rivieren goudmijnen, dure wijken. Zij verkocht ze.’ En toen werd ze een zuster van Liefde en ging werken in Cité le Soleil, de sloppensloppenwijk van de wereld, Haïti op zijn ergst. En nu is ze oud en woont met nog vier zusters van Liefde ergens in een grote Nederlandse stad in een flat waar ook altijd een aantal uitgeprocedeerde asielzoekers wonen. Die leert ze Nederlands. Ik heb een rijk leven ontvangen, zegt ze. 6. De rijken houden de armoede van de armen in stand. Gerechtigheid zou het zijn, als de rijken de armen optillen tot een menswaardig levensniveau. Dat kunnen zij. Dat kunnen wij leren. Het koninkrijk van God is volgens Jezus - en volgens de Thora van Mozes en de profeten waarin hij was opgevoed - een andere nieuwe wereld, waarin dát gebeurt, die verheffing, die uittocht omhoog - een komende wereld waarin ‘de mens de mens een naaste is’. Die ‘komende wereld’ is niet alleen bevrijding voor de armen, maar ook voor de rijken. Arme hooggeplaatste steenrijke man, die diep bedroefd heengaat, omdat hij zoveel bezit, maar aan ‘dat ene’, dat enig noodzakelijke, geen deel heeft: aan die wereldorde waar alles voor allen zal zijn, aan dat groot nieuw bezield verband, nieuwe liefde, wereld zonder scheidsmuren, zonder apartheid, zonder de flauwekul van standen en klassen, zonder geeuwende leegte en verveling en achterdocht en cynisme. Tegenover een hooggeplaatst steenrijk leven staat niet ‘een arm leven’, maar een leven dat zich inzet voor gerechtigheid. Een dienstknecht-leven. Als je de Thora van Mozes en Jezus ernstig neemt, zou je op de gedachte kunnen komen dat deze wereld-hier-nu, met al haar banken en sloppenwijken, helemaal opnieuw georganiseerd moet worden - en dat jij daaraan moet bijdragen. Als je daarvoor kiest, kies je voor een ‘dienstknechtleven’. Dat woord heeft oude wortels. In het profetische bijbelboek Jesaja wordt een mens getekend die bereid is zich ten einde toe te geven aan de verworpenen der aarde. In de oudste documenten van onze traditie wordt Jezus van Nazaret als deze dienstknecht herkend - ‘niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen’. 3
7. Volgens de vier evangeliën heeft Jezus zijn keuze voor een dienstknechtleven in een veelzeggend gebaar te kennen gegeven op de avond voor zijn lijden en dood. In het evangelie van Johannes knielt hij neer om als slaaf de voeten van zijn leerlingen te wassen. In de geschriften van Markus, Matteüs en Lukas neemt hij brood, breekt het, deelt het uit en zegt: ‘Dit is mijn lichaam, neem en eet, om mij te gedenken’. Hoe zullen wij, na twintig eeuwen, deze woorden verstaan? Dat Jezus het brood verandert in zijn lichaam zoals het rooms-katholieke dogma van de transsubstantiatie, de ‘wezensverandering’, het formuleert? Of mag je het ook zó verstaan? ‘Maak je zelf tot brood voor hongerlijders, wees bezield door het verlangen naar een wereld waar brood en recht voor allen is’. In de officiële rooms-katholieke kerk is er maar één interpretatie mogelijk van de woorden: ‘dit is mijn lichaam’ – met verregaande gevolgen: Jezus is de hostie en die hostie mag niet ontvangen worden door onwaardigen die ‘in zonde leven’. En, bijvoorbeeld, ongehuwd samenwonenden en praktiserende homoseksuelen zijn onwaardig, want zij leven in zonde. En geen bisschoppensynode in Rome zal deze lasterlijke dwaling herroepen. Maar geen mens, hoe roomskatholiek ook geboren, hoeft zich te schikken naar die synode; wij hebben allen ons eigen geweten, dat is onze waardigheid. Wat wij uitdrukken en getuigen, als wij brood breken en delen, is dit: wij willen wezenlijk veranderen, wij zullen van chaotische, onsamenhangende, eenzame mensen veranderen in het lichaam van Jezus Messias. Als wij, hem achterna, proberen te kiezen voor een dienstknechtleven, partij kiezend voor de armen, de vreemdelingen in ons midden behoedend, ieder mensenkind eerbiedigend, zoals hij geboren is: dan zullen wij zijn werkelijke tegenwoordigheid , zijn ‘realis presentia’ in deze wereld worden. Zijn zachte kracht. Zijn liefdesenergie in deze wereld. Bezield verband en messiaanse tegenkracht tegen de dood in al zijn gedaanten. En wij komen in kerken bijeen, om ons te oefenen in zachte kracht; om ons in te leven in vluchtelingen en al die andere ongelukkigen in soorten. Om u dit te zeggen ben ik hierheen gekomen en ik dank u voor uw uitnodiging. Wij zullen een rijk leven ontvangen.
4