Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 288
13 De minister kwam, zag en verloor
De dienstauto van de minister stond gewoonlijk geparkeerd voor hotel Bosch en Ven in Oisterwijk, dat diende als zijn logement en kantoor. Als hij op reis ging, chauffeerde hijzelf. Gerrit Jan van Heuven Goedhart hield hartstochtelijk van autorijden, maar die hobby was nu bittere noodzaak; bij gebrek aan personeel voor de ministers-kwartiermakers was er geen chauffeur beschikbaar.1 Het ambtenarenkorps zat in Londen en wie daarvan naar het bevrijde zuiden overging, kwam doorgaans bij het Militair Gezag in Brussel: goed gehuisvest in de gebouwen van de universiteit, uitstekend betaald en dus erg aanlokkelijk.2 De ministers moesten het echter alleen opknappen, met alle gevolgen van dien. Tijdens een week afwezigheid in Londen bleek de dienstwagen van de minister door het Militair Gezag gevorderd. ‘Ik had nog gezegd: laat staan tot ik terugkom.’ Het kostte heel wat moeite om de wagen op te sporen En toen die weer in Oisterwijk werd afgeleverd, was hij in kapotte staat.3 De relatie met het Militair Gezag had een dieptepunt bereikt; wellicht dachten enkelen in Brussel dat de minister niet zou terugkeren en dus geen behoefte meer had aan zijn vervoer in het bevrijde Nederland. Er waren al maanden heftige disputen over wie er welke competenties had in het bevrijde zuiden: de regering of het Militair Gezag. In december was de situatie bijna geëscaleerd nadat chef-staf Kruls zich in twee weekrapporten had beklaagd dat de aanwezigheid van ministers-kwartiermakers hem te veel tijd kostte.4 Samen met Burger stelde Van Heuven Goedhart een gepeperde brief op aan minister van Oorlog Van Lidth de Jeude, die als direct verantwoordelijke van de chef-staf werd gevraagd de officier tot de orde te roepen. In de ministerraad van 12 december beet de minister van Justitie zijn geplaagde collega toe ‘tekort te zijn geschoten in het duidelijk vastleggen van de gezagsverhoudingen’.5 Murw diende Van Lidth de Jeude vier dagen later zijn ontslag in. Dat was dan de tweede minister die opstapte: minister Albarda deed dat in die ministerraad om precies omgekeerde redenen. Hij was het zat om telkens opnieuw de strijd te moeten aangaan met het Militair Gezag; onder druk van zijn collega’s trok hij zijn ontslag diezelfde zitting overigens weer in.6 288
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 289
Toen ook Van den Tempel zich beklaagde over tegenwerking bij zijn werk door Kruls’ bureau was de boot aan. In de ministerraad daags na de jaarwisseling eiste Van Heuven Goedhart het vertrek van de officier. ‘Een Chef van den Staf die tot viermaal toe insubordinatie heeft gepleegd, moet verdwijnen.’ Hij wist zich gesteund door de ministers Albarda, Van Boeijen, Van den Broek, Van den Tempel en Burger. Maar Gerbrandy had met de generaalmajoor gepraat, die had zijn verontschuldigingen aangeboden en daarmee was voor de premier de kous af. Hij maakte zijn collega’s duidelijk dat de regering niet zonder Kruls en het Militair Gezag kon: er bestond bij de geallieerden veel waardering voor diens persoon en zijn bureau.7 Iedereen was het er wel over eens dat de verhoudingen beter moesten worden geregeld en twee dagen later gaf Van Heuven Goedhart een voorzet in een korte nota. Hij stelde voor het Militair Gezag van Brussel naar Nederland te verplaatsen, in de buurt van de ministers-kwartiermakers. De laatsten zouden over voldoende ambtenaren en geld moeten beschikken om hun werk naar behoren te kunnen uitvoeren.8 Het argument dat Kruls onmisbaar was, verwees hij naar de prullenbak. Hij had maar liefst drie alternatieven voor de functie van chef-staf: kapitein-luitenant ter zee J.F.W. Nuboer (als militair adviseur werkzaam op het departement van Gerbrandy), J.B.G.M. ridder Van der Schueren, de militaire commandant van Noord-Brabant, of ir. J. Goudriaan, directeur van de Nederlandse Spoorwegen.9 Van Heuven Goedharts nota van 3 januari bleef onbehandeld.10 En toen Gerbrandy hem vroeg om samen met Van Lidth de Jeude een ander stuk op te stellen over de samenwerking tussen regering en Militair Gezag, weigerde hij dat, verbolgen omdat zijn eigen rapport genegeerd was. ‘Ik heb met dat Militair Gezag niets te maken,’ zou hij volgens zijn secretaris-generaal Van Angeren hebben gezegd, en die moest het maar verder met het ministerie van Oorlog opknappen.11 Generaal-majoor Kruls werd de ochtend na de ministerraad van 4 januari nog een keer onderhouden door Gerbrandy en Van Lidth de Jeude (op wiens ontslagbrief de premier nog niet had gereageerd). De chef-staf moest een verklaring van loyaliteit aan de regering ondertekenen, wat hij ’s middags in een uitvoerige brief verontwaardigd van de hand wees: hij merkte op dat hij de officierseed had gezworen en dat moest afdoende zijn. Op zijn beurt nam hij de gelegenheid te baat om de ministers duidelijk te maken dat ze alleen welkom waren in bevrijd Nederland met zijn toestemming. En hij wilde ook precies weten wat ze kwamen doen.12 Maar inmiddels had Van Lidth de Jeude zonder de minister van Justitie zijn nota opgesteld, wat hem overigens allerminst speet; de twee konden elkaar niet meer luchten of zien (‘Van Heuven Goedhart heeft zijn ontslag ingediend. Uitstekend’13). Hij bepleitte het omgekeerde: Kruls moest zich houden aan de richtlijnen van de regering. Dat stuk werd in de ministerraad 289
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 290
aangenomen en vervolgens door Gerbrandy verwoord in een brief aan Kruls van 19 januari.14 Van al die orders uit de ministerraad trok de chef-staf van het Militair Gezag zich niet zoveel aan.15 Het kabinet was al maanden zieltogend en de eerste weken van januari voltrok het proces van ontreddering zich in versneld tempo. Van Lidth de Jeude en Van Heuven Goedhart hadden hun ontslag ingediend. Van den Broek was uitgeschakeld door een hartaanval en Van Den Tempel was met een longontsteking opgenomen in het ziekenhuis. Burger hing ontslag boven het hoofd om een omstreden radiotoespraak. De minister van Koloniën Van Mook had na lang aandringen eind januari eindelijk ontslag genomen, omdat hij twee onverenigbare functies vervulde: die van minister en die van luitenant-gouverneur-generaal in Nederlands-Indië. Voor al die opengevallen vacatures waren in de Nederlandse gemeenschap in Londen geen kandidaten en het kabinet zuchtte onder de mankerende bewindslieden.16 Wat had Kruls hiervan nog te duchten? Niet zoveel en bovendien wist hij zich gesteund door koningin Wilhelmina, die dit hele ontbindingsproces tevreden gadesloeg.17 Ze had er zelf bewust het hare aan bijgedragen om het zover te laten komen.
De vernieuwingsagenda ‘Vernieuwing’. Het woord lag haar in de mond bestorven, al bijna vanaf de dag dat ze noodgedwongen voet aan land had gezet in Groot-Brittannië.18 Met het kabinet-Gerbrandy was het na de oorlog gedaan, dat stond voor haar vast. De vorming van een nieuwe regeringsploeg zou bestaan uit ‘jongeren, dus zij die nimmer hebben meegedaan aan den ouden tijd en de misbruiken’. En ze zou ze persoonlijk uitzoeken als een ‘politiek leider, dit woord in z’n ongerepte Nederlandsche beteekenis om den nieuwe tijd voor te bereiden en het nieuw verrezen staatsgebouw te betrekken’.19 In haar opvattingen werd ze gesterkt door de niet aflatende stroom Engelandvaarders die bij haar op de thee werden uitgenodigd. ‘Allemaal aardige jongens,’ zou de Londense hoofdredacteur van Vrij Nederland Van Blankenstein later over hen zeggen. ‘Maar die tien jaar tevoren, als zij droog achter de oren waren geweest, achter Mussert zouden hebben aangelopen, omdat zij dynamisch en simplistisch van gemoed waren; die kwamen bij de Koningin en vertelden haar over de stemming thuis: “Zij willen dat parlement niet meer en de partijen vooral willen zij niet meer. Zij willen U alleen terug hebben.”’20 Het sloot niettemin wonderwel aan bij wat de koningin zelf al dacht. Anders dan het kabinet-Gerbrandy vond Wilhelmina dat de regering in Londen haar mandaat niet direct mocht overdragen aan een nieuwe naoorlogse formatie. Eerst moest de door haar bedachte noodregering onder haar leiding orde op zaken stellen.21 290
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 291
In de visie van constitutioneel denkende en handelende mensen als de premier was dit ondenkbaar: hij en zijn ministers hechtten aan continuïteit van het staatsbestel.22 Van Heuven Goedhart had het staatshoofd in zijn ontslagbrief op 28 september geschreven dat het oude kabinet naadloos moest overgaan in het volgende. Na de oorlog zou het echter even duren eer een nieuwe ministersploeg kon worden samengesteld, omdat nu eenmaal geschikte mensen moesten worden gevonden. In een artikel in het Londense Vrij Nederland van 5 augustus 1944 verwoordde hij dat als volgt: ‘Er is nog nooit een goede Regeering geweest, zonder het besef van de continuïteit der geschiedenis.’23 Zo groeide een kloof tussen enerzijds het kabinet en aan de andere kant koningin Wilhelmina met haar achterban, bestaande uit onder anderen prins Bernhard en haar Engelandvaarders, met als voornaamste vertrouweling Bernhards rechterhand Van Houten.24 Het leidde tot een definitieve breuk toen ze op 4 september 1944 weigerde het essentiële besluit te tekenen voor de Tijdelijke Voorziening Staten-Generaal. Ze zou daarin volharden tot de val van het kabinet-Gerbrandy, sterker nog haar houding droeg aan die val in belangrijke mate bij. Gerbrandy keek daar ook ruim tien jaar later nog met lichte verbijstering op terug. ‘Zij wenste niet te zijn wat zij noemde “tekenpen” van het Kabinet, maar begeerde volstrekt overtuigd te zijn dat het zo moest en niet anders. […] Natuurlijk het laatste woord had de Koningin nooit en toen ze het eenmaal wel nam, betekende dit het ontslagaanbod van het gehele Kabinet.’25 Wilhelmina had daar welbewust op aangestuurd en zich er terdege op voorbereid. Een nieuwe ploeg kandidaat-ministers stond klaar om het roer over te nemen en de samenstelling daarvan was door haar zorgvuldig geregisseerd. Toen op 17 september de geallieerden de grens van Nederland passeerden, was dat voor Wilhelmina in dubbel opzicht een bevrijding. Vanaf dat moment was direct contact mogelijk met haar ‘heldenvolk’, zoals ze de bevolking in Nederland noemde. Eindelijk kon ze verlost worden van het ‘oudemannenhuis’, haar koosnaampje voor de regering. Geholpen door haar trouwe vazal Van Houten deed ze in het geheim talloze pogingen om boten of vliegtuigen te charteren om terug te keren naar bevrijd Nederland. In de week dat de ministers-kwartiermakers zouden afreizen, wilde de koningin hen voor zijn, ze had daarvoor maandag 20 november in het geniep al een vliegtuig geregeld. De Engelse mi-5 tipte Van Heuven Goedhart. Die spoedde zich naar Hare Majesteit en bezwoer haar voor haar eigen veiligheid de overtocht nog even uit te stellen. ‘Ze geraakte in alle staten en riep: Heb ik dan helemaal geen vrijheid?! Het is toch ook mijn land!’26 Toen ze zelf niet uit Londen wegkwam, stuurde ze Van Houten. Hij moest op zoek naar vertegenwoordigers van de illegaliteit die een rol konden spelen in haar nieuwe regering.27 In eerste instantie legde hij contact met de Contact291
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 292
commissie der Illegaliteit, het orgaan dat in juli door de gezamenlijke verzetsbewegingen in Nederland was gevormd. Het verzoek om een vertegenwoordiging te sturen, leidde daar tot onenigheid en uiteindelijk tot niets.28 Inmiddels was de opmars van de geallieerden bij de grote rivieren gestuit en noodgedwongen beperkte Wilhelmina’s boodschapper zijn zoektocht daarna tot het bevrijde zuiden. Daarbij ging hij volgens zijn eigen selectiecriteria te werk. Hij wist dat Wilhelmina alleen geïnteresseerd was in mensen die haar (en ook zijn) opvattingen deelden. Dat betekende dat in de daaropvolgende maanden voornamelijk mensen op audiëntie kwamen die voorstander waren van een krachtig ingrijpen van het Militair Gezag, een sterke positie van de koningin wensten en achter de instelling van een noodkabinet stonden, van welke laatste zij zelf hoopten deel uit te maken.29 Diegenen die op eigen initiatief tot Wilhelmina wisten door te dringen en vertelden dat in Nederland toch bepaald de wens leefde om de politieke partijen in ere te herstellen, kwamen van een koude kermis thuis: ze werden na enkele bezoeken niet meer gehoord, zoals mr. J.H. van Roijen namens de Vertrouwensmannen had mogen ervaren.30 Op speciale voordracht van Van Houten arriveerde begin december professor De Quay in de koninklijke villa Laneswood. Met hem had de inmiddels tot adjudant van prins Bernhard opgeklommen officier tot diep in de nacht gesprekken gehad over de toekomst van Nederland. De presentatie van De Quay vond plaats kort nadat Van Houten erin geslaagd was om de Binnenlandse Strijdkrachten weer de hen ontnomen arrestatiebevoegdheid terug te geven en dat zal belangrijk hebben bijgedragen aan zijn zelfvertrouwen. Hij presenteerde de voormalig hoogleraar uit Tilburg als een representant van ‘de geestelijke vernieuwing van het Nederlandsche volk’.31 Dat predicaat ontleende hij aan diens vooraanstaande rol in De Nederlandsche Volksbeweging, de politieke vernieuwingsstroming die in het gijzelaarskamp te Sint Michielsgestel was ontstaan. Maar De Quay had ook aan de wieg en de top gestaan van de Nederlandsche Unie. Daarom had met name Van Heuven Goedhart geen goed woord voor hem over. Aan premier Gerbrandy schreef hij dat ‘deze man minstens een “appeaser” was en hij heeft met de zijnen den allergrootsten afbreuk gedaan aan den geest van totaal verzet, die ons volk er bovenop moest houden’.32 Uitgerekend tegelijk met de reis van De Quay naar de koningin verscheen in het nauw aan de Nederlandsche Volksbeweging gelieerde blad Je Maintiendrai het beruchte artikel ‘Nederland is geen vacantie-oord’. Daarin werd de aanwezigheid van de ministers-kwartiermakers in hotel Bosch en Ven gehekeld.33 Van Heuven Goedhart vermoedde uit welke hoek de wind waaide en vond het tijd om zijn vriend de premier te waarschuwen. Vanuit zijn onverwarmde en onverlichte hotelkamer meldde hij dat zich een proces van verzwakking 292
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 293
voordeed in het kabinet, waarvan de koningin bezig was te profiteren. ‘Dit proces, allereerst bedenkelijk voor het volk maar voorts ook weinig acceptabel voor jezelf, is in volle gang. Het is waarschijnlijk dat de koningin je onder de gegeven omstandigheden de kans geeft om al het zwakke uit te snijden. Het is mogelijk dat zij die taak aan een ander (de Quay?) wil toevertrouwen.’34 Hij had het scherp gezien: niet alleen was hij op de hoogte van het bezoek van De Quay aan de koningin, dat zij en Van Houten juist geheim hadden willen houden. Maar het staatshoofd was inderdaad bezig een nieuw kabinet te formeren, achter de rug van de huidige ministers om.35 Gerbrandy kon dat volgens Van Heuven Goedhart voorkomen door het initiatief naar zich toe te halen en zelf een zakenkabinet te vormen met daarin een aantal katholieke krachten uit bezet gebied. ‘Daar zou de koningin terecht prijs op stellen.’36 Wat Van Heuven Goedhart niet doorhad, was dat het daarvoor inmiddels te laat was. Wilhelmina had begin oktober al een notitie opgesteld waarin ze in telegramstijl noteerde hoe ze een eind kon maken aan het huidige kabinet. De regering, in haar gedachten al demissionair, moest zich beperken tot het afwerken van lopende zaken die geen invloed meer hadden op beleid voor de toekomst. Zo snel mogelijk moesten nieuwe ministers gezocht worden ‘die het vertrouwen van het Ned. Volk bezitten en de bezetting hebben meegemaakt’. Daaruit zou ook de formateur worden gerekruteerd. Gerbrandy kon dat in ieder geval niet zijn: die stond niet los van het verleden en was ‘in bepaald opzicht doof voor berichten van het verzet en geheel onder invloed van een minister, vertegenwoordiger van een deel van de verzetsgroep Ill. pers, die deel uitmaakt van een groep Bosch v. Rosenthal die de politieke toekomst wil vastleggen volgens eigen inzicht en tot dit is voltooid, de invloed van de Illegaliteit tracht uit te schakelen’.37 De opvattingen van Van Houten over Van Heuven Goedhart en diens band met Bosch van Rosenthal klonken er onmiskenbaar in door; de brief die de eerste in augustus aan de minister van Justitie had gestuurd echode nog steeds na. En hij had zijn effect niet gemist: Wilhelmina bliefde niet alleen hem, maar ook de premier niet meer. Twee weken nadat ze haar gedachten in de notitie had opgeschreven, veegde ze de minister van Justitie de mantel uit omdat hij bij het Tribunaalbesluit adviezen van het nota bene door hemzelf ingestelde College van Vertrouwensmannen naast zich had neergelegd. Als dat geen bruuskeren was van de illegaliteit! Het Tribunaalbesluit was een vervolg op het ook al omstreden Politiebesluit en beide wetten gaven de minister van Justitie vergaande bevoegdheden: hij kon op eigen gezag, buiten politie en Openbaar Ministerie om, verdachten laten opsluiten. De ministerraad had het een maand daarvoor met tien tegen vier stemmen aangenomen (de sociaaldemocraten Albarda, Burger, en Van den Tempel waren tegen, net als de liberaal Van den Broek).38 Na ontvangst van de kritiek nam Van Heuven Goedhart onverstoord de ge293
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 294
legenheid te baat om de koningin te vragen of een zakenkabinet misschien aan haar wensen van vernieuwing voldeed. Haar antwoord was dusdanig vaag (‘Samenstelling van personen […] die getoond hebben flink te zijn en vernieuwing willen’) dat hij daarin kennelijk voldoende aanknopingspunten zag om Gerbrandy later de suggestie te doen zo’n zakenkabinet aan de koningin voor te stellen.39 De premier volgde het advies op en polste Hare Majesteit al enkele dagen na ontvangst van de brief van zijn vriend. Wat zou ze ervan vinden als hij het ontslag van het kabinet zou aanbieden? Hij suggereerde een nieuwe regering, klein van omvang, zonder Burger, Albarda en van den Tempel (de drie sociaaldemocraten van de ploeg!). Hoezeer Gerbrandy aan de opvattingen van Van Heuven Goedhart hechtte, bleek uit de in woede gemaakte aantekeningen van Van Lidth de Jeude in diens dagboek: ‘Hij zal mij van “Oorlog verlossen” maar neemt aan dat ik “Waterstaat” zal aanvaarden. […] Dit alles klinkt zeer mooi, maar hij voegt daaraan toe “en Van Heuven Goedhart heeft daarentegen niet het minste bezwaar.” A bon entendeur demi-mot suffit! Het is zoo dat Goedhart natuurlijk bezwaar heeft gemaakt tegen mijn aanblijven als Minister van Oorlog, maar dat ik wel “mag” meedoen als Minister van Waterstaat.’ Gerbrandy twijfelde nog aan zijn eigen rol in dezen. Onkundig van het harde oordeel dat het staatshoofd over hem had geveld, wilde hij het initiatief of hij al dan niet formateur moest worden graag aan Hare Majesteit overlaten.40
Een delegatie uit het Zuiden Het waren mooie overpeinzingen maar het was vooral ijdele hoop. Want De Quay had op 3 december van de koningin het verzoek gekregen om de achterban van de Nederlandsche Volksbeweging en andere vooraanstaande lieden uit het bevrijde zuiden te polsen, niet zozeer als ministers als wel als haar adviseurs en begeleiders bij een eerste koninklijk bezoek aan bevrijd gebied. ‘Als axioma staat vast dat het Ned. Volk niet duldt dat het oude kabinet een pol. regeling treft,’ maakte Wilhelmina duidelijk.41 De vereerde boodschapper ging aan het werk. En hij niet alleen. Ook Kruls werd door de koningin gevraagd namen te noemen van mensen die als representatief voor het bevrijde zuiden golden. Op basis daarvan kwamen onder anderen bovendrijven: mr. L.J.M. Beel, een voormalig medewerker van de gemeentesecretarie te Eindhoven en geestelijk vader van het zogenoemde Eindhovens Adres. Dat was een nota waarin een aantal Brabanders in het bevrijde zuiden een lans brak voor een nieuw politiek elan: minder parlementair, en gefundeerd op een fris christelijk reveil. Het werd in Londen vooral als een antidemocratisch signaal ontvangen.42 Bovendien was er nogal wat deining over ontstaan omdat majoor Van Houten (toen nog Bureau Inlichtingen) eraan had meegewerkt en het in samen294
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 295
werking met zijn chef Somer naar Londen had gestuurd. Van Lidth de Jeude en Van Heuven Goedhart hadden Somer de les gelezen, dat zo’n politieke actie niet paste bij Bureau Inlichtingen.43 Na Beel werden als mogelijke ministerskandidaten genoemd jhr. A.F.C. de Casembroot, gedeputeerde en tijdelijk Commissaris van de Koningin in Zeeland; mr. F.A.C. Deelen, fungerend directeur politie in Breda; F.C. Wijffels, lid van de directie van de Limburgse Staatsmijnen en dan nog enkele nieuwe en dus gezuiverde burgemeesters van Brabantse steden. Niet alleen een overwegend Brabants gezelschap, vooral ook heel erg katholiek.44 Op twee fronten werd deze dagen dus aan een nieuw kabinet gesleuteld: door Gerbrandy, die vooral een reconstructie van het huidige wilde. En door de koningin. Die zat in een comfortabeler positie omdat ze wel wist waar de premier mee bezig was, maar omgekeerd wist hij niets van haar manoeuvres. Hij kreeg dat pas te horen op 30 december in een onderhoud met Hare Majesteit. Ze had hem bezworen er in de ministerraad zijn mond over te houden, maar daags daarop vertrouwde hij het wel toe aan Van Angeren. De koningin zou een ‘nieuw kabinet hebben “bekokstoofd” met De Quay als formateur, waarbij ook Michiels van Verduynen en Van Kleffens (respectievelijk de minister zonder portefeuille en Buitenlandse Zaken) een rol spelen’. Gerbrandy zelf kreeg een troostprijs: hij mocht Algemene Oorlogsvoering houden. Van Angeren wees de premier erop dat De Quay nooit in het noorden geaccepteerd zou worden. Van belang tijdens dit onderhoud was ten slotte de opmerking van de koningin dat ‘Goedhart niet meer reçu is’.45 Dat laatste bracht de premier in gewetensnood. Hijzelf had een bijzondere band opgebouwd met de minister van Justitie. Hoewel ze de laatste weken wat uit elkaar waren gegroeid – ook al omdat Van Heuven Goedhart sinds begin november niet meer bij hem inwoonde – bleef hij hem een warm hart toedragen. Dat bleek bijvoorbeeld uit de persoonlijke toon van de correspondentie die ze in december voerden over de kabinetsproblemen, en het gewicht dat hij toekende aan de adviezen die zijn vriend hem gaf. Rond de 21ste januari maakte hij voor zichzelf een lijstje op van kandidaten voor zijn nieuw te vormen kernkabinet. Hij plaatste Van Heuven Goedhart op het ministerie van Oorlog. De premier vond dat iemand die zo veel kritiek had op het Militair Gezag en de Binnenlandse Strijdkrachten, deze beide ‘apparaten “van de bok moest gaan rijden”’.46 Aan de andere kant had hij te maken met ministers als Van Lidth de Jeude, die niets meer van de opvliegende collega moest hebben; met Kruls, die de ministers-kwartiermakers, waarvan Van Heuven Goedhart voorzitter was, liever kwijt dan rijk was; met een stemming in bevrijd gebied die steeds harder werd tegen vooral deze minister.47 En nu dus ook het definitieve oordeel van de koningin: ze had al lang genoeg van Van Heuven Goedhart en wilde hem zelfs niet meer zien. 295
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 296
Het lijstje was bedoeld om het initiatief voor een nieuw kabinet bij de koningin weg te halen. Maar ze hield de boot af: zelf was ze nog niet klaar met de samenstelling van haar ploeg en tot het zover was, moest Gerbrandy maar wachten. De premier zag het niet meer zitten: zijn ministersploeg viel uit elkaar, de ruzie met het Militair Gezag verdeelde haar in twee kampen en van de koningin mocht hij niets doen: geen reconstructie, geen nieuwe formatie. ‘Ik ben beu van de zaak,’ liet hij zich tegenover Van Lidth de Jeude ontvallen.48 Hij had al langer gebroed om zijn gemoed in een brief aan Hare Majesteit te ontvouwen. Nu klom hij daadwerkelijk in de pen en schreef drie pagina’s vol beklag. Hij las zijn epistel in de ministerraad voor, waar Van Kleffens en Michiels van Verduynen er nog wat harde woorden aan toevoegden: de koningin ging zich te buiten aan autocratisch gedrag, ze zette de premier persoonlijk en het kabinet als geheel buitenspel. Gesteund door de unanimiteit van de raad eiste hij dat ze hem een opdracht zou geven tot reconstructie. Zo niet dan diende het hele kabinet zijn ontslag in. Was getekend: Gerbrandy, d.d. 22 januari 1945.49 Wilhelmina was not amused, maar ze kon niet ontkennen dat de ministers gelijk hadden. Dat de ruzie tussen kabinet en koningin niet nog verder op de spits werd gedreven, kwam vooral doordat ze beide te veel in beslag werden genomen door nog actuelere zaken. In het bevrijde zuiden was grote beroering ontstaan over een rede die minister Burger op 14 januari 1945 voor radio Herrijzend Nederland had gegeven; Van Heuven Goedhart had Gerbrandy daarop gewezen. Hij was zelf nogal geschrokken nadat hij een uittreksel van de speech las die Radio Oranje hem gaf. Maar hij begreep de onrust pas goed toen hij op 22 januari in ’s-Hertogenbosch het eerste Tribunaal had geïnstalleerd en bij die gelegenheid door verschillende genodigden op Burgers woorden was aangesproken.50 De minister van Binnenlandse Zaken had zich uitgelaten over de aard van de zuivering en daarbij de later beroemd (of berucht) geworden woorden gebruikt: ‘Het gaat niet om het vinden van begane fouten, maar om het vinden van hen die “fout” zijn geweest.’51 Volgens Van Heuven Goedhart had Burger die rede nooit op eigen houtje mogen uitspreken; niemand van de collegaministers wist ervan. Gerbrandy zei dat niet zozeer dát hem had gestoord, maar vooral de inhoud van die passage over zuivering. Ze demoraliseerde volgens hem de bevolking in het nog bezette Nederland, dat zo de indruk kreeg dat niet zou worden opgetreden tegen collaborateurs en nsb’ers.52 Hij ontsloeg de minister op staande voet. Zulks was misschien verklaarbaar omdat de premier en Burger al vanaf diens aantreden in het kabinet niet door één deur konden en het viel zelfs nog te begrijpen omdat de eerste minister in deze dagen bijkans gek werd van de zich alsmaar opstapelende problemen. Maar daarom was het staats296
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 297
rechtelijk nog niet juist. En om die reden dienden de ministers Albarda en Van den Tempel (partijgenoten van Burger) diezelfde dag – 24 januari – hun ontslag in.53 Van Heuven Goedhart had dat naar eigen zeggen ook willen doen: hij was het inhoudelijk oneens met de radiorede, maar wat Gerbrandy deed kon evenmin. Maar hij had al een ontslagbrief geschreven ‘en ik vond het niet nuttig om nu te zeggen: nu ga ik het ook nog eens doen’.54 Opmerkelijk detail in deze affaire was dat Burger vier dagen daarvoor zelf zijn vertrek aan Gerbrandy had aangekondigd.55 Toen vervolgens ook Van den Broek vanaf zijn ziekbed duidelijk maakte dat hij ontslag overwoog (dat hij 6 februari daadwerkelijk indiende), was er van het kabinet feitelijk niet veel meer over: van de veertien ministers hadden of wilden er zeven ontslag. En daarmee zakte ook de door alle leden geuite dreiging van het collectief ontslag aan de koningin als een plumpudding in elkaar. Zes dagen later, dinsdag 30 januari, diende Gerbrandy mondeling daadwerkelijk het ontslag van het kabinet in.56 Symbolisch voor deze chaotische situatie was dat de notulen van de resterende kabinetszittingen alleen als rommelig plak- en knipwerk bewaard zijn gebleven.57
Bedreigingen van de illegaliteit Die roerige dinsdag de 30ste januari nam het zieltogende kabinet niettemin nog een ander besluit: procureur-generaal Speyart van Woerden werd tijdelijk van zijn functie ontheven en uit het bevrijde zuiden weggehaald.58 De magistraat was zelf met de personele wisseling akkoord gegaan, dus zo op het oog was er weinig opmerkelijks aan die beslissing. Maar hierachter ging een bizarre geschiedenis schuil, die de verhoudingen tussen illegaliteit en Militair Gezag enerzijds en de magistraat en zijn baas, de minister van Justitie, in alle scherpte blootlegden. Deze hadden het in het bevrijde zuiden niet alleen door hun standpunten verbruid, maar vooral door de manier waarop zij deze in praktijk brachten.59 Speyart van Woerden en Van Heuven Goedhart hadden behalve hun posities, gezag en opvattingen, ook moeilijke karakters gemeen. De minister stond bekend als een ijdele, rancuneuze en autoritaire man, die geen tegenspraak duldde.60 Speyart had naam gemaakt als een zeer steile justitieambtenaar, die zijn gelijk ontleende aan en doordrukte op basis van de wet. Hij deed dat op een autoritaire en neerbuigende manier, die gesprekspartners recht tegen de haren instreek. ‘Autocratisch,’ omschreef ook zijn baas Van Heuven Goedhart hem, die zijn aanvankelijke waardering uitsluitend nog zakelijk hield, maar persoonlijk niets meer van hem moest hebben: ‘Ik kon hem niet uitstaan.’61 Een van zijn officieren van justitie maakte eens aantekeningen van een onderhoud dat hij met de procureur-generaal had. Daarin werden de Bin297
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 298
nenlandse Strijdkrachten en de illegaliteit door de magistraat neergezet als ‘de bende van Toon de Soep’, een verwijzing naar een vooroorlogse bendeleider ten tijde van de beruchte affaire in Oss.62 Dat verslag ging vervolgens een eigen leven leiden, omdat de opsteller, mr. J.A. Abbing, het bewust ruim liet circuleren met de bedoeling de positie van zijn chef te ondermijnen. Van Heuven Goedhart vond dat verkeerd (‘Er werd met dat gesprek in Brabant “geleurd”’), net zoals hij weinig begrip kon opbrengen voor de starheid van Speyart in diens houding tegenover de illegaliteit. ‘Men had bij hem altijd het gevoel, dat men tegen een muur sprak.’63 In een brief aan koningin Wilhelmina noemde hij de procureur ‘een antithetische figuur’.64 Gerbrandy had het over een man ‘die spanningen veroorzaakte’.65 Na al het heen en weer getrek over de arrestatiebevoegdheid dachten de minister van Justitie en zijn procureur-generaal dat ze het recht medio december 1944 weer op het juiste spoor hadden gezet. Van Heuven Goedhart polste voor de zekerheid nog prins Bernhard als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten. Die liet hem weten geheel achter de nieuwe arrestatieregeling te staan.66 Vier dagen later, 17 december, gaf de minister van Justitie op verzoek van Gerbrandy een interview aan het persbureau Anep-Aneta, waarin hij uiteen zette wat de bedoeling was van de nieuwe richtlijnen. Enkele passages daarvan werden opgenomen in het Eindhovensch Dagblad van 20 december. Onder de nogal suggestieve kop ‘Het probleem der illegale werkers’ werd Van Heuven Goedhart geciteerd: ‘Het is ontoelaatbaar dat in het bevrijde gebied verwarring wordt gesticht door de overigens prijzenswaardige activiteit van sommigen onder de vroegere illegale werkers, doordat zij bevoegdheden uitoefenen, waarvoor de wettelijke grondslag ontbreekt.’67 Daarop sloeg de vlam in de pan bij de illegaliteit, verenigd in de Gemeenschap Oud-Illegale Werkers Nederland (goiwn). Zij eiste genoegdoening en rectificatie van de minister, die daaraan onmiddellijk gevolg gaf: twee dagen later al schreef hij in dezelfde krant dat hij met zijn opmerking geenszins de in de Binnenlandse Strijdkrachten vertegenwoordigde illegaliteit had bedoeld.68 Maar waar het eerste artikel ruim werd geciteerd in andere media, bleef dat bij de rectificatie achterwege. De goiwn was op haar wenken bediend geweest, maar verzuimde vervolgens zelf om de rechtzetting breed uit te dragen onder haar leden. Dat gebeurde pas drie jaar later in een artikel in De Vrije Stem – Op de Korte Golf.69 Het gevolg was dat de sfeer jegens de minister nog grimmiger werd. En dat hij ook nog eens de inmiddels gehate Speyart van Woerden de hand boven het hoofd hield, sterker daarmee samen optrok, deed de deur voor de illegaliteit helemaal dicht. Een maand na het bewuste eerste artikel in het Eindhovensch Dagblad, zondag 21 januari, kwamen vier heren voor een wekelijkse werkbespreking 298
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 299
bijeen in Breda: mr. Deelen, de direct ondergeschikte van Speyart; majoor ir. D.C.C. baron van Boetzelaer, als militair commissaris vertegenwoordiger van het Militair Gezag in deze Brabantse stad en twee verder onbekend gebleven vertegenwoordigers uit de illegaliteit. Deelen liet een brief zien die hij in Den Bosch had gekregen van het hoofd politieke zaken van de Binnenlandse Strijdkrachten, mr. W.J.Th. Serraris. De inhoud daarvan ‘kwam hierop neer dat nu de maat vol was en er nu, als van de kant van het Militair Gezag geen maatregelen werden genomen, door de illegaliteit een einde zou worden gemaakt aan het optreden van de heer Speyart van Woerden’. Serraris voegde Deelen toe dat er plannen waren om de procureur-generaal te vermoorden. Daarop zou de laatste hebben geantwoord: ‘Dat briefje kwam precies op het juiste ogenblik.’70 Van wie Serraris het dreigement had ontvangen, bleef onduidelijk: later zei hij zich dat niet meer te kunnen herinneren. Maar er zouden al eerder bedreigingen zijn geweest aan het adres van de dwarse procureur-generaal. ‘Ik heb vele mensen gehoord, die de leuze verkondigden: wij moeten hem opruimen en daar vinden wij wel wat op,’ zei B.W. van Mourik Broekman – werkzaam bij Bureau Inlichtingen – tegen de Parlementaire Enquêtecommissie.71 Niemand had daar toen verder actie tegen ondernomen: niet door Speyart te waarschuwen, evenmin zijn directe chef Van Heuven Goedhart. Op deze zondag de 21ste januari echter vond het gezelschap in Breda de dreigementen kennelijk zo serieus dat wel werd gereageerd. Niet richting Speyart, hoewel dat het meest logisch was omdat hij immers gevaar liep, en in dat bewuste weekeinde bovendien ook nog eens toevallig op een steenworp afstand in dezelfde Prinsenstad verbleef.72 In plaats daarvan toog Van Boetzelaer per auto naar Brussel om zijn chef Kruls te alarmeren, en dat overigens pas de volgende dag. Het briefje maakte er immers melding van dat het Militair Gezag moest ingrijpen. Opmerkelijk was dat ook Serraris Speyart niet had gewaarschuwd, terwijl beiden toch in de Brabantse hoofdstad resideerden; het kon mogelijk verklaard worden uit een zwaar verstoorde verhouding tussen de twee, die al van voor de oorlog dateerde en die enkele maanden geleden weer was opgelaaid.73 Kruls had op zijn beurt ook al eerder geruchten gehoord over bedreigingen aan het adres van de procureur-generaal. Daaraan had hij toen geen aandacht besteed, maar nu beoordeelde hij het verhaal als serieus genoeg. Ook hij achtte het niet nodig om de hoofdpersoon zelf te alarmeren. Evenmin meende de chef-staf Militair Gezag de middelen te hebben om de bedreigde Speyart te beschermen tegen een mogelijke aanslag door de illegaliteit.74 In plaats daarvan stapte Kruls samen met Van Boetzelaer in een vliegtuig om de regering in Londen op de hoogte te stellen van de bedreigingen. Eerst hadden ze een gesprek op het departement van Justitie. Kruls had gedacht de minister van Justitie op het departement aan te treffen, maar die 299
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 300
werd vervangen door secretaris-generaal Van Angeren, want Van Heuven Goedhart was naar zijn onderkomen in Oisterwijk in bevrijd Nederland vertrokken. Dat was zeer tegen de zin geweest van koningin Wilhelmina, die had geeist dat hij in Londen bleef. De minister bood daarom zaterdag 15 januari zijn ontslag aan. Gerbrandy twijfelde hevig, hij wilde hem behouden zoals bleek uit een gesprek met Van Angeren. ‘Ben ik formeel bevoegd zijn ontslag voor te stellen?’ vroeg hij bijna hypothetisch aan zijn voormalig medewerker. Jazeker, had deze geantwoord. Na wat heen en weer gepraat, waarin hij Van Angeren polste om de portefeuille weer op zich te nemen (wat deze resoluut weigerde), verzuchtte de premier dat ‘hij er nog over zal slapen’.75 De koningin was resoluter in haar reactie. Tegen Gerbrandy zei ze: ‘Zeg u aan de Heer Goedhart dat hij niet behoeft te gaan want Zaterdag is hij toch Minister af.’76 Die gaf dat wijselijk niet door.77 De vraag was waar de koningin haar voorkennis vandaan had dat de minister van Justitie een week later geen minister meer was. Die bewuste zaterdag viel in het weekeinde dat de dreigbrief tegen Speyart werd bezorgd en het wierp op z’n minst de gedachte op dat er alles aan gedaan moest worden om Van Heuven Goedhart uit bevrijd gebied weg te houden. Daarom verkeerde Kruls ook in de veronderstelling de minister op zijn departement te ontmoeten. Zowel de generaal-majoor als de koningin kon dus al eerder geweten hebben van de ophanden zijnde bedreigingen.78 In ieder geval wist prins Bernhard ervan: die had begin januari aan de minister van Oorlog verteld dat men in het zuiden de ministers Burger en Van Heuven Goedhart wel kon ‘slachten. Hij [de prins] heeft zelfs de aanbieding gekregen, dat men bereid zou zijn hen te “kidnappen”.’79 Het stond buiten kijf dat Bernhard dit ook aan zijn schoonmoeder had gemeld.
Speyart weg uit bevrijd Nederland Na het bezoek bij Van Angeren werden bij de lunch Gerbrandy en Van Lidth de Jeude ingelicht. Deze twee ministers wilden Speyart ogenblikkelijk uit bevrijd Nederland weghalen. Van Angeren reageerde genuanceerder en kalmer. Volgens hem was de hele actie erop gericht om het arrestatiebeleid van zijn minister en de procureur-generaal ongedaan te maken. Hij stelde zelfs voor om de zaak eerst eens alleen met Van Heuven Goedhart te bespreken voordat Speyart naar Londen werd geroepen.80 De secretaris-generaal meende dat het ook ‘allerminst uitgesloten’ was dat het idee om Speyart uit bevrijd gebied weg te halen juist van Kruls afkomstig was, en pas daarna door Gerbrandy was overgenomen.81 Dat sloot aan op Kruls’ Memoires, waarin hij het terugroepen als ‘zijn mening’ omschreef.82 En tegenover de Parlementaire Enquêtecommissie getuigde de generaal300
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 301
majoor: ‘Ik sluit bepaald niet uit, dat ook de gedachte door mijn hoofd is gegaan, dat de rust zou zijn gediend, wanneer de procureur-generaal enige tijd afwezig was.’83 Dinsdagmiddag 23 januari werd de koningin geïnformeerd, die haar zegen gaf aan het terughalen van de procureur-generaal, en ook van de minister van Justitie.84 Pas de dag daarop vlogen Kruls en de zijnen terug naar Brussel met een brief van Gerbrandy voor Van Heuven Goedhart: ‘Zeer alarmeerende mededelingen maken het dringend noodig, dat ge ten spoedigste hierheen komt, vergezeld van den Procureur-Generaal Speyart van Woerden.’85 Donderdagavond heel laat werd de minister van Justitie in Bosch en Ven gewekt door een motorkoerier, die in een sneeuwstorm vanuit Brussel was gekomen om hem die missive te overhandigen. Diezelfde nacht waarschuwde hij de procureur-generaal: de volgende dag moesten ze met spoed samen naar Brussel afreizen. ‘Het zal u gaan als mij. De zaken lopen in het honderd, maar ik zie niet in, dat wij iets anders kunnen doen.’86 Zo gezegd, zo gedaan, over spiegelgladde wegen reed het duo naar de Belgische hoofdstad, nog steeds onwetend wat er nu zo dringend aan deze reis was. Daar hielp Kruls hen vrijdag uit de onzekerheid. Hij vertelde het verhaal over een kidnapping of ernstiger die Speyart boven het hoofd hing en de daaraan verbonden eis dat hij uit bevrijd gebied moest vertrekken. Van Heuven Goedhart drong aanvankelijk nog aan op alternatieve maatregelen, maar daarvan kon volgens de generaal-majoor geen sprake zijn: het was allemaal al besproken met de premier en de koningin. Speyart was verbijsterd. Niet alleen over de inhoud van het bericht, maar vooral over het feit dat men hem bijna een hele week onkundig had gehouden van een dreigende aanslag. In plaats daarvan was er van Breda naar Brussel gereisd, van Brussel naar Londen, er was gesproken met tal van autoriteiten tot de koningin aan toe. En al die tijd wisten hij en zijn baas, Van Heuven Goedhart, van niets.87 Nadat hij de schok te boven was, kwam in een volgende bespreking met Kruls een nieuwe verrassing. Zijn minister was het met de chef-staf eens dat het beter was als Speyart een tijdje uit bevrijd Nederland wegging: dan zouden de gemoederen bij de illegaliteit tot rust komen en werd een beter klimaat geschapen om de arrestatieregelingen verder uit te kunnen voeren. Voorgesteld werd een periode van twee maanden. Later werd Van Heuven Goedhart verweten dat hij wel erg snel door de bocht was gegaan: hij had gewoon achter zijn procureur-generaal moeten gaan staan. Ter verdediging voerde hij aan dat hij een brief had van Gerbrandy, gesteund door de koningin, dat hij naar Londen moest komen. ‘Ik stond dus voor een opdracht van Hare Majesteit en de Minister president om onmiddellijk, reden onbekend, met de procureur-generaal naar Londen te ko301
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 302
men. Mij werd pas een tip van de sluier opgelicht, toen ik in Brussel zat.’88 Maar waarschijnlijk bedacht de minister ook dat het beter was, nu de zaak op zo’n hoog kabinets- en zelfs koninklijk niveau werd gespeeld, wat meer toegeeflijk te zijn naar Kruls. In een brief aan de koningin repte hij ervan zowel achter Speyart als achter de generaal-majoor te staan: ‘Boven alle belangen gaat het belang van bevrijd gebied,’ voegde hij daaraan toe.89 Tegen Speyart zelf zou hij gezegd hebben dat de bedreigingen hem niet verbaasden ‘en dat ik hem al meer had gewaarschuwd dat het scheef zou lopen met hem’.90 Zijn positie was in deze dagen politiek niet sterk door zijn ontslagaanvraag.91 Samen reden ze zaterdag met de auto naar Oostende om van daaruit met de boot naar Londen te reizen. Tijdens die autorit suggereerde Van Heuven Goedhart die twee maanden afwezigheid te bestemmen als een studiereis naar de organisatie van de politie in de Verenigde Staten. Dat bevestigde in ieder geval Van Angeren in diens opvatting dat deze hele affaire erop was gericht om Speyart opzij te schuiven: Nederland had volgens hem van de Verenigde Staten niets te leren op politiegebied, dat was eerder omgekeerd.92 Niettemin, Speyart ging wel akkoord en het werd vervolgens in een brief aan de koningin vastgelegd en daags daarop door de ministerraad bekrachtigd. Dat gebeurde in die gedenkwaardige kabinetszitting van 30 januari, waarin Gerbrandy aankondigde dat hij zojuist het ontslag van het kabinet had aangeboden aan de koningin.93 Enkele dagen later besloot de procureur-generaal nog wat persoonlijke zaken af te handelen in Brabant. Toen hoorde hij van medewerkers dat het hele verhaal van de kidnapping een wild gerucht moest zijn geweest. Onmiddellijk besloot hij af te zien van zijn vertrek uit bevrijd Nederland. Hij informeerde Van Heuven Goedhart, die ermee akkoord ging onder voorwaarde dat hij wel die afgesproken twee maanden op non-actief moest blijven. Kruls sputterde hevig tegen, maar kon weinig anders doen dan zich erbij neerleggen. Het bleek een uitgesteld vertrek: eind februari, na de formatie van een nieuw kabinet, eiste Gerbrandy als premier maar ook als de nieuwe minister van Justitie ad interim, dat de procureur-generaal onmiddellijk naar Londen kwam. Daaraan gaf deze op 16 maart met de grootste tegenzin gehoor; hij zou er tot na de bevrijding blijven, werkloos.94 Van Heuven Goedhart herinnerde zich dat de premier – daartoe gesouffleerd door de koningin – erop had gestaan dat Speyart ontslagen zou worden: dat was de reden dat de twee naar Londen moesten komen. ‘Het was het eerste dat de heer Gerbrandy mij mededeelde.’95 Deze zei dat hij niet het woord ‘ontslag’ in de mond had genomen, maar bevestigde wel dat hij het ‘oneindig veel beter’ vond dat mr. Deelen procureur-generaal werd in plaats van Speyart. Dat verklaarde waarom juist hij had geëist dat de procureur medio maart naar Londen kwam.96
302
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 303
Invloed op arrestatiebeleid De Parlementaire Enquêtecommissie die deze merkwaardige affaire onderzocht, heeft niet kunnen achterhalen wie achter de kidnappings- of moordplannen op Speyart van Woerden hebben gezeten. Wel verweet de commissie in haar conclusies Kruls dat hij was gezwicht voor dreiging van terreurdaden. Diens opmerking dat verwijdering van Speyart de rust in bevrijd gebied ten goede kwam, viel evenmin in goede aarde.97 De Jong kon op basis van de feiten en getuigenissen ook niet tot een oplossing komen, en concludeerde dat met de ‘uitschakeling van Speyart niet alle moeilijkheden waren opgelost’.98 Om wat meer klaarheid in deze opmerkelijke maar treurige affaire te brengen is het allereerst van belang na te gaan wat er gebeurde met het arrestatiebeleid in de periode dat Speyart werkloos was; dat was immers de steen des aanstoots tussen de magistraat en de minister enerzijds en het Militair Gezag en de in de Binnenlandse Strijdkrachten opgenomen illegaliteit anderzijds. De dag nadat Kruls Van Heuven Goedhart en Speyart in Brussel het verhaal van de kidnapping had verteld, publiceerde de generaal-majoor nieuwe arrestatierichtlijnen. Die waren nog in samenwerking met Speyart en Van Heuven Goedhart gemaakt en daarin werd de rol van de Binnenlandse Strijdkrachten nog meer teruggedrongen ten gunste van het Militair Gezag. Ze waren alleen van toepassing op het nu bevrijde gebied; voor het te zijner tijd te bevrijden noorden zouden nieuwe regels worden vastgesteld. De minister en de procureur-generaal waren ermee akkoord kunnen gaan, want het was exact volgens hun lijn; op de aangekondigde nieuwe regeling zouden ze te zijner tijd nog wel invloed kunnen hebben.99 Op 10 februari beperkte Kruls plotseling de arrestatiebevoegdheid van de politie alleen tot het dan bevrijde Nederland en kondigde aan dat voor de rest van het land een nieuwe regeling zou worden ontworpen. Daarin zou plaats zijn voor de Centrale Opsporingsraad; dezelfde raad die ingenieur Hoekstra op 5 november in de toen door Kruls aangenomen arrestatierichtlijn had laten opnemen, maar die nimmer in werking was getreden. De illegaliteit kreeg zo op 10 februari 1945 weer een plek in de arrestatiebevoegdheid.100 Speyart was tien dagen daarvoor op non-actief gezet. Van Heuven Goedhart had evenmin iets in te brengen, die was sinds 30 januari met het hele kabinet demissionair. Als ambteloos burger waarschuwde hij later tevergeefs zijn opvolger Gerbrandy (die ook nog steeds premier was) dat in bevrijd noord-Nederland dezelfde chaos met de arrestatiebevoegdheid en de illegaliteit zou ontstaan.101 Kortom: het verzet van de belangrijkste spelers tegen de illegaliteit was gebroken. De instantie die daarin een prominente rol had gespeeld, was allereerst 303
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 304
het Militair Gezag in de persoon van Kruls. In de strijd om het arrestatiebeleid had hij zich al snel na de bevrijding het initiatief uit handen laten nemen door de illegaliteit, die was opgenomen binnen de Binnenlandse Strijdkrachten. De komst van eerst Speyart en nadien de ministers-kwartiermakers maakte dat aanvankelijk ongedaan, getuige de richtlijnen van 14 december. Het Militair Gezag had volgens die richtlijnen weliswaar weer het laatste woord bij arrestaties, maar Kruls was er niet gelukkig mee, omdat hij zo de illegaliteit tegenover zich kreeg en die wilde hij liever te vriend houden. Het was dan ook geen toeval dat hij de illegaliteit weer bevoegdheden teruggaf, juist toen hij zeker wist dat Speyart en Van Heuven Goedhart, de belangrijkste opposanten, op een zijspoor waren gedirigeerd.102 Die illegaliteit had vele koppen: Serraris en Van Houten waren de meest uitgesproken opposanten in deze kwestie namens de Binnenlandse Strijdkrachten; Hoekstra was dat namens de illegaliteit zelve (Raad van Verzet), maar ook Speyarts eigen plaatsvervanger Deelen had een belangrijke rol gespeeld bij de illigaliteit en er nog steeds nauwe banden mee. Opmerkelijk was dat hij het bewuste dreigbriefje in de vergadering van 21 januari in Breda had ingebracht en vervolgens niet zijn directe chef op de hoogte stelde.103 Na Speyarts verwijdering werd hij diens vervanger.104
Het mysterie van de dreigementen Wie het dreigbriefje heeft geschreven (en of het wel heeft bestaan!), is ruim een halve eeuw na dato niet meer na te gaan.105 Het is ook niet relevant, van belang is vooral hoe het een proces in gang zette waarin verschillende personen en hun belangen elkaar vonden. Er waren al eerder bedreigingen geuit aan het adres van Speyart en Van Heuven Goedhart.106 Het feit dat op zondag 21 januari deze kennelijke dreigbrief als serieus werd opgevat, gaf vooral aan dat een gelegenheid moest worden gecreëerd deze twee autoriteiten uit te schakelen om zo de illegaliteit de door haar begeerde arrestatiebevoegdheid te gunnen. Volgens de procureur-generaal zelf zou een verslag van de bijeenkomst van 1 december in Oisterwijk een belangrijke rol hebben gespeeld: een van de aanwezigen had hem lelijke woorden aan het adres van prins Bernhard in de mond gelegd. Maar Van Heuven Goedhart betwijfelde of dat zo’n impact had gehad.107 Het droeg echter wel bij aan de beeldvorming. Deelen worstelde daar al langer mee, hij had al te veel moeten bemiddelen tussen zijn baas en de illegaliteit.108 Hij ontkende later dat hij gezegd zou hebben: ‘Dat briefje kwam precies op het juiste ogenblik.’ Maar het feit dat hij zijn chef niet op de hoogte bracht, maakte dat verhaal niet sterker. Kruls wilde Deelen wel helpen, want hij had ook genoeg van Speyart en 304
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 305
diens minister. De manoeuvre die de chef-staf uithaalde (de reis heen en weer naar Londen, de audiëntie nadien in Brussel, de druk om Speyart weg te krijgen uit bevrijd gebied) getuigde niet van een logisch en daadkrachtig optreden, bijvoorbeeld door de bedreigde direct bescherming aan te bieden of hem op z’n minst te informeren. Zijn verdediging bij de Parlementaire Enquêtecommissie en in zijn Memoires waren op dit punt weinig helder en niet overtuigend.109 In plaats van actief en alert optreden voerde hij een tactiek om dekking te zoeken bij de politiek (Gerbrandy, Van Lidth de Jeude) en zelfs de Kroon. Van allen wist hij dat ze dit justitieduo meer dan moe waren, al was het dan om verschillende redenen. Hij was zich ook bewust dat de illegaliteit hem niet veel ruimte bood. Van met name Serraris en Hoekstra mocht allerminst uitgesloten worden dat zij inderdaad opdracht konden geven om tot een gewelddadige actie over te gaan.110 In zo’n situatie versterken factoren en actoren elkaar. Soms onbewust: Gerbrandy kon niet geweten hebben in welk rollenspel hij terecht was gekomen en tegen welk decor zijn beslissing om Speyart en Van Heuven Goedhart terug te roepen werd genomen; hij werd bovendien te veel in beslag genomen door de naderende kabinetscrisis. De koningin wist dat wel, via haar schoonzoon en diens adjudant Van Houten, de oude rivaal van Van Heuven Goedhart. Van Lidth de Jeude was naar eigen zeggen ‘aan het einde van zijn zinnen’ en had het met de minister van Justitie helemaal gehad.111 De meest nuchtere van het stel was nog Van Angeren, opmerkelijk omdat hij zwaar teleurgesteld was in zijn minister. Maar hij doorzag dat Kruls bezig was Speyart en Van Heuven Goedhart weg te werken. De chef-staf werd daarin gesteund en meer waarschijnlijk gestuurd door de illegaliteit, die vond dat de bevoegdheid van het arrestatiebeleid bij haar hoorde en haar alleen. Helaas, de door de chef-staf ontworpen nieuwe richtlijn van 10 februari bleek juist voer voor nieuw verzet van die illegaliteit, die nog lang niet bevredigd was.112 Dat leidde tot nieuwe conflicten, ditmaal met Kruls zelf, de man die door Van Heuven Goedhart was neergezet als ‘een generaal, die Sinterklaas kon spelen en die kon zeggen: Jullie mogen alles doen, wat je maar wilt’.113 Hoe ver de illegaliteit daarin kon gaan, dat was de minister van Justitie inmiddels wel duidelijk geworden.
305