8549/97 (Presse 177) C/97/177
2011e zitting van de Raad - ALGEMENE ZAKEN Luxemburg, 2-3 juni 1997
Voorzitter :
de heer Hans van MIERLO Vice-Premier en Minister van Buitenlandse Zakenvan het Koninkrijk der Nederlanden
INHOUD DEELNEMERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 BEHANDELDE PUNTEN VOORBEREIDING VAN DE EUROPESE RAAD VAN AMSTERDAM TRANSATLANTISCHE BETREKKINGEN - Conclusies . . . . . . . . . TOP EU-JAPAN - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . VOORMALIG JOEGOSLAVIË - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . ALBANIË - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - Gemeenschappelijk standpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
4 5 5 6
............. 7 ............. 7
DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 IRAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 VERKLARING OVER DE TOETREDING VAN CAMBODJA, LAOS EN BIRMA/MYANMAR TOT DE ASEAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 TOEKOMSTIGE BETREKKINGEN MET HONGKONG : MEDEDELING VAN DE COMMISSIE - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 NIGERIA - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 VOORKOMEN EN OPLOSSEN VAN CONFLICTEN IN AFRIKA - Conclusies
. . . . . 13
TOP EU/AFRIKA - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 TOP EU/LATIJNS-AMERIKA - CARIBISCH GEBIED - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . 16 BETREKKINGEN MET DE LGO - HERZIENING HALVERWEGE VAN HET ASSOCIATIEBESLUIT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 WILDKLEMMEN - Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 MARKTTOEGANG VOOR DE MINST ONTWIKKELDE LANDEN - Conclusies . . . . . 19 EUROPEES WAARNEMINGSCENTRUM VOOR RACISME EN VREEMDELINGENHAAT 22 INTERGOUVERNEMENTELE CONFERENTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 OVERIGE BESLUITEN Handelsbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . Betrekkingen met het buitenland . . Douane-unie . . . . . . . . . . . . . . . . . Staal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Industrie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sociale Zaken en Werkgelegenheid Telecommunicatie . . . . . . . . . . . . . Vervoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. I II III III IV V V VI
De Regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd : België de heer Erik DERYCKE
Minister van Buitenlandse Zaken
Denemarken de heer Niels Helveg PETERSEN de heer Jørgen ØRSTRØM-MØLLER
Minister van Buitenlandse Zaken Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Duitsland de heer Klaus KINKEL de heer Werner HOYER
Minister van Buitenlandse Zaken Onderminister van Buitenlandse Zaken
Griekenland de heer Theodoros PANGALOS de heer Georgios PAPANDREOU
Minister van Buitenlandse Zaken Onderminister van Buitenlandse Zaken
Spanje de heer Abel MATUTES
Minister van Buitenlandse Zaken
Frankrijk de heer Pierre de BOISSIEU
Ambassadeur, Permanent Vertegenwoordiger
Ierland de heer Denis O'LEARY
Ambassadeur, Permanent Vertegenwoordiger
Italië de heer Lamberto DINI
Minister van Buitenlandse Zaken
Luxemburg de heer Jacques POOS Nederland de heer Hans van MIERLO de heer Michiel PATIJN Oostenrijk de heer Wolfgang SCHÜSSEL Portugal de heer Jaime GAMA de heer Francisco SEIXAS da COSTA
Minister van Buitenlandse Zaken
Minister van Buitenlandse Zaken Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Minister van Buitenlandse Zaken
Minister van Buitenlandse Zaken Staatssecretaris van Europese Zaken
Finland mevrouw Tarja HALONEN
Minister van Buitenlandse Zaken
Zweden mevrouw Lena HJELM-WALLÉN de heer Gunnar LUND
Minister van Buitenlandse Zaken Staatssecretaris van Europese Zaken
Verenigd Koninkrijk de heer Robin COOK de heer Doug HENDERSON
Minister van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken Minister van Europese Zaken
Commissie de heer Jacques SANTER Sir Leon BRITTAN de heer Marcelino OREJA de heer João de Deus PINHEIRO de heer Hans van den BROEK
Voorzitter Vice-Voorzitter Lid Lid Lid
VOORBEREIDING VAN DE EUROPESE RAAD VAN AMSTERDAM De Raad nam nota van de informatie van de Voorzitter over de belangrijkste thema's voor de Europese Raad en de stand van de voorbereiding daarvan ; overigens worden het programma en de eventuele thema's pas definitief bekendgemaakt in de uitnodiging die de Voorzitter van de Europese Raad zoals gebruikelijk aan zijn collega's zal sturen. De Voorzitter benadrukte dat Amsterdam geen doorsnee Europese Raad wordt. Het Voorzitterschap is namelijk vastbesloten de werkzaamheden van de IGC succesvol af te ronden, zodat verreweg het grootste gedeelte van de bijeenkomst gericht zal zijn op het bereiken van overeenstemming over de tekst van een herzien Verdrag betreffende de Europese Unie. De Voorzitter denkt onder andere de volgende onderwerpen in Amsterdam te behandelen : - EMU, met name wat betreft het stabiliteits- en groeipact en het nieuwe wisselkoersmechanisme ; de ECOFIN-Raad zal de voorbereiding daarvan op zijn zitting van 9 juni afronden ; - het tussentijds verslag inzake werkgelegenheid, dat is opgesteld door de ECOFIN-Raad en de Raad Arbeid en Sociale Zaken, en dat vergezeld zal gaan van een voortgangsverslag van Voorzitter Santer over het vertrouwenspact dat hij in Florence heeft gepresenteerd ; - het actieprogramma voor de interne markt dat de Commissie op 4 juni definitief zal aannemen ; - op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken de presentatie, door de Groep op Hoog Niveau, van haar actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, waarom in Dublin was verzocht ; - een zeer beperkt aantal kwesties op het gebied van buitenlands beleid.
TRANSATLANTISCHE BETREKKINGEN - Conclusies De Raad verheugde zich over het welslagen van de Top EU-VS die op 28 mei 1997 heeft plaatsgevonden in Den Haag. Hij nam er met voldoening akte van dat twee belangrijke overeenkomsten - de overeenkomst inzake chemische precursoren en de overeenkomst inzake douanesamenwerking en wederzijdse bijstand - in de marge van de Top zijn ondertekend. Hij nam er tevens nota van dat de Top samenviel met de viering van de vijftigste verjaardag van het Marshallplan, en verheugde zich over de aankondiging op de Top dat er een EU-VS programma ter ondersteuning van de democratie en de civiele maatschappij wordt opgezet waarmee wordt beoogd om op lokaal niveau initiatieven ter bevordering van vrede, welvaart, democratie en mensenrechten op het gehele Europese vasteland in de hand te werken. De Raad nam er nota van dat haast moet worden gemaakt met de afronding van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning (inzake onderzoeks-, inspectie- en certificeringsprocedures). De Raad nam er akte van dat op 20 juni in Denver de Top EU-Canada plaatsvindt, en verheugde zich erover dat deze Top gelegenheid zal bieden om een evaluatie te maken van de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke verklaring en het gezamenlijke actieprogramma EU-Canada.
TOP EU-JAPAN - Conclusies De Raad nam nota van de informatie van het Voorzitterschap en de Commissie over de
komende Top EU-Japan in Den Haag op 25 juni 1997 en over de verschillende kwesties die op die Top aan de orde zouden moeten komen. Aan het eind van een korte discussie beloofde de Voorzitter dat bij de uiteindelijke voorbereiding van deze bijeenkomst rekening zal worden gehouden met de standpunten van de delegaties. VOORMALIG JOEGOSLAVIË - Conclusies De Raad verwelkomde en steunde ten volle de conclusies van de ministeriële vergadering van de Stuurgroep van 30 mei 1997 te Sintra, en verheugde zich over de benoeming van de heer Carlos WESTENDORP tot Hoge Vertegenwoordiger. De Raad zegde hem zijn volledige steun toe en verzekerde hem ervan dat hij op dezelfde hoge mate van samenwerking kan rekenen als zijn voorganger. De Raad gaf uiting aan zijn diepe dankbaarheid jegens de heer Carl BILDT voor zijn onvermoeibare inzet, namens de internationale gemeenschap, voor de consolidatie van de vrede in Bosnië-Herzegovina, en voor zijn uitzonderlijke bijdrage aan de bevordering van duurzame stabiliteit in de regio.
ALBANIË -
Conclusies De Raad was ingenomen met het besluit van de Albanese autoriteiten om op 29 juni verkiezingen te houden, en verwacht dat alle politieke partijen op volwaardige wijze aan de verkiezingen deelnemen en de resultaten ervan eerbiedigen. De Raad beklemtoonde dat de verantwoordelijkheid voor de toekomst van het land in eerste instantie bij het Albanese volk ligt. Hij riep de internationale gemeenschap op het verkiezingsproces te steunen, met name door het noodzakelijke aantal waarnemers beschikbaar te stellen. In het kader van artikel J.2 van het Verdrag heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld (waarvan de belangrijkste punten hieronder zijn weergegeven) waarin het algemene kader geschetst wordt van het optreden van de EU in Albanië. De Unie zal Albanië binnen het coördinerende kader van de OVSE bijstaan bij het bevorderen van het democratisch proces, de terugkeer naar politieke stabiliteit en het herstel van de binnenlandse veiligheid en bij het houden van vrije en eerlijke verkiezingen. Hij zal steun blijven verlenen voor economische hervormingen en zal humanitaire bijstand verstrekken waar dit nodig is, in overeenstemming met de voorwaarden van zijn regionale aanpak. De Raad heeft nota genomen van de informatie van Italië en de Commissie, respectievelijk over de internationale ministeriële conferentie die na de verkiezingen zou moeten plaatsvinden te Rome en over de voorgestelde donorconferentie met het IMF, welke zou moeten plaatsvinden nadat de Albanese regering een begin gemaakt heeft met de uitvoering van een door het IMF gesteund economisch programma.
-
Gemeenschappelijk standpunt (aangenomen zonder debat) Zoals hierboven reeds is aangegeven staat in het gemeenschappelijk standpunt dat de EU Albanië binnen het coördinerende kader van de OVSE door haar eigen optreden en aanwezigheid ter plaatse zal helpen bij het bevorderen van het democratisch proces, de terugkeer naar politieke stabiliteit, het herstel van de binnenlandse veiligheid en het houden van vrije en eerlijke verkiezingen. Voor zover zulks noodzakelijk is zal de EU voortgaan met het ondersteunen van economische hervormingen en het verlenen van humanitaire hulp in overeenstemming met de voorwaarden van haar regionale aanpak.
De Raad neemt er met name nota van dat de Commissie namens de Europese Gemeenschap -
via het Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschappen in de onmiddellijke behoeften van het Albanese volk voorziet ;
-
overweegt de PHARE-steun te concentreren op gebieden die rechtstreeks verband houden met de versterking van de democratie, het herstel van de economische activiteiten en de hervorming van de overheidsdiensten ;
-
de verstrekking van financiële steun coördineert met de internationale financiële instellingen ;
-
bereid is een bijdrage te leveren aan het initiatief van de WEU en de Raad van Europa waarmee wordt beoogd weer een levensvatbare Albanese politiedienst op te zetten ;
-
bereid is de ondersteunings- en waarnemingsactiviteiten van de OVSE bij de verkiezingen te steunen.
De Unie is bereid steun te verlenen voor het spoedig houden van vrije en eerlijke parlementsverkiezingen, met name door het sturen van waarnemers. Zij hecht bijzonder belang aan de rol van vrije Albanese media in de verkiezingscampagne. In dit verband zal de Unie zo spoedig mogelijk besluiten welke vorm haar bijdrage zal krijgen. Voorts is de EU bereid op een passend tijdstip en onder passende omstandigheden een internationale conferentie over Albanië te beleggen waaraan de internationale financiële instellingen, de OVSE, de Verenigde Naties, alsook derde landen zullen worden verzocht deel te nemen.
DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO - Conclusies Het Voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over de recente missie naar Kinshasa die tot doel had de nieuwe autoriteiten in kennis te stellen van het standpunt van de Unie. De Raad wisselde van gedachten over de ontwikkelingen in de Democratische Republiek Congo, en over de betrekkingen tussen de Unie en de nieuwe regering. Hij herhaalde dat hij veel belang hecht aan het democratische overgangsproces in de DRC - waaraan de Unie steun zal verlenen naarmate dit proces zich doorzet - en aan het houden van verkiezingen binnen twee jaar met deelneming van alle partijen. Het hoofd van de EU-verkiezingseenheid is bereid om met het oog daarop in de nabije toekomst een bezoek te brengen aan de DRC. De Raad gaf uiting aan zijn uiterste bezorgdheid over de verslagen over schendingen van de mensenrechten in met name Oost-Congo, en deed een beroep op de regering van de DRC om de Verenigde Naties en de humanitaire organisaties hun werk op het gebied van de mensenrechten, humanitair recht en humanitaire bijstand met urgentie te laten verrichten en te garanderen dat zij ongehinderd en onder veilige omstandigheden toegang krijgen tot alle gebieden die zij wensen te bezoeken. De Raad besloot dat het Voorzitterschap voorbereidingen moet treffen om de Trojka op ministerieel niveau op een passend tijdstip een bezoek te laten brengen aan de DRC. Centraal daarbij moet staan het democratiseringsproces van de DRC, de humanitaire bijstand die de Unie bereid is aan te bieden en de toekomstige betrekkingen van het land met de EU en de internationale gemeenschap.
IRAN De Raad besprak de betrekkingen met Iran en kwam tot de conclusie dat nog niet was voldaan aan de voorwaarden voor terugkeer van de Ambassadeurs van de EU naar Teheran. VERKLARING OVER DE TOETREDING VAN CAMBODJA, LAOS EN BIRMA/MYANMAR TOT DE ASEAN De Europese Unie neemt nota van het besluit van de Ministers van Buitenlandse Zaken van de ASEAN om Cambodja, Laos en Birma/Myanmar als volwaardige leden tot de ASEAN toe te laten tijdens de komende ministeriële bijeenkomst van de ASEAN in juli in Kuala Lumpur. De Europese Unie hoopt dat de nauwe samenwerking tussen onze twee respectieve regio's wordt voortgezet. De Europese Unie zou op deze verjaardag nogmaals willen bevestigen hoe belangrijk zij de dialoog tussen de EU en de ASEAN vindt en hoezeer zij zich wil inzetten voor de waarden die wij met elkaar delen, onder meer eerbied voor de mensenrechten en de democratische beginselen. Zij vertrouwt erop dat het lidmaatschap van de ASEAN deze doel-stellingen dichterbij zal brengen in de nieuwe lidstaten en met name in Birma/Myanmar, waar de situatie in dit opzicht een bron van ernstige bezorgdheid voor de internationale gemeenschap blijft.
TOEKOMSTIGE COMMISSIE - Conclusies
BETREKKINGEN
MET HONGKONG :
MEDEDELING
VAN DE
Op 1 juli a.s. wordt Hongkong een Speciale Administratieve Regio (SAR) van China. De omvang en de betekenis van de Europese belangen in Hongkong betekenen dat Hongkong een belangrijke partner van de Europese Unie in Azië zal blijven die een hoofdrol speelt in de betrekkingen met China. De Raad juicht de mededeling van de Commissie over de toekomstige betrekkingen met Hongkong in grote lijnen toe. Na de mededeling besproken te hebben en de steun die de Europese Raad van Dublin van 13/14 december 1996 voor de toekomstige vrede en welvaart van de SAR Hongkong uitgesproken heeft, gememoreerd te hebben, komt de Raad overeen dat de Europese Unie een krachtige en doeltreffende band met de SAR regering moet aangaan op de gebieden die onder haar verantwoordelijkheid vallen. Dit beleid moet gebaseerd worden op de volgende richtsnoeren : -
gezien de hoge mate van autonomie die Hongkong op grond van de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring en de Basiswet van de SAR Hongkong blijft genieten, blijft de Unie rechtstreeks zaken doen met Hongkong als een belangrijke handels- en economische partner en blijft zij daarbij regelmatig nauwe contacten onderhouden ;
-
de Unie blijft Hongkong op handelsgebied als een autonome entiteit behandelen : Hongkong blijft immers, als zevende handelsmacht van de wereld, een belangrijke WTOpartner ;
-
de Unie hecht veel belang aan de daadwerkelijke toepassing van de beginselen van continuïteit en stabiliteit die in de Gezamenlijke Verklaring en de Basiswet zijn vastgelegd, met name de rechten en vrijheden van de bevolking van Hongkong, en volgt de ontwikkeling van de economische en politieke situatie in Hongkong nauwlettend ;
-
de Unie zoekt op actieve wijze naar mogelijkheden om handels-, investerings- en samenwerkingsbetrekkingen tussen de EU en de SAR Hongkong te ontwikkelen ;
-
de Unie ontwikkelt een actieve samenwerking met Hongkong als belangrijk knooppunt in Azië.
Aldus zal 1997 weer een stap voorwaarts betekenen in het geleidelijk aanhalen van de banden tussen de Europese Unie en Hongkong.
NIGERIA - Conclusies De EU heeft de tenuitvoerlegging van het op 1 oktober 1995 door het Nigeriaanse Staatshoofd, Generaal Abacha, aangekondigde driejarenprogramma voor een overgang naar democratie nauwlettend gevolgd. Zoals bekend had de EU destijds bedenkingen bij de duur van het programma en had zij erop gewezen dat moest worden gewaarborgd dat het hier daadwerke lijk ging om een transparant en voor deelname openstaand proces. De EU neemt nota van de vertraging die is opgetreden ten aanzien van bepaalde aspecten van het proces, waaronder ernstige problemen bij de registratie van politieke partijen en bij de plaatselijke verkiezingen in maart. Hoewel de EU, wat de mensenrechtensituatie betreft, nota neemt van een aantal positieve ontwikkelingen, zoals de instelling van een commissie voor de mensenrechten en de wederinvoering van de Habeas Corpus, blijft zij niettemin in het algemeen diep bezorgd ; zij is dan ook ingenomen met het in april 1997 door de VN-Commissie voor de rechten van de mens genomen besluit om voor Nigeria een speciale rapporteur te benoemen. Een van de meest flagrante schendingen van de mensenrechten - de terdoodbrenging van Ken Saro Wiwa en van acht andere Ogoni's in november 1995 - vormde voor de internationale gemeenschap de aanleiding om een aantal maatregelen tegen Nigeria te nemen. De gemeenschappelijke standpunten van 20 november en 4 december 1995 vormen het antwoord van de EU op de voortdurende schendingen van de mensenrechten in Nigeria ; zij behelzen onder andere beperkingen ten aanzien van de wapenverkoop, de visaverlening, de ontwikkelingssamenwerking, restricties voor militaire attachés en op sportief gebied. De EU heeft deze maatregelen op gezette tijden geëvalueerd in het licht van de ontwikkelingen zowel binnen als buiten Nigeria. Hoewel de EU heeft vastgesteld dat er zich een aantal positieve ontwikkelingen heeft voorgedaan, waarbij met name de sleutelrol van Nigeria bij het bevorderen van het vredesproces in Liberia genoemd moet worden, meent zij dat nog onvoldoende vooruitgang is geboekt om de bestaande maatregelen op dit moment in te trekken. Daarom is besloten het gemeenschappelijk standpunt inzake Nigeria nogmaals met een periode van zes maanden te verlengen tot 4 december 1997. De EU is een constructieve dialoog met de Nigeriaanse autoriteiten toegedaan, en steunt de civiele maatschappij. De EU maakt van deze gelegenheid gebruik om opnieuw op te roepen tot de vrijlating van alle politieke gevangenen en tot het houden van vrije en eerlijke verkiezingen om te komen tot een burgerregering. De EU herhaalt haar wens dat er met Nigeria normale betrekkingen worden aangeknoopt en verklaart zich opnieuw bereid te onderzoeken hoe dit kan worden verwerkelijkt.
PREVENTIE EN OPLOSSING VAN CONFLICTEN IN AFRIKA - Conclusies 1. Bij de aanneming van het gemeenschappelijk standpunt inzake de preventie en oplossing van conflicten in Afrika herinnerde de Raad aan zijn conclusies van 4 december 1995 betreffende "Preventieve diplomatie, het oplossen van conflicten en het handhaven van de vrede in Afrika", die door de Europese Raad van Madrid werden onderschreven. Preventieve diplomatie, handhaving van de vrede en versterking van de internationale veiligheid behoren tot de prioriteiten van het gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidsbeleid (GBVB). Ook herinnerde hij aan de mededeling van de Commissie over "De Europese Unie en de conflictsituatie in Afrika : conflictpreventie en daarmee verband houdende maatregelen", die in maart 1996 aan de Raad is voorgelegd. Die mededeling geeft parameters voor een proactieve, alomvattende en geïntegreerde aanpak en benadrukt dat het vermogen om vrede te stichten in Afrika moet worden vergroot. De conclusies van de Raad van 4 december 1995, waarin wordt onderstreept dat de Verenigde Naties een hoofdrol hebben bij deze zaak, zijn vervolgens onder de aandacht gebracht van de Organisatie van Afrikaanse eenheid, waarmee over dit onderwerp is gesproken. 2. In bepaalde landen en gebieden in Afrika zijn belangrijke vorderingen op de weg naar duurzame ontwikkeling gemaakt. Het is van belang dat zulke positieve ontwikkelingen in Afrika in gedachten worden gehouden als voorbeeld en bron van inspiratie voor de preventie van gewelddadige conflicten op dat continent. In andere delen van Afrika hebben gewelddadige conflicten de ontwikkeling echter ondermijnd en geleid tot een ernstige verslechtering van de levensstandaard van de bevolking. Die gewelddadige conflicten, die veelal van binnenlandse aard zijn, hebben vele oorzaken en nemen vele vormen aan. Etnische, culturele en religieuze factoren gaan vaak samen met zwakke sociale, economische en politieke structuren, snelle sociaal-economische veranderingen, ongelijkheid en achteruitgang van het milieu. Om de diepere oorzaken van conflicten met succes te bestrijden moet de aandacht gericht worden op politieke en sociaaleconomische onevenwichtigheden, onvoldoende eerbiediging van de mensenrechten alsmede het ontbreken van een werkelijk democratische regering, persvrijheid en vrije informatie. Er moeten doeltreffende regelingen en instrumenten worden ontwikkeld voor een vreedzame verzoening van uiteenlopende belangen, zoals legitieme staatsstructuren die verantwoording schuldig zijn en een dynamische burgerlijke samenleving. 3. Afgezien van de historische en speciale banden tussen lidstaten van de EU en Afrikaanse staten zijn vrede, stabiliteit en duurzame ontwikkeling, evenals eerbiediging van de mensenrechten, democratie, de rechtsstaat en goed bestuur in Afrika, voor het behoud van de vrede en versterking van de internationale veiligheid alsmede om humanitaire redenen van belang voor de Unie. De internationale gemeenschap en met name de Unie kunnen niet onverschillig blijven tegenover de gebeurtenissen in Afrika. De betrokkenheid van de EU bij Afrika is gegrond op gezamenlijke belangen, waarden en doelstellingen : de wens Afrika te helpen vrede, stabiliteit en duurzame ontwikkeling te realiseren om de kwaliteit van het bestaan van de mensen aldaar te verbeteren.
4. De Afrikanen moeten zelf de leiding nemen, en de hoofdverantwoordelijkheid voor de preventie en de oplossing van conflicten in Afrika. De EU heeft echter een verantwoordelijkheid waar het gaat om Afrikaanse inspanningen, initiatieven en instellingen te steunen en in de praktijk bij te staan, met name door Afrikaans potentieel op dit gebied te mobiliseren. De EU moet zich onthouden van een wijze van optreden die in Afrika gezien zou kunnen worden als een poging oplossingen voor Afrikaanse problemen op te leggen. Van even groot belang is het, dat de inspanningen van de Europese Unie en de bilaterale inspanningen van haar lidstaten worden gecoördineerd. De verschillende lidstaten verbinden zich ertoe volgens een gemeenschappelijke benadering, en zo nodig in samenwerking met andere actoren, op te treden. 5. Indachtig het feit dat vrede en veiligheid nauw gekoppeld zijn aan politieke, institutionele en sociaal-economische ontwikkeling en aan eerbiediging van de democratische beginselen alsmede de fundamentele rechten van de mens, is de Raad van mening dat een efficiënt beleid voor preventie en oplossing van conflicten een coherent geheel van politieke, economische, ontwikkelingstechnische, sociale en milieutechnische instrumenten vergt, zo nodig met inbegrip van militaire middelen, doch met een duidelijke voorkeur voor niet-militaire preventieve actie. Bij zijn beoordeling van de verschillende mogelijke maatregelen dient de Raad in aanmerking te nemen welk potentieel die bezitten ter bestrijding van de diepere oorzaken van gewelddadige conflicten. De aanpak van de Unie moet alomvattend en geïntegreerd zijn. Getracht moet worden de Afrikanen op regionaal, subregionaal en nationaal niveau vroegtijdig te betrekken bij de preventie en oplossing van gewelddadige conflicten. 6. De Gemeenschap en de lidstaten zullen informatie uitwisselen over hun bilaterale hulpprogramma's op het terrein van preventie en oplossing van conflicten, zulks met het oog op een betere coördinatie van de verschillende programma's. Bezien zal worden welke regelingen daarvoor passend zijn. De Gemeenschap en de lidstaten zullen gezamenlijk per land bestuderen welke maatregelen geschikt zijn om conflicten te voorkomen, waarbij gedacht moet worden aan een adequate, gecoördineerde combinatie van alle beschikbare instrumenten met het oog op een alomvattend, geïntegreerd beleid. 7. De lidstaten van de Europese Unie, onder erkenning van het feit dat een ruimere beschikbaarheid van wapens dan nodig is voor defensieve doeleinden een factor kan zijn die bijdraagt tot instabiele situaties : -
bevestigen, zich ertoe te verbinden uiterst terughoudend te zijn met de uitvoer van wapens, en daarbij ten volle rekening te zullen houden met de acht criteria die de Europese Raad aan de uitvoer van wapens heeft gesteld ; en
-
zullen hun streven naar het voorkomen en bestrijden van illegale wapenhandel, met name in kleine wapens, kracht bijzetten.
De lidstaten zullen bestuderen of er verdere maatregelen kunnen worden getroffen om hun burgers ervan te weerhouden als huurlingen in gewelddadige conflicten op te treden.
8.
De Unie zal trachten de Afrikaanse inspanningen te vergemakkelijken. Daartoe moet er een sterkere koppeling komen tussen de inspanningen van de EU en die van Afrika. De EU zal een diepgaande dialoog voeren met de OAE en subregionale organisaties over concrete mogelijkheden voor steun aan hun inspanningen op het gebied van vroegtijdige waarschuwing, preventieve diplomatie, handhaving van de vrede en bewustmaking van het belang van eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat, een pluralistische samenleving, democratische instellingen en praktijken, en een cultuur van tolerantie en vreedzaam bestaan. Organisaties in de burgerlijke samenleving, met name vrouwenorganisaties, kunnen daarbij een belangrijke rol spelen.
9.
De diepere oorzaken van conflicten moeten blootgelegd en bestreden worden. Daartoe zal de Europese Unie trachten de bestaande informatie over oorzaken van conflicten kritisch te vergelijken en te analyseren. Tot de bronnen van die informatie kunnen internationale organisaties, lidstaten en niet-gouvernementele organisaties behoren. De analyse van de Europese Unie kan vervolgens worden gebruikt als informatie voor optreden van de Gemeenschap, de lidstaten of andere actoren. De EU zal er in versterkte mate naar streven dat de kloof tussen vroegtijdige waarschuwing, analyse en tijdig politiek optreden wordt gedicht.
10.
Bij zijn streven naar ondersteuning van de Afrikaanse inspanningen benadrukt de Raad dat het van belang is de maatregelen van de EU te coördineren met die van andere leden van de internationale gemeenschap. Reagerend op een uitbarsting van geweld, ongeacht of die intern of extern van aard is, zal de EU in de allereerste plaats pogen te bevorderen dat de partijen zelf een vreedzame regeling treffen, zulks met passende steun van de VN, de OAE, subregionale organisaties of andere tusseninstanties. Indien een dergelijke reactie defensiegevolgen heeft, zal de EU de West-Europese Unie (WEU) verzoeken dat initiatief uit te werken en ten uitvoer te leggen wat die defensie-gevolgen en met name het gebruik van militaire middelen betreft, een en ander overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Verdrag.
11.
Bij de uitvoering van zijn gemeenschappelijk beleid benadrukt de Raad dat er zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van bestaande organisaties en middelen.
12.
Bij de toetsing van het gemeenschappelijk standpunt - na een jaar - zal de Raad rekening houden met de inhoud van deze conclusies.
EUROPEES-AFRIKAANSE TOP - Conclusies Onder verwijzing naar de conclusies van de Europese Raad van Florence herinnert de Raad aan de historische, culturele en politieke banden tussen de Europese Unie en Afrika. De Raad staat positief tegenover het voorstel om uiterlijk in het jaar 2000 een Europees-Afrikaanse Top van staatshoofden en regeringsleiders te houden. De Raad heeft nota genomen van de stand van de voorbereiding ter zake en heeft de bevoegde instanties verzocht hun werkzaamheden voort te zetten. De Raad hecht groot belang aan deze ontmoeting en onderstreept derhalve dat voor een Top die concrete resultaten moet opleveren een adequate voorbereiding nodig is.
TOP EU - LATIJNS-AMERIKA/CARIBISCH GEBIED - Conclusies De Raad herinnerde aan de historische, culturele en politieke banden tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, alsmede aan de gemeenschappelijke betrokkenheid bij de democratische waarden en beginselen. In het licht van het tempo van de economische ontwikkelingen en de consolidering van de democratie in de landen van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, was de Raad verheugd over het te rechter tijd gedane voorstel een topontmoeting van de Staatshoofden en Regeringsleiders van beide regio's te organiseren. De Raad heeft de terzake bevoegde instanties verzocht een aanbeveling op te stellen, met name ten aanzien van de eventuele datum, de kwestie van de deelname en de follow-up. Gezien de hoge verwachtingen waaraan de Latijns-Amerikaanse partnerlanden reeds uitdrukking hebben gegeven ten aanzien van de aanzienlijke vooruitgang in onze politieke en economische banden als resultaat van een topontmoeting, wees de Raad op de noodzaak van een passende voorbereiding, ten einde te waarborgen dat de Top concrete resultaten zal opleveren.
BETREKKINGEN MET DE ASSOCIATIEBESLUIT (1)
LGO
-
HERZIENING
HALVERWEGE
VAN
HET
De Raad nam er nota van dat het Nederlandse Voorzitterschap voornemens is om binnenkort, als onderdeel van de herziening halverwege van het besluit van 25 juli 1991 betreffende de associatie van de LGO met de Gemeenschap, een compromisvoorstel in te dienen over de toekomstige handelsregelingen voor landbouwproducten, en met name voor rijst ; dit voorstel zou zijn gebaseerd op de tekst van het Ierse Voorzitterschap van november 1996. De Raad nam ook nota van de bezorgdheid van een aantal delegaties over de problemen waarmee hun producenten in de rijstsector worden geconfronteerd. De Raad droeg het Comité van Permanente Vertegenwoordigers op het compromisvoorstel van het Voorzitterschap onmiddellijk na ontvangst te bespreken, zodat de Raad zo mogelijk op de zitting van 26 juni 1997 een besluit kan nemen. Commissielid PINHEIRO herinnerde eraan dat niet alleen over het landbouwaspect een besluit moet worden genomen, maar ook over de toekenning van middelen voor financiële samenwerking tussen de LGO.
WILDKLEMMEN - Conclusies -
De Raad heeft met waardering kennis genomen van een verslag van de Commissie over het resultaat van de onderhandelingen met de Russische Federatie en Canada en de bereikte verbeteringen in de ontwerp-overeenkomst inzake internationale normen voor humane vangstmethoden (2). De Raad verheugt zich erover dat voortgang is geboekt in deze onderhandelingen.
-
De Raad neemt kennis van het voornemen van de Commissie zo spoedig mogelijk voorstellen in te dienen voor de sluiting van deze overeenkomst met Canada en de Russische Federatie en zich actief te blijven inspannen om met de VS tot overeenstemming te komen ; hij nodigt de Commissie uit om op korte termijn verslag uit te brengen over de voortgang in de onderhandelingen met de VS.
-
De Raad memoreert dat het definitieve besluit over een dergelijke overeenkomst zal worden genomen door de Raad Milieu (die op 19-20 juni bijeenkomt).
(1) (2)
Zie ook blz. III. Er zij aan herinnerd dat de Raad op 24 februari aan de Commissie had verzocht de overeenkomsten aan te passen op basis van een aantal concrete aanbevelingen en suggesties die in de Raad waren gedaan. De Commissie heeft zich vervolgens met name geconcentreerd op een versnelde afschaffing van wildklemmen door zowel Rusland als Canada, op een versterking van de bepalingen inzake niet-naleving en geschillenregeling, en op een duidelijker formulering van de bepalingen inzake de aard en de reikwijdte van afwijkingen voor inheemse bevolkingen.
MARKTTOEGANG VOOR DE MINST ONTWIKKELDE LANDEN - Conclusies Doelstellingen 1. De Raad is verheugd over de mededeling van de Commissie over verbetering van de markttoegang voor de minst ontwikkelde landen (MOL's). In het besef dat de MOL's binnen het wereldwijde handelsstelsel een marginale positie innemen is de Raad het eens over de noodzaak van een langetermijnstrategie waarbij de markttoegang wordt verbeterd met als doel de groei en de diversifiëring van de uitvoer te bevorderen en daardoor een betere integratie van de MOL's in het multilaterale handelsstelsel en de wereldeconomie te bewerkstelligen. 2. De Raad herinnert aan de tijdens de WTO-ministersconferentie van Singapore toegezegde steun voor de MOL's. Tijdens die vergadering werden de leden van de WTO het eens over "een actieplan, waarbinnen ook ruimte is voor positieve maatregelen zoals bijvoorbeeld toegang met vrijdom van rechten op autonome basis" alsmede over "het creëren van voorspelbare en gunstige voorwaarden inzake markttoegang voor producten uit de minst ontwikkelde landen met het oog op bevordering en expansie en diversificatie van hun export naar de markten van alle ontwikkelde landen" zoals geboekstaafd in de slotverklaring van de conferentie (aangenomen op 13 december 1996). 3. Voorts bevestigt de Raad zijn doelstelling om verbintenissen aan te gaan teneinde de toegang tot de communautaire markt voor invoer uit alle MOL's te verruimen en de MOL's rechtenvrije toegang met vereenvoudigde oorsprongsregels te verlenen (zoals de Raad in het kader van de minstersconferentie van Singapore heeft voorgesteld). De Raad blijft een verbeterde markttoegang zien als een hoeksteen van elk doelmatig beleid met het oog op integratie van de MOL's in het wereldhandelsstelsel en hun deelneming in de internationale handels- en investeringsstromen. Het bieden van vrije markttoegang kan een middel zijn om de MOL's te stimuleren hun productiestructuur te verbeteren en te diversifiëren, met name indien een dergelijke maatregel wordt geïntegreerd in een breder ontwikkelingsbeleid. 4. De Raad bevestigt zijn voornemen om zorg te dragen voor consistentie van de acties van de Europese Unie ten behoeve van de MOL's in de verschillende fora en met name in het kader van de Overeenkomst van Lomé, waarbij de meeste MOL's partij zijn, daarbij rekening houdend met de lopende besprekingen en de toekomstige onderhandelingen over de toekomst van de Overeenkomst van Lomé na 2000.
Het multilaterale kader 5. De aan het eind van de Uruguay-ronde gesloten overeenkomsten van Marrakesh bevatten al specifieke maatregelen ter verbetering van de situatie van de MOL's. Gezien de noodzaak van aanvullende maatregelen is de Raad verheugd over het feit dat tijdens de ministersconferentie van Singapore opnieuw steun voor de MOL's is toegezegd. Kennelijk is de integratie van de MOL's in het wereldhandelsstelsel een gemeenschappelijke doelstelling die door alle WTO-leden wordt gedeeld. In dit verband herinnert de Raad eraan dat alle WTO-leden zich ertoe verbonden hebben de markttoegang voor MOL's te verbeteren als een van de voornaamste onderdelen van de geplande "geïntegreerde aanpak om deze landen bij te staan hun handelsmogelijkheden te verbeteren". Tegen die achtergrond roept de Raad op tot een grotere bereidheid van de WTO-leden, met inbegrip van onze belangrijkste handelspartners en de meer gevorderde ontwikkelingslanden, om de MOL's rechtenvrije toegang met vereenvoudigde oorsprongsregels te verlenen en op basis van het WTOactieplan voorstellen in te dienen over een verdere openstelling van hun markten die vergelijkbaar moet zijn met de markttoegang die de EU biedt. De Raad is van oordeel dat de komende bijeenkomst op hoog niveau, die door de WTO, de UNCTAD en de ITC in oktober 1997 in Genève wordt georganiseerd, een uitstekende gelegenheid biedt om dergelijke voorstellen voor te leggen. Consolidering 6. De Raad neemt er nota van dat de mededeling van de Commissie ingaat op de mogelijkheid van een geconsolideerde preferentiële regeling waartoe alle WTO-leden zich verbinden, zoals voorgesteld in het actieplan dat tijdens de ministersconferentie van Singapore overeengekomen is. De Raad verzoekt de Commissie de toekomstige ontwikkeling van een dergelijke regeling nader te analyseren, en daarbij rekening te houden met de relevante WTO-voorschriften en verplichtingen. Voorts verzoekt de Raad de Commissie om, afhankelijk van het resultaat van deze analyse, in een later stadium voorstellen in te dienen en daarbij ook rekening te houden met de discussie over de toekomst van de Overeenkomst van Lomé, met de mogelijkheid om in het kader van toekomstige WTO-onderhandelingen tot een dergelijke regeling te komen, en met de algehele situatie van de MOL's. Een alomvattende aanpak 7. De Raad wijst erop dat in het tijdens de ministersconferentie van Singapore overeengekomen actieplan een algemene aanpak wordt ontwikkeld waarin een aantal andere beleidsterreinen worden genoemd die eveneens bijdragen tot verbetering van de handelsmogelijkheden voor de MOL's. Technische samenwerking, zoals het opbouwen van menselijk en institutioneel potentieel en samenhangende en geïntegreerde beleidsadvisering, is bijvoorbeeld ook een belangrijk instrument voor de ondersteuning van de integratie van de minst ontwikkelde landen in het Wereldhandelsstelsel. De Raad is er daarom een warm voorstander van dat de bijeenkomst op hoog niveau zich zowel concentreert op markttoegang als op coördinatie en verbetering van de bestaande instrumenten voor de technische samenwerking betreffende het handelsbeleid. 8. Gezien de opvattingen van alle WTO-leden dat een betere integratie van de MOL's in de wereldeconomie een samenhangende aanpak vereist die gebaseerd is op herstructurering en diversifiëring van de productiestructuren, verzoekt de Raad de Commissie voorts, waar zulks mogelijk is, voorstellen in te dienen voor de verbetering van de diversifiëring van de uitvoer van de MOL's.
Markttoegang : onmiddellijke maatregelen 9. De Raad merkt op dat het bestaande preferentiële kader voor de MOL's, met name de Overeenkomst van Lomé en het Algemene Stelsel van Preferenties, de Europese Unie mogelijkheden biedt de markttoegang voor MOL's met onmiddellijke ingang te verbeteren. Gezien de preferentiële behandeling die reeds wordt gegeven aan MOL's die partij zijn bij de Overeenkomst van Lomé, zal de Raad op basis van een Commissievoorstel, uiterlijk 1 januari 1998 een gelijkwaardige behandeling voor alle MOL's vaststellen. Wat de cumulering van oorsprong betreft, zal de Gemeenschap, zoals de Commissie voorstelt, enerzijds de toepassing bevorderen van het soort regionale cumuleringsfaciliteiten voor de MOL's dat reeds buiten de Overeenkomst van Lomé bestaat (zodanig dat aangrenzende meer ontwikkelde landen geen onbedoeld voordeel aan dergelijke cumuleringsfaciliteiten kunnen ontlenen) en anderzijds positief reageren op door de MOL's verzochte afwijkingen van de toepasselijke oorsprongsregels. De middellange termijn 10.
Voorts roept de Raad op tot aanvullende maatregelen, die "op basis van de machtigingsclausule" volledig in samenhang met het resultaat van de discussie over de toekomst van de in februari 2000 aflopende Overeenkomst van Lomé moeten worden ontwikkeld om de onder punt 3 genoemde doelstelling volledig te verwezenlijken. De Raad verzoekt de Commissie op basis van haar mededeling alsmede van bovengenoemde doelstelling concrete voorstelllen uit te werken. Deze voorstellen dienen, op autonome grondslag, onder andere betrekking te hebben op de volgende aanvullende maatregelen : •
Rechtenvrije toegang voor nagenoeg alle producten uit de MOL's.
•
Ontwikkeling van een passend mechanisme om gevoelige sectoren binnen de Europese economie te beschermen tegen bruuske verstoringen van het evenwicht in de handelsstromen.
•
Aanpassingen van de oorsprongsregels van de EU die de ontwikkeling van bestaande industrieën en het opzetten van nieuwe industrieën in de MOL's zullen stimuleren maar tegelijkertijd derden niet de mogelijkheid zullen geven onbedoeld voordeel aan deze vereenvoudigde voorschriften te ontlenen en de legitieme handelsbelangen van de MOL's en de EU in gevaar te brengen.
•
Toegang tot de marktopenstellingsvoordelen van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten voor alle MOL's, ongeacht of zij partij bij deze Overeenkomst zijn.
EUROPEES WAARNEMINGSCENTRUM VOOR RACISME EN VREEMDELINGENHAAT De Raad heeft de verordening houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat aangenomen. De Raad hechtte voorts zijn goedkeuring aan de onderhandelingsrichtsnoeren voor een overeenkomst waarover de Commissie met de Raad van Europa moet onderhandelen ; deze overeenkomst zou de toekomstige coördinatie tussen de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum en van de Raad van Europa moeten regelen. Daarnaast besloten de Ministers in de samenstelling van een conferentie van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der lidstaten dat het waarnemingscentrum wordt gevestigd in Wenen. Destijds is tijdens de Europese Raad van Florence in juni 1996 overeenstemming bereikt over het beginsel van de oprichting van een Europees Waarnemingscentrum. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in onderhavige verordening. Daarnaast is de aanneming van de verordening van bijzonder belang tegen de achtergrond van het feit dat 1997 is uitgeroepen tot het Europees Jaar tegen Racisme. Het voornaamste doel van het Waarnemingscentrum bestaat in de levering van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens aangaande verschijnselen van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme op Europees niveau, aan de Gemeenschap en haar lidstaten, om hen te helpen wanneer zij over hun respectieve bevoegdheidsgebieden maatregelen nemen of acties ontwerpen. De taken van het Waarnemingscentrum zijn derhalve : - het verzamelen, registreren en analyseren van informatie en gegevens ; - het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke enquêtes, voorbereidende en haalbaarheidsstudies ; - het opzetten van een voor het publiek toegankelijk documentatiebestand ; - het opstellen van conclusies en adviezen ten behoeve van de lidstaten en de Gemeenschap ; - het publiceren van een jaarverslag over de toestand inzake racisme en vreemdelingenhaat in de Gemeenschap ; - het opzetten en coördineren van een Europees informatienet inzake racisme en vreemdelingenhaat (RAXEN) ; - het vergemakkelijken van de organisatie van regelmatige rondetafelconferenties of andere bijeenkomsten over racisme en vreemdelingenhaat. Het Waarnemingscentrum krijgt een Raad van Bestuur die is samengesteld uit een door elke lidstaat aangewezen onafhankelijk persoon, een door het Europees Parlement aangewezen onafhankelijk persoon, een door de Raad van Europa aangewezen onafhankelijk persoon, alsmede een vertegenwoordiger van de Commissie.
INTERGOUVERNEMENTELE CONFERENTIE Tijdens de z itting van de Raad Algemene Zaken heeft op 2/3 juni 1997 in Luxemburg ook weer een ministeriële vergadering van de IGC plaatsgevonden. De vergadering werd voorafgegaan door de gebruikelijke gedachtewisseling met de Voorzitter van het Europees Parlement, die deze gelegenheid aangreep om nog eens nadrukkelijk te wijzen op de lijst van hervormingen die volgens het Europees Parlement bij voorrang in het kader van de IGC moeten worden bereikt, en die het Parlement nog eens heeft bevestigd in zijn resolutie van 23 mei, die door de Voorzitter aan de IGC werd gepresenteerd. In het debat dat zich vervolgens ontspon, gaven de Ministers hun reacties op de door het Parlement uitgezette lijnen. De ministeriële vergadering die daarna volgde was gewijd aan een aantal nog onopgeloste politieke kwesties die met het oog op de laatste voorbereidingen voor Amsterdam van cruciaal belang zijn. Centraal in de besprekingen stonden met name de besluitvorming in het kader van het GBVB en de financiering daarvan, institutionele kwesties in het kader van de follow-up van Noordwijk, alsmede werkgelegenheid, milieu/interne markt, flexibiliteit en andere IGCkwesties die in de aanloop naar Amsterdam moeten worden behandeld.
OVERIGE BESLUITEN Aangenomen zonder debat. In het geval van wetgevingsbesluiten zijn de tegenstemmen en onthoudingen vermeld. Besluiten die vergezeld gaan van verklaringen die de Raad voor het publiek beschikbaar heeft gesteld, zijn aangegeven met een asterisk ; deze verklaringen kunnen bij de Persdienst worden verkregen.
HANDELSBELEID Verlenging of handhaving van bepalingen betreffende aangelegenheden die vallen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek en die vervat zijn in door de lidstaten gesloten overeenkomsten De Raad besloot dat de bepalingen betreffende aangelegenheden die vallen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Europese Gemeenschap en die vervat zijn in de tussen de lidstaten en derde landen gesloten overeenkomsten (vriendschaps-, handelsen scheepvaartverdragen en bepaalde handelsovereenkomsten) tot en met 30 april 2001 stilzwijgend mogen worden verlengd of gehandhaafd voor de onderwerpen die niet onder overeenkomsten tussen de EG en de betrokken derde landen vallen en voorzover zij verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke beleidslijnen. Deze machtiging kan worden ingetrokken indien de omstandigheden daartoe nopen en met name wanneer later zou blijken dat de handhaving van de bepalingen van voornoemde verdragen en overeenkomsten een belemmering vormt of zou kunnen vormen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Daartoe wordt een mechanisme ingesteld op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn de Commissie in kennis te stellen van de gevallen waarin een dergelijk risico zou kunnen bestaan. Antidumpingmaatregelen - Invoer van getextureerd filamentgaren van polyesters van oorsprong uit Maleisië De Raad heeft een verordening aangenomen tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van getextureerd filamentgaren van polyesters van oorsprong uit Maleisië en tot definitieve inning van het ingestelde voorlopige recht. De definitieve antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijzen, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedragen 16,4 % voor de exporteur Hualon Corporation (M) Sdn. Bhd., die aan het onderzoek medewerkte, en 32,5 % voor andere exporteurs/ producenten, die hun medewerking niet verleenden.
BUITENLANDSE BETREKKINGEN
Turkije - Afschaffing van de technische handelsbelemmeringen De Raad hechtte zijn goedkeuring aan het ontwerp-besluit van de Associatieraad EG-Turkije tot vaststelling van een lijst met communautaire instrumenten betreffende de afschaffing van de technische handelsbelemmeringen die in de Turkse binnenlandse wetgeving moeten worden overgenomen, overeenkomstig het besluit van de Associatieraad inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie. Instrumenten die overeenkomen met een communautaire verordening worden als zodanig in de Turkse wetgeving opgenomen ; voor instrumenten die overeenkomen met een communautaire richtlijn mogen de Turkse autoriteiten zelf besluiten hoe zij deze ten uitvoer leggen.
Palestijnse autoriteit - Sluiting van de Associatieovereenkomst De Raad hechtte zijn goedkeuring aan het besluit betreffende de sluiting van de Europeesmediterrane Interim-Associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de EG en de PLO ten behoeve van de Palestijnse autoriteit, die op 24 februari 1997 was ondertekend (zie Mededeling aan de Pers 6023/97 (Presse 50).
Europees-mediterraan Partnerschap - Conclusies van de ministeriële conferentie op Malta De Raad hechtte zijn definitieve goedkeuring aan de conclusies van de Europeesmediterrane ministeriële conferentie, die op 15 en 16 april 1997 te Malta had plaatsgevonden (zie Mededeling aan de Pers 8552/97 (Presse 180). Opgemerkt zij dat de ministers op de conferentie van Malta zelf in politiek opzicht overeenstemming hadden bereikt, maar dat de tekst van de conclusies later tijdens een ad hocvergadering van hoge ambtenaren op 6 mei 1997 te Brussel is bijgewerkt.
LGO - Vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van rijst (zie ook blz. 17) De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van de vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van rijst van oorsprong uit de landen en gebieden overzee die de Commissie op 23 april 1997 had aangenomen. De Raad ging daartoe over nadat het UK en Spanje de kwestie aan hem voorgelegd hadden. De Nederlandse delegatie stemde tegen. De wijzigingen hebben betrekking op de volgende twee punten : -
het quotum voor Montserrat en de eilanden Turks en Caicos wordt verhoogd met 3.430 ton, wat het totale quotum brengt op 13.430 ton, uitgedrukt in equivalent gedopte rijst. Tegelijkertijd wordt het quotum voor de overige LGO verlaagd tot 56.180 ton, waardoor de totale hoeveelheid overigens ongewijzigd blijft (69.610 ton) ;
-
de periode waarvoor de vrijwaringsmaatregelen gelden, wordt met twee maanden verlengd tot 30 november 1997.
DOUANE-UNIE Protocol EU-Zwitserland inzake wederzijdse administratieve bijstand De Raad besloot over te gaan tot sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tot toevoeging van een aanvullend protocol inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken bij de vrijhandelsovereenkomst tussen de EEG en de Zwitserse Bondsstaat. STAAL Technisch staalonderzoek - programma 1997 Overeenkomstig artikel 55, lid 2, onder c), van het EGKS-Verdrag heeft de Raad ingestemd met een ontwerp-besluit van de Commissie betreffende de toekenning van financiële steun aan projecten voor technisch staalonderzoek en proef/demonstratieprojecten. Deze projecten vormen het staalonderzoeksprogramma voor 1997 ; zij worden als volgt onderverdeeld : -
67 onderzoeksprojecten met een totale financiële steun van 47,7 miljoen ecu ;
-
10 proef/demonstratieprojecten met een totale financiële steun van 6,8 miljoen ecu.
Daarnaast wordt een bedrag van ongeveer 500.000 ecu voor de verspreiding en aanwending van de resultaten van het programma toegekend.
INDUSTRIE Scheepsbouw * Tijdens een discussie in de Raad Industrie van 24 april 1997 had een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten zich geschaard achter het Commissievoorstel voor het verlenen van steun aan bepaalde scheepswerven in Duitsland, Spanje en Griekenland die worden geherstructureerd. In aansluiting op dat debat heeft de Raad de betrokken verordening nu officieel aangenomen. De Deense, de Finse en de Zweedse delegatie stemden tegen de verordening, terwijl de Britse delegatie zich van stemming onthield. Aangezien de geldigheidsduur van de in de "7e richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw" voorziene afwijkingen ten gunste van bepaalde in herstructurering zijnde scheepswerven is verstreken, is een nieuwe verordening noodzakelijk om de Commissie in staat te stellen steunprogramma's in de bovengenoemde drie landen toe te staan. De steun die de Raad heeft besloten goed te keuren, betreft -
een bedrag van 54.525 miljard GRD voor Hellenic shipyards, zodat het bedrijf de geaccumuleerde schulden nog voor de uitgestelde privatisering kan afschrijven ;
-
bedrijfssteun voor de periode van 1 maart 1996 tot en met 31 december 1998 ten behoeve van MTW-Schiffswerft en Volkswerft Stralsund tot een totaalbedrag van respectievelijk 333 en 395 miljoen DM. Die bedragen omvatten de steun die de verdere werking van de werven moet vergemakkelijken, de sociale steun, de aan contracten gekoppelde steun onder de "Wettbewerbshilfe"-regeling en het steunequivalent van waarborgen ;
-
steun ten behoeve van de herstructurering van de openbare scheepswerven in Spanje tot een bedrag van 135.028 miljard ESP in de vorm van betaling van interest over leningen die werden aangegaan ter dekking van voordien goedgekeurde doch niet uitgekeerde steun, belastingkredieten en een kapitaalinjectie.
Er zij aan herinnerd dat aan de goedkeuring voor deze steun overeenkomstig de conclusies van de Raad van 24 april 1997 de volgende voorwaarden worden verbonden : -
streng toezicht van de Commissie middels vier inspecties en twee rapporten per jaar ; de Spaanse regering moet ermee instemmen dat de scheepswerf van Astander geen verbouwingen uitvoert zolang de werf overheidsbezit blijft ; de Commissie moet een expertise laten uitvoeren over Floating Production Storage and Offloading vessels (FPSO's) en de Raad verslag doen van haar bevindingen ; de Commissie moet zich blijven inspannen om de Verenigde Staten ervan te overtuigen dat de OESO-Overeenkomst inzake normale concurrentievoorwaarden in de commerciële scheepsbouw- en scheepsreparatiesector moet worden bekrachtigd.
SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Follow-up van het Frans memorandum voor een Europees Sociaal model De Raad nam kennis van een nota die het Voorzitterschap had opgesteld in het licht van de werkzaamheden van de Groep op Hoog Niveau die is ingesteld ingevolge de conclusies van de Europese Raad van Turijn. In deze conclusies droeg de Europese Raad de Raad op de verschillende werkzaamheden op sociaal en werkgelegenheidsgebied te coördineren. In de nota van het Voorzitterschap wordt de stand van zaken opgemaakt. TELECOMMUNICATIE Richtlijn inzake interconnectie op telecommuncatiegebied * Op 19 maart 1997 is in het Bemiddelingscomité overeenstemming bereikt over deze richtlijn. De Raad heeft derhalve de Richtlijn inzake interconnectie op telecommunicatiegebied wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van open network provision (ONP) aangenomen. Ook het Europees Parlement heeft inmiddels de gemeenschappelijke ontwerp-tekst die in het kader van de bemiddelingsprocedure is goedgekeurd, aangenomen. Dit betekent dat de richtlijn nu definitief is aangenomen. De interconnectierichtlijn is een essentieel onderdeel van de regelgeving die de Gemeenschap nu aan het opstellen is om de geliberaliseerde telecommunicatiesector in de Europese Unie met ingang van 1 januari 1998 goed te laten functioneren. Het is namelijk van cruciaal belang dat elke gebruiker toegang heeft of kan communiceren met elke andere gebruiker, tot welke netwerken zij ook behoren. Tegelijkertijd moet er voor worden gezorgd dat de gevestigde bedrijven op de markt hun positie niet misbruiken om nieuwkomers van de markt te weren. De volledige tekst die tussen het Europees Parlement en de Raad is overeengekomen, is bekendgemaakt in persmededeling nr. 6704/97 (Presse 84) van het Secretariaat-Generaal van de Raad van 20 maart 1997.
VERVOER Rijbewijzen * De Raad heeft met eenparigheid van stemmen de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs aangenomen. De richtlijn houdt een harmonisatie in van de informatie in gecodeerde vorm op rijbewijzen (b.v. het verplicht dragen van een bril, aanpassingen aan voertuigen voor gebruik door gehandicapte bestuurders). Voorts wordt bij deze richtlijn een comité ingesteld dat de bijlagen van de richtlijn moet aanpassen.