Statenvoorstel nr. PS/2006/199 Evaluatie Europese subsidies en Europaloket Jaargang
Datum
Ons kenmerk
Inlichtingen bij
2006-15
1 maart 2006
PS/2006/199
de heer J J. Wezenberg, teiefoon 038 425 18 25
Aan Provinciale Staten
Qnderwerp Aanbieding rapport Evaluatie Europese subsidies en Europaloket.
Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2006/199 (bijgevoegd) II.
Rapport Evaluatie Europese subsidies en Europaloket (bijgevoegd)
1
Samenvatting
De Commissie Beleidsevaluatie deed in 2005 in opdracht van Provinciale Staten een onderzoek naar de resultaten en de maatschappelijke effecten van de projecten die (mede) met Europese subsidies en provinciate cofinanciering zijn gefinancierd. De centrale vragen daarbij waren "Wat zijn de resultaten en de maatschappelijke effecten in Overijssel die zijn bereikt met provinciate middelen door de projecten die (mede) met Europese subsidies zijn gefinancierd en aanbevelingen geven met betrekking tot de uitvoering van het Europese structuurbeleid 2007-2013?" Net Presidium stelt Provinciale Staten voor de conclusies en aanbevelingen zoals deze door de Commissie Beleidsevaluatie zijn verwoord, vast te stellen. In zijn algemeenheid dragen de met provinciale middelen meegefinancierde projecten bij aan verbetering van het vestigingsklimaat, uitbreiding van de toeristische infrastructuur, behoud van leefbaarheid, enz. Dit geldt minder voor economische doelen als behoud en uitbreiding van de werkgelegenheid en uitbreiding van het aantal bedrijven en zachte doelen als vergroting van het innovatievermogen en verbetering van de concurrentiepositie van bedrijven. Ook natuurontwikkeling blijft in de onderzochte prog ram ma's kwantitatief achter bij de planning. Daarom worden er enkele aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op de toekomstige inzet van de provincie Overijssel in het Structuurfondsprogramma 2007-2013, te weten: * creeer optimale randvoorwaarden voor innovatie en kennisintensivering; * zet in op de navolgende prioriteitsstelling: o mobiliteit; o leefomgeving; o Internationale samenwerking; « neem een proactieve houding aan door vroegtijdig (nu!) de discussie met de belangrijkste betrokken partijen in de verschillende regie's aan te gaan over de inzet van Europese middelen in de periode 2007-2013; * neem in de toekomstagenda ook een aantal grootschalige sleutelprojecten op; » bundel de cofinancieringsstromen van Rijk en provincie in een Europabudget; * de rol van het Europaloket dient te worden voortgezet en in de nieuwe periode te worden uitgebreid met het beheer van alle programma's 2007-2013;
provxncie
stroomlijn de procedures gericht op het verminderen van de administratieve lasten; leg een directe koppeling tussen projectindicatoren en de mate waarin ze bijdragen aan het behalen van programma-indicatoren, hanteer hiertoe een gebiedsgerichte of thematische benadering.
2
Inleiding en probleemstelling
2.1 Inleiding In februari 2005 hebben Provinciale Staten besloten om een evaluatieonderzoek uit te laten voeren naar de resultaten en de maatschappelijke effecten van de projecten die (mede) met Europese subsidies en provinciale cofinanciering zijn gefinancierd. De inhoudelijke argumentatie daarvoor is dat nu het moment is om de nieuwe programmaperiode gedegen voor te bereiden. Deze evaluatie dient als input voor het Investeringsprogramma voor Oost-Nederland 2007-2013.
2.2
Doe/- en probleemstelling
Met dit onderzoek beoogt de Commissie Beleidsevaluatie een bijdrage te leveren aan de discussie over het Investeringsprogramma voor Oost-Nederland 2007-2013. De centrale onderzoeksvraag voor dit onderzoek luidde als volgt: "Wat zijn de resultaten en de maatschappelijke effecten in Overijssel die zijn bereikt met provinciale middelen door de projecten die (mede) met Europese subsidies zijn gefinancierd en aanbevelingen geven met betrekking tot de uitvoering van het Europese structuurbeleid 2007-2013?" Deze centrale onderzoeksvraag is in het rapport opgesplitst in de volgende vijf deelvragen: 1. waar zijn de provinciale gelden aan besteed? Hoe hebben de provinciale gelden bijgedragen aan het bereiken van de provinciale doelstellingen?; 2. wat is het effect geweest van de gerealiseerde projecten, ook in relatie tot de omvang van de subsidies en de geleverde inspanningen om die subsidies te verkrijgen?; 3. zijn de Europese subsidies optimaal benut? Welke geldstromen zijn niet benut? Wat zijn de oorzaken hiervan? Welke gevolgen heeft het antwoord op deze vraag voor de uitvoering van het Europese structuurbeleid 2007-2013?; 4. wat is de klanttevredenheid van ondernemersverenigingen, brancheverenigingen, private partners, enz.?; 5. welke consequenties hebben de antwoorden op de gestelde vragen voor de beslissingen over de inzet van toekomstige provinciale middelen (en het Europaloket)?
3
Procedure van hoor en wederhoor
De Commissie Beleidsevaluatie heeft het onderzoek naar de resultaten en de maatschappelijke effecten van de projecten die (mede) met Europese subsidies en provinciale cofinanciering zijn gefinancierd in december 2005 voor een reactie voorgelegd aan het College van Gedeputeerde Staten. De reactie van het College van Gedeputeerde Staten is integraal opgenomen in het eindrapport en is voorzien van een nawoord door de Commissie Beleidsevaluatie.
4
Voorstel
Conform artikel 6, lid 3 van de Verordening op de Commissie Beleidsevaluatie Overijssel 2004 heeft de Commissie Beleidsevaluatie de resultaten van het onderzoek 'Evaluatie Europese subsidies en Europaloket7aan het Presidium aangeboden. Het Presidium stelt Provinciale Staten voor de conclusies en aanbevelingen van de Commissie Beleidsevaluatie naar aanleiding van het onderzoek 'Evaluatie Europese subsidies en Europaloket, conform vast te stellen.
Statenvoorstel nr. PS/2006/199
Provinciale Staten worden opgeroepen om een proactieve houding aan te nemen door in de komende periode vroegtijdig met de belangrijkste betrokken partijen in de verschillende regie's een discussie aan te gaan over de inzet van Europese middelen in de periode 2007-2013. Het is daarenboven noodzakelijk dat de Staten deze discussie benutten om nadere keuzes te maken voor de periode 2007-2013. Het Presidium, voorzitter, GJ. Jansen griffier, J.O.R. Alberda van Ekenstein
Statenvoorstel nr. PS/2006/199
Statenvoorstel nr. PS/2006/199
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2006/199
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van het Presidium d.d. 1 maart 2006, kenmerk PS/2006/199; besluiten: 1.
de conclusies en aanbevelingen van de Commissie Beleidsevaluatie naar aanleiding van haar onderzoek ^Evaluatie Europese subsidies en Europaloket'conform vast te stellen;
2.
het College van Gedeputeerde Staten op te dragen de aanbevelingen zo spoedig mogelijk uit te voeren;
3.
het College van Gedeputeerde Staten op te dragen om Provinciale Staten aanvullend te informeren over de doorwerking van de diverse aanbevelingen in het 'Operationeel programma voor Landsdeel Oost', waarvan de Statenbehandeling staat gepland voor juni 2006.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Statenvoorstel nr. PS/2006/199
Europa, best belangrijk? Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Commissie Beleidsevaluatie Overijssel
februari 2006
Colofon
Datum februari 2006 Auteur Commissie Beleidsevaluatie Overijssel/ Buck Consultants B.V. Fotografie/Illustraties Job Boersma Vormgeving Team Communicatie, Studio Inlichtingen bij Griffle, 038 425 13 36
Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Fax 038 425 26 50 www.overijssel.nl postbus@prv-overijssel. nl
Inhoudsopgave
Deel 1
Voorwoord
5
Xnleiding
9
Analyse- en beoordelingskader
11
Conclusies
13
Aanbevelingen
17
Aanbevelingen van de commissie Beleidsevaluatie
23
Bestuurlijke reactie van het College van Gedeputeerde Staten
25
Nawoord van de commissie Beleidsevaluatie
33
Deel 2
Samenvatting
3
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Znleiding Achtergrond Doelen/onderzoeksvragen Aanpak Leeswijzer
5 5 6 6 6
2 2.1 2.2 2.3
Beleidskaders en besteding gelden Inleiding Beleidsreconstructie Besteding gelden
9 9 9 11
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.3 3.3.1
Diepteanalyse Inleiding Doelstelling 2 Platteland Inleiding Bereik doelgroepen Resultaten t.o.v. programmadoelen Resultaten t.o.v. provinciale doelen Maatschappelijke effecten Leader+ Inleiding
19 19 19 19 20 21 22 22 24 24
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5
Bereik doelgroepen Resultaten t.o.v. programmadoelen Resultaten t.o.v. provinciale doelen Maatschappelijke effecten Interreg IIIA Inleiding Bereik doelgroepen Resultaten t.o.v. programmadoelen Resultaten t.o.v. provinciale doelen Maatschappelijke effecten
25 25 26 27 28 28 29 29 31 31
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Uitvoering Europese programma's Inleiding Opzet en werkwijze Europaloket Benchmark andere provincies Klanttevredenheid
35 35 36 37 39
5 5.1 5.2 5.3
Conclusies en aanbevelingen Inleiding Conclusies Aanbevelingen
43 43 43 45
Bijlagen
51
Bijiage 1 Lijst van afkortingen/begrippen
52
Bijiage 4 Lijst van onderzochte projecten diepteanalyse
60
Bijiage 5 Doelen versus realisatie Doelstelling 2 Platteland Leader+ Interreg IIIA
62 62 64 65
Bijiage 6 Resultaten benchmark Resultaten benchmark beheer Europese programma's in 5 provincies
68 68
Bijiage 7 Beleidsreconstructie provinciaal beleid
72
Bijiage 8 Beleidsreconstructie Europese programmakaders
83
Bijiage 9 Analyse- en beoordelingskader
93
1 2 3
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Voorwoord
*Dit project wordt gerealiseerd met een subsidie van de Europese I/me.' Borden met deze tekst treffen we ook in Overijssel aan. In de Provincie Overijssel zijn er in de periode 2000-2004 vijfhonderdvijftien Europese projecten uitgevoerd. Van deze projecten zijn er tweehonderdzestig met behulp van provinciale cofinanciering (ca. tweeendertig miljoen euro) uitgevoerd. In opdracht van Provinciale Staten heeft de commissie Beleidsevaluatie zich gebogen over de effectiviteit van de inzet van Europese middelen en in het bijzonder de provinciale cofinanciering in de periode 2000 - 2004. Is hier nu sprake geweest van het rondpompen van middelen of hebben de Europese middelen inderdaad bijgedragen aan het versterken van de Overijsselse economie of het vergroten van de werkgelegenheid in Overijssel. De beantwoording van deze vraag is door verschillende oorzaken slechts indicatief weer te geven. Deze vraag is wel bepalend voor het te voeren debat in uw Staten voor de periode 2007-2013. In 2006 zullen Provinciale Staten een besluit nemen op welke wijze en waaraan de provincie Overijssel de in de nieuwe periode (2007-2013) beschikbare Europese middelen in zal moeten zetten om de eigen provinciale doelen te bereiken. De hoeveelheid Europese middelen die voor de nieuwe periode ter beschikking komen voor de lidstaat Nederland zijn voor de periode 2007-2013 een gegeven. De discussie in deze provincie dient zich te concentreren op de vraag "hoe kunnen Provinciale Staten de Europese middelen die ter beschikking komen aan het Landsdeel Oost zo effectief mogelijk inzetten voor het bereiken van de doelstellingen binnen de Provincie Overijssel". De commissie wil met dit rapport een bijdrage leveren aan de te voeren politieke discussie. Al op 3 november 2005 is door het College van Gedeputeerde Staten het Position Paper Oost-Nederland overhandigd aan Eurocommissaris Huebner. In dit document verwoordt het College van Gedeputeerde Staten een globale prioriteitstelling voor de periode 2007-2013. Het is nu aan Provinciale Staten om nadere keuzes te maken voor deze periode. "Europa, best belangrijk" maar wat is nu belangrijk voor Overijssel? De commissie roept de Staten op om in dit proces een actieve houding aan te nemen door met de belangrijkste betrokken partijen in de Provincie Overijssel deze discussie aan te gaan. De gegevens uit dit rapport zullen u voldoende houvast bieden voor een goede discussie en politieke stellingname in de Staten. Namens de commissie wens ik u daarbij veel succes. Mr. dr. AJ.E. Havermans Voorzitter Commissie Beleidsevaluatie Overijssel Zwolle, februari 2006
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Dee/1
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel Commissie Beleidsevaluatie Overijssel
februari 2006
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 1
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Dee/1
Inleiding
In februari 2005 hebben Provinciale Staten besloten om een evaluatieonderzoek uit te laten voeren naar de resultaten en de maatschappelijke effecten in Overijssel die zijn bereikt met provinciale middelen door de projecten die (mede) met Europese subsidies zijn gefinancierd. De inhoudelijke argumentatie daarvoor is dat het nu het moment is om de nieuwe programmaperiode gedegen voor te bereiden. Deze evaluatie dient als input voor het investeringsprogramma voor Oost-Nederland 2007 - 2013. De commissie Beleidsevaluatie heeft in de periode juni - november 2005 een evaluatieonderzoek laten uitvoeren door Buck Consultants b.v. waarbij de centrale vraag was: "Wat zijn de resultaten en de maatschappelijke effecten (in Overijssel) die zijn bereikt met provinciale middelen door de projecten die (mede) met Europese subsidies zijn gefinancierd en aanbevelingen geven met betrekking tot de uitvoering van het Europese structuurbeleid 2007 2013."
Een onderzoek naar de.effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 1
De centrale vraag is in het rapport opgesplitst in de volgende vijf deelvragen: 1.
Waar zijn de provinciale gelden aan besteed? Hoe hebben de provinciale gelden bijgedragen aan het bereiken van de provinciale doelstellingen?
2.
Wat is het effect geweest van de gerealiseerde projecten, ook in relatie tot de omvang van de subsidies en de geleverde inspanningen om die subsidies te verkrijgen?
3.
Zijn de Europese subsidies optimaal benut? Welke geldstromen zijn niet benut? Wat zijn de oorzaken hiervan? Welke gevolgen heeft het antwoord op deze vraag voor de uitvoering van het Europese structuurbeleid 2007-2013?
4.
Wat is de klanttevredenheid van ondernemersverenigingen, brancheverenigingen, private partners, etc?
5.
Welke consequenties hebben de antwoorden op de gestelde vragen voor de beslissingen over de inzet van toekomstige provinciale middelen (en het Europaloket)?
De commissie Beleidsevaluatie is positief over de manier waarop het resultaat tot stand is gekomen en onderschrijft de conclusies en aanbevelingen van de onderzoekers. Het conceptonderzoeksrapport is voor een feitencheck voorgelegd aan de betreffende provinciale eenheden. Vervolgens is het definitieve rapport voor een reactie aan het College van Gedeputeerde Staten toegezonden. De reactie van GS is integraal opgenomen in deze bestuurlijke nota. Het bestuurlijk deel bevat het analyse- en beoordelingskader van de onderzoekers, de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek evenals de integrate reactie van het College en het nawoord van de commissie Beleidsevaluatie.
10
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 1
2
Analyse- en beoordelingskader
Het onderzoek is gestart met een korte beleidsreconstructie van provinciale nota's en EUprogrammakaders, waarin is gekeken of de context-/probleemanalyse, doelformulering, strategic en ingezette middelen logisch en consistent op elkaar aansluiten (zgn. doel-middelen congruentie). Als tweede stap zijn de beschikbare monitoringgegevens en evaluatieresultaten geanalyseerd, zodat een breed overzicht ontstaat van de belangrijkste kenmerken van a lie programma's en projecten die met provinciale en EU-middelen zijn uitgevoerd. Daarnaast is apart aandacht besteed aan de throughput, m.n. de meerwaarde van het Europaloket. Dit loket functioneert niet in een vacuum, maar binnen een keten van betrokkenen, zoals initiatiefnemers, provinciaal apparaat, co-financiers, bestuurlijk en politiek, etc. In dit krachtenveld is enerzijds gekeken naar de taakopdracht, inbedding, aansturing, werkprocessen, communicatie, e.d. van het Europaloket en anderzijds naar de tevredenheid, eventuele knelpunten en verbetermogelijkheden vanuit het perspectief van de klanten.
Omdat het niet mogelijk noch noodzakelijk was om alle projecten te evalueren, is het onderzoek afgebakend, zodat de evaluatie behapbaar blijft, maar wel de gewenste informatie oplevert. De Commissie Beleidsevaluatie heeft besloten de volgende afbakening toe te passen:
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
II
Deell
•
Doelstelling 2 platteland: Overijssel richt haar beleid op plattelandsontwikkeling, het is een groot programma, het beheer zit intern bij Europaloket en het programma is in lijn met prioriteiten zoals genoemd in position paper Oost-Nederland 1 • Leader +: Programma is integraal en kent een bottom-up aanpak, gericht op innovatie, eveneens in lijn met prioriteiten zoals genoemd in position paper Oost-Nederland en het Europaloket beheert het programma intern. • Interreg IIIA: Focus op grensoverschrijdende en internationale samenwerking en in lijn met prioriteiten zoals genoemd in position paper Oost-Nederland.
1
Het position paper Oost Nederland benoemt 6 prioriteiten: Kenniseconomie en innovatie, Landbouw en agribusiness, Mobiliteit, Leefomgeving en risicopreventie, Sociale vitaliteit en leefbaarheid, Internationale samenwerking.
12
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deell
Conclusies
Op basis van de resultaten van de evaluatie kunnen de onderzoeksvragen van de Commissie Beleidsevaluatie als volgt worden beantwoord. 1.
LYaar zijn de provinciale gelden aan besteed? Tweederde deel van de provinciale gelden is de afgelopen 4 jaar besteed aan cofinanciering van 87 D2- en D5b-projecten, gericht op plattelandsontwikkeling in specifieke gebieden. Daarnaast is ruim 20% gestoken in 86 POP-projecten en 6% in 24 Interreg IIIA projecten. De rest van de gelden betreft kleinere bijdragen aan de overige programma's. Qua thema's is het meeste provinciale geld gegaan naar economie & innovatie (€ 11.5 miljoen 36%), gevolgd door toerisme & recreatie (€ 5.1 miljoen 16%) en ruimtelijke ordening (€ 1.9 miljoen 6%). Voor meer details wordt verwezen naar deel 2 van dit rapport.
2. Hoe hebben de provinciale gelden bijgedragen aan het bereiken van de provinciale doelstellingen? Over de bijdrage van de provinciale gelden aan het bereiken van de provinciale doelstellingen is slechts indicatief wat te zeggen. Dit hangt deels samen met de fase waarin veel projecten zich bevinden, de beperkte omvang van projecten in verhouding tot de brede provinciale doelstellingen en de versnippering over thema's en gebieden, maar ook met de algemeenheid van de provinciale doelen. De bovenstaande vraag heeft alleen betrekking op de 260 van de 515 tussen 2000 en 2004 gehonoreerde projecten, waarbij sprake is van provinciale cofinanciering. In de aanvraagprocedures van de verschillende EU-programma's is voorzien in een check of een project niet is strijd is met het provinciaal beleid. Daarbij wil een positief antwoord niet altijd zeggen dat het project ook bijdraagt aan het behalen van provinciale doelstellingen. Bijvoorbeeld de zoveelste fietsroute in een regio of het zoveelste netwerk van ondernemers levert niet altijd de gewenste meerwaarde op. Indien de Provincie echter financieel bijdraagt, wordt door medewerkers onderbouwd dat een project ook daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van provinciale doelen. In zijn algemeenheid dragen de met provinciale middelen medegefinancierde projecten bij aan verbetering van het vestigingsklimaat, uitbreiding van de toeristische infrastructuur, behoud van leefbaarheid, verbetering van de ruimtelijke inrichting, etc. De programmadoelen op het vlak van fysieke infrastructuur, sociale samenhang en het aantrekken van meer bezoekers, etc. zijn of worden grotendeels behaald. Dit geldt veel minder voor harde economische doelen als behoud en uitbreiding van werkgelegenheid en uitbreiding van het aantal bedrijven en zachte doelen als vergroting van het innovatievermogen en verbetering van de concurrentiepositie van bedrijven. Bij D2 platteland blijven ook de kwantitatieve doelen voor natuurontwikkeling vooralsnog sterk achter bij de planning. Het niet behalen van directe economische en natuurdoelen kan samenhangen met hiaten in de beschikkingen en rapportage en het feit dat economische en natuureffecten pas na verloop van tijd worden gerealiseerd. Waarschijnlijk is echter dat de moeilijkheid om goede economische projecten te ontwikkelen (zeker in de slechte conjunctuur van de afgelopen jaren) hier veel meer debet aan. Bij natuur-, water- en milieuontwikkeling vormen zaken als complexe eigendomsverhoudingen, cofinancieringeisen en lange realisatieduur vaak de bottleneck.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
13
Deel 1
3.
Wat is het effect geweest van de gerealiseerde projecten, ook in relatie tot de omvang van de subsidies en de geleverde inspanningen om die subsidies te verkrijgen? De maatschappelijke effecten van de onderzochte projecten hebben vooral betrekking op indirecte economische effecten (meer bezoekers, betere recreatieve infrastructuur, samenwerking tussen bedrijven, e.d.) en sociale effecten (vergroting leefbaarheid, samenhang, zorg). Daarnaast heeft een vijfde deel van de projecten ook aanzienlijke landschappelijke effecten en een tiende deel directe economische effecten. Op bepaalde vlakken, bijvoorbeeld de herinrichting van het buitengebied en (her)ontwikkeling van bedrijfslocaties, zijn aanzienlijke investeringen gepleegd en dit heeft ook geleid tot een grote output. De uiteindelijke outcome (maatschappelijk rendement) is onder andere afhankelijk van de locatie, het initiatief van projectaanvragers en doelgroepen, de uitstraling naar andere activiteiten, e.d. en voor een groot deel van de projecten nog te vroeg om te bepalen. Van een aantal projecten is de multiplierwerking echter onmiskenbaar. Via de gebiedsplannen wordt getracht samenhang in de gebiedsontwikkeling aan te brengen. De afzonderlijke projecten nemen meestal slechts een beperkt deel van het totaalplan voor hun rekening. Een deel van de projectaanvragers kijkt over de schotten van het eigen project heen en zoekt synergiemogelijkheden met andere beleidsterreinen of omringende gebieden. Dit is echter lang niet altijd het geval en wordt ook niet altijd actief gestimuleerd door de betrokken overheden. Ook wordt slechts in een deel van de gevallen actief gekeken naar opschalingmogelijkheden van succesvolle projecten. Organisaties met veel ervaring in "subsidieland' vinden de aanvraagprocedures omslachtig, maar begrijpelijk. Minder professionele organisaties daarentegen vinden de procedures zeer complex en langdurig. Tweederde tot driekwart van de aanvragers vindt dat de werklast in verhouding staat tot de omvang van de verkregen subsidies, hoewel er vaak de nodige nietbetaalde uren in moeten worden gestoken. Zonder subsidie zou een deel van de projecten niet zijn uitgevoerd en een ander deel slechts in afgeslankte vorm. Voor veel (vooral minder ervaren) projectaanvragers is de aansturing vanuit de provincie onduidelijk. Een deel wendt zich rechtstreeks tot de provinciale afdeling, terwijl anderen uitsluitend contact hebben met Europaloket of gebiedscoordinator.
4. Zijn de Europese subsidies optimaal benut? Welke geldstromen zijn niet benut? Wat zijn de oorzaken hiervan? Welke gevolgen heeft het antwoord op deze vraag voor de uitvoering van het Europees structuurbeleid 2007-2013? De voor de verschillende programma's beschikbare Europese subsidies waren eind 2004 naar rato van de tijd grotendeels beschikt. Knelpunten bij het benutten van Europese gelden zijn onder meer het identificeren en uitwerken van geschikte projecten, die aan de uitgebreide EU-eisen voldoen. In een aantal gevallen was het vinden of op tijd verkrijgen van de vereiste cofinanciering problematisch, waardoor de goedkeuring of uitvoering van projecten werd vertraagd. Het binnen de gestelde termijnen uitbetalen van eenmaal beschikte bedragen vormt echter een groter probleem, aangezien daardoor de N+2-eis niet dreigt te worden gehaald en dan toegekend geld bij de EU blijft. Tot nu toe is de N+2-eis voor EPD Oost gehaald. De provincies Gelderland en Overijssel hebben het achterblijven in committering en realisatie van Utrecht kunnen compenseren. Door het achterblijven van de geplande uitgaven in Gelderland is de N+2-eis voor Leader+ Oost-Nederland in 2004 echter niet gehaald, waardoor geld2 door Brussel op het oorspronkelijke budget in mindering wordt gebracht. De enige manier om dit te voorkomen, is voldoende goede projecten te werven en te stimuleren dat uitgave conform de planning verloopt.
2
De exacte omvang van het in mindering gebrachte bedrag moet nog worden vastgesteld, maar het gaat waarschijnlijk om enkele honderdduizenden euro's.
14
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deell
5.
Wat is de klanttevredenheid van ondernemersverenigingenf brancheverenigingen, private partners etc? De eerste jaren was sprake van enige kinderziektes in de verwerking van aanvragen, maar geleidelijk zijn de processen beter gestroomlijnd. Het merendeel van de projectindieners is nu positief over de begeleiding van het Europaloket bij de projectaanvraag. Ruim driekwart heeft een aantal keren contact met het loket gehad, waarbij men goed te spreken is over de service, vooral op procesmatig vlak. De meeste contacten gaan over onduidelijkheden in de subsidiemogelijkheden, inhoud (doelstellingen, e.d.), subsidiabele kosten (eigen uren, BTW, maximale bedragen, e.d.) en randvoorwaarden (uittreksels, vergunningen, e.d.). Diverse projectindieners hebben wel wat kritiek op het feit dat er na de beschikking weinig contact met het loket meer is. Degenen die bereid zijn een rapportcijfer aan het Europaloket te geven, waarderen de service veelal op een 7-8. Bij Leader+ ontvangen de gebiedscoordinatoren (die vaak als onderdeel van het Europaloket worden gezien) van veel projectindieners een 8.
6.
Welke consequenties hebben de antwoorden op de gestelde vragen voor de beslissingen over de inzet van toekomstige provinciale middelen (en het Europaloket)? Op deze vraag wordt in de aanbevelingen nader ingegaan.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
15
Deel 1
16
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 1
4
Aanbevelingen
Welke lessen kunnen uit de evaluatie worden getrokken voor de toekomstige inzet van de provincie Overijssel in het Structuurfondsenprogramma 2007-2013? In de Uitvoeringsagenda Europa 2007-2013 getiteld 'Oost-Nederland kiest positie' hebben de provincies Overijssel en Gelderland hun inzet in het nieuwe Structuurfondsenprogramma vastgelegd (zie onderstaande box).
Box Uitvoeringsagenda ^Oost-Nederland kiest positie' in steekwoorden Hoofdlijnen: • Op weg naar dynamische steden: meer samenwerking tussen stedelijke netwerken • Op weg naar een vitaal platteland: werken aan een balans tussen groene en rode functies • Op weg naar een balans tussen stad en platteland: integrate aanpak leidt tot onvermoede oplossingen Kernbegrippen: • Benadering van onderop • Balans tussen stad en platteland • Integrate aanpak Prioriteiten: • • • • • •
Kenniseconomie en innovatie Landbouw en agribusiness Mobiliteit Leefomgeving en risicopreventie Sociale vitaliteit en leefbaarheid Internationale samenwerking
Nadere prioriteitstelling De prioriteiten zijn in de Uitvoeringsagenda breed geformuleerd en het is de vraag of daarbinnen nog nadere keuzes moeten worden gemaakt. , ^ Uit de evaluatie komt naar voren dat de verschillende programma's in de afgelopen jaren weliswaar sterk hebben ingezet op economie en innovatie, maar dat de directe economische doelen vaak niet worden gehaald. Hierbij spelen uiteraard externe factoren als laagconjunctuur een grote rol, maar ook de moeilijkheid om - binnen de randvoorwaarden van additionaliteit, geen staatssteun en geen concurrentieverstoring, afronding binnen een beperkte tijdsperiode, etc. - goede economische projecten te identificeren. Tegelijkertijd wordt alom erkend dat de kenniseconomie in toenemende mate een samenspel is van ondernemingen, onderwijs- en kennisinstellingen en randvoorwaardenscheppende overheden. Gezien het belang en de complexiteit van dit thema dient stimulering van de kenniseconomie en innovatie in Overijssel in het nieuwe Structuurfondsenprogramma expliciet de hoogste prioriteit te krijgen.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
17
Deel 1
1 Teneinde in de volgende periode de kansen op het behalen van economische doelen te vergroten, moet de provincie haar inzet meer richten op het creeren van optimale randvoorwaarden voor innovatie en kennisintensivering van de economie. Dit betekent dat meer middelen en menskracht worden vrijgemaakt voor het stimuleren en ondersteunen van programma's en projecten van samenwerkende bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheden om het innovatievermogen in regie's, de commerciele exploitatie van kennis, en kennisoverdracht naar het MKB te bevorderen.
Van de andere in de Uitvoeringsagenda voor 2007-2013 genoemde prioriteiten is bij mobiliteit de afgelopen jaren naar verhouding weinig aandacht uitgegaan naar het terugdringen van de automobiliteit via transportbesparing en stimulering van het gebruik van andere vervoerswijzen. Hiervoor zijn ook andere EU-programma's beschikbaar, waaronder Marco Polo. Op het terrein van de leefomgeving is vooral via het POP de laatste jaren veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van natuur en water. Dergelijke trajecten zijn een zaak van lange adem, die zich slecht verhouden met de 3-jarige budgetten van veel programma's. De inspanningen op dit gebied dienen dan ook in de komende periode te worden gecontinueerd. Dit geldt ook voor de toepassing van meer duurzame energie. Rijk, provincies en veel gemeenten3 hebben op dit terrein inspanningsverplichtingen geformuleerd, maar deze dreigen om uiteenlopende redenen niet te worden uitgevoerd. In het nieuwe Structuurfondsenprogramma moet worden bezien in hoeverre Europese fondsen het behalen van de eigen doelen kunnen ondersteunen. De internationale samenwerking heeft zich de afgelopen jaren sterk gericht op het nabije deel van Duitsland (via Interreg IIIA) en een veelheid van andere regie's (via Interreg IIIB en C). Gezien de recente uitbreiding van de EU in oostelijke richting zal de provincie zich ook moeten beraden op de consequenties voor haar eigen inzet op internationaal niveau.
!
Onder andere in het kader van IPO- en BANS-afspraken met het Rijk
18
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 1
Aanbeveling 2 Mede op basis van de ervaringen in de afgelopen periode wordt de volgende nadere prioriteitstelling aanbevolen: • Mobiliteit: ontwikkeling van alternatieven voor automobiliteit • Leefomgeving: continuering van natuur- en waterontwikkeling en uitbreiding van de toepassing van duurzame energie • Internationale samenwerking: een duidelijke visie en meer focus, onder andere in het licht van de uitbreiding van de EU in oostelijke richting
Proactieve provinciale inzet Door horizontale en verticale verkokering binnen en tussen overheden worden synergiemogelijkheden tussen beleidsvelden en gebieden niet altijd benut. In het Rijksbeleid (o.a. de Nota Ruimte) hebben de provincies een grotere taak gekregen wat betreft regionale afstemming en coordinate. Daartoe heeft de Provincie nauwelijks "dwingende' instrumenten, maar er kan wel veel worden bereikt door initiatieven mee te ontwikkelen, te makelen en te schakelen tussen partijen en fondsen strategisch in te zetten. Hiermee kan ook worden bereikt dat projecten meer met elkaar in verband worden gebracht, de uitstraling ervan wordt vergroot en succesvolle initiatieven worden opgeschaald. Een onderdeel van deze meer proactieve provinciate inzet is dat meer integraal en projectmatig wordt gedacht, waarbij geld niet zozeer een subsidie is, maar een investering die een functie vervult binnen een totaal financieringsplan van een thematische of gebiedsgerichte ontwikkeling. EUbijdragen vormen dan ook geen 'moeilijk geld', maar een welkome, substantiate aanvulling op fondsen die lokaal, provinciaal en nationaal worden gegenereerd. Het oppakken van deze grotere rol vergt een omschakeling in cultuur en werkwijze binnen de Provincie die een grote inzet van bestuur en management vraagt. Onderdeel daarvan is ook het meer inzichtelijk maken in programmabegroting en jaarverslagen wanneer sprake is van Europese gelden en hoe is gewerkt aan meer samenhang qua inzet van EU-, Rijks-, provinciale en EUmiddelen.
Aanbeveling 3 De Provincie dient een proactieve houding aan te nemen door vroegtijdig (nu!) met de belangrijkste betrokken partijen in de verschillende regie's een discussie aan te gaan over de inzet van Europese middelen in de periode 2007-2013. Deze strategische aanpak betreft zowel een gebiedsgerichte als thematische uitwerking. Door goede communicatie en een gezamenlijke strategic kan beter en sneller worden gestuurd op type projecten en indicatoren en op samenhang en synergiemogelijkheden tussen projecten en programma's. De (mede)ontwikkelingsrol van de Provincie vereist dat binnen de Provincie zelf de verkokering tussen beleidsterreinen wordt doorbroken en dat de cultuur verandert van beheren naar het benutten van kansen binnen duidelijke randvoorwaarden.
Strategische inzet via sleutelprojecten Een kernbegrip in de Uitvoeringsagenda is de benadering van onderop, zoals in Leader+ nadrukkelijk wordt toegepast. Hierbij doet zich een spanningsveld voor dat deze benadering vaak leidt tot kleinschaliger projecten met een beperkte uitstraling. Een groter wordend Europa en wereld vragen echter om een meer strategische inzet teneinde de (inter)nationale concurrentiepositie van
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
19
Deell
een regio te behouden en verbeteren. Dit vertaalt zich veelal ook in grootschaliger projecten, met een veelheid van partijen van binnen en buiten de regio. Dit kan alleen worden bereikt wanneer de Provincie bij haar strategische afstemming met de regie's ook inzet op de ontwikkeling van een aantal sleutelprojecten, die Overijssel (inter)nationaal op de kaart zetten.
Aanbeveling 4 Voor behoud en uitbouw van de internationale concurrentiepositie dienen in de toekomstagenda ook een aantal grootschalige sleutelprojecten te worden opgenomen. Hierbij staat niet zozeer de financiele omvang centraal, als wel de uitstraling van het project op economie en omgeving en de mate waarin de regio zich hiermee onderscheidt van andere gebieden.
Cofinanciering Een van de bottlenecks bij het financieren van EU-projecten is het vinden van voldoende cofinanciering. Daarvoor bestaan binnen de provincie uiteenlopende potjes, waaronder een eigen potje van het Europaloket. De Duitse buren hebben de EU-cofinanciering gebundeld in een daarvoor geoormerkt budget. Binnen Nederland worden - in navolging van de stedelijke ontwikkelingsbudgetten - in de toekomst ook de rijksgelden voor plattelandsontwikkeling gecombineerd tot een fonds (ILG). Ook de Provincie Overijssel zou moeten bezien in hoeverre cofinanciering van de EU-bijdragen beter kan worden georganiseerd. Door bundeling van cofinanciering kan beter worden gestuurd op prioriteiten, (gebiedsgerichte of thematische) samenhang tussen programma's en projecten, alsmede uitvoeringssnelheid.
Aanbeveling 5 Verdergaande bundeling van cofinancieringstromen van Rijk en Provincie in een Europabudget. Dit budget wordt uitsluitend ingezet als cofinanciering in Europese projecten die bijdragen aan het behalen van de Provinciale of Rijksdoelstellingen. Het budget geldt niet alleen voor programma's die door het Europaloket worden beschikt (EPD en Leader+), maar als totaalbudget voor alle programma's. Binnen programmabegroting en jaarverslagen dient het totaal aan Europese geldstromen beter zichtbaar te worden gemaakt.
Beheer EU-programma's Het beheer van de verschillende EU-programma's zit bij verschillende afdelingen binnen en buiten de Provincie. Het Europaloket vervult een spilfunctie voor EPD en Leader+, maar heeft minder zicht en invloed op andere programma's. Om de beschikbare EU-fondsen optimaal te benutten, heeft het Europaloket haar taken verruimd tot ook de werving van projecten. Het loket is in 2000 ingesteld als tijdelijke voorziening tot oorspronkelijk 2003, maar later is dit verlengd tot 2006. Gezien de wisselende inzet van provinciale afdelingen bij het werven van projecten die voor EU-bijdragen in aanmerking komen, alsmede de waardering die projectaanvragers voor de service van het Europaloket uitspreken, is enige vorm van voortzetting van een coordinatie-annex-eenloketfunctie in de volgende periode gewenst. De precieze taakomschrijving en organisatorische opzet, inbedding en aansturing dient nog te worden bekeken.
20
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deell
Aanbeveling 6 Voortzetting en uitbreiding van de rol van het Europaloket met het beheer van alle Europese programma's in de programmaperiode 2007-2013. Tevens dient het takenpakket te worden uitgebreid met werving van projecten. Indien een meer gebiedsgerichte en/of thematische aanpak wordt uitgewerkt, kunnen thematische/gebiedscoordinatoren als eerste aanspreekpunt worden aangewezen. Daardoor blijven taken als werving en beoordeling van projecten formeel gescheiden, maar wordt het hele proces wel integraal door het Europaloket opgepakt.
Door projectuitvoerders wordt de administratie van een Europees project als een aanzienlijke ballast ervaren. De aanvraagprocedure vraagt om een extra tijdsinspanning vanwege de specifieke voorwaarden en aanlevering van formulieren en trage besluitvorming. De uitvoering vraagt eveneens om een extra tijdsinspanning vanwege de financiele en inhoudelijke rapportageverplichtingen.
Aanbeveling 7 Verdere stroomlijning van procedures gericht op vermindering van de administratieve lasten, bijvoorbeeld door: • projectaanvragers slechts Ix aanvullende documenten te laten toesturen (uittreksel KvK, jaarrekening, statuten, etc), • de ontwikkeling van ondersteunende instrumenten (pakketten software voor administratie / basispakket 'hoe omgaan met EU project'), • vroegtijdige monitoringsbezoeken gericht op verbetering van de inhoud en administratie van projecten.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
21
Deel 1
Hoewel de geenqueteerden veelal positief zijn over een project en tevreden zijn over de resultaten, blijkt dit optimisme vaak niet uit de scores op de programma-indicatoren. Met name in het Leader+ programma wordt op programmaniveau slecht gescoord. Ondanks het experimentele karakter dienen in de beschikking en rapportage goede projectindicatoren omschreven te worden. De output van een project dient meer in termen van programma-indicatoren en maatschappelijke effecten te worden beschreven.
Aanbeveling 8 Via een gebiedsgerichte of thematische benadering een directe koppeling leggen tussen projectindicatoren en mate waarin ze bijdragen aan behalen van programma-indicatoren. Door een gebiedsgerichte benadering kan het Europaloket ook bewuster sturen op thema's en dwarsverbanden tussen projecten en proberen andersoortige projecten te werven en beschikken.
22
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 1
5
Aanbevelingen van de commissie Beleidsevaluatie
De commissie Beleidsevaluatie komt tot de conclusie dat het verkrijgen van subsidies voor particulieren, instanties en organisaties kennis en expertise vereist; het is immers "moeilijk' geld. De commissie BE constateert dat niet iedereen dezelfde mogelijkheden en kennis in huis heeft om Europese subsidies te verkrijgen. Uit het onderzoek komt naar voren dat eenderde van de aanvragers de werklast van het aanvragen van een subsidie niet in verhouding vindt staan tot de subsidie zelf. De commissie BE is van mening dat de provincie Overijssel daar waar mogelijk deze werklast moet reduceren; dit mede in het licht van het statenbesluit inzake de motie Welten betreffende tijd voor kwaliteit. De commissie Beleidsevaluatie beveelt het College van Gedeputeerde Staten aan dat voorafgaand aan een aanvraag (a) de lengte van aanvraagprocedures voor subsidies, (b) de gewenste informatie die door aanvragers dient te worden verstrekt en (c) de wijze waarop het besluit van de Provincie Overijssel tot stand komt, transparant dienen te worden gemaakt. Eveneens is een goede coordinate binnen het Europaloket richting de aanvragers aan te bevelen; dit kan zich vertalen in een vaste contactpersoon per traject en goede generieke en specifieke communicatie. De commissie Beleidsevaluatie geeft in het licht van bovengenoemde het College van Gedeputeerde Staten in overweging om eveneens te werken met vier tranches per jaar in plaats van twee. Op deze wijze worden projectaanvragers beter gefaciliteerd voor het behalen van deadlines voor subsidievragen. De commissie Beleidsevaluatie pleit eveneens voor een goede (financiele) monitoring van de Europese projecten. De Provincie Overijssel heeft in de meerderheid van de gevallen een taak tot het verrichten van controles en het houden van toezicht op Europese projecten. De commissie Beleidsevaluatie doet de aanbeveling om verbeteringen aan te brengen in deze monitoring. Uit het onderzoek blijkt dat in de praktijk daadwerkelijke bestedingen vaak achter blijven bij planningen. Als gevolg hiervan komen de toegekende Europese middelen niet beschikbaar. In die gevallen waar de provincie Overijssel geen taak heeft in het verrichten van controles en het houden van toezicht op projecten dienen duidelijke afspraken te worden gemaakt met de belaste instanties. Bovenstaande aanbevelingen zijn bedoeld om eventuele onregelmatigheden en de onzekerheid die de aanvraag van Europese subsidies voor de aanvragers met zich meebrengt tot een minimum te beperken.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
23
Deel 1
24
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 1
Bestuurlijke reactie van het College van Gedeputeerde Staten
Op 9 december 2005 ontvingen wij het rapport van de Commissie beleidsevaluatie inzake de Europese Programma's en het Europaloket opgesteld door Buck Consultants International te Nijmegen. U heeft ons gevraagd een reactie te geven op het rapport en de aanbevelingen. Deze hebben wij hieronder opgenomen. Voordat wij ingaan op de aanbevelingen, geven wij u in korte bewoordingen onze algemene indruk van het rapport. Indruk van het rapport Wij constateren dat er een degelijk rapport is opgesteld, waarin de vraag welke lessen getrokken kunnen worden uit de huidige structuurfondsenperiode en de rol van de provincie daarin, centraal staan. Deze lessen worden vertaald in aanbevelingen voor de periode 2017-2013, die voor ons een nuttige steun in de rug zijn. Meer in het bijzonder constateert het rapport dat het lastig is de bijdrage van de Europese programma's aan de provinciate doelstellingen in beeld te brengen, omdat de provinciate doelstellingen niet altijd uitgebreid gekwantificeerd zijn. Wij zijn bezig hierin met behulp van de SMART-techniek verbeteringen aan te brengen. Daarbij kunnen ervaringen uit het werken met de Europese programma's ons helpen. In opdracht van de Europese Commissie wordt met programmaindicatoren gewerkt, waar projectvoorstellen op worden getoetst. Andersom is het door het moeten hanteren van Europese terminologie, wellicht niet altijd even duidelijk welke provinciale doelen met het Europese beleid worden gediend. Wij nemen ons voor in de nieuwe EU-structuurfondsenperiode de zogenoemde "Operationele Programma's' (OP's) als vertaling van het position paper Oost Nederland, nog sterker te richten op het bereiken van doelstellingen van provinciaal beleid. Wij houden nu rekening met drie operationele programma's, namelijk voor de hoofdthema's "platteland', 'technologie/innovatie en attractieve steden' en 'transnationale samenwerking'. Het programma voor het platteland zal aansluiten op het Provinciale meerjarenprogramma voor het landelijk gebied (PMJP/ILG), het transnationale programma zal door de Euregio in samenwerking met ons worden opgepakt en het programma voor technologie/innovatie en attractieve steden door ons in samenwerking met de provincie Gelderland. Wij merken op dat het rapport de resultaten van de Europese programma's tot en met 2004 inzichtelijk maakt. In 2005 zijn opnieuw resultaten geboekt, die ertoe leiden dat de Europese Programma's in onze provincie in een afrondende fase terecht zijn gekomen. Tot op heden is onderuitputting voorkomen. Dit betekent dat alle Europese middelen, die aan het begin van de periode 2000-2006 werden toegekend, ook daadwerkelijk zullen worden ingezet. Tenslotte wordt in uw begeleidende brief opgemerkt dat de informatievoorziening tussen commissie Beleidsevaluatie /onderzoekers en ambtelijk apparaat niet optimaal is geweest en dat er ook in de ambtelijke organisatie prioriteit moet worden toegekend aan dit type onderzoek en er zorgvuldig en nauwgezet met de aan hen gestelde vragen wordt omgegaan. Wij willen daarover het volgende opmerken. Uiteraard mag u verwachten dat hieraan prioriteit wordt toegekend. Wij hebben echter gemerkt dat het laten sporen van onze gegevens met de vragen in het onderzoek de nodige tijd heeft gekost.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
25
Deel 1
Reactie op de aanbevelingen
Aanbeveling I Teneinde in de volgende periode de kansen op het behalen van economische doelen te vergroten, moet de provincie haar inzet meer richten op het creeren van optimale randvoorwaarden voor innovatie en kennisintensivering van de economie. Dit betekent dat meer middelen en menskracht worden vrijgemaakt voor het stimuleren en ondersteunen van programma's en projecten van samenwerkende bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheden om het innovatievermogen in regie's, de commerciele exploitatie van kennis, en kennisoverdracht naar het MKB te bevorderen.
Het belang van de onderwerpen die uw commissie benoemt, delen wij. In het huidige onderhandelingsakkoord en ons eigen beleid, opgenomen in het MEUP, hebben die ook een plek gekregen. In het 'Operationele Programma voor Landsdeel Oost', dat zal worden afgeleid uit het Nationaal Strategisch Referentiekader (NSR) en dat een landsdelige invulling van dit kader is, kunnen wij deze onderwerpen terug laten komen. In dit programma ligt het accent op technologie en innovatie en attractieve steden; thema's die behoren tot de Europese Lissabonagenda, en die cruciaal zijn voor de sociaal-economische toekomst van Europa. Er is dus een zeker Europees sjabloon voor het programma aanwezig. Met behulp van ons position paper geven wij daar regionale invulling aan. In het kader van het nieuwe onderhandelingsakkoord zullen wij bezien of nadere of andere accenten binnen het programma nodig zijn. Van belang is dus dat ons de mogelijkheid geboden wordt in dit programma verbindingen te leggen met onze eigen speerpunten van beleid en daarmee het regionale gezicht in dit Europese programma terug te laten komen. De mogelijkheden die de rijksoverheid ons hiervoor biedt, de omvang van dit programma en de afspraken die wij met onze partners kunnen maken, bepalen in belangrijke mate of en in hoeverre wij extra menskracht moeten inzetten. Op dit moment is daarover nog niets te zeggen. Wij zullen goede samenwerkingsafspraken met onze partners moeten maken over de uitvoering van het programma, waarbij verantwoordelijkheden, financiering en inzet van menskracht helder in beeld gebracht zijn.
26
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deell
Aanbeveling 2 Mede op basis van de ervaringen in de afgelopen periode wordt de volgende nadere prioriteitstelling aaribevolen: • Mobiliteit: ontwikkeling van alternatieven voor automobiliteit • Leefomgeving: continuering van natuur- en waterontwikkeling en uitbreiding van de toepassing van duurzame energie • Internationale samenwerking: een duidelijke visie en meer focus, onder andere in het licht van de uitbreiding van de EU in oostelijke richting Ook hiervoor geldt dat wij deze aanbeveling zullen betrekken bij het opstellen van de operationele programma's. Hoewel er inmiddels een akkoord is over de Europese begroting, is nog niet duidelijk welke elementen ook daadwerkelijk voor financiering in aanmerking zullen komen en in welk programma ze terug mogen komen. Wij gaan er van uit dat de rijksdocumenten, die op dit terrein nog zullen verschijnen, daarvoor meer inzicht zullen bieden. Deze documenten zullen wij aan de Staten aanbieden. In het verlengde van het Positionpaper voor landsdeel Oost, dat wij met Gelderland hebben opgesteld, streven wij in ieder geval naar een balans tussen de door u genoemde onderwerpen. Wij zullen in het overleg dat wij met de Staten voeren over de inhoud van de programma's hierop nader terugkomen. Op het gebied van de internationale samenwerking zal van rijkszijde een aanscherping op de thema's, die in aanmerking komen voor samenwerkingsprojecten, plaatsvinden. Ook de Europese Commissie is voor aanscherping. Dit onderwerp is op dit moment nog niet uitgekristalliseerd. De discussie zal ons ongetwijfeld waardevolle punten voor onze eigen positiebepaling geven. Wij komen daar op terug zodra dit mogelijk is.
Aanbeveling 3 De Provincie dient een proactieve houding aan te nemen door vroegtijdig (nu!) met de belangrijkste betrokken partijen in de verschillende regio's een discussie aan te gaan over de inzet van Europese middelen in de periode 2007-2013. Deze strategische aanpak betreft zowel een gebiedsgerichte als thematische uitwerking. Door goede communicatie en een gezamenlijke strategie kan beter en sneller worden gestuurd op type projecten en indicatoren en op samenhang en synergiemogelijkheden tussen projecten en programma's. De (mede)ontwikkelingsrol van de Provincie vereist dat binnen de Provincie zelf de verkokering tussen beleidsterreinen wordt doorbroken en dat de cultuur verandert van beheren naar het benutten van kansen binnen duidelijke randvoorwaarden.
Wij zijn het eens met uw aanbeveling. In de eerste helft van 2006 zullen wij zeer intensief met de inhoud en de organisatie van een goed programma voor technologie/innovatie en attractieve steden bezig zijn, waarbij onze insteek is samen met onze partners een programma op te stellen. Wij zijn met de voorbereiding hiervan in 2005 begonnen, onder meer door de contacten met de netwerksteden te benutten en gebiedsconferenties te organiseren. De betrokkenheid van de partijen en partners zal voor de zomer van 2006 moeten uitmonden in een concept-operationeel programma dat aan uw Staten zal worden voorgelegd. Wij zullen daarin ook aandacht schenken aan de koppeling met het gebiedsgericht werken en werken met indicatoren, zoals ook nu het geval is. Wij zullen ook letten op de horizontale afstemming tussen de verschillende Europese operationele programma's, waardoor synergie kan ontstaan. Omdat er in de nieuwe periode gewerkt wordt met een program ma-aanpak waarin gewerkt wordt met verschillende beleidsthema's, zullen wij ook de aansturing daarvan onder de loep nemen en tot een efficiente en effectieve uitvoering van de programma's komen.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
27
Deel1
Aanbeveling 4 Voor behoud en uitbpuw van de internationale concurrentiepositie dienen in de toekomstagenda ook een aantal grootschalige sleutelprojecten te worden opgenomen. Hierbij staat niet zozeer de financiele omvang centraal, als wel de uitstraling van het project op economie en omgeving en de mate waarin de regio zich hiermee onderscheidt van andere gebieden.
Wij zijn met onze partners in gesprek om een aantal beeldbepalende projecten in de programma's opgenomen te krijgen. Met de netwerksteden zijn wij bijvoorbeeld nu bezig om vanuit de netwerkstadvisies 'boegbeeld'projecten te identificeren, die in het programma een plek kunnen krijgen. Omdat het nieuwe programma vooral moet gaan om het benutten van kansen, in plaats van het wegwerken van achterstanden, zijn die beeldbepalende projecten van groot belang. Deze zullen tevens onze regio onderscheiden van andere.
Aanbeveling 5 Verdergaande bundeling van cofinancieringstromen van Rijk en Provincie in een Europabudget. Dit budget wordt uitsluitend ingezet als cofinanciering in Europese projecten die bijdragen aan het behalen van de Provinciale of Rijksdoelstellingen. Het budget geldt niet alleen voor programma's die door het Europaloket worden beschikt (EPD en Leader+), maar als totaalbudget voor alle programma's. Binnen programmabegroting en jaarverslagen dient het totaal aan Europese geldstromen beter zichtbaar te worden gemaakt.
Wij onderzoeken op dit moment ofde uitvoering van de programma's gediend is met de bundeling van geldstromen. De Europese en nationale documenten worden via operationele programma's vertaald naar de regionale situatie. De provinciale cofinanciering is dan ook gericht op het honoreren van projecten die een bijdrage leveren aan de provinciale doestellingen. In de perspectiefnota 2007 zullen wij aangeven hoe wij de financiering van de Europese programma's vorm willen geven. Wij zullen daarbij de ervaringen met de huidige programma's benutten. Wij zullen bekijken of in de programmabegroting en jaarrapportages het totaal aan Europese geldstromen beter zichtbaar en inzichtelijk gemaakt kan worden. Wel gaat het dan om de geldstromen waarvoor de provincie de verantwodrdelijkheid heeft in het kader van de uit te voeren programma's. Veel partijen maken rechtstreeks gebruik van Europese middelen die buiten onze begroting om gaan. Die stromen kunnen wij niet inzichtelijk maken; wel dragen wij projectuitvoerders op eventuele andere geldstromen te melden, om zo overfinanciering te voorkomen.
Aanbeveling 6 Voortzetting en uitbreiding van de rol van het Europaloket met het beheer van alle Europese programma's in de programmaperiode 2007-2013. Tevens dient het takenpakket te worden uitgebreid met werving van projecten. Indien een meer gebiedsgerichte en/of thematische aanpak wordt uitgewerkt, kunnen thematische/gebiedscoordinatoren als eerste aanspreekpunt worden aangewezen. Daardoor blijven taken als werving en beoordeling van projecten formeel gescheiden, maar wordt het hele proces wel integraal door het Europaloket opgepakt.
Uw aanbeveling zullen wij betrekken bij het uitwerken van de uitvoeringsorganisatie voor de Europese programma's voor de periode 2007-2013. Daarbij zal het werven van projecten
28
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 1
nadrukkelijk aan de orde komen, waarbij wij onderzoeken wat in relatie tot het gebiedsgerichte werken een efficiente en effectieve werkwijze is. Mogelijk is er een kruisbestuiving mogelijk. Bij de uitvoering van het PMJP staan wij overigens voor dezelfde vraag. Ook daarvoor dient een effectieve uitvoeringsorganisatie aanwezig te zijn. In dit kader zullen wij onderzoeken welke zaken en welke taken kunnen worden gecombineerd. Vanuit de toe te passe/7 Europese regels zal een functiescheiding voor werving en beoordeling van Europese projecten opnieuw moeten worden doorgevoerd. Ook dit onderwerp komt terug in de bouw van de uitvoeringsorganisatie.
Aanbeveling 7 Verdere stroomlijning van procedures gericht op vermindering van de administratieve lasten, bijvoorbeeld door: projectaanvragers slechts Ix aanvullende documenten te laten toesturen (uittreksel KvK, jaarrekening, statuten, etc), • de ontwikkeling van ondersteunende instrumenten (pakketten software voor administratie / basispakket xhoe omgaan met EU project'), • vroegtijdige monitoringsbezoeken gericht op verbetering van de inhoud en administratie van projecten.
Wij herkennen de moeite die een aantal projectuitvoerders heeft met de administratieve lasten die gepaard gaan met het uitvoeren van Europese projecten. De Europese Commissie heeft dit ook onderkend en heeft zich voorgenomen tot een vereenvoudiging te komen van de regels en een verlaging van de administratieve lasten. Wij wachten deze nieuwe verordening met belangstelling af. Bij het vormgeven van de uitvoeringsorganisatie zullen wij uw aanbevelingen nadrukkelijk betrekken. Overigens hebben wij in de afgelopen jaren al veel verbeteringen doorgevoerd, die ook hun waarde hebben voor de nieuwe periode. Zo hebben wij onder meer onze subsidieverordening tot de essentie teruggebracht en de publieksvoorlichting sterk verbeterd, niet alleen schriftelijk mar ook via persoonlijk contact Nieuwe mogelijkheden als de *e-provincie'bieden ons nog meer mogelijkheden om de lasten voor projectindieners te verminderen. Wij zullen deze ontwikkeling nadrukkelijk bij de vormgeving van de uitvoeringsorganisatie betrekken. Al eerder hebben wij aangegeven goede resultaten te hebben geboekt met een gedegen monitoring van de projecten. In het kader van de uitvoeringsorganisatie zullen wij dit aspect zeker meenemen, en ook de mogelijkheden om projectuitvoerders met raad en daad bij te staan.
Aanbeveling 8 Via een gebiedsgerichte of thematische benadering een directe koppeling leggen tussen projectindicatoren en mate waarin ze bijdragen aan behalen van programma-indicatoren. Door een gebiedsgerichte benadering kan het Europaloket ook bewuster sturen op thema's en dwarsverbanden tussen projecten en proberen andersoortige projecten te werven en beschikken.
In de nieuwe structuurfondsenperiode zal er opnieuw gewerkt moeten worden met programmaindicatoren, waar de projecten op worden getoetst. In de nieuwe periode zal er conform opdracht van de Europese Commissie, op voorhand geen specifieke gebiedenbenadering meer plaatsvinden, tenzij dit vanwege het karakter van het Europese programma nodig is. Zoals bijvoorbeeld bij het toepassen van de LEADER-methode, die in het Plattelandsontwikkelings-programma 2007-2013 is voorgeschreven. In die zin is er sprake van een fundamenteel andere benaderingswijze dan bij de huidige programma's.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
29
Deel I
Het kunnen leggen van dwarsverbanden is een belangrijk instrument om ontwikkelingen in het ene deel van de provincie ook te kunnen vertalen in andere delen van de provincie. In de uitvoeringsorganisatie zal het moeten kunnen leggen van dwarsverbanden terugkomen evenals een gedegen manier om projecten te werven en te beschikken. Van belang is dat operationele programma's volgens voorschrift van de Europese Commissie prioriteiten en maatregelen zullen bevatten die sturing geven aan de te honoreren projecten. In de programma's brengen wij een koppeling aan met onze eigen prioriteiten, zoals ook opgenomen in het Positionpaper voor Landsdeel Oost. Aanvullende aanbevelingen van uw commissie In de bijlage bij uw aanbiedingsbrief werden nog 3 aanbevelingen opgenomen. Hieronder voorzien wij deze van onze reactie. a.
De commissie Beleidsevaluatie komt tot de conclusie dat het verkrijgen van subsidies voor particulieren, instanties en organisaties kennis en expertise vereist; het is immers "moeilijk' geld. De commissie BE constateert dat niet iedereen dezelfde mogelijkheden en kennis in huis heeft om Europese subsidies te verkrijgen. Uit het onderzoek komt naar voren dat eenderde van de aanvragers de werklast van het aanvragen van een subsidie niet in verhouding vindt staan tot de subsidie zelf. De commissie BE is van mening dat de provincie Overijssel daar waar mogelijk deze werklast moet reduceren; dit in het licht van het statenbesluit inzake de motie Welten betreffende tijd voor kwaliteit.
Wij hebben gedurende de uitvoering van de Europese Programma's gemerkt dat het noodzakelijk is projectuitvoerders met raad en daad bij te staan. In lijn met de motie Welten hebben wij diverse verbeteringen toegepast in het werken met de Europese subsidies, waarbij steeds een werkbare oplossing is gevonden voor de eisen die wij moeten hanteren en de wijze waarop de projectuitvoerder daarmee moet werken. Wij hebben gemerkt dat door een goede en tijdige communicatie heel veel onduidelijkheden kunnen worden voorkomen en opgelost. Er zal echter altijd sprake moeten zijn van een gedegen administratie en verantwoording van gemaakte kosten door projectuitvoerders. Bij het vormgeven van de uitvoeringsorganisatie voor de periode 2007-2013 zullen wij opnieuw bezien hoe wij het werken met de subsidies uit Brussel zo helder en eenvoudig mogelijk kunnen maken. Het reduceren van de werklast is helaas niet altijd mogelijk, omdat wij gehouden zijn de eisen die aan de uitvoering van het werken met Europese subsidies is verbonden, toe te passen. b.
De commissie BE beveelt het College van GS aan dat voorafgaand aan een aanvraag (a) de lengte van aanvraagprocedures voor subsidies, (b) de gewenste informatie die door aanvragers dient te worden verstrekt en (c) de wijze waarop het besluit van de Provincie Overijssel tot stand komt transparent dienen te worden gemaakt. Eveneens is een goede coordinate binnen het Europaloket richting de aanvragers aan te bevelen; dit kan zich vertalen in een vaste contactpersoon per traject en goede generieke en specifieke communicatie. De commissie BE geeft in het licht van bovengenoemde het College van Gedeputeerde Staten in overweging om eveneens te werken met vier tranches per jaar in plaats van twee. Op deze wijze worden projectaanvragers beter gefaciliteerd voor het behalen van deadlines inzake subsidievragen.
Wij hebben onlangs besloten het traject van de besluitvorming inzichtelijker te maken, door bij de schriftelijke stukken hiervan een overzicht met een tijdpad me te sturen en meer tijd te steken in de persoonlijke communicatie met de projectindiener. Ook werken wij nu met projectbegeleiders, die de uitvoerders met raad en daad bij staan. De wenselijkheid en kwaliteit hiervan meten wij door periodiek klantenonderzoek. Uw aanbeveling om te gaan werken met 2 in plaats van 4 tranches zal in de discussie over de nieuwe werkwijze voor de komende periode worden betrokken. Overigens is onze ervaring tot nu toe dat project-uitvoerders meer geholpen zijn met een goede projectvoorbereiding en assistentie van onze zijde daarbij, dan met meer honoreringsmogelijkheden. De lengte van het beoordelingstraject wordt sterk be'invloed door de vele kwaliteitschecks die op de projectvoorstellen moeten plaatsvinden, de verbeteringen die per project moeten worden doorgevoerd en de wens de projecten onderling goed tegen elkaar af te kunnen wegen om zo de grootste meerwaarde voor provinciaal beleid te kunnen bepalen.
30
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deell
c.
De commissie BE pleit eveneens voor een goede (financiele) monitoring van de Europese projecten. De Provincie Overijssel heeft in de meerderheid van de gevallen een taak tot het verrichten van controles en het houden van toezicht op Europese projecten. De commissie BE doet de aanbeveling om verbeteringen aan te brengen in deze monitoring. Uit het onderzoek blijkt dat in de praktijk daadwerkelijke bestedingen vaak achter blijven bij planningen. Als gevolg hiervan komen de toegekende Europese middelen niet beschikbaar. In die gevallen waar de provincie Overijssel geen taak heeft in het verrichten van controles en het houden van toezicht op projecten dienen duidelijke afspraken te worden gemaakt met de belaste instanties. Bovenstaande aanbevelingen dienen eventuele onregelmatigheden en de onzekerheid die de aanvraag van Europese subsidie met zich meebrengt tot een minimum te beperken.
De door ons ingestelde monitoring vanaf 2000 heeft tot doel de projecten te volgen en bij te sturen, en er bovendien voor te zorgen dat het tempo voldoende hoog ligt om niet tot onderuitputting te komen. Als de reguliere werkzaamheden niet voldoen, worden speciale acties op touw gezet om de realisatiegraad te verhogen. Daardoor is -in relatie tot de Europese spelregels inzake het halen van financiele drempels voor het toekennen van Europese middelen- onderuitputting tot op heden voorkomen. Daardoor kunnen de Europese middelen volledig worden ingezet. De in onze eigen begroting opgenomen jaarschijven worden niet altijd gehaald. Vooral bij grotere projecten doet zich de situatie voor dat deze qua committering en realisatie vaak niet in jaarschijven ondergebracht kunnen worden. Voor de nieuwe periode zullen wij niettemin bezien of hierin verbetering kan worden gebracht. Bij de uitvoering van de Europese projecten zijn veel controlerende instanties betrokken. Voor zover dat in ons vermogen ligt zullen wij met hen afspraken maken over de wijze van controle en de intensiteit ervan. Overigens komt de Europese Commissie zoals eerder gezegd nog met nieuwe voorstellen voor de controles; daardoor zal een vereenvoudiging plaatsvinden. Wij merken tenslotte op dat het onlangs genomen besluit door de Europese Raad van ministers inzake de Financiele Perspectieven 2007-2013, op korte termijn meer informatie zal geven over de inhoud en de reikwijdte van de komende EU-programma's in Nederland. Wij komen hierop terug in het kader van de voorbereiding van het Operationele programma voor landsdeel Oost.
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
31
Deel 1
32
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel
7
Nawoord van de commissie Beleidse valua tie
De commissie Beleidsevaluatie heeft kennis genomen van de reactie van het College van Gedeputeerde Staten. Uit de ontvangen reactie maakt de commissie Beleidsevaluatie op dat het College van Gedeputeerde Staten de conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek ter harte neemt en dit rapport als stimulans ziet om de nieuwe EU-structuurfondsperiode inhoud te geven en de discussie met de Staten aan te gaan. Uit de reactie van het College van Gedeputeerde Staten blijkt dat er op dit moment al veel in gang wordt gezet om de nieuwe EU-structuurfondsperiode vanuit Overijssel inhoud en vorm te geven. De commissie Beleidsevaluatie betreurt het dat het College van Gedeputeerde Staten zich in haar reactie beperkt tot het globaal schetsen van de kaders (provinciaal, nationaal en Europees) waarbinnen de prioriteitstelling in de komende periode zal plaatsvinden en in haar reactie niet inhoudelijk op de aanbevelingen reageert, noch aangeeft op welke wijze de aanbevelingen opgepakt zullen worden. De commissie Beleidsevaluatie adviseert Provinciale Staten om nadrukkelijk het College van Gedeputeerde Staten te vragen de diverse aanbevelingen concreet en (waar mogelijk) richtinggevend (SMART) uit te werken in het 'Operationeel programma voor Landsdeel Oost', waarvan de Statenbehandeling staat gepland voor juni 2006.
De commissie Beleidsevaluatie beveelt Provinciale Staten aan om de globale prioriteitstelling, zoals die in het Position Paper Oost - Nederland is weergegeven, kritisch te bezien. Meer concreet zullen Provinciale Staten zich in juni 2006 moeten uitspreken over de te bereiken doelstellingen voor de EU-structuurfondsperiode 2007 - 2013 en de provinciale cofinanciering die hiermee gemoeid zal
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
33
Deel 1
zijn. Er is in de laatste EU-structuurfondsperiode sterk ingezet op de economische doelen als behoud en uitbreiding van de werkgelegenheid. Uit het onderzoek blijkt dat de realisatie van deze doelen is tegengevallen. Als in de nieuwe periode de werkgelegenheidsdoelstellingen weer centraal komen te staan, zullen dit dus tot andere activiteiten moeten leiden. De commissie Beleidsevaluatie is van mening dat Gedeputeerde Staten tijdig Provinciale Staten bij de te voeren discussie over de prioriteitstelling voor de nieuwe periode moet betrekken. Bovendien zal aandacht moeten worden besteed aan de manier waarop Provinciale Staten tijdens de nieuwe EU-structuurfondsperiode goed inzicht krijgen en controle behouden op de (maatschappelijke) effecten van het gevoerde beleid.
34
Een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van Europese middelen in Overijssel
Deel 2
Evaluatie Europese subsidies/ Europaloket Provincie Overijssel Uitgevoerd in opdracht van: Commissie Beleidsevaluatie Overijssel
Buck Consultants International
Nijmegen, 6 december 2005
Buck Consultants International
Deel 2
Samenvatting
Achtergrond evaluatie De Provincie Overijssel voert sinds 1985 Europese programma's uit. Aangezien de periode van de huidige programma's eind 2006 afloopt, heeft de Commissie Beleidsevaluatie besloten om een evaluatie uit te voeren van de resultaten van de projecten die in de periode 2000-2004 met provinciale en EU-middelen zijn gefinancierd, mede om te komen tot aanbevelingen voor de uitvoering van het Europese structuurbeleid voor de periode 2007-2013.
Besteding gelden In Overijssel zijn de afgelopen jaren 11 Europese programma's uitgevoerd, waarvan de helft wordt beheerd door het Europaloket en de rest door andere provinciale afdelingen en instanties. In de periode 2000-2004 zijn in totaal 515 Europese projecten gehonoreerd, waarvan 260 (50%) met provinciate cofinanciering. De totale kosten van deze projecten bedraagt € 513 mln, waarvan € 141,5 mln (28%) wordt bijgedragen door de EU en € 32,3 mln (6%) door de Provincie. De overige 66% is afkomstig van het Rijk en lokale en regionale bronnen (doelgroepen, gemeenten, bedrijfsleven, etc.). Tweederde deel van dit geld gaat naar de thema's economie en innovatie, ruimtelijke ordening en recreatie en toerisme. De gemiddelde kosten per project bedragen bijna € 1 mln. Ze lopen per programma sterk uiteen, van € 199.000 bij Leader+ tot € 3.7 mln bij D2 phasing out. Ook per thema varieren de gemiddelde projectkosten aanzienlijk, van € 441.000 voor natuur, water en milieuprojecten tot € 1,3 mln voor economie en innovatieprojecten. De grootste aanvragers van Europese financiering zijn de Provincie, gemeenten, semi-publieke organisaties en lokale verenigingen. De belangrijkste doelgroepen zijn het midden- en kleinbedrijf, de lokale bevolking en recreanten. Na tweederde deel van de projectperiode zijn de beschikbare Europese subsidies grotendeels toegekend. De uitbetaling blijft deels echter achter bij de planning, onder meer door vertraging in uitvoering en in overmaking van de afgesproken cofinanciering. Bij het Leader+-programma heeft dit door onvoldoende uitbetaling van de provincie Gelderland geleid tot het in mindering brengen van een deel van de EU-bijdrage.
Resultaten en maatschappelijke effecten Om inzicht te krijgen in de resultaten en maatschappelijke effecten van de ingezette provinciale middelen zijn 60 projecten uit 3 programma's dtepgaand geanalyseerd. Uit deze diepteanalyse blijkt dat de beoogde doelgroepen grotendeels worden bereikt. Voor twee van de drie programma's worden de met de EU afgesproken programmadoelen in grote lijnen behaald. Alleen de output op het gebied van werkgelegenheid en natuurontwikkeling blijft in deze programma's achter bij de gestelde doelen. Een programma scoort laag op alle geformuleerde output!ndicatoren, maar de onderzochte projecten dragen wel bij aan de algemene programmadoelen. Over de bijdrage van de provinciale gelden aan het bereiken van provinciale doelen is slechts indicatief iets te zeggen, omdat een deel van de projecten nog in een beginstadium verkeert, de projecten een beperkte omvang hebben in verhouding tot de totale problematiek waar het provinciaal beleid zich op richt en de provinciale doelen vaak zeer algemeen zijn geformuleerd. Over
Buck Consultants International
Deel 2
het algemeen dragen de onderzochte projecten bij aan verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven, de leefbaarheid, toeristische infrastructuur en ruimtelijke inrichting. Dit geldt minder voor economische doelen als behoud of uitbreiding van werkgelegenheid, toename van het aantal bedrijven en vergroting van het innovatievermogen. Ook de natuurontwikkeling blijft in de onderzochte programma's kwantitatief achter bij de planning. De maatschappelijke effecten van de programma's betreffen vooral indirecte economische effecten als meer bezoekers, samenwerking tussen bedrijven, e.d. en sociale effecten als vergroting van de leefbaarheid, samenhang en zorg.
Uitvoering Europese programma's
De eerste jaren was sprake van wat kinderziektes in de verwerking van aanvragen, maar geleidelijk zijn de processen beter gestroomlijnd. Het merendeel van de projectindieners is positief over de ondersteuning door het Europaloket. In de praktijk vindt men de procedures complex en langdurig, is de taakverdeling tussen Europaloket en provinciale afdeling niet altijd duidelijk en kan de monitoring meer functioneel zijn. De uitgevoerde benchmark wijst uit dat het Europaloket vergeleken met de werkwijze in provincies zonder een dergelijke structuur (Groningen en Zuid-Holland) duidelijke voordelen heeft. Uit de praktijk met een loket met regionale front offices in Friesland en Gelderland kunnen nuttige lessen worden getrokken. Vergeleken met deze provincies heeft het Europaloket in de afgelopen jaren per fte relatief minder projecten gehonoreerd, maar veel geld omgezet.
Aanbevelingen Uit de terugblik over de afgelopen jaren en discussies met de Commissie over de implicaties van de Uitvoeringsagenda van Oost-Nederland voor de komende periode worden de volgende lessen getrokken voor de toekomstige inzet van de provincie Overijssel in het Structuurfondsenprogramma 2007-2013: 1. 2. 3.
4.
5. 6.
7. 8.
Duidelijke prioriteitstelling voor kenniseconomie en innovatie. Binnen andere thema's prioriteit geven aan alternatieven voor automobiliteit, natuur- en waterontwikkeling, duurzame energie en meer focus binnen de internationale samenwerking. Proactieve inzet van de Provincie gericht op meer integrate gebiedsgerichte of thematische inzet in samenwerking met regionale partijen. Dit vergt een doorbreking van de verkokering tussen beleidsterreinen en cultuurverandering van beheren naar ontwikkelen. Naast en binnen een benadering van onderop is aandacht nodig voor de ontwikkeling van een aantal strategische sleutelprojecten met een grote economische en maatschappelijke uitstraling, die de regio's (inter)nationaal onderscheiden ten opzichte van andere gebieden. Verdergaande bundeling van cofinancieringstromen van Rijk en Provincie in een Europabudget. Continuering en uitbreiding van de rol van het Europaloket, zodat een beter overzicht en wisselwerking tussen programma's en daarmee regionale of thematische synergie mogelijk wordt. Verdere stroomlijning van de procedures, waardoor de administratieve lasten van projectindieners minder worden. Een meer directe koppeling leggen tussen projectoutput en provinciale resp. EU-programmaindicatoren via een gebiedsgerichte of thematische benadering.
Buck Consultants International
Deel 2
Inleiding
1.1
Achtergrond Sinds 1985 voert de Provincie Overijssel Europese programma's uit. In de loop der jaren heeft de provincie het aantal thema's en de omvang van Europese middelen zien toenemen. Voor de periode 2000-2006 gaat het om een investeringspakket voor de grootste programma's4 van € 450 miljoen, waarvan de Europese Commissie €132 miljoen bijdraagt en de Provincie Overijssel € 35 miljoen. De Europese programma's zijn volop in uitvoering. Bij een aantal programma's zijn de beschikbare gelden volledig toegekend (gecommitteerdS). Daar staat tegenover dat bij een enkel programma's vooralsnog sprake is van een onderuitputting van financiele middelen. Bedragen die niet zijn besteed, vloeien na een bepaalde periode automatisch terug naar Brussel, dus het is zaak op tijd adequate projecten te genereren. Op 31 december 2006 loopt de programmaperiode ten einde. De onderhandelingen over de verdeling van de regionale fondsen voor de periode 2007-2013 zijn inmiddels in voile gang. Voor de rijkere lidstaten zal in die periode naar verwachting slechts tweederde deel van het bedrag over de voorgaande periode beschikbaar zijn. Voor Nederland zou dat neerkomen op ongeveer driehonderd miljoen per jaar. Om de nieuwe programmaperiode gedegen voor te bereiden, is dit het juiste moment om de Europese subsidies in Overijssel inhoudelijk te evalueren. De Commissie Beleidsevaluatie van de Provincie Overijssel heeft Buck Consultants International (BCI) gevraagd een evaluatie uit te voeren van de besteding van de Europese subsidies gedurende de periode 2000-2004. Tevens wordt de rol van het Europaloket van de Provincie in het onderzoek meegenomen. Naast de evaluatie van de resultaten en maatschappelijke effecten van de projecten in de afgelopen periode (terugblik of ex post evaluatie), wordt verzocht om aanbevelingen te doen voor de uitvoering van het Europese structuurbeleid voor de periode 2007-2013 (vooruitblik of ex ante evaluatie).
4 Deze bedragen hebben alleen betrekking op de Europese programma's Doelstelling 2 phasing out en Platteland, Doelstelling 5b phasing out, Leader+, POP en Interreg IIIA. 5 Voor een beschrijving van specifieke begrippen en afkortingen wordt verwezen naar bijlage 1.
Buck Consultants International
Deel 2
1.2
Doelen/ onderzoeksvragen De doelstelling van de evaluatie is als volgt geformuleerd: Het evalueren van de resultaten en de maatschappelijke effecten in Overijssel die zijn bereikt met provinciale middelen door de projecten die (mede) met Europese subsidies zijn gefinancierd en aanbevelingen geven met betrekking tot de uitvoering van het Europese structuurbeleid 2007-2013. Het gaat om een ex-post evaluatie van de multiplierwerking van de ingezette provinciale middelen in termen van resultaten voor de betreffende doelgroepen en maatschappelijke effecten van de projecten die de afgelopen jaren zijn gehonoreerd. Niet expliciet in deze doelstelling vermeld maar wel een aandachtspunt, vormt de kosteneffectiviteit van de provinciale inzet en vooral de meerwaarde van het Europaloket in de ondersteunde projecten. De terugblik over de periode 2000 t/m 2004 vormt de basis voor een ex-ante evaluatie van de inzet van Overijssel in het toekomstige Europese structuurbeleid. Deze doelstelling is uiteengelegd in de volgende onderzoeksvragen: 1. 2. 3.
4. 5.
1.3
Waar zijn de provinciale gelden aan besteed? Hoe hebben de provinciale gelden bijgedragen aan het bereiken van de provinciale doelstellingen? Wat is het effect geweest van de gerealiseerd projecten, ook in relatie tot de omvang van de subsidies en de geleverde inspanningen om die subsidies te verkrijgen? Zijn de Europese subsidies optimaal benut? Welke geldstromen zijn niet benut? Wat zijn de oorzaken hiervan? Welke gevolgen heeft het antwoord op deze vraag voor de uitvoering van het Europese structuurbeleid 2007-2013? Wat is de klanttevredenheid van ondernemersverenigingen, brancheverenigingen, private ' partners, etc? Welke consequenties hebben de antwoorden op de gestelde vragen voor de beslissingen over de inzet van toekomstige provinciate middelen (en het Europaloket)?
Aanpak Om de vragen te beantwoorden waar de provinciale gelden aan zijn besteed en hoe de Europese subsidies zijn benut, is begonnen met een brede ,basisanalyse, waarin de belangrijkste kenmerken van de programma's en projecten in de afgelopen jaren zijn gemventariseerd. Hierbij is ook gekeken naar de doelen van het provinciaal beleid op de relevante beleidsterreinen voor de afgelopen jaren. Vervolgens is een diepteanalyse uitgevoerd, waarin van een aantal projecten de resultaten en maatschappelijke effecten zijn nagegaan. Het onderzoek bestond uit de volgende vijf stappen: 1. 2. 3. 4. 5.
1.4
Projectstart, inclusief beleidsreconstructie Basisanalyse van alle Overijsselse Europese programma's en van opzet en werkwijze van het Europaloket. Diepteanalyse van geselecteerde programma's Bepaling toekomstperspectief Synthese/rapportage
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het kader waarbinnen het onderzoek plaatsvindt: het provinciaal beleid en de Europese programma's. Hoofdstuk 3 beschrijft de resultaten van de afzonderlijke programma's alsmede de organisatie en financiering. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de
Buck Consultants International
Deel 2
uitvoering van de Europese projecten en de rol van het Europaloket daarin. Tenslotte worden in hoofdstuk 5 conclusies getrokken aan de hand van de geformuleerde onderzoeksvragen van de Commissie en wordt gekeken naar de consequenties voor de toekomstige inzet van de provincie in het Structuurfondsenprogramma voor 2007-2013.
Buck Consultants International
Deel 2
Buck Consultants International
Deel 2
2
Beleidskaders en besteding gelden
2.1
Inleiding Aan het begin van de evaluatie is een korte beleidsreconstructie uitgevoerd, om de doelen en strategie van het provinciaal beleid en de programmakaders van de verschillende EU-programma's goed in beeld te krijgen. Daarnaast zijn op basis van beschikbare monitoring gegevens en eerdere evaluatiestudies de belangrijkste kenmerken van alle Europese programma's en projecten geTnventariseerd.
2.2
Beleidsreconstructie De beleidsreconstructie heeft een tweeledige doelstelling. Enerzijds is ze bedoeld om te bezien of de trits "context-/probleemanalyse, doelformulering, strategie/activiteiten, ingezette middelen en organisatie' in het beleid van de provincie en de programmakaders van de uiteenlopende EUprogramma's logisch en consistent is. Anderzijds geeft het bestuderen van beleidsdocumenten en programmakaders inzicht in indicatoren die kunnen worden gehanteerd om de effectiviteit van de inzet van provinciale en EU-middelen te meten. Het bleek minder eenvoudig dan voorzien om een volledig overzicht te krijgen van het vigerend beleid binnen de provincie Overijssel. Dit hing enerzijds samen met de vele beleidsterreinen die door de Europese programma's worden bestreken en waarvoor de bijbehorende beleidsdocumenten moesten worden gezocht. Anderzijds Hep de periode waarop een beleidsplan betrekking heeft vaak niet synchroon met de onderzoeksperiode 2000-2004 en dienden dus beleidsdocumenten voor meerdere perioden te worden bekeken. In overleg met de Statengriffie is besloten om de programmabegrotingen en jaarverslagen van de jaren 2000 tot 2004 als ingang te gebruiken om inzicht te krijgen in het beleid over die periode. Uit deze stukken kwamen op verschillende terreinen aanvullende beleidsdocumenten naar voren, die vervolgens zijn bestudeerd om een meer volledig overzicht te krijgen van het provinciaal beleid.
Buck Consultants International
Deel 2
Resultaten analyse provinciale beleidsstukken De beleidsterreinen waar de provincie zich mee bezighoudt, zijn in de programmabegrotingen en jaarverslagen als volgt ingedeeld: 1. Algemeen bestuur 2. Openbare orde en veiligheid 3. Verkeer en vervoer 4. Waterhuishouding 5. Milieubeheer 6. Recreatie en natuur 7. Economische en agrarische aangelegenheden 8. Welzijn, onderwijs, cultuur en zorg 9. Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting De Europese subsidies worden beschreven onder economische aangelegenheden, maar hebben in feite betrekking op vrijwel alle beleidsterreinen. Voor de meeste van deze terreinen zijn de achterliggende beleidsnota's bestudeerd. Uit deze analyse (zie bijlage 7) blijkt dat de probleembeschrijving van het betreffende beleidsterrein vaak summier is. De rol van de provincie ten opzichte van andere betrokken partijen wordt veelal nauwelijks helder gemaakt. Ook zijn de doelen van de provinciale inzet in de meeste gevallen weinig concreet en meetbaar geformuleerd. Uit de nota's zijn dan ook slechts in een beperkt aantal gevallen indicatoren af te leiden, op basis waarvan de voortgang in het behalen van doelen kan worden gemeten. Daarentegen zijn in de meeste nota's de strategic en inzet van middelen wel redelijk uitgewerkt. Het ontbreken van concrete doelen en indicatoren heeft als consequentie voor de evaluatie dat tiet niet eenduidig is vast te stellen wanneer de provinciale doelen met de inzet van provinciale en Europese middelen zijn bereikt. Waar mogelijk wordt in hoofdstuk 3 bij het bepalen van de effectiviteit van de programma's gebruik gemaakt van concrete beleidsdoelen, maar op andere terreinen zal indicatief worden aangegeven of de programma's al dan niet effectief zijn voor het behalen van de betreffende doelen.
Resultaten analyse Europese programmakaders Voor alle Europese programma's zijn uitgebreide kaders uitgewerkt. Voor een deel hebben deze niet alleen op de provincie Overijssel betrekking. Het Enkelvoudig Programmerings Document (EPD) Oost-Nederland (met de kaders voor D2 platteland, D2 phasing out en D5b phasing-out) geldt voor het gehele landsdeel Oost-Nederland, dat zowel Overijssel, Gelderland en Utrecht omvat. De daarin geformuleerde doelen en strategic zijn dus niet specifiek voor Overijssel geformuleerd. De POP- en ESF-programma's gelden voor Nederland als geheel en de daarin vastgelegde doelen en aanpak zijn eveneens niet specifiek voor Overijssel. Daarentegen hebben Leader+, Innovatieve Acties Programma en Interreg IIIA wel specifiek betrekking op (delen van) de provincie. Uit de analyse van de verschillende programmakaders (zie bijlage 8) blijkt dat hierin de trits probleemanalyse-doelformulering-strategie-middelen redelijk consistent is uitgewerkt. Dit hangt mede samen met de hoge eisen die de EU aan zulke programmakaders stelt. In de kaders zijn de nagestreefde effect-indicatoren expliciet genoemd en in de voortgangsrapportages kan dan ook tamelijk eenduidig worden aangegeven in hoeverre de nagestreefde effecten ook daadwerkelijk worden gehaald. Voor deze evaluatie heeft dit als consequentie dat het al dan niet realiseren van doelen zoals vastgelegd in de programmakaders tamelijk eenvoudig kan worden vastgesteld.
Conclusies beleidsreconstructie Aangezien SMART geformuleerde doelen veelal ontbreken, is het in deze evaluatie slechts ten dele mogelijk om vast te stellen in hoeverre de inzet van provinciate middelen in projecten die mede door de EU worden gefinancierd, effectief bijdraagt aan het behalen van provinciale doelen. Waar concrete doelen ontbreken, zal bij benadering worden vastgesteld in hoeverre de uitgevoerde projecten bijdragen aan het realiseren van het beleid.
10
Buck Consultants International
Deel 2
Het al dan niet behalen van de doelen volgens de verschillende Europese programmakaders is eenvoudiger vast te stellen, omdat doelen en indicatoren daarin meestal vrij concreet zijn vastgelegd. Een complicerende factor is echter dat een deel van deze kaders niet alleen voor de provincie Overijssel geldt, maar voor een groter gebied. Hier zal dus een vertaalslag van het grotere kader naar de specifieke Overijsselse inzet moeten plaatsvinden.
2.3
Besteding gelden Overzicht programma's De afgelopen jaren zijn in Overijssel de volgende 11 Europese programma's uitgevoerd: 1.
Doelstelling 2 phasing out: verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven in gebieden die kampen met industrieel verval (Twente). 2. Doelstelling 5b phasing out: verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven in kwetsbare plattelandsgebieden (Noordwest Overijssel en Vechtstreek). 3. Doelstelling 2 platteland: bevorderen van de economische omschakeling van plattelandsgebieden die gekenmerkt worden door economisch verval (Zuidoost Overijssel). 4. Doelstelling 2 stad: bevorderen van de economische omschakeling van stedelijke gebieden die kampen met structurele achterstand (gemeente Enschede). 5. Leader+: plattelandsvernieuwing van onderop door versterking van de sociaal-economische situatie en verhoging van de werkgelegenheid (Noordwest-Overijssel, en Noordoost-Overijssel en Zuid-Twente). 6. Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP): bevorderen van de economische ontwikkeling van het platteland door herstructurering van de landbouw en het geven van nieuwe impulsen (geheel Overijsel, m.u.v. kernen > 15.000 inwoners). 7. Interreg IIIA: grensoverschrijdende samenwerking tussen Overijssel, Achterhoek en grote delen van Noordrijn-Westfalen en Niedersachsen (Euregio) ter stimulering van de economische ontwikkeling en sociale samenhang. 8. Interreg IIIB: transnationale samenwerking tussen nationale, regionale en lokale overheden gericht op betere integratie binnen de EU; binnen IIIB verschillende deelprogramma's voor Noord-West Europa (NWE, m.n. hoogwater en deltametropool) en Noordzee (m.n. water, transport en perifere gebieden). 9. Interreg IIIC: transnationale informatie- en kennisuitwisseling over regionaal ontwikkelingsbeleid en instrumenten, gericht op het verhogen van de effectiviteit van regionaal economisch beleid (Overijssel onderdeel van Westzone programma). 10. Europees Sociaal Fonds (ESF): aanpakken van actuele problemen en weerbaar maken van aanstaande, actieve en werkloze beroepsbevolking op de arbeidsmarkt. 11. Innovatieve Acties Programma (IAP): stimuleren van innovatie en bevorderen van de overgang naar kenniseconomie en -maatschappij (hele provincie Overijssel).
Buck Consultants International
11
Deel 2
Figuur 2.1 Beschikbare EU-budgetten per programma 2000-2006 (x € 1 mln)
60 T
® D2 platteland H D2 phasing out ® 5b phasing out 0 D2 steden m Leader* H Interreg IIIA
Op basis van de beschikbare monitoringinformatie en evaluatierapporten zijn de belangrijkste kenmerken geanalyseerd van de projecten die via deze programma's zijn ondersteund. De volgende opmerkingen zijn hierbij van belang: • De analyse is beperkt tot projecten die door de Provincie Overijssel tussen 2000 en 2004 zijn beschikt. • Bij programma's waar de beschikking niet door Provincie wordt opgesteld (o.a. POP en Interreg), is uitgegaan van een positieve voordracht van GS tussen 2000 en 2004 op basis van het Advies van Stuurgroep of Streekcommissie. • De analyse van de programma's beperkt zich tot projecten. Technische bijstand (standaard onderdeel van de meeste programma's) is niet meegenomen. Dit is een bewuste keuze geweest om een zuiver beeld te behouden op projectenniveau. • De aard van de monitoring gegevens van de Europese programma's verschilt aanzienlijk. Van een aantal programma's (waaronder Interreg IIIB en IIIC) is slechts beperkte informatie beschikbaar. • De projecten binnen de programma's Interreg IIIB en Interreg IIIC zijn slechts gedeeltelijk meegenomen. Het gaat hierbij om grootschalige internationale programma's, waarbij vele nationale en internationale partners betrokken zijn en die slechts deels betrekking hebben op Overijssel. De totale programmakosten geven dus een vertekend beeld van de activiteiten die in de provincie Overijssel plaatsvinden. Alleen de Interreg IIIB- en IHC-projecten die daadwerkelijk in Overijssel uitgevoerd worden, zijn opgenomen in het totale overzicht. Kenmerken projecten Het aantal Europese projecten in de provincie Overijssel tussen 2000 en 2004 en de bedragen die ermee zijn gemoeid, is samengevat in onderstaand schema (voor een meer gedetailleerd overzicht wordt verwezen naar bijlage 2 en 3)
12
Buck Consultants International
Deel 2
Tabel 2.1 Overzicht Europese projecten Overijssel 2000-2004
515
Aantal projecten
260 (50%)
Aantal projecten met provinciale cofinanciering
€ € €
Totale kosten alle projecten Totale EU bijdrage Totale provinciale bijdrage
513.103.346 141.507.765 (28%) 32.327.100 (6%)
Figuur 2.2 Grootste programma's 2000-2004 (beschikte Europese middelen per programma t.o.v. van totale beschikte Europese middelen in Overijssel)
^% totale beschikte budget
*% totale aantal projecten
POP
D2 phasing out
Interreg IIIA
D2 platteland
Van het totale beschikte Europese budget in Overijssel gaat 81% naar bovengenoemde vier programma's. Deze programma's omvatten 77% van alle beschikte Europese projecten in Overijssel. Het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) bestaat uit relatief veel, deels kleinschalige projecten, terwijl het Doelstelling 2 phasing out-programma vooral grootschalige projecten betreft. Box: Gemiddelde projectkosten 2000-2004
De projectkosten van een Europees project in Overijssel zijn gemiddeld € 0,99 mln. De omvang van projecten verschilt aanztenlijk per programma en binnen programma's. De programma's D2 phasing out, D5b phasing out en Interreg IIIA kenmerken zich door relatief grote projecten. De gemiddelde projectkosten van deze programma's zijn resp. € 3,7 mln (D2 phasing out), € 2,4 mln (D5b phasing out) en € 1,4 mln (Interreg IIIA). De kleinere projecten zitten met name in de programma's Leader+ en IAP, waar de gemiddelde projectkosten € 0,2 mln en € 0,4 mln bedragen.
Projecten met grootste provinciale bijdrage Ook de omvang van de provinciale bijdrage aan projecten verschilt aanzienlijk. De projecten die de grootste bijdrage van de provincie hebben ontvangen, zijn: • Uitbreiding kwaliteitsimpuls toerisme (€ 1,1 mln) (D5b phasing out) • Innovatieve stimuleringsregeling (€ 1,1 mln) (D2 platteland) • Innovatieve stimuleringsregeling (€ 0,9 mln) (D5b phasing out) • Innovatieve stimuleringsregeling (€ 0,8 mln) (D2 phasing out) • Kwaliteitsimpuls toerisme (€ 0,7mln) (D5b phasing out) • Uitbreiding kwaliteitsimpuls toerisme (€ 0,6 mln) (D2 platteland) • Bedrijvencentrum Hart van Zuid (€ 0,6 mln) (D2 phasing out) • Kwaliteitsimpuls toerisme (€ 0,5 mln) (D2 platteland)
Buck Consultants International
13
Deel 2
Thema's6 Figuur 2.3
Aantal Europese projecten per beleidsthema 2000-2004
113
\N\V ' ^
Bron: Provincie Overijssel (bewerking BCI) Figuur 2.4 Totale projectkosten (x mln Euro's) per beleidsthema 2000-2004 (zie noot 3)
160-T-I48-
\ "10
^ *?S
Qs
fa
4*
'O
\\N Bron: Provincie Overijssel (bewerking BCI)
Exclusief D2 stad en Interreg IIIB en IIIC, omdat hiervan de thema-indeling niet beschikbaar was
14
Buck Consultants International
Deel 2
Bovenstaande figuren geven aan dat het thema 'Economie en Innovatie'7 het grootste aantal projecten en financiele middelen kent. Binnen het thema Natuur, water en milieu worden relatief veel, maar financieel kleinschalige projecten gerealiseerd. Belanghebbenden Grootste aanvragers in aantal projecten
• • • • •
Provincie Overijssel (m.n. in EPD-programma's) Gemeenten MKB Semi-publiek: regiokantoren/landschapsbeheer Stichtingen, verenigingen
Belangrijkste doelgroepen:
Belangrijkste initiatiefnemers:
• • • •
- Provincie - Gemeenten - Semi-publieke organisaties
MKB Lokale bevolking Recreanten MKB
Niet-positief beschikte projecten Niet alle projectaanvragen worden daadwerkelijk gehonoreerd. Uit de beschikbare informatie van de D2-, D5b- en Leader+-programma's blijkt dat in de periode 2000-2004 71 projectaanvragen nietpositief zijn beschikt, tegenover 155 goedgekeurde projecten. Slechts 14 projectaanvragen zijn daadwerkelijk afgewezen. De overige niet-positief beschikte projecten zijn (nog) niet verder gebracht, of opgenomen in een ander programma of project. Vanwege wettelijke termijnen is het soms verstandig een project in te trekken of niet-ontvankelijk te verklaren, zodat er geen uitspraak nodig is over een incomplete aanvraag (bijvoorbeeld wanneer vergunningen of cofinanciering nog niet in formeel zijn geregeld). De aanvraag kan dan in een volgende tranche wederom worden ingediend. Redenen voor niet positief beschikken: • Niet-ontvankelijk • Ingetrokken • Afgewezen • Aangehouden • Overgedragen naar ander programma • Onderdeel van ander project
21 (31%) 16 (23%) 14 (20%) 8 (11%) 6 (8%) 5 (7%)
7
Definitie innovatie: het verbeteren van de concurrentiepositie door kennis, een uitvinding of een idee te converteren tot een nieuw technologisch concept, een nieuwe dienst, verbetering van het productieproces,
organisatiemodel of bedrijfsmodel.
Buck Consultants International
15
Deel 2
Provinciale cofinanciering Voor alle Europese programma's die uitgevoerd worden binnen de provinciegrenzen, is een verdeling van provinciale cofinanciering vastgesteld (x € 1000). In onderstaande tabel wordt deze toekenning vergeleken met de daadwerkelijke provinciate inzet t/m 2004. Tabel 2.2
Provinciale cofinanciering Europese projecten Overijssel 2000-2004 Totaal geraamde bijdrage
Direct beschikbaar
Via bestaande begroting
Nog aan te vullen (2003)
Commitering t/m 2004
Percentage commitering
Phasing out Twente
7.103
1.361
0,685
9.148 1
Phasing out Noord Ov.
1.626
0,295
0,148
2.069 f
11.018
98
Doelstelling 2 platteland
8.334
2.058
1.035
11.428
9.639
84
Doelstelling 2Enschede
6.353
6.353
1.937
30
Interreg IIIA
3.100
0,700
0,700
4.500
1.905
42
Interreg IIIB
3.100
POP
6.251
0,700
0.700
4.500
Onbekend
Onbekend
1.067
0.537
7.856
6.792
87
0,626
0.315
3.459
0.583
17
0.272
0.404
149
Leader+
2.519
Innovatiestrategie
0.272
Programmabureau
5.876
5.876
PM
PM
Buffer
5.800
5.800
PM
PM
61.261
32.278
53
50.334
Totaal
6.807
4.120
Bron: Beslult Provinciale Staten nr 2714 mei 2002/voortgangsverslagen
Over de uitputting van de Europese programma's in Overijssel zijn gegevens beschikbaar tym 2004. Op basis van de mid-term reviews van de verschillende programma's en aanvullende informatie van het Europaloket is onderstaand overzicht samengesteld. Tabel 2.3
Committering van geplande bedragen Europese projecten Overijssel t/m 2004 Begroting 2000-20006
Percentages
Vastgelegd 2000-2004
Percentages
Totale kosten
450.00 mio
100,00
481,42 mio
107
Bijdrage EU
132.00 mio
29,33
112,53 mio
85,25
Bijdrage provinciale cofinanciering
28,95 mio
6,43
22,73,mio
78,51
Bijdrage provinciaal overig
6,80 mio
1,51
Bijdrage Rijk
85,14 mio
Bijdrage gemeenten/ overig/particulier
197,11 mio
?
7,79 miol)
114,56
18,92
34,23 miol)
40,20
43,80
171,21 mio1)
86,86
Bron: Mid term reviews EPD Oost, Interreg, Leader* en POP (t/m 2003) en Europaloket (2004) 1)
16
Van Interreg IIIA zijn gegevens t/m 2003 opgenomen. Werkelijke committtering van bijdrage Rijk en gemeenten/overig/particulier zal eind 2004 hoger liggen
Buck Consultants International
Deel 2
Uit tabel 2.3 blijkt dat eind 2004 (d.w.z. op tweederde van de programmaperiodeS) meer dan 85% van het Europese budget van de programma's Doelstelling 2 platteland, Doelstelling 2 phasing out, Doelstelling 5b phasing out, Doelstelling 2 steden, Leader*, Innovatieve Acties Programma en Interreg IIIA is vastgelegd (beschikt). Alleen de rijksbijdrage blijft fors achter bij de geraamde inzet. Ook de provinciale cofinanciering van bepaalde programma's (m.n. Leader+, D2 stad en Interreg IIIA) blijft achter bij de planning (vgl. tabel 2.2.), maar daar staan hogere bijdragen aan andere programma's en vanuit andere provinciale fondsen tegenover. Aanvullende informatie van Europaloket/Meacon laat zien dat de realisatie (uitbetaling) van Europese middelen over de gehele linie op koers ligt. Rekening houdend met doorloop tot 2008 zou eind 2004 meer dan 50% van de gecommitteerde bijdragen gerealiseerd moeten zijn. Dit is voor vrijwel alle programma's het geval. Alleen het Leader+-programma in Noordwest Overijssel blijft vooralsnog achter. Conclusies Europese programma's • In Overijssel zijn de afgelopen jaren 11 Europese programma's uitgevoerd, waarvan de helft wordt beheerd door het Europaloket, een deel door andere provinciale afdelingen (Interreg IIIB en C) en de rest door andere instanties zoals de Dienst voor het Landelijk Gebied (POP), Oost NV (IAP), gemeente Enschede (Doelstelling 2 Steden) en Programmamanagement Interreg IIIA (Euregio) in Gronau. • In de periode 2000-2004 zijn in totaal 515 Europese projecten gehonoreerd met een totale waarde van € 513 mln. De bijdrage van de EU aan deze projecten is € 141,5 mln, ofwel 28% van de totale projectkosten. Daarnaast is € 32,3 mln, ofwel 6% gefinancierd met provinciale middelen. De overige 66% is afkomstig van het Rijk en lokale en regionale bronnen (doelgroepen, gemeenten, bedrijfsleven, etc.). • De meeste projecten richten zich op de thema's economie en innovatie, natuur, water en milieu, recreatie en toerisme en ruimtelijke ordening. Het meeste geld gaat naar economie en innovatie, ruimtelijke ordening en recreatie en toerisme. Deze drie thema's nemen gezamenlijk tweederde van de totale projectkosten voor hun rekening. • De gemiddelde projectkosten lopen per programma sterk uiteen, van € 199.000 bij Leader+ tot € 3.7 mln bij D2 phasing out. Ook per thema varieren de gemiddelde projectkosten aanzienlijk, van € 441.000 voor natuur, water en milieuprojecten tot € 1,3 mln voor economie en innovatieprojecten. • De grootste aanvragers zijn de Provincie, gemeenten, semi-publieke organisaties en lokale verenigingen. De Provincie is vooral betrokken bij een aantal omvangrijke projecten in de D2-, D5b-, ESF- en Interreg IIIB-programma's. • De provinciate bijdragen zijn vooral gegaan naar D2 platteland, POP, D2 phasing out en D5b phasing out. De geplande cofinanciering ligt voor de meeste programma's op schema. Wel blijven de bijdragen van het Rijk achter bij de planning, hetgeen wordt gecompenseerd door een grotere inbreng van regionale partijen. Vanwege de cofinancieringeisen van de EU is een goede timing waarop de gelden uit verschillende bronnen beschikbaar komen, essentieel. • Het midden- en kleinbedrijf is een belangrijke doelgroep in alle Europese programma's. Echter, het initiatief voor het indienen van een subsidieaanvraag ligt veelal bij publieke instellingen. Dit kan samenhangen met het uitgangspunt dat geen staatssteun mag worden gegeven aan individuele bedrijven, maar ook met het feit dat de administratieve en monitoring verplichtingen niet opwegen tegen de financiele voordelen. • De beeldvorming van starre Europese programma's waarin niets kan, is onjuist: van alle bij D2, D5b en Leader+ ingediende projecten leidt 69% tot een positieve beschikking, terwijl 10% door een onvolledige aanvraag niet-ontvankelijk is, 7% wordt ingetrokken en slechts 6% resulteert in een negatieve beschikking.
De programmaperiode van de meeste programma's is 2000-2006. In die periode dienen de gereserveerde EU-bijdragen te worden gecommitteerd. De daadwerkelijke uitvoering en besteding van gelden mag doorlopen tot 2008 (N+2). Deze evaluatie heeft betrekking op de periode 2000-2004. Eind 2004 bevinden we ons op tweederde deel van de programmaperiode en op de helft van de uitvoeringsperiode.
Buck Consultants International
17
Deel 2
18
Buck Consultants International
Deel 2
Diepteanalyse
3.1
Inleiding In overleg met de Commissie is besloten een diepteanalyse te maken van de volgende drie programma's: 1. 2. 3.
Doelstelling 2 Platteland Leader+ Interreg IIIA
Deze programma's zijn gekozen, omdat ze representatief zijn voor het totaal van de in de afgelopen jaren uitgevoerde programma's en inhoudelijk aansluiten op de prioriteiten in de Uitvoeringsagenda van Oost-Nederland voor het nieuwe Structuurfondsenprogramma vanaf 2007. Uit de in het kader van deze programma's gefinancierde projecten is een selectie gemaakt van 60 projecten9, waarvan de dossiers zijn geanalyseerd en telefonische interviews zijn gehouden met projectaanvrager, eventuele medefinancier en/of doelgroepvertegenwoordiger. In totaal zijn circa 130 telefonische interviews afgenomen10, die in tijd varieerden van 10 minuten tot 1,5 uur. In de volgende paragrafen wordt per programma ingegaan op het bereiken van de doelgroepen, de resultaten ten opzichte van de programmadoelen, de resultaten ten opzichte van de provinciale doelen en de maatschappelijke effecten van de programma's. De uitspraken over het bereiken van doelgroepen en behalen van doelen zijn gebaseerd op gegevens uit monitoring verslagen van het programma als geheel, alsmede voortgangsrapportages en telefonische interviews met aanvragers, medefinanciers en doelgroepen van de onderzochte projecten. Door de combinatie van feitelijke informatie enerzijds en meningen van betrokkenen anderzijds is een afgewogen beeld verkregen van de voortgang in het realiseren van de doelen op verschillende niveaus. Hoewel elk project zijn eigen unieke kenmerken heeft, zijn de uitkomsten representatief voor de door de provincie medegefinancierde Europese projecten.
3.2
Doelstelling 2 Platteland
3.2.1
Inleiding Het algemene doel van EPD Oost-Nederland (waarvan D2 platteland deel uitmaakt) is het realiseren van een duurzame en dynamische economische en een evenwichtige sociale ontwikkeling, gecombineerd met behoud en versterking van natuurlijke landschappen en milieuwaarden. Selectiecriteria: provinciale cofinanciering; vooral afgeronde maar ook meer recent gesteunde projecten; inhoudelijke focus op economie & innovatie (60%) naast overige thema's (40%). Voor een overzicht van de onderzochte projecten zie bijlage 4. Sommige interviews hadden betrekking op meerdere projecten
Buck Consultants International
19
Deel 2
Specifieke subdoelstellingen zijn: 1. Verbeteren van het economische en sociale vestigingsklimaat 2. Versterken van de concurrentiepositie van het bestaande bedrijfsleven 3. Het ontwikkelen van nieuwe economische activiteiten 4. Het bevorderen van de omschakeling van de agrarische sector 5. Het verbeteren van de aantrekkelijkheid van het gebied, de natuurlijke en de milieusituatie 6. Het scheppen van duurzame werkgelegenheid 7. Het wegnemen van kwalitatieve fricties op de arbeidsmarkt De strategie spitst zich toe op drie hoofdlijnen: 1. Ruimtelijke ontwikkeling: buitengebied, natuur, bedrijfslocaties, toerisme 2. Economische ontwikkeling: concurrentiepositie MKB/toeristische sector 3. Sociale samenhang: human resource potentieel, cohesie, identiteit Tabel 3.1
Projecten DoelstellSng 2 Platteland 2000-2004
Projecten Doelstelling 2 Platteland Overijssel
3.2.2
Aantal
Projecten beschikt tussen 2000-2004
70
Projecten met provinciale bijdrage
50
Projecten onderzocht
24
% van aantal EU/provinciale projecten
48
Aantal gesprekken gevoerd
36
Bereik doelgroepen In de onderzochte D2-projecten waren de verschillende doelgroepen in het aanvraagformulier vrij expliciet omschreven. Indien het geplande aantal in de beschikking is opgenomen, wordt daar in de voortgangsrapportages ook op gemonitored. Navraag bij de projectaanvragers en een steekproef van doelgroep en medefinanciers bevestigt dat de omschreven doelgroepen ook daadwerkelijk worden bereikt. Veelal is de precieze omvang van de doelgroep vooraf niet specifiek vastgelegd. Ook houdt men vaak niet bij hoeveel mensen in totaal worden bereikt. Ongeveer eenderde deel van de onderzochte projecten is nog niet afgerond en hierbij is het nog te vroeg om bereikte doelgroep te bepalen. De verdeling van de projecten over verschillende doelgroepen is als volgt: Tabel 3.2
Aandeel doelgroepen in D2-onderzochte projecten
Doelgroepen
%
Inwoners /consumenten
35
Toeristen/recreanten
26
Leerlingen
4
Rolstoelgebruikers / gehandicapten
17
50 plussers
4
Landbouwbedrijven/agrarische ondernemers
13
Winkeliers
4
Starters
4
Bedrijven (MKB)
26
Bron: Dossieranalyse projecten NB
20
Sommige projecten richten zich op meerdere doelgroepen, waardoor het totaal groter is dan 100%
Buck Consultants International
Deel 2
De doelgroep bestaat bij ruim 40% van de projecten uit bedrijven (MKB, landbouw, winkeliers, starters) en verder uit algemene categorieen. De meeste vertegenwoordigers van de doelgroep (67%) zijn uitermate positief over de uitvoering van het project en het uiteindelijke resultaat. Deze groep is overtuigd dat het project de juiste doelgroep bereikt en spreekt van een duidelijke meerwaarde ten opzichte van de oude situatie. Opvallend is dat slechts 33% van de ondervraagde personen uit de doelgroep wist dat het project tot stand is gekomen met Europese en provinciale subsidie.
3.2.3
Resultaten t.o.v. programmadoelen In de praktische uitwerking van het programmakader, het zgn. programmacomplement, voor D2 platteland zijn de onderscheiden maatregeien en bijbehorende output-indicatoren en resultaten tamelijk nauwkeurig omschreven. De voortgang van de committering en realisatie van deze indicatoren t/m eind 2004 is weergegeven in bijlage 5. In onderstaand schema zijn de scores wat betreft output en resultaten kort samengevat: Tabel 3.3
Beoordeling voortgang Doelsteiling 2 Platteland Overijssel per 31 december 2004
Maatregel
Output
1.1
++
Herschikking functies buitengebied
Resultaten
1.2
Natuur, water- en milieuontwikkeling
1.3
Ontwikkelen en revitaliseren bedrijfslocaties
++
+/-
++
+/-
1.4
Versterking toeristische infrastructuur
2.1
Versterking concurrentiepositie bedrijfsleven (MKB)
2.2
Versterking concurrentiepositie toeristisch bedrijfsleven
++
3.1
Human Resources
Geen streefwaarden Overijssel
3.2
Sociale cohesie en culturele identiteit
++
Bron: Voortgangsrapportage Meacon, bewerkt door BCI
Toelichting scores: ++: voortgang na de helft van de uitvoeringsperiode is ruim boven de helft van het nagestreefde resultaat. +/-: voortgang is op bepaalde indicatoren boven en op andere onder het nagestreefde resultaat. -: voortgang is op dit moment onvoldoende om de streefwaarden voor gehele uitvoeringsperiode te halen. Uit dit schema kan worden geconcludeerd, dat: • Het gaat goed met de realisatie van de outputindicatoren binnen het programma. Alleen de output van natuur, water- en milieuontwikkeling en de versterking van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven blijft achter. • Over de gehele linie zijn de economische resultaten (behoud/creatie van werkgelegenheid) nog beperkt. Dit hangt mede samen met het feit dat concrete doelen qua arbeidsplaatsen moeilijk vooraf zijn vast te leggen en de realisatie ervan dankzij het programma pas na verloop van tijd kan worden bepaald. Tweederde deel van de respondenten geeft aan dat de geplande projectdoelen gehaald zijn of op korte termijn gehaald worden. De rest weet niet of de doelstellingen zullen worden bereikt, of verwacht dat dit niet het geval is. Soms is men in de projectaanvraag te optimistisch of opportunistisch geweest bij het formuleren van de kwantitatieve doelen of de tijdsperiode waarin deze worden behaald. In andere gevallen hebben uitvoeringsprobtemen of externe invloeden (waaronder de tegenvallende economische conjunctuur) de resultaten negatief bemvloed. Ook is het soms moeilijk aan te geven in hoeverre een resultaat het directe gevolg is van een project.
Buck Consultants International
21
Deel 2
Overall kan worden geconcludeerd dat de in het programmakader opgenomen doelstellingen in grote lijnen worden behaald, met uitzondering van de doelen op economisch gebied en qua natuurontwikkeling.
3.2.4
Resultaten t.o.v. provinciale doelen Alle projectaanvragen komen via het Europaloket binnen en worden vervolgens door de betreffende provinciate beleidsafdeling voorzien van een inhoudelijk advies. Dit advies richt zich op de mate waarin het project aansluit bij het provinciaal beleid. Op papier dragen goedgekeurde projecten dus bij aan het behalen van provinciale doelen. De onderzochte D2-projecten zijn met name gericht op de provinciale (sub)doelen zoals opgenomen in de beleidsdocumenten "Kwaliteit in sociaaleconomische beleid 2002-2015', het'Meerjarig Economisch Uitvoeringsperspectief en de "Nota Toerisme en Recreatie'. In de praktijk leveren de onderzochte projecten een zekere bijdrage aan het bereiken van provinciate doelen als het verbeteren van het vestigingsklimaat of kwaliteitsverbetering van de toeristische infrastructuur. Behalve op natuurgebied worden de gestelde doelen ten aanzien van fysieke infrastructuur (accommodaties, bedrijfslocaties, toeristische voorzieningen, e.d.) in grote lijnen behaald. Dit is minder het geval bij meer Aharde' economische doelen, zoals het aantal bereikte bedrijven en de gecreeerde werkgelegenheid, dan wel 'zachte' economisch doelen, zoals vergroting van het innovatieve vermogen en regiopromotie. Hierbij dient nogmaals te worden opgemerkt dat de provinciale doelen deels weinig concreet en meetbaar zijn geformuleerd. Bovendien zit eenderde deel van de onderzochte projecten nog in de start- of uitvoeringsfase en bestaat er nog geen zicht op het al dan niet bereiken van de gestelde doelen.
3.2.5
Maatschappelijke effecten De maatschappelijke effecten van de ondersteunde projecten zijn achterhaald door een toegespitste analyse van dossiers en monitoring informatie. Ook de geenqueteerde projectuitvoerders, medefinanciers en doelgroepleden is gevraagd aan te geven tot welke maatschappelijke effecten de onderzochte projecten leiden. Het resultaat van deze analyse is samengevat in tabel 3.4.
22
Buck Consultants International
Deel 2
Tabel 3.4
Maatschappelijke effecten onderzochte D2 Platteland-projecten
Maatschappelijke effecten
Indicatoren
Directe economische effecten
Groei werkgelegenheid
% proj.
15
Groei In komen Groei aantal starters Ontwikkeling nieuwe producten/processen
Indirecte economische effecten
Groei aantal bezoekers
30
Verbetering recreatieve infrastructuur Bevordering instroom onderwijs in arbeidsmarkt Kennisuitwisseling Groei aantal bedrijfsbezoeken
Landschappelijke effecten
25
Cultuur-historische uitstraling Fysieke uitstraling gebied Betere bereikbaarheid
Sociale effecten
15
Mensen bij elkaar brengen Groei samenwerkingsverbanden Groei aantal zorgplaatsen Aandacht voor vrijwilligers(werk) Leefbaarheid
Geen effecten / (nog) niet bekend
30
Bron: Inschatting BCI Bron: Inschatting BCI op basis van monitoringinformatie en telefonische interviews NB Een deel van de projecten heeft meerdere effecten, waardoor het totaal hoger is dan 100%
Bijna de helft van de projecten heeft directe of indirecte economische effecten. Daarnaast heeft een kwart duidelijke landschappelijke effecten en draagt 15% bij aan sociale cohesie. Tenslotte zijn bij 30% van de projecten de maatschappelijke effecten (nog) niet bekend. Van de geplande bruto gecreeerde werkgelegenheid van ruim 1.700 arbeidsplaatsen zijn er eind 2004 ruim 600 beschikt en 136 gerealiseerd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat veel resp0ndenten het moeilijk vinden om aan te geven wat de maatschappelijke effecten van het betreffende project zijn. Bij doorvragen geven zij aan dat een project met name indirecte economische effecten en landschappelijke effecten oplevert, terwijl in de schriftelijke documentatie vooral directe economische effecten naar voren komen. Uit de voortgangsrapportages blijkt dat een aantal keren de geplande activiteiten niet zijn uitgevoerd, of de indicatoren niet worden gehaald. Het komt echter vaker voor dat bij afronding van een project blijkt dat het project meer bezoekers of deelnemers heeft gegenereerd dan gepland.
Buck Consultants International
23
Deel 2
Voorbeelden van afgeronde D2 projecten: Natuur en Educatie: Verbouwen en aanleggen van vier observatiepunten in Buurserzand en Witteveen, waarvan enkele ook voor rolstoelgebruikers toegankelijk zijn gemaakt. Het publiek wordt betere mogelijkheden geboden om naar flora en fauna te kijken en verstoringen door de mensen wordt tegen gegaan. Ook wordt educatieve informatie gegeven. Kennis en innovatie
Cultuur: Restauratie van het Textielwerkliedenrijtuig HSM905: behoud cultuurhistorisch rijtuig en toevoeging aan collectie van Stichting Museum Buurtspoorweg. Tentoonstelling aan publiek. Zorg: realisatie van een ontmoetingsruimte in het woonzorgcomplex 'Op t Niehoes' te Bentelo. Zorgboerderij Klein Exterkate voor een verantwoorde en zinvolle dagbesteding/verzorging van ouderen op en rond de boerderij. Windenergie
Bedrijfsverzamelgebouw
3.3
Leader*
3.3.1
Inleiding
Fiets-, wandel-f ruiter- en faunatunnel Kulturhus
Het algemene doel van het LEADER+-programma is de sociaal-economische situatie van gebieden te verbeteren en de waarde van economische, culturele en natuurlijke hulpbronnen te versterken. Belangrijke uitgangspunten van het programma zijn de nadruk op leefbaarheid en gebiedsgerichte eigenheid, de benadering van onderaf, ruimte voor innovatieve en experimentele acties en het creeren van draagvlak via Plaatselijke Groepen Het programma wordt in Overijssel in drie deelgebieden uitgevoerd, te weten Noordwest-Overijssel, Noordoost-Overijssel en Zuid-Twente. Tabel 3.5
Projecten Leader+ Overijssel 2000-2004
Projecten Leader+ Overijssel
Aantal
Projecten beschikt tussen 2000-2004
39
Projecten met provinciale bijdrage
35
Projecten onderzocht
17
% van aantal EU/prov projecten
49
Aantal gesprekken gevoerd
45
24
Buck Consultants International
Deel 2
3.3.2
Bereik doelgroepen De onderzochte Leader+-projecten richten zich met name op breed geformuleerde doelgroepen zoals de inwoners van een gemeente of toeristen en recreanten in de provincie Overijssel. Dit hangt samen met de aard van het Leader+-programma. Het betreft veelal kleinschalige projecten gericht op leefbaarheid, recreatie & toerisme en netwerkvorming. Hierbij is het lastig om de exacte omvang van de doelgroep vast te stellen. In die projecten waarin de doelgroep nader gespecificeerd is, bleek uit de steekproef dat de doelgroep ook daadwerkelijk met het project is bereikt. Ook hier geldt wederom dat een aantal projecten (37%) nog in uitvoering is en de doelgroep deels nog niet is benaderd.
3.3.3
Resultaten t.o.v. programmadoelen De in het programmacomplement onderscheiden indicatoren voor Overijssel blijken in de meeste gevallen niet te zijn gerealiseerd, zoals hieronder en in bijlage 5 is aangegeven. Alleen op het gebied van projecten gericht op verbetering van bereikbaarheid van voorzieningen en verhogen van de aanwezigheid en frequentie van het openbaar vervoer zijn de resultaten eind 2004 al behaald. Tabel 3.6
Beoordeling voortgang Leader+ Overijssel per 31 december 2004
Maatregel
Output
Resultaten
1.1 Investeringen 1.2 Overige kosten acties en projecten 3.1 Netwerkvorming Bron: Voortgangsrapportage Europaloket, bewerkt door BCI
Uit tabel 3.6 blijkt dat op maatregelniveau de vooraf geformuleerde indicatoren na de helft van de uitvoeringsperiode geen van alien zijn behaald. Bij het beoordelen van Leader+ projecten wordt nauwelijks gestuurd op de formeel vastgelegde Leader* indicatoren. De sturing vindt plaats op de doelen, die zijn opgenomen in de ontwikkelingsplannen voor elk gebied. De Plaatselijke Groepll heeft de verantwoordelijkheid om projectaanvragen te toetsen op de mate waarin het project bijdraagt aan de programmadoelen (op basis van de gebiedsuitwerkingen) alvorens het project met positief advies wordt ingediend bij het Europaloket. De lage scores hangen vooral samen met het experimentele karakter van het programma. Bij het uitwerken van het programmakader in het zgn. programmacomplement bestond nog weinig zicht op de precieze aard van de projecten die zouden worden ingediend, laat staan op de nagestreefde resultaten. In het programmacomplement zijn dan ook doelen opgenomen, die nauwelijks worden weerspiegeld in de gehonoreerde projecten. In de beschikkingen en derhalve ook de rapportages van projecten wordt relatief weinig gerefereerd aan het programmacomplement, zodat ook weinig wordt "gescoord' op de oorspronkelijk vastgestelde indicatoren, maar wel op de doelen zoals vastgelegd in de gebiedsplannen. Vanwege de experimentele aard wordt het programma niet zozeer afgerekend op indicatoren maar vooral op algemene programmadoelen zoals een bottom-up benadering en samenwerking. De geringe sturing vanuit provincie en EU op oorspronkelijke indicatoren betekent niet dat het Leader+-programma niet effectief is. In het kader van het programma zijn tal van projecten op het gebied van leefbaarheid, sociale samenhang en recreatie & toerisme gesteund, die bijdragen aan het behalen van de programmadoelen, zij het andere dan oorspronkelijk geformuleerd. Voor zover de projecten zijn afgerond, blijken de projectdoelen veelal te zijn bereikt. Van de respondenten is dan ook 90% positief over het project en tevreden over de resultaten. Met name de netwerkvorming (bedrijven bij elkaar brengen, samenwerking tussen ondernemers of inwoners bevorderen) wordt als zeer positief ervaren. L
Stuurgroep voor beoordeling van Leader* aanvragen, voordat ze worden ingediend bij het Europaloket
Buck Consultants International
25
Deel 2
3.3.4
Resultaten t.o.v. provinciale doelen In de Plaatselijke Groep worden alle projecten beoordeeld op een aantal onderdelen. Een van de onderdelen is of het project niet strijdig is met de doelstellingen van het gebiedsgerichte beleid of zelfs aanvullend is op deze doelstellingen. Naast het provinciaal beleid toetst de Plaatselijke Groep de projecten op de aansluiting met de Leader+-ontwikkelingsplannen voor de drie gebieden. In deze ontwikkelingsplannen wordt al een koppeling gelegd tussen de Leader+-uitgangspunten en de specifieke provinciale beleidsdoelstellingen. Het provinciale beleidskader voor de ontwikkelingsplannen is met name bepaald door het "Gebiedsgerichte Beleid (GBB) Zuid-Twente, de nota "Ruimte voor Kwaliteit', de strategische langetermijnvisie 'Overijssel, kwaliteit in Vernieuwing', het'Beleidskader Welzijn' en het%Streekplan 2000+', "Milieubeleidsplan 2000+' en het "Waterhuishoudingsplan 2000+'. Volgens de Plaatselijke Groep dragen de projecten als volgt bij aan het behalen van de doelstellingen van provinciaal beleid: Tabel 3.7
Aansluiting Leader+-projecten bij provinciaal beleid
Beleidsdocument waarop is getoetst en goedbevonden
% projecten
Beleidsnota Recreatie en Toerisme 'Struinen door de Tuin van Nederland'
50
Ruimte voor actie
6
Beleidskader Welzijn VP 2003
6
Gebiedsplan en uitvoeringsprogramma *samen over de reest' Provinciale landschapsnotitie (1995)
6 *
6
Streekplan 2000
6
Gebiedsplan Vecht-Regge
6
Beleidskaderzorg Project Landbouw en Zorg
6
Vreemd eten, nieuwe trek
6
Onduidelijk op welke provinciale doelen getoetst (niet in dossier)/ wellicht wel getoetst!!
12
Bron: Dossieranalyse projecten
Maar liefst 50% van alle Leader+-projecten is getoetst op de toeristische beleidsnota "Struinen door de Tuin van Nederland' en de rest op een veelheid van andere documenten. Hieruit blijkt duidelijk de focus van Leader+ op vooral toerisme & recreptie. In de praktijk dragen de onderzochte projecten bij aan de in deze nota's geformuleerde doelen, maar de exacte mate is door factoren als de vaagheid van provinciale doelen, partiele invloed van het project en externe invloeden nauwelijks vast te stellen. Viervijfde deel van de respondenten geeft aan dat de geplande projectdoelen daadwerkelijk worden gehaald. Mede door het kleinschalige karakter van de ondersteunde projecten, dragen deze veelal slechts beperkt bij aan de meeromvattende provinciale doelen. Opvallend is dat relatief veel Leader+-projecten vragen om een verlenging van de uitvoeringsperiode. Het blijkt in veel gevallen niet haalbaar te zijn om het project binnen de geplande projectperiode af te ronden. Dit komt deels door onvoorziene invloeden (seizoensafhankelijkheid, intrekking vergunningen, besluitvorming rondom cofinanciering door andere overheden, e.d.) en deels door de beperkte uitvoeringskracht van de stichtingen en verenigingen die de projecten aanvragen.
26
Buck Consultants International
Deel 2
Voorbeelden van Leaders- projecten die bijdragen aan behalen van provinciale doelstellingen: Het project 'Erf en Land Markelo' heeft tot doel het opbouwen van een lokaal netwerk in Zuid-Twente, dat - via de restauratie van cultuurhistorische objecten - de gemeenschapszin, de cultuurhistorische en zo mogelijk de economische waarden van het gebied versterken. Het project versterkt de toeristische positie van Zuid-Twente en stimuleert het bedrijfsleven en de arbeidsmarkt (doelstellingen uit Kwaliteit in sociaaleconomisch beleid).. Ook draagt het project bij aan de algehele verbetering van de kwaliteit van het landelijke gebjed door economische ontwikkeling (Reconstructieplannen). Het project "de Rokker' verbreedt de agrarische functie van een boerderij. Het landschapsen zorgproject is een combinatie van zorg voor de gehandicapte medemens en landbouw, recreatie en educatie. Dit project draagt bij aan verschillende provinciale doelstellingen: het realiseren van vervangende werkgelegenheid voor agrariers (Reconstructieplan), inzetten op de groeiende behoefte aan dag- en verblijfsrecreatie (Nota toerisme en recreatie), bijdragen aan structuurversterking van niet-agrarische bedrijvigheid (Sociale acties 2005-2008) en bieden van perspectieven aan de landbouw en scheppen van nieuwe economische dragers in het landelijk gebied (Streekplan).
3,3.5
Maatschappelijke effecten Ook hierbij zijn door een combinatie van documentenanalyse en meningen van de gemterviewde projectindieners, medefinanciers en doelgroepleden de maatschappelijke effecten van de projecten bepaald. Tabel 3.8
Maatschappelijke effecten onderzochte Leader+-projecten
Maatschappelijke effecten
Indicatoren
% proj.
Directe economische effecten
Groei werkgelegenheid Groei in komen
30
Indirecte economische effecten
Groei aantal bezoekers Verbetering recreatieve infrastructuur Uitbreiding commerciele voorzieningen Toename samenwerking bedrijven
55
Landschappelijke effecten
Cultuurhistorische uitstraling Verbetering openbare ruimte Betere bereikbaarheid
25
Sociale effecten
Groei samenwerkingsverbanden Toename openbare voorzieningen Stimulering gelijke kansen
30
Geen effecten / (nog) niet bekend _^ Bron: Inschatting BCI op basis van monitoringinformatie en telefonische interviews NB Een deel van de projecten heeft meerdere effecten, waardoor het totaal hoger is dan 100%
30
De onderzochte projecten hebben met name indirecte en directe, economische effecten. Dit is in 85% van de projecten het geval. Daarnaast heeft 25-30% ook of vooral landschappelijke c.q. sociale effecten, terwijl van 25% de effecten (nog) niet bekend zijn. Uit de voortgangsrapportages blijkt dat een aantal projecten niet alles kon waarmaken wat in projectplan was opgenomen. In een kwart van de projecten zijn de projectdoelen (nog) niet gehaald. Daarentegen heeft een aantal projecten meer werkgelegenheidseffecten behaald dan
Buck Consultants International
27
Deel 2
gepland. Binnen het Leader+-programma is een aantal haalbaarheidsonderzoeken en evaluatieonderzoeken ondersteund. Hoewel deze projecten succesvol zijn of worden afgesloten, is onduidelijk wat met het resultaat gebeurt en wat de maatschappelijke effecten van het project zijn. Voorbeelden van afgeronde Leader+ projecten: Toerisme en recreatie: Haalbaarheidsstudie naar bedrijfseconomische situatie en mogelijkheden van karakteristieke logiesaccommodaties in Twente
Theekoepel Rams Woerthe
Economie en onderwijs: Het PolyPlasticum kunststof- en kenniscentrum gericht op vergroten van bewustzijn over de effecten van kunststof, nieuwe- en oude technieken, educatie en milieu/recycling. Samenwerking en leefbaarheid: In het project *Je leert elkaar kennen in Dalfsen' ontwikkelen verschillende participanten activiteiten gericht op leefbaarheid en betrokkenheid van verschillende bevolkingsgroepen (welzijn, educatie, vluchtelingenwerk, historische kring, vrouwenraad).
Pitch & Putt Diepenheim
Erf en land Markelo
3.4
Interreg IIIA
3 A.I
Inleiding
Kwaliteitstoerisme
Winters Giethoorn
Het algemene doel van het Interreg IIIA-programma is het stimuleren van de grensoverschrijdende samenwerking teneinde de economische en sociale cohesie binnen de Europese Unie te versterken. De activiteiten moeten met name bijdragen aan het creeren en beschermen van arbeidsplaatsen, het verbeteren van de concurrentiepositie van de betreffende gebieden, de introductie van een beleid voor duurzame ontwikkeling en het bevorderen van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Binnen het programma worden vijf prioriteiten qnderscheiden: • • • • •
28
Ruimtelijke structuur Economie, technologie en innovatie Milieu, natuur en landschap Menselijk potentieel Maatschappelijke integrate
Buck Consultants International
Deel 2
Tabel 3.9
Projecten Interreg IIIA Overijssel 2000-2004
Projecten Znterreg IIIA Overijssel
3.4.2
Aantal projecten
75
Aantal projecten met provinciale bijdrage
24
Projecten onderzocht
20 (83% van de Interreg/prov projecten)
Aantal gesprekken gevoerd
48
Bereik doelgroepen In de onderzochte Interreg IIIA-projecten is de doelgroep van de projecten nauwkeurig omschreven. Navraag bij de projectaanvragers en bij een steekproef van de doelgroep bevestigt het beeld dat de doelgroep wordt bereikt of binnen de termijn van het project (ruimschoots) bereikt zal worden. Vaak richt een project zich op meerdere doelgroepen: een primaire en een secundaire doelgroep. Inwoners en bedrijfsleven van de Euregio behoren vaak tot deze secundaire doelgroep. Het merendeel van de onderzochte Interreg IIIA-projecten (60%) loopt momenteel nog, waardoor over de uiteindelijke omvang van de doelgroep weinig te zeggen valt. Wel is aan de aanvrager gevraagd of het project op schema ligt om de doelgroep binnen de gestelde termijn te bereiken. Dit is naar hun mening vrijwel altijd het geval. Tabel 3.10
Aandeel doelgroepen in onderzochte Interreg IIIA-projecten
Doelgroepen Jongeren tussen 12 en 25 jaar
Percentage
10%
Grenspendelaars
5%
MKB-bedrijven
5%
Inwoners Euregio
20%
Patienten Euregio
5%
Werkzoekenden Euregio
10%
Agrarische bedrijven
10%
Toeristen
10%
Ambtenaren Gezinnen Bedrijfsleven
5% 5% 15%
Bron: Dossieranalyse projecten
3A.3
Resultaten to.v. programmadoelen. Inhoudelijk gezien komen de meest uiteenlopende projecten in aanmerking voor subsidie, mits zij grensoverschrijdend van aard zijn. In het programmacomplement zijn de onderscheiden maatregelen en bijbehorende output-indicatoren tamelijk nauwkeurig omschreven. Hierin zijn echter nauwelijks de beoogde resultaten van de vele activiteiten weergegeven. De voortgang van de van de output!ndicatoren t/m eind 2004 is weergegeven in bijlage 5 en hieronder kort samengevat:
Buck Consultants International
29
Deel 2
Tabel 3.11 2004
Beoordeling voortgang output-indicatoren Interreg IIIA-programma per 31 december
Prioriteit
Output
1 Ruimtelijke structuur
++
2 Verkeer/mobiliteit, transport, telecommunicate
+
3 Economie, technologic en innovatie
-/++
4 Milieu, natuur en landschap 5 Menselijk potentieel
-/+
6 Maatschappelijke integratie
+/++
Bron: Programmamanagement Interreg IIIA Gronau bewerkt door BCI
De realisatie van output!ndicatoren binnen het Interreg IIIA-programma is wisselend. Op het gebied van ruimtelijke structuur, economie (met name informatieverschaffing over grensoverschrijdende samenwerking voor MKB en bevordering van toerisme), maatschappelijke integratie (culturele uitwisseling) en verkeer/transport is of wordt de beoogde output (ruimschoots) gehaald. Daarentegen blijft de output op het gebied van deelname van bedrijven aan innovatietrajecten en natuurontwikkeling/duurzame landbouw achter bij de planning, terwijl de indicatoren op het terrein van menselijk potentieel (scholing en arbeidsmarkt) een wisselend beeld te zien geven. De achterliggende oorzaken van deze wisselende resultaten zijn moeilijk te achterhalen en het is dan ook niet mogelijk om aan te geven of de doelen voor de achterblijvende indicatoren alsnog zullen worden gehaald. Ondanks de soms achterblijvende outputindicatoren blijkt uit de dossieranalyse en telefonische interviews dat de onderzochte projecten duidelijk een bijdrage leveren aan de verschillende programmadoelen, waarbij ook een goede verdeling van de projecten over de verschillende programmadoelen gewaarborgd is. Een enkele keer is verlenging van het project aangevraagd, waardoor de einddatum verschuift, maar desondanks wel de projectdoelstellingen zullen worden gehaald. In de uitwerking van het programmakader zijn slechts enkele doelen kwantitatief vastgelegd. Uit onderstaande tabel blijkt dat na helft van de uitvoeringsperiode bijna 80% van de werkgelegenheidsdoelstelllng is gehaald. In de afgelopen jaren zijn via de ondersteunde projecten direct en indirect bijna 800 arbeidsplaatsen geschapen of behouden, waarvan 43% door vrouwen wordt ingenomen. Het aantal grensoverschrijdende netwerken is met 162 ook veel groter dan gepland en het aantal samenwerkingspartners in deze netwerken is bijna tweemaal zoveel als het gestelde doel. Tabel 3.12
Beoordeling voortgang kwantitatieve doelen Interreg IIIA t/m eind 2004
Doelstelling
Nagestreefd
Bereikt
Direct en indirect verschafte of behouden arbeidsplaatsen
1004
792
Aandeel verschafte/behouden arbeidsplaatsen vrouwen
27,6
42,7
Aantal grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden
133
162
Aantal deelnemende partners in grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden
913
Bron: Programmamanagement Interreg IIIA Gronau
30
Buck Consultants International
1.771
Deel 2
3AA
Resultaten t.o.v. provinciale doelen De onderzochte Interreg IIIA-projecten dragen bij aan de meeste door de provincie onderscheiden thema's, zoals uit onderstaande tabel blijkt. Tabel 3.13 Aandeel onderzochte Interreg IIIA-projecten binnen provinciale thema's Provinciale doelstellingen
% projecten
1
Economie en innovatie
35%
2
Ruimtelijke Ordening
•-•'*'"'•-.
3
Natuur, water en milieu
10%
4
Toerisme en recreatie
20%
5
Leefbaarheid
-
6
Kunst en Cultuur
5%
7
Verkeer en Vervoer
5%
8
Onderwijs
10%
9
Zorg
10%
10.
Bestuur
5%
Bron: Dossieranalyse projecten
Projectaanvragers dienen bij Interreg IIIA hun aanvraag in bij de Euregio. De onderzochte projecten zijn allemaal mede-gefinancierd door de Provincie Overijssel. In de meeste van deze projecten had de provincie niet alleen een rol in de financiering, maar drukte zij ook inhoudelijk haar stempel op het project. Deze inhoudelijke contacten verliepen ofwel via het Europaloket, ofwel via een beleidsafdeling (afdeling EZ, Toerisme, Water & Bodem, Cultuur). Door deze actieve inbreng werd gestimuleerd dat het project bijdraagt aan het behalen van de provinciale doelen. De precieze bijdrage is evenwel moeilijk hard te maken.
3.4.5
Maatschappelijke effecten De zgn. meta-doelen van het Interreg-programma zijn (uiteindelijk) vaak economisch van aard. In veel projecten zijn de doelstellingen in eerste instantie sociaal-cultureel/toeristisch geformuleerd (meer bezoekers/ deelnemers), maar is een belangrijk achterliggend doel de toename van werkgelegenheid in (delen van) de Euregio. Veel van de projecten laten ook uitstralingseffecten zien, die als positief (neven)effect van het project kunnen worden gezien. Voorbeelden zijn: Het project heeft niet alleen bijgedragen aan economische groei, maar ook aan een grotere bekendheid van de regio. Mede door aandacht in de pers wordt het aantal aanmeldingen voor een bepaald product/dienst ruimschoots overschreden t.o.v. de streefwaarden. Het project heeft uitstraling gehad naar andere gebieden binnen en buiten de Euregio: in andere regie's wordt hetzelfde initiatief gekopieerd. s s De onderzochte projecten hebben volgens de geenqueteerden de volgende maatschappelijke effecten.
Buck Consultants International
31
Deel 2
Tabel 3.14 Maatschappelijke effecten onderzochte Interreg IIIA-projecten Maatschappelijke effecten
Indicatoren
% proj.
Directe economische effecten
Groei werkgelegenheid
10
Ontwikkeling nieuwe producten/ processen
Indirecte economische effecten
Groei aantal bezoekers
40
Verbetering recreatieve infrastructuur Verbetering aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt Advisering MKB Verbetering arbeidsmarktpositie vrouwen Groei aantal grensoverschrijdende contacten Kennisuitwisseling
Landschappelijke effecten
Bevorderen cultuurhistorische uitstraling
25
Bevordering duurzame ontwikkeling natuur/ landbouw Fysieke uitstraling regio
Sociale effecten
Groei (grensoverschrijdende) samenwerkingsverbanden
35
BevorderiGrensnGrensoverschrijdende mobiliteit (van jongeren, werknemers, toeristen etc) Bevordering kwaliteit (grensoverschrijdende) gezondheidszorg Leefbaarheid
Geen effecten / (nog) niet bekend
30
Bron: Inschatting BCI op basis van monitoring informatie en telefonische interviews NB Een deel van de projecten heeft meerdere effecten, waardoor het totaal hoger is dan 100%
De meest voorkomende effecten van de onderzochte projecten zijn indirect economische en sociale. Ongeveer de helft van de projecten heeft directe of indirecte economische effecten. Andere projecten richten zich veel meer op ruimtelijke ontwikkeling, zorg en het bevorderen van grensoverschrijdende mobiliteit. De laatstgenoemde projecten kunnen natuurlijk op termijn ook economisch effect tot gevolg hebben (bijvoorbeeld stijgende werkgelegenheid).
32
Buck Consultants International
Deel 2
Voorbeelden van Interreg IIIA projecten: Economie en innovatie: Het project NDIX zal in de Euregio zorgen voor meer breedbandverbindingen en ICT-diensten, waarmee (innovatieve) bedrijven naar dit gebied worden gehaald. Naast een verbetering van de prijs-kwaliteit verhouding, wordt de samenwerking tussen bedrijven aan beide zijden van de grens hiermee vergroot. Breedband
Cultuur: Restauratie van een aantal cultuur-historische gebouwen die veelal onder monumentenzorg staan en van belang zijn voor het toerisme. Hiermee wordt de toeristische infrastructuur en daarmee de (economische) ontwikkeling in de hele Euregio versterkt. Gezondheidszorg: Realisatie van een Euregionaal servicecentrum voor gezondheid, waarmee een expertisenetwerk wordt opgezet voor hoogwaardige kennisuitwisseling en gezondheidsprojecten voor de Euregio.
Grenspendelaars
Diabolo Grensoverschrijdende toeristische route
NDIX (breedbandnetwerk)
Diabolo (uitwisselingsprogramma jongeren)
Buck Consultants International
33
Deel 2
34
Buck Consultants International
Deel 2
4
Uitvoering Europese programma's
4.1
Inleiding Bij de Europese projecten die deels door de provincie worden meegefinancierd, is een groot aantal partijen betrokken, waaronder: • Doelgroep(en) • Projectaanvrager • Medefinancier(s) • Provinciale afdelingen • Gebiedscoordinatoren (Leader+) • Plaatselijke Groep (Leader+) • Programmanagement Interreg IIIA Euregio Gronau • Europaloket • Meacon (financieel beheer) • College van Gedeputeerde Staten (goedkeuring en monitoring) • Provinciale Staten (kaderstelling en controle) • Controlafdelingen van Provincie/Rijk/EU • Comites van Toezicht In het kader van deze evaluatie is geen poging gedaan om voor elk van de in de diepteanalyse onderzochte 3 programma's de informatie-, besluitvormings- en financiele stromen in beeld te brengen. In overeenstemming met de wens van de Commissie Beleidsevaluatie is ingezoomd op rol en functioneren van het Europaloket. Dit loket is in 2000 opgezet als tijdelijke voorziening voor de administratief-technische begeleiding van projectaanvragen en de monitoring van projecten. In het kader van deze evaluatie zijn opzet, werkwijze en functioneren van het Europaloket op de volgende manieren onderzocht: • Desk study van relevante documentatie, waaronder het PS-besluit voor oprichting van het loket, handboeken van de administratieve organisatie, resultaten van accountantstudies en de evaluatie van Lysias in 2003. • Een uitgebreid gesprek met het hoofd van het Europaloket. • Een benchmark waarin opzet en prestaties van het Europaloket worden vergeleken met die in enkele andere provincies. • Veertig telefonische interviews met projectaanvragers van D2- en Leader+-projectenl2, waarbij specifiek is ingegaan op de klantentevredenheid over het Europaloket. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op opzet en werkwijze van het Europaloket. In paragraaf 4.3 wordt een vergelijking gemaakt tussen het Europaloket en overeenkomstige structuren in andere provincies (benchmark). Paragraaf 4.4 gaat tenslotte in op de klanttevredenheid.
12
De Interreg IIIA-projecten worden behandeld door de Euregio in Gronau en de aanvragers hebben
hooguit indirect te maken met het Europaloket
Buck Consultants International
35
Deel 2
4.2
Opzet en werkwijze Europaloket In 1999 heeft de provincie Overijssel voorstellen gedaan voor de programmering van de structuurfondsen voor de periode 2000-2006. Een belangrijk uitgangspunt was dat de provincie haar directe betrokkenheid bij de uitvoering van de Europese programma's wilde vergroten. Met externe ondersteuning werd daartoe een uitvoeringsorganisatie ingericht. Het Europaloket is in 2000 ingesteld voor de administratief-technische begeleiding en monitoring van de projecten die vallen onder EPD Oost-Nederland (D2 platteland, D2 phasing out en D5b phasing out), Leader+, POP en Interreg IIIA. Het loket (oorspronkelijk het team Europese programma's en arbeidsmarkt geheten) werd ondergebracht bij de eenheid Economie, Milieu en Toerisme (EMT). Met de provincie Gelderland is een taakverdeling afgesproken, volgens welke Gelderland voor de EU de beheers- en betaalautoriteit is voor het EPD Oost-Nederland en Overijssel voor Leader+ Oost-Nederland. Een deel van de werkzaamheden is uitbesteed, waaronder het administratief beheer van de programma's EPD en Leader* Oost-Nederland (aan bureau Meacon uit Heerlen), de administratieftechnische begeleiding van het POP-programma (aan betaalorgaan Dienst Landelijk Gebied en Dienst Regelingen van het ministerie van LNV) en de administratieve begeleiding en bewaking van het Interreg IIIA-programma (aan Programmamanagement Euregio in Gronau, met betaalautoriteit NRW-bank in Dusseldorf). Het Europaloket kent de volgende bemensing: • 1 Teamleider • Programmacoordinatoren • 2 Monitoringmedewerkers • 2 Financieel medewerkers (oorspronkelijk 1, maar uitgebreid om de kwetsbaarheid van de financiele functie te verminderen) • 2 Telefonische helpdeskmedewerkers • 3 Regiocoordinatoren • 2 Secretariaatmedewerkers Totaal: 14,85 fte Naast de inzet van medewerkers van het Europaloket zijn er bij de verwerving en het beheer van Europese subsidies ook diverse andere provinciale medewerkers betrokken. Het betreft met name coordinatoren van niet door het Europaloket beheerde programma's (ESF, IAP en Interreg IIIB en IIIC) en medewerkers van beleidseenheden. De tijdsinzet van de overige programmacoordinatoren wordt geschat op 1,6 fte per jaar en die van de beleidseenheden op minder dan 0,5 fte per jaar, dus in totaal circa 2 fte. In de eerste helft van 2003 zijn de opzet en aanpak van het Europaloket geevalueerd door Lysias consulting group. Uit deze evaluatie kwamen diverse aandachtspunten naar voren, die door het Europaloket voortvarend zijn opgepakt. Mede dankzij de hoge eisen van de EU aan beheer en controle van de programma's is het loket waarschijnlijk een van de meest gecontroleerde diensten van de provincie. In de praktijk heeft men niet alleen te maken met de accountant van de provincie, maar ook met die van de EU en Nederlandse ministeries. In onderstaand schema wordt een aantal observaties over het Europaloket systematisch weergegeven.
36
Buck Consultants International
Deel 2
Onderwerp
Aandachtsgebied
Bevindingen
Beleid
Missie en doelen
Missie en doelen zijn op papier helder, maar in de praktijk wordt de directieopdracht aan het loket binnen de provinciale organisatie op verschillende manieren uitgelegd, varierend van beperkt (louter toetsing van EU-procedurevoorschriften) tot zeer ruim (alles wat met Europa te maken heeft)
Strategic
In de praktijk heeft het team haar opdracht verruimd tot ook projectverwerving om onderuitputting van fondsen te voorkomen, alsmede advisering over het Europa-proof maken van provinciaal beleid
Organisatiestructuur
Interne structuur helder
Structuur
Loket onderdeel van EMT, waardoor loket voor een deel van de beleidseenheden vooral een economisch profiel heeft
Procesmanagement
Middelenmanagement
Sturend vermogen
4.3
Verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken
Zijn uitgebreid vastgelegd in de Administratieve Organisatie van de verschillende programma's
Werkprocessen
Idem
Planning en controlecyclus
Beperkte onduidelijkheden zijn naar aanleiding van diverse audits verbeterd, zodat de cyclus nu helder is
Personeelsbeleid
De capaciteit van het loket is ongeveer de helft van dat in het externe advies, maar Lysias concludeert dat binnen de huidige taakuitoefening de capaciteit toereikend is
Automatisering
Via provinciale systemen en het Project Beheer Systeem (PBS) uitgebreide informatievastlegging, maar door versnippering van programma's is het niet eenvoudig alle gewenste gegevens vergelijkbaar op tafel te krijgen
Financien
Budget loket voldoende voor effectief opereren
Besturingsconcept
Het oorspronkelijke basisidee dat beleidseenheden inhoudelijk de trekker zijn en het Europaloket de administratief-technische begeleiding van projecten uitvoert, is al snel verlaten. Het Europaloket is ook aan werving van projecten gaan doen om onderuitputting van budgetten te voorkomen.
Samenwerking
Onduideiijkheden/verschillen in rolopvatting tussen loket en sommige beleidseenheden
Communicatie
Via website, e-nieuwsbrieven en projectenoverdracht, maar rol intern niet altijd duidelijk en door aanvragers vooral gezien als subsidieloket
Benchmark andere provincies Om het functioneren van het Europaloket binnen de Provincie Overijssel te spiegelen aan de organisatie van de uitvoering van Europese programma's in andere provincies, is een korte vergelijking gemaakt tussen de praktijk in de provincies Groningen (geen apart loket), Friesland (aparte eenheid Plattelansprojekten), Zuid-Holland (geen apart loket), Gelderland (EUProgrammasecretariaat) en Overijssel. Daartoe zijn evaluatierapporten en eventuele websites van de verschillende uitvoeringsorganisaties bestudeerd en er hebben gesprekken plaatsgevonden met betrokkenen. Eerst zullen de resultaten van de benchmark worden toegelicht en vervolgens wordt
Buck Consultants International
37
Deel 2
ingegaan op de eventuele lessen uit deze benchmark voor het functioneren van het Europaloket van de Provincie Overijssel. Bij de uitvoering van de Europese programma's werkt de Provincie Overijssel nauw samen met de Provincie Gelderland. Een vergelijking in het functioneren tussen de Europaloketten in Overijssel en Gelderland krijgt daarom extra aandacht. In bijlage 6 zijn de resultaten van de benchmark schematisch weergegeven en hieronder worden ze kort samengevat. De provincies Gelderland en Friesland hebben een structuur opgezet, die specifiek is gericht op het plattelandsbeleid (waarbij in Friesland alles behalve Leeuwarden tot het platteland wordt gerekend, dus ook middelgrote steden als Drachten en Heerenveen). Beide provincies hebben met deze indeling een poging gedaan om meer aandacht te besteden aan een integrate gebiedsgerichte aanpak en het genereren en verwerken van bottom-up ideeen. Ze zijn erop gericht het (plattelands)beleid en de daarbij horende subsidiemogelijkheden gebruiksvriendelijker te maken. De omvang van de beschikbare middelen is per provincie verschillend. Niet alle regelingen zijn in alle provincies van toepassing (bijvoorbeeld KOMPAS-gelden voor het Noorden en reconstructiegelden) en elke provincie kent tevens haar eigen provinciale regelingen en subsidiepotjes. Ook de omvang en provinciale invulling van de programma's is sterk uiteenlopend. Dit hangt deels samen met een uniek karakter en cultuur van elke provincie en de specifieke eigen speerpunten. De wijze waarop de Europese programma's worden beheerd, verschilt eveneens sterk per provincie. Daarnaast varieert de gegevensregistratie per provincie en vaak ook binnen een provincie per regeling. Bovendien zijn er tussen provincies grote verschillen in beoordeling, mogelijkheden en toekenning van subsidies, hetgeen weer leidt tot andere cijfers qua beschikte projecten en omzet. Op grond van de grote verschillen in de werkwijze en de aanwezige en verstrekte gegevens tussen provincies is het moeilijk om vergelijkingen te maken. Echter, ondanks de grote verschillen kan toch een aantal algemene conclusies getrokken worden. Daarnaast is er een aantal specifieke lessen te trekken ten aanzien van het functioneren van het Europaloket van de Provincie Overijssel. Conclusies benchmark •
Hoewel Europese programma's in opzet niet regionaal verschillen en de monitoringverplichtingen richting Europese Unie gelijk zijn, heeft iedere provincie haar eigen interne procedures en processen opgezet random deze Europese programma's. Er bestaat in Nederland geen uniforme organisatiestructuur en werkwijze voor de provinciale uitvoering van Europese programma's. • Europese fondsen bevonden zich in de voorgaande programmaperiode 1994-1999 veelal versnipperd over provinciale afdelingen. Gedurende de huidige periode 2000-2006 hebben veel provincies veranderingen doorgevoerd richting een 1-loket benadering voor Europese programma's. In Groningen verloopt dit grotendeels via SNN en regionale bureaus. In Friesland, Gelderland en Overijssel is een duidelijk afgebakend loket ontwikkeld voor Europese programma's. In Zuid-Holland bestaat nu nog geen eenduidig loket, maar ziet men wel een duidelijke meerwaarde in een 1-loketaanpak en wil men de bundeling van Europese programma's in de programmaperiode 2007-2013 verder oppakken. • De toegekende middelen verschillen per provincie, maar de provincies buiten de Randstad kennen een vergelijkbaar pakket van programma's. Alle 'Europaloketten' erkennen dat de toekenning van Europese middelen in de eerste jaren van de huidige programmaperiode moeizaam verliep, maar dat inmiddels een grote inhaalslag is gemaakt. Het committeren van middelen verloopt in de meeste provincies volgens planning. Vrijwel alle provincies kampen echter met een achterstand in daadwerkelijke betalingen, waardoor het zgn. N+2 probleem kan ontstaan (de betaalautoriteit moet binnen 2 jaar - op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten - bij de Europese Commissie een voorschotaanvraag ter hoogte van de betreffende jaartranche indienen; als de gerealiseerde kosten achterblijven bij de planning en er niet voldoende voorschot wordt aangevraagd, vervalt dat deel automatisch en wordt het in mindering gebracht op het budget van het betreffende programma). • Alle provincies erkennen dat Europese middelen veelal worden gezien als "moeilijk geld', vanwege de gecompliceerde regels en vereiste cofinancieringverplichtingen. In de praktijk is tot nu toe de cofinanciering vanuit provinciale en regionale bronnen geen probleem gebleken, maar blijven de rijksbijdragen aanzienlijk achter bij de planning.
38
Buck Consultants International
Deel 2
Vergeleken met de provincies waarvoor cijfers beschikbaar zijn (Friesland en Gelderland), heeft het Europaloket in Overijssel in de periode 2000-2004 per fte relatief weinig projecten toegekend (10,4, tegenover 12 in Gelderland en 30 in Friesland), maar is de gemiddelde omzet hoog (€ 14,1 mln, tegenover € 9,8 mln in Gelderland en € 9,4 mln in Friesland). In Overijssel worden naar verhouding minder kleinschalige projecten uitgevoerd, hetgeen kan samenhangen met het ontbreken van regionale front offices. Terwijl de toegekende middelen vanuit Europa voor beide provincies vrijwel gelijk zijn, heeft de Provincie Gelderland in de periode 2000-2004 bijna 50% meer projecten dan Overijssel beschikt en bijna 40% meer Europese middelen besteed dan de Provincie Overijssel. De hogere score van Gelderland hangt waarschijnlijk samen met de inzet van front offices, waarin naast provinciale ambtenaren ook medewerkers van gemeenten en brancheorganisaties werkzaam zijn. De drempel voor het werven en begeleiden van projecten en het vinden van regionale cofinanciering is dan ook lager. Alleen het Europaloket in Overijssel heeft het totale financiele beheer uitbesteed, terwijl de andere provincies het financieel beheer zelf doen (vaak wel met hulp van externe adviseurs).
Lessen voor Overijssel • De 1-loket aanpak, waarbij de administratief-technische expertise voor het binnenhalen van Europese gelden wordt gebundeld in een aparte eenheid, is succesvol gebleken en wordt ook door veel andere provincies nagestreefd. Overwogen kan worden om het Europaloket een grotere rol te geven in begeleiding en administratie van alle Europese programma's (ook die waarvoor de beheersverantwoordelijkheid elders ligt), zodat een groter kruisbestuiving van Europese middelen onderling en met provinciale gelden mogelijk is en een beter overzicht ontstaat van de voortgang van alle Europese programma's. • De verantwoordelijkheid voor de werving en verwerking van Europese gelden wordt door de beleidseenheden sterk bij het Europaloket gelegd, terwijl ze zelf overwegend een passieve rol aannemen. Daarmee wordt ook de relatie met het provinciale beleid minder vanzelfsprekend. De koppeling met het provinciate beleid zou kunnen worden versterkt door bijvoorbeeld de beleidseenheden specifieke targets te geven voor het binnenhalen van Europese gelden. • Hoewel een deel van de programma's voor specifieke gebieden geldt, zou een meer integrate inzet van verschillende programma's kunnen worden gestimuleerd door - zoals in Friesland en Gelderland - meer gebiedsgericht te gaan werken. Bijkomende voordelen zijn onder andere de mogelijkheid om per gebied concrete, meerjarige uitvoeringsprogramma's op te stellen, waarin een sterkere koppeling wordt gemaakt met het provinciaal beleid en de verschillende beleidsterreinen meer worden ontkokerd. Hierbij zou gewerkt kunnen worden met regionale frontoffices om de drempel voor het werven en begeleiden van projecten te verlagen. • Hoewel de uitbesteding van de financieel-technische monitoring naar tevredenheid verloopt, is het de vraag of dit in de komende programmaperiode nog nodig is. Tegenover het voordeel van een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden staan nadelen als een grotere afstand, minder eigen expertiseopbouw en hogere kosten.
4.4
Klanttevredenheid In de telefonische interviews onder de verschillende groepen betrokkenen is gevraagd naar verbeterpunten in de aanvraagprocedure, de organisatorische en financiele afstemming tussen verschillende betrokkenen, de begeleiding en monitoring van de projectuitvoering, de waardering van het Europaloket en de vereiste inspanningen ten opzichte van de opbrengsten.
Aanvraagprocedure De mate waarin de aanvraagprocedure als problematisch wordt ervaren, is sterk afhankelijk van de indiener. Instanties die veel met subsidies te maken hebben (gemeenten, Natuurmomenten, VW, ondernemersorganisaties, etc.), vinden de procedure omslachtig, maar begrijpelijk. Lokale stichtingen en verenigingen daarentegen hebben veel hulp nodig om de aanvraag met succes te
Buck Consultants International
39
Deel 2
kunnen indienen. Bij kleinere projecten heeft men alleen contact met het Europaloket, terwijl bij grotere aan vragen vooral contact met de betreffende provinciate afdel ing bestaat. De werklast van een projectindiening varieert van enkele dagen tot meer dan 3 weken. Tweederde (Interreg IIIA) tot driekwart (D2 Platteland en Leader+) van de respondenten vindt dat de werklast (in uren) in verhouding staat tot de opbrengst van de indiening. Wel worden er vaak veel nietbetaalde uren in de voorbereiding van het project gestoken. Tijdens de aanvraag heeft het merendeel van de indieners eens of diverse keren contact met het Europaloket (D2), de gebiedscoordinatoren (Leader+)13 of de Euregio/Europaloket (Interreg IIIA). In een kwart tot eenderde van de projecten duurde de totale aanvraagprocedure langer dan een jaar. Vooral de projecten van het eerste uur (2000-2001) hadden te maken met een extreem lange aanvraagprocedure, mede als gevolg van het uitblijven van goedkeuring van het programma door de Europese Commissie en het opstellen van het provinciaal juridisch kader, waardoor het Europaloket feitelijk pas in het voorjaar van 2001 van start is gegaan. Tussen het moment van formele indiening en GS-besluit mogen (mits het een ontvankelijke aanvraag betreft) maximaal 26 weken verstrijken. In de afgelopen jaren is het proces verbeterd en de gemiddelde aanvraagtijd bekort, maar er zitten nog steeds lange trajecten bij. Over de begeleiding van het Europaloket bij de projectaanvraag is men overwegend tevreden. Wel wordt een aantal verbeterpunten genoemd, die deels meer te maken hebben met de regelgeving dan met het functioneren van het Europaloket. Tabei 4.1
Verbeterpunten aanvraagprocedure (meer dan 3x genoemd)
Verbeterpunten Eenvoudiger aanvraagformulier (korte uitleg, minder vragen, concrete indicatoren/doelstellingen Eenvoudige randvoorwaarden bij aanvraag (dubbelop papieren toesturen, uitleg over verbijzonderingen) Duidelijkheid over details (bijv. gebiedsafbakening) Snellere doorlooptijd (besluitvorming, flexibele doorloop) Stroomlijnen programma's (communicatie over andere programma's, verschillen en mogelijkheden stapeling, zelfde voortgangsrapportages, verplichtingen en declaraties) Duidelijke afbakening met beleidsterreinen Medewerking Europaloket (financiele kant en cofinanciering, hulp bij bepalen subsidiabele kosten) 1 contactpersoon bij het Europaloket Bron: Telefonische interviews projectindieners, medefinanciers en doelgroepleden
Veel projectindieners krijgen geen duidelijkheid over de verschillende subsidiemogelijkheden voor hun project en weten niet welk deel van de beschikbaar gestelde middelen afkomstig is van de provincie en welk deel van de EU. Een deel van de projectindieners geeft de voorkeur aan meer dan halfjaarlijkse tranches, omdat het project aanzienlijke vertraging oploopt als een deadline niet wordt gehaald. Projectuitvoering Bij het merendeel van de projecten wordt het gevraagde bedrag uiteindelijk ook toegekend. De meeste respondenten zijn tevreden over de uitbetalingen, hoewel het voorschieten van kosten,
13
Binnen Leader* zijn 3 gebiedscoordinatoren aangesteld vanwege de specifieke aard van het programma (bottom-up, gericht op samenwerking, kleinschalige initiatieven etc). De gebiedscoordinatoren functioneren als aanjager, eerste aanspreekpunt en intermediair tussen aanvrager en provincie/Europaloket. Gebiedscoordinatoren worden gedeeltelijk uit het programma betaald (Technische Bijstand), maar zijn geen provinciale medewerkers, doch bijvoorbeeld werkzaam bij een gemeente.
40
Buck Consultants International
Deel 2
onduidelijkheden in de administratie en het vertraagd binnenkomen van cofinanciering (o.a. vanwege andere betalingsregimes van mede-overheden) soms problemen oplevert. In de praktijk blijven de bestedingen vaak achter bij de planning, waardoor het gevaar bestaat dat de EU-deadline (N+2) niet wordt gehaald. Soms is niet duidelijk wie de monitoring uitvoert: Meacon, Europaloket, gebiedscoordinatoren of provinciale afdeling. Men heeft de indruk dat de monitoring vooral "technisch' gebeurt en minder inhoudelijk op resultaten, verbeterpunten en uitstraling. Meacon wordt gewaardeerd vanwege haar deskundigheid en snelheid in afwikkeling van zaken, maar sommige gesprekspartners vinden het nadelig dat de organisatie ver weg is en - in verband met de starre richtlijnen - weinig flexibel opereert. Volgens de EU-richtlijnen (Vo 438/2001) dient elk project in principe minstens een keer te worden bezocht. Volgens tweederde deel van de respondenten was dat nog niet gebeurd. Een deel van de projecten is nog in uitvoering of pas recent afgerond, waarbij een bezoek nog in de pijplijn zit. Een aantal aanvragers gaf te kennen, dat een bezoek in een vroeg stadium wenselijk zou zijn om de opzet en planning van het project goed door te nemen, de rapportageverplichtingen en andere procedures te verhelderen, etc. Zonder de bijdrage van provincie en EU zouden de meeste projecten niet of in sterk afgeslankte vorm zijn doorgegaan. Ook de projectuitvoering kan volgens de respondenten op tal van punten verbeteren. De verbeterpunten hebben zowel betrekking op de EU-richtlijnen, als de werkwijze van de Provincie c.q. het Europaloket. Tabel 4.2
Verbeterpunten projectuitvoering (meer dan 3x genoemd)
Verbeterpunten Vereenvoudiging Europese regelgeving (verplichtingen rapportages) Na GS-besluit direct beschikking sturen Flexibiliteit (afstemming termijnen op inhoud project) Versoepelen financiele procedures (verzoek tot voorschot) Communicatie (bijv. refereren aan projectnummer van aanvrager) Ontwikkeling ondersteunende instrumenten (pakketten software voor administratie / basispakket 'hoe omgaan met EU project', digitaal invullen rapportages, duidelijke richtlijnen) Nieuwsbrief over feiten, nieuwe subsidiemogelijkheden, deadlines indienen rapportages, overzicht projecten Subsidieontvangers niet met naam in krant vermelden Persoonlijke feedback Europaloket (uitleg over administratie, betrokkenheid door werkbezoeken) Actieve opstelling Europaloket bij problemen (financieel, cofinanciering, inhoudelijke ondersteuning na beschikking) Bron: Telefonische interviews projectindieners, medefinanciers en doelgroepleden
Conclusies functioneren Europaloket In de praktijk blijkt de taakverdeling tussen het Europaloket en de provinciale beleidseenheden niet altijd duidelijk. EU-middelen zijn voor beleidseenheden 'moeilijk' geld en ze voelen dan ook niet altijd de verantwoordelijkheid voor de vulling van de Europese programma's. Om onderuitputting van fondsen te voorkomen, is het Europaloket zich - in tegenstelling tot de oorspronkelijke opdracht - in de praktijk ook bezig gaan houden met de werving van projecten. Geschat wordt dat 30% van de aanvragen verankerd is binnen het provinciaal apparaat en 70% rechtstreeks van buitenaf bij het loket binnenkomt. Dit wordt ondersteund door de eigen communicatiestrategie van het loket, met website, elektronische nieuwsbrief en halfjaarlijkse bijeenkomsten ten behoeve van de overhandiging van projecten. Dankzij deze proactieve opstelling van het Europaloket is het gevaar van onderuitputting van programma's verkleind. Tegelijkertijd wordt daarmee een geringere inzet van de beleidseenheden bij het werven van Europese fondsen gelegitimeerd. Wel dient de werving van projecten formeel gescheiden te zijn van de beoordeling van projectaanvragen. Deze verschillende rollen moeten door verschillende personen worden ingevuld. Naast het oppakken van een rol in de programmavulling heeft het loket haar opdracht ook verruimd door het gevraagd en
Buck Consultants International
41
Deel 2
ongevraagd geven van advies over het "Europa-proof maken van de provinciale organisatie, een rol die binnen de Provincie breed wordt gewaardeerd. De benchmark wijst uit dat het Europaloket vergeleken met de werkwijze in provincies zonder een dergelijke structuur (Groningen en Zuid-Holland) duidelijke voordelen heeft. Uit de praktijk met een loket in Friesland en Gelderland kunnen nuttige lessen worden getrokken. Vergeleken met deze provincies heeft het Europaloket in de afgelopen jaren per fte relatief weinig projecten beschikt, maar veel geld omgezet (hoewel minder EU-geld dan in Gelderland, waar men werkt met regionale front offices, die deels worden bemensd met niet-provinciale medewerkers). De projectaanvragers en projectuitvoerders zijn de "klanten' van het Europaloket. Deze groep is overwegend positief over de dienstverlening en deskundigheid van het Europaloket tijdens de aanvraagprocedure en uitvoering van een project. De respondenten die een rapportcijfer gaven, waardeerden het loket veelal met een 7 of 8. Verbeterpunten zitten met name in de regelgeving en slechts beperkt in de opzet en werkwijze van de organisatie. Vermindering van administratieve lasten en het verder stroomlijnen van procedures worden als mogelijke verbeterpunten genoemd, evenals het vroegtijdig bezoeken van projecten zodat kan worden gestuurd op verbetering van de inhoud en projectadministratie.
42
Buck Consultants International
Deel 2
Conclusies en aanbevelingen
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken aan de hand van de onderzoeksvragen, die door de Commissie Beleidsevaluatie zijn geformuleerd. Vervolgens worden op basis van de resultaten van de evaluatie aanbevelingen gedaan voor de toekomstige inzet en werkwijze van de Provincie ten aanzien van de Europese structuurfondsen in de periode 2007-2013.
5.2
Conclusies Op basis van de resultaten van de evaluatie kunnen de vragen van de Commissie Beleidsevaluatie als volgt worden beantwoord. 1.
Waar zijn de provinciale gelden aan besteed?
Tweederde deel van de provinciale gelden is de afgelopen 4 jaar besteed aan cofinanciering van 87 D2- en D5b-projecten, gericht op plattelandsontwikkeling in specifieke gebieden. Daarnaast is ruim 20% gestoken in 86 POP-projecten en 6% in 24 Interreg IIIA-projecten. De rest van de gelden betreft kleinere bijdragen aan de overige programma's. Qua thema's is het meeste provinciale geld gegaan naar economie & innovatie (€11.5 mln, 36%), gevolgd door toerisme & recreatie (€ 5.1 mln, 16%) en ruimtelijke ordening (€ 1.9 mln, 6%). Voor meer details wordt verwezen naar bijlage 2 en 3. 2. Hoe hebben de provinciale gelden bijgedragen aan het bereiken van de provinciale doelstellingen? Over de bijdrage van de provinciate gelden aan het bereiken van de provinciale doelstellingen is slechts indicatief wat te zeggen. Dit hangt deels samen met de fase waarin veel projecten zich bevinden, de beperkte omvang van projecten in verhouding tot de brede provinciate doelstellingen en de versnippering over thema's en gebieden, maar ook met de algemeenheid van de provinciale doelen. De bovenstaande vraag heeft alleen betrekking op de 260 van de 515 tussen 2000 en 2004 gehonoreerde projecten, waarbij sprake is van provinciale cofinanciering. In de aanvraagprocedures van de verschillende EU-programma's is voorzien in een check of een project niet is strijd is met het provinciaal beleid. Daarbij wil een positief antwoord niet altijd zeggen dat het project ook bijdraagt aan het behalen van provinciale doelstellingen. Bijvoorbeeld de zoveelste fietsroute in een regio of het zoveelste netwerk van ondernemers levert niet altijd de gewenste meerwaarde op. Indien de Provincie echter financieel bijdraagt, wordt door medewerkers onderbouwd dat een project ook daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van provinciale doelen.
Buck Consultants International
43
Deel 2
In zijn algemeenheid dragen de met provinciale middelen medegefinancierde projecten bij aan verbetering van het vestigingsklimaat, uitbreiding van de toeristische infrastructuur, behoud van leefbaarheid, verbetering van de ruimtelijke inrichting, etc. De programmadoelen op het vlak van fysieke infrastructuur, sociale samenhang en het aantrekken van meer bezoekers, etc. zijn of worden grotendeels behaald. Dit geldt veel minder voor harde economische doelen als behoud en uitbreiding van werkgelegenheid en uitbreiding van het aantal bedrijven en zachte doelen als vergroting van het innovatievermogen en verbetering van de concurrentiepositie van bedrijven. Bij D2 platteland blijven ook de kwantitatieve doelen voor natuurontwikkeling vooralsnog sterk achter bij de planning. Het niet behalen van directe economische en natuurdoelen kan samenhangen met hiaten in de beschikkingen en rapportage en het feit dat economische en natuureffecten pas na verloop van tijd worden gerealiseerd. Waarschijnlijk is echter de moeilijkheid om goede economische projecten te ontwikkelen (zeker in de slechte conjunctuur van de afgelopen jaren) hier veel meer debet aan. Bij natuur-, water- en milieuontwikkeling vormen zaken als complexe eigendomsverhoudingen, cofinancieringeisen en lange realisatieduur vaak de bottleneck. 3.
Wat is het effect geweest van de gerealiseerde projecten, ook in relatie tot de omvang van de subsidies en de geleverde inspanningen om die subsidies te verkrijgen?
De maatschappelijke effecten van de onderzochte projecten hebben vooral betrekking op indirecte economische effecten (meer bezoekers, betere recreatieve infrastructuur, samenwerking tussen bedrijven, e.d.) en sociale effecten (vergroting leefbaarheid, samenhang, zorg). Daarnaast heeft een vijfde deel van de projecten ook aanzienlijke landschappelijke effecten en een tiende deel directe economische effecten. Op bepaalde vlakken, bijvoorbeeld de herinrichting van het buitengebied en (her)ontwikkeling van bedrijfslocaties, zijn aanzienlijke investeringen gepleegd en dit heeft ook geleid tot een grote output. De uiteindelijke outcome (maatschappelijk rendement) is onder andere afhankelijk van de locatie, het initiatief van projectaanvragers en doelgroepen, de uitstraling naar andere activiteiten, e.d. en voor een groot deel van de projecten nog te vroeg om te bepalen. Van een aantal projecten is de multiplierwerking echter onmiskenbaar. Via de gebiedsplannen wordt getracht samenhang in de gebiedsontwikkeling aan te brengen. De afzonderlijke projecten nemen meestal slechts een beperkt deel van het totaalplan voor hun rekening. Een deel van de projectaanvragers kijkt over de schotten van het eigen project heen en zoekt synergiemogelijkheden met andere beleidsterreinen of omringende gebieden. Dit is echter lang niet altijd het geval en wordt ook niet altijd actief gestimuleerd door betrokken overheden. Ook wordt slechts in een deel van de gevallen actief gekeken naar opschalingmogelijkheden van succesvolle projecten. Organisaties met veel ervaring in 'subsidieland' vinden de aanvraagprocedures omslachtig, maar begrijpelijk. Minder professionele organisaties daarentegen vinden de procedures zeer complex en langdurig. Tweederde tot driekwart van de aanvragers vindt dat de werklast in verhouding staat tot de omvang van de verkregen subsidies, hoewel er vaak de nodige niet-betaalde uren in moeten worden gestoken. Zonder subsidie zou een deel van de projecten niet zijn uitgevoerd en een ander deel slechts in afgeslankte vorm. Voor veel (vooral minder ervaren) projectaanvragers is de aansturing vanuit de provincie onduidelijk. Een deel wendt zich rechtstreeks tot de provinciale afdeling, terwijl anderen uitsluitend contact hebben met Europaloket of gebiedscoordinator. 4. Zijn de Europese subsidies optimaal benut? Welke geldstromen zijn niet benut? Wat zijn de oorzaken hiervan? Welke gevolgen heeft het antwoord op deze vraag voor de uitvoering van het Europees structuurbeleid 2007-2013? De voor de verschillende programma's beschikbare Europese subsidies waren eind 2004 naar rato van de tijd grotendeels beschikt. Knelpunten bij het benutten van Europese gelden zijn onder meer het identificeren en uitwerken van geschikte projecten, die aan de uitgebreide EU-eisen voldoen.
44
Buck Consultants International
Deel 2
In een aantal gevallen was het vinden of op tijd verkrijgen van de vereiste cofinanciering problematisch, waardoor de goedkeuring of uitvoering van projecten werd vertraagd. Het binnen de gestelde termijnen uitbetalen van eenmaal beschikte bedragen vormt echter een groter probleem, aangezien de N+2-eis niet dreigt te worden gehaald en dan toegekend geld bij de EU blijft. Tot nu toe is de N+2-eis voor EPD Oost gehaald. De provincies Gelderland en Overijssel hebben het achterblijven in committering en realisatie van Utrecht kunnen compenseren. Door het achterblijven van de geplande uitgaven in Gelderland is de N+2-eis voor Leader+ Oost-Nederland in 2004 echter niet gehaald, waardoor geld!4 door Brussel op het oorspronkelijke budget in mindering wordt gebracht. De enige manier om dit te voorkomen, is voldoende goede projecten te werven en te stimuleren dat uitgave conform de planning verloopt. 5.
Wat is de klanttevredenheid van ohdernemersverenigingen, brancheverenigingen, private partners etc?
De eerste jaren was sprake van enige kinderziektes in de verwerking van aanvragen, maar geleidelijk zijn de processen beter gestroomlijnd. Het merendeel van de projectindieners is nu positief over de begeleiding van het Europaloket bij de projectaanvraag. Ruim driekwart heeft een aantal keren contact met het loket gehad, waarbij men goed te spreken is over de service, vooral op procesmatig vlak. De meeste contacten gaan over onduidelijkheden in de subsidiemogelijkheden, inhoud (doelstellingen, e.d.), subsidiabele kosten (eigen uren, BTW, maximale bedragen,e.d.) en randvoorwaarden (uittreksels, vergunningen, e.d.). Diverse projectindieners hebben wel wat kritiek op het feit dat er na de beschikking weinig contact met het loket meer is. Degenen die bereid zijn een rapportcijfer aan het Europaloket te geven, waarderen de service veelal op een 7-8. Bij Leader+ ontvangen de gebiedscoordinatoren (die vaak als onderdeel van het Europaloket worden gezien) van veel projectindieners een 8. 6.
Welke consequenties hebben de antwoorden op de gestelde vragen voor de beslissingen over de inzet van toekomstige provinciale middelen (en het Europaloket)?
Op deze vraag wordt in de volgende paragraaf ingegaan.
5.3
Aanbevelingen Welke lessen kunnen uit de evaluatie worden getrokken voor de toekomstige inzet van de provincie Overijssel in het Structuurfondsenprogramma 2007-2013? In de Uitvoeringsagenda Europa 2007-2013 getiteld "Oost-Nederland kiest positie' hebben de provincies Overijssel en Gelderland hun inzet in de het nieuwe Structuurfondsenprogramma vastgelegd (zie onderstaande box). Box Uitvoeringsagenda 'Oost-Nederland kiest positie' in steekwoorden Hoofdlijnen: • Op weg naar dynamische steden: meer samenwerking tussen stedelijke netwerken • Op weg naar een vitaal platteland: werken aan een balans tussen groene en rode functies • Op weg naar een balans tussen stad en platteland: integrate aanpak leidt tot onvermoede oplossingen
14
De exacte omvang van het in mindering gebrachte bedrag moet nog worden vastgesteld, maar het gaat waarschijnlijk om enkele honderdduizenden euro's.
Buck Consultants International
45
Deel 2
Kern beg rippen: •
Benadering van onderop
•
Balans tussen stad en platteland
•
Integrate aanpak
Prioriteiten: •
Kenniseconomie en innovatie
•
Landbouw en agribusiness
•
Mobiliteit
•
Leefomgeving en risicopreventie
•
Sociale vitaliteit en leefbaarheid
•
Internationale samenwerking
Nadere prioriteitstelling De prioriteiten zijn in de Uitvoeringsagenda breed geformuleerd en het is de vraag of daarbinnen nog nadere keuzes moeten worden gemaakt. Uit de evaluatie komt naar voren dat de verschillende programma's in de afgelopen jaren weliswaar sterk hebben ingezet op economie en innovatie, maar dat de directe economische doelen vaak niet worden gehaald. Hierbij spelen uiteraard externe factoren als laagconjunctuur een grote rol, maar ook de moeilijkheid om - binnen de randvoorwaarden van additionaliteit, geen staatssteun en geen concurrentieverstoring, afronding binnen een beperkte tijdsperiode, etc. - goede economische projecten te identificeren. Tegelijkertijd wordt alom erkend dat de kenniseconomie in toenemende mate een samenspel is van ondernemingen, onderwijs- en kennisinstellingen en randvoorwaardenscheppende overheden. Gezien het belang en de complexiteit van dit thema dient stimulering van de kenniseconomie en innovatie in Overijssel in het nieuwe Structuurfondsenprogramma expliciet de hoogste prioriteit te krijgen.
Aanbeveling 1 Teneinde in de volgende periode de kansen op het behalen van economische doelen te vergroten, moet de provincie haar inzet meer richten op het creeren van optimale randvoorwaarden voor innovatie en kennisintensivering van de economie. Dit betekent dat meer middelen en menskracht worden vrijgemaakt voor het stimuleren en ondersteunen van programma's en projecten van samenwerkende bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheden om het innovatievermogen in regie's, de commerciele exploitatie van kennis, en kennisoverdracht naar het MKB te bevorderen.
Van de andere in de Uitvoeringsagenda voor 2007-2013 genoemde prioriteiten is bij mobiliteit de afgelopen jaren naar verhouding weinig aandacht uitgegaan naar het terugdringen van de automobiliteit via transportbesparing en stimulering van het gebruik van andere vervoerswijzen. Hiervoor zijn ook andere EU-programma's beschikbaar, waaronder Marco Polo. Op het terrein van de leefomgeving is vooral via het POP de laatste jaren veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van natuur en water. Dergelijke trajecten zijn een zaak van lange adem, die zich slecht verhouden met de 3-jarige budgetten varl veel programma's. De inspanningen op dit gebied dienen dan ook in de komende periode te worden gecontinueerd. Dit geldt ook voor de toepassing van meer duurzame energie. Rijk, provincies en veel gemeentenlS hebben op dit terrein inspanningsverplichtingen geformuleerd, maar deze dreigen om uiteenlopende redenen niet te worden uitgevoerd. In het nieuwe Structuurfondsenprogramma moet worden bezien in hoeverre Europese fondsen het behalen van de eigen doelen kunnen ondersteunen. De internationale samenwerking heeft zich de afgelopen jaren sterk gericht op het nabije deel van Duitsland (via Interreg IIIA) en een veelheid van andere regio's (via Interreg IIIB en C). Gezien de 15
46
Onder andere in het kader van IPO- en BANS-afspraken met het Rijk
Buck Consultants International
Deel 2
recente uitbreiding van de EU in oostelijke richting zal de provincie zich ook moeten beraden op de consequenties voor haar eigen inzet op internationaal niveau.
Aanbeveling 2 Mede op basis van de ervaringen in de afgelopen periode wordt de volgende nadere prioriteitstelling aanbevolen: • Mobiliteit: ontwikkeling van alternatieven voor automobiliteit • Leefomgeving: continuering van natuur- en waterontwikkeling en uitbreiding van de toepassing van duurzame energie • Internationale samenwerking: een duidelijke visie en meer focus, onder andere in het licht van de uitbreiding van de EU in oostelijke richting
Proactieve provinciale inzet Door horizontale en verticale verkokering binnen en tussen overheden worden synergiemogelijkheden tussen beleidsvelden en gebieden niet altijd benut. In het Rijksbeleid (o.a. de Nota Ruimte) hebben de provincies een grotere taak gekregen wat betreft regionale afstemming en coordinate. Daartoe heeft de Provincie nauwelijks 'dwingende' instrumenten, maar er kan wel veel worden bereikt door initiatieven mee te ontwikkelen, te makelen en te schakelen tussen partijen en fondsen strategisch in te zetten. Hiermee kan ook worden bereikt dat projecten meer met elkaar in verband worden gebracht, de uitstraling ervan wordt vergroot en succesvolle initiatieven worden opgeschaald. Een onderdeel van deze meer proactieve provinciale inzet is dat meer integraal en projectmatig wordt gedacht, waarbij geld niet zozeer een subsidie is, maar een investering die een functie vervult binnen een totaal financieringsplan van een thematische of gebiedsgerichte ontwikkeling. EUbijdragen vormen dan ook geen 'moeilijk geld', maar een welkome, substantiate aanvulling op fondsen die lokaal, provinciaal en nationaal worden gegenereerd. Het oppakken van deze grotere rol vergt een omschakeling in cultuur en werkwijze binnen de Provincie die een grote inzet van bestuur en management vraagt. Onderdeel daarvan is ook het meer inzichtelijk maken in programmabegroting en jaarverslagen wanneer sprake is van Europese gelden en hoe is gewerkt aan meer samenhang qua inzet van EU-, Rijks-, provinciale en EUmiddelen.
Aanbeveling 3 De Provincie dient een proactieve houding aan te nemen door vroegtijdig (nu!) met de belangrijkste betrokken partijen in de verschillende regie's een discussie aan te gaan over de inzet van Europese middelen in de periode 2007-2013. Deze strategische aanpak betreft zowel een gebiedsgerichte als Ihematische uitwerking. Door goede communicatie en een gezamenlijke strategic kan beter en sneller worden gestuurd op type projecten en indicatoren en op samenhang en synergiemogelijkheden tussen projecten en programma's. De (mede)ontwikkelingsrol van de Provincie vereist dat binnen de Provincie zelf de verkokering tussen beleidsterreinen wordt doorbroken en dat de cultuur verandert van beheren naar het benutten van kansen binnen duidelijke randvoorwaarden.
Buck Consultants International
47
Deel 2
Strategische inzet via sleutelprojecten Een kernbegrip in de Uitvoeringsagenda is de benadering van onderop, zoals in Leader+ nadrukkelijk wordt toegepast. Hierbij doet zich een spanningsveld voor dat deze benadering vaak leidt tot kleinschaliger projecten met een beperkte uitstraling. Een groter wordend Europa en wereld vragen echter om een meer strategische inzet teneinde de (inter)nationale concurrentiepositie van een regio te behouden en verbeteren. Dit vertaalt zich veelal ook in grootschaliger projecten, met een veelheid van partijen van binnen en buiten de regio. Dit kan alleen worden bereikt wanneer de Provincie bij haar strategische afstemming met de regie's ook inzet op de ontwikkeling van een aantal sleutelprojecten, die Overijssel (inter)nationaal op de kaart zetten.
Aanbeveling 4 Voor behoud en uitbouw van de internationale concurrentiepositie dienen in de toekomstagenda ook een aantal grootschalige sleutelprojecten te worden opgenomen. Hierbij staat niet zozeer de financiele omvang centraal, als wel de uitstraling van het project op economie en omgeving en de mate waarin de regio zich hiermee onderscheidt van andere gebieden.
Cofinanciering Een van de bottlenecks bij het financieren van EU-projecten is het vinden van voldoende cofinanciering. Daarvoor bestaan binnen de provincie uiteenlopende potjes, waaronder een eigen potje van het Europaloket. De Duitse buren hebben de EU-cofinanciering gebundeld in een daarvoor geoormerkt budget. Binnen Nederland worden - in navolging van de stedelijke ontwikkelingsbudgetten - in de toekomst ook de rijksgelden voor plattelandsontwikkeling gecombineerd tot een fonds (ILG). Ook de Provincie Overijssel zou moeten bezien in hoeverre cofinanciering van de EU-bijdragen beter kan worden georganiseerd. Door bundeling van cofinanciering kan beter worden gestuurd op prioriteiten, (gebiedsgerichte of thematische) samenhang tussen programma's en projecten, alsmede uitvoeringssnelheid.
Aanbeveling 5 Verdergaande bundeling van cofinancieringstromen van Rijk en Provincie in een Europabudget. Dit budget wordt uitsluitend ingezet als cofinanciering in Europese projecten die bijdragen aan het behalen van de Provinciale of Rijksdoelstellingen. Het budget geldt niet alleen voor programma's die door het Europaloket worden beschikt (EPD en Leader+), maar als totaalbudget voor alle programma's. Binnen programmabegroting en jaarverslagen dient het totaal aan Europese geldstromen beter zichtbaar te worden gemaakt.
Beheer EU-programma's Het beheer van de verschillende EU-programma's zit bij verschillende afdelingen binnen en buiten de Provincie. Het Europaloket vervult een spilfunctie voor EPD en Leader+, maar heeft minder zicht en invloed op andere programma's. Om de beschikbare EU-fondsen optimaal te benutten, heeft het Europaloket haar taken verruimd tot ook de werving van projecten. Het loket is in 2000 ingesteld als tijdelijke voorziening tot oorspronkelijk 2003, maar later is dit verlengd tot 2006. Gezien de wisselende inzet van provinciale afdelingen bij het werven van projecten die voor EU-bijdragen in aanmerking komen, alsmede de waardering die projectaanvragers voor de service van het Europaloket uitspreken, is enige vorm van voortzetting van een coordinatie-annex-eenloketfunctie in de volgende periode gewenst. De precieze taakomschrijving en organisatorische opzet, inbedding en aansturing dient nog te worden bekeken.
48
Buck Consultants International
Deel 2
Aanbeveling 6 Voortzetting en uitbreiding van de rol van het Europaloket met het beheer van alle Europese programma's in de programmaperiode 2007-2013. Tevens dient het takenpakket te worden uitgebreid met werving van projecten. Indien een meer gebiedsgerichte en/of thematische aanpak wordt uitgewerkt, kunnen thematische/gebiedscoordinatoren als eerste aanspreekpunt worden aangewezen. Daardoor blijven taken als werving en beoordeling van projecten formeel gescheiden, maar wordt het hele proces wel integraal door het Europaloket opgepakt.
Door projectuitvoerders wordt de administratie van een Europees project als een aanzienlijke ballast ervaren. De aanvraagprocedure vraagt om een extra tijdsinspanning vanwege de specifieke voorwaarden en aanlevering van formulieren en trage besluitvorming. De uitvoering vraagt eveneens om een extra tijdsinspanning vanwege de financiele en inhoudelijke rapportageverplichtingen.
Aanbeveling 7 Verdere stroomlijning van procedures gericht op vermindering van de administratieve lasten, bijvoorbeeld door: • projectaanvragers slechts Ix aanvullende documenten te laten toesturen (uittreksel KvK, jaarrekening, statuten, etc), • de ontwikkeling van ondersteunende instrumenten (pakketten software voor administratie / basispakket xhoe omgaan met EU project'), • vroegtijdige monitoringsbezoeken gericht op verbetering van de inhoud en administratie van projecten.
Hoewel de geenqueteerden veelal positief zijn over een project en tevreden zijn over de resultaten, blijkt dit optimisme vaak niet uit de scores op de programma-indicatoren. Met name in het Leader+ programma wordt op programmaniveau slecht gescoord. Ondanks het experimentele karakter dienen in de beschikking en rapportage goede projectindicatoren omschreven te worden. De output van een project dient meer in termen van programma-indicatoren en maatschappelijke effecten te worden beschreven.
Aanbeveling 8 Via een gebiedsgerichte of thematische benadering een directe koppeling leggen tussen projectindicatoren en mate waarin ze bijdragen aan behalen van programma-indicatoren. Door een gebiedsgerichte benadering kan het Europaloket ook bewuster sturen op thema's en dwarsverbanden tussen projecten en proberen andersoortige projecten te werven en beschikken.
Buck Consultants International
49
Deel 2
50
Buck Consultants International
Deel 2
Bijlagen
Buck Consultants International
51
Deel 2
Bijlage 1 Lijst van afkortingen/begrippen
Additionaliteit
BANS
Beschikking
Committering D2 D5b ESF EPD
Ex-ante evaluatie Ex-post evaluatie IAP IPO Monitoring N+2
Ontvankelijkheid
Plaatselijke Groep
POP Programmakader Programmacomplement
52
Mate waarin sprake is van een bovenreguliere activiteit. Alleen bovenwettelijke activiteiten zijn additioneel. Additionaliteit is een voorwaarde voor Europese subsidie Bestuurs Akkoord Nieuwe Stijl, een afspraken kader tussen Rijk, provincies en gemeenten hoe samen om te zaken die binnen alle overheidslagen spelen Formele document dat wordt opgemaakt na het positieve besluit van Gedeputeerde Staten waarin de financiele middelen en streefwaarden van een project zijn opgenomen, evenals de monitoringverplichtingen. De datum van beschikking is tevens de officiele begindatum van het project Formele besluitvorming waarbij de reservering van financiele middelen ten behoeve van een project wordt vastgelegd in een beschikking. Afkorting voor Doelstelling 2 programma, dat is verdeeld in phasing out deel, een programma Steden en een programma Platteland Afkorting van Doelstelling 5b programma uit de periode 1994-1999, dat in de huidige periode in een zgn. phasing-out fase is Europees Sociaal Fonds Enkelvoudig Programmerings Document. Dit document is per landsdeel opgesteld. Binnen het EPD Oost vallen de programma's Doelstelling 2 Platteland, Doelstelling 2 phasing out en Doelstelling 5b phasing out Planevaluatie, voorafgaand aan de uitvoering Achteraf evaluatie, na uitvoering van een bepaalde regeling of programma Innovatieve Acties Programma InterProvinciaal Overleg tussen de 12 provincies Het (inhoudelijk en financieel) begeleiden van projecten/programma's tijdens de uitvoering Een Europees Programma is opgedeeld in een aantal jaartranches (2000 t/m 2006). De betaalautoriteit (Nederland - Overijssel) moet binnen twee jaar na een jaartranche voorschotaanvragen bij de Europese Commissie hebben ingediend ter hoogte van die jaartranche. Een voorschotaanvraag wordt gedaan naar aanleiding van daadwerkelijk gerealiseerde kosten, dat zijn kosten die voornamelijk binnen de projecten zijn gemaakt en betaald. Als er niet voldoende voorschot is aangevraagd, dan vervalt dat deel automatisch en wordt in mindering gebracht op het budget van het betreffende programma.(art 32 Vo 1260) Projectaanvragen moeten voldoen aan de gestelde richtlijnen om volledig (ontvankelijk) verklaard te worden. Dit betekent dat naast projectvoorstel en aanvraagformulier ook aanvullende stukken gevraagd worden, zoals cofinancieringverklaringen, topografische kaart, benodigde vergunningen, etc. Pas als een aanvraag ontvankelijk is verklaard, start de aanvraagprocedure Formele stuurgroep binnen het Leader+-programma van belanghebbenden binnen een regio die een gebiedsprogramma opstelt en Leader+ aanvragen beoordeelt Plattelandsontwikkelingsprogramma Programmadocument op basis waarvan EU-gelden worden toegekend Uitvoeringsprogramma als uitwerking van EU-programmakader
Buck Consultants International
Deel 2
Realisatie
SMART
Een project (of delen van een project) is gerealiseerd als het inhoudelijk en financieel is afgerond. De committering van middelen zoals in de beschikking is opgenomen, is slechts een reservering. Op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten en behalen van inhoudelijke doelstellingen wordt uitbetaald Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden
Buck Consultants International
53
Deel 2
Bijlage 2 Kenmerken
Belangrijkste kenmerken Europese projecten 2000-2004 Leader + Doelstelling 2 Doelstelling 2 Doelstelling 5b platteland phasing out
Doelstelling 2 Stedelijke gebieden (Enschede)
Interreg IIIA
Interreg IIIB
Interreg IIIC
ESF (artikel 6)
POP
IAP
TOTAAL
Aantal projecten
39
70
32
14
28
75
7
11
1
222
16
515
Aantal projecten met prov.cofin
35
50
25
12
7
24
7
7
1
86
6
260
90%
71%
78%
86%
25%
32%
PM
64%
38%
38%
6.301.291
513.103.346
% projecten met prov. middelen
Kosten alle EU projecten
PM
-
Totale kosten alle projecten
7.759.425
68.806.644
119.645.542
33.295.987
50.289.953
105.188.314
6.474.001
onduidelijk
782.971 114.559.218
Totale EU-bijdrage
3.237.000
onduidelijk
556.339
36.554.192
2.561.660
141.507.765
299.225
222.632
6.791.982
403.593
32.327.100
782.971
516.033
393.831
996.317
782.971
5.863.000
995.875
15.907
125.041
2.629.112
18.060.212
19.393.409
4.338.967
13.707.125
40.469.749
Totale provinciale bijdrage
854.038
9.638.853
4.939.455
5.389.230
1.882.832
1.905.260
Gemiddelde projectkosten
198.960
982.952
3.738.923
2.378.285
1.796.069
1.402.511
924.857
Grootste project
1.789.760
6.691.146
38.015.821
7.355.500
4.266.124
17.786.100
Onduidelijk
onduidelijk
Kleinste project
12.203
60.506
72.000
62.500
23.234
70.872
onduideiijk
10.000
34%
26%
16%
13%
27%
39%
50%
onduidelijk
71%
32%
41%
8%
14%
5%
16%
4%
onduidelijk
37%
onduidelijk
14%
19%
6%
35
50
25
12
7
24
7
7
1
86
6
260
Totale kosten
5.781.819
53.719.714
89.895.219
28.534.977
30.222.443
43.185.082
6.474.001
Onduidelijk
782.971
36.272.528
2.340.350
297.209.104
Totale EU-bijdrage
1.840.495
13.272.230
11.306.804
3.327.407
6.937.957
12.283.886
3.237.000
Onduidelijk
556.339
12.552.653
940.101
66.254.872
Totale Provinciale bijdrage
854.038
9.638.853
4.939.455
5.389.230
1.882.832
1.905.260
299.225
222.632
6.791.982
403.593
"" 32.327.100
gemiddelde projectkosten
165.195
1.074.394
3.595.809
2.377.915
4.317.492
1.799.378
924.857
onduidelijk
782.971
421.774
390.058
1.584.984
% EU binnen programma % Prov binnen programma
Kosten EU projecten met provinciale cofin Aantal projecten
54
Buck Consultants International
Deel 2
Kenmerken
Leader + Doelstelling 2 Doelstelling 2 Doelstelling 5b platteland phasing out
Doelstelling 2 Stedelijke gebieden (Enschede)
Interreg IIIA
Interreg IIIB
Interreg IIIC
Gemeente Enschede
regio
Provincie Overijssel
Provincie Overijssel
ESF (artikel 6)
POP
IAP
Landschap Overijssel (10)
MKB
Aanvragers meeste projecten ingediend
Stichting Energie-bureau Dianthus (4) Overijssel (3)
Provincie Overijssel (5)
Provincie Overijssel (5)
St. Stimuland Overijssel (2)
Doedens en partner (3)
Regio Twente (5)
regio Ijssel Vecht (2)
gemeente Steenwijkerl and (3)
gemeente Deventer (5)
gemeenten (lead partner)
RPA's
*
(7) Provincie Overijssel (5)
Provincie Overijssel
gemeente Hellendoorn (4)
landkreis
Provincie Overijssel (7)
stichtingen
Waterschap Onderneme Regge&Dink rsveren el (7)
sociale Ver.Natuurm partners onumenten
Euregio
gemeente Hof van Twente (8)
Provincie Overijssel
gemeente Kampen (4)
Regio Twente (5)
Grote projecten Grootste provinciaie bijdragen
Kultuurhus Giethoorn: 332.206 vernieuwing NTFM: 153.500
Recreatief fietspad: 222.894
bedrijvencentr urn hart v. zuid: 567.226
uitbreiding kwaliteitsimp toerisme: 1.135.221
keteninnovatie innovatiestimul innovatiestimule Oost NL: eringsregeling: ringsregeling: 235.715 811.139 874.526
Oosterveld: 750.000
Cultuurcluster Diabetes voet: Roozendaal: 100.00 Environ:
600.413
55
Buck Consultants International
NDIX: 90.000
onduidelijk
onduidelijk
Progress: Marktgericht 106.632 innoveren+: 181.560 Elec. ketenverster king: 75.000
Universiteit Twente
TOTAAL
Deel 2
Kenmerken
Leader +
Doelstelling 2 Doelstelling 2 Doelstelling 5b platteland phasing out
de Rokker: kwaliteitsimpuls 51.059 toerisme:
keteninnovatie Oost NL: 426.650
kwaliteitsimpuls toerisme:
uitbreiding imp toerisme: 643.500
netlab twente: 423.000
bedrijventerrein haardijk: 359.240
Rondweg Heeten: 450.000
kwaliteitsimpul s toerisme: 267.187
527.798
56
Buck Consultants International
Doelstelling 2 Stedelijke gebieden (Enschede)
Interreg IIIA
GEVIP 127.874
732.812 cultuurhistoris che objecten:
113.748
Interreg IIIB
Interreg IIIC
ESF (artikel 6)
POP
IAP
TOTAAL
Deel 2
Bijlage 3
Kenmerken projecten per thema Leader +
maatregel
D2 platteland
mtr 1.1
mtr 2.1
mtr 1.2
D 2 phasing out
Doelstelling 5b
Interreg IIIA
ESF (art 6)
Arbeidsmarkt
mtr 2.1
mtr 2.1
mtr 1.3
mtr 1.3
36.283.628
POP
IAP
TOTAAL
M
technostarters
P
ICT innov.vermogen
€TSK
2.475.130
26.839.482
61.137.551
11.776.104
€ prov
782.971
4.137.893 Onbekend
394.250
3.554.804
4.631.055
1.776.428
556.561
222.632
Gem. projectkosten
165.00
895.000
2.911.000
2.355.000
1.578.000
782.971
maatregel
mtr 1.1
Mtr 1.1
mtr 1.3
mtr 1.3
Mtr 1.3
mtr 1.
163.120
18.745.466
44.429.003
8.429.351
40.774.908
€TSK € prov
591.000
4.328.951
147.761.710
403.593
11.539.323
394.000
1.308.000
K R 93.796.382
27.750
4.643.867
307.190
1.543.492
onbekend
1.878.432
163.000
1.172.000
14.809.000
1.405.000
566.000
957.000
mtr 1.1 mtr 1.2
Mtr 1.2
€TSK
570.415
1.506.796
1.647.598
€ prov
50.590
39.460
54.272
143.000
377.000
329.000
Gem. projectkosten
maatregel
Gem. projectkosten
57
Buck Consultants International
Q T
Mtr 1.1
41.741.223 Onbekend 464.000
45.466.032 144.322 441.000
Deel 2
Leader
maatregel
D2 platteland
mtr 1.1
D 2 phasing out
Doelstelling 5b
Mtr 1.4
mtr 1.4
mtr 1..4
Mtr 2.2
mtr 2.2
mtr 2.2
Interreg IIIA
ESF (art 6)
POP
IAP
TOTAAL
€TSK
1.184.900
13.101.350
9.983.988
13.090.512
32.937.373
€ prov
193.221
1.804.767
691.460
2.091.512
368.157
Gem. projectkosten
132.000
1.092.000
1.426.000
4.364.000
2.745.000
127.000
1.109.000
maatregel
mtr 1.2
Mtr 3.2 3.803.844
9.687.259
49.157.220
Onbekend
2.929.311
73.227.434 5.149.117
Onbekend
mtr 1.1 €TSK € prov
Gem. projectkosten
maatregel
27.499.917
8.166.200
116.719
430.318
72.440
5.500.000
1.167.000
543.000
mtr 1.1
619.477 1.260.000
484.000
mtr 1.4
mtr 1.2 €TSK
17.169
€ (prov) Gem. projectkosten
6.000
€TSK € (prov) Gem. projectkosten
58
maatregel
Mtr 1.4
€TSK
77.350
Buck Consultants International
4.095.000
5.975.816
10.087.985
35.000
31.670
66.670
4.095.000
1.992.000
1.441.000
1.774.000
1.774.000
9.270
9.270
591.000
591.000
10.085.737
314.400
10.477.487
Deel 2
Leader +
D2 platteland
Gem. projectkosten
€TSK € prov
Gem. projectkosten
Doelstelling 5b
Interreg IIIA
POP
IAP
TOTAAL
104.158 655.000
mtr 1.1
551.054
8.151.992
62.731
139.093
276.000
1.019.000
€TSK
128.112
€ prov
6.406 128.112
Gem. projectkosten
ESF (art 6)
27.073 77.350
€ prov
maatregel
D 2 phasing out
10.152.015 onbekend 1.450.000
1.657.941
20.513.002
0
201.824
414.000
977.000
Noten: Veruit de meeste projecten kunnen onder verschillende thema's opgenomen worden. Om een helder overzicht te kunnen geven is ervoor gekozen om elk project bij slechts 1 thema (meest onderscheidende thema) onder te brengen. De programma's Interreg IIIB, Interreg IIIC en Doelstelling 2 steden (Enschede) zijn niet opgenomen in het overzicht omdat onvoldoende informatie bekend is over de type projecten.
59
Buck Consultants International
128.112
Deel 2
Bijlage 4 Lijst van onderzochte projecten diepteanalyse
In het kader van de diepteanalyse zijn telefonische interviews gehouden met indieners, mede-financiers en doelgroepleden van de volgende 60 projecten uit 3 programma's: Doelstelling 2 Platteland 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
Keteninnovatie Oost-Nederland (2002) Demonstratieproject Kleinschalige windturbines (2004) Innovatieve stimuleringsregeling (2003) Biovergistingsinstallatie Rietberg (2004) Kwaliteitsimpuls toerisme (2002) Platform toeristische ondernemers salland (2003) Uitbreiding kwaliteitsimpuls toerisme (2003) Wiek in uutvoering (2003) Herstructurering centrumgebied Olst (2003) Woonzorgcomplex Bentelo (2003) Energiebureau overijssel (2003) Wireless intern Nieuw Heeten (2004) Draadloos ICT-netwerk Broekland (2004) Afdeling Plattelandstoerisme (2002) Opstart manege(2003) Gastenboerderij Spijkvoorde (2003) Landgoederen Ijssellandschap (2003) Recreatieve voorziening Buurse en Witteveen (2003) Aanleg en reconstructie fietspad 331 (2004) Land van Labyrinten (2004) Herstel parkbos landgoed Wijbergen (2004) Plan van aanpak ruraal Twente (2004) Zorgboerderij Klein Exterkate (2002)
Leader + Green bikes (2003) Vernieuwing NFTM (2003) Je leert elkaar kennen in Dalfsen (2004) Polyplasticum (2003) De skulpe multifunctioneel (2003) Kwaliteitstoerisme (2003) De Rokker(2003) Pitch en putt Diepenheim (2004) Erf en land markelo (2003) Winters Giethoorn (2003) Kuierroute Ijhorst (2004) Mommeriete (2004) Vernieuwing NICO Ommen (2004) Vitalisering Kerspel Goor (2004) Electrisch Varen (fase 2) (2002) Markthaalbaarheid Twente Logies (2003)
60
Buck Consultants International
Deel 2
Interreg IIIA 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Ideeencompetitie voor de Duits-Nederlandse Landesgartenschau Gronau-Losser 2003 GmbH (2000) Verkeersconcept Gronau-Losser (2001) Programma grensoverschrijdende infrastructuur voor ruimtelijke informatie NRW-NL (^-Border-GDI, Phase 2n) (2003) Duits-Nederlands adviesoverdrachtbureau voor het MKB (2001) Haalbaarheidsstudie TEAM (2003) NDIX (2003) EUREGIO-Projekt ,,Diabetes voetw (2004) Hamaland-Route (2004) Onderzoek voor de regio's Osnabruckerland en Overijssel-Gelderland op hun geschiktheid voor de vestiging van grote recreatieve complexen (2004) Grensoverschrijdende houtwallenconcept (2003) Water-winning in de,,Slenk van Reutum" (2002) Grensoverschrijdende ontwikkeling en marketing van innovatieve plantaardige producten (GEVIP) (2003) Gekwalificeerde hulpbouwvakker voor de overschrijdende arbeidsmarkt (2001) Femme(2003) Grensoverschrijdende restauratie van cultuurtoeristische objecten in de EUREGIO (2002) Bevordering grensoverschrijdende mobiliteit (2004) Euregionaal Servicecentrum voor de gezondheid (ESG) (2002) Intercultureel leren door gerichte taalbevordering (2003) DIABOLO - Duits-Nederlands jeugdcontacten (2004) Filmspiegel (2001)
Buck Consultants International
61
Deel 2
Bijlage 5 Doelen versus realisatie
1
Doelstelling 2 Platteland
Voortgang committering en realisatie indicatoren Doelstelling 2 Platteland Overijssel per 31 december 2004 compl
besch
real
1.1 Herschikking functies buitengebied Output Aantal ha gebied met gewijzigde of verbeterde functie
1.500
1.778
1.091
Aantal gefacilliteerde sterlocaties
5
13
5
Aantal nieuwe of verbeterde voorzieningen/accommodatles
3
18
7
Resultaat Bruto gecreeerde werkgelegenheid
16
0
0
Behouden werkgelegenheid
48
16
6
940
108
16
12
9
1
88
21
0
38
55
10
2.219
11.800
0
0
0
1.2 Natuur, water- en milieuontwikkeling Output Aantal ha gebied met gewijzigde of verbeterde functie Aantal nieuwe of verbeterde voorzieningen/accommodaties Resultaat Behouden werkgelegenheid
1.3 Ontwikkelen en revitaliseren bed rijfsi oca ties ... Output Aantal ha gebied met gewijzigde of verbeterde functie Aantal m2 nieuw of gerenoveerde bedrijfs- of kantooroppervlakte Aantal facilitaire voorzieningen
3
Resultaat Bruto gecreeerde werkgelegenheid Aantal gevestigde bedrijven
1.069
485
0
38
63
3
81
29
19
4.300
127.800
15.089
1.4 Versterking toeristische infrastructuur Output Aantal nieuwe of verbeterde voorzieningen/accommodaties Aantal m2 nieuwe of vernieuwde oppervlaktes openbare ruimte Resultaat Bruto gecreeerde werkgelegenheid Aantal bezoekers
62
Buck Consultants International
163
4
5
41.000
49.000
34.274
Deel 2
compl
besch
real
400
54
12
Aantal ondernemers dat deelneemt aan milieuprojecten
25
13
18
aantal ondernemers dat deelneemt aan ICT/R&D projecten
30
8
4
Aantal nieuwe ciusters/samenwerkingsverbanden
20
3
2.1 Versterking concurrentiepositie van het bedrijfsleven (MKB) Output Aantal ondernemers dat directe financieel bijstand ontvangt
Aantal promotieactiviteiten
6
8
1
15
7
Aantal deelnemers aan samenwerkingsprojecten
100
21
27
Bruto gecreeerde werkgelegenheid
200
38
99
30
32
0
Aantal ondernemers dat directe financieel bijstand ontvangt
30
83
46
Aantal ondernemers dat deelneemt aan milieuprojecten
20
3
0
10
Resultaat Aantal startende ondernemingen
Aantal innovatieve producten en nieuwe (productie) methoden
1
2.2. Versterking concurrentiepositie toeristisch bedrijfsleven Output
Aantal nieuwe samenwerkingsverbanden Aantal nieuwe promotiestrategieen
5
5
8
10
7
6
15
4
3
100
47
19
25.000
57.043
25.264
19
16
6
93
25
Resultaat Aantal startende ondernemingen Bruto gecreeerde werkgelegenheid 3.1 Human resources Output Aantal ondernemers dat directe financieel bijstand ontvangt Aantal nieuwe clusters/samenwerkingsverbanden Resultaat Bruto gecreeerde werkgelegenheid 3.2 Sociale cohesie en culturele identiteit Output Aantal m2 nieuwe of verbeterde openbare ruimte Aantal nieuwe of verbeterde sociaal-culturele of cultuurhistorische voorzieningen Resultaat Bruto gecreeerde werkgelegenheid
Buck Consultants International
63
Deel 2
Leader* Voortgang commitering en realisatie indicatoren Leader+ Overijssel per 31 december 2004 Compl
Besch
Real
Prioriteit 1: gebiedsgebonden strategieen 1.1 Investeringen Aantal flankerende voorzieningen verbetering arbeidsmarkt Aantal ha nieuwe/herontwikkelde natuurgebieden en bos Aantal m2 nieuwe/hernieuwde oppervlakte openbare ruimte Aantal nieuwe clusters/samenwerkingsverbanden
5,5
0
0
29,5
0
0
18500
6885
5683
6
2
8
Aantal nieuwe/verbeterde cultuurhistorische objecten
23
1
Aantal nieuwe/verbeterde openbare en commerciele voorzieningen
16
3
1,95
35.5
4
2
15
0
0 0
30
Aantal nieuwe/verbeterde toeristische accommodaties en/of routestructuren Aantal projecten dat gericht is op gelijke kansen Aantal projecten gericht op duurzame ontwikkeling
0
16
1
Aantal projecten gericht op verbetering bereikbaarheid van voorzieningen
4
1
Aantal projecten gericht op verhogen van de aanwezigheid en frequence van het OV
5
6
8
28
5
2
33,5
4,2
10,5
0
0
6022,5
0
0
12506
0
0
23
0
0
Aantal projecten ter promotie van toeristische producten en activiteiten Bruto behoud en gecreeerde werkgelegenheid
1
1.2 Overige kosten acties en projecten Aantal flankerende voorzieningen verbetering arbeidsmarkt Aantal ha nieuwe/herontwikkelde natuurgebieden en bos Aantal m2 nieuwe/hernieuwde oppervlakte openbare ruimte Aantal nieuwe/verbeterde cultuurhistorische objecten Aantal nieuwe/verbeterde openbare en commerciele voorzieningen
16
0
0
Aantal nieuwe/verbeterde toeristische accommodaties en/of routestructuren
27,5
0
0
Aantal projecten dat gericht is op gelijke kansen
13,5
0
0
Aantal projecten gericht op duurzame ontwikkeling
14
0
0
Aantal projecten gericht op verbetering bereikbaarheid van voorzieningen
3,5
0
0
Aantal projecten gericht op verhogen van de aanwezigheid en frequence van het OV
5
0
0
28
0
0
33,5
0
0
Aantal activiteiten voor het verzamelen en verspreiden van informatie
18
0
0
Aantal adviezen
18
0
0
Aantal publicaties
15
0
0
Aantal projecten ter promotie van toeristische producten en activiteiten Bruto behoud en gecreeerde werkgelegenheid
Prioriteit 3: netwerkvorming 3.1 Netwerkvorming
Aantai seminars, conferenties en workshops
8
0
0
Aantal studiereizen
16
0
0
Aantal vergadering
24
0
0
64
Buck Consultants International
Deel 2
Interreg IIIA Voortgang commitering en realisatie indicatoren Interreg IIIA Euregio per 31 december 2004 Prioriteit
Indicatoren
Prioriteit 1:
Aantal grensoverschrijdende ruimtelijke studies, concepten, plannen
Ruimtelijke structuur
Aantal in grensoverschrijdende ruimtelijke studies, concepten, plannen voor concrete maatregelen
Prioriteit 2: Verkeer/Mobiliteit, Transport, Verzorging/Telecommunicatie
Prioriteit 3: Economie, technologie en innovatie
Doelstelling Daadwerkelijk bereikt
20
32
Aantal gecree'erde grensoverschrijdende netwerken
5
Aantal deelnemende partners aan beide kanten van de grens in de gecreeerde grensoverschrijdende netwerken
26
Aantal grensoverschrijdende projecten op het gebied van %KLV
Aantal treinverbindingen op het gebied van 'KLV
1
Aantal projecten ter verbetering van de (grensoverschrijdende) verzorgingsinfrastructuur
1
55
439
Aantal deelnemers aan adviesbijeenkomsten over toegangs- en samenwerkingsmogelijkheden met het MKB in het buurland
900
1.080
Aantal concrete aan vragen vanuit het MKB
400
334
15
9
Aantal adviesbijeenkomsten over toegangsen samenwerkingsmogelijkheden met het MKB in het buurland
Aantal grensoverschrijdende branchecontacten
3
8
Aantal deelnemende bedrijfsgebonden bedrijven
30
19
Aantal projecten met technologietransfer in het MKB
10
7
Aantal bedrijfsgebonden projecten
Aantal individuele adviezen van het MKB over toepassingsmogelijkheden van innovatie in het MKB Aantal nieuwe producten/vervaardigingswijzen, die door bedrijven op de markt worderf gebracht
1.500
1.024
25
Aantal concrete projectsamenwerkingsvormen van F&E-inrichtingen in het MKB
400
203
Aantal deelnemende MKB bedrijven
300
183
Aantal ontwikkelde grensoverschrijdende arrangementen
10
54
Aantal activiteiten tentoonstel I i ngen/acti viteiten
20
991
1.000.000
1.153.819
Aantal deelnemers/ bezoekers van activiteiten
Buck Consultants International
65
Deel 2
Indicatoren
Prioriteit
Doelstelling Daadwerkelijk bereikt
Aantal van grensoverschrijdende informatiesystemen Aantal deelnemende instellingen voor grensoverschrijdende informatiesystemen Aantal vanuit de informatiesystemen komende toeristische aanvragen Prioriteit 4: Milieu, natuur en landschap
30
155
50.000
3.900
Aantal ontwikkeide grensoverschrijdende concepten ter verbetering van milieu, natuur en landschap Aantal grensoverschrijdende landschaps- en biotoop verbintenissen Totale oppervlakte (ha) van de grensoverschrijdende landschaps- en biotoopverbintenissen
20
Aantal projecten voor grensoverschrijdende uitwisseling van milieu-informatie Aantal grensoverschrijdende projecten voor een milieubewuste landbouw
Prioriteit 5: Menselijk potentieel
Prioriteit 6: Maatschappelijke integratie
Aantal deelnemende landbouwbedrijven bij projecten voor een milieubewuste landbouw
60
Aantal maatregelen op het gebied van grensoverschrijdende Kwalificerings- en Scholingsprojecten
20
11
Aantal vrouwelijke deelnemers aan grensoverschrijdende Kwalificerings- en Scholingsprojecten
350
215
Aandeel vrouwen binnen de deelnemers aan grensoverschrijdende Kwalificerings- en Scholingsprojecten (%)
20
35,8
Aandeel van de deelnemers met succesvolle afsluiting van het project (%)
50
17,7
Aantal grensoverschrijdend afgestemde Beroepsprofielen en - afsluitingen in vakarbeiderberoepen
10
2
Aantal grensoverschrijdende multimediale scholingsmaterialen
10
6
Aantal grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten op het gebied van gezondheidszorg, rampenbestrijding, reddingsdiensten en politie-samenwerking
10
6
Aantal informatieaanvragen, adviesaanvragen binnen Eures om alledaagse grensproblemen weg te nemen
100.000
55.335
Aantal infbrmatieaanvrageVif adviesaanvragen op het gebied van "gebruikersadvies' om alledaagse grensproblemen weg te nemen
30.000
12.212
Aantal grensoverschrijdende projecten op het gebied van 'Taal' en "politieke scholing' Aantal deelnemende scholen Aantal deelnemende scholieren Aantal deelnemende leraren / leraressen Aantal nieuwe onderwijsmaterialen (o.a. CDROMS)
66
Buck Consultants International
15
92
300
3.452
20
95
8
18
Deel 2
Prioriteit
Indicatoren
Aantal grensoverschrijdende activiteiten op het gebied van 'Cultuur'.
Prioriteit 7:
Doelstelling Daadwerkelijk bereikt 25
159
Aantal deelnemers / bezoekers aan grensoverschrijdende activiteiten op het gebied van "Cultuur'
30.000
125.477
Aantal gecreeerde grensoverschrijdende netwerken
60
70
Aantal deelnemende partners aan beide kanten van de grens in gecreeerde grensoverschrijdende netwerken
240
364
1.000
1.150
Aantal adviezen voor projecttrekkers
Technische bijstand Aantal adviesdagen voor programma- en projectbegeleidende werkgroepen
800
400
Aantal projecten (inclusief P-to-P maatregelen)
130
116
Aantal deelnemende projectpartners
520
843
Aantal gecreeerde netwerken binnen Interreg IIIA
12
12
Aantal partners binnen gecree'erde netwerken Interreg IIIA
300
300
Aantal informatiebijeenkomsten over Interreg IIIA
1.000
1.015
Aantal publicaties over Interreg IIIA Aantal berichten over projecten en het programma in de media Aantal links op de Interreg-websites over de Euregio
30
19
200
84
50.000
28.243
Buck Consultants International
67
Deel 2
Bijlage 6
Resultaten benchmark
Resultaten benchmark beheer Europese programma's in 5 provincies
Friesland
Groningen
Zuid-Holland
Gelderland
Overijssel
Doel van Plattelansprojekten is het verwerven van projecten die bijdragen aan de ontwikkeling van het Friese platteland (in nauwe samenwerking met gemeenten, waterschappen en belangenorganisaties)
Provincie Groningen kent formeel geen Europaloket. Sommige Europese programma's iopen via de provinciale afdelingen, anderen via SNN. Het Samenwerkingsverband NoordNederland (SNN) ontwikkelt gezamenlijk beleid en onderhandelt met het kabinet over zaken die het hele Noorden aangaan. Kerntaak is het versterken van de ruimtelijkeconomische structuur van NoordNederland.
Geen sprake van een provinciaal Europaloket
EU-Programmasecretariaat is verantwoordelijk voor de uitvoering van Europese subsidieprogramma's en een aantal Rijks- en provinciale regelingen die zich richten op het platteland.
Het Europaloket maakt de mogelijkheden van de Europese subsidies inzichtelijk, geeft informatie over de randvoorwaarden en begeleidt bij het indienen van een subsidieaanvraag. Andere taken zijn de beoordeling van aanvragen en monitoring van goedgekeurde projecten en programma's
Doelgroepen
ledereen
Overheden
Overheden
ledereen
ledereen
Focus
Platteland
Platteland
Steden
Platteland
Platteland
Scheiding functies
Scheiding beoordeling (door beleidseenheden) en werving en begeleiding (door eenheid Plattelansprojekten)
Alle taken binnen beleidseenheden/SNN
Alle taken binnen beleidseenheden
Scheiding van taken: projectwerving in de regio door prog ram ma bureaus, beoordeling van aanvragen en
In principe werving en beoordeling door beleids* eenheden en administratieftechnische begeleiding en
DOEL/TAAKOPDRACHT
STRATEGIE
68
Buck Consultants International
Deel 2
Friesland
Groningen
Zuid-Holland
Gelderland
Overijssel
monitoring van alle Europese programma's gecentreerd bij EU Programmasecretariaat.
monitoring van projecten door Europaloket. In de praktijk doet het Europaloket ook aan projectwerving, alsmede aan advisering over het Europaproof maken van provinciaal beleid.
Koppeling EU-programma's met provinciaal beleid?
Ja, via meerjarige gebledsprog ram ma's
Nee, wel inhoudelijke toets of projecten stroken met provinciaal beleid
Nee, wel inhoudelijke toets of projecten stroken met provinciaal beleid
Ja, door jaarlijkse vaststelling Provinciaal Uitvoeringsprogramma (PUP). Provinciaal kader voor afstemming EU subsidies. A.h.v. PUP worden gebiedsprogramma's ontwikkeld.
Ja, voor zover mogelijk is in de programma's een relatie gelegd met het provinciaal beleid. Tijdens de uitvoering inhoudelijke toets of projecten stroken met provinciaal beleid
Primaat bij werving projecten
Regionaal
Provinciaal
Provinciaal, gericht op bestaande projecten en speerpunten.
Regionaal
Provinciaal
Rol provincie
Bottom up
Top down/ bottom up
Top down
Bottom up
Bottom up/top down (eigen aanvragen)
Overkoepelende eenheid voor alle Europese en meest provinciaie projecten
Decentrale uitvoering (gebiedsgericht) plus SNN
Via beleidseenheden
Apart EU-Programmasecretariaat als onderdeel van beleidseenheid REW
Apart Europaloket ais onderdeel van beleidseenheid EMT, dat deel van de Europese programma's beheert
4 (uitvoeringsorganisaties)
Beleidsmatige frontoffices
ORGANISATIE Structuur
Front offices
Loket voor indienen
1
subsidieaanvragen
69
Aantal programma's loopt via Provincie Groningen, andere via SNN.
Buck Consultants International
Deel 2
Friesland
Groningen
Zuld-Holland
Gelderland
Overijssel
Ja
Ja
Nee
Nee/Ja
Afdeling Omgevingsbeleid
Afdeling Gebiedsprogramma's
Alle fondsen centraal bij EU Programma-secretariaat
Andere beleids- afdelingen
Uitvoeringsorganisatie SNN (gevestigd in Groningen) beoordeelt o.a. D2aanvragen. Kompas voor het Noorden, POP en L+ worden door afdeling Programma's en Projecten beheerd en uitgevoerd. Europese fondsen versnipperd over de provinciale organisatie
Nee / ja
eenheid Plattelansprojekten (1 loket)
Afdeling Programma's en Projecten
diverse teams
Projectbureau
Afdeling Programma's en Projecten
Niet structureel, alleen op projectbasis
Niet bekend
Niet bekend
Adviseurs zitten intern bij het EU Programmasecretariaat en dragen zorg voor projectregistratie, technlsche assistentie, financiele monitoring en verantwoording richting Brussel
Adviesbureau Meacon is verantwoordelijk voor de gehele projectregistratie en financiele verslaglegging. Administratie vindt plaats in Heerlen.
335 mln EPD platteland
335 mln EPD platteland
23 mln POP en Leader+
65 mln EPD platteland
60,9 mln EPD platteland
project Friese meren Extern advies
Europaloket
MIDDELEN Toegewezen middelen 20002006
14 mln phasing out
14 mln phasing out
9 mln URBAN (Rotterdam)
9 mln Leader+
9,6 mln Leader+
37 mln POP
37 mln POP
Interreg (aantal mln)
21 mln Eurowerk
3 min IAP
25 mln Leader+
25 mln Leader+
3 mln IAP
17,9 POP
3 mln IAP
3 mln IAP
17,5 mln POP
47,9 Interreg IIIA
35 mln EFRO (Interreg IIIA)
35 mln EFRO (Interreg IIIA)
Totaal:
Totaal: 449 mln (Noord/ Interreg) waarvan ca.
Totaal: 449 mln (Noord / Interreg)
32 mln (+Interreg water projecten)
Waarvan ca. 100 min voor Groningen
100 mln voor Friesland Uitputting
Financiele voortgang ligt - op hoofdlijnen - op schema (Mid term Review Ecorys/NEI)
21,5 mln Interreg IIIA Totaal: Totaal:
Financiele voortgang ligt - op hoofdlijnen - op schema (Mid term Review Ecorys/NEI)
Beperkte omvang van structuurfondsen. Committering ligt redelijk op schema.
Committeringen(t/m2003) 22% EPD platteland 16% Leader+ 47% Eurowerk 60% Interreg IIIA
70
Buck Consultants International
136 mln
137 mln (Gld)
Voor vrijwel alle programma's geldt dat de committeringen op schema liggen, maar de gereaiiseerde uitgaven
Deel 2
Friesland
Groningen
Zuid-Holland
Gelderland
Overijssel
100% POP
achterblijven.
14% IAP Uitgaven blijven achter. RESULTATEN Aantal fte (bij benadering)
21
25
6,2
23
15
Aantal projecten (tym 2004)
640
Onbekend
Enkele tientallen
280
156 (van de 488)
Omzet projecten (beschikt door provincie t/m 2004)
€ 197 mln
Onbekend
Onbekend (geen sprake van
€ 226 mln
€ 212 mln
centrale monitoring)
(zonder POP en Interreg)
(zonder POP en Interreg)
Cofinanciering vanuit
€ 24 mln (12%) t/m 2003
Onbekend
Onbekend
Onbekend
€ 24 mln
€ 28 mln (14%) t/m 2003
Onbekend
Onbekend
€ 74,4 mln
€ 44 mln
Gemiddelde projectkosten
€ 308.000
Onbekend
Onbekend
€ 808.000
€ 911.885
Gemiddelde EU subsidie per project
€ 43.750
Onbekend
Onbekend
€ 266.000
€ 262.000
Aantal projecten per
fte
30
Onbekend
Onbekend
12
10,4
Omzet projecten per
fte
9,4 mln
Onbekend
Onbekend
9,8 min
14,1 mln
provincie Omzet EU middelen (beschikt door provincie t/m
2004)
71
Buck Consultants International
Deel 2
Bijlage 7
Beleidsreconstructie provinciaal beleid
Naam Beleidsdocument
Probleem (aanleiding)
Doelen (SMART geformuleerd)
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
Middelen (beschikbaar budget)
Organisatie
Provinciaal Verkeersen Vervoersplan
Groeiende automobiiiteit, met probleme/i tav verkeersonveiligheid, bereikbaarheid (congestie, OV), milieu en natuur
In 2010 50% minder doden en 40% minder gewonden dan in 1986 Goede ontsluiting via weg, spoor en water Beperking groei automobiiiteit tot max. 40% meer dan in 1986, ten gunste van fiets 30% meer en OV 25% meer Minder auto's in PEHS Gedragsverandering tbv verkeersveiligheid en vervoerswijzekeuze Meer afstemming met andere beleidsvelden
Reizigerskilometers per modaliteit Aantal verkeersdoden en gewonden
Leefbaarheid: grotere verkeersveiligheid via aanpassing van inrichting en infrastructuur, alsmede voorlichting en handhaving; betere routerlng gevaarlijke stoffen ontsnippering bos- en natuurgebieden Bereikbaarheid: verbetering externe bereikbaarheid vergroting interne bereikbaarheid Geleiding mobiliteit Beperking automobiiiteit personen via ROmaatregelen, parkeerbeleid, fiets- en OVvoorzieningen en gedragsbemvioeding Beperking groei vrachtautokiiometers via andere vervoerswijzekeuze en RO-beleld
Totale kosten € 75 mln, waarvan 19 mln nog niet gedekt
Heldere verwachtingen van gemeenten en Rijk
Waterhuishoudingspl an Overijssel 2000+
Ontwikkelingen in wonen, werken recreeren en mobiliteit staan op gespannen
Beveiliging tegen overstroming en wateroverlast Goede drink- en industriewatervoor-ziening
Vergroting veerkracht watersystemen gericht op herstel systemen, verhoglng veiligheid, tegengaan verdroging Verbetering kwaliteit en inrichting van watersystemen via waterbeheer,
Totale kosten tot 2020 circa € 905-1360 mln ten laste van waterschappen, provincie, Rijk, gemeenten,
Expliciete taakverdeling tussen« provincie, andere
72
Buck Consultants International
Deel 2
Naam Beleidsdocument
Milieubeieidsplan Overijssel 2000+
Nota toerisme en recreatie 2000+
73
Probleem (aanleiding)
Doelen (SMART geformuleerd)
voet met kwaliteit van de leefomgeving en provincie meer opgaven vanuit (inter)nationaal beleid
Strategic (uitwerking)
Middelen (beschikbaar budget)
Organisatie
Bijdragen aan omgevingskwaliteit Meer aandacht voor water in allerlei plannen
emissiereductie, verbetering waterbodems en aantrekkelijke inrichting en recreatief medegebruik Stedelijk waterbeheer en beheer waterketen Grondwaterkwantiteitsbeheer
waterleidingsmaatschappij en en particulieren
overheden, partners en doelgroepen
Ontwikkellngen in wonen, werken recreeren en mobiliteit staan op gespannen voet met kwaliteit vart de leefomgeving en provincie meer opgaven vanuit (inter)nationaal beleid
Ontkoppeling economische groei en milieubelastlng Verbeteren kwaliteit leefomgeving Ontwikkeling van duurzame landbouw en recreatie en toerisme Bescherming van kwetsbare gebieden
Ontwikkelen duurzame bedrijvigheld Ontwikkelen duurzame energie en energiebesparing Vermindering milieubelasting van mobiliteit Beheersen arvalproblematlek Verbeteren leefomgeving Saneren en beheren van verontreinigde (water) bode ms Ontwikkelen duurzame landbouw Ontwikkelen duurzame recreatie en toerisme Beschermen van de ecologische hoofdstructuur Verbeteren kwaliteit grond- en oppervlaktewater Beschermen van de drinkwaterwinnlng
Kostenindicatie € 3.8 mln structured en € 2.2 mln incidenteel.
Summiere uitwerking taakverdeiing met gemeenten, Rijk, sectoren en belangenorgani saties
Provincie wil inzetten op de groeiende behoefte aan dag- en verblijfsrecreatie
Thema's: Beleving van natuur en landschap Routegebonden recreatie Steden Waterrecreatie Cultuurtoerisme Verblijfsrecreatie Evenementen Attracties
Accenten: Doen waar je als provincie goed in bent, namelijk het versterken van de beleving van natuur en landschap Kwaliteitsbehoud- en verbetering van de recreatief-toeristische voorzieningen. Versterking van recreatieve samenhang tussen de groene ruimte en steden in Overijssel
Buck Consultants International
Indicatoren
Dekking mede via cofinanciering uit Europese fondsen
Onderzoek, overleg en planontwikkeling. Gebiedsgerichte uitwerking: provincie samen met gemeenten, brancheorganisaties en organisaties uit de natuurlandschaps- en agrarische
sector Ruimtelijke ordening.
Deel 2
Naam Beleidsdocument
Probleem (aanleiding)
Doelen (SMART geformuleerd)
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
Promotie Voor doelen per thema zie bron: Beleidsnota Toerisme en recreatie (2000)
Voortgang begrenzing en realisering PEHS
De PEHS beslaat circa 110.000 ha en dient nog deels te worden begrensd en gerealiseerd
Kwaliteit in sociaaleconomisch beleid 2000-2005
Meerjarig economisch uitvoeringsperspecti ef
74
De economie van Overijssel staat onder druk. De werkloosheid neemt toe en treft Overijssel extra hard.
Buck Consultants International
Toename begrensde oppervlakte voor nieuwe natuur en beheersgebied Realisering EHS
Hectares nieuwe natuur en beheersgebied
Begrenzing gebieden Grond verwerving Natuurbeheer
Verder verbeteren van het * vestigingsklimaat Ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen
Realisatie middels zestal thema's: Bedrijfsomgeving Innovatie en ICT Arbeidsmarkt en scholing Plattelandseconomie Stedelijke economie Economie & milieu
Sterke punten van de drie regie's benutten Investeren in innovatiekracht Verbeteren aansluiting onderwijs op arbeidsmarkt (provincie heeft faciliterende rol) Bedrijfslocatles op het platteland/ Kwaliteitsimpuls agrarlsche sector Samenwerking zorgt voor meerwaarde (vijf grote steden als economische motor) Het juiste bedrijf op de juiste plek
Vijf thema's om hoofddoelstelling te bereiken: Ruimte voor ondernemen Innovatie is broodnodig Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt Kwaliteitsimpuls voor toerisme en recreatie Bereikbaarheid
1A. Bijdragen aan voldoende marktgerichte locaties van voldoende kwaliteit IB. Belemmeringen wegnemen voor bedrijven om te ondernemen 1C. Promoten en versterken van het Overijsselse ondernemingsklimaat en aantrekken van nieuwe bedrijvigheid 2A. Innovatievermogen van (potentieel) stuwende bedrijven vergroten 2B. Professionaliseren van clusters en netwerken 3A. Bevorderen van samenwerking tussen
Vergroten van het innovatieve vermogen van het bedrijfsleven Arbeidsmarkt verder stimuleren In de periode 2004-2007 is jaarlijks de werkgelegenheidsontwikkeling beter dan het landelijke gemiddelde.
Middelen (beschikbaar budget) Recreatieve hoofdstructuur is leidend. Financien. Jaarlijks 4 miljoen gulden (!) voor instandhouding, promotie en productontwikkeling (deel gaat naar GOBT 1,4 miljoen gulden) Onbekend
Organisatie
Indicatie eigendom diverse natuurorganisa ties
Middelen voor 2000-2005: ruim 27 miljoen Euro
Samenwerking met (o.a.) gemeenten, bedrijven, KvK, ondernemersve renigingen, VNO-NCW, Oost NV, Syntens, kennisipstelling en, participatiemaa
Deel 2
Probleem (aanleiding)
Naam Beleidsdocument
Doelen (SMART geformuleerd)
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
Middelen (beschikbaar budget)
arbeidsmarktpartijen en vergroten transparantie arbeidsmarkt 3B. Verbeteren aansluiting onderwijs arbeidsmarkt, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt 4A. Promotie en marketing van recreatief en toeristisch Overijssel 4B. Vergroten innovatief vermogen van ondernemers 4C. Innoveren en verbeteren van de openbare toeristisch-recreatieve infrastructuur 5A. Bevorderen van een goede bereikbaarheid van de steden en bedrijven (terreinen)
Organisatie
tschappijen, arbeidsmarktpa rtijen, GOBT
Koepelplan reconstruct Salland-Twente en drie deelplannen voor Noordoost resp. Zu id west Twente en Salland
Veranderingen in landbouw, o.a. in intensieve veehouderlj, nopen tot oplossing van groot aantal vraagstukken -> Rijk heeft reconstructiewet concentratiegebi eden opgesteld die provincies dienen uit te werken
Totale verbetering kwaliteit van het landelijk gebied via: versterking leefbaarheid, m.n. voorzieningen-niveau versterken sociale cohesie en participatie van bewoners vervangende werkgelegenheid voor agrarieYs economische ontwikkeling innovatie In het Rijkstoetsingskader wordt een groot aantal verschillende doelen geformuleerd
Per gebied worden concrete opgaven geformuleerd
Uit tal van EU-, Rijks-, provinciale en regionale bronnen is circa € 400 mln beschikbaar
Overkoepelende reconstructiecommissie en 3 streekcommissies van belanghebbenden
Beleidskader Welzijn 2001-2004, plus Uitvoeringsprogram ma 2002
Niet geexpliciteerd
Uitgangspunten: Investeren in maatschappelijke betrokkenheid en sociale kwaliteit Samenhang in welzijnsbeleid
Programma's: Opvoeden en opgroeien in Overijssel Maatschappelijke inzet Samenhang in wonen/welzijn/zorg ouderen Vernieuwing en kwaliteit van sociale infrastructuur
Voor 2002-2004 jaarlijks € 2,8 mln budgetsubsidles, € 1,5 mln projectsubsidies en 0,8 mln voor nieuw beleid
Korte beschrijving diverse advies- en ondersteunings organisaties
75
Buck Consultants International
Deel 2
Probleem (aanleiding)
Naam Beleidsdocument
Vreemd eten/ Fremd eten Provinciaal Cultuurbeleid 20012004
Sociale Actie 20052008
76
Herziening beleid nodig ivm veranderende vraag, doelgroepen en leefomgeving fen wens tot *' continue vernieuwing Afnemende veiligheid en sociale samenhang in de steden Wachtlijsten in de jeugdzorg Gebrekklge beschikbaarheid en bereikbaarheid van eerste- en tweedelijnszorg Snelle veranderingen in de landbouw en verdwijnen van sociale en culturele voorzieningen op het
Buck Consultants International
Doelen (SMART geformuleerd) Samenhang in de sociale pijler van provinciaal beleid Versterken van de gebiedsgerichtheid van beleid Effectieve en efficiente advies-,.ondersteunings- en uitvoeringsstructuur In uitvoeringsprogramma indicatie doelen per programma Niet geSxpliciteerd
Hoe ziet de provinciale rol emit bij het oplossen van belangrijke maatschappelijke vraagstukken op sociaal en cultureel gebied en welke doelen worden daarmee nagestreefd? Herkenbaarheid, uitvoeringsgerichtheid en samenwerking met partners vormen de kern. Richten op thema's die kansen bieden voor de aanpak van regionale en bovenlokaie problemen. En een samenhangend sociaal en cultureel beleid neerzetten, waarmee versnippering wordt voorkomen.
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
Middelen (beschikbaar budget)
Organisatie
Idem
Voornemens tav: Veranderende vraag Veranderende doelgroepen Veranderende leefomgeving Continue vernieuwing Culturele infrastructuur
Budget € 2,3 mln voor matching rijksgelden Actieplan Cultuurbereik en Cultuur & School
Korte beschrijvlng betrokken partners
Programma 1: (mede) zorgdragen voor een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland. Bijdragen aan: een goed gespreid en toegerust geheel van sociale en culturele voorzieningen in stad en platteland. behoud en verdere ontwikkeling van historische en kenmerkende waarden in landschap en ruimtelijke inrichting behoud en versterken van sociale verbanden Programma 2: versterken van de maatschappelijke deelname en positie van jongeren Sluitende keten jeugdbeleid-
Provinciale Actie/inzet voor de komende 4 jaar:
Middelen programma's per beleidsterrein, periode 2004-2007: Jeugdzorg: €203.925,Kunst en cultuur: €87.682,Zorg: €17.664.Maatschappelijke ontwikkeling: €21.706,Integratle: €6.650,Totaal: €337.627,FTE: 2.779
Bron: Sociale Actie 2005-2008, provincie Overijssel
Deel 2
Naam Beleidsdocument
Probleem (aanleiding) platteland Scheefgroei in de bevolkingsopbouw, minder jongeren, meer ouderen Weinig woningen voor starters en ouderen in stad en landelijk gebied Gebrekkige aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en de uitval van jongeren uit: het onderwijs, vooral (v)mbo.
77
Buck Consultants International
Doelen (SMART geformuleerd)
Indicatoren
jeugdzorg Bevorderen veiligheid jeugd Volwaardige deelname van jeugdigen aan de samenleving en het voorkomen van uitval Programma 3: versterken van langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en ggz-clienten (de keten wonenzorg-welzijn). Bijdragen aan: voldoende woningen voor ouderen en zorgvragers voldoende en bereikbare zorgvoorzieningen voor ouderen en zorgvragers het vergroten van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participate van ouderen en gehandicapten een stevig fundament van en voor mantelzorgers en vrijwilligers Programma 4: sociaal en vitaal platteland. Bijdragen aan: instandhouden en versterken van basisvoorzieningen op het platteland het behouden van sociale cohesie en vitaliteit structuurversterking nietagrarische bedrljvigheid Stimuleren van een goede samenhang tussen de stedelijke infrastructuur en die van het platteland
Strategic (uitwerking)
Middelen (beschikbaar budget)
Organisatie
Deel 2
Naam Beleidsdocument
Probleem (aanleiding)
Doelen (SMART geformuleerd)
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
Middelen (beschikbaar budget)
Organisatie
Streekplan 2000+
Uitgangspunten voor bundeling van de thema's ruimte, water en milieu tot een plan:
•
1. Visie op Overijssel en het rulmtelijk beleid van het Rijk
Actie 1: via een pilot studie nadere uitwerking geven aan internationale corridors in Oostnederland. samen met met de Overheden en het bedrijfsleven in Nederland en Duitsland. Actie 2: Een programma opstellen voor de netwerkstad Twente opstellen. Zonodig zullen de resultaten leiden tot een partiele herziening van het Streekplan Ad 3. HOOFDLDNEN MET BETREKKING TOT DE INTERNATIONALE POSITIE, DE HOOFDINFRASTRUCTUUR EN DE ONTWIKKELING VAN STEDEN EN DORPEN (RN = Richtingennotitie)
FINANCIERING:
Hoofdlijnen voor de uitvoering van het provinciale beleid:
•
•
78
Inspelen op de ontwikkelingen die voortvloeien uit de internationalisering, de West-Oost corridor en de uitschuifprocessen vanuit de Randstad. Bundelen van • Randvoorwaarden nauw aan scheppen voor extra elkaar economische impulsen verwante voor Twente in combinatie functies en met het verbeteren van de scheiden van milieu- en waterkwaliteit. met elkaar • Versterken van de positie botsende van de steden. functies J • Handhaven van de leef- * Bij ontwikbaarheid op het kelingen van platteland. functies • Bij stedelijke aansluiten ontwikkelingen een bij bestaande grotere nadruk leggen op structuren kwaliteit en op van rood herstructurering. (bebouwing • Versterken van de relatie en infrastrucmet de beleidsvelden tuur) en water en milieu, zowel in groen en bij de stad als in de groene x natuurlijke ruimte. kwaliteiten' • Ontwikkelen en van de beschermen van de omgevlng groene kwaliteiten en het (water, cultureel erfgoed. bodem, • Bieden van perspectieven landschap, aan de landbouw en natuur) en bij scheppen van nieuwe de waarden economische dragers in van cultureel het landelijk gebied. erfgoed • Voorwaarden scheppen
Buck Consultants International
•
2. Grensoverschrijdende samenwerking
versterking van de interprovinciale en internationale samenwerking in het ruimtelijk beleid ^ dg (|nternatlona|e) West. Oost corridor en de (nationale) corridor tussen de Randstad en het Noorden/Noordoosten van het land, via het gebied Zwolle/Kampen, zijn structurerende elementen in het provinciale beleid. De uitbouw van de verkeersinfrastructuur is onderdeel van deze ontwikkeling, met waar mogelijk voorrang voor milieuvriendelijke vervoerwijzen. RN • corridorgebonden ruimtelijke ontwikkelingen worden in de stedelijke gebieden langs de corridor geconcentreerd. RN • vanuit overwegingen van versterking van de stedelijke potenties en het draagvlak voor (boven)regionale functies, bereikbaarheid en mobiliteit en van zuinig omgaan met de * kroonjuwelen vindt geconcentreerde verstedelijking in de steden plaats. RN • versterking van de positie van de stadsgewesten Twente, Zwolle en Stedendriehoek Apeldoorn-DeventerZutphen op het gebied van wonen, werken
De financiering voor alle drie terreinen zal in toenemende mate verlopen via gebiedsgerichte programma's, zowel voor de steden als voor het platteland en de groene ruimte. Er zal steeds vaker sprake zijn van cofinanciering onder andere gecombineerd met Europese middelen. Een en ander biedt de mogelijkheid voor een ontschotte besteding van provinciale middelen. De financiele gevolgen in termen van program makosten voor de provincie zijn beperkt. Voor het milieubeleid en het ruimtelijke beieid zijn investeringen in activiteiten met een grote voorbeeldwerking (bijvoorbeeld In het kader van de ontkoppeling economie en milieu en van ruimtelijk kwaliteit en zuinig ruimtegebruik) gewenst. Voor het waterbeleid verloopt de financiering grotendeels via de huishouding van de waterschappen. De voorgestelde maatregelen
•
versterken van de relatiegerichtheid van de provincie • de provincie kiest bij de uitwerking en uitvoering van haar beleid voor een gebiedsgerichte aanpak, zowel voor stedelijke als plattelandsvraagstukken. • veelzijdig inzetten op de realisatie en bescherming van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur • beter af-
Deel 2
Naam Beleidsdocument
Probleem (aanleiding)
•
• •
(archeologie, historisch landschap, monumenten) Versterken van de ecologische hoofdstructu ur. Sluiten van kringlopen. Bij locatiekeuze en inrichting rekening houden rnet de mogelijkheden van het watersysteem en de beTnvloedlng daarvan.
Doelen (SMART geformuleerd) voor een groter aandeel van het vervoer over water en per spoor en ontmoedigen van nietnoodzakelijk autogebruik en aantrekkelijk maken van het gebruik van fietsen openbaar vervoer.
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
•
•
•
•
• • •
• •
79
Buck Consultants International
en voorzieningen. RN versterking van de positie van het stadsgewest Twente als netwerkstad met internationale uitstraling; versterking van de cruciale nationale schakelfuncties van Zwolle en van de samenhang met Kampen en overige omliggende kernen; stimulering van de Stedendriehoek Apeldoorn-DeventerZutphen als een stedelijk netwerk in wording voor Twente is een bevolkingsontwikkeling gewenst waarbij geen sprake is van een vertrekoverschot van personen ten opzichte van overig Nederland voor West-Overijssel wordt uitgegaan van een voortzetting van het binnenlands vestigingsoverschot het aandeel van de stadsgewesten in de totale bevolking van Overijssel zal - in samenhang met een gunstiger migratieontwikkeling in Twente -tussen 1995 en 2020 met 2% toenemen versterking van de regionale woonfunctie van de steden door middel van het ontwikkelen van nieuwe attractieve wervende woongebieden en door kwaliteitsverhoging van bestaande woongebieden. RN het beleid voor piattelandskernen is gericht op de eigen woningvraag versteviging en verbreding van het draagvlak voor voorzieningen in de steden. RN versterking van de regionale werkfunctie van de steden door het Ontwikkelen van hoogwaardige bedrijfs- en kantoorterreinen. RN verhoging van de kwaliteit van het wonen en de woonomgeving in de steden. RN op grond van hun functie voor een groot omliggend gebied, hun betekenis voor de economische structuur en hun afstand tot de stadsgewesten, zijn Steenwijk en Harden-
Middelen (beschikbaar budget)
Organisatie
(inclusief de eventuele schadevergoed i ngsregel i n gen) maken voor de korte termijn een beperkte verhoging van de waterschapsbegrotlng en dus van de waterschapslasten noodzakelijk. Daartegenover staan besparingen op de lange termijn omdat dure repa ratie-l n vesteri ngen worden voorkomen. Voor het milieubeleid verloopt een relatief groot deel van de financiering via de inzet van rijksmiddelen. Datzelfde geldt voor stedelijke vernieuwing en voor de ontwikkeling van de stedelijke knooppunten/stadsgewest en. Om de ontwikkeling daarvan veilig te stellen is voortzetting van dat rijksbeleid in de Vijfde Nota nodig.
stem men van de regelgeving voor ruimte, water en milieu • een actievere benadering van de consument met inschakeling van organisaties die over uitvoeringscapaciteit beschikken en met consumentenorganisa ties • versterking van de inzet in het kader van het concentratiebeleid voor de vijf steden • veelzijdig inzetten op duurzame bedrijvigheid • versterken van de duurzame
Honorering In het jaar 2000: 4.630.000 gulden uit autonome middelen en 2.870.000 gulden uit IJsselmijgelden. In het jaar 2001: 5. 130.000 gulden uit autonome middelen en
Deel 2
Naam Beleidsdocument
Probleem (aanleidlng)
Doelen (SMART geformuleerd)
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
berg kernen met een streekfunctie. RN de ontwikkelingsmogelijkheden van de overige kernen worden op basis van economische potentie, verzorgingsfunctie en omgevingskwaliteit bepaald. RN goede onderlinge afstemming tussen ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden en de waterhuishouding
HOOFDLIJNEN VOOR DE GROENE RUIMTE
•
een samenhangende en waar mogelijk elkaar versterkende ontwikkeling van bestaande en nieuwe functies 'passend' binnen de groene ruimte • ontwikkelingsmogelijkheden voor een economisch en milieuhygienisch duurzame landbouw. RN • instandhouden, en herstellen en Ontwikkelen van een grote rijkdom aan natuurwaarden (biodiversiteit), geconcentreerd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, met de bijbehorende water- en milieuomstandigheden • versterking van de landschappelijke kwaliteit en bescherming van het cultureel erfgoed. RN • behoud en versterking van het voorzieningenniveau ten aanzien van recreatie en toerisme • goede onderlinge afstemming tussen ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden en de waterhuishouding. RN • instandhouding, herstel en ontwikkeling van bossen en landgoederen • nieuwe bebouwing en grondgebruiksvormen, die niet functioneel zijn gebonden aan het landelijk gebied, zijn daarin in principe niet toelaatbaar. Uitbreiding van nietfunctioneel
80
Buck Consultants International
Middelen (beschikbaar budget) 2.370.000 gulden uit IJsselmijgelden. In het jaar 2002: 7.500.000 gulden autonome middelen In het jaar 2003: 7.500.000 autonome middelen
Organisatie
landbouw vaststellen van het gewenste grond- en oppervlakte waterregime
Deel 2
Naam Beleidsdocument
Probleem (aanleiding)
Doelen (SMART geformuleerd)
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
aan het landelijk gebied gebonden gebruiksvormen wordt tegengegaan voorkomen van de aantasting van de veerkracht van watersystemen en bevorderen van het herstel daarvan
GEBIEDSACCENTEN:
•
•
•
•
•
• •
81
Buck Consultants International
Noordoost-Twente: groter accent op de natuurlijke omstandigheden als leidraad voor toekomstige ontwikkelingen. RN Zuid- en West-Twente: een belangrijk accent op het bieden van ontwikkelingsruimte aan economische functies, met name in de stedenband en West-Twente. Vooral in het gebied zuidelijk van de stedenband ligt een belangrijk accent op natuurlijke omstandigheden als leidraad voor ontwikkeling. RN Noordwest-Overijssel: accent op ontwikkellngen op basis van natuurlijke omstandigheden. RN Dsseldelta: in en rondom Zwolle en Kampen/ Dsselmuiden accent op economische functies. Voor het overige gebied een accent op een ontwikkeling op basis van natuurlijke omstandigheden. RN Noordoost-Overijssel: accent op ontwikkelingsmogelijkheden voor economische functies. RN Vecht-Regge: meer accent op de natuurlijke omstandigheden. RN Salland: accent op het ontwikkelen van economische functies. RN
Middelen (beschikbaar budget)
Organisatie
Deel 2
Naam Beleidsdocument
Probleem (aanleiding)
Doelen (SMART geformuleerd)
Indicatoren
Strategic (uitwerking)
OVERIGE HOOFDLIJNEN:
•
• •
•
•
• •
•
82
Buck Consultants International
beperklng van de groei van de automobiiiteit en bevordering van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer de economische centra in de provincie moeten goed bereikbaar zijn de West-Oost corridor en de corridor naar het noorden moeten zo goed mogelijk benut kunnen worden bestaande Infrastructuur (weg, water, spoor) moet goed bereikbaar blljven en/of verbeteren • verschuiving van wegtransport naar goederenvervoer over rail en water overwegingen van waterkwaiiteit en kwantiteit moeten sterker meewegen in het ruimtelijk beleid. RN de relatie tussen economische groei en milieubelastlng wordt verder doorbroken bij de keuzen voor toekomstig gebruik van de ruimte zullen de mogelijkheden voor een duurzame ontwikkeling optimaal benut moeten worden ter voorkoming van achteruitgang van natuur- en landschapswaarden vindt toepassing van het compensatiebeginsel plaats.
Middelen (beschikbaar budget)
Organisatie
Deel 2
Bijlage 8
Beleidsreconstructie Europese programmakaders
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Doelen
Specifieke subdoelstelllng
EPD Oost Nederland
Overijssel Is volgens de EU een regionaalstimuleringsgebied, waar sociale-economisehe herstructurering plaats moet vinden. Regiospecifleke problemen/ zwaktes volgens de SWOT zijn: Lage arbeidsparticipatiegraad van vrouwen Relatief hoge werkloosheid etc. (Bron: EDP Oost Nederland, 2001, pag.32-35) (Bron: Bureau Bartels, 2003, pag. 1)
Het realiseren van een duurzame en dynamlsche economische en een evenwichtige sociale ontwikkeling gecombineerd met behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden.
1. Verbeteren van het economische en sociale vestigingsklimaat. 2. Versterken van de concurrentiepositie van het bestaande bedrijfsleven. 3. Het ontwikkelen van nieuwe economische activiteiten 4. Het bevorderen van de omschakeling van de agrarische sector. 5. Het verbeteren van de aantrekkelijkheid van het gebied, de natuurlijke en de milieusituatie. 6. Het scheppen van duurzame werkgelegenheid.
3 Programma's: 1. Doelstelling2 platteland 2. Doelsteling 2 phasing out 3. Doelstelling 5b phasing out
83
Buck Consultants International
(Bron: Bureau Bartels, 2003, pag. 7)
Indicatoren
Strategic/ Maatregelen
Middelen (Budget) in Euro's
1. Ruimtelijke ontwikkeling: 1.1. Herschikking functies buitengebled om duurzame ontwikkeling mogelijk te maken 1.2. Natuur-, water- en milieuontwikkeling: attractiever maken, verbeteren en versterken landelijk gebied, natuurlijke omgevlng en de ecologische basis. 1.3. Ontwikkelen en revitaIlseren bedrijfslocaties en versterken fysieke kennisinfrastructuur 1.4. Versterking toeristische infrastructuur 2. Economische ontwikkeling: 2.1. Versterking concurrentiepositie bedrijfsleven (MKB): Industrie, transport,
Gecommitteerd EFRO budget: 1. Ruimtelijke ontwikkeling: 85.442.876 2. Economische ontwikkeling: 34.702.064 3. Sociale cohesle 15.838.160 4. Technische bijstand: 5.576800
Organisati e
D5b: Noord west Overijssel en de Vechtstreek : Provincie Overijssel, Provincie Utrecht
Let wel: Dit zijn totaalcijfers voor heel OostNederland (Bron: Bureau Bartels, 2003, pag.42)
«?•
Deel 2
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Doelen
Specifieke subdoelstelling
7. Het wegnemen van kwalitatieve fricties op de arbeidsmarkt. (Bron: Bureau Bartels, 2003, pag, 7)
Indicatoren
Strategic/ Maatregelen
distribute, logisitiek en zakelijke dienstverlening en agribusiness 2.2. Versterking concurrentiepositie toeristisch bedrijfsleven: Toeristische sector verder professlonaliseren en werkgelegenheidsgroei realiseren. 3. Sociale cohesie: 3.1. Human resources: professionaliseren van HR beleid bedrijfsleven; versterken van samenwerkingsstructuur rond arbeidsmarktproblematiek. 3.2. Versterking sociale cohesie en culturele identitelt: verhogen van sociale attractiviteit om woon- en werkomgeving aantrekkelijker te maken 4. Technische bijstand: 4.1.Technische Bijstand Beheer: Programmamanagement 4.2.Technische Bijstand Overig: Activiteiten en informatievoorziening in het kader van promotieen publiciteitsstrategie. (Bron: EDP Oost Nederland, 2001, pag.46-54)
84
Buck Consultants International
Middelen (Budget) in Euro's
Organisati e
Deel 2
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Doelen
Specifieke subdoelstelling
Doelstelling 2
Stedelijk hart van Enschede kampt met een aantal problemen, o.a. hoog werkloosheidscijfer, lage koopkracht onder bewoners en problemen op gebied van criminaliteit en vervuiling
Realiseren van een duurzame en In sociaalmaatschappelijk opzicht vitale stedelijke samenleving
Drie prioriteiten:
Stedelijke Gebieden
Indicatoren
Strategic/ Maatregelen
Middelen (Budget) in Euro's
Organisati e
€43.994.999
•
Comite van Toezicht
•
Stuurgro ep
•
Gemeent el like program macoordl nator
•
College B&W
1. Het ontwikkelen van duurzame landbouw. 1. Het aantal gehonoreerde experlmenten 2. Het aantal ultgevoerde projecten 3. Het aantal gesubsidieerde projecten. 4. Het aantal omgeschakelde (biologische) bedrijven 5. aantal ha verworven gronden. 6. Het aantal gesubsidieerde samenwerkings-verbanden 2. Verhogen van de kwaliteit van natuur en landschap: 1. Het aantal uitgevoerde projecten 2. Het aantal gesubsidieerde projecten. 3. Het aantal ha verworven en ingericht t.b.v. EHS. 4. Het aantal ha, km, objecten, afgesloten beschikkingen voor NLP. 5. Het aantal nieuwe beheersplannen
1.1 verbeteren fysieke bedrljfsomgeving verbeteren duurzame economische kwaliteit en bereikbaarheid 1.2 versterken bedrijfsleven en stimuleren ondernemerschap 2.1 stedeiijke uitstraling en informatie en netwerken 2.2 verbeteren werking arbeidsmarkt 2.3 lokale betrokkenheid, milieu en veiligheid sociaal-economische activering 1. Het ontwikkelen van duurzame landbouw: Herstructurering landbouwgronden; Ontwikkeling nieuwe producten en teelten; optimale samenwerking cree"ren tussen primaire agrarische bedrijven; structuurverbetering binnen de landbouw. 2. Verhogen van de kwaliteit van natuur en landschap: Versterking cultuurhistorische waarden; Ecologische Hoofdstructuur (EHS) realiseren; effecten van milleubelasting reduceren; realisatie Nationaal Landschapspatroon (NLP); vergroten omvang en
1. stedelijke economische omgeving 2. bevorderen bedrijvigheid 3. versterking sociaalCuUf IUI 1 HoLI 1C
potentieel
Plattelandontwikkelingsplan (POP)
85
1. de landbouw zal zich aan moeten passen aan maatschappelijke eisen en moeten voldoen aan milieu, natuur en landschappelijke randvoorwaarden. Herstructurering van sectoren is in sommige gevallen noodzakelijk om de duurzaamheid van de sector te garanderen 2. een hogere kwaliteit en kwantiteit van natuur en landschap is gewenst 3. vanuit de gedachte van de 'watersysteembenaderin g' zijn veranderingen gericht op waterconservering en
Buck Consultants International
1. De herstructurering van de agrarische sector met als doel deze sector gereed te maken voor de toekomst. 2. Het creeren van nieuwe impulsen op het platteland, mede om het meer aantrekkelijk te maken voor stedelijke en rurale bewoners. (Bron: POP Nederland, 2001, pag. 6)
1. Het ontwikkelen van duurzame landbouw. 2. Verhogen van de kwaliteit van natuur en landschap. 3. Omschakelen naar duurzaam waterbeheer. 4. Bevorderen van diversificatie van economische dragers. 5. Bevorderen van recreatie en toerisme 6. Bevorderen van de leefbaarheid. (Bron: POP Nederland, 200, pag.6)
Communau taire bijdrage Overijssel: 9.700.000
«-
Deel 2
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
veiligheid van onze watersystemen noodzakelijk. (Bron: POP Nederland, 2001, pag. 67)
86
Buck Consultants International
Doelen
Specifieke subdoelstelling
Indicatoren
voor bos op argrarische bedrijven, aantal gesubsidieerde bedrijven. 3. Omschakelen naar duurzaam waterbeheer: 1. Aantal uitgevoerde maatregelen in kader van waterbeheersing. 2. Het aantal gesubsidieerde projecten met oog op waterconservering. 3. Het aantal projecten t.b.v. vorming zoetwatervoorraden. 4. Het aantal projecten met het oog op water-pel I beheer. 5. Het aantal projecten met het oog op water-kwaliteitsbeheer. 6. Het aantal projecten voor verbetering kwaliteit oppervlaktewater. 4. Bevorderen van diversificatie van economische dragers: 1. Het aantai gesubsidieerde bedrijven met andere agrarisch georienteerde activiteiten. 2. Het aantal bedrijven met afgesloten overeenkomsten voor beheer van natuur en landschap. 3. Het aantal zorgboerderijen. 4. Het aantal bedrijven met ambachtelijke/ natuurgerichte recreatieve activiteiten 5. Bevorderen van recreatie en toerisme: 1. Het aantal goed§ekeurde aanvragen. 6. Bevorderen van de leefbaarheid: 1. Het aantal gesubsidieerde projeccten tot ondersteuning van basisniveau voorzieningen.
Strategic/ Maatregeien
kwaliteit bosareaal. 3. Omschakelen naar duurzaam waterbeheer: Tegengaan van verdroging van natuur- en landbouwgebieden; het bevorderen van de aanwezigheid van zoetwatervoorraden d.m.v. waterconservering; het verbeteren van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. 4. Bevorderen van diversificatie van economische dragers: Verbreding agrarische bedrijfsvoering ; bevorderen van het beheer van natuur en landschap door agrarische bedrijven; creeren nieuwe werkgelegenheid op het platteland. 5. Bevorderen van recreatie en toerisme: Verbeteren van de toerlstisch recreatieve infrastructuur; het bevorderen van toeristische activiteiten in combinatie met agrarische bedrijfsvoering. 6. Bevorderen van de leefbaarheid: Op peil houden van het voorzieningenniveau; culturele identiteit en
Middelen (Budget) in Euro's
Organisati e
Deel 2
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Doelen
Specifieke subdoelstelling
Indicatoren
Strategic/ Maatregelen
2. Het aantal herstelde cultuurhistorische objecten. 3. Het aantal gesubsidieerde verkeersplannen. 4. Het aantal projecten ter verbetering van de verkeersveiligheid. (Bron: POP Nederland, 200, pag.88-
streekeigenheid behouden. (Bron: POP Nederland, 2001)
Middelen (Budget) in Euro's
101) Innovatieve Arties Programma
De provincie moet de kieiner wordende traditionele economische activiteiten aanvullen met meer innoverendeen kennisgedreven activiteiten. (Bron: Innovative Actions Overijssel, 2002, pag.3)
87
Buck Consultants International
1. Het verbeteren van innovatiecapaciteit en prestaties van het MKB In Overijssel. 2. Het steunen van kennisintensieve starters om zo het aantal succesvoile starters te vergroten. 3. Het versterken van de concurrentiepositie van Twente, als ICT cluster met als gevolg spin-off efferten naar de rest van de provincie. (Bron: Innovative Actions Overijssel, 2002, pag.3)
1. Bewustwording innovatie/ vergrote capaciteit innovatie: 1. Drie jaarlijkse projecten gericht op niet-innoverende bedrijven. 2. Meer intensleve Individuele steun voor 300 MKB-ers t.b.v. innovatie. 3. Vier cluster- en netwerkprojecten waarbij 400 MBK-ers bij zijn betrokken, resulterend in 160 succesvolle deelnames. 2. Het steunen van kennisintensieve starters: 1. Twee (sub)-regionale projecten m.b.t het stimuleren van starters, beginnende bij beroepsopleidingen. 2. Twee (sub)-regionale projerten waarin startende ondernemers worden geholpen bij de groei en ontwikkeling van hun bedrijf. 3. De ontwikkeling van Twente Knowledge Park. 3. Het versterken van de ICT sector, om d.m.v. spin-offs regionale groei te creeYen: 1. Een ICT clustering project waarin 10 ICT bedrijven gellnked zijn. 2. Drie experimenten waarin 20 ICT bedrijven gelinked worden aan andere sectoren waarin opkomende
1. Bewustwording Innovatie/ vergrote capaciteit innovatie: Activiteiten ondernemen om een grote bewustwording te creeren; het stimuleren van clustering en netwerken van bedrijven; het verbeteren van de toegankelijkheid van technologie en kennis voor MKB; Investeren in technologische infrastructuur voor het bedrijfsleven 2. Het steunen van kennisintensieve starters: Meer aandacht voor het stimuleren van entrepreneurs op beroepsopleidingen; ondernemers meer steunen bij de ontwikkeling van hun onderneming, van begin tot eind 3. Het versterken van de ICT sector, om d.m.v. spin-offs regionale groei te cree"ren: ICT clustering door netwerken aan elkaar te linken; ICT beter
1. Bewustwording innovatie/ vergrote capaciteit innovatie: EFRO bijdage: 1.585.000 Private sector: 675.000 Publieke sector: 910.000. 2. Het steunen van kennisintensieve starters: EFRO bijdrage: 1200.000 Private sector: 600.000 Publieke sector: 600.000 3. Het versterken van de ICT sector, om d.m.v. spinoffs regionale groei te creeren: EFRO bijdrage: ?? Private sector:
Organisati e
Deel 2
Naam beieidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Leader +
88
Doelen
Deelgebied 1 Noordwest Overijssel: Het LEADER+programma wil, In aigemene zin, de levenskwaliteit van gebieden verbeteren en de waarde van economische, culturele en natuurlijke hulpbronnen
Buck Consultants International
Specifieke subdoelstelling
Indicatoren
Strategic/ Maatregelen
Middelen (Budget) in Euro's
technologiee'n aanwezig zijn. 3. Een project waarin 40 MKB-ers worden gestimuleerd om op een hoger level ICT oplosslngen te hanteren in hun bedrijfsvoering. 4. Een project om minimaal 15 nieuwe starters van de grond te krijgen. 5. Twee projecten ter bevordering van het aanboren van nieuwe markten. 4. Internatlonaal netwerken: 1. Twee internationale projecten waarin de relatie tussen Overijssel Regional Innovation System en andere Europese regie's en netwerken wordt versterkt. 5. Technische bijstand: 1. Effectieve communicatie en PR. 2. Duidelijke management-, controleen financiele structuur voor het algeheie programma. (Bron: Innovative Actions Overijssel, 2002, pag 11-20)
introduceren bij het bedrijfsleven, zodat ICT een drijvende kracht voor innovatie kan zijn; steunen van nieuwe ICT-gerelateerde activiteiten 4. Internationaal netwerken: Ontwikkelen van nieuwe internationale contacten in relatie tot de eerder genoemde doelstellingen. 5. Technische bijstand: Implementatie van een management- en controlesysteem
Publieke sector: ?? 4. Internationaal netwerken: EFRO bijdrage: 65.000 Private sector:
(Bron: Innovative Actions Overijssei, 2002, pag. 11-20)
Publieke sector: 150.000
Publieke sector: 65.000 5. Technische bijstand: ERDF bijdrage: 150.000 Private sector:
(Bron: Innovative Actions Overijssel, 2002, pag. 28)
Deelgebied 1 Noordwest Overijssel: 1. Imago van en in het gebied versterken 2. Openheid brengen (intermenselijk) Deelgebied 2 Noordoost Overijssel:
Deelgebied 3 Zuid - Twente:
Organisati e
Deel 2
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Doelen
versterken. Deelgebied 2 Noordoost Overijssel: 1. Verbetering van de levenskwaliteit van gebieden.Het verbeteren van de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voorzieningen zoals werk, scholen, gezondheidszorg en openbare diensten en het creSren van hoogwaardige werkgelegenheid. 2. Versterking van de waarde van natuurlijke en culturele hulpbronnen. Versterken van natuurlijke en cultuurhistorische landschapswaarden gericht op het toeristische en de recreatieve mogelijkheden van het gebied. Deelgebied 3 Zuid Twente: 1. Verbetering van de levenskwaliteit in de plattelands-
89
Buck Consultants International
Specifieke subdoelstelling
Indicatoren
Strategic/ Maatregelen
1. versterken en verdiepen van de fysieke, sociale en economische identiteit van het gebied. 2. Versterken van de cultuurhistorische identiteit en het toerisme in het gebied 3. Versterken van de gemeenschapszln ('noaberschap') in het gebied
Middelen (Budget) in Euro's
Organisati e
Deel 2
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Doelen
Specifieke subdoelstelling
Indicatoren
Strategic/ Maatregelen
Middelen (Budget) in Euro's
Prioriteit 1: Ruimtelijke structuur
Prioriteit 1: 1. Opheffen van bottlenecks en knelpunten ter optimalisatie van de infrastructuur. 2. Aantal gecreerde grensoverschrijdende netwerken met participerende partners.
Prioriteit 1 -> maatregel 1.1: Grensoverschrijdende gemtegreerde ruimtelijke/ functionele ontwikkeling. maatregel 1.2: Verkeer/ mobiliteit, transport, nutsvoorzieningen/ telecommunicatie
Prioriteit 1: EFRO bijdrage: 4.200.000 Private sector: ~ Publieke sector: 7.800.000
gebieden 2. Verbetering van de natuurlijke en culturele hulpbronnen Interreg IIIA (EUREGIO)
90
Om de economische ontwikkeling en de samenwerking in de grensregio's tussen buurlanden te stimuleren is de Europese Unie dit speciale programma gestart. •
Buck Consultants International
Het stimuleren van de grensoverschrljden de samenwerking, de economische en sociale cohesie binnen de Europese Unie te versterken. De activiteiten moeten met name bijdragen tot: het creeren en beschermen van arbeidsplaatsen, het verbeteren van de concurrentiepositie van de betreffende gebieden, de introductie van een beleid voor duurzame ontwikkeling en het bevorderen van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. (INTERREG IIIA, 2000-2006)
Prioriteit 2: Economie, technologie en innovatie Prioriteit 3: Milieu, natuur en landschap Prioriteit 4: Menselijk potentieel Prioriteit 5: Maatschappelijke integratie Prioriteit 6: Technische bijstand (INTERREG IIIA, 2000-2006, pag. 4871)
Prioriteit 2: 1. Aantal informatie-bijeenkomsten en seminars/adviezen inzake toegangs- en vestigingsmogelijkheden/samenwerki ngsmogelijkheden voor het MKB in het buurland. 2. Aantal concrete samenwerkingsprojecten van instellingen voor onderzoek en ontwikkeling en het MKB. 3. Aantal gecreeerde grensoverschrijdende toeristisch arrangement en aanbiedingsvormen. Prioriteit 3: 1. Aantal grens-overschrijdende concepten/ netwerken voor het verbeteren van milieu, natuur en landschap. 2. Aantal projecten/ netwerken waarin sprake is van een grootschalige grens-overschrijdende uitwisseling van milieuinformatie.
Prioriteit 2 -> maatregel 2.1: Samenwerking van MKB/ grensoverschrijdende markt maatregel 2.2: technologieontwikkeling en -transfer Maatregel 2.3: Recreatie en toerisme Prioriteit 3 -> maatregel 3.1: Milieu, natuur en landschap maatregel 3.2: Landbouw Prioriteit 4 -> maatregel 4.1: Ontwikkeling van de arbeidsmarkt/ mobiliteit van de werknemers/ grensoverschrijdende netwerken in kwallficatie, beroeps-opleiding en
Prioriteit 2: EFRO bijdrage: 24.401.935 Private sector: 5.422.652 Publieke sector: 24.401.935 Prioriteit 3: EFRO bijdrage: 2.400.000 Private sector: 240.000 Publieke sector: 2.160.000 Prioriteit 4: EFRO bijdrage: 16.800.000 Private sector: 4.200.000 Publieke sector: 8.400.000
Organisati e
Deel 2
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Doelen
Specifieke subdoelstelllng
Indicatoren
Prioriteit 4: 1. Aantal maatregelen en (vrouwelijke) deelnemers aan grensoverschrijdende kwaliflcatie- en scholings-projecten. 2. Aantal net-werken op het gebied van kwaliflcatie, beroeps-opleiding en werkgelegenheid. Prioriteit 5: 1. Aantal grens-overschrijdende samenwerkings-projecten, netwerken en deelnemende organisaties, instellingen, instanties op het gebied van "gezondheidszorg", "rampenbestrijding", WGGD", "samenwerking tussen politiekorpsen". 2. Aantal grens-overschrijdende artivlteiten, netwerken, deelnemende organi-saties, Instellingen, instanties en deelnemers/ bezoekers op het gebied van cultuur, cultuur-historisch erfgoed. Prioriteit 6: 1. Aantal adviesbijeenkomsten van programma- en projertbegeleidende werkgroepen met vertegenwoordigers van regionale en lokale overheden, economische en sociale partners en andere rele-vante instellingen. 2. Aantal projerten en betrokken project-partners. (INTERREG IIIA, 2000-2006, pag. 48-71)
91
Buck Consultants International
Strategic/ Maatregelen
Middelen (Budget) in Euro's
werkgelegenheid
Prioriteit 5: EFRO bijdrage: 4.600.000 Private sector: 920.000 Publieke sector: 3.680.000
Prioriteit 5 -» maatregel 5.1: Sociale netwerken/ oplossen van alledaagse grensproblemen maatregel 5.2: Cultuur, cultuur-historisch erfgoed en vorming Prioriteit 6 -» maatregel 6.1: Programmamanagement INTERREG IIIA. maatregel 6.2: Rapportage, controle, evaluatie, promotie en publiciteit (INTERREG IIIA, 2000-2006, pag. 48-71)
Prioriteit 6: EFRO bijdrage: 3.924.713 Private sector: Publieke sector: 4.404.049 (INTERREG IIIA, 2000-2006, pag. 84)
Organisati e
Deel 2
Naam beleidsdocument
Probleem (Aanleiding)
Doelen
ESF Nederland
1. Hoog aantal moeiiijk op te vullen vacatures vs. Lage officiele werkloosheid.
Nationale doelstelling: 1. Steunen van arties gericht op verzorgen van training en loopbaanmogelijkhe den voor werklozen, jongeren en ouderen.
2. Overschot aan laaggeschoolden en allochtonen die werkloos en/of werkzoekend zijn. 3. Lage arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen.
(European Commission, •-)\ (http://europa.eu.int/esf )/
2. Werknemers ondersteunen en trainen om de juiste vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn voor veranderingen in technologie en produrtiewijze.
Specifieke subdoelstelling
Regionale doelstelling: 1. Doelstelling 2: Het opieiden/ trainen van werkzoekenden en/ of (her-)intreders, om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. 2. Doelstelling 5b: Het opieiden/ trainen van werkzoekenden en/ of (her)intreders voor de rurale economie.
(European Commission, ...)
05-132
92
Buck Consultants International
Indicatoren
Strategic/ Maatregelen
1. Het aanbieden van herintredemogelijkheden voor werklozen en zoekenden. 2. Het scholen/ opieiden van werknemers die geen opleiding hebben gevolgd. 3. Voorlichting geven ter preventie van voortijdige schoolverlaters. 4. Het aanbieden en verzorgen van voldoende onderwijsmogelijkheden, waardoor iedereen met een diploma op zak de arbeidsmarkt kan opzoeken. 5. Versterking beroepsbegeleidende werking. (Pas-) afgestudeerden steunen wanneer zij op zoek gaan naar een geschikte baan.
Middelen (Budget) in Euro's
Organisati e
Deel 2
Bijlage 9 Analyse- en beoordelingskader
Het analysekader van de beleidsevaluatie is weergegeven in figuur 1. Een beleidsevaluatie besteedt over het algemeen aandacht aan de achtergronden en doelen van het beleid, de strategic om deze doelen te realiseren en de resultaten en impact van de uitgevoerde activiteiten. Het bovenste gedeelte van het figuur schetst de aspecten die in het ex-post gedeelte van de evaluatie aandacht moeten krijgen. Het onderste deel betreft de terugkoppeling van de ervaringen uit het verleden en eventuele nieuwe aandachtsvelden en prioriteiten (van EU, Rijk, provincie en/of doelgroepen) naar de consequenties voor de doelstellingen, opzet en organisatie van het toekomstige Structuurfondsenprogramma.
Ex-post Efficiency
Kosteneffectiviteit
Ex-ante: input investering sagenda 2007-2013
Figuur 1: analysekader
Het onderzoek is gestart met een korte beleidsreconstructie van provinciale nota's en EUprogrammakaders, waarin is gekeken of de context-/probleemanalyse, doelformulering, strategie en ingezette middelen logisch en consistent op elkaar aansluiten (zgn. doel-middelen congruentie). Als tweede stap zijn de beschikbare monitoringgegevens en evaluatieresultaten geanalyseerd, zodat een breed overzicht ontstaat van de belangrijkste kenmerken van alle programma's en projecten die met provinciale en EU-middelen zijn uitgevoerd. Daarnaast is apart aandacht besteed aan de throughput, m.n. de meerwaarde van het Europaloket. Dit loket functioneert niet in een vacuum, maar binnen een keten van betrokkenen, zoals initiatiefnemers, provinciaal apparaat, co-financiers, bestuurlijk en politick, etc. In dit krachtenveld is enerzijds gekeken naar de taakopdracht, inbedding, aansturing, werkprocessen, communicatie, e.d. van het Europaloket en anderzijds naar de tevredenheid, eventuele knelpunten en verbetermogelijkheden vanuit het perspectief van de klanten.
Buck Consultants International
93
Deel 2
Afbakening onderzoek De "breedte'-analyse geeft inzicht in input en output en deels in throughput en resultaten, maar nauwelijks tot niet in de nagestreefde maatschappelijke effecten (outcome). Om deze in beeld te brengen is een verdiepingsslag gemaakt. Omdat het niet mogelijk noch noodzakelijk was om alle projecten te evalueren, is het onderzoek afgebakend, zodat de evaluatie behapbaar blijft, maar wel de gewenste informatie oplevert. De Commissie Beleidsevaluatie heeft besloten de volgende afbakening toe te passen:
60% Ei
novatie
40%
a's
Voor deze drie programma's is gekozen omdat: • Doelstelling 2 platteland: Overijssel richt haar beleid op plattelandsontwikkeling, het is een groot programma, het beheer zit intern bij Europaloket en het programma is in lijn met prioriteiten zoals genoemd in position paper Oost-Nederland 16 • Leader +: Programma is integraal en kent een bottom-up aanpak, gericht op innovatie, eveneens in lijn met prioriteiten zoals genoemd in position paper Oost-Nederland en het Europaloket beheert het programma intern. • Interreg IIIA: Focus op grensoverschrijdende en internationale samenwerking en in lijn met prioriteiten zoals genoemd in position paper Oost-Nederland. Beleidskader onderzoek Vigerend provinciaal beleid 2000-2004:
• Op basis van programmabegrotingen en jaarverslagen 2000-2004 zijn de achterliggende beleidsnota's geTdentificeerd. • Binnen het provinciaal beleid worden de volgende beleidsterreinen onderscheiden: • Algemeen bestuur • Openbare orde en veiligheid » Verkeer en vervoer • Waterhuishouding • Milieubeheer • Recreatie en natuur • Economische en agrarische aangelegenheden • Welzijn, onderwijs, cultuur en zorg • Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting 16
Het position paper Oost Nederland benoemt 6 prioriteiten: Kenniseconomie en innovatie, Landbouw en agribusiness, Mobiliteit, Leefomgeving en risicopreventie, Sociale vitaliteit en leefbaarheid, Internationale samenwerking.
94
Buck Consultants International
Deel 2
Europese programmakaders.
De volgende Europese programma's zijn bestudeerd: • EPD Oost: Doelstelling 2 phasing out, Doelstelling 5b phasing out, Doelstelling 2 platteland • Doelstelling 2 stad • Leader* • Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) • Interreg IIIA • Interreg IIIB • Interreg IIIC • Europees Sociaal Fonds (ESF) • Innovatieve Acties Programma (IAP) Onderzoeksmethodiek
Bij de evaluatie is de volgende combinatie van verschillende methoden / informatiebronnen toegepast: • Analyse van schriftelijke informatie over vigerend beleid, programmakaders, eerdere evaluates, etc. • Analyse van monitoringinformatie van de verschillende programma's (feiten en cijfers over projecten, bedragen, aanvragers, doelgroepen, etc.) • Analyse van taakopdracht, administratieve organisatie, werkprocessen, etc. van het Europaloket, aangevuld met interview met Hoofd van het loket • Analyse van dossiers van de tijdens de diepteanalyse bestudeerde projecten • Telefonische interviews van aanvragers, medefinanciers en doelgroepen van de bestudeerde projecten • Diverse discussies met de Commissie Beleidsevaluatie over resultaten en toekomstperspectief.
Buck Consultants International
95