Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 Bureauonderzoek Koggeweg 7 te Zuidermeer, NoordHolland projectnr. 203931 revisie 00 8 december 2009
Auteurs I. Vossen L.J. van der Haar
Opdrachtgever Buro Vijn Postbus 81 9062 TJ Oenkerk
datum vrijgave 08-12-2009
beschrijving revisie 00 revisie 00
goedkeuring L.J. van der Haar
vrijgave I. Vossen
Colofon Titel:
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140. Bureauonderzoek Koggeweg 7 te Zuidermeer, Noord-Holland
Auteurs: I. Vossen, L.J. van der Haar ISSN: 1570-6273 © Oranjewoud B.V. Postbus 24 8440 AA Heerenveen Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ingenieursbureau Oranjewoud bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt, door een derde of voor enig ander werk of doel dan waarvoor het is vervaardigd. Disclaimer Archeologisch vooronderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud bv de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het archeologisch onderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Inhoud
Blz.
Administratieve gegevens
4
Samenvatting
5
1
Inleiding
7
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3
Bureauonderzoek Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Landschappelijke situatie Bewoningsgeschiedenis en historische situatie Huidig en toekomstig gebruik Bekende archeologische waarden Archeogische verwachtingskaarten Gespecificeerde archeologische verwachting Advies voor vervolgonderzoek
3 3.1 3.2
Conclusies en advies Conclusies Waardering en selectieadvies
19 19 19
Literatuur en geraadpleegde bronnen
21
9 9 9 10 14 15 16 16 17 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Bijlagen 1 2 3a 3b
Archeologische perioden AMZ-cyclus ARCHIS: terreinen met archeologisch status ARCHIS: archeologische waarnemingen
Kaarten 203931-ARCHIS IKAW, AMK-terreinen en waarnemingen uit ARCHIS II
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 3 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Administratieve gegevens OW Projectnummer OM-nummer Provincie Gemeente Plaats Toponiem
203931 38120 Noord-Holland Koggenland Zuidermeer Koggeweg
Kaartblad 19E Coördinaten 126194/519854 126213/519747 126074/519718 126033/519818 Kadaster Opdrachtgever Uitvoerder Datum uitvoering Projectteam
Buro Vijn Oranjewoud november 2009 I. Vossen (senior KNA-archeoloog) L.J. van der Haar (projectarcheoloog)
Bevoegd gezag gemeente Koggenland Beheer documentatie Oranjewoud Almere Vondstdepot n.v.t.
Afbeelding 1 Locatie plangebied (rood gearceerd) Topografische Kaart 1:25.000 (hier verkleind weergegeven), © Topografische Dienst Kadaster, Emmen
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 4 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Samenvatting Naar aanleiding van de voorgenomen realisatie van een nieuw agrarisch bedrijf is in november 2009 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Dit bureauonderzoek betrof het plangebied aan de Koggeweg 7, ten noordoosten van de spoorlijn te Zuidermeer. Het agrarisch bedrijf dat zich aan de Koggeweg gaat vestigen, zal bestaan uit een woning en een stal met een gezamenlijke oppervlakte van 1735 m². Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden is de locatie van het plangebied gekarteerd als zone met een zeer lage verwachting. Op basis van de bronnen die tijdens het bureauonderzoek zijn nageslagen, zijn geen aanwijzingen gevonden om deze verwachting naar boven toe bij te stellen. Het selectieadvies is daarom om de zeer lage verwachtingswaarde wat betreft archeologie aan te houden en het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 5 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
arch2.2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Vakgroep Archeologie
blad 6 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Inleiding In verband met de bouw van een nieuw agrarisch bedrijf aan de Koggeweg in de gemeente Koggenland heeft Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in november 2009 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek betreft het plangebied tussen de Koggeweg 7 en de spoorlijn Alkmaar-Hoorn te Zuidermeer, Noord-Holland. Buro Vijn is voornemens om op de locatie van het plangebied - een onbebouwd weiland van circa 2 hectare - een woning en een stal te realiseren. Binnen het beleid van de gemeente Koggenland geldt dat bouwwerkzaamheden binnen een oppervlakte van 2500m² zijn toegestaan, mits de verstoring niet dieper reikt dan 40 cm. Aangezien de verstoringen binnen het plangebied dieper zullen reiken, is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Een door de Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland uitgevoerde quickscan voor het gebied schrijft voor dat dit vooronderzoek zal bestaan uit een bureauonderzoek, eventueel gecombineerd met boringen. Bij het bureauonderzoek (BO) zullen de verwachte en bekende archeologische waarden binnen het plangebied in kaart worden gebracht. Aan de hand van deze uitkomsten zal worden bepaald of een inventariserend veldonderzoek (IVO) in de vorm van een veldkartering, boringen en/of proefsleuven noodzakelijk wordt geacht. Een archeologisch onderzoek past als onderzoeksstrategie binnen de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Deze cyclus wordt toegelicht in bijlage 2. Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 7 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
arch2.2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Vakgroep Archeologie
blad 8 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Bureauonderzoek Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Waar kunnen we wat verwachten? Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, informatie over de landschappelijke situatie en bodemkundige gegevens. Op basis van bovenstaande bronnen wordt een gespecificeerd verwachtingsmodel opgesteld voor het plangebied. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, de omvang, de datering en de (eventuele) verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied. Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel kan dan een beredeneerde inschatting worden gemaakt voor eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
2.1 2.1.1
Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Het is van belang een onderscheid te maken tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Met het plangebied wordt het gebied bedoeld waarop de in de inleiding genoemde plannen betrekking hebben (de realisatie van een nieuw agrarisch bedrijf). Binnen dit gebied kunnen de eventueel aanwezige archeologische waarden worden verstoord. Het onderzoeksgebied omvat het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden in de omgeving. Dit gebied is veelal groter dan het plangebied en verschilt al naar gelang het te onderzoeken aspect. Het plangebied ligt tussen Koggeweg 7 en de spoorlijn Alkmaar-Hoorn te Zuidermeer, gemeente Koggenland (zie afbeelding 2). Het betreft een onbebouwd weiland, waarvoor de realisatie van een nieuw agrarisch bedrijf staat gepland.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 9 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Afbeelding 2. Het plangebied (rood gearceerd) aan de Koggeweg, ten oosten van de spoorlijn Alkmaar-Hoorn. (Bron: Maps.Google.nl)
2.1.2
Landschappelijke situatie Landschapsgeschiedenis Het plangebied behoort tot het West-Friese zeekleigebied; een gebied waarbinnen het Holocene afzettingen aan het oppervlak liggen. Gedurende de verschillende ijstijden in het Pleistoceen - de voorlaatste geologische periode - lag de zeespiegel meer dan 120 meter onder het huidige niveau: het zeewater zat opgeslagen in grote ijskappen in Canada en Noord-Scandinavië. Het Noordzeebekken lag grotendeels droog en vormde een toendra-achtige vlakte. Het einde van het Pleistoceen zette in met een temperatuurstijging. De vegetatie in het gebied nam een vlucht en het oude open landschap raakte snel dicht begroeid. De zeespiegel steeg door het smelten van de ijskappen en het drooggevallen Noordzeebekken liep geleidelijk weer vol. Met deze zeespiegelstijging steeg ook de grondwaterspiegel. Plantaardig materiaal kon hierdoor niet volledig afbreken, met als gevolg dat direct op het Pleistocene dekzand een veenpakket werd gevormd (het Basisveen). Vooral in het Atlanticum (7.000 tot 3.900 voor Chr.) wordt door een blijvende stijging van de zeespiegel een dik pakket afzettingen gevormd, dat de huidige kustlijn vorm zou geven. Voor de kust van Noord-Holland lag tussen Alkmaar en Vlieland een gesloten duinenboog op strandwallen. Achter deze kustlijn bevond zich een groot getijdenbekken bestaande uit kwelders, waarbinnen op grote schaal mariene zanden en kleien werden afgezet.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 10 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Pas vanaf ongeveer 3900 voor Chr. stijgt de zeespiegel minder snel en werd de getijdengeul ten zuiden van Schagen langzaam opgevuld met zand en klei, zogenaamd klastisch materiaal. In de lagune achter de kustlijn was opnieuw sprake van veengroei (Hollandveen) in de voormalige getijdenbekkens. Omdat de kustlijn nog niet geheel gesloten was (de zeegaten van Bergen en van Alkmaar waren nog open) en de zeespiegel nog wel steeg, heeft de zee de laagveenmoerassen van tijd tot tijd weggeslagen. Hierdoor kon het achterliggende gebied ontwateren, waardoor het oppervlak daalde en het laagveen door de zee overspoelde. Tijdens deze overstromingen werden klei en slib afgezet (Afzettingen van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer, voorheen afzettingen van Calais). Deze afzettingen zorgden voor ophogingen van het gebied, waardoor de zee weer minder invloed kreeg en het veenmoeras zich opnieuw kon ontwikkelen. Door deze afwisseling ontstond een gelaagd pakket van veen en klei- en zandafzettingen, doorsneden met getijdengeulen. Van deze geulen zijn twee hoofdtakken in Noord-Holland te onderscheiden (zie afbeelding 3). De getij-inversieruggen zijn de zichtbare overblijfselen hiervan; circa drie kilometer ten noorden van het plangebied bevonden deze getijdengeulen zich in het landschap (zie afbeelding 3).
Afbeelding 3. Circa drie kilometer ten noorden van het plangebied (rode cirkel) zijn twee getijinversieruggen (geel) zichtbaar op de geomorfologische kaart. (Bron: Archis2)
Rond 1.600 voor Chr. sloot het zeegat van Bergen zich en verloor de zee zijn invloed op het achterliggende gebied van geulen, kwelders en laagveen. Er vonden geen grote inbraken meer plaats en de veenmoerassen veranderden in hoogveenkussens die boven het grondwaterniveau lagen. In de eerste eeuwen na het begin van de jaartelling was het gehele gebied bedekt met veen. In de Late Middeleeuwen ontstonden echter weer zeegaten (Marsdiep, Heersdiep en de Zijpe) waardoor de invloed van de zee op het gebied weer toenam en aan de veengroei een einde kwam. Er werd zavel en klei afgezet (behorende tot de Rekere afzettingen). De dikte van dit pakket kan per locatie variëren van 80 tot 120 cm. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een dergelijke zavelafzetting. arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 11 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
In het Holoceen vond door de aanzienlijke klimaatverbetering dus een zeespiegelstijging plaats, waardoor veenvorming op kon treden. De wind en de zee vormden de strandwallen. Ook het ontstaan van het IJsselmeer hangt samen met deze ontwikkelingen. Onder invloed van de zee trad op grote schaal erosie van het veen op, waardoor diverse grote meren ontstonden. Zo ook ter hoogte van het huidige IJsselmeer: door erosie van het veen en van de oevers ontstonden verschillende uitbreidende meren, waardoor in de Romeinse Tijd uiteindelijk het meer Flevo ontstond, de voorloper van het huidige IJsselmeer. Het Flevomeer breidde zich in de Middeleeuwen uit tot het Almere. Via de IJboezem stond het Almere in contact met de Noordzee, waardoor een brak milieu aanwezig was. Het huidige landschap van het West-Friese kleigebied is ontstaan door menselijke inrichting. Het veenpakket verdween volledig als gevolg van ontginning en afgraving. Rond 1200 was het veenpakket zodanig door afgraven en/of inklinking gedaald, dat men opnieuw last kreeg van het water. Het lage land raakte weer gevoelig voor overstromingen. Om deze een halt toe te roepen is rond 1250 de Westfriese Omringdijk aangelegd. Het oude landschap ligt tegenwoordig aan de oppervlakte, en bestaat uit afzettingen van het Laagpakket van Wormer/Walcheren en diverse kreekruggen en strandwallen. Ondanks de bedijkingen bleef West-Friesland gevoelig voor overstromingen. De aanleg van de Afsluitdijk in 1932 maakte een einde aan het overstromingsgevaar in het gebied. Bodem en grondwater Binnen het plangebied is de bodem grotendeels gekarteerd als code pMn55C. Dit bodemtype bestaat uit zavelige kreekafzettigen. De kalkarme leek-woudeerdgronden zoals die binnen het plangebied, komen alleen voor binnen het West-Friese kleigebeid. Tot dieper dan 0,3 m. -mv zijn deze gronden kalkloos. In de grond binnen het plangebied komen afwisselend klei- en zavellagen voor. Bij dit bodemtype behoort grondwatertrap III, wat betekent dat de hoogste grondwaterstand (GHG, in de winter) zich dieper dan 0,4 m. -mv bevindt. De laagste grondwaterstand (GLG, in de zomer) ligt tussen de 0,8 en 1,2 m. -mv.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 12 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Afbeelding 4. Het plangebied bestaat volgens de bodemkaart uit leek-/woudeerdgronden, waarvan deels zavelafzettingen en deels kleiafzettingen. (Bron: Archis2)
AHN In het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) worden de hoogteverschillen ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) gevisualiseerd. Omdat de hoogteligging in het verleden een belangrijk criterium vormde voor eventuele vestiging van mensen, vormt de AHN een belangrijk hulpmiddel met betrekking tot het formuleren van een archeologische verwachting. In de omgeving van het plangebied kunnen hoogteverschillen wijzen op verhoogde woonplaatsen (werven) en de aanwezigheid van kreekruggen. Op het kaartbeeld van de AHN is te zien dat het plangebied gemiddeld een iets hogere ligging heeft.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 13 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Afbeelding 5. Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland. De gele en oranje zones liggen hoger dan de groene en blauwe zones. Het plangebied ligt op een gemiddelde hoogte van 1,8m. -NAP. (Bron: www.ahn.nl)
2.1.3
Bewoningsgeschiedenis en historische situatie Het Noord-Hollands landschap heeft zich gevormd tijdens een lange geschiedenis van bewoning en inrichting; een geschiedenis die begon in de periode van de ijstijden. De bewoningsgeschiedenis van de hogere delen van deze Pleistocene landschappen gaat terug tot circa 12.000 v. Chr. Grote delen van Noord-Holland waren echter tot het einde van het Neolithicum (circa 3.000 v. Chr.) nog een wadachtig kustgebied, dat doorsneden werd door uitgestrekte getijdengeulen. Ook deze lagere gebieden kenden gunstige voorwaarden voor bewoning: de talrijke geulen maakten dat verplaatsing over het water eenvoudig was. Ook waren deze waterrijke gebieden van nature voedselrijk. Vis en klein (water)wild waren overvloedig aanwezig. De kleiplaten in het gebied waren weer geschikt voor akkerbouw en veeteelt. De strandwallen waarop zich de eerste duinen ontwikkelden zijn vanaf het Neolithicum doorlopend bewoond geweest. Zoals op afbeelding 3 valt te zien, zijn in de omgeving van het plangebied diverse verhoging in het landschap waar te nemen. Het betreft hier meerwallen, strandwallen, getij-inversieruggen en -welvingen. Dergelijke landschapselementen zouden de locatiekeuze voor vestiging beïnvloed kunnen hebben. Pas vanaf de Middeleeuwen waren de technische mogelijkheden zodanig dat men in staat was om het veen door middel van afwateringssloten te ontginnen en geschikt te maken voor landbouw. Door de ontwatering waarmee dit gepaard ging, kwam een proces van inklinking en oxidatie van het veen op gang. Om droge voeten te houden, werden
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 14 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
huisterpen opgeworpen. Circa 800 meter ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een dergelijke huisterp. Historisch kaartmateriaal Op de kadastrale minuutplans die vanaf het begin van de 19e eeuw beschikbaar zijn, is te zien dat het plangebied vanaf die periode niet bebouwd is geweest.
Afbeelding 6. Het plangebied op het kadastraal verzamelplan van 1811-1832 (links) en op de topografische kaart van 1994 (rechts). Het gebied is volgens het kaartmateriaal, evenals volgens alle tussenliggende kaarten, niet bebouwd. (Bron: watwaswaar.nl)
2.1.4
Huidig en toekomstig gebruik Huidig gebruik plangebied Momenteel is het plangebied een onbebouwd weiland. Binnen dit weiland zal de geplande bodemverstoring plaatsvinden over een oppervlakte van circa 1735 m². Er zal een woning (110 m²) worden gerealiseerd en een stal (1625 m²). Voor de inrichting van het toekomstige plangebied wordt verwezen naar afbeelding 7.
Afbeelding 7. De geplande inrichting van het te realiseren nieuwe agrarische bedrijf aan de Koggeweg. (Bron: Buro Vijn)
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 15 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Consequenties toekomstig gebruik Onder de geplande woning komt een kruipruimte van 0,5 m diep en de fundering wordt met behulp van 10 tot 15 m lange heipalen zekergesteld. Er worden geen kelders of parkeergarages aangelegd; evenmin wordt grond van elders aangevoerd of grond van het plangebied afgevoerd. Onder de stal komt een geheide betonnen ringfundering tot 1,5 m. -mv. Op de beleidskaart archeologie van de gemeente Koggenland staat aangegeven dat binnen gebieden tot 2500 m² een archeologisch onderzoek noodzakelijk is wanneer grondverstoring dieper dan 0,4 m -mv zal plaatsvinden.
2.2
Bekende archeologische waarden In de nabije omgeving van het plangebied is één terrein met een hoge archeologische waarde geregistreerd. Het betreft hier AMK-terrein 5857, een huisterp in polder de Achterkogge, circa 800 meter ten noordoosten van het plangebied. Deze huisterp is gedateerd in de Nieuwe Tijd (1500-1950). Binnen een straal van 750 meter rondom het plangebied zijn 21 waarnemingen geregistreerd. Voor een visuele weergave van de verspreiding wordt verwezen naar bijlage 203931-ARCHIS; voor een volledige beschrijving van de waarnemingen wordt verwezen naar bijlage 3b. Deze waarneming zijn zonder uitzondering gedaan tijdens een veldkartering; het betreft hier vindplaatsen van een onbekend type, alle gedateerd in de Late Middeleeuwen (10501500 n. Chr.)
2.2.1
Archeogische verwachtingskaarten IKAW De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is een door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgestelde kaart waarop aan de hand van eerder gedane archeologische waarnemingen en de bodemkundige gegevens is aangegeven wat de kans is in een bepaald gebied archeologie aan te treffen: laag, middelhoog of hoog. Zoals de naam al aangeeft gaat het hier - vanwege schaal en extrapolatie - slechts om een ruwe indicatie. Het kaartbeeld van Archis (bijlage 203931-ARCHIS) laat voor het plangebied zien dat sprake is van een zeer lage kans op het aantreffen van archeologische waarden in de bodem.
Provinciale verwachtingskaart Op de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) van Noord-Holland is de archeologische verwachting niet specifiek per gebied aangegeven; wel is te zien dat het plangebied níet binnen een zone met een archeologische waarde ligt (AMK-terrein). Wel ligt het plangebied binnen een zone die een grote historisch-geografische waarde heeft, namelijk die van een onregelmatige strokenverkaveling.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 16 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Afbeelding 8. De CHW van de provincie Noord-Holland. Het plangebied ligt niet binnen een archeologisch waardevol gebied; wel is sprake van een waardevolle historische geografie in de vorm van een onregelmatige strokenverkaveling. (Bron: www.noord-holland.nl)
Gemeentelijke verwachtingskaart De gemeente Koggenland beschikt nog niet over een archeologische verwachtingskaart.
2.2.2
Gespecificeerde archeologische verwachting De gespecificeerde archeologische verwachting is gebaseerd op de bovenstaande geo(morfo)logische, bodemkundige, historische en archeologische informatie en gaat uit van een intact bodemprofiel. datering De waarden die binnen het plangebied aangetroffen zouden kunnen worden, dateren voornamelijk uit de periode vanaf de Middeleeuwen, toen het gebied ingepolderd werd voor bewoning. Ook kunnen resten vanaf het Laat-Neolithicum worden aangetroffen. complextype Het plangebied ligt in de ontgonnen polders binnen de West-Friese omringdijk. Dit gebied is vanaf de Middeleeuwen ontgonnen en in gebruik genomen als weide- en akkerland. Er kunnen in het plangebied dan ook sporen van verkavelings- en greppelsystemen worden aangetroffen. Voor de aanleg van dijken en wallen, was de bewoning voornamelijk geconcentreerd op de hoger gelegen gebieden. Het is niet duidelijk of het plangebied zelf op de hoger gelegen kreekrug is gesitueerd. Indien dat het geval is, kunnen bewoningssporen en/of graven vanaf de Bronstijd tot en met de Romeinse tijd worden aangetroffen. omvang In het plangebied kunnen nederzettingsporen worden aangetroffen met een omvang van
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 17 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
enige tientallen tot enkele honderden vierkante meters. Grafheuvels kunnen een diameter van minimaal 5 m hebben. diepteligging De archeologische waarden zijn te verwachten op een diepte van meer dan 1,2 m -mv. Dit gezien de zavelafzettingen die de bodemopbouw binnen het plangebied bepalen. locatie In rpincipe kunnen binnen het gehele plangebied kunnen vondsten en/of sporen worden aangetroffen. uiterlijke kenmerken Neolithicum tot en met Late bronstijd: in principe zijn alle mogelijke spoor- en vondstcategorieën denkbaar. Nederzettingssporen, paalkuilen, greppels en afvalkuilen, evenals aardewerk en vuursteen. Ook kunnen eventueel de zolen van (geëgaliseerde) grafheuvels aanwezig zijn. Middeleeuwen - Nieuwe tijd: Resten van ontginnings- en agrarische activiteiten. Onder andere greppels en palenrijtjes. mogelijke verstoringen Van verstoringen is binnen het plangebied hoogstwaarschijnlijk geen sprake. Op historisch kaartmateriaal is te zien dat het gebied vanaf 1811 niet bebouwd is geweest.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 18 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
3 3.1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Conclusies en advies Conclusies Het plangebied maakte deel uit van een dynamische omgeving die van oudsher aantrekkelijk is geweest voor de mens. Dit vanwege de diversiteit van het landschap. In West-Friesland komt bewoning voor vanaf het Laat-Neolithicum. Deze Laat-Neolithische bewoning werd afgebroken door een periode waarin de zee actiever werd. Toen vervolgens het zeegat van Bergen werd afgesloten, verminderde de invloed van de zee. Hierdoor werd in het natte landscha weer bewoning mogelijk op de hoger gelegen droge kreekruggen. Bewoningssporen uit de Vroege en vooral Midden en Late Bronstijd laten zien dat de mogelijkheden van het diverse leefmilieu aantrekkelijk waren voor de toenmalige bewoners. Na de Bronstijd was bewoning in het West-Friese land door verhoging van de grondwaterstand en toenemende vernatting echter niet meer mogelijk. Het plangebied ligt in de ontgonnen polders binnen de West-Friese omringdijk. Dit gebied is vanaf de Middeleeuwen ontgonnen en in gebruik genomen als weide- en akkerland. Voordat de aanleg van dijken en wallen plaatsvond, was bewoning voornamelijk geconcentreerd op de hoger gelegen delen. Het plangebied ligt niet op een van de hogere delen van het landschap, wat niet in het voordeel spreekt voor locatiekeuze voor vestiging ter plaatse. Binnen of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen of monumenten geregistreerd. De resultaten van het bureauonderzoek wijzen er niet op dat de zeer lage verwachting van de IKAW naar boven bijgesteld moet worden. Daarnaast zal verstoring dieper dan 40 cm -mv beperkt blijven tot de omvang van het woonhuis (110 m2; kruipruimte tot 40 cm -mv) en de funderingssleuven van de stallen (tot 1,5 m -mv).
3.2
Waardering en selectieadvies
Selectieadvies Geadviseerd wordt om het plangebied vrij te geven wat betreft archeologie.
Ook voor vrijgegeven plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHISmeldpunt, telefoon 033-4227682. Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 19 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Almere, november 2009
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 20 van 22
projectnr.203931 8 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140 BO & IVO Koggeweg 7, Zuidermeer, Noord-Holland
Literatuur en geraadpleegde bronnen Berendsen, H.J.A. 2004 (4e druk): De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Pons, L.J., A.J. Wiggers, 1960, De Holocene wordingsgeschiedenis van Noord-Holland en het Zuiderzeegebied, Wageningen. Tol, A. & P. Verhagen. 2004: Optimale en standaard boormethoden in: A. Tol e.a. Prospectief boren. Een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP, Amsterdam (RAAP-rapport 1000), 6381. Stiboka. 1987: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000. Blad 19 Oost Alkmaar Blad 20 West Lelystad. Kaarten Topografische kaart 1:25000 (http://kadata.kadaster.nl) Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, kaartblad 19 en 20 Minuutplan (http:/www.watwaswaar.nl) Internet www.ahn.nl www.archis.nl www.bodemdata.nl www.maps.google.nl www.watwaswaar.nl
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 21 van 22
Bijlage 1 :
Archeologische perioden
Bijlage 1 :
Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het Paleolithicum (300.000-8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jagerverzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het Mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het Neolithicum (5300-2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het Neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de Bronstijd (2000-800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het Neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de IJzertijd (800-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de Middeleeuwen (450-1500 na Chr.), en met name de Vroege Middeleeuwen (450-1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10 eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 heden wordt aangeduid als Nieuwe Tijd. e
Bijlage 2 :
AMZ-cyclus
Bijlage 2 :
AMZ-cyclus Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in de meeste gevallen uitgevoerd binnen het kader van de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. In de procedure wordt volgens een trechtermodel gewerkt. Het startpunt ligt eigenlijk al bij het bepalen van de onderzoeksplicht. Op diverse provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten kan namelijk worden ingezien of het plangebied ligt in een zone met een archeologische verwachting. Indien dit het geval blijkt te zijn, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyslus (zie afb. 1 en 2)
Afb. 1: de AMZ-cyclus
De eerste fase: bureauonderzoek Uitgangspunt voor het bureauonderzoek is het vaststellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel dat op detailniveau voor het plangebied aangeeft wat er aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of er een veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode voor dit veldonderzoek zou moeten zijn om deze mogelijk aanwezige archeologische resten te kunnen aantonen.
Afb. 2: proces van de AMZ
De tweede fase: inventariserend veldonderzoek (IVO) Het inventariserend veldonderzoek kan worden opgesplitst in drie subfases. Fase 1. verkennend onderzoek In sommige gevallen wordt er gestart met een verkennend onderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en word feitelijk uitgevoerd omdat er bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om dit voldoende te kunnen onderbouwen. Dit is bijvoorbeeld het geval als er te weinig bodemkundige of geologische gegevens zijn om binnen het plangebied de verwachtingswaarden te kunnen onderbouwen of zelfs überhaupt tot een verwachtingswaarde te komen. Met een verkennend onderzoek kan tot in detail de verwachtingswaarde worden aangebracht. Zodoende kan door terugkoppeling een aangescherpt verwachtingsmodel worden gemaakt en kan karterend veldonderzoek in een vervolgfase gerichter en daarmee ook kostenefficiënter worden ingezet. Fase 2. karterend onderzoek In de regel wordt er gestart met een karterend onderzoek. Dit veldonderzoek dient om het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek te toetsen en eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen. Het onderzoek wordt vrijwel altijd vlakdekkend uitgevoerd door middel van boringen en/of oppervlaktekarteringen of proefsleuven. Het resultaat is in de regel een overzichtskaart met de resultaten van het onderzoek. Eventueel aangetoonde vindplaatsen worden daarbij aangegeven. Indien er geen archeologische vindplaatsen worden aangetroffen of wanneer bijvoorbeeld al blijkt dat deze geheel zijn
verstoord, dan wel van geen waarde zijn, is dit meestal ook het eindstadium van de AMZcyclus. Als er wel archeologische vindplaatsen worden aangetroffen of het blijkt uit de onderzoeksgegevens dat deze met zeer grote zekerheid kunnen worden verwacht, dan dient er een waardestellend onderzoek te worden uitgevoerd. Meestal is van de vindplaatsen die bij een karterend onderzoek zijn aangetroffen nog slechts in beperkte mate bekend wat de waarde ervan is. Fase 3. waarderend onderzoek Een waarderend onderzoek dient de fysieke kwaliteiten van een eerder aangetoonde of reeds bekende archeologische vindplaats vast te stellen en dient te leiden tot een waardestelling. Voor een waardestelling is het van belang om in elk geval de aard van de vindplaats, de exacte begrenzing in omvang en diepteligging, de datering en de mate van conservering en intactheid te weten. Een waarderend onderzoek kan worden uitgevoerd door middel van boringen of proefsleuven. Wat de beste methode is hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. In de meeste gevallen worden er voor een waardestelling proefsleuven of proefputten gegraven. omdat met deze methode meer en betere informatie over de vindplaats kan worden verkregen dan met aanvullende booronderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De derde fase: Selectie en waardering Het eindresultaat van een waardestellend onderzoek is een selectieadvies waarin op basis van de waardestelling van de vindplaats(en) wordt aangegeven of een vindplaats behoudenswaardig is. Deze waardestelling geschiedt op basis van verschillende waarderingscriteria. De term behoudenswaardig is sterk gerelateerd aan de essentie van het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg. In eerste instantie gaat dit namelijk uit van het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke in de bodem). Alleen wanneer dit binnen een belangenafweging niet kan zal het stuk waardevol bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd. Wanneer behoud niet gewenst is vanwege een relatief gering waarde van de vindplaats(en) kan nog worden besloten om de bodemingrepen onder archeologische begeleiding te laten uitvoeren. Ook is het natuurlijk nog mogelijk dat er helemaal geen archeologisch onderzoek meer hoeft plaats te vinden en kan het terrein worden 'vrij gegeven'. Het bevoegd gezag zal op basis van het selectieadvies uiteindelijk aangeven welke maatregelen er dienen te worden genomen. Deze beslissing wordt het selectiebesluit genoemd. Plaats van de AMZ-cyclus in de planvorming Net als met andere omgevingsfactoren waarmee binnen de planvorming rekening gehouden dient te worden, is het ook voor de archeologie van belang om dit in een zo vroeg mogelijk stadium in te steken. Niet alleen is dit voor een aantal onderzoeksfasen vanwege provinciaal of gemeentelijk beleid al een vereiste, het geeft bovendien al vroeg inzicht in eventuele risico's qua exploitatie en potentiële vertragingen in een project. Indien er een middelhoge of hoge kans op de aanwezigheid van archeologische resten bestaat, zal het bevoegd gezag een inventariserend onderzoek verplicht stellen ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing. Dit onderzoek is gebaseerd op het specifieke verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek dat daaraan vooraf dient te gaan. In praktijk worden deze onderzoeken gecombineerd uitgevoerd en in één verslag gerapporteerd.
Wanneer eenmaal een planprocedure is voorgenomen zal met het archeologisch onderzoek al kunnen worden begonnen. In principe kan het gehele inventariserend veldonderzoek, inclusief een selectieadvies, voorafgaand aan een planprocedure worden afgerond. Dit heeft als voordeel dat binnen het toekomstige plan de omvang van de archeologische vindplaats(en) definitief kan worden afgebakend en er, bij behoud in situ, de bestemming 'archeologische waardevol' kan worden opgenomen. Ook kunnen dan in bijvoorbeeld een aanlegvergunning specifieke voorschriften worden opgenomen om aantasting te voorkomen. In dit kader en deze planfase kan ook een voorschot worden genomen op inrichtingsmaatregelen (aanpassing van een eventueel al beschikbaar stedenbouwkundig ontwerp of het voorschrijven van bijvoorbeeld een groenzone, speelveld, parkeerplaatsen etc.). Indien dit mogelijk is kan ook worden voorgeschreven dat er archeologievriendelijk gebouwd dient te worden door aanpassing van funderingswijze of ander technische maatregelen. Het nadeel van het uitvoeren van een waardestellend veldonderzoek na de een planprocedure is dat daarmee ook de consequenties ervan pas later in beeld komen, wat leidt tot een aantal risico's. Vaak blijkt dan behoud in situ veel lastiger te zijn en is dit dan alleen met technische maatregelen nog mogelijk. Soms is alleen behoud ex situ door middel van opgravingen de enige nog resterende kostbare optie.
Bijlage 3a:
AMK-terreinen uit ARCHIS II
projectnr. 203931
monumentnr. waarde
Archeologisch Rapporten Oranjewoud 2009/140
5857 Terrein van hoge archeologische waarde
kaartblad + volgnr. 19E 022 provincie
complextype
Noord-Holland
plaats
Zuidermeer
gemeente
Koggenland
toponiem
POLDER DE ACHTERKOGGE
coordinaten
126831
Huisterp
datering van
datering tot
Nieuwe tijd: 1500 - 1950
Nieuwe tijd: 1500 - 1950
520193
Pagina 1 van 1 Bijlage 3a. ARCHIS: Terreinen met archeologische status
Bijlage 3b:
Waarnemingen uit ARCHIS II
projectnr.
203931
waarnemingsnr. bron
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140
8039 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Spierdijk
datering van
gemeente
Koggenland
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
toponiem
SPIERDIJK
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
125420 -1 06-1965
waarnemingsnr.
103381
plaats gemeente
520080
Niet-archeologisch: onbepaald
vondstdatum
bron
tot
ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Neolithicum vroeg A: 5300 - 4900 vC
Nieuwe tijd C: 1850 - heden
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125375
520418
Archeologisch: (veld)kartering 3816 24-04-1986 103488 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125649
519879
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103601 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
Koggenland
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
tot
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125834
519554
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103631 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125885
519685
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103639 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum
Pagina 1 van 4
125903
519179
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986
Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr.
203931
waarnemingsnr. bron plaats gemeente
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140
103643 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125910
519565
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103649 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
Koggenland
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
tot
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125922
519690
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103656 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125946
519422
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Onbekend
Onbekend
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103666 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125973
519030
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103669 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
125976
519364
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103672 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
Koggenland
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum
Pagina 2 van 4
126000
519430
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986
Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
tot
projectnr.
203931
waarnemingsnr. bron plaats gemeente
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140
103682 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
Koggenland
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
tot
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
126015
519495
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103683 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
126019
519459
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103690 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Onbekend
Onbekend
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
126047
519707
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103693 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
126064
519174
Archeologisch: (veld)kartering 3816 24-04-1986 103710 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
Koggenland
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
tot
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
126130
519485
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103720 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
Koggenland
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum
Pagina 3 van 4
126170
519048
Archeologisch: (veld)kartering 3816 24-04-1986
Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
tot
projectnr.
203931
waarnemingsnr. bron plaats gemeente
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/140
103733 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
126232
519172
Archeologisch: (veld)kartering 3816 24-04-1986 103762 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum waarnemingsnr. bron plaats gemeente
126310
519610
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986 103848 ARCHIS
type vindplaats Onbekend
Onbekend
datering van
tot
Koggenland
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum
Pagina 4 van 4
126544
519802
Archeologisch: (veld)kartering 3816 28-04-1986
Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
Kaartenbijlage