KONINKLIJK BESLUIT VAN 5 DECEMBER 1991 TOT BEPALING VAN DE RECHTSPLEGING IN KORT GEDING VOOR DE RAAD VAN STATE. (B.S. 14/01/1992, p. 564)
Door het coördinatiebureau geconsolideerde tekst, toepasselijk vanaf 01/06/2007
Lijst van de artikelen die gewijzigd worden met inwerkingtreding op 01/06/2007 De artikelen 1, 2, 4, 5, 7 tot 12, 14, 15quater, 16, 18, 20 tot 26, 29, 30, 33 tot 35, 38, 39, 41 en 42.
Lijst van de wijzigende akten
1. K.B. 19/12/1996 (B.S. 01/02/1997, p. 1876; erratum, B.S. 29/05/1997, p. 14130) 2. K.B. 17/02/1997 (B.S. 27/02/1997, p. 4134) 3. K.B. 26/06/2000 (B.S. 15/07/2000, p. 24791) 4. K.B. 25/04/2007 (B.S. 30/04/2007, p. 22969)art. 58 tot 89 en 100 tot 102
Consolidatiemethode 1. Elke wijziging wordt aangegeven tussen vierkante haakjes; een voetnoot geeft achtereenvolgens het voorwerp van de wijziging aan, de wijzigende akte, het wijzigend artikel, de datum van inwerkingtreding ervan en eventueel de bepalingen met betrekking tot het temporeel toepassingsgebied. 3. Met het oog op een eenvormige voorstelling van de geconsolideerde tekst werden de volgende regels toegepast, ongeacht de vorm waarin de teksten gepubliceerd werden in het Belgisch Staatsblad : a) “Artikel” wordt “Art.” behalve bij artikel 1; b) iedere indeling van de artikelen wordt weergegeven in vette druk. De woorden “titel” en “hoofdstuk” zijn altijd in hoofdletters geschreven met het nummer in romeinse cijfers zoals in de bekendgemaakte tekst. c) de leden van een artikel worden altijd gescheiden door een blanco-regel.
Geconsolideerde tekst (volgende pagina)
2 TITEL I. Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1/ de gecoördineerde wetten : de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; 2/ de algemene procedureregeling : het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging [voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State] 1; 3/ de voorzitter : de voorzitter van de bevoegde kamer of de staatsraad die door de voorzitter is aangewezen om hem te vervangen; 4/ de verwerende partij : de administratieve overheid waarvan de akte of het reglement uitgaat waarvan de schorsing wordt gevorderd; 5/ de tussenkomende partij : degene die belang heeft bij de beslechting van de zaak en die gevorderd heeft te mogen tussenkomen; [6/ het enig verzoekschrift: het verzoekschrift dat zowel een vordering tot schorsing als een beroep tot nietigverklaring bevat.] 2
[Art. 2. Onder voorbehoud van artikel 3 van dit besluit, is artikel 84 van het algemene procedurereglement van toepassing op alle procedures in het administratief kort geding.] 3
Art. 3. § 1.De mededelingen, oproepingen en kennisgevingen gericht aan de partijen of aan de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak kunnen per bode geschieden, tegen ontvangbewijs. In geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kunnen zij eveneens met een faxapparaat geschieden. § 2. De verwerende partij kan het administratief dossier en haar nota met opmerkingen per bode bezorgen, tegen ontvangbewijs. Art. 4. [Artikel 27 van de algemene procedureregeling is van toepassing op de terechtzitting.] 4 Alle partijen moeten verschijnen of vertegenwoordigd zijn. Wanneer de eiser noch verschijnt noch vertegenwoordigd is, wordt de vordering tot toekenning van de schorsing, van de dwangsom of van voorlopige maatregelen afgewezen. Hetzelfde geldt voor 1
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 58, 1/; iwt. 01/06/2007.
2
6/ toegevoegd bij K.B. 25/04/2007, art. 58 ,2/; iwt. 01/06/2007.
3
Art. 2 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 59; iwt. 01/06/2007.
4
Lid vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 60; iwt. 01/06/2007.
3 de vordering tot intrekking of tot wijziging van het arrest dat een schorsing, een dwangsom of voorlopige maatregelen heeft bevolen. De andere partijen die niet verschijnen of niet vertegenwoordigd zijn, worden geacht in te stemmen met de vordering. De voorzitter of een staatsraad, naargelang van het geval, breng verslag uit over de zaak. De auditeur stelt de vragen die nodig zijn voor zijn advies. De partijen en hun advocaat dragen hun opmerkingen mondeling voor. Aan het einde van de debatten wordt de auditeur gehoord in zijn advies. Indien hij evenwel nieuwe gegevens wenst aan te brengen, deelt hij die mede; de partijen worden daarna over die gegevens gehoord, en vervolgens de auditeur in zijn advies. De voorzitter verklaart de debatten voor gesloten en neemt de zaak in beraad.
Art. 5. Het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vorderingen waarop dit besluit van toepassing is, wordt [onverwijld ter kennis gebracht van de partijen alsook van hen die belang hebben bij de beslechting van de zaak] 5 De artikelen [34]
6
tot 37 van de algemene procedureregeling zijn mede van toepassing op het
arrest.
Art. 6. [...] 7 [Art. 7. Artikel 3quater van de algemene procedureregeling is van overeenkomstige toepassing op de vordering tot schorsing.] 8
5
Woorden vervangen bij K.B. 19/12/1996, art. 1; iwt. 01/04/1997.
6
Artikelnummer vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 61; iwt. 01/06/2007.
7
Art. 6 opgeheven bij K.B. 17/02/1997, art. 7; iwt. 01/04/1997.
8
Art. 7 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 62; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
4 TITEL II. Schorsing
HOOFDSTUK I. Instellen van de vordering en tussenkomst
[Art. 8. Het enig verzoekschrift bevat, naast de vermeldingen die worden opgesomd in artikel 2 van de algemene procedureregeling : 1/ het opschrift “beroep tot nietigverklaring en vordering tot schorsing”; 2/ de vermelding van de akte waartegen de vordering tot schorsing is gericht; 3/ een uiteenzetting van de feiten die van aard zijn aan te tonen dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden akte de verzoekende partij een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen, waarbij alle stukken worden gevoegd die het risico op dergelijke nadeel aantonen; 4/ in voorkomend geval, het bedrag en de modaliteiten van de met toepassing van artikel 17, § 5, van de gecoördineerde wetten gevorderde dwangsom. De artikelen 3 en 3bis van de algemene procedureregeling zijn van toepassing.] 9
[Art. 9. De hoofdgriffier zendt onverwijld een afschrift van het enig verzoekschrift aan de auditeurgeneraal, aan de verwerende partij en, voor zover hij ze kan bepalen, aan de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak. Degene aan wie kennis is gegeven van het enig verzoekschrift kan binnen vijftien dagen na ontvangst van die kennisgeving een vordering tot tussenkomst in de schorsingsprocedure instellen. In het geval bedoeld in artikel 7 kan door een persoon die door de hoofdgriffier niet op de hoogte is gebracht, alleen binnen vijftien dagen na de bekendmaking een vordering tot tussenkomst worden ingesteld.] 10
[Art. 10. §1. Het verzoekschrift tot tussenkomst wordt ondertekend door de verzoeker tot tussenkomst of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten. § 2. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat : 1/ de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoeker tot tussenkomst en de gekozen woonplaats; 2/ de vermelding van de zaak waarin de verzoeker tot tussenkomst vraagt tussen te komen, alsook het rolnummer waaronder de zaak ingeschreven is, als het gekend is;
9
Art. 8 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 63; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
10
Art. 9 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 64; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101) .
5 3/ een uiteenzetting van het belang van de verzoeker tot tussenkomst bij de beslechting van de zaak alsook de uiteenzetting van zijn argumenten. § 3. Het artikel 2, § 2, het artikel 3, 4/, en het artikel 84, § 2, van de algemene procedureregeling zijn van toepassing op het verzoekschrift tot tussenkomst. De verzoeker tot tussenkomst voegt bij zijn verzoek alle nodige stukken tot staving ervan.] 11
HOOFDSTUK II. Onderzoek van de vordering
Art. 11. [De verwerende partij doet binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het enig verzoekschrift aan de hoofdgriffier het volledige administratief dossier toekomen, waarbij zij een nota met opmerkingen kan voegen.] 12 Eén van de exemplaren van de nota wordt door de hoofdgriffier gezonden aan de eiser, aan de tussenkomende partijen en aan de auditeur-verslaggever. Een te laat ingediende nota met opmerkingen wordt uit de debatten geweerd.
Art. 12. De auditeur maakt binnen acht dagen na ontvangst van het dossier [een verslag op over de vordering tot schorsing] 13; in voorkomend geval verzoekt hij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die hij aangeeft. [...] 14
Art. 13. De voorzitter bepaalt na kennisneming van het verslag, bij beschikking de dag van de terechtzitting waarop de vordering tot schorsing door de kamer wordt behandeld. De hoofdgriffier geeft onverwijld kennis van de beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald aan: 1/ de auditeur-generaal; 2/ de eiser;
11
Art. 10 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 65; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007.(K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
12
Lid vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 66; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
13
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 67, 1/; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
14
Tweede lid opgeheven bij K.B. 25/04/2007, art. 67, 2/; iwt. 01/06/2007 envan toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
6 3/ de verwerende partij; 4/ de tussenkomende partij. Het verslag wordt bij de oproeping gevoegd.
Art. 14. [...] 15
Art. 15. De partijen en hun advocaat kunnen gedurende de in de beschikking van de voorzitter bepaalde tijd ter griffie inzage nemen van het dossier.
[HOOFDSTUK IIbis. Bijzondere regels van toepassing op de procedure tot nietigverklaring nadat een arrest in kort geding werd gewezen] 16
[Art. 15bis. § 1. Wanneer naar aanleiding van een arrest waarin de schorsing is bevolen of de voorlopige schorsing is bevestigd van de tenuitvoerlegging van een akte of reglement, de verwerende partij of degene die belang heeft bij de beslechting van de zaak, niet binnen de termijn bepaald in artikel 17, § 4bis, van de gecoördineerde wetten een verzoek tot voortzetting van de procedure indient bij ter post aangetekende brief, geeft de hoofdgriffier, op verzoek van het aangewezen lid van het auditoraat, de partijen ervan kennis dat de kamer uitspraak zal doen over de vernietiging van de akte of het reglement waarvan de schorsing is bevolen. De partijen beschikken over een termijn van vijftien dagen, met ingang van de kennisgeving, om te vragen te worden gehoord. Indien geen van de partijen vraagt te worden gehoord, kan de kamer, in hun afwezigheid, de akte of het reglement vernietigen. Indien een partij vraagt te worden gehoord, roept de voorzitter de partijen op om spoedig te verschijnen. Nadat ze de partijen en het advies van het aangewezen lid van het auditoraat heeft gehoord, doet de kamer onverwijld uitspraak over de vernietiging. De partijen en hun advocaat kunnen ter griffie inzage nemen van het dossier, gedurende de tijd die wordt vastgesteld in de beschikking van de voorzitter. § 2. Wanneer de hoofdgriffier de partijen ervan kennis geeft dat de kamer uitspraak zal doen over de vernietiging van de akte of het reglement waarvan de schorsing is bevolen, maakt hij melding van de tekst van artikel 17, § 4bis, van de gecoördineerde wetten, alsmede van paragraaf 1 van dit artikel.] 17
15
Art. 14 opgeheven bij K.B. 25/04/2007, art. 68; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
16
Opschrift ingevoegd bij K.B. 25/04/2007, art. 69; iwt. 01/06/2007.
17
Art. 15bis ingevoegd bij K.B. van 19/12/1996, art. 3 en vervangen bij K.B. van 26/06/2000, art. 1; iwt. 01/08/2000
7 [Art. 15ter. § 1. Wanneer de verzoekende partij naar aanleiding van een arrest waarin een vordering tot schorsing van een akte of reglement is afgewezen, niet binnen de termijn vastgesteld in artikel 17, § 4ter, van de gecoördineerde wetten een verzoek tot voortzetting van de procedure indient bij ter post aangetekende brief, stelt de hoofdgriffier, op verzoek van het aangewezen lid van het auditoraat, de verzoekende partij ervan in kennis dat de kamer de afstand van geding zal uitspreken, tenzij ze binnen een termijn van vijftien dagen vraagt te worden gehoord. Indien de verzoekende partij niet vraagt te worden gehoord, spreekt de kamer de afstand van geding uit. Indien de verzoekende partij vraagt te worden gehoord, roept de voorzitter de partijen op om spoedig te verschijnen. Nadat de kamer de partijen en het advies van het aangewezen lid van het auditoraat heeft gehoord, doet ze onverwijld uitspraak over de afstand van geding. De partijen en hun advocaat kunnen ter griffie inzage nemen in het dossier, gedurende de tijd die wordt vastgesteld in de beschikking van de voorzitter. Indien verscheidene verzoekers gemeenschappelijk een vordering tot schorsing en een verzoekschrift tot nietigverklaring hebben ingediend en een verzoek tot voortzetting van de procedure slechts door sommigen van hen wordt ingediend, worden de overigen geacht afstand te doen van geding en wordt in het arrest dat wordt gewezen over de vordering tot nietigverklaring ook uitspraak gedaan over de afstand van degenen die verzuimen een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen. § 2. Wanneer de hoofdgriffier de verzoekende partij ervan in kennis stelt dat de kamer de afstand van geding zal uitspreken, tenzij deze partij vraagt te worden gehoord, maakt hij melding van artikel 17, § 4ter, van de gecoördineerde wetten alsmede van paragraaf 1 van dit artikel.] 18
[Art. 15quater. Wanneer na de uitspraak van een arrest over de vordering tot schorsing en na de uitwisseling van de memories van antwoord en van wederantwoord of van de toelichtende memorie, de auditeurverslaggever vaststelt dat de partijen geen enkel nieuw gegeven aanvoeren sedert het arrest waarbij de tenuitvoerlegging van de bestreden akte is geschorst of waarin alle middelen als niet ernstig werden verworpen of waarin de vordering tot schorsing werd verworpen wegens niet ontvankelijkheid van het annulatieberoep, kan hij het dossier toezenden aan de griffie met de vermelding dat hij geen nieuw verslag zal indienen over het beroep tot nietigverklaring. In de kennisgeving wordt gepreciseerd dat wordt voorgesteld het beroep tot nietigverklaring te verwerpen dan wel de bestreden akte te vernietigen, overeenkomstig het arrest waarbij uitspraak werd gedaan over de vordering tot schorsing. De artikelen 13, 14, 14quater tot 14sexies van de algemene procedureregeling zijn van overeenkomstige toepassing.] 19 HOOFDSTUK III. Bijzondere regels in geval van uiterst dringende noodzakelijkheid
18
Art. 15ter ingevoegd bij K.B. van 19/12/1996, art. 4 en vervangen bij K.B. van 26/06/2000, art. 2; iwt. 01/08/2000.
19
Art. 15 quater ingevoegd bij K.B. van 25/04/2007, art. 70; iwt 01/06/2007 en van toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
8
[Art. 16. § 1. Als de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd, wordt de vordering tot schorsing ingesteld met een enig verzoekschrift of met een afzonderlijk verzoekschrift. § 2. Wanneer de vordering wordt ingesteld met een afzonderlijke akte, bevat het verzoekschrift tot schorsing, gedagtekend en ondertekend door de partij of door haar advocaat die voldoet aan de voorwaarden van artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten : 1/ het opschrift « verzoekschrift tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid »; 2/ de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoekende partij en de gekozen woonplaats bedoeld in het artikel 84, § 2, eerste lid, van het algemeen procedurereglement; 3/ de naam en het adres van de verwerende partij; 4/ de vermelding van de akte of van het reglement waartegen de vordering is gericht; 5/ een uiteenzetting van de feiten en de middelen die de nietigverklaring van de aangevochten akte of het aangevochten reglement kunnen rechtvaardigen; 6/ een uiteenzetting van de feiten die aantonen dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de aangevochten akte of het aangevochten reglement de verzoeker een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen; 7/ een uiteenzetting van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid aantonen; 8/ in voorkomend geval, het bedrag en de modaliteiten van de met toepassing van artikel 17, § 5, van de gecoördineerde wetten gevorderde dwangsom. § 3.Wanneer de vordering tot schorsing wordt ingesteld met een enig verzoekschrift, bevat ze een uiteenzetting van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid aantonen. Artikel 8 is van toepassing op dat verzoekschrift; het bevat het opschrift « beroep tot nietigverklaring en vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ». § 4. Wanneer het opschrift van het enig verzoekschrift niet vermeldt dat het gaat om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, wordt dat verzoekschrift behandeld volgens de regels bepaald in de hoofdstukken I en II. § 5. Als de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd, zijn de artikelen 11 tot 13 niet van toepassing, noch artikel 3quater van de algemene procedureregeling. In die gevallen kan de voorzitter de verzoekende partij, de verwerende partij en de tussenkomende partij, alsmede de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak, bij beschikking eventueel te zijnen huize oproepen op het door hem bepaalde tijdstip, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur. De beschikking wordt ter kennis gebracht van de auditeur-generaal of van het door hem aangewezen lid van het auditoraat. In de kennisgeving wordt in voorkomend geval vermeld dat het administratief dossier is ingediend.
9 Indien de verwerende partij het administratief dossier niet van te voren heeft toegezonden, overhandigt zij het ter terechtzitting aan de voorzitter, die de terechtzitting kan schorsen om aan de auditeur en aan de verzoekende en de tussenkomende partijen de gelegenheid te geven er inzage van te nemen. De voorzitter kan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het arrest bevelen.]20
Art. 17. De vordering tot tussenkomst kan worden ingesteld in de terechtzitting tijdens welke uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing.
Art. 18. [...] 21 [TITEL III. Diverse bepalingen] 22
Art. 19. Het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing wordt onverwijld ter kennis gebracht van de partijen.
Art. 20. Het arrest dat de schorsing beveelt wordt onverwijld bekendgemaakt op dezelfde wijze als de geschorste akte of het geschorste reglement of, indien deze niet zijn bekendgemaakt, op de wijze waarop zij hadden moeten zijn bekendgemaakt. Hetzelfde geldt voor het arrest dat de schorsing intrekt, opheft of wijzigt. De Raad van State bepaalt of het arrest in zijn geheel of bij uittreksel moet worden bekendgemaakt. [Die bekendmaking geschiedt onverwijld door de verwerende partij op verzoek van de hoofdgriffier.] 23
Art. 21. [§ 1. Wanneer de schorsing wordt bevolen wegens machtsafwending, verwijst het arrest de zaak naar de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak.] 24 § 2. [...] 25
20
Art. 16 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 71; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
21
Art. 18 opgeheven bij K.B. 25/04/2007, art. 72; iwt. 01/06/2007
22
Opschrift vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 73; iwt. 01/06/2007
23
Lid vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 74; iwt. 01/06/2007.
24
§ 1 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 75,1/; iwt. 01/06/2007.
25
§ 2 opgeheven bij K.B. 25/04/2007, art. 75,2/; iwt. 01/06/2007.
10 § 3. De algemene vergadering van de [afdeling bestuursrechtspraak] 26 wordt geadieerd door het aan de hoofdgriffier overzenden van een door de voorzitter en de griffier van de kamer ondertekende uitgifte van het verwijzingsarrest. Het verwijzingsarrest wordt ter kennis gebracht van de partijen.
Art. 22. Het verslag over de zaak wordt binnen een maand na de dag waarop de auditeur-verslaggever in het bezit is gesteld van de memorie van wederantwoord en van het volledige dossier van de zaak [toegezonden aan de griffie die daarvan een afschrift toezendt aan de kamer of, in voorkomend geval, aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak.] 27.
Art. 23. [...] 28
Art. 24. De dwangsom die in toepassing van artikel 17, § 5 van de gecoördineerde wetten werd opgelegd aan de betrokken overheid komt toe aan het bijzonder fonds vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 2 april 1991 tot regeling van de rechtspleging voor de [afdeling bestuursrechtspraak.] 29 van de Raad van State inzake de dwangsom.
TITEL IV. Voorlopige maatregelen
HOOFDSTUK I. Instellen van de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen
[Art. 25. Als de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen wordt ingesteld bij een akte die onderscheiden is van de vordering tot schorsing, wordt de akte ondertekend door een partij, door een persoon die belang heeft bij de beslechting van de zaak, of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten. De akte wordt gedagtekend en bevat : 1/ de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de indiener van de vordering en de gekozen woonplaats bedoeld in het artikel 84, § 2, eerste lid van het algemeen procedurereglement; 2/ de vermelding van de akte of het reglement waarvan de schorsing wordt gevorderd; 3/ de beschrijving van de gevorderde voorlopige maatregelen;
26
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 75,3/; iwt. 01/06/2007.
27
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 76; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
28
Art. 23 opgeheven bij K.B. 25/04/2007, art. 77; iwt. 01/06/2007.
29
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 78; iwt. 01/06/2007.
11 4/ een uiteenzetting van de feiten welke aantonen dat de voorlopige maatregelen noodzakelijk zijn om de belangen van de partij die ze vordert, veilig te stellen.] 30
[Art. 26. Als de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen door de verzoekende partij wordt ingesteld in een enig verzoekschrift, bevat ze naast de vermeldingen bepaald in artikel 8, die waarvan sprake is in artikel 25, 3/ en 4/.] 31 HOOFDSTUK II. Onderzoek van de vordering
Art. 27. In het belang van een goede rechtsbedeling kan de voorzitter beslissen dat de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen wordt behandeld en afgedaan met de vordering tot schorsing.
Art. 28. De hoofdgriffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de andere partijen, aan de auditeur-generaal en, voor zover hij ze kan bepalen, aan de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak. Art. 29. Elke partij kan binnen [vijftien] 32 dagen na de kennisgeving van het verzoekschrift aan de hoofdgriffier een aanvullend dossier en een aanvullende nota met opmerkingen betreffende de gevorderde voorlopige maatregelen zenden. Een exemplaar van de aanvullende nota wordt door de hoofdgriffier onverwijld aan de andere partijen en aan de auditeur-verslaggever gezonden. Een te laat ingediende aanvullende nota wordt uit de debatten geweerd.
Art. 30. De auditeur maakt binnen acht dagen na ontvangst van het dossier [een verslag op over de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen;] 33 in voorkomend geval verzoekt hij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die hij aangeeft. [...] 34
30
Art. 25 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 79; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
31
Art. 26 vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 80; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
32
Woord vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 81; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
33
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 82, 1/; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
34
Lid opgeheven bij K.B. 25/04/2007, art. 82, 2/; iwt. 01/06/200 en van toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
12 Art. 31. De voorzitter bepaalt na kennisneming van het verslag, bij beschikking de dag van de terechtzitting waarop de vordering door de kamer wordt behandeld. De hoofdgriffier geeft onverwijld kennis van de beschikking waarbij de rechtsaf wordt bepaald aan de auditeur-generaal en aan de partijen. Het verslag wordt bij de oproeping gevoegd.
Art. 32. De partijen en hun advocaat kunnen gedurende de in de beschikking van de voorzitter bepaalde tijd ter griffie inzage nemen van het dossier.
HOOFDSTUK III. Bijzondere regels in geval van uiterst dringende noodzakelijkheid
Art. 33. [§ 1. Elke vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen bij uiterst dringende noodzakelijkheid moet een uiteenzetting bevatten van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid rechtvaardigen. Artikel 25 of artikel 26, naargelang van het geval, is van toepassing op de vordering. De artikelen 29 tot 31 zijn daarop niet van toepassing.] 35 [§ 2.] 36 In het geval de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt gevorderd, kan de voorzitter de partijen alsook de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak, bij beschikking eventueel te zijnen huize oproepen op het door hem bepaalde uur, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur. De beschikking wordt ter kennis gebracht van de auditeur-generaal of van het door hem aangewezen lid van het auditoraat. In de kennisgeving wordt in voorkomend geval vermeld of het administratief dossier is neergelegd. De voorzitter kan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het arrest bevelen.
Art. 34. [...] 37 TITEL V. Intrekking en wijziging van het arrest waarbij de schorsing wordt uitgesproken of voorlopige maatregelen worden bevolen
Art. 35. De vordering tot intrekking of tot wijziging van het arrest dat de schorsing of voorlopige maatregelen beveelt, wordt ingesteld door middel van een verzoekschrift ondertekend door een van de
35
Eerste lid vervangen en omgevormd tot eerste paragraaf bij K.B. 25/04/2007, art. 83, 1/; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
36
Nummering Ҥ 2" ingevoegd bij K.B. 25/04/2007, art. 83, 2/; iwt. 01/06/2007.
37
Art. 37 opgeheven bij K.B. 25/04/2007, art. 84; iwt. 01/06/2007.
13 partijen of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij [artikel 19, derde lid] 38, van de gecoördineerde wetten.
Art. 36. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat : 1/ de opgave van het arrest waarvan de intrekking of de wijziging wordt gevorderd; 2/ een uiteenzetting van de feiten en de motieven die de intrekking of de wijziging rechtvaardigen.
Art. 37. De hoofdgriffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de andere partijen en aan de auditeur-generaal. Art. 38. Iedere partij kan binnen [vijftien]39 dagen na de kennisgeving van het verzoekschrift, aan de hoofdgriffier een aanvullend dossier en een nota met opmerkingen overzenden. De hoofdgriffier zendt een exemplaar van de nota aan de andere partijen en aan de auditeur¡verslaggever. Een te laat ingediende nota met opmerkingen wordt uit de debatten geweerd.
Art. 39. De auditeur maakt binnen acht dagen na ontvangst van het dossier [een verslag op over de vordering] 40 ; in voorkomend geval verzoekt hij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die hij aangeeft. [...] 41.
Art. 40. De voorzitter bepaalt, na kennisneming van het verslag, bij beschikking de dag van de terechtzitting waarop de vordering tot intrekking of tot wijziging door de kamer wordt behandeld. De hoofdgriffier geeft kennis van de beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald aan de auditeur-generaal en aan de partijen. Het verslag wordt bij de oproeping gevoegd.
38
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 85, iwt. 01/06/2007.
39
Woord vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 86, iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
40
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 87, 1/; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
41
Lid opgeheven bij K.B. 25/04/2007, art. 87, 2/; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de aanhangige zaken waarin op 01/06/2007 nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegde lid van het auditoraat (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 102).
14 TITEL VI. Bijzondere bepalingen omtrent de schorsing en de voorlopige maatregelen Art. 41. Om te zorgen voor de toepassing van artikel 17, § 3, [vijfde lid] 42 , van de gecoördineerde wetten, roept de voorzitter de partijen op om spoedig voor hem te verschijnen. Indien de verzoeker niet kan bewijzen dat hij binnen de in artikel 4, derde lid, van de algemene procedureregeling bepaalde termijn een verzoekschrift tot nietigverklaring heeft ingediend waarin op zijn minst de middelen worden aangevoerd die de schorsing en in voorkomend geval de voorlopige maatregelen hebben gerechtvaardigd, heft de voorzitter van de kamer die de schorsing en in voorkomend geval de voorlopige maatregelen bevolen heeft, die schorsing en die maatregelen onmiddellijk op.
Zijn gemotiveerd arrest wordt gewezen nadat de partijen en de auditeur in zijn advies zijn gehoord. Het arrest wordt onverwijld ter kennis van de partijen gebracht. Art. 42. [De artikelen 86, 88, 90 en 91 van het algemene procedurereglement zijn van toepassing.] 43 [Bij elk processtuk, uitgezonderd het enig verzoekschrift,] 44 worden door degene die het stuk ondertekent negen voor eensluidend verklaarde afschriften gevoegd. Er kan worden bevolen aanvullende afschriften te bezorgen.
TITEL VII. Tussengeschillen
Art. 43. In het geval een partij een overgelegd stuk van valsheid beticht, wordt op de terechtzitting te werk gegaan overeenkomstig artikel 51, eerste tot vierde lid, van de algemene procedureregeling. Indien de kamer oordeelt dat het stuk van wezenlijk belang is voor haar beslissing, beslist zij bij voorraad of het stuk in aanmerking moet worden genomen.
Art. 44. De volgende bepalingen van de algemene procedureregeling zijn toepasselijk : 1/ artikel 59 betreffende de afstand; 2/ artikel 60 betreffende de verknochtheid; 3/ de artikelen 62 tot 65 betreffende de wraking.
42
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 88; iwt. 01/06/2007.
43
Lid vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 89, 1/; iwt. 01/06/2007.
44
Woorden vervangen bij K.B. 25/04/2007, art. 89, 2/; iwt. 01/06/2007 en van toepassing op de beroepen ingediend vanaf 01/06/2007 (K.B. 25/04/2007, art. 100 en 101).
15 TITEL VIII. Slotbepalingen
Art. 45. Het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 tot bepaling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, waarbij een vordering tot schorsing aanhangig is gemaakt, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 december 1990 en 10 juli 1991, wordt opgeheven.
Art. 46. Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 47. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.