Inhoudsopgave Voorwoord
4
Inleiding
5
1 Theoretisch kader
11
1.3
1.1.1 Agency
11
1.1.2 Maatschappelijk gesitueerd en narratief
12
1.2.1 Kwetsbare doelgroep
13
1.2.2 Besef en bewustwording
14
Het begin van de verzorgingsstaat
14
1.3.1 Nederland
15
1.3.2 Verenigde Staten
16
1.3.3 Kansen en beperkingen
18
1.3.4 Inherente beperking
18
1.4 Alternatieven
19
1.4.1 Empowerment
20
1.4.2 Extreme onderdrukking
21
1.4.3 Agency in relatie tot de gemeenschap
22
1.5 Hulpverlening 2 Methodologie
23 24
2.1 Aspecten van agency
24
2.2 Praktijkbeschrijving
25
2.2.1 Formuleren onderzoeksvraag
25
2.2.2 Afbakenen
25
2.2.3 Kartering
26
2.2.4 Bronnen
26
2.2.5 Inventarislijst
26
2.2.6 Formuleren rode draad
27
2.2.7 Schrijven praktijkbeschrijving
27
2.2.8 Terug naar de praktijk
27
2.3 Toelichting bronnenverzameling
28
2.3.1 Observaties
28
2.3.2 Interviews
28
2.4 Methodologische kwaliteit
30
1
2.4.1 Interne Validiteit
30
2.4.2 Externe validiteit
31
2.4.3 Interne betrouwbaarheid
31
2.4.4 Externe Betrouwbaarheid
32
3 Analyse
33
3.1 Crisisplaatsing
33
3.1.1 Opname
34
3.1.2 Intake
37
3.1.3 Keuzes voor de toekomst
41
A Terug naar land van herkomst
42
B Aanspraak op verblijf
42
C Prostitutie
44
D Vertrek met onbekende bestemming
45
3.2 Verblijf
48
3.2.1 Opvang
48
3.2.2 Programma
50
A Ontspanning
51
B Empowerment
52
C Praktische vaardigheden
53
3.2.3 Groepsproces
56
3.2.4 Persoonlijke hulpverlening
60
A Persoonlijk plan
60
B Verwerking
63
3.2.5 Zorgcoördinatie 4 Conclusie
65 70
4.1 Inspraak
70
4.2 Inzicht
72
4.3 Het vergroten van mogelijkheden
74
4.4 Het betrekken van de gemeenschap
75
4.5 Aanbevelingen
76
4.6 Vervolgonderzoek
78
Literatuur
80
2
Primaire bronnen
82
Samenvatting
84
Bijlagen
87
1 Communicatie en verhoudingen
88
2 Overzicht aanbod ACM
89
3 Karteren
92
4 Inventarislijst
94
5 Itemlijsten open interviews
96
6 Itemlijsten resultaat bespreking
99
3
Voorwoord Passie. Volgens de Van Dale betekent dit een hartstochtelijke liefde voor iets of iemand. Mijn passie is vrouwen die in een gemarginaliseerde positie zitten. Grote bewondering heb ik voor die vrouwen die hun leven in eigen handen proberen te nemen, ook al is de situatie nog zo uitzichtloos. Je leven in eigen handen nemen, wat is dat eigenlijk? Als vrouw, geboren in Nederland heb ik het relatief gemakkelijk: Ik heb de kans gekregen om te studeren; voor de wet ben ik gelijk aan de man; ik heb nooit honger gehad en mijn toekomst ziet er vredig en probleemloos uit. Zelfs vanuit deze bevoorrechte positie is het nog niet gemakkelijk om te kiezen voor jezelf. Al van kleins af aan kan ik mij heel boos maken over onrecht en voornamelijk onrecht dat vrouwen wordt aangedaan. Toen ik eenmaal besefte dat ik het liefst met vrouwen wilde werken, liet ik dat besef weer ondersneeuwen door obstakels die op mijn weg kwamen. Toch kwam ik elke keer weer op hetzelfde punt: ik wil met en voor vrouwen werken. Zo ook vorig jaar. Al enige tijd was ik bezig mijn scriptie op te zetten. Ik had een onderwerp wat mij boeide, maar kon er niet mee uit de voeten. Afspraken liepen mis en het was moeilijk om het onderwerp concreet te krijgen. Tot ik een documentaire van Adriaan van Dis over Afrika zag en het ineens wist; ik wil mij inzetten voor vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel en mijn scriptie hieraan wijden. Graag wil ik dit voorwoord ook gebruiken om een aantal mensen te bedanken. Op de eerste plaats de medewerksters en de bewoonsters van het ACM, die mij de ruimte, tijd en het vertrouwen hebben gegeven om dit onderzoek uit te voeren. Ten tweede mijn begeleidster, Judith Metz. Haar feedback en steun waren onontbeerlijk in mijn leerproces. Ten derde Ulla Janzs voor haar flexibele houding en hulp bij zowel de start als afronding van mijn onderzoek. Ten vierde de professionals van Comensha, Zedenpolitie Amsterdam, Gemeente Amsterdam en de IND, die mij geholpen hebben mijn ideeën in de beginfase te laten ontspruiten en vorm te geven. Ten vierde Maud van den Bercken, die mij hielp te vertrouwen op het proces waar ik in zat en die met haar enthousiasme mij door de moeilijke momenten heeft gesleept. Ten vijfde Jeltje van Oudheusden, Janne Poort-van Eeden, Mark Hinderink en Benno Hendriks voor hun hulp en kritische blik. Natuurlijk ook al mijn lieve familie en vrienden, bedankt voor jullie steun, geduld en begrip.
4
Inleiding Mensenhandel is een grensoverschrijdend probleem. Zodoende worden adviezen over de hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel in Europa belicht. Mensenhandel is iedere vorm van exploitatie, gedwongen dienstverlening in en uitbating van de seksuele dienstverlening. Tevens impliceert mensenhandel het dwingen of bewegen tot afgifte van inkomsten of op andere wijze profiteren van onvrijwillige (seksuele) arbeid. Onder mensenhandel vallen niet alleen slachtoffers die gedwongen in de prostitutie werken, maar ook andere vormen van uitbuiting in arbeid of diensten.1 Human Trafficking of mensenhandel wordt in de Europese Unie aangeduid als een verontrustend fenomeen en de bestrijding ervan heeft grote prioriteit.2 Op initiatief van de Europese Commissie van Justice, Freedom and Security bracht de Expert Group on Trafficking in Human Beings, onafhankelijk van de overheid van de afzonderlijke leden, in 2004 een rapport uit waarin het beleid van de Europese Unie rondom mensenhandel geëvalueerd werd. Tevens formuleerde zij adviezen over de aanpak hiervan.3 Gender Street project deed onderzoek naar slachtoffers van mensenhandel en hulpverleningspraktijken in verschillende landen, waaronder Nederland, en gaf advies over de kwaliteit van hulpverlening. Dit door de Europese Unie gesubsidieerde onderzoek richtte zich op de integratie van slachtoffers van mensenhandel en geëmigreerde prostituees op sociaal- en werkgebied.4 De Expert Group geeft advies over beleid aan de Europese Unie, en daarmee ook aan de overheden van tot de EU behorende landen. Gender Street evalueert daarentegen de good practices van verschillende projecten die al bestaan. De Expert Group en Gender Street zijn het in grote lijnen eens over de vormgeving van de hulpverlening aan slachtoffers. Zij willen een multidisciplinaire benadering die de slachtoffers empowert en respecteert in hun diversiteit. Beiden benadrukken ook het mensenrechtenperspectief. De Expert Group legt hierbij de nadruk op aandacht voor de diversiteit van slachtoffers en een toekomstperspectief als reguliere migrant in Europa of volwaardig burger in het land van herkomst. Gender Street stelt het belang van samenwerking met andere organisaties 1
2
3
4
Nationaal Rapporteur Mensenhandel (2007). Mensenhandel, vijfde rapportage van de nationaal rapporteur. Den Haag. p.286. European Commission for Freedom, Security and Justice (2003). Summary Commission Decision 2003/209/EC. Nationaal Rapporteur Mensenhandel (2007). Mensenhandel, vijfde rapportage van de Nationaal Rapporteur. Den Haag. Gender Street project (2004). Gender street: a transnational initiative on social and labour inclusion for trafficked women and migrant sex workers. Savigliano: L’Artistica Savigliano. Gesubsidieerd door: The Equal Initiative Programme of the European Union (2001- 2008). Equal is een strategie van de Europese Unie om meer en betere banen te creëren en de toegankelijkheid hiertoe te verzekeren. Sinds 2001 wordt er gezocht naar nieuwe manieren om discriminatie en ongelijkheid op de arbeidsmarkt te bestrijden en voorkomen.
5
en het betrekken van slachtoffers bij de hulpverlening centraal, maar doet geen uitspraken over een toekomstperspectief. In beide rapporten wordt geadviseerd de rechten van slachtoffers van mensenhandel te beschermen. Een dergelijke ‘veilige basis’ zou de positie en daarmee de kansen van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel kunnen versterken. Zodat zij ook beslissingen voor zichzelf kunnen nemen. Het achterliggende doel van het rapport van de Expert Group, is het bestrijden van misdaad. Dit zie ik als een beperking, want dit doel kan een negatieve uitwerking hebben op de hulp aan slachtoffers van mensenhandel. Hierdoor worden slachtoffers namelijk gestimuleerd om mee te werken aan het oppakken en vervolgen van daders. Niet meewerken kan tot negatieve sancties leiden, zoals uitzetting. Wél meewerken betekent het ontvangen van steun en hulp. Het Gender Street project gaat daarentegen niet in op het bestrijden van misdaad. De ruimte voor diversiteit is een pluspunt in beide rapporten. Hierdoor hebben slachtoffers de mogelijkheid om te handelen en keuzes te maken, al naar gelang hun eigen behoeften. Het belang en de noodzakelijkheid hiervan klinken ook door in de stelling van de Expert Group. Zij stellen dat deze mensen een reële kans op ontsnapping aan geweld en uitbuiting geboden moet worden. Het ontbreekt de Expert Group nochtans aan een beschrijving van wat dit precies inhoudt en hoe het concreet bereikt zou kunnen worden. Gender Street geeft daarentegen enige aanknopingspunten voor het omgaan met zelfbeschikking van slachtoffers van mensenhandel binnen de hulpverlening. Zij vindt dat eigen keuzes moeten worden gerespecteerd en dat slachtoffers betrokken moeten worden bij de ontwikkeling en implementatie van hulpverlening. Beide rapporten gebruiken de term ‘empowerment’. Allereerst: wat houdt dit in? Wallerstein (1992, p. 198) definieert empowerment als: ‘A multilevel construct that involves people assuming control and mastery over their lives in the context of their social and political environment; they gain a sense of control and purposefulness to exert political power as they participate in the democratic life of their community for social change.’ Empowerment betekent dus dat mensen zelf kunnen handelen en keuzes kunnen maken. Zij krijgen de mogelijkheid invloed uit te oefenen op hun eigen leven en de gemeenschap waar zij zich in bevinden. Echter, zoals eerder benoemd ontbreekt het binnen het onderzoek van de Expert Group en Gender Street dus aan uitgewerkte richtlijnen waarmee dit bereikt kan worden. Terwijl juist deze mensen, die in een soort moderne slavernij worden uitgebuit, tot het uiterste in hun keuzevrijheid zijn beperkt. Dit roept de volgende vraag op: Hoe kan ruimte voor zelfbeschikking bij deze doelgroep worden vormgegeven?
6
In Nederland is de hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel al enige tijd of enige tijd geleden gestart, met Amsterdam als concentratiepunt. Hier is in mei 2007 het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel (hierna afgekort als ACM) opgericht. Het biedt exclusief opvang aan vrouwelijke5 slachtoffers van mensenhandel. Dit in tegenstelling tot andere steden, waar slachtoffers worden opgevangen binnen de reguliere (vrouwen-) hulpverlening, zoals in Blijfvan-mijn-lijf huizen. Het doel van het ACM is het versterken van het gevoel van eigenwaarde en het bieden van een toekomstperspectief, waarbij zelfbeschikking en keuzevrijheid hoog in het vaandel staan.6
Vraagstelling Dit afstudeeronderzoek richt zich op de verhouding tussen het aanbod van het ACM en de agency van slachtoffers van mensenhandel vrouwen. Hierbij is agency (of zelfbeschikking) het handelen en keuzes maken in relatie tot de omgeving, waarbij het subject de actieve kern is. (Bammberg, 2005; Bracke 2003). Autonomie wordt gebruikt als absoluut vermogen om eigen vrije keuzes te hebben en daarnaar te handelen, waarbij de relatie met de omgeving buiten beschouwing wordt gelaten. (van Mens-Verhulst, 1992, p. 191). Met het onderzoek naar het begrip agency wordt voortgeborduurd op de eerder beschreven adviezen van de Expert Group en Gender Street, en de doelstelling van het ACM. De verbinding van deze adviezen met de ACM-praktijk heeft geleid tot de volgende vraagstelling voor mijn onderzoek: “Hoe verhoudt het aanbod van het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel zich tot de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel die van de hulpverlening gebruik maken?” Doelstelling: “Het verbeteren van de bijdrage van het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel aan de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel.”
Operationalisering van de gehanteerde begrippen: Agency:
Zelfbeschikking, het handelen, keuzes maken
Aanbod:
Beleid, visie, doelstellingen, methodieken, programma‟s en faciliteiten
5 6
Mannelijke slachtoffers kunnen wel terecht voor andere diensten. Gemeente Amsterdam (2007). Oud beroep, nieuw beleid: Nota prostitutie 2007-2010.
7
Empowerment:
De uitbreiding en versterking van het vermogen om te handelen en keuzes te maken binnen de sociale context
Hulpverlening:
De opvang door en het dienstenaanbod van het ACM aan vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel, zowel ambulant als residentieel
Slachtoffers van Mensenhandel:
Vrouwen die gedwongen in de prostitutie werken, of op andere manieren worden uitgebuit en bewogen of gedwongen tot afgifte van inkomsten.
Praktische relevantie Het ACM heeft door het grote aantal slachtoffers dat zij opvangt een leidende functie binnen de hulpverlening in brede zin in Nederland. Daarnaast biedt het als eerste in Nederland exclusief opvang aan slachtoffers van mensenhandel en niet aan andere doelgroepen. Stichting Comensha, het Coördinatiecentrum Mensenhandel in Nederland, verwacht dat dit binnenkort ook in andere steden gerealiseerd zal worden.7 Het onderhavige onderzoek zou dus niet alleen de hulpverlening van het ACM en de agency van vrouwen die zij opvangt ten goede kunnen komen. Andere hulpverleningsinstanties zouden de uitkomsten van het onderzoek ook kunnen gebruiken als voorbeeld. Dit praktijkgerichte onderzoek geeft namelijk inzicht hoe de organisatie, hulpverleners en cliënten zich verhouden tot de agency van de cliënt. Ook biedt het zicht op hoe het ACM de vrouwen ruimte biedt, stimuleert dan wel beperkt in het inrichten van hun leven op de manier die zij prefereren. Hiermee sluit dit onderzoek aan op de volgende thema’s van het onderzoeksprogramma van de Universiteit voor Humanistiek: 1. De verhouding tussen overheden en burgers en de kwaliteit van sociale arrangementen: Onderhavig onderzoek bekijkt in hoeverre disciplinering een rol speelt in de concrete hulpverleningspraktijk van het ACM. Meer concreet gaat het over de bijdrage of beperking van de instelling op de agency van deze vrouwen. In hoeverre worden zij als (wereld)burgers gestimuleerd om zelf (mee) oplossingstrategieën te bedenken? Het gevaar van professionele interventies is namelijk dat het een disciplineringstrategie wordt. Dit zou afhankelijkheidsculturen bevorderen en de zelfredzaamheid van de cliënt ondermijnen.8 7 8
Uitspraak Maria de Cock van Stichting Comensha in gesprek op 20-03-2008. UVH (2007). Reader: Afstudeeronderzoek master. p. 16.
8
2. Morele Educatie en (wereld)burgerschap: Het ACM is geen educatieve instelling, maar de hulpverlening heeft door de trainingen die gegeven worden een educatief aspect. Met deze trainingen wordt zeker gewerkt aan de vorming tot ‘goed mens zijn’ oftewel zelfontplooiing en verantwoordelijkheid.9 Dit onderzoek bekijkt in hoeverre de hulpverlening en de achterliggende (normatieve) ideeën de mogelijkheden tot agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel verruimen of belemmeren.
Opzet In het eerste hoofdstuk wordt het theoretisch kader uiteengezet. Dit begint met een verkenning van het begrip agency, het kernbegrip binnen dit onderzoek. Hierna zal worden ingegaan op de sociale en maatschappelijke positie van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel, door te kijken naar machtsstructuren en dominante discoursen in de samenleving. Dit wordt gevolgd door een verkenning van vrouwenhulpverlening. Middels historisch onderzoek wordt gekeken hoe hulpverlening van invloed kan zijn op vrouwen, in termen van mogelijkheden en beperkingen. Aansluitend wordt gekeken naar verbeteringen en nieuwe inzichten die geformuleerd zijn binnen feministische hulpverleningstheorieën en of deze bruikbare aanknopingspunten bieden voor dit onderzoek. Het eerste hoofdstuk wordt afgesloten met een overzicht van 4 aspecten van agency, die gebruikt kunnen worden in een onderzoek naar hulpverlening. Het tweede hoofdstuk over methodologie geeft een verantwoording van de onderzoeksmethoden. Hiertoe zullen eerst de gekozen onderzoeksmethode ‘praktijkbeschrijving’ en het onderzoeksproces aan bod komen. Vervolgens worden de verzameling van het bronmateriaal; de gehouden observaties en interviews beschreven. Als laatste wordt ingegaan op de methodologische kwaliteit en de normen die zijn nagestreefd om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te vergroten. Het derde hoofdstuk betreft de analyse. Middels de praktijkbeschrijving wordt ‘in de huid’ van het ACM gekropen, en wordt de verhouding van diens aanbod tot de agency van de cliënten beschreven. Om de gelaagdheid en complexiteit van de hulpverlening zoveel mogelijk tot hun recht te laten komen, wordt dit hoofdstuk in twee delen gesplitst. Hierbij gaat het eerste deel in op de vorm en voorwaarden van de hulpverlening. Het tweede gaat meer in op specifieke onderdelen in het aanbod die van belang zijn bij de agency van slachtoffers van mensenhandel. Door middel van ‘tussenstanden’ wordt gereflecteerd op spanningen rondom agency. 9
Idem, p. 18.
9
Het vierde hoofdstuk vormt de conclusie. Gerelateerd aan de 4 aspecten van agency die in het theoretisch kader van belang zijn gebleken, worden hierin de uitkomsten van de analyse samengevat. Aan de hand van deze uitkomsten worden adviezen gegeven hoe het ACM zich kan verbeteren en worden aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.
10
1 Theoretisch Kader Dit hoofdstuk begint met een beschouwing van het in de maatschappij gesitueerde begrip ‘agency’ en wat dit betekent voor het subject. Dit gebeurt aan de hand van Bamberg (2005), Bracke (2003), Van Mens- Verhulst (1991) en Giddens (1991). Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden tot agency voor de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel, wordt in de tweede paragraaf gekeken welke positie slachtoffers van mensenhandel hebben in de Nederlandse maatschappij. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan machtsstructuren (Jacobs 2001) en heersende denkbeelden (Chetkovich, 2004, Andrijasevic, 2003& Verstreate, 2003) die een beperkende werking kunnen hebben op de agency van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Hierop volgt een verkenning van de hulpverlening in relatie tot agency. In paragraaf 3 zullen, aan de hand van Van Drenth en De Haan (1999) en Mink (1999), twee casestudies behandeld worden van het ontstaan van verzorgingsstaten en welken effecten dit had op vrouwen. Deze casestudies geven, naast bruikbare aanknopingspunten om ruimte te bieden aan de agency van vrouwen, ook aan hoe hulpverlening deze kan beperken. Daarom gaat de vierde paragraaf in op twee alternatieve methodes, van Jacobs (2001) en Chetkovich ( 2004), die laten zien hoe de hulpverlening in relatie tot agency op een betere manier vormgegeven kan worden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een overzicht van vier aspecten van agency die een rol spelen in de hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel.
1.1.1 Agency In een aantal onderzoeken naar identiteit en het ‘zelf’, waaronder dat van Bruner (1990), staat het begrip agency centraal. Het begrip is te duiden tussen twee contrasterende visies op de positie van een subject; een positie waarin het subject bepaald wordt door dominante discoursen en een positie van het ‘zelf’ als creërend en bepalend, oftewel volledig autonoom. (Bamberg 2005). Bracke (2003) stelt dat agency over het vermogen tot handelen gaat; de mogelijkheid van het subject „to act upon the world‟ (Idem, p.344). Tegelijkertijd relativeert zij het volledige zelfbepalen; de mens wordt beperkt door sociale, historische en biologische krachten. Zij waarschuwt dan ook voor een eenzijdige nadruk op agency. ‘Women‟s lives and narratives do not only give us information about how agency works, our lives also reflect and speak about structural constraints.’ (Idem, p. 344). Zij vergelijkt studies naar de deelname van vrouwen aan fundamentalistische bewegingen met agency. Deelname aan een dergelijke beweging betekent
11
onderdrukking voor deze vrouwen, middels confirmatie aan strakke (patriarchale) gendernormen, en tegelijkertijd ruimte voor agency doordat zij meer sociale goedkeuring en ondersteuning krijgen. (Idem, p. 335 –337). Ook Van Mens-Verhulst (1991) vindt het begrip autonomie niet meer toereikend, omdat het de vrouw en haar conflict loszet van haar omgeving. Van Mens-Verhulst zet onder andere het begrip zelfbeschikking ervoor in de plaats. Zij gebruikt dit op dezelfde manier als Bracke het begrip agency hanteert: het actorschap is ingebed in culturele betekenissystemen en maatschappelijke praktijken. Zij stelt dat het subject de mogelijkheid heeft tot handelen (agency) maar dat dit aan voortdurende wisselwerking onderhevig is, namelijk een wisselwerking tussen de vermogens en kansen van het subject en de wijze waarop dit op zichzelf weer onderhevig is aan verandering. Het varieert met ‘de sociaal- historische-, culturele- en politieke- situatie waarin de persoon zich bevindt’ (Idem, p. 189). Hierbij noemt van Mens-Verhulst twee sleutelbegrippen; ‘socialisatie’ en ‘sociale positie’. ‘Socialisatie’ staat volgens haar voor het vermogen (respectievelijk onvermogen) tot handelen op grond van het verleden. ‘Sociale positie’ duidt op de kansen (respectievelijk het gebrek aan kansen) om op een bepaalde manier te handelen’ (Idem). Giddens (2001) bestudeert de ontwikkeling van de ‘self-identity‟ als reflexief project in de laatmoderne tijd. Hij is het in die zin eens met de voorgaande theoretici, dat hij het ‘zelf’ ziet als actieve, handelende actor die de beschikking heeft over een beperkt aantal culturele middelen en mogelijkheden. Het actorschap van mensen komt tot uitdrukking in het actief en creatief gebruik maken van deze voorhanden middelen. Daarentegen ziet hij het ‘zelf’ook als narratief; het houdt het verhaal over zichzelf gaande en reconstrueert dit voortdurend. (Idem, p. 213-216).
1.1.2 Maatschappelijk gesitueerd en narratief De ideeën van bovengenoemde auteurs om het ‘zelf’ als actieve actor te zien die de mogelijkheid heeft tot handelen en invloed heeft op zijn of haar eigen leven, zijn het uitgangspunt van dit onderzoek. De slachtoffers van mensenhandel zijn zelf actief in staat hun leven te veranderen. Dit is echter niet onbeperkt; het handelen is ingebed in structuur, zoals Bracke dit noemt. Met de inbedding in de maatschappelijke structuur wordt het mogelijk deze agency te erkennen, zonder te ontkennen dat deze vrouwen in zekere zin beperkt zijn en worden door een flink aantal factoren. In de hulpverlening is het dus belangrijk om te onderkennen welke structuren, zowel erbinnen als buiten, van invloed zijn op de agency van deze vrouwen en op welke manier. Van Mens-Verhulst laat zien dat het belangrijk is dat hulpverlening zich op
12
twee kanten van agency richt: hoe kan de hulpverlening deze vrouwen helpen hun vermogen om te handelen uit te breiden en hoe kan zij de kansen of ruimte om te handelen helpen vergroten? De narratieve benadering van Giddens maakt het mogelijk gebeurtenissen in te passen in het eigen levensverhaal, bijvoorbeeld bij het verwerken van het traumatische verleden. De hulpverlening zou vrouwen dan ook kunnen ondersteunen bij het vinden van een betekenisvolle verhouding tussen hun traumatische geschiedenis en hun levensverhaal. Ook hierbij is het betrekken van de sociale omgeving onontbeerlijk.
1.2.1 Kwetsbare doelgroep In de vorige paragraaf werd duidelijk dat vrouwen gesitueerd zijn in maatschappelijke structuren en betekenissystemen, en dat dit de mogelijkheid tot agency zowel inperkt als mogelijk maakt. Ook werd duidelijk dat het ‘zelf’ als actieve actor zichzelf narratief reconstrueert. In deze paragraaf wordt de maatschappelijke positie van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel in de hulpverlening beschreven. Volgens Jacobs (2001) maakt de maatschappelijke inbedding en in het bijzonder de machtsprocessen die daarvan uitgaan, ‘vrouwen kwetsbaar omdat ze op uiteenlopende manieren hun ontwikkeling kunnen (ver)vormen en verstoren.’ (Idem, p. 46). De slachtoffers van mensenhandel hebben op verschillende gronden te maken met een structurele machtsongelijkheid, bijvoorbeeld op basis van hun vrouw zijn en hun etnische achtergrond. (Idem, p. 83). Ook de geschiedenis van mensenhandel en prostitutie tast hun welbevinden aan. De kwetsbare positie van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel in Nederland maakt dat hun kansen om hun leven naar eigen behoefte in te delen worden verkleind door de sociaaljuridische positie die zij innemen. Daarnaast zijn er een aantal dominante verhalen en denkbeelden in de Nederlandse samenleving die een onderdrukkende of beperkende werking hebben op de zelfconstitutie van deze vrouwen. Ten eerste is, ondanks dat er meer aandacht en erkenning voor het mensenrechtenperspectief in Nederland is, het dominante discours de ‘invasie van de vreemdeling’. Nederland kent een repressief migrantenbeleid, waarbij de grenzen zoveel mogelijk gesloten worden. Migratie, zowel tijdelijk als permanent, wordt gezien als ongewenst en bedreigend voor de veiligheid en stabiliteit van het eigen land. (Andrijasevic, 2003 & Verstreate, 2003). Ten tweede bestaat er bij het bestrijden van onrechtvaardigheid het gevaar te vervallen in het slachtofferdiscours. Hoewel de erkenning voor hun positie belangrijk is, worden deze vrouwen vanuit het Europees en Nederlands beleid aangeduid als slachtoffer. Slachtoffers worden in het
13
dominante discours van rechtvaardigheid gedefinieerd als passief, kwetsbaar en beschadigt, zo schrijft Chetkovick (2004). Een dergelijke victimization, ontkent de agency van deze vrouwen. Ook volgens Adrijasevic (2003) zet het dominante politieke en massamedia discours de vrouwen als slachtoffers zonder enige agency neer.
1.2.2 Besef en bewustwording Uit het voorgaande kunnen een aantal conclusies getrokken worden voor de hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Ten eerste is het belangrijk dat men beseft welke kwetsbare positie deze vrouwen hebben; door hun historie, hun sociaal- juridische positie en de bestaande denkbeelden in de maatschappij. De structurele beperkingen die voor ieder mens gelden zijn hier sterk aanwezig. Hieruit volgt dat hulpverlening naast het vergroten van de vaardigheden van deze vrouwen, juist extra aandacht moet hebben voor het verbeteren van de sociaal-maatschappelijke positie. Dit, opdat er meer ruimte gecreëerd wordt voor de uitoefening van agency. Daarnaast zou ook bewustwording van de structurele machtsongelijkheid, zowel binnen als buiten de hulpverlening, ruimte kunnen bieden aan de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Het is hierbij belangrijk de vermogens en kracht van deze vrouwen te erkennen en niet te vervallen in het slachtofferdiscours.
1.3 Het begin van de verzorgingsstaat In de vorige paragraaf werd de sociaal-maatschappelijke positie van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel uiteengezet. Omdat hun positie kwetsbaar is, is het van belang dat de hulpverlening daar aandacht aan besteedt. In onderzoek naar het ontstaan en de voortgang van de verzorgingsstaat is beschreven hoe hulpverlening van invloed kan zijn op de agency van vrouwen. Er zijn vele invullingen van de begrippen verzorgingsstaat en hulpverlening. In dit onderzoek wordt de volgende gehanteerd: een verzorgingsstaat is een staat die in financiële of immateriële zin burgers verzorgt op het moment dat dit politiek gezien nodig is. Dit kan in de vorm van bijstand of hulpprogramma’s. Hulpverlening bestaat uit die programma’s in de verzorgingsstaat, gefinancierd door de overheid, die burgers verzorgen en gericht zijn op een verbetering in hun gedrag of situatie. (Esping-Andersen, 1996). Verschillende feministische auteurs, zoals Van Drenth en de Haan (1999) en Mink (1990) hebben onderzoek gedaan naar het ontstaan van de welvaartstaat rond 1800. Juist deze periode en ontwikkeling geven goede aanknopingspunten voor dit onderzoek. Er zijn namelijk een aantal
14
overeenkomsten met de situatie waarin de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel zich bevinden. De sociaal-juridische positie van de vrouwen is zwak; burgerschap en rechten zijn niet vanzelfsprekend, maar er moet voor gevochten worden.
1.3.1 Nederland Rond 1750 veranderde in Nederland de manier waarop er werd omgegaan met mensen met ‘afwijkend’ gedrag. Het idee ontstond dat elk mens recht had op een menswaardige behandeling, waardoor er minder gestraft werd en meer verzorgd. Van Drenth en de Haan (1999) laten zien hoe sindsdien caring power van invloed was op de constitutie van de vrouw als modern subject. (Idem, p. 11). Caring power is een vorm van macht, waarbij zorg voor anderen als een modus van macht functioneert. Dit kan in de privé-sfeer zijn, maar ook in de publieke sfeer. Voorheen had de kerk deze macht in handen, maar met de opkomst van de maatschappelijke caring power werd de verlossing die de kerk bood vervangen door welzijn in deze wereld. (Idem, p. 16-18). Het welzijn van de mens lag nu in de handen van leken, die de actors werden van de caring power. (Idem, p. 15). Van Drenth en De Haan laten aan de hand van casestudies van twee vrouwelijke protagonisten zien hoe zij bijdroegen aan de ontwikkeling van nieuwe publieke identiteiten voor (vooraanstaande) vrouwen, middels de verantwoordelijkheid die zij droegen voor mensen buiten hun gezin. (Idem, p. 17-18). Zij richtten zich hierbij om verschillende redenen voornamelijk op hun seksegenoten. Ten eerste vielen vrouwen vaak ten prooi aan seksueel geweld en uitbuiting van mannen en hadden mannelijke protagonisten nauwelijks of geen aandacht voor deze problemen. (Idem, p. 42). Ten tweede dachten vrouwen dat zij hun seksegenoten beter begrepen dan mannen. Ten derde werd het gevaar van onzedelijkheid als argument gebruikt. Men was bang dat het contact met mannen de lust bij de vrouw zou opwekken. Ten vierde fungeerden deze ‘helpende’ vrouwen als een rolmodel voor hen die afweken van de maatschappelijke norm van ‘de goede vrouw’. (Idem, p. 18). Caring power werkte dan ook middels verlokking, het handelen van de hulpontvangers werd voorzien van betekenis en een begrip van henzelf als subject. (Idem, p. 16-18). De helpende vrouwen boden deze vrouwen hoop op verandering, een beter leven. Goed gedrag werd beloond met psychologische en materiële ondersteuning en respect, in plaats van een status als gevallen vrouw. Ook het geloof bleef een rol spelen; uiteindelijk werd het zich openstellen voor God en het bekennen van zonden beloond met een plek in de hemel. Hiermee werden de vrouwen dus
15
aangemoedigd om een nieuwe identiteit te ontwikkelen, passend bij hun sekse en klasse (voornamelijk als fatsoenlijke, ingetogen degelijke huishoudelijke hulp of huisvrouw). (Idem, p. 19). De keerzijde van deze ontwikkeling was dat deze ‘afwijkende’ vrouwen gedisciplineerd werden tot ‘fatsoenlijke en ingetogen burgers’. Door de macht van caring power werden deze vrouwen niet alleen verleid, maar ook gedwongen. Immers, zich niet conformeren aan de normen van de fatsoenlijke burger betekende geen hulp en eventueel opsluiting. Voor middenklasse vrouwen betekende de opkomst van caring power dat zij zich konden ontwikkelen als vrouw met een speciale taak in de publieke ruimte, wat ruimte gaf voor nieuwe vormen van agency. Zij werden actoren in het sociale en politieke veld, hetgeen uiteindelijk zou leiden tot hun claim op formeel burgerschap. Daarnaast bracht de zorg voor het welzijn van seksegenoten een proces van seksespecifieke zelf-constitutie op gang dat leidde tot een nieuwe identiteit als vrouw. (Idem, p.17).
1.3.2 Verenigde Staten Door migratie en urbanisatie in de 19de eeuw veranderde de demografische samenstelling in Amerika. Volgens Mink (1990) is de verzorgingsstaat in de Verenigde Staten ontstaan uit de spanning tussen geïdealiseerd Amerikaans burgerschap en de toenemende diversiteit in ras10. De gesettelde Amerikaanse bevolking was bang dat nieuwe inwoners de zuiverheid en voortgang van de democratie zouden bedreigen. Deze angst werd vertaald in een republikeinse ideologie van ‘de ideale burger’ en gebruikt als wapen tegen de veronderstelde bedreiging van de democratie. Eén van de voornaamste pijlers in deze ideologie was de ethiek van onafhankelijkheid, met eigendom, autonomie en zelfvertrouwen als belangrijke waarden. Onafhankelijke burgers zouden de politieke gemeenschap het beste tegen tirannie beschermen. Dit beeld van de ideale burger was voornamelijk een bescherming tegen de inmenging van etnische minderheden in de politieke gemeenschap, zo schrijft Mink (1990). De ideale burger was tegenovergesteld aan vrouwelijkheid, die afhankelijkheid impliceerde. Aangezien aan etnische minderheden vrouwelijke eigenschappen werden toegeschreven, waren zij ongeschikt voor het politieke leven. (Idem, p. 94-95). 10
In het onderhavige onderzoek wordt ras niet beschouwd als categorie. Mink (1990) gebruikt de term omdat deze gebruikt wordt in de politiek van Amerika rond de 19e eeuw. Hiermee werd onderscheid gemaakt tussen verschillende huidskleuren, waarbij ‘blank’ als superieur wordt gezien. De term wordt hier overgenomen om de gedachtegang van toentertijd te verduidelijken.
16
Volgens deze auteur was vrouwelijkheid het tweede wapen in de strijd tegen ‘de corruptie van de democratie’. De blanke vrouw reproduceerde de ideale burger en had hiermee een belangrijke politieke taak. De huiselijke verplichtingen van de vrouw werden gerelateerd aan de politieke gemeenschap of, met andere woorden, het vrouwelijke domein werd politiek. Dit had echter verschillende consequenties al naar gelang klasse, afkomst en huidskleur. Sommige vrouwen konden posities krijgen in commissies, stichtingen of sociaal werk. Zij kregen de verantwoordelijkheid andere vrouwen te instrueren of kregen zelfs een stem in de politiek. (Idem, p. 101). De vrouwelijke hervormers ondervonden moeilijkheden in hun strijd de burgerij te vormen naar republikeinse deugdelijkheid. Problemen zoals armoede verhinderden vrouwen te leven naar de gestelde standaarden. Middels hun stem in de politiek werd de noodzaak van materiële bijstand, voor bijvoorbeeld gezinnen waarvan de vader niet meer als broodwinner kon dienen, gepropageerd. Ook werden gaandeweg meer rechten voor vrouwen geformaliseerd ter bescherming van hun moederlijke taak; dit waren bijvoorbeeld de bescherming van bezit, of pensioenregelingen na het overlijden van de man. (Idem, p. 93-95 & p. 109-110). Minder bedeelde vrouwen kregen opvoedingsadvies en huishoudles, zodat zij konden voldoen aan het beeld van de goede burger. (Idem, p. 97-98). Dit instrueren begon bij de blanke gemeenschap, maar werd later ook uitgebreid naar gemeenschappen van etnische minderheden. Deze laatsten waren minder bedreigend als zij hun gewoontes en levensstijl aanpasten aan de Amerikaanse republikeinse standaarden. ( Idem, p. 106). Ook de later ingestelde materiële bijstand had een tweeledige werking op de agency van de vrouw. Voor een groot aantal vrouwen hielp het om de armoede te overwinnen. De materiële hulp was echter aan voorwaarden verbonden: alléén diegenen die een bijdrage leverden aan het beschermen van de democratie ‘verdienden’ bijstand. Zodoende werden het gedrag van gezinnen gecontroleerd op de republikeinse morele standaarden, zoals drank- en sigarettengebruik of hoe vaak men de kerk bezocht. Vrouwen werden ook niet geacht te werken. Mochten zij dit toch doen, dan was hun loon beduidend lager dan dat van mannen. Hiermee werden vrouwen afhankelijk gemaakt van de staat. De later ingestelde bijstand was gekoppeld aan de politieke noodzaak om de democratie te beschermen en niet aan sociale rechten. (Idem, p. 110-111). Dit was een belemmering voor gendergelijkheid, ondanks hun versterkte sociaaljuridische positie. Ook hier werden vrouwen gedisciplineerd om te voldoen aan het beeld van de goede burger. Op de eerste plaats werden vrouwen gedwongen om gebruik te maken van de financiële bijstand.
17
Het was immers niet mogelijk om een gezin te onderhouden door de lage loonstandaarden voor vrouwen. Op de tweede plaats viel deze financiële bijstand samen met controle op ‘goed gedrag’, zodat zij als goede huisvrouwen de ‘ideale burger’ konden reproduceren.
1.3.3 Kansen en beperkingen Uit deze twee casestudies kunnen een aantal conclusies worden getrokken over de rol van hulpverlening in relatie tot agency in de verzorgingsstaat. Ten eerste blijkt in beide casussen hoe de welzijnsstaat en hulpverlening zorgden voor nieuwe kansen voor het vrouwelijke subject. Zowel in de Verenigde Staten als in Nederland kregen vrouwen de kans een plaats in het publieke domein te veroveren, alsook om nieuwe identiteiten te vormen. Zo instrueerden vooraanstaande vrouwen in eerste instantie andere vrouwen als hulpverleners, met later een stem in de politiek. Dit zou zowel in Nederland als in de Verenigde Staten leiden tot formele rechten voor de vrouw. Ook de ‘afwijkende vrouwen’ konden zich een nieuwe identiteit aanmeten, door zich te conformeren aan de dominante normen in de maatschappij en zichzelf te gaan zien als subject. Ten tweede leidden de spanningen door sociaal-culturele verschillen tot disciplinering van het subject. De dominante bevolkingsgroep, de blanke middenklasse, bepaalde wat een normaal en goed leven was. Zij gebruikten hulpverlening om diegenen die afweken van dit beeld terug ‘in het gareel’ te krijgen. Hierbij werd een systeem gebruikt waarbij degene die het verdiende, op grond van gedrag en aanpassingsvermogen, materiële en immateriële hulp kreeg en de ander niet. In Nederland leidden de spanningen tussen de seksen en de ontwikkeling van een nieuwe opvatting over de omgang met de ‘ander’11 tot deze methodes. In de VS was het vooral gebaseerd op spanningen tussen groepen van verschillend ras/ etniciteit, waarbij de angst voor een ondermijning van de republikeinse democratie de verhoudingen op scherp stelde. Vrouwen namen hierbij een speciale plaats in; in de VS als voortbrenger van de ideale burger, in Nederland ter bescherming van en als voorbeeld voor andere vrouwen. 1.3.4 Inherente beperking In relatie tot de vraagstelling van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: de twee eerder besproken casestudies verduidelijken welke tweeledige werking hulpverlening kan hebben op de agency van vrouwen. De afhankelijkheidspositie maakt hen gevoelig voor disciplinering en beperkt de ruimte voor agency. De hulpverlening is ingebed in
18
de Westerse maatschappij en de daarbij behorende structuren. Hulpverleningsinstellingen ‘bepalen’ het aanbod en hebben mogelijk een normatief idee over wat ‘goed leven’ inhoudt. Zij kunnen vrouwen daarmee stimuleren tot bepaald gedrag of voorwaarden stellen, waarmee de hulpverlening de agency van deze vrouwen beperkt. Daarentegen kan de hulpverlening de ruimte voor agency ook vergroten; de betrokkenheid van vrouwen bij de hulpverlening kan leiden tot nieuwe vormen van agency, middels inspraak of een carrièreperspectief in de hulpverlening. Al was deze rol niet weggelegd voor vrouwen die van de hulpverlening gebruik maakten. Toch zou gekeken kunnen worden of de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel door hun ervaringen van betekenis kunnen zijn voor lotgenoten. Bijvoorbeeld bij het opzetten van preventieprojecten, ter begeleiding van slachtoffers in de (moeilijke) keuze om hier te blijven of terug te gaan, en bij het helpen een weg en plek te vinden in de maatschappij. Ook de kans op formeel burgerschap speelt een rol in de context van het ACM. De slachtoffers maken door hun geschiedenis van mensenhandel kans op formeel burgerschap in Nederland. Twee vragen komen hierbij op. Ten eerste: in hoeverre is het gerechtvaardigd en behulpzaam om een systeem te gebruiken in de hulpverlening dat gebaseerd is op voorwaarden die bepalen wie wel en niet recht heeft op hulp? Ten tweede bestaat er een spanningsvlak tussen het ‘helpen’ en ‘beperken’ van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Wanneer verandert de hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel in disciplinering?
1.4 Alternatieven Door de ontwikkeling van de wetenschap naar poststructureel denken rond de jaren ’80 werden de waarheidsclaims van instituties bekritiseerd. Deze ontwikkeling bracht ook een verandering op gang in de hulpverlening, waardoor een groot aantal van de disciplinerende en constituerende praktijken werden veranderd. (Lewis, 2000). Het poststructuralisme is behulpzaam in het deconstrueren van machtsverhoudingen, maar vlakt het subject uit. Ervaring wordt hierbij uit het oog verloren. (Downs, 2003). Sommige feministische (hulpverlenings-) theorieën sluiten aan bij de poststructurele benadering in het bekritiseren van waarheidsclaims, maar erkennen de agency van het subject. Zij geven daardoor betere aanknopingspunten voor dit onderzoek dan de poststructurele benadering. Zodoende worden hier Jacobs (2001) en Chetkovich (2004) gepresenteerd.
11
Mensen met een andere klasse of afwijkend gedrag.
19
1.4.1 Empowerment Jacobs (2001) heeft een theoretisch model ontwikkeld waarin zij de disciplinering van het subject zoveel mogelijk beperkt. Zij baseert zich op drie door haar onderscheiden stromingen in de feministische hulpverlening: de politieke, de cultuurkritische en de postmoderne stroming. Jacobs leidt uit deze stromingen kenmerken af die zij als typerend ziet voor het professionele handelen van feministische hulpverleners en hanteert de term empowerment om de samenhang tussen deze begrippen te duiden. Empowerment wordt door haar gezien als een benadering waarbij uitgegaan wordt van de eigen kracht en vermogens van mensen. De kenmerken zijn: 1. Het politiserende en expliciet normatief karakter Met het politiserende karakter bedoelt Jacobs dat er een verband is tussen het persoonlijke en het publieke/politieke. Dit verband wordt meegenomen in de diagnose en behandeling van de cliënt. (Idem, p. 40). Klachten worden dan ook vertaald in maatschappelijke tekorten en cliënten worden gestimuleerd om ‘...hun individuele problemen te beleven in samenhang met hun objectieve situatie en om zich te verzetten tegen levensomstandigheden die hun welzijn belemmeren of bedreigen.’ (Idem, p. 40, naar De Turck, 1978). Met het expliciet normatief karakter bedoelt Jacobs dat feministische hulpverleners uitgesproken beelden en opvattingen hebben over ‘goed leven’. Deze opvattingen worden echter wel ter discussie gesteld in de relatie tussen cliënt en hulpverlener. Hierbij wordt op zoek gegaan naar wat belangrijk is voor de cliënt, hoe dit tot stand gebracht kan worden en welke rol de hulpverlener hierbij kan spelen. 2. Sensitiviteit voor macht/gender In de feministische hulpverlening is er aandacht voor sociaal-culturele verschillen als product van machtsverschillen. In de eerdere feministische stromingen is er voornamelijk aandacht voor gender; later komt er ook aandacht voor andere verschillen zoals etniciteit en seksuele gerichtheid. (Jacobs, 2001, p. 41-43). Gender wordt onderscheiden van sekse en staat voor de sociaal geconstrueerde rollen en relaties van mannen en vrouwen. Het is een verkregen identiteit die is aangeleerd en varieert met de tijd en cultuur. (WPP, 2007). Met deze andere focus kwam erkenning en aandacht voor de positie van gemarginaliseerde groepen, waardoor problemen niet meer vanuit het oogpunt van de dominante (blanke middenklasse man) bevolkingsgroep worden verklaard en behandeld.
20
3. De paradox van kracht en kwetsbaarheid De persoonlijke ontwikkeling van vrouwen wordt in alle drie eerder genoemde stromingen beschreven in relatie tot de sociaal-culturele contexten waarin deze vrouwen zich bewegen. Dit impliceert een ontvankelijkheid en kwetsbaarheid van het zelf voor invloeden van buitenaf, zoals de relaties die vrouwen met anderen onderhouden, maatschappelijke structuren en culturele betekenissystemen. Vrouwen worden echter niet gezien als slachtoffers; zij hebben zelf bronnen van kracht om weerstand te bieden of actief te handelen. (Jacobs, 2001, p. 44-46). De vrouwen worden dus erkend in hun kwetsbaarheid en aangesproken op hun vermogens.
1.4.2 Extreme onderdrukking Vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel komen uit een situatie van extreme onderdrukking, waar hun agency uiterst beperkt was. Men kan zich afvragen welke implicaties dit heeft voor de hulpverlening. Chetkovich (2004) onderzoekt de agency van vrouwen in een context van onderdrukking en strategieën voor persoonlijk handelen en publiek beleid. (Idem, p. 120). Hiertoe analyseert zij het gedrag van vrouwen die werkzaam waren bij de brandweer tijdens de aanval op het World Trade Center in 2001 te New York. Het functioneren van de brandweer bij deze gebeurtenis werd door sommige vrouwen aangegrepen om de in hun ogen seksistische en onderdrukkende structuren bij de brandweer aan de kaak te stellen. Chetkovich behandelt de vier perspectieven van Wendell (1990) op de verhouding tussen onderdrukking en slachtofferschap, en bekijkt hoe dit zich verhoudt tot agency. (Chetkovich, 2004, p. 123). De perspectieven van de ‘verantwoordelijke actor’ en de ‘observator’ worden hier belicht. Beide perspectieven erkennen namelijk de slachtofferpositie zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid en agency van het subject. In het perspectief van de ‘verantwoordelijke actor’ onderkent een vrouw haar onderdrukking, maar richt zich op haar eigen agency en niet op de onderdrukker. Het doel hierbij is om een realistische inschatting te maken van de eigen keuzemogelijkheden voor verder gedrag. Het perspectief van de ‘observator/ filosoof’ heeft als doel inzicht te krijgen in de vroegere gebeurtenissen. Chetkovich’s kritiek op beide perspectieven is dat zij onvolledig zijn omdat de relatie tot de ander niet is meegenomen. Dit heeft betrekking op zowel diegenen die instemmen met of meewerken aan de onderdrukkende situatie als diegenen die dit niet doen. Want, redeneert Chetkovich, gedrag krijgt betekenis binnen de sociale context en onderdrukking kan alleen worden overwonnen als het erkend en bestreden wordt in én met de betrokken gemeenschap. Om agency te bevorderen is het volgens haar belangrijk de ontwikkeling van vrouwen te ondersteunen, zonder in het slachtofferdiscours
21
te vervallen. Hierbij moet een dialoog op gang gebracht worden tussen alle betrokken partijen, waarbij gewerkt wordt aan gedeelde oplossingen in plaats van winnaar-verliezer uitkomsten. (Idem, p. 127-128).
1.4.3 Agency in relatie tot de gemeenschap Jacobs en Chetkovich zijn het erover eens dat om agency te kunnen bevorderen, de relatie met de omgeving moet worden meegenomen. Jacobs heeft het over maatschappelijke tekorten, waartegen de vrouwen in verzet moeten komen. Ze spreekt over een hulpverleningscontext en betrekt hierbij ook de relatie tussen cliënt en hulpverlener, die door de professionele context een ondrukkende werking kan hebben. Chetkovich’s benadering gaat niet zozeer uit van een maatschappelijk tekort, maar ziet de gemeenschap als de ruimte is waarbinnen de agency bevorderd moet worden. Beide zien dialoog als een goede methode om de onderdrukking te doorbreken of op te heffen. In het onderhavige onderzoek kan er gekeken worden of de hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel middels een dialoog inzicht verschaft in de beperkingen van hun agency, om zo deze patronen te doorbreken in de hulpverlening en de gemeenschap. Chetkovich voegt een extra element toe door haar aandacht voor de relatie met de ‘directe’ onderdrukker. In de analyse zal blijken of en hoe het ACM hier aandacht aan besteedt. De twee door Chetkovich besproken strategieën van Wendell (te weten het eigen gedrag evalueren met het oog op de toekomst en inzicht krijgen in het verleden) zijn ook bruikbaar voor de hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel. Ze kunnen helpen om de ruimte of mogelijkheden voor agency te bevorderen, mits de relatie met de omgeving wordt meegenomen. Jacobs heeft met haar tweede kenmerk aandacht voor de sociaal-culturele verschillen. Deze zijn bij Chetkovich impliciet aanwezig doordat zij de rol van de onderdrukker aan de kaak stelt. Beiden zijn het er over eens dat de dominante visie (i.e. de blanke, mannelijke middenklasse) niet bepalend mag zijn bij iemands zelfbeschikking, maar dat er ruimte moet zijn voor diversiteit. Dit is dan ook een belangrijk punt in de hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel die zowel door sekse en etniciteit in een gemarginaliseerde groep vallen. Jacobs en Chetkovich zien de kwetsbaarheid van het ‘zelf’ voor invloeden van buitenaf, maar vinden dat het ook ‘bronnen van kracht en weerstand heeft om tot actie te komen’ (Jacobs, 2001). Hiermee erkennen zij de slachtofferpositie, zonder te vervallen in het slachtofferdiscours.
22
1.5 Hulpverlening Het subject wordt in dit onderzoek gezien als een actor die de mogelijkheid heeft tot handelen, tot agency. Dit handelen gebeurt in de maatschappij en wordt door de aanwezige structuren en betekenissystemen beïnvloed. Tegelijkertijd is het subject narratief en kan het door betekenisgeving gebeurtenissen reconstrueren en inpassen binnen het levensverhaal. In de hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel is het belangrijk om aandacht te besteden aan een aantal processen. Op de eerste plaats is het belangrijk om de vermogens van vrouwen te vergroten en zo hun handelingsrepertoire uit te breiden. Hierbij moet ook aandacht besteed worden aan de kansen die de vrouwen hebben om dit handelen in de praktijk te brengen. Hun positie is immers kwetsbaar door hun geschiedenis van trafficking en prostitutie, door hun sociaal-juridische positie en door bestaande denkbeelden in de maatschappij. De bewustwording van hun positie zou de mogelijkheid tot agency kunnen vergroten doordat zij meer inzicht krijgen in hun eigen situatie. Hierbij zou de hulpverlening ook een belangrijke rol kunnen spelen door het geven van voorlichting over en aandacht te besteden aan socialisatie en sociale positie. Belangrijk hierbij is het erkennen van de kracht en de vermogens van deze vrouwen en niet te vervallen in het slachtofferdiscours. Uit de twee eerder besproken casestudies bleek bij hulpverlening een spanning te bestaan tussen het disciplineren en empoweren van vrouwen. De hulpverlening kan de vrouwen beperken in hun zelfbeschikking door voorwaarden te stellen of door het stimuleren tot bepaald gedrag. Deze disciplinering kan echter ook leiden tot een uitbreiding van het handelingsrepertoire, die de agency juist weer vergroot. Ook kan het participeren in de organisatie, bijvoorbeeld door inspraak in de organisatie of een loopbaan als ervaringsdeskundige, tot nieuwe vormen van agency leiden. Juridische ondersteuning kan leiden tot formeel burgerschap en daarmee hun positie versterken. Jacobs en Chetkovich gaven een aantal mogelijkheden om de disciplinering tot een minimum te beperken. Hierbij gaan zij in op de omgeving, op diversiteit en op het tegelijkertijd erkennen van kracht én kwetsbaarheid. Zij vinden beiden inzicht in gebeurtenissen en in de situatie die een onderdrukkende of beperkende werking heeft op iemands handelingsmogelijkheden een belangrijke voorwaarde voor agency. Het geeft iemand de kans om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen keuzes, zonder dat deze beperking en onderdrukking hoeven te worden ontkend. Ook vinden zij dat de agency van vrouwen alleen vergroot kan worden in dialoog met de gemeenschap. Hierbij kan in dit onderzoek gekeken worden naar de hulpverlening, de gemeenschap en de onderdrukkers.
23
2 Methodologie Dit hoofdstuk is een verantwoording van de wijze waarop het onderzoek vorm heeft gekregen zodat een antwoord kan worden gegeven op de vraagstelling: ‘Hoe verhoudt het aanbod van het ACM zich tot de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel die nu van de hulpverlening gebruik maken?’ Hiertoe zal eerst ingegaan worden op de aspecten van agency die uit de literatuur naar voren komen. Vervolgens zal de gekozen methode ‘praktijkbeschrijving’ (Metz, 2009) worden beschreven en bijbehorende fasen in het onderzoeksproces. Aansluitend wordt ingegaan op twee specifieke onderdelen van de bronnenverzameling, namelijk de observaties en interviews. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een bespreking van de methodologische kwaliteit van het onderzoek.
2.1 Aspecten van agency Het theoretisch kader verwijst naar vier aspecten van agency, met elk verschillende onderdelen. Deze aspecten zijn toegepast op het werk van het ACM: 1.
In hoeverre verschaft het ACM middels inspraak ruimte voor agency van de slachtoffers van mensenhandel: in het eigen hulpverleningsproces; in het aanbod, gericht op het vergroten van vermogens; in de implementatie van de hulpverlening organisatiebreed.
2.
Hoe verschaft het ACM mogelijkheid tot inzicht bij de slachtoffers van mensenhandel: in de eigen sociaal-juridische, economische en maatschappelijke positie; in de keuzes die hieruit volgen ten behoeve van hun toekomstig gedrag; in de gebeurtenissen die geleid hebben tot de huidige situatie; in het hulpverleningsproces; in normen en waarden van de professionals.
3.
Welk aanbod heeft het ACM om de mogelijkheden tot agency te vergroten: gericht op het aanleren van vaardigheden; gericht op het vergroten van kansen; middels het vormen van een nieuwe identiteit; als actor in de hulpverlening of in het politieke domein.
4.
In hoeverre werkt het ACM aan betrokkenheid van de gemeenschap ter bevordering van agency: in het land van herkomst; in Nederland; op Europees niveau; middels het betrekken van andere betrokken partijen.
Twee punten die in het theoretisch kader aan bod zijn gekomen, diversiteit en slachtofferschap, worden niet als aspect behandeld. Diversiteit niet, aangezien er onvoldoende informatie beschikbaar is (zie §2.3.1). Slachtofferschap is ingebed in bovengenoemde aspecten, aangezien zij inzicht geven in hoe het ACM zich verhoudt tot de spanning van ‘kracht en kwetsbaarheid’.
24
2.2 Praktijkbeschrijving Voor de analyse van dit onderzoek is de methode ‘praktijkbeschrijving’ van Metz (2006) gebruikt, omdat deze de complexiteit van een praktijk inzichtelijk maakt. Een praktijk wordt hierin door Metz (2009) gedefinieerd als ‘een bestaande situatie in tijd en plaats’. De hulpverlening aan de slachtoffers van mensenhandel is een complexe praktijk omdat zij afhankelijk is van verscheidene, elkaar beïnvloedende, veranderlijke factoren en praktijken. Te denken valt aan motivatie van de cliënt, samenwerking van het team en beleid van de organisatie. Een interventie kan dan ook nooit los gezien worden van de praktijk waarin deze plaatsvindt. De praktijk wordt met bovenstaande methode beschreven vanuit het perspectief van de verschillende actoren die erin aanwezig zijn. (Metz, 2009). Een actor is diegene of datgene – subject, object, concept – (Schatzi, 2001, p. 13) waaruit een praktijk is opgebouwd. Door het ACM vanuit het perspectief van de actoren te bekijken, wordt duidelijk wat er in de praktijk speelt rondom de onderzoeksvraag. Het uitvoeren van een praktijkbeschrijving bestaat uit 8 fasen, aan de hand waarvan de loop van de analyse beschreven wordt. Deze fasen overlappen elkaar gedurende het onderzoeksproces, ondanks de afzonderlijke en opeenvolgende beschrijving ervan.
2.2.1 Formuleren onderzoeksvraag De eerste fase is het formuleren van een onderzoeksvraag (zie: inleiding). Het is van belang deze vraag zo concreet mogelijk te formuleren omdat dit bepaalt wat er precies onderzocht wordt en welke aspecten van de praktijk beschreven worden. (Metz, 2009). In deze beginfase is het ACM betrokken doordat de onderzoeksvraag en bijbehorende onderzoeksopzet zijn voorgelegd aan de vervangend zorgcoördinator. Beide zijn door haar goedgekeurd. Zij stelde hierbij als voorwaarde dat het onderzoek zo min mogelijk belastend zou zijn voor de bewoonsters van het ACM en dat hun privacy gerespecteerd zou worden. De invloed die deze voorwaarde heeft gehad op het onderzoek wordt beschreven in §2.2.4 en §2.3.3.
2.2.2 Afbakenen Bij de tweede fase wordt bepaald wat wel en niet tot de praktijk behoort, en welke niveaus en omstandigheden onderzocht worden. (Metz, 2009). In het onderhavige onderzoek is besloten om op micro-, meso- en macroniveau naar het aanbod van het ACM te kijken omdat al deze drie niveaus van invloed zijn op de leefomstandigheden van de slachtoffers van mensenhandel.
25
Concreet zijn de hulpverlening, de vorm en de voorwaarden van de hulpverlening, en de invloed van het ACM op Nederland, het land van herkomst en Europa beschreven. Het ACM is onderdeel van de maatschappelijke opvang HVO-Querido. In het onderzoek zijn echter alleen die onderdelen van HVO-Querido meegenomen die van directe invloed zijn op de slachtoffers, namelijk het beleid en het gebouw. De invloed van samenwerkingsverbanden op het aanbod van het ACM wordt in dit onderzoek onderkend en beschreven. Deze is echter niet onderzocht, omdat het buiten de aard en het tijdsbestek van dit onderzoek viel.
2.2.3 Kartering In deze fase zijn de verantwoordelijke actoren geïdentificeerd en wordt er gekeken naar hoe zij zich verhouden tot elkaar en de praktijk als geheel. (Metz, 2009). Concreet zijn de volgende actoren onderscheiden: het gebouw, het beleid, de professionals, de regels, het programma en dienstenaanbod, de slachtoffers van mensenhandel, de methodiek en de interactie tussen deze actoren.
2.2.4 Bronnen De vierde fase is het verzamelen van diverse bronnen die zicht geven op het functioneren van de praktijk. (Metz, 2009). Ten eerste hebben de ACM-medewerksters bronnen aangeleverd. Hiertoe behoren de webpagina van het ACM, beleidsstukken, de jaarevaluatie, een methodiekbeschrijving en folders van het ACM en Stichting Comensha. Ten tweede is de praktijk geobserveerd. Ten derde wordt er ook gebruik gemaakt van interviews met de professionals en de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. De wijze waarop de observaties en interviews zijn uitgevoerd worden in §2.3 beschreven. Aan de hand van de geïdentificeerde actoren en de bronnen die door het ACM zijn aangeleverd is een grand tour (Spradley, 1980, p. 78) gemaakt. Een grand tour is een overzicht van de belangrijke onderdelen van een praktijk. Dit overzicht geeft een algemeen beeld van de verhoudingen tussen de actoren, de communicatiestructuren en belangrijke gebeurtenissen in de praktijk van het ACM (zie: bijlage: 1, 2 & 3).
2.2.5 Inventarislijst In de vijfde fase is een lijst gemaakt van de verschillende bronnen. Hierbij wordt aan de hand van trefwoorden samengevat welke informatie een bron bevat (zie: bijlage 4). Deze inventarislijst geeft inzicht in welke informatie beschikbaar is en welke ontbreekt (Metz, 2009).
26
2.2.6 Formuleren rode draad De zesde fase is de opzet van een verhaallijn, die antwoord geeft op de vraagstelling. Hierbij dienen de geformuleerde vraag, de kartering en de inventarislijst als hulpmiddelen. (Metz, 2009). In het onderhavige onderzoek is ervoor gekozen om de analyse in twee delen op te splitsen. Het eerste deel gaat in op de vorm en voorwaarden van het ACM en hoe dit van invloed is op de agency van slachtoffers van mensenhandel. In het tweede deel worden de aparte onderdelen van de hulpverlening beschreven.
2.2.7 Schrijven praktijkbeschrijving In de zevende fase wordt het functioneren van de praktijk beschreven vanuit het perspectief van de in de praktijk aanwezige actoren. Metz (2009) onderscheidt drie aandachtspunten bij het maken van de praktijkbeschrijving: (1) anonimiteit; (2) dubbele analyse van bronnen; (3) transparantie van bronnen. Met betrekking tot het eerste maakt de aard van de praktijkbeschrijving het volledig anonimiseren van de betrokken professionals onmogelijk; er wordt immers uit de naam van de functie gesproken. Door het fingeren van persoonsnamen wordt herkenbaarheid beperkt tot de mensen die direct bij de praktijk betrokken zijn. Aan de verschillende professionals is toestemming gevraagd voor deze werkwijze. De tweede betreft het gebruik van bronnen. Het is van belang niet alleen de inhoud ervan te interpreteren, maar ook hoe deze bronnen tot stand zijn gekomen. De analyse richt zich immers op de interactie tussen menselijke en niet-menselijke actoren. De gebruikte bronnen zijn echter ook tot stand gekomen in een soortgelijke wisselwerking. (Idem). Zodoende zijn beide lagen van interpretatie meegenomen in de analyse. Dit leidt tot het derde punt; transparantie van de gebruikte bronnen. Hier is, middels verwijzingen in voetnoten en bronvermeldingen, naar gestreefd teneinde verantwoordelijkheid af te leggen over het onderzoeksproces en de resultaten (Idem).
2.2.8 Terug naar de praktijk In de achtste en laatste fase worden de resultaten besproken met de onderzoekssubjecten. Het is niet alleen respectvol om hen te informeren over hetgeen over hen geschreven is, maar het is ook belangrijk voor de kwaliteit van het onderzoek. Hiermee kan gecontroleerd worden of de beschrijving van de gebeurtenissen en relaties herkenbaar zijn voor de betrokkenen. (Metz
27
2009). Maso en Smaling (2004) noemen dit ook wel „respondent validation‟. De toepassing en het verloop van deze fase worden verder beschreven in de volgende paragraaf.
2.3 Toelichting bronnenverzameling De observaties en interviews zijn, zoals we zagen, onderdeel van de bronnenverzameling (fase 4). De interviews zijn daarnaast onderdeel van de resultaatbespreking (fase 8). De uitvoering, en omstandigheden waarbinnen beide uitgevoerd werden, waren van invloed op de onderzoeksresultaten en behoeven daarom uitleg.
2.3.1 Observaties In de periode mei tot en met juni 2008 zijn eenmaal per week observaties gedaan op het ACM. De observaties zijn gebruikt als bronmateriaal. Daarnaast dienden zij ter kennismaking en het bevorderen van een gevoel van vertrouwen met het oog op de te houden interviews. Tijdens de observaties zijn aantekeningen gemaakt om vertekening te beperken in de verslaglegging. Er wordt hierbij in de verslaglegging een verschil gemaakt tussen de gebeurtenissen en de interpretatie van de observator. Deze observaties zijn gedaan tijdens groepsactiviteiten van de bewoonsters onder begeleiding van de activiteitenbegeleidster en éénmaal de woonbegeleidster. Hierbij is participerend geobserveerd (Maso & Smaling 2004, p. 104 naar Gold, 1958). De rollen van de onderzoeker, te weten het observeren alsook het assisteren bij activiteiten, waren bekend bij de professionals en de cliënten. De begeleidingsgesprekken tussen cliënt en hulpverleensters, en cliëntenbesprekingen van het team mochten in verband met de privacy niet geobserveerd worden. Hierdoor was er weinig informatie beschikbaar over de inhoud van de persoonlijke begeleiding van de cliënten en de aanpak hierin van de professionals. Hierdoor was er bijvoorbeeld onvoldoende zicht op de omgang van het ACM met de sociaal-culturele verschillen van de vrouwen.
2.3.2 Interviews Het plan was om zowel met de professionals als met de cliënten van het ACM afzonderlijk twee groepsinterviews te houden. Een groepsgesprek geeft het publieke verhaal weer van een groep, in tegenstelling tot het persoonlijke verhaal dat door een diepte-interview zou worden weergeven. Maso & Smaling (2004, p. 81) noemen het eerste intersubjectiviteit, oftewel hoe
28
verhouden de professionals en de cliënten zich als groep tot de hulpverlening van het ACM. Deze methode heeft twee voordelen, ten eerste wordt de kwaliteit bevorderd door het streven naar dialogische relaties tussen de respondenten onderling en tussen de respondenten en de interviewer. Dialogische relaties houdt in dat er gestreefd wordt naar: interactiviteit, openheid, vertrouwen, respect en symmetrie (Idem.). Het tweede voordeel is de consensus die kan ontstaan tussen de respondenten. Op het moment dat het onderzoek begon, bestond de staf van ACM uit 5 mensen. Zij zouden dus als groep volledig in de interviews kunnen worden meegenomen. In de praktijk bleek, in verband met vakanties, het afnemen van het eerste groepsinterview met de professionals lastig uitvoerbaar. Om grote vertraging van het onderzoek te voorkomen, is besloten deze te vervangen door individuele interviews. In deze interviews is een combinatie gemaakt van het open interview (Maso & Smaling, 2004, p. 88) en vragen naar aanleiding van onduidelijkheden uit eerdere interviews (zie: bijlage 5). Het tweede groepsinterview met de professionals is wél doorgegaan. Hierin werden bij wijze van controle de voorlopige resultaten van de analyse gepresenteerd, met ruimte om daarop te reageren (zie: bijlage 6). In de periode dat de interviews werden afgenomen, waren er vier vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel regulier opgenomen in het ACM. Daarnaast woonden op de crisisafdeling twee vrouwen die ongeveer vier maanden waren opgenomen. In het eerste groepsgesprek met de bewoonsters is gevraagd naar hun beleving van de hulp van het ACM (zie: bijlage 5). In het tweede gesprek zijn de conclusies uit de voorlopige analyse aan hen voorgelegd (zie: bijlage 6). Aan het eerste gesprek namen vijf vrouwen deel: een Nederlands-Indiase vrouw, twee Roemeense en twee Chinese vrouwen. Aan het tweede interview namen zeven vrouwen deel: vier Chinese vrouwen, een Nigeriaanse, een Roemeense en een Nederlands-Indiase vrouw. Deelname aan de gesprekken was uiteraard vrijwillig en gebeurde alleen met volledige instemming. Ondanks de observatiedagen, die mede gericht waren op het opbouwen van vertrouwen tussen de interviewer en de cliënten, bleken de groepsinterviews lastig uit te voeren. Voor alle slachtoffers is een interview door hun schokkende voorgeschiedenis belastend. De crisisopvang en het noodbed zijn door de korte verblijfsperiode, en dientengevolge de recentheid van deze voorgeschiedenis, minder geschikt voor een interview. Uiteindelijk hebben er wel drie vrouwen van de crisisafdeling bij de eerste interviewronde meegedaan, omdat een aantal van de uitgenodigde reguliere vrouwen niet konden komen.
29
Daarnaast bemoeilijkten verschillen in referentiekaders en cultuur het gesprek. Vooral de Chinese vrouwen komen uit een cultuur waar hiërarchische verhoudingen veel sterker aanwezig zijn dan bijvoorbeeld in Nederland. Zij hebben de opvatting tevreden te moeten zijn met de hulp die je krijgt en zijn over het algemeen niet gewend te reflecteren of een kritische mening te vormen. Ook is een regel in het ACM dat vrouwen problemen niet met elkaar bespreken, maar alleen met hulpverleners. Dit maakte sommige verhalen erg abstract omdat er niet op de precieze toedracht van hun situatie ingegaan kon worden. Hierdoor is er bijvoorbeeld onvoldoende informatie over hoe de hulpverlening hun heeft ondersteund in onder andere hun verwerking van het verleden of problemen waar zij nu tegen aanlopen. Daarnaast vond een reguliere cliënt het lastig om kritisch te zijn naar de hulpverlening; zij was ondanks geruststellingen toch bang om achteraf herkend te worden en had het gevoel groepsgenoten te verraden als ze te expliciet over situaties zou vertellen. Aan het tweede gesprek, waarin de resultaten besproken werden, hebben alleen reguliere en ambulante cliënten deelgenomen. De ambulante cliënten waren in eerste instantie niet benaderd omdat tijdens hun opname het ACM nog niet bestond. Het was echter beter hun deel te laten nemen, dan het risico te lopen op te weinig deelnemers voor het gesprek. Vooral de cliënten die ambulant hulp krijgen waren meer bekend met reflecteren op en kritisch kijken naar bijvoorbeeld hulpverlening, dan de cliënten die op de reguliere of crisisafdeling verbleven.
2.4 Methodologische kwaliteit De praktijkbeschrijving heeft een aantal krachten en zwaktes, waarop wordt ingegaan bij interne en externe validiteit. Daarnaast zijn om de geldingskracht van dit onderzoek te vergroten, een aantal methodologische normen nageleefd, die bij interne en externe betrouwbaarheid aan de orde zullen komen.
2.4.1 Interne Validiteit Een praktijk wordt door de verschillende actoren tot stand gebracht. Om inzicht te krijgen in de praktijk komen de verschillende actoren ‘aan het woord’. Dit doet recht aan de diversiteit van een praktijk en laat zien waar de verschillende actoren parallel lopen of juist verschillen. Daarnaast, om tot een zo volledig mogelijk beeld te komen van deze praktijk, wordt bronnentriangulatie (Maso & Smaling, 2004, p. 69 en 72) gehanteerd. Hierbij worden verschillende bronnen met elkaar vergeleken, zoals observaties, verschillende documenten en
30
interviews. Voor de keuze van de bronnen is in dit onderzoek al datgene gebruikt wat beschikbaar was. Behalve dat er overeenstemming kan bestaan bij het vergelijken van bronnen in de analyse, wordt er ook gekeken naar verschillen. Verschillen zijn van belang omdat zij duiden op spanningen, en begrip van die spanningen kan leiden tot beter begrip van het functioneren van de praktijk, wat weer aanknopingspunten kan bieden tot het verder verbeteren van die praktijk. Om te kijken in hoeverre de voorlopige beschrijving van de relaties en gebeurtenissen kloppen en zo de interne validiteit te bevorderen, wordt gebruik gemaakt van 'respondent validation‟ (Maso & Smaling, 2004), zoals beschreven in §2.1.8 en §2.2.
2.4.2 Externe validiteit De geldingskracht van dit onderzoek is beperkt. De gekozen onderzoeksmethoden en de aard van dit onderzoek maakt dat de uitkomsten alleen voor deze praktijk gelden en niet te generaliseren zijn naar soortgelijke praktijken. Door transparantie over de gebruikte methoden en bronnen is de analyse echter geworteld in de praktijk en wordt inzichtelijk hoe de resultaten gesitueerd zijn. Hiermee kunnen derden zelf bepalen in hoeverre deze resultaten bruikbaar zijn voor een andere praktijk. (Metz, 2008; Maso & Smaling 2004).
2.4.3 Interne betrouwbaarheid Om de interne betrouwbaarheid te bevorderen zijn een aantal maatregelen genomen. Ten eerste is een reflectief dagboek bijgehouden gedurende de observaties (zie §2.2.1) om de verse indrukken vast te leggen. Ook bevordert de verslaglegging het denkproces. Ten tweede zijn de verschillende groepsinterviews opgenomen met audioapparatuur, waarbij er aantekeningen zijn gemaakt. Deze opnames zijn getranscribeerd. De interviews en observaties zijn niet opgenomen in de bijlage in verband met de privacy van de vrouwen, maar zijn eventueel wel beschikbaar voor inzage. Tegelijkertijd kent het onderzoek een aantal beperkingen, die zijn toe te schrijven aan de problemen bij de gehouden groepsinterviews met de slachtoffers van mensenhandel (zie §2.3.3.). Deze beperkingen ondermijnen mogelijk de betrouwbaarheid van de gepresenteerde resultaten en conclusies en deze dienen dan ook met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Een aanbeveling van de auteur is om bij het onderzoeken van deze doelgroep in eerste instantie persoonlijke diepte-interviews te houden, om dan alsnog de resultaten met de volledige groep te bespreken. In het persoonlijke interview kan meer aandacht worden geschonken aan de verschillen door de sociaal-culturele achtergrond en de afwezigheid van groepsgenoten kan rust
31
en veiligheid bieden. Het tweede interview geeft de mogelijkheid tot „respondent validation‟ (Maso en Smaling, 2004), terwijl de gepresenteerde resultaten meer aanknopingspunten en voeding geven aan het gesprek.
2.4.4 Externe Betrouwbaarheid De plaats-, tijd- en persoonsgebondenheid van dit onderzoek maakt feitelijke herhaalbaarheid niet mogelijk. Daarom is gestreefd naar virtuele herhaalbaarheid (Idem, p. 70). Het onderzoeksverslag bevat een zodanige rapportage dat externen de gang van het onderzoek kunnen nagaan en hun eigen oordeel kunnen vormen. Hiertoe zijn de volgende maatregelen genomen: -
Een duidelijke beschrijving van de motivatie en positie van de onderzoekster;
-
Een beschrijving van de conditie en sociale context van het onderzoeksproject;
-
Documentatie van de stappen, waarbij naar een zo inzichtelijk mogelijk rapport gestreefd is;
-
Een verantwoording van de gebruikte bronnen. (Idem, p 70-71).
Voor het onderzoek worden diverse soorten bronnen gebruikt, namelijk primaire bronnen en literatuur (zie §2.4.1). Om dit overzichtelijk te houden is er voor gekozen bij de primaire bronnen af te wijken van de gebruikelijke bronverwijzing volgens de APA-richtlijnen en zijn voetnoten gebruikt.
32
3 Analyse In mei 2007 is het ACM opgericht. Dit centrum is onderdeel van HVO-Querido, de maatschappelijke opvang in Amsterdam. Het ACM is een categorale opvang voor vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Hiermee wordt bedoeld dat deze opvang alleen voor deze doelgroep is. In andere steden worden zij binnen de reguliere (vrouwen-) opvang opgenomen. Uit het theoretisch kader blijkt dat er in de hulpverlening een spanning bestaat tussen het ‘helpen’ en ‘beperken’ van de agency van vrouwen. Deze analyse geeft dan ook inzicht in de wijze waarop het ACM en diens cliënten omgaan met deze spanning. Het eerste deel van de analyse ‘crisisplaatsing’ gaat in op de voorwaarden en vorm van de hulpverlening en hoe dit van invloed is op de agency van slachtoffers van mensenhandel. Achtereenvolgens worden de opname, de intake en de keuzes voor de toekomst beschreven. In het tweede deel, genaamd ‘verblijf’, wordt gekeken naar specifieke onderdelen van het aanbod van het ACM, namelijk het programma, het groepsproces, de persoonlijke hulpverlening en de zorgcoördinatie. Deze onderdelen worden als aparte categorieën beschreven. In de praktijk zit er echter enige overlap tussen. Het ene onderdeel maakt bijvoorbeeld gebruik van of bestaat ten dienste van de ander. Elke paragraaf wordt afgesloten met een tussenstand, waar ingegaan wordt op de spanningen die ontstaan rondom de agency van de slachtoffers van mensenhandel.
3.1 Crisisplaatsing Vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel die binnenkomen bij het ACM worden geplaatst in het crisiscentrum. Het ACM-team vangt de betreffende vrouw op en gaat in samenspraak met haar bekijken welke hulp zij nodig heeft. Het team bestaat uit een zorgcoördinator, twee maatschappelijk werksters, een activiteitenbegeleidster, een woonbegeleidster en een ambulant maatschappelijk werkster. De opname en intakeprocedure zijn de eerste stappen in het proces van een crisisplaatsing. Hierbij wordt onder andere duidelijk of een vrouw opgenomen kan worden en welke verwachtingen het ACM heeft van de opgenomen cliënt. Hierna zal vrij snel een keuze gemaakt moeten worden over haar toekomst. Deze keuze bepaalt het verdere verloop van de hulpverlening en elk traject brengt een aantal mogelijkheden, spanningen en beperkingen met zich mee.
33
3.1.1 Opname Maria wordt bij het ACM binnengebracht door de politie. Ze is 35 en vanuit de Oekraïne naar Nederland gekomen in de hoop genoeg te kunnen verdienen om haar familie te onderhouden. Bij een bordeelcontrole is ze opgepakt en na verhoor naar het ACM gebracht. De politie vertelt haar dat ze naar een opvang gaat en dat dit geen gevangenis is. Ze vertrouwt de politie niet, maar weet niet waar ze anders naar toe moet. Behalve de vrouwen met wie ze gewerkt heeft, kent ze hier niemand. Ze heeft geen andere keus dan met de politie meegaan. In het ACM wordt ze welkom geheten door een maatschappelijk werkster. Deze wijst haar een kamer met douche en geeft haar een maaltijd. Op de kamer slapen twee andere vrouwe. Het lijkt veilig. ‘Bed, bad, brood’ noemt maatschappelijk werkster Renee deze entree. Het creëren van rust bij binnenkomst wordt door het ACM-team als het meest belangrijke gezien voor deze vaak getraumatiseerde vrouwen. Naast de basisvoorziening van onderdak en voedsel, worden nog een aantal belangrijke zaken voorgelegd. De eerste betreft de bewegingsvrijheid: de vrouwen zijn vrij om het centrum te verlaten als zij dat willen. Ten tweede wordt hen uitgelegd dat het ACM niet tot de politie behoort en uitsluitend voor deze vrouwen werkt. Ten derde wordt hen verteld dat ze hier veilig zijn. Entree is alleen mogelijk via de receptie. Zo kunnen geen ongewenste bezoekers of vreemden binnenkomen.12 De nadruk ligt bij binnenkomst dus op veiligheid en vrijheid van de keuze tot verblijf. Ling, een Chinese vrouw, benoemt in een interview dat toen ze door de jeugdbescherming naar het ACM werd gebracht, haar verteld werd dat ze een grote kamer zou krijgen en dat het haar en haar kind goed zou bevallen. Zelf vond ze het in eerste instantie lijken op een gevangenis. Later besefte ze dat ze naar buiten kon en dat het gebouw dicht is om de inwoners te beschermen. Een andere Chinese cliënte, Chai, was bang dat dit opvangtehuis druk en chaotisch zou zijn, maar dit bleek gelukkig mee te vallen. Een derde, de Roemeense Krista, voelde zich direct veilig toen ze hier binnenkwam. Ze weet niet precies waarom.13 Uit de evaluatie van het eerste jaar bij het ACM (periode mei 2007 tot mei 2008) blijkt dat er 91 slachtoffers van mensenhandel zijn opgenomen. Zorgcoördinator Mirjam schat dat 80% van deze opnames via de zedenpolitie zijn aangemeld. De overige 20% komt via andere 12
13
Interview activiteitenbegeleidster en maatschappelijk werkster ACM. Gehouden op 08-07-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd. Interview cliënten ACM: bespreking resultaten. Gehouden op 16-09-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd.
34
hulpverleningsinstellingen binnen, zoals Stichting Comensha en Jeugdzorg.14 Het ACM is in eerste instantie bedoeld voor de regio Amsterdam. Slachtoffers van mensenhandel die via de Amsterdamse zedenpolitie binnenkomen, hebben dan ook altijd voorrang bij zowel de crisisplaatsingen als bij de doorstroom naar reguliere plekken. In 2007 zijn er bij de zedenpolitie Amsterdam 40 meldingen van slachtoffers van mensenhandel geregistreerd, waarvan 24 aangifte hebben gedaan. In totaal zijn 30 cliënten teruggegaan naar het land van herkomst en 20 zijn een ambulant traject aangegaan. De resterende vrouwen zijn als reguliere cliënt in het ACM gebleven of in een andere opvang geplaatst.15 Er zijn nauwelijks opnamecriteria in het ACM, aldus woonbegeleidster Nel. Het wordt moeilijk als een vrouw verslaafd is of ernstige psychiatrische problemen heeft. Dit omdat men dan de veiligheid van medewerksters en bewoonsters niet kan waarborgen. Echter, zelfs dan wordt gekeken naar andere mogelijkheden.16 Zodra de politie een vrouw binnenbrengt, zo zegt maatschappelijk werkster Ursula, zijn zij verplicht hier iets mee te doen. Er wordt gekeken of er bepaalde voorwaarden gesteld kunnen worden, zodat een vrouw toch kan worden opgenomen. Als dit onmogelijk is, wordt zij doorverwezen naar andere instellingen. Het team zou dit liever anders zien. In de toekomst hopen zij gespecialiseerde hulpverlening aan te kunnen bieden aan vrouwen die nu niet opgenomen kunnen worden.17 Ook extreme agressie valt niet te hanteren binnen het ACM, stelt Nel. Een vrouw die dit gedrag vertoont, kan wel ambulant begeleid worden. Renee vult aan dat de hulpverlening alleen met beider instemming beëindigd wordt en weer opgepakt kan worden indien een vrouw aan de voorwaarden, bijvoorbeeld geen verslaving, voldoet.18 Er is een verdwijningsrisico, waarbij vrouwen vertrekken zonder hiervan bericht te geven aan het ACM. Dit zijn voornamelijk Nigeriaanse vrouwen die nog niet gewerkt hebben als prostituee. Zij hebben dus waarschijnlijk ook weinig tot geen besef van de hardheid van dit bestaan. Zij zijn door de marechaussee aangehouden op Schiphol bij aankomst in Nederland. Als zij verdwijnen, gaan zij vermoedelijk naar hun contactpersoon of pooier. Het ACM is zich daar bewust van. Bij een verhoogd risico tot verdwijning probeert de maatschappelijk werkster in de eerste gesprekken uit te leggen in welke omstandigheden ze mogelijk terecht kunnen komen, 14
15 16
17
HVO-Querido (2008). ‘Evaluatie Amsterdams Coördinatiepunt mensenhandel 7 mei 2007- 7 mei 2008’ (Evaluatie ACM); Interview zorgcoördinator ACM. Gehouden op 09-09-2008 te Amsterdam. Interview collectie van de auteur: getranscribeerd. HVO-Querido (2008). Interview woonbegeleidster ACM. Gehouden op 25-08-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd. Interview team ACM: bespreking resultaten. Gehouden op 07-10-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd.
35
mochten ze dit besluit willen nemen. Volgens maatschappelijk werkster Renee is het echter moeilijk om door te dringen tot deze vrouwen. Toen zij instemden met hun vertrek naar Nederland was dat immers omdat zij hoopten op een beter leven. Zoals genoeg geld om hun familie te onderhouden en bijvoorbeeld een opleiding te volgen. Daarnaast is het wantrouwen tegenover politie en hulpverleners groot. Renee legt uit dat het enige wat ze kunnen doen is de deur open houden. Dit betekent dat in de gesprekken met cliënten die een hoger verdwijningsrisico hebben wordt aangegeven dat, mochten ze vertrekken, ze altijd terug mogen komen of bellen als ze iets nodig hebben.19 Het is dus aan de vrouwen zelf om te bepalen hoe zij hun leven vormgeven.
Tussenstand In de opname zien we twee spanningsvlakken bij de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Ten eerste beperkt het ACM de slachtoffers in hun keuzemogelijkheden, door de weinige maar desalniettemin aanwezige opnamecriteria, ter bescherming van bewoonsters en medewerksters. Tegelijkertijd is het ACM zich bewust van haar grenzen met betrekking tot het bieden van hulp. Hiermee wordt het aanbod voor sommige cliënten beperkt, maar die grenzen beschermen daarmee de vrouwen die wel opgenomen kunnen worden. Positief is dat het niet voldoen aan de gestelde voorwaarden niet het einde van de hulp betekent; de medewerksters zoeken naar andere mogelijkheden. Ten tweede zien we een spanningsvlak rondom de agency van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel die kunnen kiezen of zij de hulp van het ACM willen accepteren. Het ACM wil graag dat vrouwen blijven en denkt dat dit hen een betere toekomst geeft. Doordat bij opname het accent ligt op het creëren van rust en de opbouw van een vertrouwensband, is de kans groter dat het verblijf in het ACM als een positieve ervaring gezien wordt en dat vrouwen blijven. Positief is dat hun kansen hiermee vergroot worden doordat er gebruik van de hulpverlening gemaakt kan worden. Uit de interviews blijkt dan ook dat vrouwen niet altijd op de hoogte zijn van wat het ACM of hulpverlening precies inhoudt, wat onzekerheid teweeg kan brengen. Echter, eenmaal in het centrum voelen ze zich veilig en ervaren de rust als een positieve factor. Niet alle vrouwen zien het ACM als een mogelijkheid op een betere toekomst en besluiten alsnog te vertrekken. De voorlichting die het ACM geeft over de mogelijke consequenties van deze keuze en het beschikbaar blijven voor hulp is een vergroting van hun agency. Het legt de
18 19
Interview 07-10-2008. Interview 8-06-2008.
36
keuze terug bij deze vrouwen en geeft hen een alternatief als zij zich bedenken of bij gevaar in de toekomst.
3.1.2 Intake Als Maria de dag erna opstaat, wordt ze door haar medebewoonster meegenomen naar een woonkamer verderop in de gang. Er zitten een stuk of 8 vrouwen van verschillende nationaliteiten en er is koffie en thee. Sommige vrouwen zitten te kletsen, anderen zijn wat stiller. Maria vraagt zich af of deze vrouwen dezelfde problemen hebben als zij. Toch vindt ze het wel gezellig. Na de koffie wordt ze meegenomen naar een kamer die wat wegheeft van een kantoor.
Activiteitenbegeleidster Iris vertelt dat de dag na opname met behulp van een tolk de intake gedaan wordt. Een maatschappelijk werkster inventariseert in dit gesprek de situatie van deze vrouw. Hierbij wordt gevraagd naar de voorgeschiedenis en de reden waarom ze hier is. ‘Het hangt van de vrouw af of ze uitgebreid wil vertellen wat er gebeurd is,’ aldus maatschappelijk werkster Renee. ‘Dit hoeft niet.’20 Maatschappelijk werkster Ursula geeft haar visie op intakegesprekken met cliënten. Eén onderdeel is het inventariseren van hun wensen; willen ze aangifte doen of niet, willen ze hier in Nederland blijven of terug naar huis? Hierbij vindt Ursula het belangrijk om de cliënt bewust te maken van de situatie. Wat zijn de gevolgen van de keuzes die je maakt, wat levert het je op, wat niet? Wat zijn überhaupt je mogelijkheden? Daarnaast probeert Ursula een ingang te vinden om emotionele ondersteuning te bieden.21 Renee vult aan dat vrouwen op het hart wordt gedrukt de tijd te nemen voor de beslissing om al dan niet in Nederland te blijven. Volgens de wet hebben deze vrouwen drie maanden om deze beslissing te nemen. Ook wordt in de intake gekeken naar de mogelijkheden die de vrouwen hebben. Kunnen ze bijvoorbeeld koken, spreken ze Engels, gebruiken ze medicatie en zijn ze veilig in Amsterdam? 22 Gedurende het verblijf in het ACM blijven de medewerksters terugkomen op de wensen en mogelijkheden met betrekking tot de toekomst. Vrouwen kunnen hier wisselend op reageren, zoals blijkt in het eerste groepsinterview met de bewoonsters van het ACM, waarbij de opname ter sprake kwam. Zo kon één Chinese vrouw, Chai, er niets over vertellen, vanwege geheugenverlies. Dit is één van de symptomen van het Posttraumatische stress-syndroom. 20 21
Idem. Observatie cliëntactiviteiten ACM op 30-06-2008. Observatie collectie van de auteur: verslag.
37
Krista, een Roemeense vrouw is heel resoluut in haar keuze. Ze wil naar huis en naar haar familie. Nadat zij dit met de medewerksters van het ACM heeft besproken, wordt de Internationale Organisatie voor Migratie ingeschakeld en haar terugkeer geregeld.23 Al vrij snel na opname bij het ACM moeten de rechten en plichten met een nieuwe cliënt besproken worden. Want, zo zegt Mirjam, het beleid van het ACM is zodanig, dat vrouwen die intern verblijven gaan toewerken naar terugkeer naar het land van herkomst, of naar langdurig verblijf in Nederland. Op het moment dat zij door de politie zijn binnengebracht bij het ACM, vallen zij automatisch binnen de B9-regeling, waardoor zij drie maanden de tijd hebben om de beslissing te nemen.24 De B9-regeling wordt verder toegelicht bij de paragraaf ‘keuzes voor de toekomst’. In de doelstellingen van het ACM staat het als volgt omschreven: ‘Cliënten hebben dezelfde rechten en plichten als iedereen25. Wij verwachten van hen een actieve houding bij het vergroten van hun zelfredzaamheid. Wij willen cliënten een veilig bestaan in een zo normaal mogelijke woon- en leefomgeving bieden.’ Zij hebben hierbij recht op veilige opvang, juridische ondersteuning, gezondheidszorg en inkomen. De plichten die hierbij horen zijn het samenwerken met justitie om vervolging van de daders mogelijk te maken. Als een cliënt dit niet wil ‘wordt [zij] geholpen bij terugkeer of andere mogelijkheden.’26 Ursula constateert dat de doelgroep is veranderd; voorheen bestond die vooral uit hoger opgeleide vrouwen.27 Tegenwoordig zijn er veel vrouwen die verstandelijk beperkt of gehandicapt zijn. Dit vraagt om een andere aanpak binnen de hulpverlening. Ook woonbegeleidster Nel heeft hier haar ideeën over. ‘Wat ik moeilijk vind is: je hebt het over ‘eigen keuzes’. (...) Maar er komen steeds meer meisjes, die verstandelijk zo beperkt zijn, dat je je kunt afvragen of zij eigen keuzes kunnen maken. Ik vind dat de Nederlandse wet wel een beetje tekort schiet in het beschermen van deze meisjes.’ 28 Mocht het ACM hier op willen inspelen, dan levert dit direct een aantal problemen op. Het is niet direct zichtbaar of iemand verstandelijk beperkt of gehandicapt is. Een diagnostisch onderzoek zou uitkomst kunnen
22 23
24 25 26 27
28
Interview 08-07-2008. Interview cliënten ACM; open interview. Gehouden op 21-08-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd. Interview 09-09-2008. Nederlanders. HVO-Querido (s.a.) a. Folder: ‘Amsterdams Coördinatiecentrum Mensenhandel’. Voor de oprichting van het ACM werden binnen de maatschappelijke opvang HVO-Querido, locatie Roggeveen, ook slachtoffers van mensenhandel opgevangen. Kennismakingsgesprek auteur met maatschappelijk werkster ACM. Gehouden op 25-04-2008 te Amsterdam: verslag; Interview 25-08-2008.
38
bieden. Dit kan alleen gebeuren met toestemming van de cliënt. Ook is de bedenktijd van drie maanden een relatief korte periode om iemand in te laten zien dat een onderzoek nodig is en het onderzoek af te ronden. Naast de verwachtingen die het ACM heeft van de opgenomen vrouwen, is er een aantal regels dat de veiligheid van cliënten moet waarborgen. Hiertoe hoort onder andere het niet in bezit mogen hebben van een mobiele telefoon. Het netwerk waaruit deze vrouwen komen kan namelijk een grote aantrekkingskracht uitoefenen, bijvoorbeeld een pooier die contact wil opnemen. Ten tweede wordt er van de vrouwen verwacht dat ze vóór 22:00 uur binnen zijn. Met deze regel worden zij beschermd tegen hun oude netwerk, wat zich vaak grotendeels ’s nachts afspeelde. Ten derde wordt de voordeur bemand door een portier. Cliënten hebben geen eigen voordeursleutel en bezoek mag alleen in overleg komen. Dit om te voorkomen dat er ongewenste bezoekers binnenkomen. Ten vierde zijn er verplichte medische controles op TBC en SOA’s. Als deze ziektes in een vroeg stadium worden gesignaleerd, kunnen zij vaak nog succesvol behandeld worden.29 Deze veiligheidsmaatregelen zijn verplicht en ter bescherming van de opgenomen vrouwen. Ze zijn echter wel een beperking in de keuzevrijheid van de vrouwen. De vrouwen hebben hier verschillende ideeën over, zoals blijkt uit het eerste groepsinterview. Sommige regels worden meer als een beperking van hun keuzevrijheid gezien als andere regels. De Nederlands-Indiase Rosalinda vindt het bijvoorbeeld niet leuk om zo vroeg thuis te moeten zijn. Maar ze merkt dat als ze een afspraak heeft en dit bespreekbaar maakt, er flexibel mee omgegaan wordt. Zij heeft haar mobiele telefoon weer terug. In het begin mocht ze deze niet bij zich houden en dat vond ze zeer vervelend. Ze snapt echter wel waarom deze regel gesteld werd, namelijk omdat het niet goed voor haar was geweest als haar ‘oude leven’ contact met haar zou opnemen. Krista, een Roemeense, is het absoluut niet eens met de regel over mobiele telefoons en internet. Ze kan nu niet naar huis bellen als zij dit wil, maar moet wachten tot één van de begeleiders tijd heeft. Ook zou ze graag willen chatten met vrienden in haar thuisland. Zij vindt dat de begeleiders individueel moeten bekijken of iemand hiermee kan omgaan. Ze snapt wel dat dit moeilijk is omdat zij hier pas een week verblijft, maar ze vindt dat dit wel mogelijk moet zijn voor de mensen die hier al langer verblijven.30 Ling, een Chinese vrouw, mag als reguliere cliënt wel haar telefoon bij zich hebben en vond het gebrek eraan in het begin niet vervelend: als de advocaat of psycholoog belde, begreep zij hen toch niet. Wel vond ze het vervelend dat kennissen en vrienden haar niet konden bereiken, en zij 29
HVO-Querido (s.a.) d. Folder: ‘Regels Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel’.
39
hen niet kon vertellen waar ze zat en hoe het met haar ging. Het vroeg binnen moeten zijn maakt haar en een andere Chinese vrouw, Chai, niet uit. De eerste gaat niet naar buiten als haar kindje om 19:00 uur in bed ligt. De ander gaat alleen naar buiten om boodschappen te doen. Tegelijkertijd zijn zij het erover eens dat er nu eenmaal regels zijn en dat je je daaraan te houden hebt. Alle vrouwen zijn het erover eens dat het goed is om getest te worden op SOA’s en TBC. Als blijkt dat je ziek bent, kun je er tenminste iets aan doen.31
Tussenstand Bij de intake zien we twee spanningsvelden rondom de agency van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Ten eerste zien we dat van de cliënten verwacht wordt dat zij de regie houden bij het maken van een keuze aangaande hun toekomst. Voor alle vrouwen is dit een moeilijke keuze; de vrouwen komen uit een onveilige situatie en hebben veel meegemaakt. Eenmaal in het ACM komt er veel op de vrouwen af en de keuzes die gemaakt moeten worden, zijn niet gemakkelijk. Het is moeilijk te bevatten wat hun keuze precies inhoudt en de gevolgen te overzien die dit heeft voor hun leven. De voorlichting die het ACM geeft over mogelijke consequenties en procedures, stimuleert de vrouwen om na te denken over en de verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen keuzes. Ondanks de beperktheid van de uitleg (de werkelijkheid is altijd complexer dan een geschetst beeld) helpt dit de vrouwen om een inschatting maken van de gevolgen. Het ACM vergroot met deze voorlichting en ondersteuning dus hun ruimte voor agency. Dit spanningsveld wordt verder op scherp gesteld doordat de doelgroep is veranderd. De nieuwe doelgroep is door de beperkte verstandelijke vermogens minder goed of niet in staat de consequenties van bijvoorbeeld bovenstaande keuzes te overzien. Hierdoor is de werkwijze van het ACM, eigen verantwoordelijkheid en het geven van voorlichting, niet altijd voldoende; deze vrouwen hebben meer begeleiding, en misschien zelfs bescherming, nodig bij het maken van hun keuzes. Ten tweede zorgt de opzet van de hulpverlening voor een spanningsveld met de agency van de vrouwen. De op veiligheid gerichte maatregelen, zoals het verbod op een mobiele telefoon, maken het aan de ene kant mogelijk om vrije keuzes te hebben, zij blijven bijvoorbeeld buiten de invloed van mensenhandelaren. Aan de andere kant kunnen cliënten die deze regels niet kunnen accepteren of overtreden, niet residentieel verblijven. Positief is dat het ACM vrouwen
30 31
Interview 16-09-2008. Idem.
40
met ongewenst gedrag niet uitsluit van hulp en dus geen verdeling maakt tussen diegenen die wel of geen hulp ‘verdienen’. De geïnterviewde vrouwen hebben vooral moeite met de regels over mobiele telefoons, al snappen ze wel waarom deze maatregel genomen wordt. Het verschilt hoe zij hiermee omgaan, sommigen vinden dat er per persoon gekeken moet worden, anderen vinden dat regels er zijn om te gehoorzamen. Andere regels stuiten op minder weerstand, bijvoorbeeld de gezondheidscontroles worden niet als een inbreuk gezien op hun agency.
3.1.3 Keuzes voor de toekomst Angela woont nu een paar maanden in het ACM. Ze is op zich tevreden met de hulp die ze krijgt, maar stoort zich er aan dat ze nog altijd met andere vrouwen op een kamer moeten slapen. Ze wil graag een eigen woning, maar ze is in afwachting van het politieonderzoek. Tot die tijd wil ze graag een plek waar ze zich niet hoeft aan te passen aan een groep en de regels die daarbij horen. Ook wil ze graag haar kind een eigen slaapkamer geven in een normaal huis, net als andere kinderen. In de intake wordt met de vrouwen besproken welke mogelijkheden zij hebben, legt maatschappelijk werkster Renee uit. De vrouwen kunnen ervoor kiezen om terug te gaan naar hun land van herkomst. Als dit niet mogelijk is of de vrouwen dit niet willen, kunnen zij de keuze maken om aangifte te doen om zo aanspraak te maken op verblijf.32 Zij hoeven deze keuze niet direct te maken. Zodra zij bij het ACM binnen komen gaat de B9 in, dit betekent dat zij drie maanden bedenktijd hebben. Renee stimuleert de vrouwen om deze bedenktijd te benutten en niet te snel een keuze te maken.33 De maatschappelijk werksters hebben met behulp van een telefonische tolk meerdere gesprekken met de vrouwen om over deze beslissing te praten. Hierin worden alle mogelijke trajecten en de eventuele consequenties van de keuzes doorgesproken. Ook worden de verwachtingen van de vrouwen besproken. Activiteitenbegeleidster Iris vindt het goed dat het maatschappelijk werk duidelijkheid creëert over de situatie van vrouwen in Nederland. ‘Het is natuurlijk het doorprikken van een gigantische ballon. Zowel van cultuurspecifieke ideeën over wat ze hier kunnen vinden en bereiken, als wel het toekomstperspectief.’ Tegelijkertijd ziet
32 33
Interview 08-07-2008. Interview 07-10-2008.
41
woonbegeleidster Nel de beperkingen ervan; het blijft een gesprek waarin een beeld wordt geschetst en dit verschilt altijd met de werkelijkheid. ‘Wat ze ook kiezen, het blijft moeilijk.'34
A Terug naar land van herkomst Met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie kan een cliënt terug naar het land van herkomst. Nel vertelt dat ook hier keuzevrijheid hoog in het vaandel staat. Indien medewerksters vermoeden dat het onveilig is voor een cliënte om terug te gaan, omdat de ouders de vrouw bijvoorbeeld verkocht hebben, proberen zij in samenwerking met de politie en de vrouw uit te zoeken of het veilig is om terug te keren. De Internationale Organisatie voor Migratie kan zoeken naar eventuele opvangmogelijkheden en hulpverlening die de vrouw kan helpen een zelfstandig bestaan op te bouwen. Per land verschillen de beschikbaarheid en de mogelijkheden van hulpverlening. In sommige landen is er de mogelijkheid tot opvang, waar begeleiding is bij het vinden van scholing en werk. In andere landen zijn er nauwelijks voorzieningen. Het is echter hun eigen keus. Als ze op de hoogte zijn van de bedenkingen van het ACM, de mogelijke alternatieven en zelf geen gevaar voelen, wordt de cliënt alsnog geholpen terug te gaan naar de gemeenschap en het land van herkomst. 35 Op het moment dat deze vrouwen hun keuze gemaakt hebben, proberen de medewerksters hen voor te bereiden op hun terugkeer. Nel vertelt dat ze de vrouwen vragen stelt over hoe ze thuis willen omgaan met hun verleden van mensenhandel en welke mogelijke gevolgen dit heeft. Willen ze vertellen wat er gebeurd is, of niet en hoe dan verder? Echter, ze beseft dat de tijdelijkheid van het verblijf beperkingen met zich meebrengt. In de weken dat ze hier zijn, kun je niet heel veel doen, maar hen wel die vragen meegeven, zo zegt Nel 36 Tijdens het groepsinterview vertelt de Roemeense Krista over haar terugkeer het volgende. Zij wil graag terug naar huis en maakt zich geen zorgen over hoe het zal gaan als ze eenmaal thuis is. Ze wil voornamelijk terug naar haar familie en denkt dat als ze daar zal zijn, het allemaal goed komt. Ze denkt ook dat ze haar daar beter begrijpen, omdat het haar landgenoten zijn. 37
B Aanspraak op verblijf Als een vrouw niet terug wil of kan, kan ze proberen aanspraak op verblijf te maken in Nederland. Dit betekent dat zij aangifte zal moeten doen bij de politie en meewerken met het
34 35 36 37
Interview 08-07-2008; Interview 25-08-2008. Idem. Interview 25-08-2008. Interview 21-08-2008.
42
strafbaarheidsonderzoek. Niet in alle landen is de politie betrouwbaar. De angst voor afpersing of dwang door ervaringen in eigen land, maakt dat dit tegen hun eigen veiligheidsgevoel kan ingaan. De mogelijkheid om (legaal) in Nederland te verblijven wordt hierdoor in eerste instantie beperkt. Echter op termijn kan het hun ruimte voor agency vergroten. Als het lukt om een verblijfsvergunning te krijgen, kunnen zij een veilig bestaan opbouwen in Nederland met de voorzieningen en kansen die daarbij horen. Het gegeven dat het contact met de politie een gevoel van onveiligheid met zich mee kan brengen, is iets waar het ACM van op de hoogte is, aldus zorgcoördinator Mirjam. De medewerksters van het ACM proberen dan ook het verschil uit te leggen tussen hoe de politie in Nederland werkt en in het land van herkomst. Maatschappelijk werkster Ursula benoemt haar positieve ervaringen met politie in het buitenland. Bijvoorbeeld dat de politie in Roemenie coöperatiever is dan bijvoorbeeld de politie hier in Nederland.38 De zedenpolitie behandelt de zaken van Slachtoffers van mensenhandel. Na aangifte wordt een onderzoek gestart. Er wordt gezocht naar sporen, bewijs wordt verzameld en verdachten en getuigen gehoord.39 ‘Zolang het onderzoek duurt, blijft de B9 regeling van kracht,’ vertelt Renee. Als de daders worden veroordeeld, krijgt een slachtoffer van mensenhandel een verblijfsvergunning. Hier hebben vrouwen automatisch recht op, als het onderzoek langer dan drie jaar duurt. Echter, als er te weinig opsporingsindicaties zijn, kunnen de daders niet vervolgd worden. Dit heet een ‘sepot’ en betekent het einde van de B9 regeling betekent en dus van het recht op tijdelijk verblijf. Een goede advocaat, vindt Renee, gaat dan verder met de B16. Dit is een regeling waarbij voor een vrouw die op humanitaire gronden niet terug kan naar haar land van herkomst, bijvoorbeeld vanwege schaamte of cultuurbepaalde waarden, alsnog een verblijfsvergunning wordt aangevraagd.40 Mirjam heeft als zorgcoördinator de taak knelpunten in de hulpverlening en het beleid te signaleren. Zij zou graag een verandering zien in twee procedures die de positie van de vrouwen verbeteren. De eerste is de langdurige onzekerheid rondom recht op verblijf. Als er onvoldoende bewijs is tegen de dader, kunnen vrouwen toch recht krijgen op verblijf, maar dit geldt alleen als het onderzoek drie jaar heeft geduurd en de vrouwen al die tijd hebben meegewerkt. Dit is een lange en onzekere periode. Mirjam pleit dan ook voor een Belgisch model waar deze periode korter is, namelijk twee jaar. De tweede procedure betreft de zwakke positie van vrouwen die op humanitaire gronden willen blijven. Zij moeten zelf bewijs leveren dat het onveilig is in het land 38 39 40
Interview 07-10-2008. HVO-Querido (s.a.) b. Folder: ‘Een keten van zorg voor slachtoffers’. Interview 08-07-2008.
43
van herkomst en contact hiervoor opnemen met instanties. Mirjam zou dit liever omgekeerd zien. De Nederlandse overheid moet bewijzen dat het wél veilig is. ‘Een moeilijkheid hierin is,’ zo zegt Mirjam, ‘dat de B9-regeling voornamelijk in het leven geroepen is om de politieonderzoeken te ondersteunen en niet om de slachtoffers te beschermen.’41 De Chinese Ling vertelt in het interview dat ze zich bezorgd maakt over haar toekomst. Als ze niet in Nederland kan blijven, weet ze niet wat er gaat gebeuren. Ze zegt dat ze gevaar loopt als ze terug zou moeten. Ze is al een aantal jaren hier en ze heeft in haar land van herkomst geen familie en vrienden waar ze naar toe kan.42 C Prostitutie Verschillende cliënten die bij het ACM zijn binnengekomen kiezen ervoor om terug de prostitutie in te gaan. Vooral vrouwen uit de voormalig Oostbloklanden en Afrikaanse vrouwen die nog niet gewerkt hebben, maken deze keuze vaak. ‘Het is gemakkelijk geld verdienen en zolang zij enige zeggenschap houden, vinden ze het vaak niet zo erg om te doen,’ zegt Nel. Op het moment dat vrouwen vertrekken, wordt dit altijd gemeld bij de GGD. Deze kan dan bijvoorbeeld via gezondheidscontroles toch contact houden met de vrouwen. 43 Prostitutie is een legaal beroep in Nederland en de keuze wordt gerespecteerd door het ACM. ‘Wel zullen de medewerksters altijd middels voorlichting en gesprekken de cliënt zoveel mogelijk bewust proberen te maken van de consequenties van die keuze,’ zo zegt Nel. Ze kunnen bijvoorbeeld zonder pooier aan het werk gaan, zodat ze meer geld overhouden. Ook probeert ze de vrouwen te leren, beslissingen te nemen rondom hun lichaam en zelfbeschikking. Bijvoorbeeld door hen te leren hoe ze condooms op een goede manier gebruiken, zich niet te laten dwingen tot ongewenste handelingen en zelfstandig leren beslissingen te nemen.44 Nel trekt echter wel de kwestie van vrijwilligheid in twijfel. Pooiers geven vrouwen bijvoorbeeld voldoende geld om hen een rijk gevoel te bezorgen. Het is echter maar een klein gedeelte van wat ze kunnen verdienen als ze zelfstandig werken. Sommige vrouwen maakt dit niets uit. In vergelijking met wat ze zouden verdienen in hun thuisland, verdienen ze veel. Ook is het de vraag of bij dalende inkomsten de vrouwen evenveel vrijheid blijven houden. Zolang er genoeg klanten komen, hebben de vrouwen enige zeggenschap over wie ze wel of niet als klant
41 42 43 44
Idem. Interview 07-10-2008. Interview 25-08-2008. Idem.
44
willen. Als dit niet het geval is zullen zij iedere klant moeten accepteren en is de kans kleiner dat zij hun geld mogen houden.45
D Vertrek met onbekende bestemming Zoals uit de vorige paragraaf bleek is er ook een groep die voortijdig vertrekt. Soms om alsnog contact op te nemen met de mensenhandelaar die hun verhandelde. Nel vertelt dat sommige vrouwen die bij het ACM terecht komen al geruime tijd in de illegaliteit zaten en brede contacten hebben in netwerken van migrantengroepen van bijvoorbeeld Chinezen en Nigerianen in Amsterdam. Hun vertrouwen in het Nederlandse systeem is gering. Sommigen kiezen er dan ook voor om terug te gaan in dit netwerk.46 De illegaliteit kan een praktisch toekomstperspectief vormen. Dit geldt zeker voor Chinezen die vaak niet terug kunnen naar China, zelfs als zij dat graag zouden willen. Teruggaan naar hun netwerk is dan de enige mogelijkheid op een redelijk bestaan. Er komt natuurlijk misbruik voor in dit soort netwerken, maar dat is niet standaard. De B9-procedure kan de problemen voor de vrouwen wel eens groter maken. Zij moeten dan immers meewerken met de politie. Mochten de handelaren hier achter komen, dan kan dit hen in gevaar brengen. De criminelen kunnen besluiten tot represailles op de vrouwen zelf, of op hun familie. Als illegaal op straat hebben deze vrouwen geen enkele bescherming. Zodra vrouwen voortijdig vertrekken, kunnen zij alsnog ambulant begeleid worden door het ACM. De meeste vrouwen doen dit echter niet in overleg en ‘verdwijnen’. Deze vrouwen zijn niet illegaal in Nederland: de drie maanden bedenktijd loopt nog, met alle rechten die daarbij horen. Pas als deze periode is afgelopen zonder dat zij aangifte hebben gedaan, verliezen zij hun (tijdelijke) status. Het team ziet de vrouwen deze keuze liever niet maken. Dit omdat, zoals Mirjam zegt, het de vrouwen in een kwetsbare positie zet. Ze maken vaker geen gebruik van de rechten die voortkomen uit de B9 regeling. Daarnaast heeft Ursula al dikwijls gezien dat vrouwen opnieuw in situaties van (huiselijk) geweld terechtkomen.47 ‘Vanuit het ACM is er beperkte ruimte om illegale vrouwen te begeleiden,’ vertelt zorgcoördinator Mirjam. Men kan deze vrouwen advies geven en doorverwijzen naar bijvoorbeeld BLinN.48 BLinN heeft onder andere een netwerk ter ondersteuning van illegale vrouwen. Als
45 46 47 48
Idem. Idem. Interview 07-10-2008. Bonded Labour in Nederland (BLinN), programma van Humanitas en Oxfam Novib, ondersteunt slachtoffer van mensenhandel in Nederland.
45
illegaal kunnen ze werken in het zwarte circuit. Hun kinderen hebben recht op onderwijs en bij ernstige ziekten hebben zowel vrouw als kind recht op medische hulp.49
Tussenstand In het voorgaande zien we een spanningsveld in de agency van vrouwen bij de mogelijke trajecten die zij kunnen aangaan; aanspraak op een verblijfsvergunning of terugkeer naar het land van herkomst. Op het moment dat vrouwen legaal in Nederland willen verblijven, zien we dat dit beperkt wordt door een tweetal factoren. Ten eerste is het niet voor iedereen mogelijk; alleen bij voldoende bewijs kunnen slachtoffers blijven. Doordat het ACM de vrouwen voorlicht over dit traject en goede juridische hulp biedt, wordt hun positie wel versterkt en krijgen zij meer handelingsruimte. Ten tweede zijn slachtoffers verplicht mee te werken met de politie als zij dit traject willen aangaan, terwijl dit voor sommigen sterk tegen het veiligheidsgevoel ingaat. De voorlichting die het ACM geeft over de politie kan het veiligheidsgevoel versterken, zodat dit een reële mogelijkheid wordt voor slachtoffers van mensenhandel. Bij terugkeer naar het land van herkomst zien we een spanning in agency, doordat het ACM zich bewust is van de mogelijke gevaren van terugkeer, maar daarop slechts een beperkt antwoord heeft; het ACM kan de vrouw alleen begeleiden zolang zij in het centrum verblijft en de voorzieningen in het land van herkomst zijn soms minimaal. Dit maakt de kans op een herhaling van de geschiedenis groter, omdat deze vrouwen beperkt worden door de onveilige en/ of slechte sociaal- economische positie in het land van herkomst. Deze onveilige en slechte positie is dus direct van invloed op hun ruimte voor agency. Daarnaast zien we dat het ACM sterk normatief is als het gaat om de mogelijkheden die vrouwen hebben. Zij zien de vrouwen liever niet de keuze van prostitutie of illegaliteit maken, omdat zij vinden dat het de vrouwen in een kwetsbare positie brengt. Van de ene kant vergroten de medewerksters door voorlichting het handelingsrepertoire van de vrouwen; ze kunnen op grond van de informatie besluiten om niet de keuze voor illegaliteit of prostitutie te maken, of later terugkomen op hun beslissing en alsnog voor het ACM kiezen. Aan de andere kant, zodra de legale trajecten onveilig of onmogelijk zijn, is de illegaliteit de enige mogelijkheid en een praktisch toekomstperspectief. Het meewerken met de politie, de voorkeur van het ACM, kan de vrouwelijke slachtoffers juist in gevaar brengen.
49
Interview 09-09-2008.
46
Op beleidsmatig niveau zien we wel dat de zorgcoördinator van het ACM, middels advies aan overheden, de positie van slachtoffers van mensenhandel versterkt. Het zou voor deze vrouwen meer zekerheid en mogelijkheden tot agency geven als de procedures in hun voordeel veranderd zouden worden.
47
3.2 Verblijf In dit tweede gedeelte van de analyse beperk ik mij tot de reguliere cliënten die ervoor kiezen verbonden te blijven aan het ACM. De crisisplaatsingen en het ambulante traject komen zijdelings ter sprake bij verschillende onderdelen. Vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel komen in aanraking met vier onderdelen van de hulpverlening van het ACM, die van invloed zijn op hun agency. Deze onderdelen zijn het programma, het groepsproces, de persoonlijke hulpverlening en de zorgcoördinatie. De zorgcoördinatie neemt een aparte plaats in binnen dit verhaal, omdat deze zich richt op beleidsmatige en ondersteunende taken. De vrouwen merken niet direct de invloed van deze meer overstijgende functie van het ACM. In de interviews bleek ook dat dit niet aansloot op hun belevingswereld en als zodanig hadden zij hier geen reactie op. Achtereenvolgens zullen de onderdelen in deze paragraaf worden beschreven.
3.2.1 Opvang Madelene heeft na lang twijfelen besloten om niet terug naar huis te gaan. Ze hoopt in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning in Nederland. Tegelijkertijd betekent dit dat ze in het ACM moet blijven en dat geeft haar een dubbel gevoel. Ze is blij met de hulp die ze krijgt, maar zou liever een plek voor zichzelf hebben. De vrouwen verblijven in eerste instantie op de crisisafdeling. Het beleid van het ACM is erop gericht om zo snel mogelijk over te stappen naar een zo licht mogelijke vorm van hulp. Het te lang in een 24-uurs voorziening verblijven, kan leiden tot hospitalisering. Zodra mensen dan weer zelfstandig moeten gaan wonen is de drempel hoog, omdat ze gewend zijn om in een instelling te verblijven. Zelfstandigheid wordt door zowel het ACM als de vrouwen zelf belangrijk gevonden, zo stelt zorgcoördinator Mirjam in een interview. 50 Er zijn zes crisisplaatsen in het ACM, waar vrouwen voor drie tot maximaal zes weken kunnen verblijven en waar gekeken wordt welke vervolghulp noodzakelijk is. Deze tijdslimiet wordt nogal eens overschreden bij gebrek aan een goede vervolgplek, aldus Mirjam. Vooral bij meisjes en vrouwen met dubbele problematiek, zoals ex-loverboy en psychiatrie, is dit vaak het geval.51 Na de crisisopname kan een vrouw als reguliere cliënt in het ACM verblijven of geplaatst worden in andere opvangcentra elders in het land. In 2008 is het regulier verblijf in het ACM
50 51
HVO-Querido (s.a.) c. ‘Perspectieven in transit’ (toelichting zorgcoördinatie). HVO-Querido (s.a.) d. Folder: ‘Regels Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel’.
48
uitgebreid van vier naar zes plaatsen. Hier kunnen vrouwen, eventueel met kinderen, gericht aan zelfstandigheid werken. De verblijfsduur is maximaal een jaar.52 In de praktijk wordt met de termijn soepel omgegaan. Ambulante hulpverlening is een vervolgtraject, waarbij vrouwen tot één jaar hulp krijgen van een ambulant maatschappelijk werkster. Na dit jaar worden ze overgedragen aan het algemeen maatschappelijk werk. ‘In 2008 is een aparte functie voor dit vervolgtraject ingesteld,’ zo zegt zorgcoördinator Mirjam. Voorheen werden zij begeleid door de maatschappelijk werkster.53 Er bleek meer hulp nodig te zijn dan de maatschappelijk werkster aankon. Het aantal cliënten in ambulante begeleiding verschilt: momenteel worden 15 vrouwen actief begeleid waarbij er wekelijks contact met hen is. Daarnaast zijn er 15 tot 20 vrouwen die af en toe contact opnemen. Vrouwen kunnen direct ambulant gaan wonen of eerst als reguliere cliënt in het ACM verblijven.54 Cliënten kunnen ervoor kiezen een eigen kamer te zoeken, maar er zijn ook satellietwoningen beschikbaar vanuit HVO-Querido. ‘Momenteel wonen twee cliënten in een satellietwoning en krijgen ambulante hulp,’ zegt Nel.55 Het ACM-team ziet liever dat cliënten intern verblijven, omdat dit de hulpverlening een stuk makkelijker maakt. Zodra de vrouwen proberen zelf zaken te regelen, blijkt vaak dat ze geen of weinig gebruik maken van hun verworven rechten. Ook is het zo dat veel van de betrokken organisaties, zoals het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, star zijn in hun uitvoering. Er komt veel papierwerk en kennis bij kijken om de procedures goed af te handelen.56 De Nederlands-Indiase Rosalinda en de Chinese Lu zijn beiden minderjarig en zouden in eerste instantie voor een korte periode in het ACM verblijven. Rosalinda zou doorgeplaatst worden naar een gespecialiseerde instelling, maar omdat daar geen plek was is ze nog steeds hier. Ook Lu zou doorverwezen worden naar een gespecialiseerde instelling, maar ze kan niet uitleggen waarom ze nog steeds hier is. Ze denkt omdat ze speciale hulp nodig had en ze die hier kan krijgen. Voor beiden brengt deze onduidelijkheid onzekerheid met zich mee. Rosalina geeft aan dat een aantal dingen, zoals therapie, pas later zijn opgestart, toen bleek dat ze hier zou blijven. Lu vertelt dat ze niet meer weg wil, ze voelt zich veilig hier.57
52 53 54 55
56
HVO-Querido 2008. Interview 09-09-2008. Uitspraak woonbegeleidster ACM: telefoongesprek. Gehouden op 28-11-2008. HVO-Querido (s.a.) e. Productbeschrijving: ‘De Roggeveen zorgcoördinatie slachtoffers van mensenhandel’; Uitspraak 28-11-2008. Interview 07-10-2008.
49
Tussenstand In het voorgaande zien we een spanning in agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel als het gaat om de zelfstandigheid. Hierbij zorgt de slechte doorstroom in de opvang, bijvoorbeeld door een tekort aan gespecialiseerde vervolgplekken, ervoor dat vrouwen geen passende hulp krijgen of te lang intern blijven, terwijl ze al toe zijn aan meer zelfstandigheid. Dit is een beperking in hun agency, omdat zij onnodig afhankelijk blijven van de hulpverlening, of niet de hulp krijgen die zij nodig hebben en wensen om hun zelfstandigheid te bevorderen. Daarnaast zien we bij het ACM-team een tegenstrijdige opvatting over de zelfstandigheid van hun cliënten. Aan de ene kant willen zij hospitaliseren tegengaan en cliënten zo snel mogelijk zelfstandig laten wonen. Aan de andere kant zagen we dat zij de vrouwen het liefst intern houden, omdat het hun kansen vergroot in de omgang met instanties en het gebruik van verworven rechten.
3.2.2 Programma Maria werkte vooral ‟s avonds en ‟s nachts. Nu wordt er van haar verwacht dat ze elke ochtend om 9.15 uur koffie komt drinken. Ze vond dit in het begin vervelend en onnodig. Nu activiteitenbegeleidster Iris haar met behulp van een tolk heeft uitgelegd waarom dit belangrijk is, wil ze wel aan de verwachtingen van het ACM voldoen. Ze kan haar aandacht er echter niet bij houden. Ze ligt de hele nacht te piekeren en ‟s morgens is ze zo moe dat ze het liefst in haar bed blijft liggen. Als ze dan toch bij de koffie zit, dwalen haar gedachten de hele tijd af. Ze maakt zich zorgen dat ze terug naar huis moet.
Een onderdeel van de hulpverlening van het ACM is het activiteitenaanbod. Het dagprogramma is verplicht, totdat cliënten eigen bezigheden hebben, zoals scholing, werk of het bezoeken van instanties. Iris legt uit dat naast het terugkrijgen van een dag- en nachtritme, het programma ook een aantal andere doelstellingen heeft. Een gedeelte van de activiteiten is gericht op ontspanning, zoals de creatieve activiteiten en zwemmen. Andere activiteiten zijn cursussen gericht op bewustwording of het aanleren van nieuwe vaardigheden. Maar de belangrijkste doelstelling van de activiteiten is het vergroten van zelfvertrouwen en zelfstandigheid.58
57
Interview 16-09-2008.
50
A Ontspanning Ter ontspanning worden regelmatig creatieve activiteiten aangeboden. Activiteitenbegeleidster Iris kijkt daarbij naar wat iemand graag doet en kan. Er worden spullen aangeschaft en voorbeelden gezocht voor de activiteit, zodat de betreffende persoon dit ook buiten het programma aanbod kan doen. Dit, om ’s avonds en in het weekend afleiding te hebben en te kunnen ontspannen. ‘Immers,’ zo zegt Iris, ‘de onzekerheid is juist bij deze doelgroep groot; ze hebben veel meegemaakt en moeten lang wachten tot ze zekerheid hebben over wat er gaat gebeuren.’ Ook gaat de groep bijna elke week zwemmen. Iris vertelt dat de vrouwen in warm water tot rust komen en ontspannen. Zij wil daarnaast in de toekomst oefeningen gaan aanbieden om de bewoonsters te leren bewust te ontspannen en naar de signalen van hun lichaam te leren luisteren.59 Het programma van deze ontspannende activiteiten staat gedeeltelijk vast. Elke ochtend is er koffie, waarna een activiteit plaatsvindt. Behalve op woensdag, want dan is er ’s middags een activiteit met een vrijwilligster. Tegelijkertijd kunnen de vrouwen ideeën inbrengen en wordt hun ook regelmatig om ideeën gevraagd. Iris wil dit voor de reguliere cliënten in de toekomst meer gestructureerd aanpakken, door in een apart intakegesprek goed zicht te krijgen op iemands kwaliteiten en wensen.60 Sommige vrouwen zien het programma als een welkome afleiding, bij anderen bestaat weerstand. De Nederlands-Indiase Rosalinda vindt het frustrerend om steeds dezelfde activiteiten te doen met dezelfde mensen. Ze snapt echter wel waarom het ACM vindt dat het goed voor haar is. Middels creativiteit hopen de medewerksters dat zij tot rust komt en minder gaat piekeren. De Roemeense Krista, die teruggaat naar haar thuisland, vertelt dat ze de activiteiten niet leuk vindt, maar blij is dat ze in de tussentijd iets te doen heeft. Wat het precies is, maakt haar niet zoveel uit. Ze wil dat de tijd in dit centrum en in Nederland zo snel mogelijk voorbij gaat. De activiteiten helpen daarbij.61 Als cliënten weerstand hebben, is dit vooral in het begin, legt Iris uit. Ze hebben veel meegemaakt en zijn depressief en getraumatiseerd. Voor deze individuele behoeften is ruimte. Er wordt dan gekeken naar een alternatief dagprogramma. Iris constateert dat door uitleg te
58 59 60
61
Interview 08-07 2008. Idem. Observatie cliëntactiviteiten ACM op 16-06-2008. Observatie collectie van de auteur: verslag; Interview 08-07-2008 Interview 21-08-2008.
51
geven waarom het zo belangrijk is dat vrouwen meedoen en op tijd opstaan, deze weerstand overwonnen wordt.62 De vrouwen blijven ambivalent over dit verplichte programma. Vooral Rosalinda, die hier al een paar maanden zit, heeft er vaak geen zin in. Toch heeft ze geaccepteerd dat het erbij hoort. De Nigeriaanse Mahalia vond het programma niet leuk tijdens haar verblijf in het ACM. Ze heeft toen echter een begin gemaakt met het leren naaien en heeft daar nu profijt van.63
B Empowerment De bovenstaande activiteiten zijn naast niet alleen bedoeld als ontspannend, maar ook gericht op het terugkrijgen van zelfwaardering. Gerichter hierin zijn de cursussen die aangeboden worden voor cliënten die langere tijd in het ACM verblijven, zoals weerbaarheidstraining, een cursus sociale relaties en seksuele voorlichting. De eerste twee trainingen worden door de vrouwenhulpverlening Amsterdam gegeven en de derde door de GGD. De cursussen zijn verplicht. De professionals van het ACM weten niet wat er in de training weerbaarheid en sociale relaties besproken wordt. Zij zijn zelf niet aanwezig en vinden dit een privé aangelegenheid, zo zegt woonbegeleidster Nel.64 Bij navraag blijkt dat de vrouwenhulpverlening gebruikt maakt van methoden die ontwikkeld zijn door MOVISIE, het landelijk kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. In de cursus weerbaarheid wordt geleerd op te komen voor jezelf. Hiertoe wordt gewerkt aan het vergroten van het zelfvertrouwen en het herkennen van grenzen. Er wordt geoefend met verschillende vormen van gedrag om te voorkomen dat vrouwen slachtoffer worden van grensoverschrijdend gedrag. Vrouwen leren ‘gebruik [te] maken van fysieke, verbale en mentale technieken en methodieken om op te komen voor zichzelf, te oefenen met vechtlust in confronterende situaties en het stroomlijnen van emoties.’65 Er is een specifiek programma ontwikkeld voor slachtoffers van mensenhandel, en tijdens de cursus wordt gekeken naar de wensen en mogelijkheden van de cursisten.66 De seksuele voorlichting is ondermeer gericht op het vergroten van zelfvertrouwen. Zoals Nel het benoemt, ‘gaat het eigenlijk over het vrouwenlijf en dat jij daar de baas over bent.’67 Ook wordt er tijdens de seksuele voorlichting gewerkt met de vrouwen aan het vergroten van kennis 62 63 64 65 66 67
Interview 08-07-2008. Interview 16-09-2008. Observatie cliëntactiviteiten ACM op 24-06-2008. Observatie collectie van de auteur: verslag. NIZW (s.a.).‘Weerbaarheid’. Idem. Interview 25-08-2008.
52
over en inzicht in seksualiteit. Er wordt bijvoorbeeld een tekening gebruikt van de schaamstreek, waarop de vrouwen invullen hoe elk deel heet en worden de functies van deze delen besproken. Of er wordt geoefend in het omdoen van condooms en voorlichting gegeven over de voor- en nadelen van andere voorbehoedsmiddelen. Ook leren vrouwen zichzelf te controleren op borstkanker.68 Twee cliënten die al langer intern verblijven, Lu en Rosalinda, vertellen dat ze de cursus nuttig vonden, maar steeds hetzelfde. Hierdoor hebben ze het idee hun tijd te verdoen. Lu zou liever vaker Nederlandse les hebben. Rosalinda zou vaker tijd voor haar vrienden willen hebben of dingen voor zichzelf doen.69 Geconfronteerd met de uitspraken van bovenstaande cliënten, geven verschillende mensen uit het team aan dat ook zij liever zouden willen dat er een uitgebreider programma is, zodat beter op de individuele behoeften van de bewoonsters ingespeeld kan worden. Dit is een kwestie van tijd en geld, waar aan gewerkt wordt.70 Volgens Iris wordt het aanbod wel aangepast aan de wensen van de cliënt: hen wordt regelmatig gevraagd wat ze willen doen of wat ze zouden willen leren. Hoe langer het verblijf van een cliënt bij het ACM, hoe meer afgestemd kan worden op deze behoeften. Zoals bleek uit het bovenstaande, ervaren cliënten dit niet zo. Om aan de individuele behoeften tegemoet te komen worden ook individuele programma’s aangeboden. Zo kan, als een vrouw twijfelt of ze wil blijven werken als prostitué, bijvoorbeeld het Scharlaken Koord of P&G 292 langs komen.. Beide organisaties bieden hulpverlening aan en richten zich op de maatschappelijke positie van prostituees. Zij praten met de vrouw over haar positie in dit beroep, en de keuze om hiermee door te gaan of niet. Hierbij is het doel om door kennis en inzicht sterker te worden, bewuste keuzes te kunnen maken en zo zelfstandig te worden. Voor een verstandelijk gehandicapte vrouw wordt gespecialiseerde hulpverlening in huis gehaald, om haar extra individuele begeleiding te geven.71
C Praktische vaardigheden Maatschappelijk werkster Renee legt uit dat het ACM het kunnen participeren in de Nederlandse samenleving belangrijk vindt voor cliënten. Hieronder verstaat ze het kunnen omgaan met instanties en organisaties, Nederlands kunnen praten, het hebben van een baan of andere zinvolle
68 69 70 71
Observatie 24-06-2008. Interview 21-08-2008. Interview 07-10-2008. Interview 08-07-2008.
53
tijdsbesteding en niet afhankelijk zijn van anderen. Niet van het ACM, maar ook niet van het CWI, de uitkeringsinstantie.72 Zo vertelt Nel dat ze in het begin wel eens mee gaat naar instanties. Dit wordt afgebouwd door bijvoorbeeld eerst te bellen van tevoren, maar daarna alleen een brief mee te geven. Het is de bedoeling om de hulpverlening, die de vrouwen nodig hebben, in de toekomst tot een minimum te beperken.73 Zodra cliënten van de crisisafdeling naar de reguliere afdeling gaan, zijn zij verplicht de inburgeringscursus te volgen, net zoals andere migranten. In de praktijk loopt dit niet soepel; er zijn te weinig docenten en scholen voor inburgering in Amsterdam. Hierdoor volgen de meeste vrouwen deze cursus later dan zij er recht op hebben. Het ACM heeft daarom twee vrijwilligers die ter overbrugging Nederlandse les geven.74 Maar ook cliënten die terug naar huis gaan, wordt geprobeerd enig Nederlands bij te brengen, om zich te kunnen redden in de tijd dat ze nog hier zijn. Volgens activiteitenbegeleidster Iris is dit vaak ook de vraag van de vrouwen. Zij heeft het idee dat dit de vrouwen meer grip geeft op hun leven zolang zij hier verblijven, zij voelen zich vaak al zo onzeker. Het zijn voornamelijk de vrouwen die Engels spreken, die het niet nodig vinden. Zij kunnen zich immers verstaanbaar maken.75 De reguliere en ambulante cliënten geven aan Nederlandse les inderdaad belangrijk te vinden, net als het leren over de Nederlandse gewoonten en cultuur. Ze hebben het idee dat er misverstanden ontstaan doordat ze de taal onvoldoende beheersen en ze willen zonder tolk met instanties kunnen praten. Ook wordt het voorbeeld genoemd dat als je kind naar school gaat, het prettig is als je de taal spreekt. Je kunt dan met de leraren praten en je kind Nederlands leren.76 Als cliënten toewerken naar een verblijfsvergunning en ze al redelijk Engels of Nederlands spreken, wordt gekeken of ze verdere scholing gaan volgen of gaan werken. Het ACM kijkt hierbij naar de mogelijkheden van de individuele cliënt. Zo volgt één vrouw Nederlandse les met het idee tolk te worden; een andere doet vrijwilligerswerk in een bejaardencentrum om zo ervaring op te doen. Binnen het ACM zijn er ook enige mogelijkheden die de vrouwen helpen bij een carrièreperspectief, al is dit meer uitzondering dan regel. Zo heeft de Nigeriaanse Mahalia bij de activiteiten van het ACM kennis gemaakt met naaien. Nu ze ambulant begeleid 72
73 74 75 76
Interview 08-07-2008; Tijdens de afronding het onderzoek is het CWI gefuseerd met het UWV en heet nu UWV werkbedrijf. Interview 25-08-2008. Interview 08-07-2008. Idem. Interview 16-09-2008.
54
wordt, is ze begonnen met een naaicursus en het naaien van haar eigen kleren. Ze is blij dat ze hier in het ACM mee begonnen is. Deze praktische vaardigheid is een mogelijkheid om de agency van vrouwen te vergoten, zij kunnen hiermee zelf kleren maken of er hun geld mee verdienen.77 Een andere cliënt, de Roemeense Krista, heeft in het kledingwinkeltje gewerkt, en soms vragen vrouwen of ze in de kantine mogen meehelpen om zo ervaring op te doen. Het ACM heeft subsidie gekregen om in 2009 een werk/ leren traject op te zetten voor hun cliënten, maar dit zal toch meer extern gebeuren.78
Tussenstand We zien in het voorgaande op vier punten de spanning met de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel tot uiting komen; het programma van het ACM is collectief en wordt grotendeels bepaald door de medewerksters. Het ACM heeft hierbij een duidelijke visie op wat het belangrijk vindt voor de bewoonsters, zoals een dag- en nachtritme en inburgeren in de Nederlandse maatschappij. Hierbij bestaat er de kans dat cliënten die niet geleerd hebben om mondig te zijn en het er niet mee eens zijn, deelname makkelijker accepteren vanuit dankbaarheid dat ze een plek hebben. Vanuit de interviews kwamen diverse geluiden van de bewoonsters over het programma. Zij staan ambivalent ten opzichte van de activiteiten; ze hebben er vaak geen zin in, maar doen toch mee. De cursussen worden nuttig gevonden, maar de herhaling maakt dat ze deze tijd liever op een andere manier benutten. De medewerksters erkennen het probleem dat langer verblijvende cliënten vaker dezelfde cursussen volgen. De vrouwen ervaren de praktische vaardigheden, zoals Nederlandse les, wel als nuttig. De verplichte deelname ervaren de vrouwen bij de eerste twee onderdelen dus als een beperking op hun zelfbeschikking. Tegelijkertijd zijn delen van het programma gericht op empowerment. Zo worden in de cursussen de vermogens van de vrouwen versterkt, bijvoorbeeld door te leren voor zichzelf op te komen. Dit geldt soms ook voor de activiteiten, waarbij enkele vrouwen vaardigheden ontdekken die zij in de toekomst kunnen gebruiken. Daarnaast kan het inventariseren van ideeën bij de activiteiten empowerend werken; de cliënten worden uitgenodigd na te denken over hun wensen en behoeften. Deze verschillende vormen van empowerment vergroten hun mogelijkheden tot agency, doordat hun handelingsrepertoire wordt uitgebreid.
77 78
Idem. Uitspraak activiteitenbegeleidster ACM, telefoongesprek gehouden op 19 december 2008.
55
Naast het vaststaande programma is het ook mogelijk om op de individuele behoeften van cliënten in te spelen door externe organisaties in huis te halen. De extra hulp voor licht verstandelijk gehandicapte vrouwen geldt als bescherming, maar ook als het scheppen van meer mogelijkheden, zoals naar buiten gaan. Hiermee wordt de eerder bevonden conclusie, dat de agency wordt beperkt door de slechte doorstoom naar gespecialiseerde plekken (3.2.1 Tussenstand), afgezwakt. Het ACM kan hiermee immers beter op de persoonlijke hulpvragen inspelen. Ook op het gebied van scholing en werk zien we een individuele aanpak, het ACM kijkt naar dat wat aansluit op de interesses en vaardigheden van een persoon. Meestal worden hiervoor plekken gezocht buiten de organisatie, maar soms kunnen vrouwen ook intern ervaring opdoen. Hiermee wordt dus direct ruimte geboden aan de agency van deze vrouwen, doordat zij meedenken over die zaken die hun leven aangaan. Er is ook gebleken dat het ACM geen mogelijkheden biedt tot een carrièreperspectief in de hulpverlening of het politieke domein, waarvan uit het theoretisch kader bleek dat dit de mogelijkheden tot agency vergroot.
3.2.3 Groepsproces Prija vindt het prettig dat er meerdere vrouwen wonen die dezelfde problemen hebben als zijzelf. Ze heeft verder geen vrienden of familie hier en brengt daarom veel tijd binnen door. Tegelijkertijd is de doorstroom groot: er zijn een hoop vrouwen die komen en gaan. Dit is elke keer weer wennen. Er zijn vaak spanningen in de groep en daar kan ze niet goed tegen. Ze wil zich dan terugtrekken op haar kamer, maar omdat ze deze moet delen kan ze hier niet altijd alleen zijn.
De vrouwen die in het ACM verblijven, wonen samen in een leefgroep. De sociale processen, die ontstaan door de communicatie over en weer tussen bewoners en professionals, worden door de woonbegeleidster aangegrepen als leersituatie. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar het omgaan met afspraken of de sociale omgang met elkaar. Er zijn verschillen in normen, waarden en gewoontes door onder andere cultuurverschillen. ‘Echter de meeste irritaties,’ zo zegt de woonbegeleidster, ‘komen voort uit persoonlijke hebbelijkheden, zoals het laten slingeren van spullen.’79 Verder proberen de verschillende hulpverleners aan de hand van dagelijkse situaties de vrouwen zelfinzicht te bieden in hun gedrag en het effect daarvan op de buitenwereld. Vrouwen die zich
56
uitdagend kleden, maar thuiskomen en het vervelend vinden dat ze worden nagefloten of zich niet veilig voelen, krijgen feedback op hun kledingstijl. Ook weigeren medewerksters om met vrouwen mee te gaan naar buiten als zij zich zo uitdagend kleden.80 Zij proberen hiermee vrouwen een groter veiligheidsgevoel te laten ervaren. Tegelijkertijd wordt hiermee de boodschap gegeven dat vrouwen zelf seksueel intimiderend gedrag kunnen helpen voorkomen. De methodiek die de medewerksters hierbij gebruiken is het competentiemodel. Met deze methodiek wordt constant vanuit een positieve houding feedback gegeven op het gedrag van een cliënt, waarbij de nadruk op de sterke punten gelegd wordt. De houding hierbij is duidelijk en open door het benoemen en uitspreken van gedachten en gewaarwordingen. Deze methode is bedoeld om veiligheid te creëren, doordat de cliënten weten waar ze aan toe zijn.81 Vivian, een Nederlandse, vertelt hierover tijdens een activiteit, dat zij in het ACM geleerd heeft om dingen niet over te nemen van andere vrouwen. Als ze iets niet weten of willen, geeft ze uitleg, maar laat het diegene zelf doen. Zij merkt dat vrouwen anders ‘lui’ worden en voortaan van je verwachten dat je dingen voor hen doet. Ook spreekt ze andere cliënten erop aan als ze teveel hun problemen in de groep bespreken. Het is de bedoeling dat je dit met hulpverleners bespreekt. Iedereen heeft zijn eigen problemen en hoeft niet die van anderen op te lossen. Toch gebeurt dit wel, vooral onder landgenoten die dezelfde taal spreken.82 Vrouwen kunnen door dit samenleven dus leren grenzen te herkennen en aan te geven. Daarmee is het een leerschool in weerbaarheid. Het vergroot de agency van vrouwen omdat zij de mogelijkheid krijgen uit verschillend gedrag te kiezen als reactie op situaties. Jammer is dat het ACM de vrouwen aanraadt om hun problemen niet onderling te bespreken. Het zou ook empowerend kunnen werken. Het delen van ervaringen met ‘lotgenoten’ kan zorgen voor herkenning en erkenning. ‘Het groepsproces heeft ook een nadeel,’ stelt activiteitenbegeleidster Iris: ‘cliënten die minder goed voor zichzelf opkomen, kunnen ondergesneeuwd raken door andere, meer dominante cliënten.’ Ruzie tussen bewoonsters wordt ook opgepakt door de medewerksters, die de omgang met elkaar proberen bespreekbaar maken. De medewerkers stimuleren de vrouwen om voor
79 80 81
82
Interview 25-08-2008 Idem. Babb, Romayco & Marike Wiertz (2007). ‘Externe opdracht’. (Eindverslag SPH: methodiek ontwikkeling ACM). Observatie 24-06-2008.
57
zichzelf op te komen. Mocht een van hen hier niet toe in staat zijn, dan kan ook bijvoorbeeld worden besloten haar naar een andere kamer te verplaatsen.83 De Nederlands-Indiase Rosalinda vindt dat vooral tijdens de vakantie er te weinig aandacht was voor de groep, blijkt uit het tweede interview. Mensen doen zich anders voor als de groepsleiding erbij is en dat vindt ze vervelend. Nu de medewerksters terug zijn van vakantie is er echter weer meer individuele aandacht. De Chinese Lu is het hiermee eens. Ze vond het moeilijk dat er niet altijd iemand beschikbaar was door de drukte. Ze wist dan niet wat ze moest doen met haar probleem.84 Alle deelneemsters vertellen dat zij de meeste mensen in huis niet vertrouwen, maar wel vaak een paar vrienden hebben. Zij gaan alleen om met die mensen die zij graag mogen, de rest vermijden ze. Ze zijn hier niet om vrienden te maken, maar om aan hun eigen problemen te werken, vertellen ze. De twee Chinese vrouwen die regulier verblijven, Xena en Ling hebben hun eigen kamer en trekken zich daarop terug. Wel vertellen zij dat ze normaal met de andere vrouwen proberen om te gaan. Ze vinden ook dat ze ruzies zonder hulpverleners moeten oplossen. Lu, die al twee en een half jaar aan het ACM verbonden is, vertelt dat zij in het ACM geleerd heeft om voor zichzelf op te komen. Zij is Chinese en volgens haar spreken Chinese mensen zich niet uit als ze het ergens niet mee eens zijn. Zij doet dit nu wel.85 De groep wordt gestimuleerd om elkaar te helpen met praktische dingen, zoals boodschappen doen. Het team vindt dit belangrijk omdat dit de vrouwen weerbaarder kan maken. Ze leren zo dat ze niet altijd afhankelijk hoeven te zijn van een hulpverlener. Het zorgen voor anderen kan dus een mogelijkheid zijn om je identiteit en zelfvertrouwen verder te ontwikkelen. Je bent dan niet alleen iemand die hulp krijgt, maar ook iemand die anderen iets kan geven. Als nieuwe cliënten de Nederlandse taal niet spreken en wantrouwend zijn, kunnen zij sneller op hun gemak worden gesteld en vertrouwd raken met medecliënten, dan wanneer de medewerksters dit doen met de hulp van tolken, vindt Nel.86 ‘Er is dan ook bewust voor gekozen om de vrouwen die op de crisisafdeling binnenkomen, gezamenlijk op een kamer te plaatsen,’ vertelt Nel. Door een kamer te delen, kunnen ze elkaar ondersteunen in de crisisperiode en ervaren dat ze er niet alleen voor staan. Voor reguliere cliënten en vrouwen met kinderen wil het team wel een eigen kamer. Het realiseren hiervan duurt door ruimtegebrek soms langer dan wenselijk is.87 83 84 85 86 87
Interview 08-07-2008. Interview 16-09-2008. Idem. Interview 25-08-2008. Interview 07-10-2008.
58
Ook de mate van zelfstandigheid verschilt onder cliënten. Sommige vrouwen zijn dusdanig verstandelijk beperkt, dat het gevaarlijk kan zijn om alleen over straat te gaan. Ze verdwalen of gaan met de verkeerde mensen mee. Tijdens groepsuitjes bijvoorbeeld, is het dan niet mogelijk voor de hulpverleners om dit te begeleiden. Juist in dit soort situaties is de groep heel behulpzaam; de vrouwen willen elkaar helpen. ‘Tijdens een uitje naar de markt besluit één vrouw om de ander de hele dag bij zich te houden,’ zo zegt Nel. Echter, soms komt het ook voor dat een vrouw wel wil helpen, maar hier zelf niet zelfstandig genoeg voor is. Nel kan dit dan niet toelaten en kapt het af.88
Tussenstand We zien hier een spanning met de agency van de bewoonsters van het ACM, die op drie punten tot uiting komt. Ten eerste kan het samenleven in een groep een leerschool zijn in weerbaarheid. De vrouwen kunnen hierdoor leren voor zichzelf opkomen en voorkomen dat er misbruik van hen gemaakt wordt. Twee vrouwen, Vivian en Lu, hebben dit zo ervaren en vertellen dat zij in het ACM geleerd hebben hun grenzen aan te geven. De medewerksters gebruiken hierbij situaties van alledag als leermoment, bijvoorbeeld door feedback op gedrag en kleding. De bewoonsters krijgen echter ook de boodschap mee dat het hun keuze is hoe zij reageren, bijvoorbeeld op seksueel intimiderend gedrag van mannen. De medewerksters hebben daarmee een duidelijk idee over wat beter is en maken dit bespreekbaar met de cliënten. Het door deze confrontaties groeiende zelfinzicht, geeft de vrouwen juist ook weer de mogelijkheid om de regie over hun eigen leven te nemen. Daarnaast bleek dat de bewoonsters gestimuleerd worden om elkaar te helpen in de groep. Dit vergroot de agency van vrouwen, omdat dit het zelfvertrouwen kan versterken en de mogelijkheid biedt om hun identiteit te ontwikkelen. Het ACM beperkt dit tot de praktische zaken in huis, terwijl het delen van ervaringen ook empowerend kan werken. Ten tweede zagen we dat het team het kader van deze leerschool bepaalt. Indien het de inschatting maakt dat een vrouw niet in staat is voor zichzelf op te komen in het contact met een medebewoner, kan het team ervoor kiezen om cliënten te verhuizen en hen zo te beschermen tegen dominante cliënten. Dit is niet empowerend op de korte termijn, maar in ogenschouw moet genomen worden dat de intelligentieniveaus van de vrouwen sterk verschillen, evenals het niveau van hun intersociale ontwikkeling. Op de lange termijn kan het ‘uit de situatie halen’ van een vrouw empowerend werken, omdat zij dan meer bereid zal zijn om aan haar sociale 88
Interview 25-08-2008.
59
vaardigheden te werken, dan wanneer zij in de situatie bleef en langdurig ondergesneeuwd raakte. Ten derde bestaat er een praktische beperking die van invloed is op de agency van de slachtoffers, door het delen van kamers op de crisisafdeling. Aan de ene kant kunnen vrouwen door deze bewuste keuze van het ACM ervaren dat ze lotgenoten hebben en elkaar ondersteunen. Aan de andere kant werkt dit niet voor iedereen. De medewerksters zouden dan ook liever de keus hebben vrouwen apart te kunnen plaatsen mocht dit nodig zijn. Daarnaast blijven vrouwen soms langer op de crisisafdeling dan noodzakelijk vanwege doorstroom beperkingen.
3.2.4 Persoonlijke hulpverlening Prija woont al een paar maanden op de crisis afdeling van het ACM. Ze weet dat ze voorlopig in Nederland mag blijven. Hiervoor heeft ze regelmatig gesprekken met de politie, waarin ze vertelt over de tijd waarin ze illegaal in Nederland verbleef en gedwongen werd tot prostitutie. Ze vindt dit erg moeilijk, want alle herinneringen komen weer boven. Daarnaast zijn er veel dingen die ze niet begrijpt. Nederland vindt ze erg ingewikkeld. Er zijn een hoop verschillende organisaties waar ze naar toe moet met verschillende papieren die weer ingevuld moeten worden.
A Persoonlijk plan ‘Wanneer cliënten in het ACM verblijven, wordt een persoonlijk traject uitgezet,’ zo zegt maatschappelijk werkster Renee.89 Dit gebeurt in overleg met woonbegeleidster Nel en activiteitenbegeleidster Iris aan de hand van het 8-fasenmodel. Deze werkwijze is ontwikkeld door het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn voor de maatschappelijke opvang, om cliënten individueel te begeleiden. Het hulpverleningsmodel is ingedeeld in acht fases, waarin na een periode van analyse, regelmatige evaluatiemomenten worden ingebouwd tijdens het verloop van de hulpverlening. De doelen van de cliënten worden ingedeeld aan de hand van 8 thema’s, namelijk: financiën, wonen, psychosociaal, relaties, systeem, dagbesteding, zingeving en gezondheid. Hiermee wordt geprobeerd aan een zo breed mogelijk spectrum van het leven van de cliënt te werken. Het voordeel hiervan is dat er niet alleen aan de problemen gewerkt wordt, maar dat juist ook de zaken die wél goed gaan in kaart gebracht worden.90 89 90
Interview 08-07-2008. Babb & Wiertz (2007).
60
In het ACM wordt aan de verschillende onderdelen gewerkt door verschillende hulpverleners. Hierbij, legt Renee uit, gaat de woonbegeleidster aan de slag met de praktische dingen in huis. ‘Dus, hoe houd je je unit op orde? Hoe ga je om met geld? Waar ga je je boodschappen doen?’91 Woonbegeleidster Nel vindt persoonlijke aandacht en een individuele aanpak belangrijk. Hierbij wordt er gekeken naar de hulpvragen en behoeften van de slachtoffers van mensenhandel, bijvoorbeeld de zelfstandigheid.92 Renee richt zich als maatschappelijk werkster op verschillende gebieden; zoals voorlichting, psychosociale en juridische begeleiding, en ondersteuning bij het organiseren van de administratie.93 Onder voorlichting valt ook het doorprikken van irreële beelden over Nederland, bijvoorbeeld welke mogelijkheden iemand heeft bij verblijf in Nederland. Soms vertellen vrouwen aan de politie een vluchtverhaalverhaal die niet overeenkomt met hun geschiedenis. Deze collectieve verhalen zijn overlevingsstrategieën waarbij een verhaal verteld wordt, waarvan de vrouwen denken dat deze binnen de kaders van de immigratiewetgeving vallen. Het ACM-team ziet dit als uitingen van actorschap, maar ziet ook de beperkingen hiervan. Renee zegt dat het niet zo is dat ze de vrouwen niet gelooft, maar dat de politie dit verhaal al zo vaak gehoord heeft, dat het ongeloofwaardig wordt gevonden en de betreffende vrouw zo weinig kans maakt om in Nederland te kunnen blijven.94 Het ACM-team is van mening dat, zodra vrouwen hier komen, ze slachtoffer zijn. Waar ze precies slachtoffer van zijn, staat niet ter discussie. Zij hoeven hier verder ook niets mee te doen; het is aan de politie om daarmee om te gaan. Wel vinden ze het jammer dat deze verhalen soms de hulpverlening in de weg staan. Als een vrouw haar verhaal tegenover het ACM volhoudt, kan er niet altijd de juiste psychosociale hulp of therapie aangeboden worden, omdat nog niet duidelijk is wat zij precies nodig heeft. Dit is echter niet altijd zo. Soms zijn de trauma’s die vrouwen in hun vluchtverhaal verwerken dezelfde als in hun echte verleden, en verschilt alleen de tijd en plaats.95 Ook op het gebied van dagbesteding wordt een plan gemaakt. Activiteitenbegeleidster Iris maakt dit plan samen met de cliënte. Iris gebruikt de activiteiten en het groepswerk ook om te observeren en te signaleren. Het voordeel hiervan is dat de vrouwen niet alleen tijdens de gesprekken gezien worden, vindt Iris. Zo gebruikt zij de activiteiten ook om te controleren of de cliënt snapt wat er gebeurt en misschien nog vragen heeft; ze hebben tijd gehad om te laten bezinken wat ze gehoord en besproken hebben. Iris kan hen dan eventueel weer met vragen 91 92 93 94 95
Interview 08-07-2008. Interview 25-08-2008. HVO-Querido (s.a.) a. Interview 08-07-2008. Interview 07-10-2008.
61
doorsturen naar het maatschappelijk werk. Ook geeft het groepswerk haar een veel completer beeld van iemand. Je ziet dan juist hoe mensen op elkaar reageren en met elkaar omgaan. Dit kan dan weer gebruikt worden in de begeleiding.96 Het ACM is onderdeel van HVO-Querido. HVO-Querido stelt in haar kwaliteitsbeleid dat in de begeleiding ‘de tevredenheid van de cliënt, naast succes als pijler wordt gebruikt.’ Daarom werkt men vraaggestuurd.97 Deze participatie van de cliënt wordt in de methodiek gedefinieerd als ‘samen met de cliënt beslissingen nemen, maar tegelijkertijd begeleiden en sturen waar nodig.’98 De visie van waaruit gewerkt word, stelt dat het versterken van het gevoel van eigenwaarde en perspectief bieden voor de toekomst belangrijke pijlers zijn. Om dit te bereiken wordt er gewerkt aan het bewust maken ‘van hun eigen competenties, kracht en kennis.’99 Het bewust zijn van eigen mogelijkheden wordt hierbij gezien als voorwaarde om zelfstandig te kunnen functioneren in de Nederlandse samenleving. De wensen en behoeften van de cliënten vormen uitgangspunten in het gevarieerde en samenhangende hulpverleningsaanbod. Zelfbeschikking en keuzevrijheid zijn hierbij belangrijk waarden.100 In het eerste interview geven twee Chinese vrouwen, Ling en Chai aan, de hulp vanuit het ACM goed te vinden. Bij doorvragen antwoorden ze ‘omdat ze me geholpen hebben.’101 Op één na geven alle vrouwen uit het tweede interview aan tevreden te zijn over de hulpverlening. Twee cliënten vertellen waarom ze zo tevreden zijn: Nederlands-Indiase Rosalinda omdat ze geholpen wordt met allerlei zaken, bijvoorbeeld met financiële kwesties of het omgaan met instanties. Als ze iets niet begrijpt of niet weet wat ze wil, wordt ze geholpen door te praten over wat het inhoudt en welke keuze mogelijk de beste is. Krista, een Roemeense vrouw, is tevreden omdat ze geholpen is met het opbouwen van haar leven in Nederland. Toen ze hier kwam wist ze niets van Nederland. Ook vindt ze het fijn dat het ACM de relatie met haar kind heeft helpen verbeteren. Daarnaast heeft ze een eigen huis dankzij het ACM. Ze heeft het gevoel dat ze altijd bij de hulpverleners terecht kan. Wanneer er geen direct antwoord is, komen ze er op terug. Krista en Lu, die ondertussen een eigen woning hebben, vertellen dat de tijd tot hun verblijfsvergunning een onzekere tijd was. Hierop zijn ze door het ACM voorbereid. Eén Chinese vrouw wil haar mening hierover niet geven; het is niet duidelijk waarom niet.102 96
Interview 08-07-2008. HVO-Querido (2007). Beleidsnota: ‘Kwaliteitsbeleid 2007 – 2010’. Amsterdam. 98 Babb & Wiertz augustus 2007. 99 HVO-Querido (s.a.) a. Folder: ‘Amsterdams Coördinatiecentrum Mensenhandel’. 100 Idem. 101 Interview 21-08-2008. 97
62
B Verwerking ‘Om zo zelfstandig mogelijk verder te kunnen, is ook verwerking nodig van het verleden,’ zo zegt Nel. Hiervoor gaan de reguliere cliënten voor psychotherapie naar een gespecialiseerde organisatie voor getraumatiseerde vluchtelingen en slachtoffers van mensenhandel, bijvoorbeeld Equator. Naast verwerking, wordt in de therapie geprobeerd de vrouwen sterker te maken door hun meer zicht op zichzelf te geven.103 De medewerksters van het ACM zijn niet op de hoogte van wat er wordt besproken binnen deze therapie; dat is privé. Voor de reguliere vrouwen zijn er ook zelfhulp vrouwengroepen waarin ze elkaar kunnen ondersteunen en hun netwerk kunnen uitbreiden. Voor de crisiscliënten is het ACM bezig een groep op te zetten waar een begin wordt gemaakt met therapie, bijvoorbeeld door een thema als het herkennen van stress. ‘Verwerking is voor deze cliënten nog te vroeg,’ zegt Nel.104 Lu, Xena en Krista vertellen in het tweede interview dat ze het prettig vinden dat de medewerksters elke dag kijken hoe het met iedereen gaat. Als je je niet goed voelt, kijken ze hoe ze je kunnen helpen, door bijvoorbeeld een gesprek of naar de dokter te gaan. Krista zegt verder dat ze in het begin sommige zaken moeilijk vond. Ze wilde niet met de medewerksters over haar problemen praten; ze kende hen niet en wilde met rust gelaten worden. Ze was dan ook boos toen de begeleiding bleef aanhouden. Toen ze hierover gepraat had, begreep ze dat dit haar kon helpen om het juist achter zich te laten. Nu is ze blij dat ze het gedaan heeft. Ze voelde zich opgelucht. ‘Toen was het goed,’ zegt ze. Ze kwam tot rust en de relatie tussen haar en de begeleiding is beter geworden.105 Ondanks de gespecialiseerde therapie blijken vrouwen toch vaker opnieuw in gewelddadige relaties terecht te komen. Daarom vindt Nel het zo belangrijk dat vrouwen het ‘slachtofferschap’ loslaten, de regie over hun eigen leven nemen en zich ontwikkelen tot zelfstandige, sterke vrouwen.106 Veel vrouwen, zo stelt Mirjam, hebben bepaalde mechanismen ontwikkeld in hun strijd om te overleven. Daarnaast zijn ze in een vreemd land en kan het prettig zijn om achterover te leunen en iemand anders de dingen te laten regelen; hulpverleners, een pooier of een nieuwe relatie. Het ACM begrijpt dat de overstap naar zelfstandigheid moeilijk kan zijn en
102 103 104 105 106
Interview 16-09-2008. Idem. Interview 25-08-2008. Interview 16-09-2008. Interview 25-08-2008 .
63
dan niet iedereen dit wil of prettig vindt. Echter, zodra vrouwen in een eigen huis willen gaan wonen, vinden de medewerksters van het ACM dat het belangrijk is om te integreren en onafhankelijk te worden.107 Het team loopt hier ook tegen een grens van de hulpverlening aan: zij kunnen hier alleen iets in betekenen als een vrouw dat zelf wil. Middels gesprekken zullen zij proberen de vrouw tot inzicht in haar situatie te laten komen, maar het blijft aan de vrouw om keuzes te maken. Ook zien de medewerksters hier een verschil in normen en waarden. Sommige vrouwen vinden het belangrijker om hun familie iedere maand geld te kunnen sturen, dan een gelijkwaardige relatie aan te gaan. Renee vindt dan ook dat het niet aan de medewerksters is om die vrouwen hun normen en waarden op te leggen.108 Toch kan de vraag gesteld worden of de grens van de hulpverlening inderdaad bereikt is of dat er andere middelen gebruikt zouden moeten worden, vooral als het gaat om situaties van geweld. Dit geweld speelt zich af in de sociale omgeving van de vrouw en deze omgeving zou dus ook betrokken kunnen worden. Het betrekken van de omgeving is niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld als het gaat om criminele netwerken, maar wel bij familie of een (nieuwe) relatie. Op dit moment wordt de familie of een nieuwe relatie echter niet betrokken in de hulpverlening.
Tussenstand In de persoonlijke hulpverlening zien we weer een spanning met de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Het ACM neemt in het hulpverleningscontact het initiatief en activeert de vrouwen. Ten behoeve hiervan worden in het persoonlijke hulpverleningsplan behoeften en vragen van cliënten geïnventariseerd op verschillende levensgebieden. De medewerksters hebben vanuit hun beroep en ervaring wel duidelijke ideeën over ‘een goed leven’. Zij streven naar emotionele en maatschappelijke zelfstandigheid van de cliënten, het versterken van hun eigenwaarde, verwerking van het verleden en het bewust worden van mogelijkheden. Dit ervaren de vrouwen op dat moment niet altijd als goed, bijvoorbeeld als het gaat om het leren zelfstandig beslissingen te nemen. Hier wordt later bij het ‘loslaten van slachtofferschap’ dieper op ingegaan. Achteraf zijn sommige vrouwen wel tevreden, zo geeft Krista aan blij te zijn dat ze over haar problemen is gaan praten. Kortom, onder het mom van zelfstandigheid neemt het ACM de regie over het leven en functioneren van cliënten.
107 108
Interview 07-10-2008. Idem.
64
Hierbij gebruikt het ACM inzicht en bewustwording als de belangrijkste instrumenten om de vrouwen te stimuleren zelf de regie over hun eigen leven weer over te nemen. Dit kan empowerend werken voor deze vrouwen; ze krijgen hierdoor meer zicht op hun situatie (en mogelijkheden) en leren nadenken over wat voor hen belangrijk is. De machtsverschillen door positie en professionaliteit zijn onontkoombaar in het contact tussen hulpverlener en cliënt. Doordat de medewerksters hun visie op ‘een goed leven’ bespreekbaar maken, wordt dit verschil wel minder scherp gemaakt. De spanning in agency bij de persoonlijke hulpverlening wordt nog duidelijker bij de twee bovenstaande voorbeelden van actorschap; het vertellen van collectieve verhalen en slachtofferschap. Het vertellen van collectieve verhalen is een uiting van zelfbeschikking, ook naar het ACM toe. Het gegeven dat het ACM de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel probeert voor te bereiden op de mogelijke consequenties van deze keuze, vergroot hun agency. Het vergroot hun inzicht in de situatie en geeft, als dit een reële optie is, hun de mogelijkheid een andere keuze te maken. Het ACM is niet op de hoogte van de inhoudelijke gesprekken van de therapie bij Equator, waardoor de vrouwen beschermd worden in deze vorm van actorschap. Zij kunnen hun vluchtstrategie in stand houden bij het ACM en toch goede therapeutische hulp krijgen van een externe instantie. Ook het vermeende slachtofferschap is een uiting van actorschap, waarbij een vrouw anderen inschakelt om beslissingen te nemen of voor hen te zorgen. Het ACM bekritiseert dit; zij vindt dat als vrouwen toewerken naar een eigen woning, zelfstandigheid vereist is. Aldus is ook hier een spanningsveld rondom agency, maar eerder ten gunste van cliënten. Het is een conflictsituatie waar het ACM vooralsnog niet uit komt. In het geval van geweldsituaties zou het ACM wél kunnen nadenken over een ander aanbod, wat het mogelijk maakt het systeem in de hulpverlening te betrekken. Het ACM zegt in haar kwaliteitsbeleid te streven naar succes en tevredenheid van de cliënt. Het gegeven dat er een grote kans is dat vrouwen weer in gewelddadige relaties terecht komen, laat zien dat het ACM niet altijd haar resultaat behaalt en is het de vraag of het kwaliteitsbeleid waargemaakt wordt.
3.2.5 Zorgcoördinatie De medewerksters van het ACM zijn uitsluitend aan het werk voor slachtoffers van mensenhandel. Deze doelgroep vereist dan ook kennis van specifieke administratieve en juridische processen, die vaak veel tijd kosten om te begeleiden. Slachtoffers van mensenhandel spreken meestal geen Nederlands, hetgeen van invloed is op de manier waarop groepsprocessen
65
en activiteiten ingevuld worden. Deze zaken en de specifieke problematiek, die een hulpverleningsaanbod vragen gericht op zelfstandigheid en het opnieuw vormgeven van het eigen leven, vereisen specialisme.109 Naast de gespecialiseerde werknemers is het netwerk van het ACM groot. Dit netwerk is ingebed in de methode ‘ketenaanpak’. Dit instrument is sinds 2006 ontwikkeld door Stichting Comensha, het overkoepelde Coördinatiecentrum Mensenhandel. Met de ketenaanpak kunnen netwerken hun samenwerking in kaart brengen en wordt duidelijk wie verantwoordelijk is voor welke activiteit binnen de hulp aan slachtoffers. Hierdoor kunnen ketenpartners elkaar aanspreken, mocht de hulp eventueel stagneren.110 Er wordt regelmatig overleg gevoerd met het netwerk van betrokken instanties. De lijnen met de verschillende betrokken organisaties, zoals de zedenpolitie, advocatuur, het IND en de Internationale Organisatie voor Migratie, zijn kort. Zodra een cliënt besluit te blijven, kan zij gebruik maken van deze diensten. Echter, cliënten die weggaan, kunnen ook begeleiding vragen. Het ACM heeft hiermee een belangrijke plaats in het leven van slachtoffers van mensenhandel; hun hulpverlening en specialisme beslaat een groot deel van hun leven. Het ACM-team zegt geen monopoliepositie te hebben. Een cliënt krijgt altijd een nieuwe kans en daarnaast gaan zij alleen over de regio Amsterdam.111 Voor de zorgcoördinator Mirjam is de taak weggelegd om de opvang, hulpverlening en registratie rondom slachtoffers van mensenhandel te stroomlijnen. Het ACM werkt als eerste in Nederland met een samenwerkingsdriehoek van zorgcoördinatie, politie en advocatuur. Dit vindt Mirjam belangrijk, omdat ‘je precies van elkaar weet wat je doet en op welke manier je werkt.’112 Het coördinatieteam, bestaande uit zedenpolitie, advocaat, IND en de zorgcoördinator, komt elke vier weken bij elkaar. Hierin wordt een zaak gescreend op risico’s en achtergronden, alvorens een plan van aanpak wordt opgesteld voor interventies.113 Een mogelijkheid die de vrouwen zouden kunnen gebruiken om hun agency te vergroten, is de cliëntenraad. Op dit moment is er echter geen enkele cliënt van het ACM die er lid van is, aldus zorgcoördinator Mirjam. Voor de vrouwen die op de crisisafdeling zijn opgenomen, is de tijd te kort om deel te nemen. De vrouwen die reguliere of ambulante hulp krijgen, hebben niet gesolliciteerd op de functie. Echter, stelt Mirjam, door de drukte het afgelopen jaar is er ook
109 110 111 112 113
STV dec (2006). Verslag: ‘Weigeringsgronden slachtoffers van mensenhandel’. HVO-Querido a. HVO-Querido (2008); Interview 07-10-2008. Interview 09-09-2008. HVO-Querido (2008).
66
weinig tijd aan besteed.114 Daarnaast somt het team een aantal praktische zaken op dat het lastig maakt om de vrouwen deel te laten nemen: HVO-Querido is een grote organisatie, en staat als organisatie ver af van de belevingswereld van cliënten. Daarnaast komen vrouwen vaak uit landen waar medezeggenschap in organisaties niet bestaat, en is er het taalprobleem. Cliënten hebben niet alleen tijdens de vergaderingen, maar elk moment van de dag een tolk nodig om te begrijpen hoe de organisatie werkt en te weten wat er speelt onder hun medebewoonsters. Renee denkt dat een aparte cliëntenraad voor het ACM een mogelijkheid zou zijn, maar hier kleven dezelfde praktische bezwaren aan. Wel zijn er op dit moment andere vormen waarmee de vrouwen inspraak hebben in de organisatie. Er zijn bijvoorbeeld de wekelijkse huisvergaderingen van het ACM en de tweejaarlijkse locatievergadering van het Roggeveen gebouw. Nel neemt vrouwen hier mee naartoe. Dit gaat over praktische zaken, bijvoorbeeld voorlichting over brand en de inrichting van het huis. Dit spreekt hen meer aan omdat het dichter bij hun belevingswereld staat.115 Als dit onderwerp ter sprake komt tijdens het interview met reguliere en ambulante cliënten, blijkt dat deze inderdaad geen interesse hebben. Uit het gesprek blijkt echter ook dat ze niet op de hoogte zijn van wat de inspraak inhoudt. Als ze problemen hebben met iets in huis gaan ze liever naar een van de hulpverleners. Dit is voldoende voor hen. Iedereen heeft zijn eigen problemen en een eigen mening, vinden zij. Zij hebben ook het idee dat ze op organisatieniveau niets kunnen veranderen. Ze snappen niet welke meerwaarde een cliëntenraad kan hebben.116 Het ACM heeft, naast de hulpverlening aan en opvang van slachtoffers van mensenhandel, een ondersteunende, adviserende en coördinerende rol naar buiten. Zo ondersteunt en adviseert zij externe hulpverleners en instanties die te maken hebben met slachtoffers van mensenhandel in Amsterdam en omstreken. Dit, ondermeer via voorlichting ‘gericht op het vergroten van kennis van mensenhandel en het signaleren hiervan’, adviezen over praktische vraagstukken en het correct doorlopen van het Ketentraject.117 Elke zes weken is er een werkbijeenkomst om de professionaliteit te bevorderen van werknemers binnen het ACM. Hierin wordt voorlichting gegeven over veranderingen in het beleid, worden signalen behandeld en knelpunten besproken. ‘Op gemeentelijk en landelijk niveau geven de zorgcoördinatoren advies over het beleid en signaleren eventuele knelpunten binnen de hulpverlening,’ vertelt Mirjam. Samen met andere zorgcoördinatoren in Nederland is
114 115 116 117
Interview 09-09-2008. Interview 07-10-2008. Interview 16-09-2008 . HVO-Querido (s.a.) a.
67
er een intervisiegroep waarin deze knelpunten landelijk worden geïnventariseerd. Ook zit zij in een TaskForce vanuit het ministerie van Justitie, waar gebrainstormd wordt over hoe de hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel eruit moet zien.118 Mirjam is als zorgcoördinator dan ook vooral bezig met externe contacten. Vanuit het buitenland komen er delegaties op bezoek om ervaringen uit te wisselen over het werken met deze doelgroep. Ook is er contact met de mensenrechtencommissaris van de raad van Europa, dhr Hammarberg, die advies uitbrengt aan de Europese Unie over de aanpak van slachtoffers van mensenhandel. 119 Toch denken Mirjam en Ursula dat de kans klein is dat ‘hun’ model overgenomen wordt. In Nederland is prostitutie in 2000 gelegaliseerd, terwijl in het Zweedse model prostitutie juist illegaal is en de klant strafbaar wordt gesteld. Dit Zweedse model wordt nu overgenomen door Engeland en is populair in meer Europese landen, zo denken zij. Partijen zoals de ChristenUnie en het CDA zouden dit ook graag willen overnemen. Dit is een totaal andere insteek en zou grote invloed hebben op de hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel. 120 Het strafbaar stellen van prostitueebezoekers kan er namelijk voor zorgen dat prostitutie in het zwarte circuit verdwijnt, waarmee een praktische mogelijkheid om legaal geld te verdienen verdwijnt. Als vrouwen toch in het illegale circuit gaan werken, worden de risico’s voor de vrouwen groter. Er is geen mogelijkheid tot controle en deze vrouwen zijn dan overgeleverd aan criminele organisaties en pooiers. De kans is dan groot dat zij opnieuw uitgebuit en getraumatiseerd worden. Deze uitbuiting staat zeker hun zelfstandigheid en agency in de weg.
Tussenstand In het voorgaande komt agency op drie vlakken tot uiting. Het ACM werkt aan het verbeteren van de maatschappelijke positie van alle slachtoffers van mensenhandel en vergroot daarmee hun mogelijkheden en ruimte voor agency. Het ACM geeft bijvoorbeeld voorlichting aan en ondersteunt betrokken instanties en hulpverleners, waardoor zij eerder signalen van mensenhandel kunnen herkennen en adequaat kunnen reageren. Dit kan gezien worden als het betrekken van de gemeenschap in brede zin; hoe wijder en breder de kennis en kunde rondom slachtoffers van mensenhandel reiken, hoe eerder vrouwen de kans krijgen om uit deze situatie te ontsnappen. De ontsnapping zelf kan voor veel vrouwen het startsein betekenen voor een
118 119 120
HVO-Querido (2008); Interview 9 september 2008. Idem. Interview 09-09-2008.
68
uitbreiding van hun agency, waarbij zij niet langer bedreigd worden in hun ontwikkeling naar zelfstandige, autonome, sterke vrouwen. Daarnaast bestaat rondom de participatie van de slachtoffers van mensenhandel in de organisatie van HVO-Querido een spanningsveld. Het gegeven dat nog niemand van de vrouwen aan de cliëntenraad deelneemt, is een gemiste kans op het gebied van agency. De vrouwen krijgen hier de kans zich sterk te maken voor zichzelf en anderen in de organisatie. Tegelijkertijd is de cliëntenraad een geïnstitutionaliseerde vorm van participatie. Dit wordt enigszins vervangen doordat de vrouwen in vergaderingen gevraagd worden mee te denken over het wel en wee van de groep en het gebouw. Willen vrouwen hier aan deelnemen, dan betekent dit dat zij ingeburgerd moeten zijn in het Nederlandse en bureaucratische systeem, wat voor velen de nodige aanpassing vergt. Ook op het internationale vlak zet het ACM zich in voor de positie van slachtoffers van mensenhandel. De voorbeeldfunctie van het ACM betekent dat zij mogelijk een machtige partij wordt in de opvang van slachtoffers en hiermee in de kansen van deze vrouwen in maatschappelijke en politieke zin. Het is echter geen monopoliepositie; zoals we eerder zagen zijn er andere organisaties beschikbaar zoals BLinN en de overkoepelende Stichting Comensha. Het is ook juist de samenwerking tussen al deze organisaties die het potentieel van de hulpverlening vergroten. Daarnaast werd beschreven hoe in Europa veel draagvlak bestaat voor het Zweedse model, waarbij de prostitutie illegaal is. Hiermee zou de positie van slachtoffers van mensenhandel mogelijk verslechteren en hun ruimte tot agency verkleind worden, doordat zij een mogelijkheid tot het verdienen van geld verliezen.
69
4 Conclusie In dit onderzoek is middels een praktijkbeschrijving inzicht gegeven in hoe het aanbod van het ACM zich verhoudt tot de agency van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel, die van de hulpverlening van het ACM gebruikmaken. Het theoretisch kader leert dat het ‘helpen’ van vrouwen een spanningsveld oplevert, waarin het ruimte bieden aan iemands agency een inherente beperking in zich draagt. In het theoretisch kader zijn vier aspecten naar voren gekomen die van invloed zijn op agency: inspraak, inzicht, het vergroten van mogelijkheden en het betrekken van de gemeenschap. In de conclusie wordt per aspect besproken hoe het aanbod van het ACM een rol speelt in de agency van haar cliënten. Op basis daarvan worden in de laatste paragraaf verbetermogelijkheden aangedragen met suggesties voor vervolgonderzoek
4.1 Inspraak Inspraak verruimt direct de agency van vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Zij kunnen hierdoor meedenken en (mee)beslissen over die zaken, die hun leven en de gemeenschap waarin zij zich bevinden aangaan. Hierdoor geven zij direct vorm aan hun eigen leven. Het ontbreken van inspraak betekent dat anderen beslissen over hun leven en dat is een inperking van de ruimte om hun agency uit te oefenen. Het meest opvallende aan inspraak bij het ACM is dat het zich in een direct spanningsveld afspeelt, waarin vrouwen deels wel en deels juist geen inspraak hebben. Een voorbeeld hiervan is de keuze tot verblijf in het ACM, die wordt beperkt door een gelimiteerd aantal plekken en veiligheidsvoorwaarden. Hierdoor kunnen niet alle vrouwen worden opgenomen en zullen diegenen die wel opgenomen zijn, zich moeten aanpassen. De noodzaak van de veiligheidsvoorwaarden is in strijd met de keuzevrijheid van de vrouwen. Niemand wordt echter uitgesloten van hulp; mocht iemand niet kunnen worden opgenomen, dan wordt er altijd naar andere mogelijkheden gezocht. Een zelfde spanningsveld komt tot uiting bij de beslissing die na opname genomen moet worden over het te doorlopen traject: terug naar het land van herkomst of aanspraak maken op een verblijfsvergunning. Deze 'vrije' keuze wordt beperkt doordat bijvoorbeeld niet iedereen in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning of doordat teruggaan naar het land van herkomst niet veilig is. Hierop heeft het ACM een beperkt antwoord. Vrouwen kunnen alleen begeleid worden zolang zij in Nederland verblijven en dat verblijf is aan stringente voorwaarden
70
verbonden. Ook is er niet altijd een oplossing voor de onveilige situatie in het land van herkomst. Een derde uitingsvorm van deze spanning ontstaat door het streven van het ACM om vraaggestuurd te werken tijdens het verblijf in het ACM. De vrouwen hebben inspraak in hun begeleidingsplan en in de doelen die worden nagestreefd. De medewerksters hebben, vanuit hun specialisme en professie, duidelijke ideeën over wat deze slachtoffers nodig hebben om zich staande te houden in de maatschappij, zoals zelfstandigheid en laten dat ook blijken. Daarnaast is de doelgroep veranderd: zo worden er steeds meer licht verstandelijk gehandicapte vrouwen opgenomen die juist bescherming nodig hebben, omdat zij niet in staat zijn de consequenties van hun keuzes te overzien. Het ACM balanceert ook dan tussen de wens om vraaggericht te werken en een uitvoeringspraktijk waarin de professionals een zware stempel drukken op de aangeboden hulpverlening. Op de achtergrond van het aspect inspraak spelen twee tegenstrijdigheden rond de zelfstandigheid van vrouwen. Ten eerste zijn de ideeën van het ACM over zelfstandigheid tegenstrijdig. Aan de ene kant zijn de medewerksters tegen hospitalisering terwijl zij aan de andere kant cliënten liever intern houden omdat dit de hulpverlening ten goede komt. Ten tweede zijn de ideeën van het ACM over ‘een goed leven’ in strijd met uitingen van actorschap van de slachtoffers van mensenhandel, namelijk het ‘slachtofferschap’ en het vertellen van collectieve verhalen. Het ACM ziet dit als een ‘catch 22’: het meent dat de vrouwen hiermee in een kwetsbare positie komen, waarbij hun kansen beperkt worden. Het kan echter ook beschouwd worden als een overlevingsstrategie die voor sommige cliënten vruchten afwerpt. Het ACM geeft op twee punten gelegenheid tot volledige inspraak, namelijk bij het arbeidstraject en het leren in de groep. Het arbeidstraject is maatwerk. Het wordt in overleg met een cliënt gedaan en aangepast aan haar behoeftes en wensen. Bij het leren in de groep krijgen de vrouwen feedback op hun gedrag van medewerksters en medebewoonsters, waarbij conflicten worden aangegrepen als leersituatie. De vrouwen zijn zelf deel van de groep en geven deze dus mede vorm. Zij kunnen hierbij de hulpverleensters als bemiddelaars inschakelen. Op twee punten ontbreekt de inspraak van de bewoonsters in het geheel, namelijk bij de deelname aan het aanbod en de inhoud van de cursussen. Het aanbod, gericht op het leren van nieuwe vaardigheden, is een vaststaand onderdeel van de hulpverlening. Van de vrouwen wordt dan ook verwacht dat zij meedoen, met uitzondering van vrouwen die gehinderd worden door psychische klachten. Daarnaast staat de inhoud van de cursussen vast. Op de twee punten waar inspraak volledig ontbreekt, heeft het ACM eenvoudig de mogelijkheid om de vrouwen meer
71
ruimte tot agency te bieden. Als het gezien de aard van het aanbod niet mogelijk is om de wensen van individuele vrouwen te honoreren, is het een mogelijkheid om vrouwen te betrekken bij de ontwikkeling van het totale aanbod. Uiteindelijk bepaalt het ACM waar zij vrouwen wel en niet inspraak in geeft. Dit doet zij echter op basis van doordachte argumenten die zij ook aan de vrouwen communiceert. Dit van bovenaf bepalen is een beperking van de agency van vrouwen. Dit temeer daar de cliënten, die afhankelijk zijn van het ACM, gevoelig zijn voor disciplinering (zie: p. 20 ). De disciplinering kan tegengegaan worden, zo bleek uit de literatuur, door de normen en waarden van de professionals ter discussie te stellen. Het onderzoek leert dat de voorlichting en uitleg die de medewerksters bieden over het waarom achter en het belang van de hulpverlening, voor begrip zorgt bij de cliënten. Het gevolg is dat de meeste cliënten welwillend zijn om mee te werken en dit achteraf soms als prettig ervaren. Een kanttekening is hier op zijn plaats. Het positieve gevoel kan ook juist het gevolg zijn van disciplinering, waarbij gedrag dat binnen de normatieve kaders van het ACM past positief bekrachtigd wordt en ander gedrag niet.
4.2 Inzicht Inzicht is van groot belang als het om agency gaat, omdat het de voedingsbodem is voor het maken van keuzes. Inzicht in de eigen sociaal-juridische, economische en maatschappelijke positie geeft de cliënten de mogelijkheid om verzet te bieden tegen de omstandigheden en na te denken over andere handelingsstrategieën. Ook kunnen cliënten inzien dat zij slachtoffer zijn van de omstandigheden en zich zo ontdoen van het gevoel hier zelf volledig verantwoordelijk voor te zijn. Inzicht in het eigen gedrag geeft de mogelijkheid andere keuzes te maken. Hierbij bestaat er een inherente spanning, doordat de structurele beperkingen van de omstandigheden het de vrouwen moeilijk kunnen maken om actie te ondernemen of ander gedrag te vertonen. Het is als hulpverleningsinstelling dus belangrijk om rekening te houden met de beperkingen, die juist bij deze doelgroep groot zijn, terwijl zij uit gaan van de persoonlijke vermogens van de vrouwen. Terugkijkend op 'inzicht in de eigen situatie' en 'de keuzes die hieruit volgen’ leert dit onderzoek het volgende. Het ACM licht de vrouwen zo goed mogelijk voor over hun sociaal-juridische positie. Welke mogelijkheden, beperkingen en voorwaarden komen bijvoorbeeld kijken bij het aanspraak maken op een verblijfsvergunning. Ook is er aandacht voor het verdere verloop zoals de arbeidsmogelijkheden en economische positie. Bij de keuze voor terugkeer naar het land van herkomst worden de mogelijke consequenties besproken. Hulpverleners geven voorlichting over
72
de positie en rechten, mochten vrouwen kiezen voor prostitutie. Daarnaast wordt de vrouwen, middels feedback op hun gedrag, inzicht gegeven in de mogelijkheid om andere keuzes te maken. Inzicht en bewustwording zijn dus belangrijke middelen, die het ACM gebruikt om de vrouwen zelf hun keuzes te laten maken bij het verzet tegen omstandigheden, het vergroten van gedragsmogelijkheden en bij het vinden van een toekomstperspectief. Spanning ontstaat hierbij doordat het ACM een voorkeur heeft voor twee trajecten: terug naar het land van herkomst of aanspraak proberen te maken op een verblijfsvergunning. Het ACM vindt dat de andere alternatieven, illegaliteit en/of prostitutie, de vrouwen in een kwetsbare positie zet. De vraag is of de voorkeuren van het ACM voor elke vrouw de 'beste' keuzes zijn. Meewerken met de politie betekent namelijk niet dat zij automatisch een verblijfsvergunning krijgen. Als vrouwen niet naar huis kunnen, betekent dit dat zij alsnog in de illegaliteit belanden. Omdat zij met de politie hebben meegewerkt, komen zij in een zeer kwetsbare positie door het gevaar van represailles door criminelen. Het inzicht dat het ACM de vrouwen geeft kan dus gekleurd zijn door diens voorkeur. In het kader van agency is het aan de vrouw om de beslissing te nemen. Onderhavig onderzoek leert evenwel dat de kwetsbare positie van de vrouwelijke slachtoffers (onder andere omdat zij de taal en de cultuur beperkt kennen) extra gevoelig zijn voor het perspectief van het ACM. In tegenstelling tot de uitgebreide aandacht voor inzicht in de sociaal-economische positie, besteedt het ACM beperkt aandacht aan de identiteitsontwikkeling van de vrouwen. Het vormen van een nieuwe identiteit kan namelijk ook een mogelijkheid zijn om de agency te vergroten. Het theoretisch kader leert echter ook dat dit vaak betekent dat vrouwen zich bij deze ontwikkeling conformeren aan de bestaande gedragsnormen. Hierbij zien we dat de vrouwen in het ACM gestimuleerd worden om elkaar te helpen, en dat dit ondersteunend kan werken in het ontwikkelen van een nieuwe rol: van ‘geholpene’ naar ‘helpende’. In het ACM wordt verder niet gewerkt met de ervaringsdeskundigheid van de vrouwen. Het delen van ervaringen wordt zelfs ontmoedigd, terwijl het wel inzicht kan bieden in de omstandigheden, ofwel structurele beperkingen die de vrouwen omgeven. Een tweede voorbeeld van mogelijkheden voor nieuwe identiteitsvorming vormt het eerder benoemde loslaten van het ‘slachtofferschap’. Een geweldsverleden in combinatie met slavernij kan vrouwen het idee geven totaal geen zeggenschap over hun leven te hebben. Doordat het ACM hen stimuleert dit zelfbeeld te verlaten, kunnen zij zichzelf (opnieuw) als subject gaan zien. Echter, eerder is ook benoemd hoe deze afhankelijkheid voor vrouwen juist een uiting kan zijn van actorschap. Uit ervaring weet het ACM dat deze vrouwen dikwijls opnieuw in
73
geweldssituaties terechtkomen. Ondanks het gebruik van inzicht als middel, ervaart het ACM dat dit niet altijd voldoende is: het kan alleen van betekenis zijn als een vrouw dat toelaat. De spanning wordt hier tot een spagaat: het respecteren van de eigen keuzes betekent soms dat slachtoffers risicovolle keuzes maken.
4.3 Het vergroten van mogelijkheden Het leren van vaardigheden en het uitbreiden van de ruimte om die vaardigheden in de praktijk te brengen, kan agency aanzienlijk vergroten. Zolang vrouwen kunnen meedenken en beslissen over het aanbod, heeft dit geen remmende werking op hun agency. Het leren van vaardigheden staat centraal in het totale aanbod van het ACM. Het komt naar voren in de activiteiten, de cursussen en de arbeidstrajecten. De activiteiten kunnen empowerend werken, doordat bewoonsters vaardigheden ontdekken die zij in de toekomst kunnen gebruiken. Ook het cursusaanbod werkt empowerend, omdat zij bijvoorbeeld leren om voor zichzelf op te komen. Soms wordt er een individueel aangepast aanbod in huis gehaald om beter maatwerk te kunnen bieden. Een voorbeeld hiervan is de eerder genoemde begeleiding voor licht verstandelijk gehandicapten die deze cliënten meer ruimte voor agency kan bieden. Het persoonlijke arbeidstraject kan ervoor zorgen dat de vrouwen niet meer afhankelijk zijn van een uitkerende instantie. Deze verschillende vormen van leren vergroten de agency van de slachtoffers van mensenhandel, doordat zij meer mogelijkheden krijgen om te handelen. Om het nieuwe handelingsrepertoire in praktijk te kunnen brengen, is het belangrijk om de sociaal-economische positie in de maatschappij van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel te vergroten. In het theoretisch kader bleek immers hoe de positie van deze vrouwen sterk wordt beïnvloed door een aantal structurele beperkingen. Naast hun verleden als slachtoffer van mensenhandel, hebben zij een gemarginaliseerde positie op basis van hun vrouwzijn, hun etniciteit en hun nationaliteit. De Nederlandse samenleving staat negatief tegenover migranten, die worden gezien als een bedreiging. Daarbij lopen zij de kans beïnvloed te worden door het slachtofferdiscours, wat hen positioneert als slachtoffer zonder invloed. Het ACM draagt op drie manieren bij aan het verbeteren van de sociaal-economische positie van de vrouwen: Het verblijf in en het krijgen van hulp van het ACM, is het eerste punt waarop de kansen om op een bepaalde manier te handelen vergroot worden. Het ACM biedt vrouwen (tijdelijke) verblijfsstatus, onderdak en inkomen, waarmee zij tijdens hun verblijf in Nederland legaal in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Ten tweede worden hun kansen groter door de samenwerking met andere organisaties, waardoor de vrouwen bij een groter aantal organisaties
74
terecht kan en het maatschappelijke draagvlak voor de opvang van en hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel wordt vergroot. Deze samenwerking behoeft echter op sommige vlakken, zoals de inburgeringscursus, betere praktische afstemming. Zo probeert het ACM de wachtlijsten voor de inburgeringscursus te overbruggen met Nederlandse les. De vrouwen die weinig kans maken op een verblijfsvergunning, of die ervoor kiezen om te remigreren zijn evenwel meer gebaat bij een cursus beroepsvaardigheden. Op de laatste plaats zet het ACM zich ook op beleidsmatig niveau in voor de positie en kansen van slachtoffers van mensenhandel. Het zou voor deze vrouwen tot meer zekerheid en daarmee betere mogelijkheden tot agency leiden als de procedures in hun voordeel veranderd worden.
4.4 Het betrekken van de gemeenschap Het laatste aspect dat van invloed is op de agency van de cliënten is de betrokkenheid van de gemeenschap. Dit is de ruimte waarbinnen de vrouwen zowel hun agency kunnen uitoefenen als in hun agency beperkt kunnen worden. Uit de literatuur blijkt dat de dialoog met de gemeenschap of omgeving een belangrijk middel kan zijn om de ruimte voor agency te vergroten. Het ACM beschikt over een viertal mogelijkheden om de gemeenschap van vrouwen te betrekken, waar zij niet volledig gebruik van maakt. De eerste omgeving is de opvang en het ketennetwerk van het ACM, de gemeenschap waar de vrouwen zich direct in bevinden. De inspraak van de bewoonsters van het ACM in de hulpverleningsorganisatie blijkt moeilijk te verwezenlijken. Er bestaat geen dialoog tussen de cliënten en de organisatie over beslissingen die hun direct of indirect als cliënt beïnvloeden, zoals het beleid van HVO-Querido. De directe gemeenschap speelt dus geen rol in het vergroten van de agency van de vrouwen. Daarentegen zorgt het ACM door samenwerking met, voorlichting aan en ondersteuning van andere organisaties voor meer begrip voor deze doelgroep en deskundigheid over het omgaan ermee. Dit kan gezien worden als het betrekken van de gemeenschap in brede zin, waardoor meer mogelijkheden en ruimte voor agency geschapen worden. Het netwerk in het land van herkomst is de tweede mogelijkheid. In het geval de vrouw terugkeert naar het land van herkomst, heeft het ACM nauwelijks middelen om invloed uit te oefenen op de gemeenschap aldaar. Bij een vermoeden van onveiligheid kan slechts de Internationale Organisatie voor Migratie ingeschakeld worden om eventueel opvang te zoeken in het betreffende land.
75
Een derde potentieel netwerk, vormt het contact met daders van mensenhandel, nieuwe relaties en het gezinssysteem. Dit geldt zowel voor de Nederlandse situatie als voor de situatie in het land van herkomst. Het ACM richt zich niet op het betrekken van daders, nieuwe relaties of het gezinssysteem bij de hulpverlening. Het gegeven dat vrouwen vaak opnieuw in geweldsituaties terechtkomen, maakt dat dit wel een belangrijk punt is waarop het ACM zich kan ontwikkelen. Tenslotte de beleidsnetwerken. In Nederland geeft het ACM advies aan gemeentes en landelijke overheid, hetgeen tot meer begrip voor deze doelgroep leidt en de situatie van deze vrouwen verbetert doordat procedures aan de kaak gesteld worden. Daarnaast is het ACM actief op Europees niveau. Het krijgt delegaties op bezoek van andere Europese landen en de mensenrechtencommissaris van het Europese Congres, dhr. Hammarberg,. Deze invloed is echter beperkt tot voorlichting en ervaringsuitwisseling. Het gegeven dat de dialoog er is, is positief. Een vergroting van de inspanningen van het ACM en diens ketennetwerk op Europees niveau zou echter een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de positie van slachtoffers van mensenhandel.
4.5 Aanbevelingen Onderhavig onderzoek laat zien dat de hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel te allen tijde een spanningsveld zal blijven: pogingen van het ACM om de agency van deze vrouwen te vergroten, brengen tegelijkertijd een beperking van hun agency met zich mee. De handelingsruimte van slachtoffers wordt immers bepaald door de normatieve en professionele kaders van het ACM. De kunst is om hierbij meer ruimte voor agency te creëren. De conclusie laat zien dat de hulpverlening van het ACM op zes punten voor verbetering vatbaar is. Ten eerste blijkt dat het aanbod door het ACM bepaald wordt, bijvoorbeeld bij het activiteitenen cursusaanbod. Het grote verloop van cliënten in het ACM maakt het moeilijk om hen hierbij te betrekken. Toch zou het, in het kader van agency, goed zijn om in samenspraak met de bewoonsters een aanbod te ontwikkelen dat beter aansluit op hun behoeften en wensen. Een mogelijke suggestie voor de uitbreiding van het aanbod is de oprichting van lotgenotengroepen, die erop gericht zijn inzicht te bieden in de omstandigheden ofwel structurele beperkingen die de vrouwen omgeven. Een tweede aandachtspunt is het sterk normatieve kader van waaruit het ACM werkt. Het ACM heeft een duidelijke visie over wat zij goed en belangrijk vindt. Dit komt het meest duidelijk naar voren in de spanning tussen de ideeën van het ACM over zelfstandigheid en de uitingen
76
van actorschap van de slachtoffers. De stimulans van het ACM om zelfstandig te worden, kan tegelijkertijd voor de vrouwen een mogelijkheid zijn om zichzelf (opnieuw) als subject gaan zien, doordat het ACM hen stimuleert om bijvoorbeeld het (patroon van) slachtofferschap te verlaten. Als dit patroon binnen de hulpverlening bespreekbaar gemaakt wordt met de cliënten, zou dit mogelijk het spanningsveld kunnen verkleinen. Het derde aandachtspunt betreft de positie van slachtoffers van mensenhandel in de organisatie. De deelname van de bewoonsters van het ACM in de cliëntenraad bleek moeilijk te verwezenlijken, waardoor zij geen inspraak hebben in de hulpverleningsorganisatie. Aangezien dit de gemeenschap is waar zij zich direct in bevinden, zou een dialoog op zijn plaats zijn. Het ACM zou dus kunnen zoeken naar andere vormen van inspraak, waarbij deze vrouwen kunnen meedenken over en zich kunnen inzetten voor zichzelf en hun medebewoonsters, maar die dichter bij hun belevingswereld staan. Het vierde punt waarop het ACM zich kan verbeteren betreft de veranderde doelgroep. Deze bestaat steeds meer uit licht verstandelijk gehandicapte vrouwen. Zij hebben een begeleiding nodig die meer bescherming biedt, bijvoorbeeld bij het maken van beslissingen. Aan de ene kant staat dit haaks op het concept zelfbeschikking. Aan de andere kant vergroot het hun mogelijkheden tot agency: met de juiste hulp zullen zij minder snel in situaties van uitbuiting komen. Deze veiligheid geeft hun de mogelijkheid een bestaan op te bouwen, waarbij het aan hen is om te bepalen hoe dit vormgegeven wordt. Het plan van het ACM om het aanbod uit te breiden en onder andere aparte groepen op te richten voor deze cliënten, kan op basis van het voorgaande alleen maar aangemoedigd worden. Het vijfde aandachtspunt gaat over het gegeven dat de vrouwen vaker in gewelddadige relaties terechtkomen. Het ACM legt de oorzaak hiervan bij de vrouwen en zegt alleen iets te kunnen betekenen als de vrouw dit toelaat. Het betrekken van nieuwe partners in de hulpverlening of therapie zou echter een mogelijke ingang kunnen zijn om deze geweldsspiraal te stoppen. Dit is de moeite waard voor het ACM om in overweging te nemen. De hulpverlening op het terrein van huiselijk geweld maakt namelijk een enorme ontwikkeling door. Aanbevolen wordt dan ook om bestaande methodieken te onderzoeken en de mogelijkheid te overwegen om een systeemgerichte benadering te integreren in de hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel. Dit leidt tot het zesde punt: het aanbod voor vrouwen die terugkeren. Geweld komt niet alleen voor in nieuwe relaties in Nederland. Vrouwen die terugkeren naar het land van herkomst, hebben grote kans opnieuw in gewelddadige en precaire leefomstandigheden terecht te komen.
77
Hun positie daar is vaak nog steeds zwak door de onveilige en slechte sociaal-economische omstandigheden, met daarbij opgeteld hun geschiedenis van mensenhandel. Het ACM heeft hier geen invloed op; de hulpverlening is beperkt tot het verblijf in Nederland. Een suggestie is om samenwerkingsverbanden te zoeken met organisaties in het land van herkomst, die vrouwen lokaal kunnen ondersteunen. Het ACM zou door de opgebouwde vertrouwensband en kennis van betekenis kunnen zijn, zodat terugkeer naar familie of ander werk beter begeleid kan worden. Deze grensoverschrijdende werkwijze zou eventueel kunnen worden geïntegreerd in het ketennetwerk. Een ander mogelijk thema waar het ACM zich in samenwerking met de ketenpartners sterk voor kan maken is de verbreding van het Nederlands model naar andere landen. Hierbij kunnen vrouwen op een relatief veilige manier geld verdienen.
4.6 Vervolgonderzoek Ondanks de korte bestaansgeschiedenis van het ACM, was het mogelijk om onderzoek te doen naar de betekenis van het hulpaanbod voor de cliënten. Met onderhavig onderzoek krijgt het ACM inzicht in de invloed van het aanbod op de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Gedurende dit onderzoek zijn drie vragen gerezen die met het onderzoek zelf onvoldoende zijn beantwoord. Ten eerste kan niet met zekerheid gezegd worden of de legalisering van prostitutie een positief gevolg heeft voor slachtoffers van mensenhandel. Hiervoor is vervolgonderzoek nodig. Mogelijke aanknopingspunten voor dit onderzoek zijn de gevolgen van de legalisering van prostitutie in Nederland en de ervaringen met het Zweedse model. Ten tweede was al in het begin van dit onderzoek duidelijk dat de omgang van het ACM met de sociaal-culturele verschillen niet in kaart gebracht kon worden (§2.1 en §2.3.1). Er zijn aanwijzingen dat sommige van de strategieën om agency te vergroten en te bevorderen westers georiënteerd zijn. Het bleek namelijk dat Chinese vrouwen meer moeite hebben met reflecteren en met kritisch zijn. Hierdoor zouden sommige strategieën mogelijk minder geschikt zijn voor het werken met een doelgroep van dergelijke diverse sociaal-culturele achtergronden. Het belang van dit punt, zoals bleek uit het literatuuronderzoek, maakt dat vervolgonderzoek hiernaar nodig is. Het derde punt betreft de samenwerkingsverbanden binnen het ketennetwerk. De invloed van dit netwerk op het ACM zijn in dit onderzoek erkend. Het netwerk zelf is echter niet onderzocht. De belangrijke rol die het netwerk speelt in de hulpverlening, maakt het waardevol om
78
onderzoek te doen naar de manier waarop de keten de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel beïnvloedt.
79
Literatuur Andrijasevic, Rutvica (2003). The differences Borders Make: (Il)Legality, Migration and Trafficking in Italy among Eastern European Women in prostitution. In S. Ahmed et al. (eds.). Uprooting/ Regroundings: Questions of Home and migration. p. 251-271. Oxford, NY: Berg. Bamberg, M (2005). Agency. In D. Herman, M. Jahn, & M.-L. Ryan (eds.), The Routledge encyclopaedia of narrative theory. New York: Routledge. Bracke, Sarah (2003). Author(iz)ing agency: Feminist Scholars Making Sense of Women's Involvement in Religious `Fundamentalist' Movements. European Journal of Women's Studies 10 (3), p. 335-346. Bruner, Jerome (1990). Acts of meaning. Cambridge: Harvard UP. Chetkovich, Carol (2004). Women’s agency in a Context of Opression: Assessing Strategies for Personal Action and Public Policy. Hypatia 19 (4), p.120-143. Downs, Laura Lee (2003). From women’s to gender history. In Berger, S& H. Feldner& K. Passmore (eds.) Writing History: theory & Practice. 2nd ed. Londen: Hodder Arnold. ISBN 978 0 340 76176 2 Drenth van, Annemieke and Francisca de Haan (1990). The Rise of Caring Power: Elizabeth Fry and Josephine Butler in Britain and the Netherlands. Amsterdam: Amsterdam University Press. Esping-Andersen, Gøsta (1996). After the Golden Age? Welfare State Dilemmas in a Global Economy. In Esping-Andersen, Gøsta (eds.) Welfare States in Transition: National Adaptions in Global Economies. Londen: Sage. Giddens, Anthony (2005). Modernity and Self-identity: Self and society in the Late Modern Age. Cambridge: Polity Press. Gold, R (1958). Roles in sociological field observations. Social Forces 36, p. 217-223. Gordon, Linda (1991). Black and White Visions of Welfare: Women’s Welfare Activism, 18901945. The journal of American History 78 (2), p. 559-590. Jacobs, Gaby (2001). De paradox van kracht en kwetsbaarheid. Amsterdam: SWP.
80
Lewis, Gail (2000) „Race‟, Gender, Social Welfare: Encounters in a Postcolonial Society. Oxford: Blackwell Publishers. Maso, Ilja & Adri Smaling (2004). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. (2e dr.) Amsterdam: Boom. ISBN 90535244 (pbk) Mens- Verhulst, Janneke van (1991). De autonomie voorbij. Sociale interventie 1 (4), p. 188196. Metz, Judith (2009). Shopping in answer to feminist-methodological dilemma's: the method practice desciption. Feminist research methods, conference proceedings. Centre for Genderstudies, Stockholm University. (nog niet gepubliceerd) Metz, Judith (2006). De tweeledige werking van intermediairen voor burgerparticipatie. Amsterdam: Humanistics Univ. Press. (pbk) Mink, Gwendolyn (1990). The Lady and the Tramp: Gender, Race, and the origins of the American Welfare State. In Linda Gorden (eds.). Women, the State and Welfare. Wisconstin: University of Wisconstin Press. Schatzki, Theodore R. (2001). Introduction: Practice theory. In Theodore R. Schatzki et al. (eds.) The practice turn in contemporary theory. Oxon: Routledge. Spradley, Jaes P. (1980). Participant observation. New York: Holt, Rinehart and Winston. Turck, B de (1987). Politiserende hulpverlening. Nijmegen: LINK. Verstraete, Ginette (2003). Technological Frontiers and the politics of Mobility in the European Union. In S. Ahmed et al. (eds.). Uprooting/ Regroundings: Questions of Home and migration. p. 225-249. Oxford, NY: Berg. Wallerstein, N. (1992). Powerlessness, empowerment and health: Implications for health promotion programs. American Journal of Health Promotion 6 (3), p. 197-205.
81
Primaire bronnen Babb, Romayco & Marike Wiertz (2007). ‘Externe opdracht’. (Eindverslag SPH: methodiek ontwikkeling ACM). Directorate-General Justice, Freedom & Security, EC Brussels (2004). Report of the Experts Group on Trafficking in Human Beings. Found on 17 February 2008 at: http://ec.europa.eu/ justice_home/doc_centre/crime/trafficking/doc/report_expert_group_1204_en.pdf EC Employment, Social Affairs & Equal Opportunities (s.a.). How does EQUAL work? Gevonden op 11-06-2008 op: http://ec.europa.eu/employment_social/equal/about/index_en.cfm European Commission for Freedom, Security & Justice (2003). Summary Commission Decision 2003/209/EC. Found on 17 February 2008 at: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/l33209.htm Gemeente Amsterdam (2007). Oud beroep, nieuw beleid: Nota prostitutie 2007-2010. Gender Street project (2004). Gender street: a transnational initiative on social and labour inclusion for trafficked women and migrant sex workers. Savigliano: L’Artistica Savigliano. HVO-Querido (s.a.) a. Folder: ‘Amsterdams Coördinatiecentrum Mensenhandel’. HVO-Querido (2008). ‘Evaluatie Amsterdams Coördinatiepunt mensenhandel 7 mei 2007- 7 mei 2008’ (Evaluatie ACM). HVO-Querido (s.a.) b. Folder: ‘Een keten van zorg voor slachtoffers’. HVO-Querido (2007). Beleidsnota: ‘Kwaliteitsbeleid 2007 – 2010’. Amsterdam. HVO-Querido (s.a.) c. ‘Perspectieven in transit’. (toelichting zorgcoördinatie). Gevonden op 20 mei 2008 op http://www.hvoquerido.nl/zorgcoordinatie-02.html HVO-Querido (s.a.) d. Folder: ‘Regels Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel’. HVO-Querido (s.a.) e. Productbeschrijving: ‘De Roggeveen zorgcoördinatie slachtoffers mensenhandel’. Gevonden op 25-05-2008 op: http://www.hvoquerido.nl/productenboek.html#roggeveen-opvang Interview activiteitenbegeleidster en maatschappelijk werkster ACM. Gehouden op 08-07-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd.
82
Interview cliënten ACM; open interview. Gehouden op 21-08-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd. Interview cliënten ACM: bespreking resultaten. Gehouden op 16-09-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd. Interview team ACM: bespreking resultaten. Gehouden op 07-10-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd. Interview woonbegeleidster ACM. Gehouden op 25-08-2008 te Amsterdam. Interviewcollectie auteur: getranscribeerd. Interview zorgcoördinator ACM. Gehouden op 09-09-2008 te Amsterdam. Interview collectie van de auteur: getranscribeerd. Kennismakingsgesprek auteur met maatschappelijk werkster ACM. Gehouden op 25-04-2008 te Amsterdam: verslag. Nationaal Rapporteur Mensenhandel (2007). Mensenhandel, vijfde rapportage van de Nationaal Rapporteur. Den Haag. Gevonden op 13 april 2008 op http://www.justitie.nl/images/5e%20Rapportage%20DEF%2030_tcm34-70611.pdf NIZW (s.a.).‘Weerbaarheid’. Gevonden op 10-10-2008 op: http://www.weerbaarheid.nu/weerbaarheid/training_inhoud Observatie cliëntactiviteiten ACM op 16-06-2008. Observatie collectie van de auteur: verslag. Observatie cliëntactiviteiten ACM op 24-06-2008. Observatie collectie van de auteur: verslag. Observatie cliëntactiviteiten ACM op 30-06-2008. Observatie collectie van de auteur: verslag. STV dec (2006). Verslag: ‘Weigeringsgronden slachtoffers van mensenhandel’. Mail correspondentie met zorgcoördinator op 16-06-2008. Uitspraak woonbegeleidster ACM: telefoongesprek. Gehouden op 28-11-2008. Uitspraak activiteitenbegeleidster ACM: telefoongesprek. Gehouden op 19-12-2008. Uitspraak Maria de Cock Stichting Comensha: telefoongesprek. Gehouden op 20-03-2008. UVH (2007). Reader: Afstudeeronderzoek master. Gevonden op 25-03-2008 op http://studentenweb.uvh.nl/Media/download/5049/Werkboek%20afstuderen%2007-08.pdf
83
Samenvatting De Europese Unie geeft prioriteit aan de bestrijding van mensenhandel. Om deze bestrijding mogelijk te maken, is hulpverlening nodig aan de slachtoffers van deze op slavernij gelijkende criminaliteit. Er bestaan adviezen over hoe deze hulpverlening eruit moet zien, waarbij empowerment, het mogelijk maken om te handelen binnen de gemeenschap, belangrijk geacht wordt. Desondanks ontbreekt het aan een concrete aanpak hiervoor in Europees verband. In 2007 heeft HVO-Querido het ACM opgericht met een specifiek hulpverleningsaanbod voor de slachtoffers van mensenhandel, gericht op zelfstandigheid en zelfbeschikking. In dit onderzoek wordt gekeken naar de verhouding tussen het aanbod van het ACM en de agency van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel, die nu van de hulpverlening gebruikmaken. Hierbij wordt agency gezien als de mogelijkheid voor het narratieve subject om te handelen en invloed te hebben op het eigen leven. Dit handelen gebeurt in de maatschappij en wordt door de aanwezige structuren en betekenissystemen beïnvloed. Om inzicht te krijgen in de complexiteit van het aanbod van het ACM is gebruik gemaakt van de methode praktijkbeschrijving. Kenmerkend voor deze methode is dat alle onderdelen die verantwoordelijk zijn voor het tot stand komen van het hulpaanbod van ACM als actoren gezien worden. Een interventie wordt immers altijd beïnvloed door de setting waarin deze plaatsvindt. Diverse digitale en papieren bronnen, observaties en (groeps-)interviews zijn in een cyclisch proces tegen elkaar afgezet en geanalyseerd. Door middel van ‘respondent validation’ is de interne betrouwbaarheid verhoogd. Het theoretisch kader leert dat het ‘helpen’ van vrouwen een spanningsvlak raakt, waarbij gebalanceerd wordt tussen het erkennen van structurele beperkingen van iemands agency en het uitgaan van diens eigen kracht en vermogens. In de literatuur worden een viertal facetten onderscheiden die van invloed zijn op dit spanningsveld. Ten eerste, de inspraak van cliënten in de hulpverlening, zodat zij direct invloed kunnen uitoefenen. Ten tweede is inzicht van belang, omdat dit mensen in staat stelt hun handelingen en gedrag af te stemmen op de structurele factoren die hun keuzes belemmeren dan wel mogelijk maken. Ten derde, een aanbod dat de mogelijkheden tot agency op verschillende manieren vergroot. Ten vierde, het betrekken van de gemeenschap waarin de slachtoffers zich bevinden, omdat dit immers de ruimte is waarbinnen de slachtoffers hun agency uitoefenen. De praktijkbeschrijving leert dat de slachtoffers van mensenhandel op verschillende punten inspraak hebben in het hulpverleningsproces, bijvoorbeeld bij de keuze voor opname of juist niet en het te volgen traject (terug naar huis of een verblijfsvergunning). Het ACM ondersteunt de
84
vrouwen bij hun keuze door middel van voorlichting over hun positie en mogelijkheden, zodat de vrouwen hier op kunnen anticiperen. De keuzevrijheid wordt echter beperkt door structurele factoren, zoals een tekort aan opvangplekken en wetgeving. Het ACM heeft verschillende middelen om de mogelijkheden tot agency te vergroten. Zo heeft zij een aanbod van cursussen, activiteiten, leren in de groep en toeleiding naar werk, die alle empowerend kunnen werken. Bij opname in het ACM is deelname aan dit aanbod verplicht, maar inhoudelijk is vooral bij de laatste twee wel mogelijkheid tot inspraak. Bij het bepalen van het activiteiten- en cursusaanbod, zouden de bewoonsters echter meer betrokken kunnen worden. Ook in de organisatie hebben de cliënten momenteel geen inspraak. Hier zien wij een beperkende werking van het aanbod op de agency van de bewoonsters: zij blijken voornamelijk invloed te kunnen uitoefenen op de eigen leefwereld, in tegenstelling tot de ‘gemeenschap’ om hen heen, te weten het ACM. De medewerkers sturen vanuit hun beroep en professionaliteit de ontwikkeling van deze vrouwen. Verschillen in opvattingen over ‘een goed leven’ tussen medewerkers en cliënten, met betrekking tot zowel individuele hulpverlening als groepsprocessen, kunnen meestal worden opgelost door dit bespreekbaar te maken. Echter, als het ideeën over zelfstandigheid betreft, blijken er ook onoplosbare tegenstrijdigheden te bestaan. Wat voor sommige vrouwen vruchtbare manieren van actorschap zijn (te denken valt aan de lucratieve verdienste van de prostitutie), ziet het ACM als een beperking van de kansen van deze vrouwen en mogelijk risicovol gedrag. Dit laat wederom zien hoe het ‘helpen’, in een poging ter verruiming en verbetering van de leefsituatie, kan botsen met het actorschap van de vrouwen. Daarnaast vergroot het ACM de kansen voor slachtoffers mensenhandel in de maatschappij, middels haar specialisme, samenwerking met en voorlichting aan betrokken organisaties en overheden. Hierdoor ontstaat er meer begrip, kennis en kunde omtrent de omgang met deze doelgroep en verbetert de situatie van de vrouwen, doordat procedures aan de kaak gesteld worden. Dit verruimt, hoewel indirect, de mogelijkheden tot agency voor de doelgroep. In het land van herkomst en in Europa heeft het ACM nauwelijks invloed. Aanbevolen wordt de slachtoffers meer te betrekken bij de hulpverlening, op individueel, groeps- en organisatieniveau. Daarnaast is het van belang om het aanbod uit te breiden, zodat gespecialiseerde hulp geboden kan worden aan bijvoorbeeld verstandelijk beperkte vrouwen, remigrerende vrouwen en vrouwen die opnieuw in situaties van geweld terecht komen. De hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel zal te allen tijde een spanningsveld blijven: pogingen van het ACM om de agency van deze vrouwen te vergroten,
85
brengen een inherente beperking hiervan met zich mee, door de normatieve en professionele kaders van de hulpverlening. De kunst is om op basis van gelijkwaardigheid hulpverlening te bieden en zo meer ruimte voor agency te creëren.
86
Bijlagen
87
1 Communicatie en verhoudingen
1a HVO- Querido – 1b (Stichting Comensha) 3 Beleid
13Externe Organisaties (ketenpartners) 4 locatie: Roggeveen (Amsterdam) 12c Cliëntenraad
2 ACM 10 Methodiek
5 Zorgcoördinatie 6a zorgcoördinator
---
6 Vervangster
7 hulpverlening 7a Activiteiten begeleiding
7b Woonbegeleiding
7c Maatschappelijk Werksters
12 Slachtoffers 12aAmbulant 12b Residentieel
8 Opvang
11 Regels
Legenda: : communiceert met : omvat, geld voor
:groep
88
2 Overzicht aanbod ACM ACM Dienstenaanbod intern
Zorgcoördinatie
Zorgcoördinatoren
Taken: - Bevordering professionaliteit en deskundigheid medewerkers; - Optimaliseren arbeidsomstandigheden; - Stimuleren medezeggenschap en medeverantwoordelijkheid; - Beleid; - Signaleren en oplossen knelpunten; - Deelname Amsterdams ketenpartners; - Voorzitten casuïstiekgroep slachtoffers mensenhandel; - Behartigen belangen slachtoffers mensenhandel; - Directe ondersteuning aan trafficked vrouwen, die niet verblijven in hulpverleningsinstelling; - Geeft informatie en advies aan hulpverleners over; vinden onderdak, regelen advocaat, beslissing tot aangifte, b9 regeling/ verblijfsvergunning, schadevergoedingen, vinden gespecialiseerde hulp, terugkeer, dagbesteding/ scholing.
hulpverlening
Activiteitenbegeleiding
Doel: - Dagstructuur; - Ontspanning; - Versterken zelfvertrouwen en persoonlijke groei. Doel: - Aanleren praktische woonvaardigheden, zoals zorg voor eigen omgeving, structureren dag, omgaan met geld. Taken: - Voorlichting aan slachtoffers; - Psychosociale begeleiding; - Juridische begeleiding; - Ondersteuning administratie; - Traumaverwerking (activerend); - Integratie in Nederland of begeleiding terugkeer naar land van herkomst; - Dossieropbouw.
Woon begeleiding
Maatschappelijk werk
89
opvang
Eerste opvang
Crisisopvang: max 3 weken.
Dienstenaanbod extern
Noodbed: max 24 uur Langdurig verblijf Residentiele opvang: max 1 jaar Ambulante opvang: max 1 jaar Kinderopvang Crèche Kinderwerk activiteiten Opvoedingsonde - Specialistische hulp voor moeder en kind rsteuning (Bureau Jeugdzorg)
Plattegrond Roggeveen Rest gebouw Roggeveen
gang
receptie
Wachtkamer Onbekend
Gezamenlijke Keuken activiteitenruimte
Kantoor zorgcoördinatie en Maatschappelijk Werk trap
gang
Kantoor wc activiteitenbegele iding en Woonkamer woonbegeleiding
Woonunit
Woonunit
Woonunit
Woonunit
Plattegrond woonunit Begaande grond
1e verdieping
90
wc slaapgedeelte douche
keuken blok t Open r ruimte a p b a n k
t t r a p
91
3 Karteren 1a HVO-Querido 1b Stichting Comensha - Oprichting - Welke invloed van Comensha nu nog? - Hoe beïnvloed het beleid van HVO-Querido het ACM? 2 ACM - Oprichting in 2007 - Uitbreiding woonbegeleiding - Wat is de visie? - Wat is het beleid? - Wat is de methodiek? - Wat zijn de doelstellingen? 3 beleid - Welk beleid heeft het ACM? 4 Gebouw: Roggeveen Amsterdam - Hoe flexibel is dit gebouw? - Kan het aangepast worden aan de behoeften van het moment? 5 Zorgcoördinatie
-
Overleg momenten Creëren flexibiliteit Beleidsondersteuning Voorlichting externe organisaties
6 Zorgcoördinatoren Zie zorgcoördinatie 7 Hulpverlening (5+7dienstenaanbod intern) 7a Dagactiviteiten - Dagprogramma - Cursussen - Welke doelen worden nagestreefd? - Wat houdt het programma in? 7b woonbegeleiding
- Begeleiding bij praktische zaken in en om het huis. - Hoe gaat deze begeleiding, welke uitgangspunten zijn er? - Welke visie draagt woonbegeleiding uit? 7c Maatschappelijk werk - Juridische ondersteuning
- Begeleiding - Hulp met instanties, papieren, verblijfsvergunning - Hoe gaat deze begeleiding, welke uitgangspunten zijn er? - Welke visie draagt MW uit? 8 Opvang
92
a Eerste opvang b Langdurige opvang - Zijn er opname criteria? - Zijn er voorwaarden om in het ACM te mogen verblijven? 9 Hulpverleners - Wat vinden zij van de hulpverlening? - Hoe verhouden zij zich tot de agency van de trafficked vrouwen?
- Welke professionele normen en waarden hebben zij? - Hoe gaan ze hier mee om? 10 Methodiek Systeem- taak- en vraaggericht 8 fasen model Wat zijn effectieve onderdelen van de verschillende methodieken? Hoe ervaren de cliënten de hulpverlening? 11 Regels Welke regels zijn er en in hoeverre belemmeren zij de cliënten? Hoe ervaren de cliënten de regels? Hoe wordt omgegaan met het overtreden van regels? 12 Slachtoffers - Aanmelding hulp - Aangifte - Proces - Uitkomst - Herkrijgen zelfstandigheid - Creëren toekomstperspectief - Herkrijgen bestaanszekerheid - Traumaverwerking Hoe ervaren zij de hulpverlening? Hoe ervaren zij het gebouw? Hoe ervaren zij de medewerkers? Hoe vinden zij hoe het ACM zich verhoudt tot hun agency‟? 12a Ambulante cliënten 12b Residentiele cliënten 12c Cliëntenraad Bestaat de cliëntenraad? Zitten er cliënten in van het ACM? 13 Externe organisaties (Ketenpartners) Signalering Aanmelding slachtoffers
93
4 Inventarislijst 1) ACM (1997) Perspectieven in transit. Uit Jaarverslag HVO-Querido 1997 Externe organisaties –doelgroep –geschiedenis –inpassing –samenwerking –capaciteit – begeleid wonen –toekomstperspectief –preventief/ curatief –veiligheid –hospitalisering – cultuur verschil 2) ACM (onbekend) Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel: folder Missie/ visie –psychosociaal –juridisch –dagbesteding –doelstelling –ketenaanpak – samenwerking –vervolgopvang –organisatie –cliënten –actieve houding –recht/plichten – kinderopvang –opvoedingsondersteuning –specialistische hulp –methodiek –medewerkers hulpverlening 3) ACM (onbekend) Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel: Interview Heleen Driessen Taken –oorsprong –advies –doelgroep 4) ACM (onbekend) Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel: uitleg mensenhandel definitie –taken –wetten en regels -noodzaak 5) ACM (onbekend) De roggeveen 24-uurs zorg: productbeschrijving Doelstelling – capaciteit – doelgroep – hulpaanbod – planmatige aanpak – doorstroom – dagactiviteiten – inkomensbeheer –instroom/ uitstroom/ verblijfsduur – nazorg – kosten – samenwerking (NB: deze productbeschrijving is voor de gehele roggeveen, en geschreven naar een doelgroep van vrouwen en gezinnen die ten gevolge van geweld en/ of huisuitzetting hulpvragen hebben op het gebied van wonen en begeleiding) 6) ACM (onbekend) De Roggeveen, zorgcoördinatie slachtoffers mensenhandel: productbeschrijving Doelstelling –doelgroep – hulpaanbod –instroom/uitstroom –duur -samenwerking 7) ACM (onbekend) huisregels Talen –schoonmaak –dagbesteding –bezoek -kinderen –afwezigheid –sleutel 8) ACM (onbekend) Een keten van zorg voor slachtoffers: PowerPoint Doelstelling –signalering –definitie –taakomschrijving –functieomschrijving –route –aanbod
9) Deelwerkgroep capaciteit en methodiek (21 mei 2008) Concept- verslag expertmeeting categorale opvang Contra indicaties – periode 3 maanden –observeren – diagnostiek – vervolgtraject – toekomstbeeld ; centrale toegang, voorwaarden voorzieningen – expertisecentra – misbruik B9 – definitie categorale opvang 10) ACM (onbekend) 8 fasen model. verstuurd in mail Heleen Driessen 16-6-08 8 fasen – leefgebieden – voordelen 11) ACM (onbekend) Klachtenregeling en Familie vertrouwenspersoon. Correspondentie Heleen Driessen 16-6-08 Onafhankelijk – klacht –werkwijze – extern- psychiatrische problemen – familie – vertrouwenspersoon – belangenbehartiging –luisteren - doorverwijzen 12) STV (dec 2006) Weigeringsgronden slachtoffers van mensenhandel. Correspondentie Heleen Driessen 16-06-08 Moeilijke doelgroep – administratief –juridisch – hulpverleningsaanbod – doorstroming – taalbarrière –capaciteit – verblijfsvergunning – terugkeer traject – botsing cliëntgroepen 13) ACM (mei 2008) Evaluatie Amsterdams Coördinatiepunt mensenhandel 7 mei 2007- 7 mei 2008 Doelstelling Keten – Coördinatie team/ opvang – verloop – binnenkomst –capaciteit – taken ACM –cijfers 07/08 –visie –zorgcoördinatie – MW – woonbegeleiding –
94
activiteitenbegeleiding – taken ACM – opvang –signalen – methodiek/ hulpverlening verwachtingen – rechten en plichten – 8 fasen model –praktische problemen – samenwerking - doorstroom AMW – 1 jr begeleiding – uitbreiding fte – werkbijeenkomsten – voorlichting intern / extern – preventie groep - knelpunten 14) Gemeente Amsterdam (2008) Oud beroep, nieuw beleid 2008-2010, Het voorkomen van mensenhandel en uitbuiting door het versterken van de positie van prostituees. Positie prostituees – expertisecentrum –doel –taak- multidisciplinair –vervolgtraject – integrale keten mensenhandel – uitbreiding opvang – minderjarige 15) Babb, romayco en Wiertz Marike (aug 2007) Externe opdracht, methodiek aanbeveling. SPH 16) HVO-Querido (2007) Kwaliteitsbeleid 2007-2010. Involvement – cyclische kwaliteit –systemen –practice based evidence – implementeren ontwikkeling –afstemmen – evalueren – kenniscentrum – inspraak – dagbesteding – resultaat analyse – informatie verstrekking
95
5 Itemlijsten open interviews
Activiteitenbegeleiding en maatschappelijk werk Woonbegeleidster
Beginvraag: Wat vinden jullie/ jij belangrijk in de hulpverlening aan slachtoffers mensenhandel die hier in de opvang zitten? Items: Inspraak - hulpverlening - leren nieuwe vermogens - implementatie en ontwikkeling hulpverlening - hoe wordt dit vormgegeven - feedback cliënten Inzicht - eigen situatie - mogelijkheid tot keuzes - gebeurtenissen tot nu toe - hulpverleningsproces - normen en waarden professionals - hoe wordt dit tot stand gebracht? Vergroten mogelijkheden agency - aanbod - vermogens - kansen - vormen nieuwe identiteit - loopbaan: als actor in de hulpverlening of het politieke domein Betrokkenheid van de gemeenschap - land van herkomst: hoe wordt hier mee omgegaan? - Nederland - Europees niveau - daders en andere betrokken partijen.
Zorgcoördinator
Beginvraag: Wat vindt jij belangrijk in de hulpverlening aan slachtoffers mensenhandel die hier opgenomen worden? Items: Inspraak - hulpverlening - leren nieuwe vermogens - implementatie en ontwikkeling hulpverlening
96
Inzicht -
eigen situatie mogelijkheid tot keuzes gebeurtenissen tot nu toe hulpverleningsproces normen en waarden prof en slachtoffers mensenhandel
Vergroten agency - vermogens - kansen - vormen nieuwe identiteit - als actor in hulpverlening of politieke domein Betrokkenheid gemeenschap - land van herkomst - Nederland - Europees - Daders en andere betrokken partijen. Vragen naar aanleiding eerdere interviews en documenten: - Hoe vrijwillig is opname in het ACM? - Ik heb begrepen dat cliëntparticipatie in het hulpverleningsproces hoog in het vaandel staat, wat doen jullie hier verder mee? - Wat is de reden voor de gezamenlijke kamers van de cliënten op de crisis afdeling? - Jullie streven naar hulpverlening die op de persoon afgestemd is, hoe staat dit in verhouding tot de grote diversiteit in diagnoses/ problematieken van cliënten die hier binnenkomen? - Welke middelen hebben jullie als ACM-medewerkers om de relatie met familie en/ of daders aan te pakken? - Waarom moeten de cliënten meewerken met de politie? Hoe staat dit in verhouding tot zelfbeschikking? - Ik begreep dat bij voortijdig vertrek de politie op de hoogte wordt gesteld, waarom? - Hoe staat dit in verhouding tot zelfbeschikking? - Zijn er cijfers van de verschillende manieren waarop de vrouwen binnenkomen?
Cliënten
Beginvraag: Hoe ervaren jullie de hulp die jullie krijgen van het ACM? Items: Inspraak - hulpverlening - leren nieuwe vermogens - implementatie en ontwikkeling hulpverlening Inzicht - eigen situatie - mogelijkheid tot keuzes
97
- gebeurtenissen tot nu toe - hulpverleningsproces - normen en waarden professionals Vergroten mogelijkheden tot agency - vermogens - kansen - vormen nieuwe identiteit - als actor in de hulpverlening of het politieke domein Betrokkenheid van de gemeenschap - land van herkomst - Nederland - Europees niveau - Daders en andere betrokken partijen.
98
6 Itemlijsten resultaat bespreking Cliënten ACM Uitleg interview Bespreking van eerdere resultaten. Ik wil hun mening en ideeën hierover horen. Doel onderzoek Uitleg begrip agency: mogelijkheid tot handelen, keuzes maken Gekeken hoe het ACM dit beperkt en stimuleert. Items Activiteiten 1. Activiteitenaanbod en cursussen Ik denk dat het goed is voor diegene die hier op de crisisafdeling verblijven om iets te doen te hebben in afwachting van terugkeer. Voor diegene die hier blijven kan het goed zijn om nieuwe dingen te leren, bijvoorbeeld door seksuele voorlichting. Voor beide groepen kunnen activiteiten ontspannend werken. Ik denk dat er twee beperkingen zijn: er ligt veel vast, zoals het ochtend programma, ook al kunnen jullie ideeën inbrengen. De cursussen zijn bepaald door het ACM en worden herhaald. Hoe denken jullie hierover? 2. Inburgeren en Nederlandse les Het ACM vindt inburgeren belangrijk. Zij vinden het goed als jullie zo zelfstandig mogelijk worden. Dit heeft positieve kanten, jullie zijn niet of minder afhankelijk van instanties. Ik denk dat het niet goed is dat het ACM deze keuze voor jullie maakt. Ik denk dat jullie zelf moeten kunnen beslissen wat jullie willen leren. Hoe denken jullie hierover? Persoonlijke hulpverlening 1. Participatie Jullie zijn diegene die de keuze maken waar jullie naar toe willen, terug naar huis of proberen een verblijfsvergunning te krijgen. Het ACM geeft jullie informatie. Bijvoorbeeld wat gebeurd er als je een verblijfsvergunning wil? Ook bedenken jullie samen met de medewerkers wat jullie willen leren. Hoe denken jullie hierover? Zijn jullie tevreden hierover? Zouden jullie liever iets anders willen? 2. Specialisme Het ACM heeft hulpverlening die speciaal is voor vrouwen met een achtergrond zoals jullie, slachtoffer van mensenhandel. Wat vinden jullie hiervan? Ook werkt het ACM samen met andere organisaties die jullie kunnen helpen. Zoals het IND voor hulp bij terugkeer of therapie van Equator. Wat vinden jullie hiervan 3. Inbreng Als er iets is wat jullie minder of niet leuk vinden hier in het ACM (van de hulp die jullie krijgen of de mensen die hier werken) vertellen jullie dit dan? Hoe wordt daar dan mee omgegaan? 4 Participatie organisatiebreed Wat vinden jullie van de cliëntenraad? Zouden jullie willen meedenken met dingen die in de organisatie gebeuren? Wat zouden jullie ervan vinden als er vaker gepraat zou worden over wat er goed gaat en over wat er anders of beter kan in het ACM? 5
Groepsproces Opkomen voor jezelf
99
Jullie leven of hebben samen in een groep geleefd. Dit kan soms heel fijn zijn, maar soms ook bijvoorbeeld ruzie opleveren. Hoe is dit voor jullie? Hoe gaan jullie hiermee om? Gaan jullie wel eens naar de hulpverleners als er conflicten zijn? Er zijn ook mensen in het gebouw die niet bij het ACM horen. Hoe gaan jullie met deze mensen om? 6 Elkaar ondersteunen Soms wordt er gevraagd door het ACM om elkaar te helpen, bijvoorbeeld met vertalen of als medebewoonster iets niet kunnen. Wat vinden jullie hiervan? 7 Eigen kamer De vrouwen die op de crisis zitten hebben geen eigen kamer. Ik denk dat dit soms prettig kan zijn; je hebt iemand om tegen te praten. Maar soms ook vervelend; je hebt geen privacy en moet rekening houden met elkaar. Wat vinden jullie hiervan? Relatie cliënt- hulpverlening 1 Tijd De hulpverleners hebben soms weinig tijd, waardoor jullie bijvoorbeeld niet kunnen bellen of er te weinig aandacht is voor de groep. Het kan moeilijk zijn om dingen te vragen aan medewerkers als zij het druk hebben. Hoe ervaren jullie dit? Opname 1 Vrijwillige opname De opname is in principe vrijwillig; je kunt zelf kiezen of je hier wil blijven. Tegelijkertijd hebben jullie geen andere keus, er is voor jullie geen andere plek om naar toe te gaan. Hoe zien jullie dit? 2 Veiligheid Hoe was het om voor de eerste keer in het ACM binnen te komen? 3 Voorwaarden Er zijn regels in verband met de veiligheid, bijvoorbeeld geen alcohol, drugs en agressie. Ook zijn er een aantal voorwaren om hier te mogen blijven, namelijk meewerken met de politie en de hulpverlening. Wat vinden jullie hiervan? Vervolg 3. Zekerheid Jullie keuzes en wensen wat betreft vervolg worden gerespecteerd, bijvoorbeeld willen jullie terug naar land van herkomt of een verblijfsvergunning. Op dit moment is het niet duidelijk of jullie mogen blijven als jullie meewerken met de politie, er zit altijd een kans in dat je uitgezet wordt. Ik denk dat het belangrijk is om meer en sneller duidelijkheid hierover te krijgen, zodat jullie minder lang in onzekerheid zitten. Hoe denken jullie hierover? 4. Doorstroom mogelijkheden Ik begreep dat het moeilijk is om een plek te vinden na de crisisperiode: jullie eerste verblijf hier. Hoe is en was dit voor jullie? 5. Verblijfsvergunning Jullie zijn bijna allen in het proces van een verblijfsvergunning aanvragen. Toen jullie de keuze hiervoor maakten, heeft het ACM verteld hoe dit zou verlopen. Wat er moest gebeuren, wat jullie hiervoor moesten doen en welke problemen hierbij konden komen kijken. Als je hier achteraf op terug kijkt, klopt dit dan? Viel het mee of tegen? 6. Hoe ervaren jullie de hulp in het vervolgtraject? 7. Zelfstandigheid Het ACM vindt het belangrijk dat jullie zo zelfstandig mogelijk worden. Dat wil zeggen, van zo min mogelijk instanties afhankelijk zijn en zelf je eigen beslissingen nemen over je eigen leven. Wat vinden jullie daarvan?
100
Zorg coördinatie Het ACM probeert ook bij de overheid dingen te verbeteren die belangrijk zijn voor jullie. Zij denken bijvoorbeeld dat het beter zou zijn, dat op het moment dat iemand hier wil blijven terwijl er geen bewijs is tegen de daders, dat het beter is om de overheid laten bewijzen dat mensen terug kunnen naar hun eigen land in plaats van andersom. Hoe denken jullie hierover?
Team ACM Beschrijving proces tot nu toe, analyse van documenten en interviews. Nu: bespreking resultaten. Opname 1 Vrijwillige opname Er is een vrijwillige opname. Vrouwen maken zelf met behulp van jullie voorlichting de keuze wat ze willen, verblijf of terug naar huis. De cliënt bepaalt dus wat er gaat gebeuren. Dit is een moeilijke keuze omdat de vrouwen veel hebben meegemaakt en niet precies weten wat deze keuze inhoudt. Het ACM heeft het idee dat verblijf in het ACM beter is. Sommige cliënten maken echter een andere keuze. Hoe kijkt het ACM team hiertegen aan? 2 Opzet hulpverlening De opzet van de hulpverlening brengt beperkingen met zich mee, namelijk: - Veiligheidsmaatregelen; - Meewerken met politie: veiligheidsgevoel vrouwen, politie eigen land onbetrouwbaar; - Gevolgen politie meewerken grote gevolgen voor contacten netwerk; - Goed dat vrouwen altijd terug mogen komen, ongeacht wat zij kiezen. Wil het team hierop reageren? Keuzes voor de toekomst 1 Praktisch alternatief Er zijn een aantal migrantengemeenschappen, wie weliswaar grotendeels illegaal, een praktisch toekomstperspectief vormen. Zeker voor Chinezen die vaak niet terug kunnen naar China zelfs als zij willen, de enige optie op een redelijk bestaan. Er komt natuurlijk wel misbruik voor in dit soort netwerken, maar dat is niet standaard. De B9 kan dan de problemen voor de vrouwen wel eens groter maken. Zij staan dan nu bekend als fraudeur bij de sociale dienst. Hoe staat het ACM hier tegen over? 2 Structurele beperkingen In hoeverre zijn de keuzes voor de toekomst een keuze. Er zijn immers structurele beperkingen, door een tekort aan plekken, door de wetgeving en de mogelijkheden in het thuisland. 3 Terugval vrouwen: Veel vrouwen komen weer in geweldsituaties. In hoeverre valt hier nog meer aan te doen door bijvoorbeeld langdurige of systeem therapie? Positie ACM 1 Verbeteren maatschappelijke positie en voorbeeldfunctie Behalve aan individuele hulpverlening werkt ACM ook aan verbeteren maatschappelijke positie alle slachtoffers van mensenhandel middels signaleren knelpunten in hulpverlening en beleid,
101
zowel op Nederlands als op Europees niveau. Dit betekend dat het ACM nationaal en internationaal een voorbeeldfunctie heeft. Het ACM wordt hierdoor een machtige partij in de kansen van slachtoffers van mensenhandel in maatschappelijke en politieke zin. In hoeverre krijgt het ACM een monopolie positie en wat betekent dit voor de slachtoffers van mensenhandel? 2 Gespecialiseerde hulpverlening Het ACM is gespecialiseerd en heeft veel contacten met instanties die belangrijk zijn voor de cliënten. Dit is goed omdat cliënt meer kans krijgt om daar te komen waar die cliënt naar toe wil. Tegelijkertijd beslaat zij met het uitgebreide aanbod en contacten een groot gedeelte van het leven van de cliënt. Maar wat gebeurd er als cliënt bij jullie ‘uit de gratie’ valt, bijvoorbeeld door agressief gedrag? Persoonlijke hulpverlening 1 Spanningsvlak agency/ stimuleren Het ACM stimuleert de vrouwen om eigen keuzes te maken. Van de andere kant neemt ACM in hulpverleningscontact het initiatief en stimuleert vrouwen dingen te doen waar zij op dat moment geen zin in hebben, maar achteraf wel blij en tevreden over zijn. Bijvoorbeeld over dingen praten die je liever wil vergeten of het verlaten van het slachtofferschap. Dit is niet iets wat alle cliënten willen. Het ACM bekritiseert het slachtoffergedrag van vrouwen, als zijnde niet zelfstandig, terwijl ook hier een actorschap inzit. Dit is een spanningsveld dat steeds terugkomt. Wil het team hier op reageren? 2 Collectief verhaal als actorschap Het vertellen van een collectief verhaal is een veel voorkomende overlevingstrategie van vluchtelingen in Europa. Onderdeel van de asielwetgeving is dat zij hun vluchtverhaal moeten vertellen en dat op basis van bepaalde gebeurtenissen verblijfsvergunningen worden toegekend. De meeste vluchtelingen weten dat, en onderdeel van hun vlucht is dat zij een verhaal formuleren dat goed in dat kader past, en hopelijk een verblijfsvergunning krijgen. Het gebeurt regelmatig dat het vertelde verhaal los staat van de eigenlijke levensverhalen. Het vertellen van zogenaamde collectieve verhalen is dus een uiting van zelfbeschikking/ actorschap van de vrouwen. Ook ten opzichte van ACM. Het ACM lijkt dit te bekritiseren. Wil het team hier op reageren? Programma 1 Activiteiten Er is een dagprogramma en er worden cursussen aangeboden. Het is goed dat in het programma ruimte is voor individuele behoeften en ideeën en het inventariseren kan empowerend werken. Tegelijkertijd is er een verplichte deelname aan het ochtendprogramma & cursussen. Ook is de cursusinhoud door het ACM bepaald. Dit is een beperking van de zelfbeschikking: het wordt immers voor de cliënten bepaald. Wil het team hierop reageren? 2 Participatie organisatie breed Jammer dat cliënten niet op de hoogte zijn van wat cliëntenraad inhoudt, mogelijkheid tot deelname zou immers empowerend kunnen werken. Tegelijkertijd is cliëntenraad geïnstitutionaliseerde vorm van participatie, en is danige aanpassing van cliënten voor deelname nodig. Zijn er nog andere manieren om cliënten bij organisatie te betrekken?
102
3 Inburgering Beperking ook in inburgering door structurele beperkingen, bijvoorbeeld niet voldoende plekken Groepsproces 1 Samenleven De vrouwen in het ACM moeten met elkaar samenleven. Hierdoor kunnen vrouwen leren voor zichzelf op te komen en voorkomen dat er misbruik van hen wordt gemaakt in een relatief veilige omgeving. Ook kan het de vrouwen sterken in hun zelfvertrouwen doordat zij iets voor anderen kunt betekenen. Hoe ziet het ACM team dit?
103