Provinciale Staten
www.overijssel.nl Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 75 20
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk ZC/2005/4484
Datum 20 12 2005
Bijlagen
Doorkiesnummer 425 12 19 425 12 22
Inlichtingen bij Hr. P.J. Offenberg mw. M.H.E. Beaufort
E-mailadres
[email protected]
Onderwerp
Debatnotitie Wonen en Zorg voor ouderen in de toekomst.
Op 27 juli 2005 heeft u ons de opdracht gegeven een debatnotitie op te stellen over het onderwerp Wonen en Zorg voor ouderen in de toekomst. Bij dezen bieden wij u de debatnotitie over het onderwerp aan. Deze notitie bevat bouwstenen die een rol spelen bij de discussie over wonen en zorg voor ouderen. Daarbij zijn wij ingegaan op de demografische ontwikkelingen in Overijssel, de trends en maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in wet en regelgeving zoals de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Naast cijfers over de terreinen wonen en zorg is ook een beschrijving opgenomen van onze huidige provinciale rol en instrumenten. De debatnotie sluit af met drie toekomstbeelden: deze zijn puur en alleen bedoeld ter stimulering van de discussie tijdens het Publieksdebat. De debatnotitie kunt u vinden op het Stateninformatiesysteem, onder kenmerk PS/2005/1445. Wij hopen hiermee aan uw opdracht te hebben voldaan. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
Bij correspondentie graag ons kenmerk vermelden.
RABO Zwolle 39.73.41.121
Tijdens de renovatie van het provinciehuis is een deel van de organisatie gehuisvest op kantoorlocatie Rechterland 1 te Zwolle. Zie voor meer informatie www.prv-overijssel.nl/adres.
Bezoekadres Luttenbergstraat 2 Zwolle Rechterland 1 Zwolle
Debatnotitie: Wonen en Zorg voor ouderen in de toekomst
December 2005
Colofon
Datum
December 2005 Oplage
Auteur
P.J. Offenberg Vormgeving
Project/kenmerk
ZC/2005/4484 Inlichtingen bij
P.J. Offenberg 038 - 425 1219 Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Fax 038 425 26 50 www.overijssel.nl
[email protected]
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Doelstelling en inhoud
5
3
Algemene gegevens
6
4
Wonen en de fysieke leefomgeving
11
5
Zorg en welzijn en de sociale leefomgeving
13
6
De provinciale rol
16
7
Toekomstbeelden
18
3
4
1
Inleiding
Provinciale Staten hebben aangegeven rechtstreeks in debat te willen gaan met inwoners van Overijssel over belangwekkende maatschappelijke ontwikkelingen. Op deze manier willen zij een nog beter zicht krijgen op wat leeft in de Overijsselse samenleving om vervolgens daar in hun politieke koers en beleid op in te spelen. Het eerste thema waarvoor gekozen is betreft “Wonen en zorg voor ouderen in de toekomst”. Op 29 juni j.l. vond het eerste deskundigendebat plaats. Vervolgens hebben Provinciale Staten op 27 juli j.l. ons de opdracht gegeven een debatnotitie op te stellen over het thema op grond waarvan Provinciale Staten een breed publieksdebat kunnen aangaan met de Overijsselse samenleving. In de opdracht zijn tevens de inhoudelijke kaders van de debatnotitie door Provinciale Staten bepaald.
2
Doelstelling en inhoud
Deze debatnotitie heeft een informatief karakter: het bevat feitelijke informatie over de stand van zaken, achtergronden en ontwikkelingen rond het thema wonen en zorg voor ouderen. De notitie heeft twee doelstellingen: •
Het verschaffen van informatie aan Provinciale Staten ten behoeve van het komende publieksdebat met inwoners van Overijssel.
•
Het verschaffen van informatie aan Provinciale Staten ten behoeve van het voeren van een politieke discussie en standpuntbepaling over de toekomstige inhoud en provinciale rol op het terrein van wonen en zorg.
De debatnotitie is dan ook als volgt opgebouwd: in het eerste deel zal in worden gegaan op enkele algemene gegevens zoals demografische ontwikkelingen, de doelgroep ouderen, trends en maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de wet en regelgeving. Het tweede deel geeft informatie over wonen en de fysieke leefomgeving. Het derde deel gaat in op de terreinen zorg en welzijn en de sociale leefomgeving en daarna wordt ingegaan op de provinciale rol op de terreinen wonen, zorg en welzijn. Op grond van al die gegevens zijn drie toekomstbeelden opgesteld die als basis dienen bij het publieksdebat. In de bijlage van de debatnotitie zijn verwijzingen naar diverse achtergrondinformatie opgenomen.
5
3
Algemene gegevens
In dit deel worden algemene gegevens gepresenteerd die van invloed zijn op de discussie rond wonen en zorg voor ouderen. Demografische ontwikkelingen in Overijssel: Het is algemeen bekend dat Nederland in de komende jaren geconfronteerd zal worden met een sterk toenemende vergrijzing. Op dit moment is bijna 14% van de bevolking 65 jaar of ouder. Rond 2040 bereikt de vergrijzing haar hoogtepunt wanneer 23% van de bevolking zal bestaan uit 65plussers. Daarnaast is ook sprake van zogenoemde dubbele vergrijzing: hiermee wordt gedoeld op de versnelde toename van de groep 80-plussers met een zorgbehoefte. De cijfers voor Overijssel zijn als volgt: Overijssel 2004
2010
2020
2030
0-19
25,8
25,4
24,3
23,7
20-39
28,0
25,7
25,0
25,3
40-54
21,0
21,7
19,6
17,2
55-64
11,2
12,3
12,9
12,8
65-74
7,8
8,3
10,6
11,4
75 eo
6,1
6,6
7,5
9,7
Totaal
100
100
100
100
Tabel 1: demografische opbouw van Overijssel in percentages in 2004, 2010, 2020 en 2030 (bron: afdeling RWB Provincie Overijssel). Tabel 1 geeft aan dat ook in Overijssel de vergrijzing de komende jaren sterk doorzet. Van de groep ouderen blijft de categorie in de leeftijd 55 – 64 over de genoemde jaren de grootste groep ouderen. Echter; de sterkste relatieve toename vindt plaats in de leeftijdscategorie 75 jaar en ouder: de dubbele vergrijzing geldt ook voor Overijssel. Er blijken geen substantiële verschillen in demografische opbouw te bestaan tussen de regio’s West Overijssel en Twente wat betreft de leeftijdscategorieën 55 jaar en ouder in de ontwikkeling naar 2030, vandaar dat hierover geen tabellen zijn opgenomen. De volgende bewerking van de cijfers toont de demografische opbouw in de vijf grote steden in Overijssel en het platteland.
6
Vijf grote steden 2004
2010
2020
2030
0-19
24,2
24,1
23,8
22,7
20-39
31,0
28,8
27,8
28,0
40-54
20,4
21,2
19,8
17,6
55-64
10,7
11,7
12,2
12,4
65-74
7,4
7,7
9,9
10,5
75 eo
6,3
6,5
6,9
8,8
Totaal
100
100
100
100
Tabel 2: demografische opbouw van de vijf grote steden in Overijssel in percentages in 2004, 2010, 2020 en 2030 (bron: afdeling RWB Provincie Overijssel).
Platteland 2004
2010
2020
2030
0-19
27,2
26,5
25,2
24,7
20-39
25,5
23,0
22,4
22,7
40-54
21,6
22,1
19,4
16,7
55-64
11,7
12,8
13,6
13,1
65-74
8,0
8,8
11,3
12,2
75 eo
6,0
6,8
8,2
10,5
Totaal
100
100
100
100
Tabel 3: demografische opbouw van het platteland van Overijssel in percentages in 2004, 2010, 2020 en 2030 (bron: afdeling RWB Provincie Overijssel). Uit de tabellen 2 en 3 blijkt duidelijk een verschil in de demografische opbouw tussen de vijf grote steden en het platteland van Overijssel. In 2004 is 24,4% van de bevolking in de steden ouder dan 55 jaar, op het platteland is dat cijfer 25,7%. De ontwikkeling naar 2030 laat zien dat dit verschil groter wordt: 31,7% van de bevolking in de steden is dan ouder dan 55 jaar terwijl op het platteland dit cijfer 35,8% is. Kortom; de cijfers laten een toenemend verschil in vergrijzing in de steden en het platteland van Overijssel zien. Ouderen als doelgroep: Dé oudere bestaat niet: de doelgroep is zeer divers en tussen ouderen onderling bestaan grote verschillen. Wij hanteren dan ook de volgende driedeling in leeftijdscategorieën: •
De groep “jongere ouderen” in de leeftijdscategorie tussen 55 en 64 jaar: dit betreft, voor Overijssel in 2004 de grootste groep ouderen van ongeveer 124.200 mensen (11,2%): de meest vitale en maatschappelijk actieve senioren.
•
De groep ouderen in de leeftijdscategorie 65 en 74 jaar: dit betreft ongeveer 85.900
•
De groep “oudere ouderen” in de leeftijdscategorie vanaf 75 jaar en ouder: dit betreft
mensen (7,8%): merendeels gepensioneerd en in de meeste gevallen gezond. ongeveer 67.900 mensen (6.1%). Zij zijn gepensioneerd en vanaf deze leeftijd is zorg voor een groot deel van deze groep erg belangrijk. Naast deze indeling zijn ook andere indelingen mogelijk die een meer kwalitatieve schets geven van ouderen ingedeeld naar generaties die gevormd worden door een opmerkelijk moment in de geschiedenis: •
De vooroorlogse generatie (1910 – 1929, leeftijd 75 – 94 jaar): sober en weinig hedonistisch, traditioneel ingesteld, een behoefte aan strengere wet- en regelgeving, weinig open-minded en gericht op immateriële waarden.
•
De stille generatie (1930 – 1945, leeftijd 59 – 74 jaar): traditioneel ingesteld, lokaal georiënteerd, terughoudendheid ten aanzien van de individualisering, een behoefte aan strengere wet- en regelgeving en gericht op immateriële waarden.
•
De protestgeneratie (1946 – 1954, leeftijd 48 – 58 jaar): autonoom en individualistisch ingesteld, geëmancipeerd en antihiërarchische attitude en gericht op zelfbeschikking.
7
De groep ouderen omvat daarmee een grote groep mensen, met grote verschillen in achtergronden, levensstijl, zorggebruik, woningsituatie en inkomenspositie. Overigens laat het landelijke beeld zien dat iets meer dan de helft (55%) van de 55-plussers vrouw is. De oudste leeftijdsgroepen blijken voornamelijk uit vrouwen te bestaan. Zo is 63% van de ouderen in de leeftijdscategorie 74 tot en met 84 vrouw en is dit cijfer zelfs 74% van de 85 plussers. De verwachting is dat de komende jaren het aandeel vrouwen wat zal dalen. Dit hangt onder meer samen met het feit dat het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen kleiner wordt. Trends en maatschappelijke ontwikkelingen: Om
beter
zicht
te
krijgen
op
de
doelgroep
ouderen
beschrijven
wij
enkele
trends
en
maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het thema wonen en zorg: •
Ouderen van nu worden ouder dan vroeger, zijn vitaal en gezonder: ten opzichte van vroeger is zowel de kans om een hoge leeftijd te bereiken als ook de levensverwachting van ouderen sterk toegenomen. Daarbij geldt dat de gezondheidssituatie ook sterk is verbeterd. Ouderen van nu worden dus ouder dan vroeger en zijn ook aanmerkelijk gezonder dan vroeger en beleven hun gezondheid ook beter dan vroeger. Overigens heeft naar schatting 33% van de ouderen boven de 55 wel eens gevoelens van eenzaamheid. Bij 4% van de ouderen is sprake van ernstige eenzaamheid. Kortom; het thema wonen en zorg zal in de toekomst meer en meer aan belang toenemen.
•
Ouderen van nu zijn welvarender dan vroeger: in het algemeen is het inkomen en het vermogen van ouderen sterk toegenomen. Dit komt door de pensioenaanspraken, de verbeterde pensioenregelingen en door het toegenomen eigen woningbezit. Tegelijkertijd is ook sprake van een groep ouderen die rond moeten komen met beperkte middelen, naar schatting 10% van de ouderen. Deze groep ouderen is vaak verborgen en moeilijk zichtbaar. Van belang is ook dat de inkomenspositie van “jongere ouderen” (in de leeftijdscategorie tussen 55 en 64 jaar) meestal beter is dan die van “oudere ouderen” (ouderen boven de 75 jaar). De toegenomen welvaart bij ouderen betekent dat zij meer en meer naar eigen inzicht woon/zorg arrangementen kunnen inkopen.
•
Ouderen
van
nu
maken
meer
bewuste
keuzes:
in
een
samenleving
die
sterk
geïndividualiseerd is, zijn ook ouderen van nu meer individualistisch dan vroeger. Daarbij is ook sprake van meer variatie in levensstijlen en maken ouderen meer eigen, bewuste keuzes voor een bepaalde levensstijl. Ouderen vormen een bewuste en omvangrijke groep in de samenleving die zelf zullen willen kiezen voor de door hun gewenste woon/zorg combinaties. •
Ouderen van nu willen langer zelfstandig wonen: in afwijking van vroeger is het verblijf in een verzorgingshuis of verpleeghuis meer en meer een uitzondering geworden. Ouderen willen, ook gestimuleerd door overheidsbeleid, steeds langer zelfstandig wonen in een daarvoor geschikte woning. In de toekomst zal dan ook steeds meer sprake zijn van afbouw van zorginstellingen.
•
De leeftijdsopbouw van de oudere allochtonen, op het totaal aantal inwoners van Overijssel is in 2004 als volgt: 7,4% in de leeftijdscategorie 55 tot en met 64, 4,5% is tussen de 65 en 74 jaar en 1,7% van de oudere allochtonen is ouder dan 75 jaar. De vergrijzing is daarmee op dit moment gemiddeld lager dan bij autochtone ouderen. Naar verwachting zal dit in de toekomst meer naar elkaar toegroeien. Mede vanwege een gemiddeld lagere sociaal-economische positie is sprake van een relatief hoger zorggebruik. Overigens is het percentage allochtonen hoger in de regio Twente dan in West Overijssel, met uitzondering van de gemeente Deventer.
•
Digitalisering van de samenleving: na de eerste digitale revolutie waardoor het bezit van computers zich verspreidde over de samenleving is sinds enkele jaren een tweede revolutie aan de gang: de verspreiding van en de toegang tot het internet. Naar schatting heeft meer dan 85% van de huishoudens toegang tot het internet. Van het aantal ouderen is een kwart van de 65 plussers wekelijks actief op het internet. Kortom; bij de toekomstige vormgeving van het woon/zorg beleid vormt de ondersteunende functie van ICT een steeds belangrijkere rol.
8
Ontwikkelingen in wet en regelgeving: Huidige ontwikkelingen in wet en regelgeving zijn van invloed op het thema wonen en zorg en de discussie met inwoners van Overijssel. Wij noemen hier de invoering van de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), de modernisering van de Awbz en de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet. •
De Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO):
De WMO vervangt de huidige Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten en delen van de Awbz. Daarmee brengt ze zorg en welzijn bij elkaar, geformuleerd in negen prestatievelden, waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden. De prestatievelden omvatten onder andere de huishoudelijke hulp, opvoedingsondersteuning, het vrijwilligerswerk en mantelzorg maar ook directe voorzieningen voor ouderen, mensen met een handicap en ggz cliënten. Dit betreft voorzieningen zelfstandig
als
rolstoelen,
wonen,
scootmobielen,
dagbesteding,
woningaanpassingen,
maaltijdvoorzieningen,
begeleiding
sociale
bij
het
alarmering
en
vervoersvoorzieningen. Een belangrijk uitgangspunt van de WMO is dat voordat een beroep kan worden gedaan op voorzieningen eerst oplossingen in de eigen omgeving gezocht moeten worden. Een toenemend beroep op de informele zorg zoals de mantelzorg ligt dan ook voor de hand. Naar onze inschatting zal bij burgers nog niet veel bekendheid zijn over de invoering en gevolgen van de WMO, hoewel deze zeker grote gevolgen zal hebben voor ouderen. Zeer recent heeft onderzoek plaatsgevonden naar de toekomstige financiële verdeelsleutel bij de decentralisatie van middelen naar de WMO. Het onderzoek richtte zich op de huishoudelijke verzorging en enkele specifieke regelingen van de Awbz (de diensten bij wonen en zorg en de coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg) en de WVG (de dure woningaanpassingen). Kortom; regelingen die direct van invloed zijn op de toekomstige beleidsmogelijkheden van gemeenten op het terrein van de WMO, in het bijzonder op het terrein van wonen en zorg. In de verdeelsleutel is rekening gehouden met leeftijdsgebonden factoren, de samenstelling van huishoudens,
inkomensgebonden
factoren
en
arbeidsgerelateerde
zorgbehoeften.
De
onderstaande tabel toont de toekomstige verdeling van middelen over gemeenten in Overijssel in euro’s per inwoner:
Uitkomst verdeling per
Historisch budget per
Verschil per
inwoner
inwoner
inwoner
Staphorst
34
25
9
Ommen
58
47
11
Olst/Wijhe
62
53
9
Tubbergen
39
60
-21
Borne
51
65
-14
Zwartewaterland
42
60
-18
Losser
63
90
-27
Wierden
41
66
-25
Haaksbergen
49
51
-2
Dinkelland
50
72
-22
Dalfsen
46
40
6
Oldenzaal
62
77
-15
Twenterand
51
62
-11
Hof van Twente
59
66
-7
Hellendoorn
56
68
-12
Rijssen/Holten
50
63
-13
Raalte
51
51
0
Steenwijkerland
70
71
-1
Kampen
60
61
-1
Hardenberg
53
52
1
Almelo
74
89
-15
Hengelo
69
72
-3
Deventer
66
54
12
Gemeenten
9
Zwolle
60
54
6
Enschede
75
87
-12
Tabel 4: Toekomstige verdeling middelen 1e tranche WMO over gemeenten in Overijssel, gerangschikt naar grootte van gemeente, in euro’s per inwoner (bron: Onderzoeksrapport Cebeon, september 2005). Tabel 4 geeft aan dat de toekomstige verdeling van WMO gelden over gemeenten in Overijssel met name negatief uitpakt voor de gemeenten in de regio Twente. Reden hiervoor kan de mogelijk te hoge indicatiestelling in het verleden zijn. Een andere mogelijke reden kan zijn dat in
het
historisch
budget
allerlei
toeslagen
waren
verwerkt
voor
zogenoemde
achterstandsgebieden waartoe de regio Twente ook behoorde. In de nieuwe verdeling zijn deze toeslagen vervallen waardoor gemeenten in de regio Twente met een achteruitgang van middelen zullen worden geconfronteerd (net als andere achterstandsgebieden in Nederland zoals onder andere Oost Groningen en het knooppunt Arnhem/Nijmegen). De feitelijke teruggang in middelen zal van invloed zijn op het te voeren WMO beleid. •
De modernisering van de Awbz:
Als gevolg van de modernisering van de Awbz zijn functiegerichte aanspraken ingevoerd. Zorgkantoren, als uitvoerders van de Awbz, onderhandelen op basis van functies met zorgaanbieders over de inhoud, kwaliteit en de prijs van de zorg. Indicatiestelling, het persoonsgebonden budget en de extramurale Awbz zorg zijn reeds gedefinieerd in functies, in 2007 volgt de intramurale zorg. Met de komst van de WMO zal de Awbz zich voornamelijk beperken tot de langdurige en zware zorg. Een groot deel van de verblijfsfunctie zal van de Awbz naar de woonsector gaan. Kortom; de modernisering van de Awbz is van invloed op vraagstukken rond wonen en zorg. •
De Zorgverzekeringswet:
Zeer recent is besloten tot invoering van een nieuwe Zorgverzekeringswet met als gevolg dat per 1 januari 2006 het verschil tussen het ziekenfonds en particuliere verzekering verdwijnt. Vanaf dat moment is er één wettelijke zorgverzekering voor iedereen. Hoewel niet direct van invloed op vraagstukken rond wonen en zorg, kan de invoering van deze nieuwe wet wel van invloed zijn op de discussie met burgers over met name (zorgen over) de betaalbaarheid van de zorg en de mate waarin ouderen, al dan via ouderenorganisaties, zich zullen bundelen om collectieve verzekeringen af te sluiten met verzekeraars.
10
4
Wonen en de fysieke leefomgeving
Dit deel gaat in op de woonsituatie van ouderen. Ouderen blijven steeds langer zelfstandig wonen en het verblijf in een verpleeg of verzorgingshuis wordt meer en meer een uitzondering. Het overgrote deel van de ouderen (92,8%) woont dan ook zelfstandig. Veel woningen zullen echter wel aanpassingen nodig hebben en naar schatting zijn landelijk inmiddels, op grond van de WVG, 600.000 woningen voor ouderen aangepast. Geschikte woningen voor ouderen kunnen worden onderscheiden naar (toenemende) zorgbehoefte en zorgafhankelijkheid: -
Nultredenwoningen: niet speciaal voor ouderen bestemd en ook niet speciaal aangepast maar wel zonder trap toegankelijk (bijvoorbeeld veel flatgebouwen met een toegankelijke lift).
-
Ouderenwoningen zonder voorzieningen: wel speciaal voor ouderen bestemd, maar bewoners kunnen geen gebruik maken van zorg of ondersteunende diensten in de directe omgeving (bijvoorbeeld seniorenflats zonder bijzondere voorzieningen).
-
Woningen met ingrijpende aanpassingen (aangepaste woningen): niet speciaal voor ouderen bestemd maar wel met speciale voorzieningen voor mensen met beperkingen (bijvoorbeeld WVG aangepaste woningen).
-
Ouderenwoningen met diensten (wonen met diensten): gebruik van ondersteunende diensten van een dienstencentrum of steunpunt in de buurt of in het wooncomplex (bijvoorbeeld serviceflats).
-
Ouderenwoningen met zorg (wonen met zorg): gebruik van verpleging of verzorging in een
-
Beschermd wonen: permanent toezicht en begeleiding mogelijk (bijvoorbeeld kleinschalig
bij de woning gelegen instelling (bijvoorbeeld aanleunwoningen). wonen voor dementerenden). Tabel 5 laat zien hoe zelfstandig wonende ouderen op landelijk niveau op dit moment zijn gehuisvest, naar geschiktheid van de woning. Opvallend is dat naarmate de woning, volgens deze typologie, geschikter is voor ouderen het vaker een huurwoning betreft. 55-64
65-74
75 eo
Totaal
% daarvan in koopwoning
Inclusief zorg
1
3
11
4
7
Inclusief
2
6
12
6
7
3
8
11
7
17
2
2
3
2
49
20
22
22
21
55
73
59
41
60
56
diensten Overige ouderenwoning Ingrijpend aangepast Overig nultreden Ongeschikt
Tabel 5: Huisvesting zelfstandig wonende ouderen in percentage op landelijk niveau (bron: SCP, 2005).
11
Eind 2003 heeft het Rijk de kwantitatieve opgave tot 2015 bepaald rond wonen met zorg en welzijn. Hierin is het programma tot 2009 opgenomen voor de realisering van geschikte woningen. In totaal zullen 255.000 nultredenwoningen beschikbaar moeten komen. Daarbij hanteert het kabinet de volgende verdeling:
Realisatie geschikte woningen door: Nieuwbouw Verbouw
104.000 29.000
Zorgsteunpunten
35.000
Labeling en toewijzing
87.000
Totaal
255.000
Tabel 6: Landelijke Woningbouwopgave tot 2009 (bron: VWS, 2005). Volgens schattingen van het Rijk ligt er in de periode 2003 – 2015 voor Overijssel een opgave van 20.000 geschikte levensloopbestendige woningen (inclusief verzorgd wonen). Hiervan zijn 14.000 woningen nodig voor de opvang van de toenemende vergrijzing en 6.000 woningen bestemd voor de voortzetting van de extramuralisering van de zorg.
Een inventarisatie onder Overijsselse zorginstellingen van plannen voor zorgwoningen voor ouderen in de periode 2002 tot 2011 laat het volgende beeld zien:
Ombouw
Uitbreiding
Totaal
West Overijssel
532
873
1405
Twente
671
1314
1985
1203
2187
3390
Overijssel
Tabel 7: Plannen voor zorgwoningen voor ouderen als gevolg van de extramuralisering, 2002 – 2006 (bron: Woningbouwprogrammering Provincie Overijssel, 2003). Ombouw
Uitbreiding
Totaal
West Overijssel Twente
95 280
217 735
312 1015
Overijssel
375
952
1327
Tabel 8: Plannen voor zorgwoningen voor ouderen als gevolg van de extramuralisering, 2007 – 2011 (bron: Woningbouwprogrammering Provincie Overijjssel, 2003). Het gaat om plannen van 75 zorginstellingen in Overijssel met in totaal 127 vestigingen. Bij ombouw is sprake van het vervangen van semi- en intramurale verzorgingsplaatsen naar zelfstandige woningen. Bij uitbreiding gaat het om een capaciteitsuitbreiding van zelfstandige woningen. Bij de inventarisatie moet worden opgemerkt dat een aantal zorginstellingen nog niet wist of, en in welke mate zij in de komende jaren zullen extramuraliseren. Dit betekent dan ook dat de genoemde cijfers een onderschatting zijn van het geplande aantal nieuwe zorgwoningen voor ouderen tot 2011.
12
5
Zorg en welzijn en de sociale leefomgeving
Dit deel geeft een beschrijving van zorgvoorzieningen die voor ouderen van belang zijn. Hierbij gaat het over verpleeghuiszorg en verzorgingshuiszorg, het persoonsgebonden budget verpleging en verzorging en woonvoorzieningen verstrekt op grond van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) die zal opgaan in de WMO. Er wordt een overzicht gegeven van het gebruik van voorzieningen in 2001 en 2005 (een schatting die destijds op grond van de cijfers in 2001 is gemaakt). Ook wordt het aanbod aan voorzieningen weergegeven voor dezelfde jaren. Verder wordt ook ingegaan op onderwerpen uit de sociale leefomgeving die van belang zijn voor ouderen zoals de informele zorg. Aantal cliënten 2000
Aantal cliënten 2005
Verpleeghuis
Verzorgingshuis
Verpleeghuis
Twente
3984
4421
4313
Verzorgingshuis 3935
West-Overijssel
2073
2835
2244
2524
Overijssel
6057
7256
6557
6459
Tabel 9: aantallen cliënten in verpleeghuizen en verzorgingshuizen in Twente en West-Overijssel in 2000 en 2005 (bron: Onderzoeksrapport Research voor Beleid, 2001). Tabel 9 toont het aantal ouderen in de verpleeg- en verzorgingshuizen in Twente en WestOverijssel. De cijfers tonen een afnemend aantal verzorgingshuisplaatsen terwijl het aantal verpleeghuisplaatsen toeneemt. Het persoonsgebonden budget verpleging en verzorging is een subsidievorm waarbij cliënten de beschikking krijgen over een eigen budget waarmee ze zelf zorg kunnen inkopen bij een persoon of instelling naar keuze. In 2001 zijn er in Nederland 20.700 budgethouders verpleging en verzorging. In Overijssel maken dan rond de 1400 ouderen gebruik van dit PGB; een zeer klein percentage van het aantal ouderen. Destijds werd geschat dat het gebruik van het PGB fors zou toenemen, juist ook omdat het ouderen in staat stelt zelf keuzes te maken. Inmiddels bedraagt het aantal PGB houders 2943 ouderen, een verdubbeling ten opzichte van 2001. Instrumenten als het PGB zijn van belang in de discussie rond wonen en zorg. Wanneer ouderen langer zelfstandig thuis blijven wonen, ontstaat een toenemende behoefte aan woningaanpassingen, passend bij de behoefte en beperkingen van ouderen. Sinds 1994 kan op grond van de WVG een beroep worden gedaan op woningaanpassingen. Het blijkt dat het gebruik van de WVG voor woningaanpassingen fors is toegenomen als ook het aantal ouderen dat gebruik maakt
van
de
WVG.
Op
termijn
zal
de
WVG
opgaan
in
de
WMO.
Dit
betekent
dat
woningaanpassingen uit het totale WMO budget van gemeenten gefinancierd zullen moeten worden. Gelet op het sterk toenemende aantal ouderen als gevolg van de vergrijzing en ook het toenemende beroep van ouderen op woningaanpassingen kan dit een forse claim op het WMO budget betekenen. Hierdoor kunnen mogelijke verdringingseffecten en spanningen optreden tussen de verschillende prestatievelden van de WMO: individuele (woon/zorg)verstrekkingen voor ouderen ten opzichte van collectieve (welzijns)voorzieningen ter bevordering van de sociale samenhang en leefbaarheid in het algemeen.
13
Voor een zicht op de ontwikkeling van de wachtlijsten in Overijssel vergelijken we de cijfers van 2001 met de recente gegevens van het SCP. De cijfers voor 2001 waren als volgt: Aantal wachtenden per indicatie Verpleging en Verzorging Verpleeghuis
Verzorgingshuis
Thuiszorg
Totaal
Twente
342
1207
645
2194
West Overijssel
520
1989
1374
3883
Overijssel
862
3196
2019
6077
Tabel 10: Aantal wachtenden met indicatie verpleging en verzorging in Twente en West-Overijssel in 2001 (bron: Onderzoeksrapport Research voor Beleid, 2001). Van het totaal aantal wachtenden in de regio Twente had 58% (dus 1273 mensen) een vorm van overbruggingszorg. Het percentage overbruggingszorg in West-Overijssel bedroeg 74% (dus 2873 mensen). Overbruggingszorg kan overigens een dubbelzinnige rol spelen: de zorgvrager krijgt immers zorg geleverd maar echter niet de geïndiceerde zorg en blijft ook op de wachtlijst staan. Vanwege verschillen in de gehanteerde regio indeling is alleen een vergelijking mogelijk met de cijfers van de regio Twente: Aantal wachtenden per indicatie Verpleging en Verzorging Verpleeghuis
Verzorgingshuis
Thuiszorg
Totaal
318
1034
834
2186
Twente
Tabel 11: Aantal wachtenden met indicatie verpleging en verzorging in Twente (bron: SCP, 2005). Het totaal aantal wachtenden is ongeveer gelijk gebleven. Daarbij is het aantal wachtenden voor verpleeg en verzorgingshuis zorg afgenomen maar is het aantal wachtenden voor thuiszorg toegenomen. Wanneer ouderen langer zelfstandig blijven wonen zal dit leiden tot een beroep op de informele zorg. Informele zorg is zorg die onbetaald en niet beroepshalve wordt verricht en onderscheiden wordt in gebruikelijke zorg, mantelzorg, zelfhulp en vrijwillige zorg. Vanwege het karakter van de informele zorg zijn slechts ramingen beschikbaar en deze betreffen de gehele informele zorg, dus ook voor andere doelgroepen dan ouderen. Deze ramingen laten echter wel de trends in het gebruik en het aanbod aan informele zorg zien. Bevolking
Alleen
Informele
Informele +
Informele
Informele
Informele
informele
+
huishoudelijke
+ AWBZ
zorg +
zorg +
zorg
particuliere
AWBZ hulp
thuishulp
opname
opname
verzorging
verpleging
hulp
Totaal informele zorg
2000
100
100
100
100
100
100
100
100
2005
106
103
106
102
113
109
105
104
2010
109
103
108
101
119
118
111
104
2015
112
102
112
96
132
125
114
104
2020
114
103
120
101
141
130
117
105
Tabel 12: Trend in het aantal gebruikers van informele zorg van 30 jaar en ouder, naar hulpcombinatie, 2000 – 2020 (bron: SCP, 2005). In 2000 ontvingen ruim 800.000 personen informele zorg bij de huishoudelijke en/of persoonlijke verzorging; ongeveer 80% van hen ontving geen andere hulp, de overige 20% had daarnaast ook particuliere of Awbz gefinancierde hulp. Opvallend in tabel 10 is de toename van informele zorg bij opname voor verpleging of verzorging: de informele zorg blijft, ook bij opname, een zeer belangrijke rol spelen. De onderstaande tabel gaat in op het aantal aanbieders van informele zorg: in 2000 waren dat meer dan 2,5 miljoen mensen. Dit is veel meer dan de 800.000 personen die informele zorg kregen. Dit
14
komt omdat meerdere mensen aan één persoon informele zorg geven. Kortom; een netwerk van personen rond de zorgvrager. Bevolking
Totaal
Langdurige
Kortdurende
Hulp aan
aanbod
hulp
hulp
stervenden
2000 2005
100 106
100 106
100 109
100 106
100 105
2010
109
110
112
110
110
2015
112
113
117
113
114
2020
114
115
120
114
117
Tabel 13: Trend in het aantal aanbieders van informele zorg van 30 jaar en ouder, naar type hulpbehoefte, 2000 – 2020 (bron: SCP, 2005). Het aanbod aan informele zorg neemt naar verwachting in twintig jaar tijd met 15% toe waarbij het aanbod aan langdurige informele zorg sneller toeneemt dan gemiddeld. Uit de tabel blijkt ook een toenemende hulp aan stervenden, waar onder de palliatieve zorg. De palliatieve zorg is een thema dat samenhangt met de toenemende vergrijzing en is de laatste tijd steeds meer onderdeel geworden van de reguliere zorg waarbij verder wordt gekeken dan alleen de medische aspecten van de zorgbehoevende. Vanaf 2002 zijn regionale ondersteuningspunten palliatieve zorg opgericht bij de negen landelijke Integrale Kankercentra (IKC’s). De minister van VWS heeft geconcludeerd dat inmiddels sprake is van een landelijke dekkingsgraad. In de toekomst zal het aantal ouderen met dementie sterk toenemen: in 2020 zullen er in Nederland 350.000 mensen met dementie zijn terwijl er 29.000 plaatsen in verpleeghuizen beschikbaar zijn. Het aantal dementerenden neemt in 2050 toe tot 580.000. Van de ouderen boven de 65 jaar zal 7% worden geconfronteerd worden met dementie, van de ouderen boven de 80 jaar meer dan 20%. 65 % van de ouderen met dementie woont thuis. Dit betekent een extra druk op de mantelzorg.
Kortom; wij signaleren een afname in het aantal verzorgingshuisplaatsen mede als gevolg van de extramuralisering van de zorg, een sterk toenemende behoefte aan woningaanpassingen op grond van de nu nog geldende WVG (op termijn WMO), een vermindering van de wachtlijsten voor verpleeg en verzorgingshuizen maar een toename van de wachtlijsten van de thuiszorg, een toenemend beroep op de informele zorg, en, tot slot een sterke toename van het aantal thuiswonende ouderen met dementie.
15
6
De provinciale rol
Bij het beleid rond wonen en zorg voor ouderen zijn veel partijen betrokken: iedere partij heeft daarbij zijn eigen vertrekpunt en belangen en vaak zijn de diverse partijen op zeer verschillend schaalniveau werkzaam. Zorgvragersorganisaties en ouderenorganisaties komen op voor de belangen van ouderen, zorgaanbieders leveren zorg aan ouderen, het zorgkantoor is uitvoerder van de Awbz en financiert het zorgaanbod, woningcorporaties moeten zorgdragen voor voldoende woningen in onder andere de sociale huursector en ook zijn particuliere partijen op de woningmarkt betrokken.
Welzijnsorganisaties
leveren
dienstverlening
aan
ouderen
en
tot
slot
zijn
de
Rijksoverheid en gemeenten betrokken. Gemeenten zijn de eerste regisseur op lokaal niveau voor het totstandbrengen van een goede keten tussen wonen, zorg en welzijn en zullen op termijn de WMO uitvoeren. De provinciale rol op sociaal domein is weergegeven in de Nota Sociale Actie 2005 – 2008. Hierin zijn vier programmalijnen geformuleerd, onder andere een actieve rol bij de totstandkoming van een goede sociale en culturele infrastructuur en het stimuleren van het langer zelfstandig wonen van ouderen, mensen met een handicap en ggz cliënten. Voor het bereiken van deze laatste doelstelling wordt vanuit de verschillende beleidsterreinen wonen, zorg en welzijn samengewerkt. De provinciale rol op deze terreinen is divers: op zorg en welzijnsterrein zijn er weinig wettelijke taken maar wordt gewerkt
vanuit
een
maatschappelijke
verantwoordelijkheid
voor
een
zo
goed
mogelijk
voorzieningenniveau voor ouderen. Hiertoe worden autonome subsidiemiddelen ingezet voor het ondersteunen
en
ondersteunen
van
aanjagen terreinen
van die
nieuwe extra
ontwikkelingen aandacht
(zoals
verdienen
zorg
(zoals
de
en
technologie),
mantelzorg)
en
het de
ondersteuning van gemeenten bij de invoering van de WMO (voor bijvoorbeeld de opzet van woonzorgzones). Ook worden provinciale steunfuncties (mede op grond van de huidige Welzijnswet) ingezet voor de ontwikkeling van nieuwe producten (zoals de database aangepaste woningen) en de ondersteuning van (kleinere) gemeenten. Vanuit de beleidsterreinen ruimte en wonen wordt met verschillende instrumenten gewerkt aan een goede keten van wonen, zorg en welzijn. In het Streekplan zijn de hoofdlijnen aangegeven van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Overijssel die ook van invloed is op de bouw van woonvoorzieningen voor ouderen. In de recente Streekplanherziening Wonen is de omslag binnen het woonbeleid gemaakt van sturing op basis van contingenten naar sturing op kwaliteit. De huisvesting van ouderen heeft, samen met de huisvesting van starters, prioriteit binnen het provinciale woonbeleid. Dit woonbeleid dient van onderop vorm te krijgen waarbij de gemeentelijke woonplannen een cruciale rol spelen. Gemeenten kennen immers de omvang en samenstelling van de wachtlijsten en woningbehoefteonderzoek geeft hen inzicht in de gewenste differentiatie van de woningbouw in de komende jaren. Het aspect wonen, zorg, welzijn krijgt daarbij nadrukkelijk grote aandacht. Alle gemeenten hebben inmiddels een woonplan. Waar nodig hebben wij gemeenten gevraagd hun woonplan aan te vullen voor de keten wonen, zorg, welzijn. Nadere afspraken over de uitvoering van dit beleid worden vastgelegd in de prestatieafspraken die met alle gemeenten worden gemaakt. Naar verwachting zullen de afspraken voor 1 maart 2006 worden afgerond. De prestatieafspraken richten zich op onderwerpen als: het te realiseren woningbouwprogramma en de differentiatie hierin, aandacht voor (voldoende tijdig beschikbare) bouwlocaties en de afstemming van wonen en zorg. Hierbinnen gaat het erom dat voldoende zorgwoningen worden gebouwd, dat er levensloopbestendig wordt gebouwd en de relatie met de leefomgeving zoals de aanwezige voorzieningen en (sociale) veiligheidsaspecten. Overigens gaat het niet alleen om nieuwbouw: ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, daarom moeten bestaande woningen
16
tijdig worden opgeplust en aangepast. Bij stagnatie wordt in het kader van onze provinciale aanpak voor de versnelling van de woningbouw een traject met partijen uitgezet om projecten vlot te trekken. Een ander instrument betreft het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV): wij zijn budgethouder voor de zogenoemde niet-rechtstreekse gemeenten en toetsen de gemeentelijke Meerjarige Ontwikkelingsprogramma’s van zeven gemeenten die een meerjarig budget ontvangen. De inzet betreft onder meer de versnelling van het woningbouwtempo, het meer bouwen voor starters en ouderen (ontwikkeling van het aantal aangepaste woningen) en een veilige en gezonde leefomgeving. Binnen het ISV zijn de grote steden in Overijssel rechtstreekse gemeenten en onderhouden een directe relatie met het Rijk. Wij adviseren het Rijk over de MOP’s van de grote steden. Kortom; de inzet vanuit verschillende beleidsterreinen stelt ons in staat om bij te dragen aan de totstandkoming van een goede keten tussen wonen, zorg en welzijn als inhoudelijk middenbestuur en schakel tussen partijen.
17
7
Toekomstbeelden
Als basis voor het Publieksdebat hebben wij drie toekomstbeelden geformuleerd. Deze kunnen verder worden uitgewerkt. Deze drie toekomstbeelden zijn achtereenvolgens: •
De doorgaande lijn
•
Gemeenschap van alle leeftijden
•
Seniorensteden
De doorgaande lijn: Ouderen blijven zo lang als mogelijk in hun eigen woning wonen ondersteund door ICT mogelijkheden zoals domotica die waar mogelijk in hun woning wordt aangebracht. Als de vraag naar zorg zo sterk toeneemt, zullen ouderen alsnog moeten verhuizen naar speciale voorzieningen, alhoewel het aantal verzorgingshuizen sterk is verminderd. De sociale verbanden en het contact tussen jong en oud hangen sterk af van de leefomgeving: op het platteland zijn deze sterker dan in de steden. Mantelzorg en vrijwilligerswerk blijven noodzakelijk maar staan onder druk. Ook de behoefte aan mobiliteit is afhankelijk van de aanwezige voorzieningen in de omgeving. Gemeenschap van alle leeftijden: In de gemeenschap van alle leeftijden zijn er voor iedereen in elke levensfase passende voorzieningen voor onderwijs, opvang, wonen, zorg, welzijn en ontmoeting. De gemeenschap van alle leeftijden is geen commune maar heeft wel een onderling hecht karakter. De sociale verbanden zijn er sterk en jong en oud (en ook kinderen en hun ouders) wonen dicht bij elkaar. Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn automatismen en iedereen vervult daarin zijn of haar plicht. Door de kleine afstanden is dit ook mogelijk. ICT speelt een bescheiden rol. De inwoners (jong en oud) zijn geworteld in hun omgeving. Ze krijgen er kinderen en nemen actief deel aan de samenleving en het verenigingsleven. In de gemeenschap van alle leeftijden zijn kangeroo-woningen gebouwd: woningen waarin jong en oud (weliswaar gescheiden) samenwonen. De behoefte aan mobiliteit is niet groot: kleinschalige zorg en welzijnsdiensten leveren passende ondersteuning. Seniorensteden: Seniorensteden zijn speciaal gebouwd voor senioren waar samen met uitsluitend andere senioren de oude dag wordt doorgebracht. Voorzien van alle gemakken en luxe, zelfs met complete ziekenhuizen, golfbanen en gezondheidscentra. De woon, zorg en welzijnsvoorzieningen zijn volledig afgestemd op de wensen van senioren, passend bij de diverse leeftijdsfasen. Alleen die voorzieningen zijn aanwezig die inspelen op de behoefte van senioren. Mantelzorg is niet nodig: ICT voorzieningen zijn dusdanig ontwikkeld dat individuele zorg en welzijnsarrangementen op maat kunnen worden geboden. De senioren zijn zelfstandig, onafhankelijk en zelfredzaam met veel keuzemogelijkheden en hebben een hoge mate aan mobiliteit. De sociale verbanden richten zich in eerste instantie op andere senioren. De woningbouw is gericht op de bouw van seniorenwoningen.
18
In onderstaand overzicht zijn de belangrijkste kenmerken van de verschillende toekomstbeelden samengevat. Ongewijzigd Beleid
Gemeenschap van alle
Seniorensteden
leeftijden Sociale verbanden
Afhankelijk van de
Sterke sociale verbanden
leefomgeving,
tussen jong en oud
wisselend in steden en
Sociale verbanden richten zich op senioren onderling
het platteland Mantelzorg
Mantelzorg is
Mantelzorg is een
Mantelzorg is niet
noodzakelijk maar
automatisme
nodig
Zowel individueel als
Collectieve kleinschalige
Individuele diensten
collectieve
diensten
op maat
Bouw van aangepaste
Kangeroo-woningen
Seniorenwoningen
woningen
worden het meest
staat onder druk Zorg en welzijn
voorzieningen Woningen
gebouwd Mobiliteit
ICT
Afhankelijk van
Beperkte behoefte
Grote behoefte aan
aanwezige
vanwege kleinschalig
mobiliteit
voorzieningen
karakter
Ondersteunende rol
Beperkte rol
Grote rol
Tabel 14: Samenvattend overzicht van de toekomstbeelden.
19
Bijlage: achtergrondinformatie In deze bijlage zijn enkele links naar het internet opgenomen van websites die meer informatie over het thema bevatten. http://www.minvws.nl/dossiers/ouderen/ Deze site van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bevat een uitgebreid dossier over ouderen met diverse nota’s en kamerstukken. http://www.kenniscentrumwonenzorg.nl Dit kenniscentrum wordt beheerd door Aedes (de vereniging van woningcorporaties) en Arcares (de brancheorganisatie verpleging en verzorging) en geeft uitgebreid informatie over wonen en zorg. http://www.scp.nl/publicaties/boeken/9037701566.shtml Deze uitgebreide publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau gaat over zorg en wonen voor kwetsbare ouderen en behoort tot de reeks rapportages over ouderen. http://www.scp.nl/publicaties/boeken/9037702198.shtml Deze publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau is getiteld: “Ouderen van nu en van de toekomst: hun financiële spankracht, zorgbehoefte en woonwensen” en koppelt het thema direct aan de financiële positie van ouderen. http://www.nizw.nl/smartsite.htm?id=8 Deze site van het NIZW biedt informatie voor professionals over vergrijzingvraagstukken, kwetsbare ouderen en eigen regie. http://www.invoeringwmo.nl Deze site van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten bevat alle informatie over de komende invoering van de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning. http://www.rekenkamer.nl/9282000/d/p375_brief_bijlage_vergrijzing.pdf Op deze site vindt u de publicatie van de Algemene Rekenkamer over de vergrijzing.
20