4.6. CO2 en capnografie: Het afblazen van CO2 is naast de oxygenatie de tweede component van de ventilatie en kan op verschillende manieren gemeten worden. Alleen kwalitatief bijvoorbeeld via de “Easycap” of de “Pedicap” waarbij de colorimetrische meeting een kleurverandering laat zien.
Easycap met kleurverandering bij detectie van CO2
Beter en nauwkeuriger zijn kwantitatieve metingen van het CO2 gehalte in de expiratoire lucht. Dit gebeurt of in de mainstream (hoofdstroom van de beademingslucht) of sidestream (continu afzuigen van een sample en analyse) via lichtabsorptie.
CO2 meeting in de mainstream (links) en analysebuis voor CO2 meeting in de sidestream (rechts)
De kwantitatieve meeting is bv. bij de Corpuls 3 of de Corpuls 08/16 in de hoofdstroom en bij de Lifepak 12 in de sidestream. Zowel de gemeten absolute waarde van het CO2 eindexpiratoir dan ook de golfvorm zelf in de loop van de tijd geven belangrijke informatie over de toestand van de patiënt en / of het beademingscircuit (inclusief tube). Getoond wordt het gemeten CO2 of als partiële druk of als percentage. Bij de Corpuls 3 wordt standaard het gemeten CO2 (nog) als partiële druk in mmHg getoond, hoewel men hier in Nederland in de anesthesie meestal gewend is om deze meeting in kPa te tonen. Zie dus ook de eenheden aan de y-as (vergelijk mmHg en kPa) van de diagrammen van de voorbeelden.
De normale golfvorm begint aan het einde van de inspiratiefase (A) en loopt aanvankelijk snel op (B). Daarna komt een traag oplopend gedeelte (C) dat in een piek eindigt (D). Deze maximale CO2 concentratie aan het einde van de expiratiefase wordt als absolute waarde (getal en eenheid) op de monitor aangetoond en in de trendgrafiek bijgehouden.
D: Punt van meeting van het eindexpiratoire CO2
Als voorbeelden staan hieronder diagrammen met mogelijke oorzaken. Boven het golfvorm display, beneden de trendgrafiek. Voorbeeld a: Bij gelijkblijvend ademminuutvolume daalt het CO2 gehalte per uitademingcyclus snel. Het in het lichaam geproduceerde CO2 bereikt niet of nauwelijks meer de longen. Het in de longen resterende CO2 wordt met elke beademingscyclus verder uitgewassen.
• • • • •
HLM (start hart long maschine) Circulatiestilstand Longembolie Vors bloedverlies Acute ontwikkeling van hypotensie
Voorbeeld b: Het CO2 gehalte blijft constant te laag. Er wordt of te veel CO2 afgeblazen (ademminuutvolume te hoog) of te weinig CO2 geproduceerd (ademminuutvolume adequaat) of de gasuitwisseling in de long zelf is gestoord (denk aan longoedeem, longcontusie).
• •
Hyperventilatie (ademminuutvolume is te hoog) Hypothermie
Voorbeeld c: De vorm is van meer rechthoekig naar paraboolvorming veranderd. Meestal is ook de absolute waarde te laag. Er komt geen volledige uitademing tot stand, de eindexpiratoire piek wordt niet bereikt.
• • •
Luchtlekkage (bv. cuff sluit niet volledig af) Ernstige COPD Partiele afsluiting van de bovenste luchtwegen of de tube
Voorbeeld d: Het normale capnogram valt op eens weg en er wordt geen of nauwelijks CO2 meer aangetoond.
• • •
Accidentele detubatie Volledige luchtwegobstructie Disconnectie
Voorbeeld e: Bij gelijkblijvend ademminuutvolume loopt het CO2 langzaam en continu op.
• • •
Verhoogd metabolisme (bv. hyperthermie) Hypoventilatie Dode ruimte ventilatie (bv. kinderen)
Voorbeeld f: Het normale capnogram valt gedeeltelijk weg en CO2 is wel beademingssynchroon maar onvolledig aantoonbaar.
• • •
Lekkage beademingcircuit Onvolledige luchtwegobstructie Dislocatie van de tube naar de hypofarynx
Voorbeeld g: De golfvorm loopt steil op en meestal is ook de absolute waarde eindexpiratoir te hoog.
• •
Bronchospasme Asthma
Voorbeeld h: De golfvorm is onregelmatig en gaat zelfs in de inspiratoire fase niet tegen nul.
•
Vervuiling van de analysebuis (vocht, secreet enz.)
Voorbeeld i: Aan het eind van de uitademingsfase zijn zaagbladachtige kleine golfen te zien. Dit patroon heeft geen pathologische waarde en heeft met de per slag veranderde vullingtoestand van het hart te maken.
•
Cardiale oscillaties
Het eindexpiratoir gemeten CO2 gehalte is altijd lager dan het in het arteriële bloed gemeten CO2 gehalte. Dit heeft te maken met of een fysiologische of een pathologische shunting. Hierbij treedt een gedeelte van het veneuze bloed niet in contact met de lucht in de alveolen (zie 4.2. Ventilatie). Denk bv. aan een pneumothorax, longcontusie of longembolie. Bij beademde patiënten hoort dus het capnogram tot de standaard monitoring en zou bij elke geintubeerde en geventileerde patiënt moeten worden gemeten.